EIIAHDEn niEUWS
Overdenking
REIMERSWAAL
Zeemvse wandelingen
Een werdronken stad:
Wendelmoet
I GRAMMOFOON"
i PLATEN I
J. ZANDSTRA f
2e blad
Vrijdag 21 januari 1972
No. 4056
t OOK VOOR I
SOMMELSDIJK
uit de
Heilige Schrift
fflBüOTW"
De Koninginnekerk
Een teken aan de wand
Stad zonder tempel
Tenzij er op het laatste ogenblik nog
een wonder gebeurt, zal de Koninginne
kerk uit het Rotterdamse stadsbeeld
gaan verdwijnen. Het interieur is reeds
geveild en' verkocht en de eerste slagen
van de slopershamer zijn al gevallen.
Een aktiekomité vecht met de moed der
wanhoop deze week neg voor het be
houd van de kerk, maar het is te vre
zen dat we binnenkort tevergeefs zul
len zoeken naar de twee bekende
groene torenspitsen aan de Boezemsin
gel.
Van alle kanten is ons verzekerd dat
we er niet dramatisch over moeten
doen. We hebben' nu eenmaal te maken
met ontvolking van de binnenstad en
dat betekent dat bepaalde kerkgebou
wen overkompleet worden. Bovendien
neemt de onkerkelijkheid, met name in
de steden, hand over hand toe. Het zou
dan toch economisch niet verantwoord
zijn, een dergelijk kerkgebouw doelloos
te laten voortbestaan. Temeer, waar we
hier niet te doen hebben met een mo
nument van uitzonderlijke architectoni
sche waarde.
Het zal allemaal wel waar zijn. Na
tuurlijk, ook een kerk is maar een' ge
bouw van hout en steen. De Reformatie
kent geen heilige plaatsen. God lean
overal gediend worden, al was het in
een schuur, in een garage of in een pak-
hu:s. En tochDe Koninginnekerk
mag dan geen monument zijn, maar ze
hoort bij de binnenstad van Rotterdam
en is bovendien' niet lelijk, zoals vele
van haar tijdgenoten. En de Hervormde
Gemeente mag het gebouw dan niet
meer nodig hebben, maar ook in deze
Koninginnekerlt is dan toch van ge
slacht tot geslacht het Woord bediend,
Gods Naam aangeroepen en Gods lof
gezongen.
Is het alleen maar sentimentaliteit om
daar met weemoed aan terug te den
ken? Of moeten we zeggen dat we ook
hier een' tel-ten aan de wand zien van de
toenemende saecular^satie? Een teken
van de verdere afbrokkeling van de
zichtbare gemeente van Christus in de
ze wereld?
Een ogenblik scheen het alsof de kerk
op het allerlaatste moment gered zou
kunnen worden door John IMaasbach en
zijn volle Evangelie-gemeenteBlijk
baar zag echter ook hij geen kans om
de nodige miljoenen op tafel te leggen,
afgezien' van de vraag of de Stichting
Bejaardenhuisvesting het gebouw nog
zou willen verkopen. Maar dat zou he
lemaal een teken aan de wand geweest
zijnEen teken van de teruggang
van de kerk en van de opmars van de
sekten. Het moet de kerkvoogden van
de Hervormde Gemeente in Rotterdam
toch wel tot nadenken hebben gestemd.
Zijn er geen mogelijkheden meer om de
leegloperide kerken alsnog vol te lirij-
gen? Ze zijn er zeker. Het eerste, be-
l^roefde middel is de reine verkondiging
van liet Woord. Als daarvoor ruimte
wordt gemaakt, ook in Rotterdam, dan
ontvolken de kerken niet. In Rotterdam-
Zuid zijn de bewijzen ervan. Daar pul
len de kerlcen uit, wanneer er een pre
dikant van Gereformeerde „modaliteit"
voorgaat. Zou dat in het Centrum niet
mogelijk zijn?
De Koninginnekerk zal de laatste kerk
n'et zijn, die valt onder de slopersha
mer. En wat zal er gebeuren met de
kerken die niet worden gesloopt? Die
gaan eenmaal in vlammen op. De mo
numenten van middeleeuwse vroomheid
evengoed als onze moderne kerken, die
uiterlijk niets meer van een Godshuis
hebben
En dan komt de stad zonder teinpel,
die Johannes zag op Patmos.
Maar voordat het zover is, zal er nog
heel wat gebeuren. Zullen er valse pro
feten opstaan. Zal de ongerechtigheid
vermenigvuldigen. Zal de afval groot
worden. Zal de liefde van velen ver
killen.
De voortekenen zijn er al.
Waarnemer.
MIDDELHARNIS
Ie prijs voor kapper v. d. Tonnekreek.
Karel v. d. Tonnekreek behaalde de
Ie prijs met het „Delftsblauwconcours"
(wedstrijd A) gehouden in ,,de Stads
doelen" te Delft met als model dlir. M.
V. d. Reest te Oude Tonge.
De jongste bediende werkzaam bij
kapper v. d. Tonnekreek, Ab. van Dam
die meedeed in wedstrijd B met als
model dhr. J. van Dijk te Dirksland be
haalde daarbij de 4e plaats van de 25
deelnemers, het scheelde voor hem
slecht 2 punten, dan had hij de 3e
plaats behaald waaraan een diploma
verbonden was.
HET GROTE GELOOF
II
Doch Hij antwoordde en zeide:
Het is niet betamelijk het brood
der kinderen te nemen en de
hondekens voor te werpen. En zij
zeide: Ja, Heere, doch de honde
kens eten ook van brokskens, die
daar vallen van de tafel hunner
heren. (IMatth. 15 26, 27)
Letten wij de vorige keer op het
kleine geloof, ditmaal willen wij aan
dacht schenken aan het grote. Waarbij
ons zal opvallen, dat wij dat grote ge
loof aantreffen niet daar, waar het ver
wacht zou mogen worden, in Jeruzalem
en in de tempel, maar in het heiden-
land. De roem van Jezus' grote daden is
Hem namelijk vooruitgegaan, en wan
neer Hij Zich bevindt in het gebied van
Tyrus en Sidon komt een vrouw naar
Hem toe die Hem. begint aan te roe
pen en na te roepen: Heere, Gij Zone
Davids, ontferm U mijner! IVIijn doch
ter is deerlijk van de duivel bezeten.
Deze vrouw heeft dus van Hem ge
hoord, en wat zij van Hem gehoord
heeft, heeft in haar vrijmoedigheid ge
wekt om zich tot Hem te wenden. Daar
in is zij een beschamend voorbeeld. Zij
heeft immers niet de beschikking ge
had over een complete Bijbel. Zij heeft
het moeten doen met wat haar in het
oor gefluisterd is over de profeet in Is
raël, die barmhartigheid bewees aan
ellendigen. Zij zal Zijn Naam hebben
vernomen en het zal haar duidelijk ge
worden zijn: Hij is het, die als de Ver
losser aan Israël is beloofd. Aan Israël.
Niet aan de heidenen. En toch is zij tot
geloof gekomen: de Heilige Geest heeft
onnaspeurlijk het woord van de Chris
tus in haar hart ingedragen en zo zien
wij haar komen tot Hemj
Nu is er voor deze vrouw ook wel een
aanleiding om tot Jezus te komen. Thuis
heeft zij immers een dochter die in de
greep van de Satan ligt. Machteloos ge
bonden, volkomen in het geweld van
een duivelse geest. En dan het gerucht
aangaande Jezus; méér: dan het Evan
gelie, de goede boodschap van de Ont-
fermer, die in haar leven ingedragen
wordt en zij vindt grond om te ho
pen en zij gaat Jezus zoeken. En zo ont
moeten wij haar, terwijl zij de Heere
Jezus en de discipelen naloopt en luid
roept: Heere, Gij Zone Davids, ontferm
U mijner.
Maar Jezus geeft haar geen gehoor.
Waarom niet?
Misschien wel, omdat Hij haar geloof
wil beproeven. De Heere laat wel eens
uit een mens komen wat er in zit. Hij
trekt Zich wel eens terug opdat wij
Hem temeer zouden nagaan. Opdat zou
blijken, wat in ons leeft. In ons gebed,
ons geloof een opwelling van een ogen
blik, een beweging van het gevoel, die
geen wortels heeft in het hart? Wat
hebben wij dan te letten op de vrouw
uit de tekst. Zij houdt vol. De mond van
het geloof kan immers niet gesloten
worden, ook al zwijgt de Heere nog.
Want wat is geloof? Het is een vaste en
zekere kennis van Gods welwillendheid
en een hartelijk vertrouwen op de naam
van Jezus.
De vasthoudendheid van deze vrouw
wordt zó groot, dat zij de discipelen
begint te irriteren. Vandaar, dat dezen
vragen: Zend haar toch weg. De Heere
antwoordt, dat Hij alleen gezonden is
tot de verloren schapen van 't huis Is
raels. Voor deze vrouw is er dus geen
verhoring.En toch houdt zij aan. Zij
worstelt immers met de rug tegen de
muur.i Zij kan niet meer terug, terug
naar haar huis en naar haar zieke
dochter. Maar dan mag er ook verwach
ting zijn, wanneer u om de Heere wor
stelt en met de Heere worstelt met de
rug tegen de muur. Wanneer u niet
meer „terug" kunt, omdat dat zou be
tekenen een verloren zijn, zonder God
en zonder hoop. De Kananese vrouw
redeneert dan ook niet, ze begint geen
gesprek, geen twistgesprek: ze bundelt
haar nood in het allerkortste gebed:
Heere, help mij! Wat een geloof! En
nóg meer laat Christus open bloeien
wat in haar leeft. Hij zegt immers: Het
is niet betamelijk het brood der kinde
ren te nemen en de hondekens voor te
v/erpen.
Schijnbaar is dit een afwijzing. Maar
het geloof hoort er een „ja" in. Het is
niet betamelijk. Dat is iets anders dan:
het is niet mogelijk. Het zegt eigenlijk:
men doet zo niet. En dan het verzach
tende woord „hondekens"
En dan blijkt tenvoUe haar geloof.
Hier valt immers alle ongeloof, alle
vroomheid met de mond. Hier zegt het
ongeloof: dat laat ik mij niet zeggen;
zouden de Joden zoveel beter zijn dan
wij? Het ongeloof wil immers niet val
len voor het woord Gods, dat een ieder
berooft van zijn deugden, maar het
waarachtige geloof grijpt temeer de
Heere aan. Zo ook deze vrouw: zij be
lijdt, dat zij niet het brood van de kin
deren wil roven, maar getuigt dan, dat
ook de hondekens hun deel krijgen: de
kruimels. Dan zegt Luther: zij vangt de
Heere nu in zijn eigen woord. Ja, en
daarin maakt zij Hem nu groot. Waarin
maken wij Christus groot? Daarin, dat
wij als onwaardigen, als verlorenen, in
Zijn handen vallen en erkennen: Al
wat U van mij zegt, is waar en noch
tans beroep ik mij op Uw Woord, dat
mij Uw barmhartigheid verkondigt.
Weten wij er van? Zo ja, dan blijft
het bij ons niet bij een dor belijden:
wij zijn in Adam gevallen en wij liggen
van nature midden in de dood. Dan
komt er beweging; beweging naar de
Heere toe. Dan moeten we Hem immers
vinden; Hem deelachtig zijn.i
De dochter van de vrouw uit de tekst
wordt genezen; Jezus prijst zelfs haar
geloof. Laten wij weten, dat Hij nog
Dezelfde is, die zegt: Wat will gij, dat
Ik u doen zal? U geschiede, gelijk gij
wilt. Blijft er dan geen vrees, geen
strijd? Wat kan het hart naar Hem
uitgaan. Hem wensen te kennen zoals
Hij is. Wat kunnen wolken overtrekken:
is er toch geen bedrog in het spel? Heb
ik mij niet vergist? Stel dan Zijn woord
tot uw kompas. Al mag Hij zich schijn
baar voor u verbergen, ge hebt in uw
strijd Zijn Woord méé.
En zo zal Zijn werk Hem prijzen, van
nu aan tot in eeuwigheid.
Alblasserdam.
J. Wieman.
Ieder jaar organiseert het Rijksar
chief in Middelburg een paar tentoon
stellingen over een Zeeuws onderwerp,
die men meestal een paar maanden lang
kan bezoeken.) Tot 19 februari kan men
er de geschiedenis van Reimerswaal be
kijken in kaarten, oude archiefstukken
bodemvondsten en foto's van het onder
zoek van vorig jaar. Toen heeft de
Jeugdbond ter bestudering van de ge
schiedenis een onderzoek verricht op de
Speelmansplaten, waar het oude Rei
merswaal zich moet bevonden hebben.
Door de dikke laag zand over de
vroegere stad komt er niet veel te voor
schijn: wat scherven van schalen en
melkteilen van rood aairdewerk, die ook
tentoongesteld zijn.
In 1925 heeft men er ook al opgra
vingen gedaan. Zelfs is in 1891 iemand
gepromoveerd op een onderzoek over 35
schedels, die op het kerkhof van Rei
merswaal gevonden zijn. Een van die
schedels is in een vitrine te zien, waar
ook wat beenderen van schapen en een
stuk van een elandsgewei zijn verza
meld.
Verleden jaar heeft men ook het
vroegere dorp Nieuwlande onderzocht j
Dat is veel gemakkelijker dan bij Rei
merswaal. Vanaf de zeedijk bij het ge
hucht Oostdijk tussen Kruiningen en
Krabbendijke is het bij eb na een kwar
tiertje ploeteren door de modder vlug
te bereiken. De overblijfselen van kerk
en toren zijn nog duidelijk te onder
kennen. Ik ben er ook een paar keer
geweest en zag op de tentoonstelling
ongeveer dezelfde foto die ik toen ge
maakt heb: de toren (hierbij gevoegd).
Bloeitijd.
Reimerswaal was vroeger een be
langrijke stad, de derde van Zeeland
(Middelburg de eerste, Zierikzee de
tweede). Met deze drie steden waren
ook Goes en Tholen stemhebbende ste
den in de Provinciale Staten van Zee
land. In 1203 wordt Reimersv/aal voor
het eerst genoemd. Er was een veer
dienst met Venusdam op Tholen, die
reeds in 1256 vermeld wordt. Bisschop
Otto ni van Utrecht vond de plaats
van zo groot belang, dat hij hier in 1239
in de nabijheid vertoefde.
Het oudste privilege is van 1315, toen
de plaats o.a. het voorrecht verkreeg
dat verse vis die naar Brabant werd
gebracht eerst op de donderdagse markt
van Reimerswaal gebracht moest wor
den. Een soort stapelrecht dus, dat ook
voor enkele andere goederen gold.
Het hoogtepunt van de ontwikkeling
is het verkrijgen van stadsrechten op 1
april 1375. Vanaf die datum mocht Rei
merswaal zich dus een stad noemen en
zich ook als stad inrichten met wallen,
muren, grachten en al dergelijke ver
sterkingen.
De oudste archieven van de stad wa
ren in Middelburg opgeborgen, maar
zijn bij de brand van mei 1940 verloren
gegaan. Toch is er nog heel wat verza
meld uit andere archieven.
Zo liggen er ook enkele voorgeboden,
we zouden tegenwoordig zeggen een po-
litie-verordening. Een scheldende of
lasterende vrouw werd veroordeeld tot
het betalen van 1 pond boete 6,of
het dragen van een steen.i Aan het stad
huis van Veere en het gemeentehuis van
Baarland hangen deze stenen der wet
nog. In een voorbeeld uit 1470 lezen we
dat Nele Adriaen Clovyes dochter een
zekere Janne Joysdochter ervan had
beschuldigd dat ze haar pasgeboren
buitenechtelijk kind had gedood. Het
bleek een leugen te zijn. De lasterende
Nele moest met de stenen der wet door
de stad lopen en op elke hoek van de
straat roepen: „Hoort, gij goede luiden,
wat ik gezegd heb van Janne is gelogen,
het is een goed meisje". Bovendien
moest ze voor straf een bedevaart naar
Aken doen en 2 roeden muur metselen.
Bedevaarten als straf kwamen dik
wijls voor, meestal als gevolg van be
lediging van de overheid. De bekendste
plaatsen waren Keulen, Rome, Compos-
tella in Spanje, Wilsnach in Duitsland
aan de Elbe, Reims, Einsiedeln in Zwit
serland.
Nog een paar straffen zijn er te lezen.
Een zouthandelaar had een zoutcertifi-
caat vervalst en werd gebrandmerkt op
zijn wang. In 1481 had in het gasthuis
iemand zelfmoord gepreegd door in een
put te springen. Zelfmoord v/as een
strafbaar feit en zijn lichaam werd tot
afschrikwekkend voorbeeld aan een
mik (gevorkte tak opgehangen, zijn
goederen werden verbeurd verklaard.
Ondergang.
In 1450 was er in Reimerswaal een
grote brand, waar'bij alle zoutketen en
een groot deel van de stad in de as
werden gelegd. Vier jaar later was er
een volksoproer, waarbij de magistraat
uit de stad verdreven werd. Karel de
Stoute onderdrukte het oproer: de be
woners moesten „barrevoets, bloot-
hoofds en in hun hemde" voor hem
verschijnen en 1200 kronen boete be
talen.
Er heerste toen nog welvaart in de
stad, ook door de drukke handel op
Antwerpen, waarvan het een soort
voorhaven was. Er was veel wolnijver-
heid. De stad had een grote kerk, twee
kloosters en 17 gilden, waarvan drie
schuttersgilden.
De gebeurtenis die definitief een ein-
Overblijfsel toren
met toto schrijver
de maakte aan deze bloeitijd was de St.
Felixvloed van 5 november 1530. Een
overstroming die niet alleen Reimers
waal trof, maar het oostelijk deel van
Zuid-Beveland met 15 dorpen en 10 ge
huchten vernietigde. Deze streek heet
nog altijd het verdronken land van
Zuid-Beveland. Het hoog gelegen Rei
merswaal bleef als een eilandje achter.
Het oude rijmpje zegt ervan:
„Holland en Zeeland wel beklagen mag
Sinte Felix' quaden zaterdag".
Wat er aan herstel gedaan v/as, werd
precies 2 jaar later (2 nov. 1532) weer
vernielde
Toch was er nog leven in de stad en
vierde men uitbundig feest in 1549, toen
Filips II hier als toekomstig graaf van
Zeeland gehuldigd werd. Er is ook een
gedenkpenning te zien, die toen ge
slagen werd met aan de ene kant de
van Nieuwlande
van dit artikel.
beeltenis van onze lands'heer Karel V
en aan de andere zijde het wapen van
Zeeland. Het randschrift „qui videt me,
patrem, videt et filium" wil zeggen;
Wie mij, de vader, ziet, ziet ook de zoon.
(vergelijk Joh. 14 9). In 1574 had hier
een zeeslag plaats tussen de Watergeu
zen en de Spanjaarden, gewonnen door
de Wategeuzen, die de stad in brand
staken. Er blijven niet veel bewoners
meer over, Reimerswaal is een vissers
plaatsje geworden. Vooral de weervisse
rij op ansjovis wordt er uitgeoefend (er
is een maquette van te zien).
Verschillende kleine overstromingen
knabbelen aan de muren van het al
zwakker wordende stadje en in 1631
blijkt het verlaten te zijn. Dan brengt
men een aantal krijgsgevangen Span
jaarden in de leegstaande huizen onder.
Dat zijn de laatste bewoners geweest.
Een paar jaar later worden de straat
stenen en de steen van muren en poor
ten publiek verkocht, de opbrengst
540,90) wordt onder de schuldeisers ver
deeld. We lezen later nog wel eens van
de verpachting van de schorren en van
een schaapskooi op het hooggelegen
eiland. Reimerswaal, „het sieraad der
steden van dit rijk gezegend land", werd
aan de golven prijs gegeven.
Sinds 1 januari 1970 is deze naam
weer teruggekomen door de samenvoe
ging van zes dorpen aan de oostzijde
van het kanaal door Zuid-Beveland.
Men heeft ook een Reimerswaalplan:
het aanleggen van een haven- en in
dustriegebied in deze streek. Maar dat
is nog toekomstmuziek.
Tenslotte wil ik voor de bezoekers
van deze mooie tentoonstelling nog de
aandacht vragen voor een groot schil
derij van Marinus van Reimerswaal uit
1560 „het kabinet van een advocaat".
De glundere advocaat met zijn schrij
vende klerk nemen van een paar cliën
ten een zak met geldstukken in ont
vangst.
Reimerswaal (zeezyde)
(Uit de kroniek van Smallegange)
Middelburg
L. van Wallenbtu-g.
VERVOLGVERHAAL
DOOR HERMAN HAGE
26
Op de volgende reis wilde hij een
poging wagen. Tenslotte liep hij er geen
grens gevaar mee.
Nemen jullie tien kistjes, maak die
leeg en vult ze nauwkeurig met appelen
Hoogstens met twee spijkers dichtma-
ken. Morgenmiddag haal ik ze op.
Wat betekent dat nu, Peer?
Doet dat nu maar. Ik moet zien uit
handen van de douane te blijven.
Opeens ging Michiel Grijpstaart een
licht op.
Ik begrijp je, Peer. Je wilt lang
zaam vertrouwen wekken, zodat ze je
met rust laten.
Gesnopen?
Maar Peer had op de terugweg geen
geluk. Hij ontmoette de douaniers niet.
Dus nam hij de volgende dag de kistjes
met appelen weer mee terug,, Op de te
rugweg naar huis laadde hij dezelfde
kistjes weer in. En zowaar! Dezelfde
twee douaniers kwamen hem weer te
gemoet en er vond een herhaling van
de vorige maal plaats.
Ha! hoorde hij de onderzoeker roe
pen. De andere douanier werd op merk-
zaam, klom ook in de wagen en kwam
terug met een kistje.
Wat zit hierin? baste hij.
Peer verstond de vraag niet, maar
begreep die wel. Zo langzamerhand wist
hij wel enkele woorden Frans en zeker
woorden, die vat.k gebruikt werden. Hij
duwde de hand tegen zijn mond, maak
te een kauwende beweging en zei:
,,Pommes", al betekende dat niet appe
len, maar aardappelen.
De douanier liep naar zijn paard,
haalde uit de zadeltas een voorwerp,
dat op een beitel leek en had het met
twee spijkers gesloten kistje in een
oogwenk open.
Er kwam een uitdrukking van te
leurstelling op zijn gelaat. Inderdaad:
appelen! Hij riep zijn kameraad iets
toe. Een tweede kistje werd op dezelfde
manier behandeld. Een derde. Tot ze al
le tien gecontroleerd waren. Onver
stoorbaar sloeg Peer Dronkers er de
twee spijkers weer in.
Met een gebaar van: och, wat kan
het me schelen! nam hij zes appels uit
een kistje en bood die de douaniers aan,
die gretig toehapten. Zij hielpen Peer,
die onmerkbaar glimlachte, de kistjes in
de wagen te zetten! En toen verdwenen
ze weer. Met een hartelijke groet!
Aan zijn vrouw vertelde Peer niets
Hij had op weg naar huis zitten pieke
ren (de paarden behoefden niet geleid
te worden; die konden de weg wel dro
men) hoe het nu verder moest. Hij
moest nog een tweede, zo mogelijk der
de weg, zien te vinden. Hij was er im
mers niet zeker van steeds dezelfde
twee douaniers te ontmoeten! En hij
kreeg een nieuw idee.
Toen hij de volgende dag terug was
in Renesse vertelde hij zijn kornuiten
wat hem wedervaren was. Die lachten
zich een aap. Maar Peer lachte niet.
Tenslotte was hij tot op dit moment de
enige van het vijftal, die het grootste
gevaar liep!
Pak een deel van de goederen in.
Stro er bovenop. Nu direct,i Over een
uur rijd ik er mee naar Plaamstede. En
dan zal ik weer zien. We moeten een
paar manieren zoeken om zo weinig
mogelijk gevaar te lopen.
Met zijn kostbare lading reed Peer
een uur later naar Haamstede. Even
buiten Renesse waren weer die twee
douaniers! Het zweet brak hem uit. Hij
wilde stoppen, maar zij wenkten, dat
hij door kon rijden! Hij slaakte een
zucht van verlichting en arriveerde in
Haamstede, waar hij, zoals steeds, de
nacht doorbrachtj De andere morgen
vroeg ging hij niet zijn gewone route
naar Zierikzee, maar rechtstreeks van
Haamstede. Dat scheelde hem uren.
Maar daar was het hem niet om be
gonnen. D.e douaniers moest een rad
voor de ogen worden gedraaid.
Hij ontmoette ze niet, wat hij wel
vermoed had. Dit was dus een nieuwe
manier om het doel te bereiken. Hij
moest er nog enkele vinden, want per
saldo had hij nog meer met twee van
die kerels kennis gemaakt ener
waren er twaalf, al waren ze niet alle
twaalf tegelijk op pad.
Hij zou er wel wat op vinden, dacht
hij optimistisch.
En het smokkelen ging ongehinderd
verder.
XXIX
Het was niet bij die ene keer geble
ven, dat luitenant de Blécourt 's avonds
in ons gezin vertoefde. Er gebeurde nog
veel meer.
Omdat hij met mama wegens het
taalverschil moeilijk spreken kon, al
begrepen zij elkaar wel met eenvoudige
dingen, terwijl hij en ik vloeiend met
elkaar konden praten, vroeg hij mij, of
ik zijn wens aan mama bekend wou
maken, hetgeen Ik beloofde.
Nu, het was een vreemde wens!
Hij zou willen, dat hij niet meer op
zijn kamer bediend werd, maar in het
gezin aan de maaltijden mocht deelne
men. Het alleen zijn beviel hem niet.
Hij was het thuis anders gov/oon ge
weest en ook tijdens zijn verblijven in
dienst.
Ik besloot aan zijn verzoek te voldoen
maar zei openhartig, dat hij dan wel
genoegen zou moeten nemen met wat
de pot schafte.
Dat moet ik nu toch ook? vroeg
hij verbaasd.
Toen vertelde ik hem, dat hij wat be
ter eten kreeg dan wij. Van begin af
aan had papa daarop gestaan. De Fran
sen waren toch onze vrienden! Ze kwa
men ons toch de vrijheid brengen.i
Daarvan hadden de kapiteins Lamoral
en Du Maras geprofiteerd. En zo was
het gebleven.
Maar dat wist ik niet. En ik wil
het ook niet, zei de Blécourt. Ik eet ge
woon met het gezin mee.
Goed. Ik zal het mama voorstellen,
beloofde ik hem en deed het natuurlijk.
Tegen hem zou ik geen bezwaar
hebben, want eerlijk, Wendel, die jon
geman bevalt mij, al is hij een Frans
man, en papa zal ook wel geen bezwaar
hebben, MaarEn zij kwam. met de
zelfde opmerking, die ik al gemaakt
had.
Dat heb ik hem meegedeeld, ma
ma, maar dat wil hij zelf niet eens. Hij
eet wat de pot schaft.
En zo is het gebeurd, want papa
maakte geen bezwaar, dat Louis de
Blécourt bij ons aan tafel zat. Hij re
gelde zijn dienst er naar. Soms was hij
de liele dag weg, met de troep op mars
of oefenen in de duinen van Schouwen,
maar dat was hoogstens één keer per
week.
Papa en hij waren dikke vrienden
geworden. En dat was niet omdat hij
met een Fransman te doen had. Ik heb
het al opgemerkt, dat papa niet meer
de Patriot van 1795 was, zoals mama
het uitdrukte. Hij zag en hoorde van
de „vrienden" genoeg en er gebeurde
ook te veel, dat hem tegenstond. Nee,
hij mocht de luitenant graag om zijn
persoon, zijn karakter, zijn eerlijkheid,
en ook omdat hij zijn aanstaand colle
ga was, al moest je dan dat „aan
staand" met een korreltje zout nemen.
Want hoe lang zou de Blécourt nog mi
litair moeten zijn? En, je moest er niet
aan denken! maar 't kon toch werkelijk
heid worden, zou dat jonge, veelbelo
vende leven niet worden afgesneden
in een of andere veldslag?
Papa en hij spraken samen veel over
theologie, het meest op de studeerka
mer. Van mama vernam ik, dat de in
zichten nogal uiteen liepen., De inzich
ten van de Blécourt strookten meer
met die van dominee Zilverberg, waar
de luitenant ook wel eens op bezoek
ging.
Dominee Zilverberg? Heb ikeven
nadenken. Natuurlijk niet, van hém heb
ik nog niets gezegd. Dat moet toch even
ingelast worden.
(Wordt vervolgd)