„1001 jaar Walcheren" Zeeutü^ wandelingen Eén pleister te weinig, trein rijdt niet Landbouwteiling mei 1972 Wolken pakken samen VERVOLGVERHAAL Bladz. 2 „E T -L A N D E N - N T E TT W S" Op Walcheren en ook wel in ande re streken houdt men erg van kroon jaren, zoals men die noemt. Jaren die op O of 5 eindigen. Zulke verjaardagen worden' altijd wat uitbundiger en uit gebreider gevierd dan „gewone". Mis schien hebt u ook wel bemerkt, dat ik bij het schrijven van mijn artikelen ook meestal terugval op iets dat 100, 200, 300 jaar geleden is of op iemand die zoveel jaren geleden geboren of gestor ven is. Een mooi rond jaar met een paar nullen, dat gemakkelijk te onthouden is. Hoe komt men er dan toe oim in het rijksarchief te Middelburg een tentoon stelling te houden (open tot 26 augus tus) over Walcheren dat 1001 jaar be staat? Hadden ze beter een jaar vroe ger kunnen doen, toen deze streek 1000 jaar bestond, zult u allicht zeggen. De zaak zit zo: Er is een oorkonde te zien van precies 1000 jaar geleden, van 14 april 972 (op 14 april is deze tentoon stelling geopend). Deze duizendjarige oorkonde bevat het huwelijkscontract tussen de Duitse keizer Otto II en de Byzantijnse prinses Theophano. Zoals het gewoonte was bij keizerlijke hu welijken: schonk de keizer aan zijn bruid een groot aantal goederen, waarvan sommige in Italië lagen en andere aan deze kant van de Alpen. Tot dat laatste koningsgoed behoorde o.a. Walcheren, of zoals het hier ge noemd wordt de „provinta UUalacra (Walacra)". Dat is dus precies 1000 jaar geleden. Maar toen is Walcherenniet ontstaan, toen bestond het al. Vandaar de titel 1001 jaar Walcheren', men had net zo goed 1002 of '1100 'of een ander aantal jaren kunnen nemen. Zeer oud Dat Walcheren! zeer oud is en reeds eeuwen vóór het genoemde jaar 972 bewoond werd, is bewezen. De werk groep Zeeland van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland heeft al sporen van bewoning gevonden rond het begin van onze jaartelling uit de Romeinse tijd dus. Fragmenten van pot ten en pannen, soms met de nagels van de vingers oï met een stokje op eenvoudi ge wijze versierd en botten van huis dieren zijn in grote hoeveelheid gevon den. Het roodbruine aardewerk (terra sigilleta) dateert uit de 2e eeuw. Romeinse dakpannen, stukken ervan tenminste, zijn een eeuw ouder een ge vonden bij Breezand te Vrouwenpolder. De letters C.G.P.F. zijn er ingebakken, dat betekent Classis Germanica Pia Fi- delis de aanhankelijke en getrouwe vloot van Germanië. Best mogelijk dat de Romeinen hier een vlootbasis had den. De hoge plaat Roompot in de Oos- tersohelde wordt wel als zodanig be schouwd (Roimanum portus). Bij een eenvoudige pottenbakkersover staat een grote Romeinse kruik-amfoor uit de zelfde tijd, met bijbehoren'de fragmen ten tot een geheel opgelapt. Enkele eeuwen later wordt Walche ren versterkt: tegen de zee door de vluchtelingen, tegen de vijand door de burchten. De Middelburg lag midden in het eiland, daar dichtbij de Zuidbrug (Souburg) en aan de kust Duinburg (Domburg). Die vijanden -waren in de tijd van de genoemde oorkonde de Noor- manen, die hier een paar eeuwen hun gevreesde invallen hebben gedaan. De steden werden steeds sterker, mochten zich door muren omringen en grachten graven. De drie grootste kre gen stadsrechten: Middelburg 1217, Vlissinigen 1315, Veere omstreeks 1350. Ze werden later stemhebbende steden in de Staten van Zeeland. Domburg en Westikapelle kregen hierin geen stem, ze werden smalstedert genoemd en had den sinds 1223 stadsrechten. Arne'mui- den kreeg dit recht pas in 1574 van prins Willem, orndat het zich dapper gedragen had tijdens het beleg van Mid delburg door de Geuzen. Een grote kaart van Walcheren ver toont de waterschappen en de ambachts heerlijkheden met de wapens erbij. Verscheidene bestaan alleen nog maar in naam, de kerk of het gehucht is verdwenen, zoals dat o.a. het geval is met Welsinge, Schellak, Poppenkinde- reri, Nieuwerve, Terbottinge, om maar enkele te noemen. Er hangen twee grote kaarten met foto's uit 1743 en 1972. Bij nauwkeurig bekijken zien we dat er veel verloren gegaan is. Behalve de reeds genoemde oorkonde uit 972 is een tweede pronkstuk een theologisch werk (Da Civitate Dei), sa mengesteld uit teksten van de kerkva- Scherven gevonden op Walcheren I der Augustlnus. Het ,is veraardigd in opdracht van Wolfert VI van Borssele, heer van Veere, die daar 1480 op het kasteel Zandenburg woonde. Het is geïllustreerd met 22 miniaturen uitge voerd met bladgoud. Het perkamenten geschrift ligt open bij de afbeelding waar Augustinus zijn volgelingen' wijst naar de Godsstad en bij de afbeelding van het kasteel Zandenburg. Kerkelijk Walcheren Ook op kerkelijk gebied is er heel wat te zien. In de tijd van de Romeinen werd in Domburg de godin Nehalennia vereerd. In 1647 werden op 5 januari bij lage eb de overblijfselen van haar tempel blootgelegd, een paar honderd meter in zee. Daaruit blijkt dat de kust steeds afneemt, die tempel heeft oor spronkelijk natuurlijk op het land ge staan. Zoals u wel zult weten zijn in 1970 en '71 bij Colijnsplaat meer dan honderd stenen met afbeeldingen van deze godin opgehaald. Misschien is hier ook wel een tempel geweest. De eerste evangelieprediker was Wil- lebrord, die 690 bij Zoutelande aan wal kwam. Het naar hem genoemde putje is bij de aanleg van de dijk voor het dorp en de reconstructie van het kerkplein moeten verdwijnen. Het zou later ergens anders worden opgebouwd, maar daarvan is niets gekomen. Later werden er kerken gebouwd. De Westmonsterkerk op de Markt te Mid delburg is kort na de verovering op de Spanjaarden verdwenen. Ook de Noord- monsterkerk op het Hofpleiij. is IV2 eeuw geleden afgebroken, evenals de kerk van West-Souburg. Maar de zeer oude kerk van Zoutelande en die van Oost-Souburg bestaan nog steeds, ook de verwaarloosde Dom van Veere. In 1123 werd de Abdij te Middelburg gesticht, die veel landerijen op Wal cheren' bezat. Ook het kasteel Westhoive, de buitenplaats waar de abt zijn zo merverblijf had. Ook de abdijen van Edhtemach (waar Willebrord begraven is) en de St. Baafs abdij bij Gent had den bezittingen op Walcheren. Ook te zien is en nu slaan we vele eeuwen over het notulenboek van de Ned. Herv. Kerk te Biggeker- ke, waarin we lezen dat de bekende ds. Budding het gezangenlboek van de preekstoel heeft verwijderd (dec. 1835). Later is hij een poosje met de Afschei ding meegegaan om zijn predikantele- veri te eindigen als voorganger van de Vrije Evangelische gemeente te Goes. In de vorige eeuw (1776) waren er op Walcheren veel troebelen geweest bij de invoerkig van de nieuwe psalmen. Er zou heel wat over te schrijven zijn. Me viel op een groot gedrukt papier, waarin opsporing werd verzocht van I Willem Wisse, een vurig tegenstander van de nieuwe psalmen. Wie hem aan brengt kan 1000,verdienen, wie hem verbergt loopt kans op boete of hechtenis. In dat plakkaat wordt hij aldus beschreven: landman te Grijps- kerke, lang 5 voet 8 duim, redelijk ge zet van postuur, mager van wezen, pokdalig, söherpe kin, blauwe ogen, kor te grijze paruik (pruik) met krullen en' een hoed, sprekende zeer rad en plat Zeeuws. 'k Zou nog heel wat bladzijden over deze mooie tentoonstelling kunnen schrij ven. Zoals de samensteller mr. Van Heel nog veel meer zou kunnen expo seren als er maar ruimte genoeg was, zoals hij vertelde. Maar ook nu is meii er een paar uur zoet! Middelburg L. van Wallenburg Engelse spoorweglieden' houden zich thans strikt aan de reglementen en wil len op deze manier de regering, waar mee zij een loongesdhU hebben, op de knieën dwingen. Maandag is eeri Londens forenzentrein uitgevallen daar de machinist -weiger de te vertrekken. Hij voerde als argu ment aan, dat er slechts elf pleisters in zijn EHBO-trommel waren in plaats van de reglementair voorgeschreven twaalf Een tweede machinist wilde niet weg rijden omdat verscheidene gloeilampen uit een rijtuig ontbraken. De Stichting tot Uitvoering van Land- bouwmaatregelelen voor Noord-Hol land en Zuid-Holland (tevens Bureau van de Provinciale Voedselcommissaris) deelt mede, dat in het tijdvak van 2 mei t.m. 2 juni 1972 weer de jaarlijkse land bouwtelling zal worden gehouden, inge volge art. 24 van de Landhouwwet. De telling strekt zich uit over de be drijven van personen, die in de land bouw geheel of gedeeltelijk hun bestaan vinden, en heeft zowel betrekking op de veehouderij (rundvee, varkens, scha pen, paarden en pluimvee) als de ver bouwde gewassen in de akkerbouw en tuinbouw (fruit, groenten, bloembollen, zaden, booim- en bloemkweikerijgewas- sen). Tevens wordt een opgave ge- vraagd van de oppervlakte grasland, alsmede van de arbeidskrachten. Het doel van de telling is een zo vol- ledig en nauwkeurig mogelijk inzicht te verkrijgen in de structuur van de Nederlandse Landbouw. De geregistreerden, die een oproep hébben ontvangen om op een zitting te verschijnen voor het verstrekken van de gevraagde gegeveris, worden verzoclit persoonlijk en op de aangegeven tijd te komen en het ingevulde oproepformulier mede te brengen. Voor een gemachtigde dient de op dit oproepformulier gedrukte machtiging te worden ingevuld en ondertekend. Landbouwers, veehouders en tuin ders, die geen tellingformuligr hebben ontvangen, doch wel hun hoofdbestaan in de land- of tuinbouw vinden dan wel een bedrijf uitoefenen van voldoen de omvang, dienen zich op het d.b.h.- kantoor te vervoegen. Een juiste opgave van het gebruik van de cultuurgrond en dé veebezet ting is van groot belang, omdat voor verschillende landbouwmaatregelen, zo als ruüverkaveling, bedrijfsibeëdiging, ontwikkelingssubsidies e.a., de verstrek te gegevens van invloed kunnen zijn op het al of niet in aanmerking ko men voor deze regelingen. Voor een goede en vlotte uitvoering van deze meitelling wordt daarna een beroep gedaan op de medewerking van betrokkenen. OM OVER NA TE DENKEN „Een werelds mens kan veel lachen, maar een waar Christen zal zich mm verheugen." Joseph Hall „De wil van de mens wordt in de beke ring zó omgezet, dat zij méér lust heeft om Christus aan te kleven, dan dat zij die ooit te voren had om haar lasten aan te hangen en na te volgen." Gillis Firmin „God belooft vergeving der zonden aan allen die zich bekeren; maar God belooft geen bekering aan wie ook, die in zijn zonden blijft voortgaan. De grootste zonde waar men zich van bekeert is vergeeflijk; de kkleinste zonden waarvan men zich niet bekeert, is verdoemelijik. Ralph Venning DOOR H. KINGMANS 6 „'k Help het u wensen, moeder. Maar ziet gij uitkomst? Van vier zijden zijn wij besprongen. Met welk gevolg? Dat in de kerken te Utrecht de mis gelezen wordt! Binnen een paar weken zult ge het ook hebben in Den Haag en Am sterdam. En dan ïs het onverbiddelijk uit. Noemt ge dat uitkomst?" Jan Arends luisterde naar zijn zoon. En diens woorden vonden weerklank in zijn hart. Zijn vrouw dacht er te licht over. O, zij meende het ongetwijfeld goed. Maar zij dacht, naar zijn mening, te veel aan een genadig en te weinig aan een rechtvaardig God! Had Hij het volk van Israël ook niet verbannen Zijn volk! naar Assyrië en Babyion! Was het dan zo onmogelijk, dat de Republiek van het Gemenebest ten onder zou gaan in een stikdonkere nacht, om mis schien! later de morgen nog eens te zien gloren? Verder gingen zijn overdenkingen niet. Want hij luisterde weer naar de stem van zijn vrouw, die géén kamp gaf. Als een profetes stond ze daar, deze eenvoudige vrouw uit het volk, met haar rotsvast geloof. „Het werd tijd, Andries, dat je uit het Gelderse kwaamt. De atmosfeer deugt daar niet. Je zoudt er somber worden, mijn jongen.i Ik begrijp het wel: men heeft daar de Fransen zien oprukken. En men waant de zaak geheel verloren. Maar hier is de Franse lucht nog niet. Wij ruiken hier nog de reine Hollandse. En wij spreken ook nog behoorlijk Hol lands. Hier geven wij de moed nog niet op, Andries". „Maar hoe ziet u dan redding?" vroeg hij; ietwat ongeduldig, haal, wat ik vanmorgen tot je vader „Hoe? Dat weet ik niet. Maar ik her- zei: bij de Heere is niets, letterlijk niets, onmogelijk". „Ja, moeder, dat wéét ik wel. Maar u neemt mij toch niet kwalijk, dat ik iets zou willen zien?" „Kwalijk nemen? Neen, kwalijk ne men niet. Het is zo echt menselijk Ik zou het ook wel willen zien. Maar juist omdat het menselijk is, daarom deugt het niet. Wij kunnen en mogen niet in Gods werk komen". Even was er een stilte in do "van zo- merwarmte zware natuur. Maar dan wees moeder Arends op het raam, iets verder weg, dat openstond, het raam van het vertrek, waar het viertal taatse officieren zich bevond. En weer klonk, met vaste zekerheid, haar stem: „Ik ben er zeker van, dat hij daar, met Gods hulp, ons volk red den zal!! Dat zegt mijn hart, dat uit gaat naar die jonge held". „Wie bedoelt u, moeder?" vroeg An dries, in stomme verbazing. „Ik bedoel die jongeling, die Willem van Oranje heet en die daargings in de kamer zit. God helpe hem!" „Isisde Prins hier?!" riep, schreeuwde, hij bijna. „Bij ons op de boerderij?! Wat doet hij hier? 'k Heb hem éénmaal gezien! Als één ons land redden kan, dan is hij het! Hebt u hem gesproken, moeder?" Andries lome neerslachtigheid was verdwenen. Toen de naam van de Prins werd genoemd, kwam de onstuimigheid van de jeugd bij hem naar boven. „Ja, ik heb even met hem gesproken", antwoordde zijn vader,i „Maar zouden wij niet beter doen, met naar binnen te gaan?" Zo gingen zij dan naar binnen, in het achterhuis. Van het open raam, op enige afstand van het viertal, ging een slanke gestalte naar het midden van het vertrek. Hij had de laatste woorden van de onstuimige jongeling gehoord. En om de vermoeide gelaatstrekken van Prins Willem speelde een flauwe glimlach HOOFDSTUK 5 „Waaroin is de Prins hier, vader? Wat doet hij hier? Is hij alleen? Wan neer is hij gekomen?" Axidries herhaalde zijn vragen van zoeven met dezelfde onstuimigheid en warme belangstelling. „Ja, jongen", lachte zijn vader, „het beste is, dat je zelf even naar de Prins gaat en het hem vraagt. Ik kan je al leen meedelen, dat hij vanmorgen met nog 'drie officieren gekomen is: dat zij in de kamer zijn; dat twee officieren van middag vertrekken en de Prins hier al leen blijft met een zekere graaf Ben- tinck, zo heet hij tenminste, geloof ik". „Ja, Bentinck", zei Aal. Moeder Arends was druk bezig, eten voor haar jongen klaar te maken. Hij zou wel honger hebben en moeilijk kun nen wachten tot het officiële etensuur. Alles was vandaag trouwens in ae war. Niemand van het kleine gezin had nog een steek uitgevoerd. „Dus u weet niet, wanneer de Prins weggaat?" vroeg Andries verder. „Op z'n vroegst morgenoohtend", ant woordde zijn vader. „'t Is haast niet te geloven, dat hij op onze boerderij is!" begon Andries weer. „Ik zou hem wel eens goed wil len zien. Heel even, in Gelderland, heb ik hem gezien. Hij is een kerel, vader, zo jong en zo zwak, als hij is". „Is hij dan zwak?" vroeg moeder Arends, deelnemerid. „Ja, een zwakke borst," zei Andries. „Bij oom was één naöht een officier in kwartier en die vertelde, dat de ka pitein-generaal altoos loopt te kuchen. Hij is soms doodop; ieder ziet het aan hem; maar hij laat niets blijken; hij is altijd vol vuur; en de soldaten vliegen voor hem. Het is ongelooflijk, dat hij, bij al de tegenslag, de moed er nog zo inhoudt." „Dat komt", viel vrouw Arends haar zoon in de rede, „omdat hij gelooft in het bestier van God. Hij is een Oranje, Andries, dat zegt genoeg; dat zegt alles. Maar tast nu eens toe. En vertel ons dan eens wat. Je hebt dichter bij het •viaur gezeten en zult wel veel dingen ■weten. Wij horen hier op het dorp al leen maar geruchten. Wat er van aan is, weten wij niet. Je moet wat voor zichtig zijn, met alle praatjes voor waarheid aan te nemen." „En als van Meerwijk ze rondstrooit, moet je dubbel voorzichtig zijn", meen de Andries. „Wat weet jij van Meerwijk, jongen?" vroeg zijn vader, in enen weer vol be- laiogstelling. „Niets, vader, niets. Ik wou, dat ik méér van hem wist. Maar te vertro- wen is die kerel niet, zo waar als ik Andries heet. Hij is Fransgezind, va der. Hij moet in de gaten worden ge houden". „Ik geloof het ook", meende de boer. Daarop was er een ogenblik stUte. Want Andries had de handen gevou wen, om te bidden' en te danken voor zijn stevig maal. Dan zette hij zijn jon-; ge, sterke tanden in het brood, waarbij zijn moeder een flinke homp kaas had gelegd. „Nu, jongen, -wij zijn brandend nieuws gierig", zei zijn vader. Het was een verzoek aan Andries, om aan het vertellen te slaan. „Een erg opwekkend verhaal is het niet", begon Andries, „U weet, hoe de Fransen over de Rijn gekomen zij"'"„ „We hebben er iets van vernomen", zeide Jan Arends. „Maar het rechte weten wij niet". „Maar daar komt het juist op aan!" riep Andries uit. „Daar begon de ellen de al. Het was niets dan verraad!" „Waartegen de knapste veldheer niet bestand is," zei zijn vader. „Verraders moesten worden opgehangen aan de hoogste boom". „De Fransen, liet wa,<5 een groot le ger, stonden bij Lobith aan ue R'jn'' verhaalde Andries. „Zij zagen geen kans, er over te komen. Als er geen verraad in het spel was gekomen, ston den ze er missohien nóg!" „Ho, ho", vond Arends. „Zulke hal zen zijn het niet. Maar ga verder." (Wordt vervolgi)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1972 | | pagina 6