IIAIIDEn - niEUWS PORTREnEN Overdenking Molens verdwijnen Wendelmoet Beverius Zeeuwse wcméeimgen THET uit de Heiige Sc^irift tdad Vrijdag 19 november 1971 No. 4039 Ook voor FOTOGRAFIE J. ZANDSTRA SOMMELSDUK Het niet beschermde ongeloof. i^llmen^^"^ Tussen Twee Synoden Oorlog en Vrede peze week vergaderde de Generale vnode van de Nederlandse Hervormde erk in Driebergen. Volgende week ordt de zitting van de Generale Sy- ode van de Gereformeerde Kerken in unteren voortgezet. Het is niet mijn edoeling, van de eerste een verslag en an de tweede een prognose te geven. Het eerste zou trouwens onmogelijk lijn want op het moment dat ik dit schrijf is de Hervormde Synode nog be zig te vei-gaderen. Uit radioberichten en krantenversla- pn is in ieder geval wel duidelijk ge worden dat de Synode in grote meer- aerlieid zich heeft gesteld achter het beleid van het moderamen inzake het inmiddels berucht geworden „Kosmo- komplot". Om nog even de feiten op te halen: op 5 september zouden allerlei linies georiënteerde groepen op „Kerk en Wereld" een Kosmokomplot organi seren, dat eenvoudig gezegd gericht was op een desnoods gewelddadige vemieu- ïiing van maatschappij-strukturen. „Knelpunten in de politieke en maat schappelijke samenleving" zouden daar onder de aandacht worden gebracht. Het moderamen van de Generale Sy node verhinderde dit voornemen, ove rigens zeer tot spijt van de organisato ren, die achteraf schadevergoeding en rehabilitatie eisten. Een en ander werd aanleiding tot kri tische vragen met betrekking tot het instituut „Kerk en Wereld", dat des- üjds door de Synode in het.leven is ge roepen als centrum voor de opleiding van arbeiders op het terrein van de evangelisatie, maar dat blijkbaar een zo zelfstandig leven is gaan leiden, dat liet betrokken kon worden bij een der gelijke linkse manifestatie. Van alle kanten is met spanning ge keken naar de najaarsvergadering van de Generale Synode, omdat deze zich liad uit te spreken over de houding van het moderamen. Zoals reeds hier boven vermeld, stelde de Synode het moderamen in het gelijk, hetgeen ech ter het nodige en onnodige stof deed opwaaien! Het politiek en maatschap pelijk engagement van de kerk blijkt nog steeds een heet hangijzer te zijn. Bij velen in de Herv. Kerk leeft de vrees dat de Kerk bezig is te „verpoli tieken" (en dan uiteraard naar links!) terwijl anderen vinden dat de kerk nog veel te weinig aanschopt tegen de be staande maatschappelijke en politieke orde. ■siV ir Het is opvallend dat deze problema tiek aan andere kerken niet voorbijgaat! Immers, de Gereformeerde Synode, die volgende week in Lunteren haar arbeid voortzet, zal zich hebben uit te spreken over het oorlogsvraagstuk. Een depu- taatschap heeft een zeer uitvoerig rap port opgesteld, waarin wordt gesteld dat de kerken in dit opzicht voor een zeer gewichtige beslissing staan.i De vraag komt op, of de gevestigde orde niet reeds ze demonisch is geworden dat de kerken hun voorbede aan de overheden moeten ontzeggen Theologisch is de hele zaak in orde wanneer aan het begin van dit rapport wordt gesteld dat alle kwaad in de wereld, ook de oorlog, een gevolg is van zonde, en dat de kerk de boodschap heeft te brengen dat het Evangelie het enige geneesmiddel daartegen is. De kerk behoort daarbij op te roepen tot geloof en bekering, opdat de vruchten vrede en gerechtigheid gezien worden, persoonlijk en in het algemeen. Ook kan men onmogelijk tornen aan de stelling dat al het mogelijke moet worden gedaan om oorlog te voorko men. Maar en dan komt het de bewapening kan een dergelijke omvang aannemen dat de kerk haar leden moet aansporen tot dienstweigering, omdat Men Gode meer moet gehoorzamen dsin de mensen. Dit laatste kan in z'n algemeenheid niet worden ontkend. Het verzet in de Tweede Wereldoorlog tegen de toen bestaande onwettige overheid (waarin juist de Gereformeerde Kerken zo ak- fiet zijn geweest) is een duidelijk voor beeld van geoorloofde ongehoorzaam heid. Maar dat is nog iets anders dan dienstweigeren aan een overheid, die gebruik njaakt van de haar ten dienste staande middelen om communistische overheersing te voorkomen. Dat die middelen ons soms doen huiveren is een andere zaak. Maar het willen sanctione ren van eventuele dienstweigering heeft toch een wat verdacht kleurtje. Het is een symptoom van de pacifistische geest die niet alleen de Hervormde Kerk heeft aangetastOok al zeggen de Gereformeerde deputaten dan, dat het bestaan van moderne wapens niet meer weg te denken is en dat men niet een voudig eenzijdig kan ontwapenen. We zijn benieuwd of de Generale Sy node van de Gereformeerde Kerken dit rapport zal aanvaarden. De evenwich tige manier waarop het geschreven is, doet die aanvaarding wel verwachten. Maar ten aanzien van dienstweigering en ontwapening zouden, naar mijn be scheiden mening wel enige correcties zijn aan te brengen. WAAKNEMER. En zij, Jezus antwoordende, zeiden: Wij weten het niet. En Hij zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet door wat macht Ik dit doe. (Matth. 21 27) Wanneer wij het antwoora van de Heere Jezus, gegeven aan de overpries- ters en ouderlingen, die met een vraag naar de bevoegdheid van Jezus tot Hem gekomen waren, zo op het eerste gezicht bezien, dan komt dit antwoord ons vreemd voor. Waarom geeft de Heere aan hen niet een duidelijk antwoord op h\m vraag eri getuigt, dat Hij de aan de vaderen beloofde en de van God ge zondene is? Als ge de mededeling van de Evangelisten over dit gesprek leest, zult ge het antwoord op deze vraag ook vinden. Jezus heeft de vraag van de Fari zeeën met een wedervraag beantwoord. De doop van Johannes, zo vroeg Hij, was die uit de hemel of uit de mens. Onder de doop van Johannes moet ge verstaan alles, wat Johannes geleerd en gepredikt heeft. Nu in die prediking van Johannes lag het antwoord op de vraag van de Farizeeën begrepen, want Johannes heeft getuigenis gegeven van Jezus, zeggende, dat Hij het Lam Gods was, dat de zonden der wereld ver draagt. Johannes achtte zich zelf niet waardig Zijn schoenriem te ontbinden, want Hij was meerder dan Johannes. Jezus vraagt nu of zij dit getuigenis van Johannes omtrent Hem een getuigenis Gods of een getuigenis des merisen ach ten. Nu kunt ge zelf lezen op welke Af en toe lees ik in de krant iets over onze molens. Soms een goed be richt: een verwaarloosde of afgebrande molen wordt gerestaureerd, zoals b.v. in ons blad van 1 okt. over de molen te Goedereede, waarvoor de gemeente 100.000,heeft uitgetrokken'. En op 8 okt. over de molen van Sommelsdijk. Dat is ook het geval met een molen uit Middelburg, die een paar jaar ge leden is uitgebrand en met een molen in Vlissingen. Met steun van diverse instanties moet dat gebeuren, want zo'n restauratie kost tegenwoordig verschei dene tienduizenden guldens. Dat kan een molenaar niet betalen'. Soms lees ik ook wel eens minder mooie tijdingen ten opzichte van de molens: een oude molen wordt afge broken, men heeft er het geld niet voor (over) om hem op te knappen. Ook zijn er maar heel weinig ^molenmakers meer ^die dat werk Itunnen. Historie Eens waren er honderden molens in ons land, ze gaven karakter aan het landschap als ze met hwa. suizende ar men in de lucht maaiden. Vraag een vreemdeling hoe hij zich ons land voorstelt. In zijn antwoord komen tulpen voor, maar ook een vlak polderland met veel water en honder den molens. Als souvenir neemt hij een molentje met ingebouwde thermometer of klok mee naar huis. Dat zijn dan de watermolens. In Zeeland kennen we die niet, daar heb ben we enkel korerimolens, in totaal 75. wijze de Farizeeën zich aan de beves tigende of ontkennende beantwoording van deze vraag onttrekken. Zij zouden hebben willen zeggen, dat deze doop uit de mensen was, maar zij durfden niet dit antwoord te geven uit vrees voor het volk, dat een grote achting voor Johan nes had, omdat van zijn bediening het getuigenis van Gods Geest was uitge gaan. Vol van bitter en vijandig onge loof waren zij, dat zij echter wilden verbergen onder de mantel der onwe tendheid. Dit geloof is Jezus bekend. Hij door ziet hun hart en hun oogmerken en daarom geeft Hij het antwoord, dat wij hierboven geplaatst hebben. Dit ant woord is een vonnis. Het veroordeelt het geveinsde ongeloof van de Farizeeën en het getuigt van het feit dat Jezus dit ongeloof nooit rechtvaardigt noch in be scherming neemt. Waarom staat deze geschiedenis in de Bijbel? Deze vraag moeten wij altijd stellen bij alles, wat wij in het Woord Gods lezen. Niet al leen om ons iets van de Parizeeën te doen weten, maar alzo alles wat God door Zijn Geest liet beschrijveri tot on ze lering en onderrichting. Het met de mantel der onwetendheid bèklsda ongüloof vindt u daar, waar de waarheid Gods gepredikt wordt. Wat is de waarheid Gods in Zijn Woord ons gegeven? Een tweeledige. Ten eerste, dat wij van nature op weg naar de hel zijn. Door de zonde hebben wij God beledigd en die belediging moet de rechtvaardige God wreken. Met niets van de mens kan God ooit meer tevre den gesteld worden, hoe imenigmaal de mens dit ook beproeft en zichzelf in beeldt, zoals ook het Farizeïsme deed en nog heden doet. Farizeeër is die mens, die God door zijn eigen' werk denkt te kunnen bevredigen. Daarom haat het Farizeïsme de waarheid Gods. Veracht daarom ook in het bijzonder de waarheid in het Evangelie geopen baard, want in het Evangelie betuigt God emstiglijk, waarachtiglijk Zijn ge negenheid oim de doemwaardige en verloren zondaar in Christus te zaligen. Die genegenheid Gods is in de zending van Zijn Zoon op de heerlijkste wijze gepredikt. Jezus deed niets anders dan getuigenis geven van de Waarheid, Die in Hem een lichamelijke gestalte ver kregen had, dat Zijn hemelse Vader waaraohtelijk genegen is om in Hem verlorene Adamszonen eri dochteren te zaligen. Dat is Evangeliebediening. De prediking van Christus is niet an ders dan in de voorstelling en aanbid ding van deze Zoon Gods van die eeuwige waarheid Gods getuigenis ge ven. Wat laat men helaas menigmaal de prediking opgaan in een beschrijving van de bekeerde mens met al wat die doorleefd heeft en waarin men dan de Christen centraal stelt en niet de Chris tus. Dan blijft de mens altijd rustig. De „bekeerde" mens rekent wat hij bezit en stelt zich met zijn bezit te vreden' en vele onbekeerden verlaten het huis Gods met de al te geimakke- lijke ontboezeming van zijn meestal do de wens: Mocht de Heere mij dit ook geven. Nog beef ik bij de 'gedachte aan het God ontmoeten van een persoon, die zonder een zweem van verontrus ting of vreze tot een uur voor het ster ven zeide: Mocht de Heere mij nog bekeren. O, hoevelen slapen een dode lijke slaap, om in eeuwige jammer te ontwaken. Jezus zegt: Ik zeg het u niet. Waarom? Het is u al op een overvloedige wijze betuigd. Gelijk Johannes van de wereld der eigengerechtigheid heeft willen af snijden en' diep verlorenen naar het Lam Gods heeft gewezen, zo heeft de Heere al zo menigmaal door de bedie ning van de Waarheid Gods van de genegenheid Gods om doemelingen in Christus te zaligen getuigenis gegeven. Wat vraagt ge nog, of ge het eens weten mocht of de Heere genegen is u te zaligen? De Heere zegt: Ik zeg het u niet. Het is u al reeds gezegd, maar ge veracht dit Zijn Woord, o geveinsde en God verachtende Farizeeër. Neen, God is niet genegen u te zaUgenen in de weg, waarin gij dit werisen zoudt. Met het vasthouden van uw leven. Zon der het loslaten van de zonde, die u zo lief is, en die ge verborgen of openlijk dient en zoekt, zonder het prijsgeven van uw eigen waarde en eigen werken, zonder het de dood schrijven op al uw gerechtigheden, zonder het als een ver loren' mens aan Christus voeten terecht komen, neen zonder dat alles zaligt God de mens niet, maar de verlorenen, de veroordeelden, de doemwaardigen, de hoeren en de tollenaars, de dieven en de moordenaars, de grootste van de Het aantal molens in ons land' is iets beneden de duizend. Ze staan meestal hoog, bij oude ste den op de waUen: Veere, Middelburg, Goes, Tholen. Dat is te begrijpen: daar kunnen ze goed wiiid vangen: ,,Ik sta hier op de berg Wat kan ik meerder wensen dan zegen van de Heer en nering van de mensert", zegt de molen van St. Phiiipsland. Een molenaar is nu eenmaal iemand, die in de letterlijke betekenis van het woord van de wind moet leven. Nu waait de wind niet altijd uit dezelfde hoek, hij moet dus de wieken naar de windrichting kunnen draaien, die ,;vier lange mannen, die konden elkaar niet vangen". Ds oudste molens zijn standerdmo- De molenaar rijdt uit Stellingmolen Molen te Wissekerke (Noord-Beveland) (grondzeiler) lens: een houten molen', die op een spil (standaard) gedraaid kan worden om de wieken recht op de wind te zetten. In Zeeland 'bestaan er nog slechts 4 zulke molens, in St. Annaland, Krui- ningen, Retrauchement (enkele jaren geleden gerestaureerd) en in Groenen dijk (gemeente Kloosterzande). De andere korenmoleris zijn van steen, soms wit gekalkt, wat een mooi gezicht oplevert als ze tussen het groen staan. Sorn'mi'ge hebben een rondlopende stelling met apparatuur om de kap met de wieken op de wind te draalen. Ze heten stellingmolens. Andere hebben deze galerij niet, de wieken draaien vlak tegen de molen' tot dicht bij de grond, ze heten grondzeilers. De standerdmolen kan in zijn geheel om een spil gedraaid worden, de stenen molens zijn bovenkruiers, d.w.z. alleen de kap met de wieken eraan kan naar de wind gedraaid worden. Door deze kap steekt een spU waar aan de wieken draaien, vroe'ger van hout, maar sinds ongeveer 1840 van ijzer gemaakt. Door te hard draaien kan deze as zo warm worden' dat er brand ontstaat. Molenbranden komen dikwijls voor. Achteruitgang Vanwege de hoge kosten werd zo'n half uitgebrande molen niet altijd her bouwd. Hier en daar zie je wel eens zo'n stenen romp zonder wieken (b.v. te St. Laurens bij Middelburg), een hulpeloze aanblik die het landschap ontsiert. Maar ook geheel gave molens worden lang niet altijd meer gebruikt voor het 'doel waarom ze gebouwd zijn. Van sommige staan de wieken perma nent stil, ze hebben! hun tijd overleefd. In die tijd van vroeger had de mo lenaar een druk bestaan. Alle boeren bakten zelf hun brood, tenminste hun vrouwen deden het. Het kleine soort keukentje was er zelfs naar genoemd: 'de bak-keet. Er was een oven in ge metseld, die gestookt werd met takke- bossen (mutserds) en meestal op vrijdag werd hier voor een hele week brood gebakken. Van zuiver tarwemeel, dat gebuild was, d.w.z. de zemels waren er uitgezeefd, die waren voor het vee. Zoals het versje op de 'buil van de molen' te Haamstede zegt: „Al is de Nederlandse leeuw van honger bijna dood, De echte onvervalste Zeeuw eet zuiver wittebrood." Nu bakt men op geen enkele hof stede no'g eigen brood, na de laatste zondaren, die wü Hij zaligers en dat om niet. O heilig paradpx, niet de waardige mens, maar de onwaardige, niet de rechthebbende, maar de onrechtvaardi ge, niet de gewillige in zijn eigen weg, maar de wederstrever, niet de rijke, maar de arme, niet de zich gereinigd hebbende, maar de onheilige zaligt Hij en daarvan geeft Hij met grote kracht getuigenis. Misschien is er onder de lezers één, 'die veroordeeld over de wereld gaat, met een schuldregister voor God, dat niet te dragen is en die zegt zou het voor mij dan kunnen en dan mag het de zulken worden toegeroepen: Ja, waarlijik, al waren uw zonden' als scharlaken. Hij zal ze maken tot witte wol, al waren ze rood als karmozijn. Hij zal ze maken witter dan sneeuw. Er is zulk een fonte'in van ontferming, zulk een niet uit te ledigen bron van genade voor de schuldigen. Wat ons het meest in de weg staat is de eigengerechtigheid. Die doet ons Christus' bloed onrein achten. We wil len geen zondaar voor God zijn, en dan beschuldigen we heimelijk God van on wil om ons te zaligen, maar niet de Waarachtige God is onwillig, maar gij, die zijn getuigenis verwerpt en' in uw eigen weg gezaligd worden wil. Smeekt dan ook de Heere om die genade van Zijn Heilige Geest die u zondaar voor God maakt, die u ontkleedt, ontdekt, ontbloot, ontgrondt en van de wortel van uw eigen werken afsnijdt en dan zult ge de vraag van de Farizeeën niet stellen, maar de liefde, wijsheid en waarheid Gods aanbidden, die in Chris tus versoheen. O, dat de Christus ver- 'heerlijkende Geest van omhoog uitge goten waarde om alles weg te vagen, wat Christus in de weg treedt en een 'baan voor Hem in ons hart te b&reiden. En dat niet alleeri bij aanvang, maar telkens weer bij de voortgang. Sterven aan al het onze, opdat alzo Christus door het geloof in O'nze harten wonen zöu. Hij de hoogste plaats in ons hart, dat is Hij waardig. Ons gebed zij: Hee re, leer mij als een verlorene Christus eren, want in Hem wordt gij verheer lijkt. Rotterdam (C.) Ds. A. Vergunst. Standerdmolen wereldoorlog is dit gebruik verdwenen. Men haalt zijn brood eenvoudig bij de bakker, zoals iedereen. Ook het malen van veevoer (gerst) is verreweg voorbij. Als het nog gebeurt heeft de molenaar een motor in zijn molen, die altijd werkt, ook als er geen wind is. Meestal komt alles verpakt van de fabriek, de molen is een distributie bedrijf geworden inplaats van een ver- werfcerid bedrijf. Slechts enkele molenaars laten hun wieken nog zwaaien door de lucht: een prettig gezicht dat oude herinneringen in 'het leven terugroept. Het is 'dan ook 'geen wonder dat ze er de duizenden niet voor over heb ben om hun molen te onderhouden, als die alleen nog maar dienen moet tot verhoging van het natuurschoon en al leen cultuur-historische waarde heeft. In Sluis is zo'n ongebruikte molen ingericht als café. Ik heb ook wel eens gelezen dat een kunstenaars-echtpaar de molen wat verbouwde en er in ging wonen. Misschien zijn er no'g wel meer nuttige bestemmingen voor te vinden. Gelukkig dat er een vereniging is „de Hollandse Molen", die er ijverig voor waakt dat ons molenbezit niet verder achteruit gaat. Middelburg L. v. Wallenburg L^RVOLGVERHAALl DOOR HERMAN HAGE Wat was hij voor iemand die Mou- X ^'''"sgezind? Patriot? Hijzelf zei: ■^^s misschien wel het meest priw misschien nog had de sraidelyer Sikkensz, die een wijs man ^as, gelijk hij zei: Mouiyn? Die is alles., ml u' verdienen kan, hoe dan Hl] denkt zeker, dat, als ik een Kee, heel gunstig werd over het al- Sfneen niet over Moulijn gedacht. knt ^y geld, veel geld en je "n ocic niet zeggen, dat hij gierig was. En wel eens een arme drommel. va=v "^en het hem, dat hij vrij vtLfJ^'i ^^'i bepaald adres ging op de Dontr .r'' buiten de Noordhaven- Enoi /'^ouwe Moulijn wist dat net zo 6"ea als ae burgers van de stad. bev^^-J^'^ Beverius was niet.bepaald van r"? Moulijn. Hij was Udmaat de kerk en betaalde zijn kerkeUjke Ibelasting. Hij zvtte nooit een voet in de ikerk. Zijn vrouw was meelevend. 1 Nee, de burgemeester had niet be hoeven te zeggen, dat dominee voorlopig niet praten moest over de bezetting en inkwartiering, want Mogge, dominee, deed Moulijn joviaal Hebt u al van gehoord, dat er hier le ven in de brouwerij komt? De predilïant begreep hem, maar trok een vragend gezicht. Nee? Nou, er komt hier een Franse bezetting. Die lui worden ingekwartierd, lit ben op weg naar de burgemeester. Ik moet die lui niet in huis hebben. Mijn vrouw zou er ziek van worden. Ja, Moulijn, ik heb er iets van ge hoord. Misschien is het niet waar. O vast en zeker! Mogge, dominee. Moulijn wandelde door. Naar het Stadhuis. Natuurlijk zou hij zijn zin krijgen. Moulijn behoorde tot de nota belen. Hij is een dikke vriend van de burgemeester. De vriendjes, alle gegoe den, zouden wel geen inkwartiering krijgen. Bij hen breng je geen soldaten onder. Daar is de mindere man goed voor.i De regenten en de notabelen had den het overal voor het zeggen. Maar het moet gezegd, de mindere man was er ook onverschillig onder. Het hóórde nu eenmaal zo. Nee, dan waren de Fransen anders geweest! De vierde stand daur nam de achterstelling niet. Vandaar de revolutie, al was de domi nee het met verschillende dingen niet eens. Dominee Beverius liep er over te peinzen. Hij was een conscentieus man en had het wel eens moeilijk met de verhoudingen. Hij benijdde op dat punt zijn collega Siderius, die er wel een ge fundeerd oordeel over had. Als zij eens een enkele maal discussieerden bleek, dat zijn coUega hem „lik op stuk" kon geven. Eens had hij gezegd: Er staat toch in de Schrift: rijken en armen ont moeten elkaar, de Here heeft ze beiden gemaakt? Ja zeker, collega, was het antwoord van Siderius geweest. Maar dat bete kent niet, dat de een alles moet hebben en de ander niets. XI Terug in de pastorie zocht dominee Beverius' direct zijn vrouw op. Zij was in de huiskamer, waar de tweejarige Cornelis op de grond speelde. Maarten was naar school, Wendelmoet vermaak te zich bij de maerte in de keuken. Hij vertelde haar ziJn kort gesprek met de burgemeester. Zonder hem in de rede te vallen hoorde zü hem aan: Maar toen opeens: Pieter, wil ilc je eens wat zeggen? Hollanders en Zeeuwen zijn we niet meer. We zijn nu bewoners van de Bataafse Republiek, dus Bata ven, maar het duurt niet lang meer of we zijn Fransen, eigenlijk zijn we dat al. Ik ben maar een vrouw en weet heel veel niet, maar ik geloof geen snars van de verzekering, dat wij vrij en onaf hankelijk zijn. De Fransen zullen de la kens uitdelen; Pieter. En dat zal zo blij ven tot God, willen we hopen en bidden, een ommekeer geefti De predikant keek zijn Anneke pein zend aan, maar antwoordde niet op haar opmerking. Des avonds was het in heel Zierikzee bekend, dat er een Franse bzetting zou komen. Als gewoonlijk wist de een meer dan de ander. Er zouden wel dui zend man komenMoesten die alle ingekwartierd worden? Hoeveel van die kerels zou men dan wel niet in huis krijgen? En moesten die ook gevoed worden? Dat was me nogal wat! Ja, maar er zou goed voor betaald worden. O, dat scheelde zoveel! Het gerucht had ook de pastorie op de Oude Haven bereikt. Dominee Siderius geloofde er niets van, dat als er een be zetting kwam die zou bestaan uit dui zend man. En hij boorde een' bron aan: een lid van de Vroedschap, dat van de Patriotten niets moest hebben. Hij was er dan ook van overtuigd, dat hij wel uit de Vroedschap zou worden gezet. En toen wist de predikant het precies: honderd en twintig man, officieren en onderofficieren meegerekend. De man wist nog meer te vertellen. Het land heette nu de Bataafse Repu bliek, maar de gewesten zouden ver dwijnen. Dat werden departementen. De grenzen van de provincies zouden veranderd worden. Over elk departe ment kwam een gouverneur. Alle bur gemeesters zouden blijven, maar ze zouden voortaan Maire genoemd wor den, net als in Frankrijk. En zo worden we geleidelijk ver- franst, mijn waarde merkte dominee Siderius op. Zoals u zegt, eerwaarde. Het is met ons landje gedaan. In schijn zullen we nog wat te zeggen hebben, maar onder supervisie van Frankrijk. Het zal de Patriotten nog wel eens berouwen, dat zij de Fransen met vreugde hebben ingehaald, zeide do minee Siderius., Maar zij zullen het al leen met schade en schande leren. Ruim tien dagen later was het zover, dat de bezetting van Zierikzee een feit werd. Met een paar oorlogsfregatten van de Republiek, een deel van de Bataafse vloot lag bij Vlissingen, werd de troep van Walcheren naar Zierikzee getrans porteerd. De stadgenoot, die in Holland het „bij eengeraapt zoodje" gezien had, had geen woord te veel gezegd. By de komst van de bezetting stroomden de mensen naarde haven en toen zag men met eigen ogen. Er was niets Ia-ij gshaftigs bij. Alleen het feit, dat de mannen wapens hadden, wees er op, dat men met soldaten te doen had. Er was, be halve de officieren, niet één bij, die een behoorlijk uniform droeg. Dat zij in lompen gekleed waren was overdreven, maar daarmee was dan ook alles ge zegd. De Fransen varieerden nogal in leef tijd: er waren er, die op veertig jaar geschat werden, maar ook jongens van twintig, vijf en twintig jaar. Het geheel maakte niet alleen geen indruk, maar wekte zelfs de laehlust van velen op. Burgemeester Van Zuilenstein was ter begroeting op de kade aanwezig. Hij sprak uitstekend Frans en maakte ken nis met de kommandant, de kapitein Lamoral, die een gunstige indruk maak te. Er waren nog drie andere officieren, lager in rang. Na de ontscheping werd de troep op gesteld en onder tromgeroffel en zo nu en dan trompetgeschal werd naar het Havenplein gemarcheerd. De Patriotten keken zuinig toe: waren dat nu de be roemde Franse soldaten? Wat een soep- je! De andere bewoners lachten zich een stuip. Al spoedig waren de soldaten in groepjes verdeeld en kregen een papier, waarop hun inkwartieringsadres stond. De burgers waren wel zo welwillend om de „jongens" naar hun adres te brengen. Door een bode van de Vroedschap werd de kapitein naar de pastorie in de Poststraat gebracht. Dominee Beverius zag hen aankomen, opende de deur en verwelkomde de gast hoffelijk.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1971 | | pagina 5