IIAIIDEn - niEUWS
PORTREnEN
Overdenking
Molens verdwijnen
Wendelmoet
Beverius
Zeeuwse wcméeimgen
THET
uit de
Heiige Sc^irift
tdad
Vrijdag 19 november 1971
No. 4039
Ook voor
FOTOGRAFIE
J. ZANDSTRA
SOMMELSDUK
Het niet beschermde ongeloof.
i^llmen^^"^
Tussen Twee Synoden
Oorlog en Vrede
peze week vergaderde de Generale
vnode van de Nederlandse Hervormde
erk in Driebergen. Volgende week
ordt de zitting van de Generale Sy-
ode van de Gereformeerde Kerken in
unteren voortgezet. Het is niet mijn
edoeling, van de eerste een verslag en
an de tweede een prognose te geven.
Het eerste zou trouwens onmogelijk
lijn want op het moment dat ik dit
schrijf is de Hervormde Synode nog be
zig te vei-gaderen.
Uit radioberichten en krantenversla-
pn is in ieder geval wel duidelijk ge
worden dat de Synode in grote meer-
aerlieid zich heeft gesteld achter het
beleid van het moderamen inzake het
inmiddels berucht geworden „Kosmo-
komplot". Om nog even de feiten op te
halen: op 5 september zouden allerlei
linies georiënteerde groepen op „Kerk
en Wereld" een Kosmokomplot organi
seren, dat eenvoudig gezegd gericht was
op een desnoods gewelddadige vemieu-
ïiing van maatschappij-strukturen.
„Knelpunten in de politieke en maat
schappelijke samenleving" zouden daar
onder de aandacht worden gebracht.
Het moderamen van de Generale Sy
node verhinderde dit voornemen, ove
rigens zeer tot spijt van de organisato
ren, die achteraf schadevergoeding en
rehabilitatie eisten.
Een en ander werd aanleiding tot kri
tische vragen met betrekking tot het
instituut „Kerk en Wereld", dat des-
üjds door de Synode in het.leven is ge
roepen als centrum voor de opleiding
van arbeiders op het terrein van de
evangelisatie, maar dat blijkbaar een
zo zelfstandig leven is gaan leiden, dat
liet betrokken kon worden bij een der
gelijke linkse manifestatie.
Van alle kanten is met spanning ge
keken naar de najaarsvergadering van
de Generale Synode, omdat deze zich
liad uit te spreken over de houding
van het moderamen. Zoals reeds hier
boven vermeld, stelde de Synode het
moderamen in het gelijk, hetgeen ech
ter het nodige en onnodige stof deed
opwaaien! Het politiek en maatschap
pelijk engagement van de kerk blijkt
nog steeds een heet hangijzer te zijn.
Bij velen in de Herv. Kerk leeft de
vrees dat de Kerk bezig is te „verpoli
tieken" (en dan uiteraard naar links!)
terwijl anderen vinden dat de kerk nog
veel te weinig aanschopt tegen de be
staande maatschappelijke en politieke
orde.
■siV ir
Het is opvallend dat deze problema
tiek aan andere kerken niet voorbijgaat!
Immers, de Gereformeerde Synode, die
volgende week in Lunteren haar arbeid
voortzet, zal zich hebben uit te spreken
over het oorlogsvraagstuk. Een depu-
taatschap heeft een zeer uitvoerig rap
port opgesteld, waarin wordt gesteld
dat de kerken in dit opzicht voor een
zeer gewichtige beslissing staan.i De
vraag komt op, of de gevestigde orde
niet reeds ze demonisch is geworden
dat de kerken hun voorbede aan de
overheden moeten ontzeggen
Theologisch is de hele zaak in orde
wanneer aan het begin van dit rapport
wordt gesteld dat alle kwaad in de
wereld, ook de oorlog, een gevolg is van
zonde, en dat de kerk de boodschap
heeft te brengen dat het Evangelie het
enige geneesmiddel daartegen is. De
kerk behoort daarbij op te roepen tot
geloof en bekering, opdat de vruchten
vrede en gerechtigheid gezien
worden, persoonlijk en in het algemeen.
Ook kan men onmogelijk tornen aan
de stelling dat al het mogelijke moet
worden gedaan om oorlog te voorko
men. Maar en dan komt het de
bewapening kan een dergelijke omvang
aannemen dat de kerk haar leden moet
aansporen tot dienstweigering, omdat
Men Gode meer moet gehoorzamen dsin
de mensen.
Dit laatste kan in z'n algemeenheid
niet worden ontkend. Het verzet in de
Tweede Wereldoorlog tegen de toen
bestaande onwettige overheid (waarin
juist de Gereformeerde Kerken zo ak-
fiet zijn geweest) is een duidelijk voor
beeld van geoorloofde ongehoorzaam
heid. Maar dat is nog iets anders dan
dienstweigeren aan een overheid, die
gebruik njaakt van de haar ten dienste
staande middelen om communistische
overheersing te voorkomen. Dat die
middelen ons soms doen huiveren is een
andere zaak. Maar het willen sanctione
ren van eventuele dienstweigering heeft
toch een wat verdacht kleurtje. Het is
een symptoom van de pacifistische geest
die niet alleen de Hervormde Kerk
heeft aangetastOok al zeggen de
Gereformeerde deputaten dan, dat het
bestaan van moderne wapens niet meer
weg te denken is en dat men niet een
voudig eenzijdig kan ontwapenen.
We zijn benieuwd of de Generale Sy
node van de Gereformeerde Kerken dit
rapport zal aanvaarden. De evenwich
tige manier waarop het geschreven is,
doet die aanvaarding wel verwachten.
Maar ten aanzien van dienstweigering
en ontwapening zouden, naar mijn be
scheiden mening wel enige correcties
zijn aan te brengen.
WAAKNEMER.
En zij, Jezus antwoordende, zeiden:
Wij weten het niet. En Hij zeide tot
hen: Zo zeg Ik u ook niet door wat
macht Ik dit doe.
(Matth. 21 27)
Wanneer wij het antwoora van de
Heere Jezus, gegeven aan de overpries-
ters en ouderlingen, die met een vraag
naar de bevoegdheid van Jezus tot Hem
gekomen waren, zo op het eerste gezicht
bezien, dan komt dit antwoord ons
vreemd voor. Waarom geeft de Heere
aan hen niet een duidelijk antwoord op
h\m vraag eri getuigt, dat Hij de aan
de vaderen beloofde en de van God ge
zondene is? Als ge de mededeling van
de Evangelisten over dit gesprek leest,
zult ge het antwoord op deze vraag ook
vinden.
Jezus heeft de vraag van de Fari
zeeën met een wedervraag beantwoord.
De doop van Johannes, zo vroeg Hij,
was die uit de hemel of uit de mens.
Onder de doop van Johannes moet ge
verstaan alles, wat Johannes geleerd en
gepredikt heeft. Nu in die prediking
van Johannes lag het antwoord op de
vraag van de Farizeeën begrepen, want
Johannes heeft getuigenis gegeven van
Jezus, zeggende, dat Hij het Lam Gods
was, dat de zonden der wereld ver
draagt. Johannes achtte zich zelf niet
waardig Zijn schoenriem te ontbinden,
want Hij was meerder dan Johannes.
Jezus vraagt nu of zij dit getuigenis van
Johannes omtrent Hem een getuigenis
Gods of een getuigenis des merisen ach
ten. Nu kunt ge zelf lezen op welke
Af en toe lees ik in de krant iets
over onze molens. Soms een goed be
richt: een verwaarloosde of afgebrande
molen wordt gerestaureerd, zoals b.v.
in ons blad van 1 okt. over de molen
te Goedereede, waarvoor de gemeente
100.000,heeft uitgetrokken'. En op
8 okt. over de molen van Sommelsdijk.
Dat is ook het geval met een molen
uit Middelburg, die een paar jaar ge
leden is uitgebrand en met een molen
in Vlissingen. Met steun van diverse
instanties moet dat gebeuren, want zo'n
restauratie kost tegenwoordig verschei
dene tienduizenden guldens. Dat kan
een molenaar niet betalen'.
Soms lees ik ook wel eens minder
mooie tijdingen ten opzichte van de
molens: een oude molen wordt afge
broken, men heeft er het geld niet voor
(over) om hem op te knappen. Ook
zijn er maar heel weinig ^molenmakers
meer ^die dat werk Itunnen.
Historie
Eens waren er honderden molens in
ons land, ze gaven karakter aan het
landschap als ze met hwa. suizende ar
men in de lucht maaiden.
Vraag een vreemdeling hoe hij zich
ons land voorstelt. In zijn antwoord
komen tulpen voor, maar ook een vlak
polderland met veel water en honder
den molens. Als souvenir neemt hij een
molentje met ingebouwde thermometer
of klok mee naar huis.
Dat zijn dan de watermolens. In
Zeeland kennen we die niet, daar heb
ben we enkel korerimolens, in totaal 75.
wijze de Farizeeën zich aan de beves
tigende of ontkennende beantwoording
van deze vraag onttrekken. Zij zouden
hebben willen zeggen, dat deze doop uit
de mensen was, maar zij durfden niet dit
antwoord te geven uit vrees voor het
volk, dat een grote achting voor Johan
nes had, omdat van zijn bediening het
getuigenis van Gods Geest was uitge
gaan. Vol van bitter en vijandig onge
loof waren zij, dat zij echter wilden
verbergen onder de mantel der onwe
tendheid.
Dit geloof is Jezus bekend. Hij door
ziet hun hart en hun oogmerken en
daarom geeft Hij het antwoord, dat wij
hierboven geplaatst hebben. Dit ant
woord is een vonnis. Het veroordeelt het
geveinsde ongeloof van de Farizeeën
en het getuigt van het feit dat Jezus dit
ongeloof nooit rechtvaardigt noch in be
scherming neemt. Waarom staat deze
geschiedenis in de Bijbel? Deze vraag
moeten wij altijd stellen bij alles, wat
wij in het Woord Gods lezen. Niet al
leen om ons iets van de Parizeeën te
doen weten, maar alzo alles wat God
door Zijn Geest liet beschrijveri tot on
ze lering en onderrichting.
Het met de mantel der onwetendheid
bèklsda ongüloof vindt u daar, waar de
waarheid Gods gepredikt wordt. Wat is
de waarheid Gods in Zijn Woord ons
gegeven? Een tweeledige. Ten eerste,
dat wij van nature op weg naar de hel
zijn. Door de zonde hebben wij God
beledigd en die belediging moet de
rechtvaardige God wreken. Met niets
van de mens kan God ooit meer tevre
den gesteld worden, hoe imenigmaal de
mens dit ook beproeft en zichzelf in
beeldt, zoals ook het Farizeïsme deed
en nog heden doet. Farizeeër is die
mens, die God door zijn eigen' werk
denkt te kunnen bevredigen. Daarom
haat het Farizeïsme de waarheid Gods.
Veracht daarom ook in het bijzonder
de waarheid in het Evangelie geopen
baard, want in het Evangelie betuigt
God emstiglijk, waarachtiglijk Zijn ge
negenheid oim de doemwaardige en
verloren zondaar in Christus te zaligen.
Die genegenheid Gods is in de zending
van Zijn Zoon op de heerlijkste wijze
gepredikt. Jezus deed niets anders dan
getuigenis geven van de Waarheid, Die
in Hem een lichamelijke gestalte ver
kregen had, dat Zijn hemelse Vader
waaraohtelijk genegen is om in Hem
verlorene Adamszonen eri dochteren te
zaligen. Dat is Evangeliebediening.
De prediking van Christus is niet an
ders dan in de voorstelling en aanbid
ding van deze Zoon Gods van die
eeuwige waarheid Gods getuigenis ge
ven. Wat laat men helaas menigmaal de
prediking opgaan in een beschrijving
van de bekeerde mens met al wat die
doorleefd heeft en waarin men dan de
Christen centraal stelt en niet de Chris
tus. Dan blijft de mens altijd rustig.
De „bekeerde" mens rekent wat hij
bezit en stelt zich met zijn bezit te
vreden' en vele onbekeerden verlaten
het huis Gods met de al te geimakke-
lijke ontboezeming van zijn meestal do
de wens: Mocht de Heere mij dit ook
geven. Nog beef ik bij de 'gedachte aan
het God ontmoeten van een persoon,
die zonder een zweem van verontrus
ting of vreze tot een uur voor het ster
ven zeide: Mocht de Heere mij nog
bekeren. O, hoevelen slapen een dode
lijke slaap, om in eeuwige jammer te
ontwaken. Jezus zegt: Ik zeg het u
niet. Waarom?
Het is u al op een overvloedige wijze
betuigd. Gelijk Johannes van de wereld
der eigengerechtigheid heeft willen af
snijden en' diep verlorenen naar het
Lam Gods heeft gewezen, zo heeft de
Heere al zo menigmaal door de bedie
ning van de Waarheid Gods van de
genegenheid Gods om doemelingen in
Christus te zaligen getuigenis gegeven.
Wat vraagt ge nog, of ge het eens
weten mocht of de Heere genegen is u
te zaligen? De Heere zegt: Ik zeg het
u niet. Het is u al reeds gezegd, maar
ge veracht dit Zijn Woord, o geveinsde
en God verachtende Farizeeër. Neen,
God is niet genegen u te zaUgenen in
de weg, waarin gij dit werisen zoudt.
Met het vasthouden van uw leven. Zon
der het loslaten van de zonde, die u zo
lief is, en die ge verborgen of openlijk
dient en zoekt, zonder het prijsgeven
van uw eigen waarde en eigen werken,
zonder het de dood schrijven op al uw
gerechtigheden, zonder het als een ver
loren' mens aan Christus voeten terecht
komen, neen zonder dat alles zaligt
God de mens niet, maar de verlorenen,
de veroordeelden, de doemwaardigen,
de hoeren en de tollenaars, de dieven
en de moordenaars, de grootste van de
Het aantal molens in ons land' is iets
beneden de duizend.
Ze staan meestal hoog, bij oude ste
den op de waUen: Veere, Middelburg,
Goes, Tholen.
Dat is te begrijpen: daar kunnen ze
goed wiiid vangen:
,,Ik sta hier op de berg
Wat kan ik meerder wensen
dan zegen van de Heer
en nering van de mensert",
zegt de molen van St. Phiiipsland.
Een molenaar is nu eenmaal iemand,
die in de letterlijke betekenis van het
woord van de wind moet leven. Nu
waait de wind niet altijd uit dezelfde
hoek, hij moet dus de wieken naar de
windrichting kunnen draaien, die
,;vier lange mannen,
die konden elkaar niet vangen".
Ds oudste molens zijn standerdmo-
De molenaar rijdt uit Stellingmolen
Molen te Wissekerke
(Noord-Beveland) (grondzeiler)
lens: een houten molen', die op een spil
(standaard) gedraaid kan worden om
de wieken recht op de wind te zetten.
In Zeeland 'bestaan er nog slechts 4
zulke molens, in St. Annaland, Krui-
ningen, Retrauchement (enkele jaren
geleden gerestaureerd) en in Groenen
dijk (gemeente Kloosterzande).
De andere korenmoleris zijn van
steen, soms wit gekalkt, wat een mooi
gezicht oplevert als ze tussen het groen
staan.
Sorn'mi'ge hebben een rondlopende
stelling met apparatuur om de kap met
de wieken op de wind te draalen. Ze
heten stellingmolens. Andere hebben
deze galerij niet, de wieken draaien
vlak tegen de molen' tot dicht bij de
grond, ze heten grondzeilers.
De standerdmolen kan in zijn geheel
om een spil gedraaid worden, de stenen
molens zijn bovenkruiers, d.w.z. alleen
de kap met de wieken eraan kan naar
de wind gedraaid worden.
Door deze kap steekt een spU waar
aan de wieken draaien, vroe'ger van
hout, maar sinds ongeveer 1840 van
ijzer gemaakt.
Door te hard draaien kan deze as zo
warm worden' dat er brand ontstaat.
Molenbranden komen dikwijls voor.
Achteruitgang
Vanwege de hoge kosten werd zo'n
half uitgebrande molen niet altijd her
bouwd. Hier en daar zie je wel eens
zo'n stenen romp zonder wieken (b.v.
te St. Laurens bij Middelburg), een
hulpeloze aanblik die het landschap
ontsiert. Maar ook geheel gave molens
worden lang niet altijd meer gebruikt
voor het 'doel waarom ze gebouwd zijn.
Van sommige staan de wieken perma
nent stil, ze hebben! hun tijd overleefd.
In die tijd van vroeger had de mo
lenaar een druk bestaan. Alle boeren
bakten zelf hun brood, tenminste hun
vrouwen deden het. Het kleine soort
keukentje was er zelfs naar genoemd:
'de bak-keet. Er was een oven in ge
metseld, die gestookt werd met takke-
bossen (mutserds) en meestal op vrijdag
werd hier voor een hele week brood
gebakken. Van zuiver tarwemeel, dat
gebuild was, d.w.z. de zemels waren er
uitgezeefd, die waren voor het vee.
Zoals het versje op de 'buil van de
molen' te Haamstede zegt:
„Al is de Nederlandse leeuw van
honger bijna dood,
De echte onvervalste Zeeuw eet
zuiver wittebrood."
Nu bakt men op geen enkele hof
stede no'g eigen brood, na de laatste
zondaren, die wü Hij zaligers en dat om
niet.
O heilig paradpx, niet de waardige
mens, maar de onwaardige, niet de
rechthebbende, maar de onrechtvaardi
ge, niet de gewillige in zijn eigen weg,
maar de wederstrever, niet de rijke,
maar de arme, niet de zich gereinigd
hebbende, maar de onheilige zaligt Hij
en daarvan geeft Hij met grote kracht
getuigenis.
Misschien is er onder de lezers één,
'die veroordeeld over de wereld gaat,
met een schuldregister voor God, dat
niet te dragen is en die zegt zou het
voor mij dan kunnen en dan mag het
de zulken worden toegeroepen: Ja,
waarlijik, al waren uw zonden' als
scharlaken. Hij zal ze maken tot witte
wol, al waren ze rood als karmozijn.
Hij zal ze maken witter dan sneeuw.
Er is zulk een fonte'in van ontferming,
zulk een niet uit te ledigen bron van
genade voor de schuldigen.
Wat ons het meest in de weg staat
is de eigengerechtigheid. Die doet ons
Christus' bloed onrein achten. We wil
len geen zondaar voor God zijn, en dan
beschuldigen we heimelijk God van on
wil om ons te zaligen, maar niet de
Waarachtige God is onwillig, maar gij,
die zijn getuigenis verwerpt en' in uw
eigen weg gezaligd worden wil. Smeekt
dan ook de Heere om die genade van
Zijn Heilige Geest die u zondaar voor
God maakt, die u ontkleedt, ontdekt,
ontbloot, ontgrondt en van de wortel
van uw eigen werken afsnijdt en dan
zult ge de vraag van de Farizeeën niet
stellen, maar de liefde, wijsheid en
waarheid Gods aanbidden, die in Chris
tus versoheen. O, dat de Christus ver-
'heerlijkende Geest van omhoog uitge
goten waarde om alles weg te vagen,
wat Christus in de weg treedt en een
'baan voor Hem in ons hart te b&reiden.
En dat niet alleeri bij aanvang, maar
telkens weer bij de voortgang. Sterven
aan al het onze, opdat alzo Christus
door het geloof in O'nze harten wonen
zöu. Hij de hoogste plaats in ons hart,
dat is Hij waardig. Ons gebed zij: Hee
re, leer mij als een verlorene Christus
eren, want in Hem wordt gij verheer
lijkt.
Rotterdam (C.)
Ds. A. Vergunst.
Standerdmolen
wereldoorlog is dit gebruik verdwenen.
Men haalt zijn brood eenvoudig bij de
bakker, zoals iedereen.
Ook het malen van veevoer (gerst) is
verreweg voorbij. Als het nog gebeurt
heeft de molenaar een motor in zijn
molen, die altijd werkt, ook als er geen
wind is. Meestal komt alles verpakt van
de fabriek, de molen is een distributie
bedrijf geworden inplaats van een ver-
werfcerid bedrijf.
Slechts enkele molenaars laten hun
wieken nog zwaaien door de lucht: een
prettig gezicht dat oude herinneringen
in 'het leven terugroept.
Het is 'dan ook 'geen wonder dat ze
er de duizenden niet voor over heb
ben om hun molen te onderhouden, als
die alleen nog maar dienen moet tot
verhoging van het natuurschoon en al
leen cultuur-historische waarde heeft.
In Sluis is zo'n ongebruikte molen
ingericht als café. Ik heb ook wel eens
gelezen dat een kunstenaars-echtpaar
de molen wat verbouwde en er in ging
wonen. Misschien zijn er no'g wel meer
nuttige bestemmingen voor te vinden.
Gelukkig dat er een vereniging is „de
Hollandse Molen", die er ijverig voor
waakt dat ons molenbezit niet verder
achteruit gaat.
Middelburg
L. v. Wallenburg
L^RVOLGVERHAALl
DOOR HERMAN HAGE
Wat was hij voor iemand die Mou-
X ^'''"sgezind? Patriot? Hijzelf zei:
■^^s misschien wel het meest
priw misschien nog had de
sraidelyer Sikkensz, die een wijs man
^as, gelijk hij zei: Mouiyn? Die is alles.,
ml u' verdienen kan, hoe dan
Hl] denkt zeker, dat, als ik een
Kee, heel gunstig werd over het al-
Sfneen niet over Moulijn gedacht.
knt ^y geld, veel geld en je
"n ocic niet zeggen, dat hij gierig was.
En wel eens een arme drommel.
va=v "^en het hem, dat hij vrij
vtLfJ^'i ^^'i bepaald adres ging op de
Dontr .r'' buiten de Noordhaven-
Enoi /'^ouwe Moulijn wist dat net zo
6"ea als ae burgers van de stad.
bev^^-J^'^ Beverius was niet.bepaald
van r"? Moulijn. Hij was Udmaat
de kerk en betaalde zijn kerkeUjke
Ibelasting. Hij zvtte nooit een voet in de
ikerk. Zijn vrouw was meelevend.
1 Nee, de burgemeester had niet be
hoeven te zeggen, dat dominee voorlopig
niet praten moest over de bezetting en
inkwartiering, want
Mogge, dominee, deed Moulijn joviaal
Hebt u al van gehoord, dat er hier le
ven in de brouwerij komt?
De predilïant begreep hem, maar trok
een vragend gezicht.
Nee? Nou, er komt hier een Franse
bezetting. Die lui worden ingekwartierd,
lit ben op weg naar de burgemeester. Ik
moet die lui niet in huis hebben. Mijn
vrouw zou er ziek van worden.
Ja, Moulijn, ik heb er iets van ge
hoord. Misschien is het niet waar.
O vast en zeker! Mogge, dominee.
Moulijn wandelde door. Naar het
Stadhuis. Natuurlijk zou hij zijn zin
krijgen. Moulijn behoorde tot de nota
belen. Hij is een dikke vriend van de
burgemeester. De vriendjes, alle gegoe
den, zouden wel geen inkwartiering
krijgen. Bij hen breng je geen soldaten
onder. Daar is de mindere man goed
voor.i De regenten en de notabelen had
den het overal voor het zeggen. Maar
het moet gezegd, de mindere man was
er ook onverschillig onder. Het hóórde
nu eenmaal zo. Nee, dan waren de
Fransen anders geweest! De vierde
stand daur nam de achterstelling niet.
Vandaar de revolutie, al was de domi
nee het met verschillende dingen niet
eens.
Dominee Beverius liep er over te
peinzen. Hij was een conscentieus man
en had het wel eens moeilijk met de
verhoudingen. Hij benijdde op dat punt
zijn collega Siderius, die er wel een ge
fundeerd oordeel over had. Als zij eens
een enkele maal discussieerden bleek,
dat zijn coUega hem „lik op stuk" kon
geven. Eens had hij gezegd: Er staat
toch in de Schrift: rijken en armen ont
moeten elkaar, de Here heeft ze beiden
gemaakt?
Ja zeker, collega, was het antwoord
van Siderius geweest. Maar dat bete
kent niet, dat de een alles moet hebben
en de ander niets.
XI
Terug in de pastorie zocht dominee
Beverius' direct zijn vrouw op. Zij was
in de huiskamer, waar de tweejarige
Cornelis op de grond speelde. Maarten
was naar school, Wendelmoet vermaak
te zich bij de maerte in de keuken.
Hij vertelde haar ziJn kort gesprek
met de burgemeester. Zonder hem in de
rede te vallen hoorde zü hem aan:
Maar toen opeens: Pieter, wil ilc je eens
wat zeggen? Hollanders en Zeeuwen
zijn we niet meer. We zijn nu bewoners
van de Bataafse Republiek, dus Bata
ven, maar het duurt niet lang meer of
we zijn Fransen, eigenlijk zijn we dat
al. Ik ben maar een vrouw en weet heel
veel niet, maar ik geloof geen snars van
de verzekering, dat wij vrij en onaf
hankelijk zijn. De Fransen zullen de la
kens uitdelen; Pieter. En dat zal zo blij
ven tot God, willen we hopen en bidden,
een ommekeer geefti
De predikant keek zijn Anneke pein
zend aan, maar antwoordde niet op
haar opmerking.
Des avonds was het in heel Zierikzee
bekend, dat er een Franse bzetting zou
komen. Als gewoonlijk wist de een
meer dan de ander. Er zouden wel dui
zend man komenMoesten die alle
ingekwartierd worden?
Hoeveel van die kerels zou men dan
wel niet in huis krijgen? En moesten
die ook gevoed worden? Dat was me
nogal wat! Ja, maar er zou goed voor
betaald worden. O, dat scheelde zoveel!
Het gerucht had ook de pastorie op de
Oude Haven bereikt. Dominee Siderius
geloofde er niets van, dat als er een be
zetting kwam die zou bestaan uit dui
zend man. En hij boorde een' bron aan:
een lid van de Vroedschap, dat van de
Patriotten niets moest hebben. Hij was
er dan ook van overtuigd, dat hij wel
uit de Vroedschap zou worden gezet. En
toen wist de predikant het precies:
honderd en twintig man, officieren en
onderofficieren meegerekend.
De man wist nog meer te vertellen.
Het land heette nu de Bataafse Repu
bliek, maar de gewesten zouden ver
dwijnen. Dat werden departementen.
De grenzen van de provincies zouden
veranderd worden. Over elk departe
ment kwam een gouverneur. Alle bur
gemeesters zouden blijven, maar ze
zouden voortaan Maire genoemd wor
den, net als in Frankrijk.
En zo worden we geleidelijk ver-
franst, mijn waarde merkte dominee
Siderius op.
Zoals u zegt, eerwaarde. Het is met
ons landje gedaan. In schijn zullen we
nog wat te zeggen hebben, maar onder
supervisie van Frankrijk.
Het zal de Patriotten nog wel eens
berouwen, dat zij de Fransen met
vreugde hebben ingehaald, zeide do
minee Siderius., Maar zij zullen het al
leen met schade en schande leren. Ruim
tien dagen later was het zover, dat de
bezetting van Zierikzee een feit werd.
Met een paar oorlogsfregatten van de
Republiek, een deel van de Bataafse
vloot lag bij Vlissingen, werd de troep
van Walcheren naar Zierikzee getrans
porteerd.
De stadgenoot, die in Holland het „bij
eengeraapt zoodje" gezien had, had geen
woord te veel gezegd. By de komst van
de bezetting stroomden de mensen
naarde haven en toen zag men met
eigen ogen. Er was niets Ia-ij gshaftigs
bij. Alleen het feit, dat de mannen
wapens hadden, wees er op, dat men
met soldaten te doen had. Er was, be
halve de officieren, niet één bij, die een
behoorlijk uniform droeg. Dat zij in
lompen gekleed waren was overdreven,
maar daarmee was dan ook alles ge
zegd.
De Fransen varieerden nogal in leef
tijd: er waren er, die op veertig jaar
geschat werden, maar ook jongens van
twintig, vijf en twintig jaar. Het geheel
maakte niet alleen geen indruk, maar
wekte zelfs de laehlust van velen op.
Burgemeester Van Zuilenstein was ter
begroeting op de kade aanwezig. Hij
sprak uitstekend Frans en maakte ken
nis met de kommandant, de kapitein
Lamoral, die een gunstige indruk maak
te. Er waren nog drie andere officieren,
lager in rang.
Na de ontscheping werd de troep op
gesteld en onder tromgeroffel en zo nu
en dan trompetgeschal werd naar het
Havenplein gemarcheerd. De Patriotten
keken zuinig toe: waren dat nu de be
roemde Franse soldaten? Wat een soep-
je! De andere bewoners lachten zich een
stuip.
Al spoedig waren de soldaten in
groepjes verdeeld en kregen een papier,
waarop hun inkwartieringsadres stond.
De burgers waren wel zo welwillend
om de „jongens" naar hun adres te
brengen.
Door een bode van de Vroedschap
werd de kapitein naar de pastorie in de
Poststraat gebracht. Dominee Beverius
zag hen aankomen, opende de deur en
verwelkomde de gast hoffelijk.