EIIAHDEn niEUWS Overdenking REIMERSWAAL Zeemvse wandelingen Een werdronken stad: Wendelmoet I GRAMMOFOON" i PLATEN I J. ZANDSTRA f 2e blad Vrijdag 21 januari 1972 No. 4056 t OOK VOOR I SOMMELSDIJK uit de Heilige Schrift fflBüOTW" De Koninginnekerk Een teken aan de wand Stad zonder tempel Tenzij er op het laatste ogenblik nog een wonder gebeurt, zal de Koninginne kerk uit het Rotterdamse stadsbeeld gaan verdwijnen. Het interieur is reeds geveild en' verkocht en de eerste slagen van de slopershamer zijn al gevallen. Een aktiekomité vecht met de moed der wanhoop deze week neg voor het be houd van de kerk, maar het is te vre zen dat we binnenkort tevergeefs zul len zoeken naar de twee bekende groene torenspitsen aan de Boezemsin gel. Van alle kanten is ons verzekerd dat we er niet dramatisch over moeten doen. We hebben' nu eenmaal te maken met ontvolking van de binnenstad en dat betekent dat bepaalde kerkgebou wen overkompleet worden. Bovendien neemt de onkerkelijkheid, met name in de steden, hand over hand toe. Het zou dan toch economisch niet verantwoord zijn, een dergelijk kerkgebouw doelloos te laten voortbestaan. Temeer, waar we hier niet te doen hebben met een mo nument van uitzonderlijke architectoni sche waarde. Het zal allemaal wel waar zijn. Na tuurlijk, ook een kerk is maar een' ge bouw van hout en steen. De Reformatie kent geen heilige plaatsen. God lean overal gediend worden, al was het in een schuur, in een garage of in een pak- hu:s. En tochDe Koninginnekerk mag dan geen monument zijn, maar ze hoort bij de binnenstad van Rotterdam en is bovendien' niet lelijk, zoals vele van haar tijdgenoten. En de Hervormde Gemeente mag het gebouw dan niet meer nodig hebben, maar ook in deze Koninginnekerlt is dan toch van ge slacht tot geslacht het Woord bediend, Gods Naam aangeroepen en Gods lof gezongen. Is het alleen maar sentimentaliteit om daar met weemoed aan terug te den ken? Of moeten we zeggen dat we ook hier een' tel-ten aan de wand zien van de toenemende saecular^satie? Een teken van de verdere afbrokkeling van de zichtbare gemeente van Christus in de ze wereld? Een ogenblik scheen het alsof de kerk op het allerlaatste moment gered zou kunnen worden door John IMaasbach en zijn volle Evangelie-gemeenteBlijk baar zag echter ook hij geen kans om de nodige miljoenen op tafel te leggen, afgezien' van de vraag of de Stichting Bejaardenhuisvesting het gebouw nog zou willen verkopen. Maar dat zou he lemaal een teken aan de wand geweest zijnEen teken van de teruggang van de kerk en van de opmars van de sekten. Het moet de kerkvoogden van de Hervormde Gemeente in Rotterdam toch wel tot nadenken hebben gestemd. Zijn er geen mogelijkheden meer om de leegloperide kerken alsnog vol te lirij- gen? Ze zijn er zeker. Het eerste, be- l^roefde middel is de reine verkondiging van liet Woord. Als daarvoor ruimte wordt gemaakt, ook in Rotterdam, dan ontvolken de kerken niet. In Rotterdam- Zuid zijn de bewijzen ervan. Daar pul len de kerlcen uit, wanneer er een pre dikant van Gereformeerde „modaliteit" voorgaat. Zou dat in het Centrum niet mogelijk zijn? De Koninginnekerk zal de laatste kerk n'et zijn, die valt onder de slopersha mer. En wat zal er gebeuren met de kerken die niet worden gesloopt? Die gaan eenmaal in vlammen op. De mo numenten van middeleeuwse vroomheid evengoed als onze moderne kerken, die uiterlijk niets meer van een Godshuis hebben En dan komt de stad zonder teinpel, die Johannes zag op Patmos. Maar voordat het zover is, zal er nog heel wat gebeuren. Zullen er valse pro feten opstaan. Zal de ongerechtigheid vermenigvuldigen. Zal de afval groot worden. Zal de liefde van velen ver killen. De voortekenen zijn er al. Waarnemer. MIDDELHARNIS Ie prijs voor kapper v. d. Tonnekreek. Karel v. d. Tonnekreek behaalde de Ie prijs met het „Delftsblauwconcours" (wedstrijd A) gehouden in ,,de Stads doelen" te Delft met als model dlir. M. V. d. Reest te Oude Tonge. De jongste bediende werkzaam bij kapper v. d. Tonnekreek, Ab. van Dam die meedeed in wedstrijd B met als model dhr. J. van Dijk te Dirksland be haalde daarbij de 4e plaats van de 25 deelnemers, het scheelde voor hem slecht 2 punten, dan had hij de 3e plaats behaald waaraan een diploma verbonden was. HET GROTE GELOOF II Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen en de hondekens voor te werpen. En zij zeide: Ja, Heere, doch de honde kens eten ook van brokskens, die daar vallen van de tafel hunner heren. (IMatth. 15 26, 27) Letten wij de vorige keer op het kleine geloof, ditmaal willen wij aan dacht schenken aan het grote. Waarbij ons zal opvallen, dat wij dat grote ge loof aantreffen niet daar, waar het ver wacht zou mogen worden, in Jeruzalem en in de tempel, maar in het heiden- land. De roem van Jezus' grote daden is Hem namelijk vooruitgegaan, en wan neer Hij Zich bevindt in het gebied van Tyrus en Sidon komt een vrouw naar Hem toe die Hem. begint aan te roe pen en na te roepen: Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner! IVIijn doch ter is deerlijk van de duivel bezeten. Deze vrouw heeft dus van Hem ge hoord, en wat zij van Hem gehoord heeft, heeft in haar vrijmoedigheid ge wekt om zich tot Hem te wenden. Daar in is zij een beschamend voorbeeld. Zij heeft immers niet de beschikking ge had over een complete Bijbel. Zij heeft het moeten doen met wat haar in het oor gefluisterd is over de profeet in Is raël, die barmhartigheid bewees aan ellendigen. Zij zal Zijn Naam hebben vernomen en het zal haar duidelijk ge worden zijn: Hij is het, die als de Ver losser aan Israël is beloofd. Aan Israël. Niet aan de heidenen. En toch is zij tot geloof gekomen: de Heilige Geest heeft onnaspeurlijk het woord van de Chris tus in haar hart ingedragen en zo zien wij haar komen tot Hemj Nu is er voor deze vrouw ook wel een aanleiding om tot Jezus te komen. Thuis heeft zij immers een dochter die in de greep van de Satan ligt. Machteloos ge bonden, volkomen in het geweld van een duivelse geest. En dan het gerucht aangaande Jezus; méér: dan het Evan gelie, de goede boodschap van de Ont- fermer, die in haar leven ingedragen wordt en zij vindt grond om te ho pen en zij gaat Jezus zoeken. En zo ont moeten wij haar, terwijl zij de Heere Jezus en de discipelen naloopt en luid roept: Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner. Maar Jezus geeft haar geen gehoor. Waarom niet? Misschien wel, omdat Hij haar geloof wil beproeven. De Heere laat wel eens uit een mens komen wat er in zit. Hij trekt Zich wel eens terug opdat wij Hem temeer zouden nagaan. Opdat zou blijken, wat in ons leeft. In ons gebed, ons geloof een opwelling van een ogen blik, een beweging van het gevoel, die geen wortels heeft in het hart? Wat hebben wij dan te letten op de vrouw uit de tekst. Zij houdt vol. De mond van het geloof kan immers niet gesloten worden, ook al zwijgt de Heere nog. Want wat is geloof? Het is een vaste en zekere kennis van Gods welwillendheid en een hartelijk vertrouwen op de naam van Jezus. De vasthoudendheid van deze vrouw wordt zó groot, dat zij de discipelen begint te irriteren. Vandaar, dat dezen vragen: Zend haar toch weg. De Heere antwoordt, dat Hij alleen gezonden is tot de verloren schapen van 't huis Is raels. Voor deze vrouw is er dus geen verhoring.En toch houdt zij aan. Zij worstelt immers met de rug tegen de muur.i Zij kan niet meer terug, terug naar haar huis en naar haar zieke dochter. Maar dan mag er ook verwach ting zijn, wanneer u om de Heere wor stelt en met de Heere worstelt met de rug tegen de muur. Wanneer u niet meer „terug" kunt, omdat dat zou be tekenen een verloren zijn, zonder God en zonder hoop. De Kananese vrouw redeneert dan ook niet, ze begint geen gesprek, geen twistgesprek: ze bundelt haar nood in het allerkortste gebed: Heere, help mij! Wat een geloof! En nóg meer laat Christus open bloeien wat in haar leeft. Hij zegt immers: Het is niet betamelijk het brood der kinde ren te nemen en de hondekens voor te v/erpen. Schijnbaar is dit een afwijzing. Maar het geloof hoort er een „ja" in. Het is niet betamelijk. Dat is iets anders dan: het is niet mogelijk. Het zegt eigenlijk: men doet zo niet. En dan het verzach tende woord „hondekens" En dan blijkt tenvoUe haar geloof. Hier valt immers alle ongeloof, alle vroomheid met de mond. Hier zegt het ongeloof: dat laat ik mij niet zeggen; zouden de Joden zoveel beter zijn dan wij? Het ongeloof wil immers niet val len voor het woord Gods, dat een ieder berooft van zijn deugden, maar het waarachtige geloof grijpt temeer de Heere aan. Zo ook deze vrouw: zij be lijdt, dat zij niet het brood van de kin deren wil roven, maar getuigt dan, dat ook de hondekens hun deel krijgen: de kruimels. Dan zegt Luther: zij vangt de Heere nu in zijn eigen woord. Ja, en daarin maakt zij Hem nu groot. Waarin maken wij Christus groot? Daarin, dat wij als onwaardigen, als verlorenen, in Zijn handen vallen en erkennen: Al wat U van mij zegt, is waar en noch tans beroep ik mij op Uw Woord, dat mij Uw barmhartigheid verkondigt. Weten wij er van? Zo ja, dan blijft het bij ons niet bij een dor belijden: wij zijn in Adam gevallen en wij liggen van nature midden in de dood. Dan komt er beweging; beweging naar de Heere toe. Dan moeten we Hem immers vinden; Hem deelachtig zijn.i De dochter van de vrouw uit de tekst wordt genezen; Jezus prijst zelfs haar geloof. Laten wij weten, dat Hij nog Dezelfde is, die zegt: Wat will gij, dat Ik u doen zal? U geschiede, gelijk gij wilt. Blijft er dan geen vrees, geen strijd? Wat kan het hart naar Hem uitgaan. Hem wensen te kennen zoals Hij is. Wat kunnen wolken overtrekken: is er toch geen bedrog in het spel? Heb ik mij niet vergist? Stel dan Zijn woord tot uw kompas. Al mag Hij zich schijn baar voor u verbergen, ge hebt in uw strijd Zijn Woord méé. En zo zal Zijn werk Hem prijzen, van nu aan tot in eeuwigheid. Alblasserdam. J. Wieman. Ieder jaar organiseert het Rijksar chief in Middelburg een paar tentoon stellingen over een Zeeuws onderwerp, die men meestal een paar maanden lang kan bezoeken.) Tot 19 februari kan men er de geschiedenis van Reimerswaal be kijken in kaarten, oude archiefstukken bodemvondsten en foto's van het onder zoek van vorig jaar. Toen heeft de Jeugdbond ter bestudering van de ge schiedenis een onderzoek verricht op de Speelmansplaten, waar het oude Rei merswaal zich moet bevonden hebben. Door de dikke laag zand over de vroegere stad komt er niet veel te voor schijn: wat scherven van schalen en melkteilen van rood aairdewerk, die ook tentoongesteld zijn. In 1925 heeft men er ook al opgra vingen gedaan. Zelfs is in 1891 iemand gepromoveerd op een onderzoek over 35 schedels, die op het kerkhof van Rei merswaal gevonden zijn. Een van die schedels is in een vitrine te zien, waar ook wat beenderen van schapen en een stuk van een elandsgewei zijn verza meld. Verleden jaar heeft men ook het vroegere dorp Nieuwlande onderzocht j Dat is veel gemakkelijker dan bij Rei merswaal. Vanaf de zeedijk bij het ge hucht Oostdijk tussen Kruiningen en Krabbendijke is het bij eb na een kwar tiertje ploeteren door de modder vlug te bereiken. De overblijfselen van kerk en toren zijn nog duidelijk te onder kennen. Ik ben er ook een paar keer geweest en zag op de tentoonstelling ongeveer dezelfde foto die ik toen ge maakt heb: de toren (hierbij gevoegd). Bloeitijd. Reimerswaal was vroeger een be langrijke stad, de derde van Zeeland (Middelburg de eerste, Zierikzee de tweede). Met deze drie steden waren ook Goes en Tholen stemhebbende ste den in de Provinciale Staten van Zee land. In 1203 wordt Reimersv/aal voor het eerst genoemd. Er was een veer dienst met Venusdam op Tholen, die reeds in 1256 vermeld wordt. Bisschop Otto ni van Utrecht vond de plaats van zo groot belang, dat hij hier in 1239 in de nabijheid vertoefde. Het oudste privilege is van 1315, toen de plaats o.a. het voorrecht verkreeg dat verse vis die naar Brabant werd gebracht eerst op de donderdagse markt van Reimerswaal gebracht moest wor den. Een soort stapelrecht dus, dat ook voor enkele andere goederen gold. Het hoogtepunt van de ontwikkeling is het verkrijgen van stadsrechten op 1 april 1375. Vanaf die datum mocht Rei merswaal zich dus een stad noemen en zich ook als stad inrichten met wallen, muren, grachten en al dergelijke ver sterkingen. De oudste archieven van de stad wa ren in Middelburg opgeborgen, maar zijn bij de brand van mei 1940 verloren gegaan. Toch is er nog heel wat verza meld uit andere archieven. Zo liggen er ook enkele voorgeboden, we zouden tegenwoordig zeggen een po- litie-verordening. Een scheldende of lasterende vrouw werd veroordeeld tot het betalen van 1 pond boete 6,of het dragen van een steen.i Aan het stad huis van Veere en het gemeentehuis van Baarland hangen deze stenen der wet nog. In een voorbeeld uit 1470 lezen we dat Nele Adriaen Clovyes dochter een zekere Janne Joysdochter ervan had beschuldigd dat ze haar pasgeboren buitenechtelijk kind had gedood. Het bleek een leugen te zijn. De lasterende Nele moest met de stenen der wet door de stad lopen en op elke hoek van de straat roepen: „Hoort, gij goede luiden, wat ik gezegd heb van Janne is gelogen, het is een goed meisje". Bovendien moest ze voor straf een bedevaart naar Aken doen en 2 roeden muur metselen. Bedevaarten als straf kwamen dik wijls voor, meestal als gevolg van be lediging van de overheid. De bekendste plaatsen waren Keulen, Rome, Compos- tella in Spanje, Wilsnach in Duitsland aan de Elbe, Reims, Einsiedeln in Zwit serland. Nog een paar straffen zijn er te lezen. Een zouthandelaar had een zoutcertifi- caat vervalst en werd gebrandmerkt op zijn wang. In 1481 had in het gasthuis iemand zelfmoord gepreegd door in een put te springen. Zelfmoord v/as een strafbaar feit en zijn lichaam werd tot afschrikwekkend voorbeeld aan een mik (gevorkte tak opgehangen, zijn goederen werden verbeurd verklaard. Ondergang. In 1450 was er in Reimerswaal een grote brand, waar'bij alle zoutketen en een groot deel van de stad in de as werden gelegd. Vier jaar later was er een volksoproer, waarbij de magistraat uit de stad verdreven werd. Karel de Stoute onderdrukte het oproer: de be woners moesten „barrevoets, bloot- hoofds en in hun hemde" voor hem verschijnen en 1200 kronen boete be talen. Er heerste toen nog welvaart in de stad, ook door de drukke handel op Antwerpen, waarvan het een soort voorhaven was. Er was veel wolnijver- heid. De stad had een grote kerk, twee kloosters en 17 gilden, waarvan drie schuttersgilden. De gebeurtenis die definitief een ein- Overblijfsel toren met toto schrijver de maakte aan deze bloeitijd was de St. Felixvloed van 5 november 1530. Een overstroming die niet alleen Reimers waal trof, maar het oostelijk deel van Zuid-Beveland met 15 dorpen en 10 ge huchten vernietigde. Deze streek heet nog altijd het verdronken land van Zuid-Beveland. Het hoog gelegen Rei merswaal bleef als een eilandje achter. Het oude rijmpje zegt ervan: „Holland en Zeeland wel beklagen mag Sinte Felix' quaden zaterdag". Wat er aan herstel gedaan v/as, werd precies 2 jaar later (2 nov. 1532) weer vernielde Toch was er nog leven in de stad en vierde men uitbundig feest in 1549, toen Filips II hier als toekomstig graaf van Zeeland gehuldigd werd. Er is ook een gedenkpenning te zien, die toen ge slagen werd met aan de ene kant de van Nieuwlande van dit artikel. beeltenis van onze lands'heer Karel V en aan de andere zijde het wapen van Zeeland. Het randschrift „qui videt me, patrem, videt et filium" wil zeggen; Wie mij, de vader, ziet, ziet ook de zoon. (vergelijk Joh. 14 9). In 1574 had hier een zeeslag plaats tussen de Watergeu zen en de Spanjaarden, gewonnen door de Wategeuzen, die de stad in brand staken. Er blijven niet veel bewoners meer over, Reimerswaal is een vissers plaatsje geworden. Vooral de weervisse rij op ansjovis wordt er uitgeoefend (er is een maquette van te zien). Verschillende kleine overstromingen knabbelen aan de muren van het al zwakker wordende stadje en in 1631 blijkt het verlaten te zijn. Dan brengt men een aantal krijgsgevangen Span jaarden in de leegstaande huizen onder. Dat zijn de laatste bewoners geweest. Een paar jaar later worden de straat stenen en de steen van muren en poor ten publiek verkocht, de opbrengst 540,90) wordt onder de schuldeisers ver deeld. We lezen later nog wel eens van de verpachting van de schorren en van een schaapskooi op het hooggelegen eiland. Reimerswaal, „het sieraad der steden van dit rijk gezegend land", werd aan de golven prijs gegeven. Sinds 1 januari 1970 is deze naam weer teruggekomen door de samenvoe ging van zes dorpen aan de oostzijde van het kanaal door Zuid-Beveland. Men heeft ook een Reimerswaalplan: het aanleggen van een haven- en in dustriegebied in deze streek. Maar dat is nog toekomstmuziek. Tenslotte wil ik voor de bezoekers van deze mooie tentoonstelling nog de aandacht vragen voor een groot schil derij van Marinus van Reimerswaal uit 1560 „het kabinet van een advocaat". De glundere advocaat met zijn schrij vende klerk nemen van een paar cliën ten een zak met geldstukken in ont vangst. Reimerswaal (zeezyde) (Uit de kroniek van Smallegange) Middelburg L. van Wallenbtu-g. VERVOLGVERHAAL DOOR HERMAN HAGE 26 Op de volgende reis wilde hij een poging wagen. Tenslotte liep hij er geen grens gevaar mee. Nemen jullie tien kistjes, maak die leeg en vult ze nauwkeurig met appelen Hoogstens met twee spijkers dichtma- ken. Morgenmiddag haal ik ze op. Wat betekent dat nu, Peer? Doet dat nu maar. Ik moet zien uit handen van de douane te blijven. Opeens ging Michiel Grijpstaart een licht op. Ik begrijp je, Peer. Je wilt lang zaam vertrouwen wekken, zodat ze je met rust laten. Gesnopen? Maar Peer had op de terugweg geen geluk. Hij ontmoette de douaniers niet. Dus nam hij de volgende dag de kistjes met appelen weer mee terug,, Op de te rugweg naar huis laadde hij dezelfde kistjes weer in. En zowaar! Dezelfde twee douaniers kwamen hem weer te gemoet en er vond een herhaling van de vorige maal plaats. Ha! hoorde hij de onderzoeker roe pen. De andere douanier werd op merk- zaam, klom ook in de wagen en kwam terug met een kistje. Wat zit hierin? baste hij. Peer verstond de vraag niet, maar begreep die wel. Zo langzamerhand wist hij wel enkele woorden Frans en zeker woorden, die vat.k gebruikt werden. Hij duwde de hand tegen zijn mond, maak te een kauwende beweging en zei: ,,Pommes", al betekende dat niet appe len, maar aardappelen. De douanier liep naar zijn paard, haalde uit de zadeltas een voorwerp, dat op een beitel leek en had het met twee spijkers gesloten kistje in een oogwenk open. Er kwam een uitdrukking van te leurstelling op zijn gelaat. Inderdaad: appelen! Hij riep zijn kameraad iets toe. Een tweede kistje werd op dezelfde manier behandeld. Een derde. Tot ze al le tien gecontroleerd waren. Onver stoorbaar sloeg Peer Dronkers er de twee spijkers weer in. Met een gebaar van: och, wat kan het me schelen! nam hij zes appels uit een kistje en bood die de douaniers aan, die gretig toehapten. Zij hielpen Peer, die onmerkbaar glimlachte, de kistjes in de wagen te zetten! En toen verdwenen ze weer. Met een hartelijke groet! Aan zijn vrouw vertelde Peer niets Hij had op weg naar huis zitten pieke ren (de paarden behoefden niet geleid te worden; die konden de weg wel dro men) hoe het nu verder moest. Hij moest nog een tweede, zo mogelijk der de weg, zien te vinden. Hij was er im mers niet zeker van steeds dezelfde twee douaniers te ontmoeten! En hij kreeg een nieuw idee. Toen hij de volgende dag terug was in Renesse vertelde hij zijn kornuiten wat hem wedervaren was. Die lachten zich een aap. Maar Peer lachte niet. Tenslotte was hij tot op dit moment de enige van het vijftal, die het grootste gevaar liep! Pak een deel van de goederen in. Stro er bovenop. Nu direct,i Over een uur rijd ik er mee naar Plaamstede. En dan zal ik weer zien. We moeten een paar manieren zoeken om zo weinig mogelijk gevaar te lopen. Met zijn kostbare lading reed Peer een uur later naar Haamstede. Even buiten Renesse waren weer die twee douaniers! Het zweet brak hem uit. Hij wilde stoppen, maar zij wenkten, dat hij door kon rijden! Hij slaakte een zucht van verlichting en arriveerde in Haamstede, waar hij, zoals steeds, de nacht doorbrachtj De andere morgen vroeg ging hij niet zijn gewone route naar Zierikzee, maar rechtstreeks van Haamstede. Dat scheelde hem uren. Maar daar was het hem niet om be gonnen. D.e douaniers moest een rad voor de ogen worden gedraaid. Hij ontmoette ze niet, wat hij wel vermoed had. Dit was dus een nieuwe manier om het doel te bereiken. Hij moest er nog enkele vinden, want per saldo had hij nog meer met twee van die kerels kennis gemaakt ener waren er twaalf, al waren ze niet alle twaalf tegelijk op pad. Hij zou er wel wat op vinden, dacht hij optimistisch. En het smokkelen ging ongehinderd verder. XXIX Het was niet bij die ene keer geble ven, dat luitenant de Blécourt 's avonds in ons gezin vertoefde. Er gebeurde nog veel meer. Omdat hij met mama wegens het taalverschil moeilijk spreken kon, al begrepen zij elkaar wel met eenvoudige dingen, terwijl hij en ik vloeiend met elkaar konden praten, vroeg hij mij, of ik zijn wens aan mama bekend wou maken, hetgeen Ik beloofde. Nu, het was een vreemde wens! Hij zou willen, dat hij niet meer op zijn kamer bediend werd, maar in het gezin aan de maaltijden mocht deelne men. Het alleen zijn beviel hem niet. Hij was het thuis anders gov/oon ge weest en ook tijdens zijn verblijven in dienst. Ik besloot aan zijn verzoek te voldoen maar zei openhartig, dat hij dan wel genoegen zou moeten nemen met wat de pot schafte. Dat moet ik nu toch ook? vroeg hij verbaasd. Toen vertelde ik hem, dat hij wat be ter eten kreeg dan wij. Van begin af aan had papa daarop gestaan. De Fran sen waren toch onze vrienden! Ze kwa men ons toch de vrijheid brengen.i Daarvan hadden de kapiteins Lamoral en Du Maras geprofiteerd. En zo was het gebleven. Maar dat wist ik niet. En ik wil het ook niet, zei de Blécourt. Ik eet ge woon met het gezin mee. Goed. Ik zal het mama voorstellen, beloofde ik hem en deed het natuurlijk. Tegen hem zou ik geen bezwaar hebben, want eerlijk, Wendel, die jon geman bevalt mij, al is hij een Frans man, en papa zal ook wel geen bezwaar hebben, MaarEn zij kwam. met de zelfde opmerking, die ik al gemaakt had. Dat heb ik hem meegedeeld, ma ma, maar dat wil hij zelf niet eens. Hij eet wat de pot schaft. En zo is het gebeurd, want papa maakte geen bezwaar, dat Louis de Blécourt bij ons aan tafel zat. Hij re gelde zijn dienst er naar. Soms was hij de liele dag weg, met de troep op mars of oefenen in de duinen van Schouwen, maar dat was hoogstens één keer per week. Papa en hij waren dikke vrienden geworden. En dat was niet omdat hij met een Fransman te doen had. Ik heb het al opgemerkt, dat papa niet meer de Patriot van 1795 was, zoals mama het uitdrukte. Hij zag en hoorde van de „vrienden" genoeg en er gebeurde ook te veel, dat hem tegenstond. Nee, hij mocht de luitenant graag om zijn persoon, zijn karakter, zijn eerlijkheid, en ook omdat hij zijn aanstaand colle ga was, al moest je dan dat „aan staand" met een korreltje zout nemen. Want hoe lang zou de Blécourt nog mi litair moeten zijn? En, je moest er niet aan denken! maar 't kon toch werkelijk heid worden, zou dat jonge, veelbelo vende leven niet worden afgesneden in een of andere veldslag? Papa en hij spraken samen veel over theologie, het meest op de studeerka mer. Van mama vernam ik, dat de in zichten nogal uiteen liepen., De inzich ten van de Blécourt strookten meer met die van dominee Zilverberg, waar de luitenant ook wel eens op bezoek ging. Dominee Zilverberg? Heb ikeven nadenken. Natuurlijk niet, van hém heb ik nog niets gezegd. Dat moet toch even ingelast worden. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1972 | | pagina 5