EILAIIDEn niEUWS
Overdenking
Schoolmeester
Johannes de Swaef
gevolgen voor
onze land- en tuinbouw
DE WATERGEUS
BUIJSSE
Zeeuwse wandelingen
Valuta crisis lieeft grote
Vrijdag 27 augustus 1971
No. 4015
Uw Modekuis
Overweel en Struyk
Complete Woninginrichting
Sfetissant - Tel. 01877-1502
of 01879 - 721
Orgelconcert te
MiddeSliariiis
uit de
Heilige Schrift
Ook Simson
Bestuur C.B.T.B. West Nederland
i< Een nieuwe voedingsbodem voor
konkurrentlevervalsende
maatregelen
Als de centrale munteenheid, de Amerikaanse dollar, niet weer spoedig
waardevast zal zijn, dan heeft dit grote gevolgen voor het Europese
Landbouwbeleid. De afgeleide waarde van de dollar vervulde in het
E.E.G. Landbouwbeleid een zeer belangrijke rol. Nadat eerst de mark
en de gulden gingen zweven, vragen wij ons af wat er nog van een
gemeenschappelijk prijsbeleid kan overblijven, nu ook de dollar geen
vaste waarde meer vertegenwoordigd.
E.E.G.-struktuurbeleid
Deconfessionalisering
Waar is de oorzaak?
Terug naar de confessie
Het is alweer enige tijd geleden dat
niet veel vijven en zessen een nieuwe
redering kon worden gevormd en deze
redering is inmiddels voor het forum
van volk en volksvertegenwoordiging
oetreden. We mogen ons verwonderen
over het feit dat de christelijke par
tijen, hoewel ze tijdens de verkiezingen
nevoélige verliezen hadden geleden, toch
weer kans hebben gezien, met elkaar
verantwoordelijkheid te dragen en! een
regeringsprogramma op te stellen. Maar
te "benijden is deze regering zeker niet.
We zitten dieper in het moeras dan we
konden bevroeden en het zal voor Bies
heuvel en zijn kabinet een ondankbaar
werk zijn, maatregelen te moeten ne
men die weinig populair zijn en die het
oeschreeuw van de oppositie zeker zul-
fen bevorderen.
Maar ik wilde het eigenlijk hebben'
over iets anders. Tijdens en na de ver
kiezingen is herhaaldelijk het woord
„deconfessionalisering" gevalen. Er
wordt mee bedoeld dat de confessie, de
belijdenis, steeds minder invloed heeft
op de politieke keuze en dat de con
fessionele partijen dientengevolge steeds
verder afbrokkelen.
Over deze materie las ik enkele be-
liartigenswaardige opmerkingen van de
hand van Prof. Dr. G. C. van Niftrik
in het driemaandelijks tijdschrift „Kerk
en Theologie" (in het nummer van juli
1971). Van Niftrik betoogt daarin dat de
confessionele pai-tijen zelf de schuld
dragen van de achteruitgang van hun
partijen', doordat ze niet confessioneel
genoeg zijn. Maar laat ik de Hoogge
leerde zelf het woord geven.
„Ter verklaring van de nederlaag der
confessionele partijen wordt ook door
die partijen zelf telkens weer gewezen
op het proces van deconfessionalisering,
dat ons volk in snel tempo doormaakt.
Dat zal wel waar zijn! Ik wou in dit
deel der kroniek eigenlijk alleen maar
als mijn persoonlijke mening kenbaar
maken dat ik de oorzaak van de neder
laag der confessionele partijen voor
namelijk zoek in de deconfessionalise
ring van die partijen zelf. De ontwik-
Iteling binnen die partijen, waarbij ik
in het bijzonder aan de C.H.U. denk,
die mij het naast aan het hart ligt, heeft
het bestaansrecht dier partijen eenvou
dig ondergraven'. De deconfessionalise
ring der z.g. confessionele partijen be
staat hierin dat zij het Woord Gods,
het Evangelie, de Openbaring, gedegra
deerd hebben tot een inspiratie voor een
politiek die nooit meer spreekt over de
„ere Gods", maar alleen en uitsluitend
over de belangen en de rechten der
mensen. De deconfessionalisering der
z.g. confessionele partijen bestaat hier
in dat zij de belijdenis van het chris-
telijli geloof tot een pre-ambule heb
ben gemaakt om dan verder over niets
dan alleert sociaal-economische belangen
en wensen te spreken. Waarom zal een
christenmens nog langer op een confes
sionele partij stemmen? Als het dan toch
alleen en uitsluitend gaat om sociaal-
economische belangen kan men beter,
consequenter, progressiever terecht. Het
is best te begrijpen dat de progressie
ven' in de A.R.P. en de K.V.P. het liefst
met de P.v.d.A. samen zouden regeren,
en het betreuren dat die Partij zo lelijk
doet tegen' de dusgeheten confessionele
partijen".
Het zou de moeite waard zijn het he
le betoog van Prof. Van Nifterik over te
nemen, maar ik moet me beperken. Nog
een enkel citaat moge hier volgen: „De
christelijke partijen zullen pas weer in
teressant worden, wanneer zij zonder
schaamte weer echt confessioneel zijn
en handelen, en dus wat wereldvreem
der worden dan zij op dit ogenblik zijn,
nu zij zich beijveren om iedereen duide
lijk te maken dat zij óók gewone poli
tiek bech-ijven. De C.H.U. beroemt er
zich op in haar nieuwe stijl nu ein
delijk een echte politieke partij te zijn
geworden. Daardoor had het getuigenis
van minister en lijstaanvoerder Udink
in de verkiezingstijd geen klankbodem
en achtergrond ------
NATUURLIJK BIJ
MIDDELHARNIS
Dat is dan de partij die nog niet zo
vreselijk lang geleden met een leuze
van Hoedemaker de verkiezingsstrijd
inging. Wat in de C.H.U. nog in de geest
van Hoedemaker denkt, wordt over
stemd door een larmoyante jongeren
organisatie. Precies zoals de Synode der
Hervormde Kerk prompt door de knieën
gaat en alternatieve belijdenisvragen ac
cepteert zonder enige nadere bezinning
zo spoedig de bedreiging wordt geuit
dat men anders „de jeugd" kwijtraakt,
precies zo laat de C.H.U. zich telkens
weer door de jongerenorganisatie inti
mideren. Men zegt dat de tijd voor con
fessionele partijen voorbij is. Ik be
weer dat de tijd voor déze confessione
le partijen, die niet confessioneel meer
zijn, voorbij is
De gewone burger heeft de indruk
dat linkse pressuregroups in Nederland
de dienst uitmaken. Maar als men dat
hardop zegt, heeft men snel eeri fas
cist. Ook de confessionele partijen heb
ben maar één zorg: als progressief er
kend te worden! Of men nog belijdt,
werkelijk confessioneel is, wordt dan
een zaak van de tweede orde."
Ik ben ditmaal weinig zelf aan het
woord gew^eest, maar ik vond het de
moeite waard. Van Niftrik aan het
woord te laten. Misschien zullen we het
niet in alles met hem eens kunnen
zijn, maar dat neemt niet weg dat hier
zéér bepaald in de roos is geschoten!
Waarnemer.
Op verzoek van de Stichting Kerk-
concerten Goeree en Overflakkee komt
op zaterdag 28 augustus a.s. in de Grote
Kerk te Middelharnis een orgelconcert
geven Bert Matter, hoofdleraar orgel
aan het Arnhems Conservatorium en
organist van de Grote of St. Walburg-
kerk te Zutphen.
Bert Matter, die geboren werd te Ab
coude, deed op 20-jarige leeftijd eind
examen orgel aan het Rotterdams Con
servatorium met een onderscheiding
voor muzikaliteit. Zijn orgelleraar was
Piet van de Kerkhoff. Na zijn conserva
toriumstudie studeerde hij bij Cor Kee
impro-visatie. Verder heeft hij deelge
nomen aan de concoursen te Bolsward
en Haarlem. In 1967 maakte hij onder
andere een concertreis door Zweden.
In Middelharnis hoopt Matter stukken
te spelen van Greene, Muffat, Homilius,
J. S. Bach, Krebs en Mozart, terwijl hij
het concert met een improvisatie hoopt
te besluiten.. De aanvang is gesteld op
8 uur. Programma's a 2,zijn bij de
ingang van de kerk verkrijgbaar.
en Simson."
Hebreeën 11 32 (midden)
Hebreeën 11 is wel eeris genoemd de
rij der geloofshelden. Een lange lijst van
groten uit het Oude Testament, die in
het geloof hebben geleefd en' in het ge
loof zijn gestorven. Indrukwekkend
klinkt het steeds weer: door het ge
loof, door het geloof. Daar hoort Abel
bij. Abel met zijn offer; daar hoort
Noach bij, die de ark heeft toebereid.
We vinden er Abraham, de vader der
gelovigen; we vinden er ook Jakob, de
stamvader van het volk Israël. En He
noch en Izaak en Sara en Jozef en
Mozes. Een wolk van getuigen van
groten in het geloof.
En dan, als de Hebreeën-schrijver die
lange lijst van namen de revue heeft la
ten passeren en' heeft stilgestaan bij
Abraham en Jakob en Sara en Jozef
en nog vele anderen meer, dan grijpt hij
de pen en schrijft nog eens neer: „en
wat zal ik nog meer zeggen, want de
tijd zou mij ontbreken." Er zijn er nog
véél meer, wU hij zeggen. Er zijn er die
onbekend zijn gebleven, stillen' in den
lande en er zijn er wier namen wij wél
weten, eenvoudige mannen en eenvoudi
ge vrouwen, die ook in het geloof heb
ben geleefd en in dat geloof zijn ge
storven. Groten en kleinen, richters en'
profeten, koningen en priesters, een
voudige huismoeders, ouderen en jon
geren. En van die allemaal geldt het:
door het geloof.
En dan breekt de Hebreeën-schrijver
los: „en wat zal ik nog meer zeggen,
want de tijd zou mij ontbreken, zou ik
verhalen van Gideon en Barak, van
Simson eri Jefta, van David en Samuel
en van de profeten. Deze allen hebben
door het geloof getuigenis gehad.
Ja, ook Simson, lezer. Onder al die
namen komen we ook de naam van
Simson tegen; Simson, de richter. Zijn
naam staat er ook tussen, tussen die
wolk der getuigen.
Kunnen we Simson dan ook rekenen
tot de helden des geloofs? Is Simson dan
zo'n voorbeeld? Want Simsons leven is
een gespleten' leven geweest. Hij is een
richter. Maar hij verslingert zijn gaven.
Simson is een geestelijke sloddervos, die
overal met zijn vuile voeten doorheen
loopt. Simson leidt soms een liederlijk
leven. Hij is een kraohtigfiguur, maar
geen prachtfiguur. Hij is roekeloos en
speelt met verschillende vrouwen. Sim
son speelt hoog spel en tenslotte ver
liest hij. En zijn einde is triest gewor
den; als een blinde gevangene, roem
loos gestorven', onder het puin van
Dagons tempel. We hadden misschien
nooit kunnen denken, dat Simson ook
nog geloof had, als zijn naam niet op
getekend stond in de rij der geloofshel-
den.
En dan toch: Simson hoort er ook bij!
Is dat omdat hij als Nazireeër is gebo
ren en zo sterk is geweest? Is dat om
zijn lange haren, zijn geweldige kracht?
Of omdat hij die leeuw heeft ver
scheurd, driehonderd vossen kon van
gen, de poorten van Gaza op zijn nek
nam, of is het door zijn sterven? Want
Simson trekt tenslotte in de kracht des
Heeren en' in de kracht van het geloof
de hele Dagonstempel in stukken.
Nee! Want denk vooral niet te hoog
van Simson, lezer! Simson is alleen ge
rechtvaardigd geworden door het ge
loof. Omdat God hem wilde aanzien.
Simson heeft het geloof ontvangen in
de vergeving der zonden. Zijn leven is
een leerschool geweest, waarin hij
steeds weer opnieuw moest beginnen,
steeds weer opnieuw. Tot Simson daór
mocht komen, waar het ging gelden:
door het geloofen Simson.
Hoe eerlijk en ontdekkend spreekt de
Schrift over de zonden' van Simson.
Maar hoe magistraal zwijgt de Schrift
over zijn leven des geloofs. Wij zouden
graag meer willen weten. Hoe God in
zijn leven gewerkt heeft. Hoe die strijd
tussen het vlees en de Geest plaats
vond in zijn leven. Want Simson is er
diep doorgetrokken geweest, vele malen
weer. Wat ging er door hem heen in de
gevangenis te Gaza, en in de tempel van
Dagon? Ook Simson heeft de Heere le
ren kennen in zijn eisende gerechtig
heid. Maar ook ondanks zijn liederlijk
leven toch genade ontvangen, heeft door
het geloof leren levenopgenomen
in de rij der geloofshelden in He
breeën 11 Alleen maar die woor
den„en Simson."
Hoe magistraal zwijgt de Schrift, le
zer. Wij zouden nog méér willen we
ten. Want Simson staat in Hebreeën 11
als opgericht teken: van hoe diep een
mens kan vallen. Veel gaven ontvan
gen; vele gaven verspeeld. Maar ook hoe
Gods genade triumfeerde in zijn leven.
Hoort Simson dan toch bij de helden?
Is hij nu zo'n voorbeeld? Had de He
breeën-schrijver niet veel beter andere
namen kunnen noemen: van Aaron, van
Salomo, van Daniël, of Jeremia, van
Jonathan of Esther? Dat zijn mensen
geweest, groot van geloof en edel van
karakterNee, Hebreeën 11 noemt
nu juist déze richter. Hij is geen held
in zichzelf. Maar een held des geloofs,
door Gods grote genade. En dan toch
een geloof sheld, opgenomen in de rij der
getuigen„en Simson."
Denk vooral niet te hoog van Sim
son, lezer. Ook niet van uw eigen
leven'! Maar denk alleen groot van God.
Want Simson is een opgericht teken
van hoe diep een mens kan vallen.
Maar ook, wat genade vermag in het
leven van een zondaar.
Put er dan moed in! Nooit zal de zon
de zo groot zijn, of Gods genade is
groter. Maar dat kan niet anders dan
dóór het geloof. Dat geloof maakt men
sen klein. Maar dat geloof maakt God
groot. Dat geloof doet zeggen: Heere,
ik ben zo'n slechte richter, maar Gij
zijt zo'n beste. Ik ben zo'n zwakke
Simson, maar Gij zijt zo'n sterke.
Denk vooral niet te hoog van Sim
son, lezer. Denk evenmin groot van
uzelf. Maar denk groot van God. He-
breeën 11 is een monument des ge
loofs, een monument van vrije genade,
van wat genade vermag in het leven
van een zondaar„En wat zal ik nog
meer zeggen: de tijd zou mij ontbreken,
zou ik verhalen van Gideon en Barak, i;
van David en Samuel, van Jefta
God schaamde zich die allen niet, om
hun God genaamd te worden. Ook niet
de God van Simson.
Lopik.
H. Veldhuizen.
In 1621, dus juist 350 jaar geleden,
verscheen in Middelburg een handlei
ding voor de ouders bij de opvoeding
van hun kinderen. Naar de gewoonte
van die dagen had het boek een zeer
uitvoerige titel, die ik in zijn geheel
opschrijf in de spelling van toen:
„De Geestelijcke Queekerije van de
Jonge planten der Gerechtigheydt
ten prijse des Alderhooghsten, cie-
raad van sijne Voorhoven, ende der
Planten bèhoudinge;
Ofte Tractaet van de Christelijcke
opvoedinghe der kinderen, Uyt den
Woorde Godes tenedergestelt.
Door Johannes de Swaef,
Schoolmeester te Middelburgh
in Zeeland".
Tegenwoordig gebruikt men zulke
lange titels niet meer en evenmin zoveel
hoofdletters. Ik zie wel eens adverten
tie (van verloving of huwelijk) in de
krant, ook in ons blad, zonder hoofdlet
ters. Dat vind ik ook niet mooi, maar te
veel van dit goede kan me ook niet be
koren.
De tweede druk.
Pas in 1740 verscheen er een tweede
druk van, „vermeerderd met eene Voor
reden ter aanprijzing van eene God
vruchtige opvoedinge der kinderen, en
bijgevoegde Aantekeningen Door Jaco
bus Willemsen, Predikant te Middel
burg".
Dat deze 2e druk zo lang op zich liet
wachten, schrijft de inleider toe aan de
omstandigheid, dat het („maar") 't werk
was van een schoolmeester.
In een gedicht in het voorwoord wordt
deze ds. Willemsen op akelig vleiende
manier hulde gebracht:
„Schoon 't wereldkundig is, dat gij
door uw vermogen vele andren over
treft in wijsheid en verstand. Nochtans
verwerpt gij niet het min geleerde po
gen van lager geestig volk, maar biedt
hun mild de hand".
Deze aantekeningen van ds. Willem
sen zijn in een andere letter gedrukt
dan wat De Swaef geschreven heeft,
wat wel een voordeel is en gemakkelijk.
Zijn aanvullingen zijn blijkbaar be
doeld om het werk van De Swaef meer
bekendheid te geven en onder de men
sen te brengen.
Dit voorwoord neemt een flink deel
van het boek in beslag, naar evenredig
heid van het werk van De Swaef een te
groot deel, n.lj 140 bladzijden van de
ongeveer 500 die het boek bevat.
Het voorwoord.
Ik vermoed dat er van de eerste uit
gave van 1721 weinig of geen exempla
ren meer bestaan. Ik heb hier voor me
de tweede druk van 1740 met de lange
voorrede van ds. Willemsen. Daarover
wU ik eerst iets zeggen.
Naar het woord van de bekende her
vormer Melanchton zijn er drie zaken
die ongemeen moeilijk zijn: het baren,
onderwijzen en regeren van kinderen.
Gelukkig is er een plaats waar men
raad kan vinden voor de moeilijke pro
blemen van de opvoeding: In Gods
Woord.
Ds. Willemsen jubelt:
„De Bijbel is mijn lust; dat
goddelijk bijbelwoord,
Die zoetste bijbelleer heeft
mijnen geest bekoord.
Gun rijken al hun goed,
de koningen hun troon,
Mag maar de Bijbel zijn mijn
rijkdom, schat en kroon.
De Bijbel is en blijft mijn liefde
en eeuwig erf.
De Bijbel is mijn troost, 't zij
dat ik leef of sterf".
Dan wordt ons voorgesteld de jeugd
van Jezus, als een voorbeeld voor alle
kinderen. Een ideaal om na te volgen,
wat onze kinderen nooit zal gelukken,
omdat de zonde in hun kleine hartjes
woont en Jezus was zonder zonde.
Uitvoerig gaat de inleider na zijn ge
boorte, vlucht naar Egypte, besnijdenis,
optreden in de tempel toen hij 12 jaar
was. Bij elk van deze gebeurtenissen
stelt hij zijn vragen en geeft de toe
passing. Er zijn vaders en moeders die
zich om hun kroost niets bekommeren,
het verwaarlozen, ja zelfs hun kinde
ren te vondeling leggen of zelfs van het
leven beroveiL,
Maar Jozef en Maria brachten hun
kind in veiligheid in Egypte, zorgden er
voor dat Herodes het geen kwaad kon
doen.
Jezus werd besneden, maar hoeveel
kinderen hebben wel een naam, dat kan
nu eenmaal niet anders, maar zonder
het verbondsteken aan hun voorhoofd.
Reeds op 12 jarige leeftijd was Jezus
„in de dingen zijns vaders". Waar zijn
onze kinderen, als ze uit de kerk ko
men, op vrije middagen en 's avonds?
Weten de ouders wat ze uitvoeren?
Jezus was zijn ouders onderdanig. Hoe
staat het met de gehoorzaamheid van
onze kinderen aan vader en moeder?
Lijkt die op het voorbeeld van Jezus?
Er is nog veel meer aan te halen uit
deze lange inleiding op het eigenlijke
werk, maar hierbij wil ik het laten.
Joh. de Swaef.
We willen eerst nog iets uit het leven
van de schrijver opdiepen. Zijn familie
kwam uit Antwerpen. Vermoedelijk
heeft die in 1585 deze stad verlaten, toen
Een verbrokkeling van het prijsbe
leid, uiteenlopende E.E.G.-prijzen in
de zes landen: een „bos" van lapmid
delen als heffingen, restituties en sub
sidies zal onafwendbaar zijn. Een bron
van belemmeringen voor een Land-
bou'w-exportland als Nederland, maar
tevens een nieuwe voedingsbodem voor
konkurrentievervalsehde maatregelen,
aldus het hoofdbestuur van de C.B.T.B.
Parma ze innam en burgemeester Mar-
nix van St. Aldegonde eveneens de stad
moest verlaten. Sterker dan bij de mees
te Nederlanders uit het noorden, treedt
bij deze Zuidnederlander van afkomst
de haat tegen Spanje op de voorgrond
en zijn afkeer van Papisten, Remon
stranten en Mennisten (Wederdopers).
Hij werd in 1594 geboren, was dus nog
maar 27 jaar toen hij dit grote boek
over pedagogiek schreef. Hij heeft trou
wens meer geschreven, ook godsdiensti
ge werken uit het Frans en Engels ver
taald, en enkele gedichten gemaakt. Hij
was getrouwd met de dochter van ds.
Gerson Panneel. Natuurlijk was hij be
kend met de piëtistische predikanten
familie Teelinck en heeft ook onder de
invloed van deze stroming gestaan.
Het spreekt vanzelf dat hij een kind
van zijn tijd was, dat kan haast niet
anders. Maar in sommige opzichten was
hij zijn tijd ver vooruit. De leus uit de
vorige eeuw bij de schoolstrijd „de
school aan de ouders", was ook zijn
beginsel, waar hij de opvoeding der
kinderen niet in de eerste plaats als de
taak van de schoolmeesters maar van
de ouders beschouwtj
Zijn jongere broer Samuel was even
eens schoolmeester, o.a. in Middelburg,
Dirksland en Bergen op Zoom.
Hij was tevens schoonschrijver, plaat
snijder en auteur van enkele stichtelijke
boekjes. De jongste broer Daniël is pre
dikant geweest te Aagtekerke en Mid
delburg, waar hij gestorven is.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
West Nederland in zijn laatstgehouden
vergadering.
Het C.B.T.B.-bestuur sprak er dan
ook zijn teleurstelling over uit, dat de
eerste poging tussen de 6 E.E.G.-landen
om te komen tot een vaste verhouding
tussen de wisselkoersen is mislukt.
Was dit wel gelukt, dan had de een
heid in het prijzen schema zo groot mo
gelijk kunnen blijven. Het bestuur was
eveneens bezorgd over de gevolgen van
de W/o heffing op de invoer van pro-
dukten die de Verenigde Staten wil toe
passen om uit haar ekonomische moei
lijkheden te komen.
Al gaat slechts S'/o van het Land-
bouw-export naar de V.S., toch zal dit
voor bepaalde sektoren duidelijk gevol
gen hebben. Een herstel van de var-
kensprijzen zal worden belemmerd,
maar ook onze bloembollen-telers zullen
tegenvallers te incasseren krijgen.
Het C.B.T.B. bestuur besprak everi-
eens de nieuwe richtlijnen voor moder
nisering van de Landbouwbedrijven en
bedrijfsbeeindigingsregelingen van de
Europese Commissie.
Hoewel bij oppervlakkige bestudering
een groot aantal positieve punten in de
ze richtlijnen zijn aan te wijzen, zijn
de vraagtekens eveneens legio.
Het toestuur meende dat er nog onvol
doende inzicht is in de gevolgen en mo-
gelijkhederi van deze richtlijnen voor
onze Land- en Tuinbouw om nu reeds
een oordeel over deze richtlijnen uit te
spreken. Zij besloot dan ook deze richt
lijnen aan de nadere studie te onder
werpen en zich op ruime schaal te laten
voorlichten om pas daarna tot een meer
gefundeerde standpuntbepaling te ko-
Ook is 'het bestuur niet enthousiast
over het voorgestelde tracé van de lei
dingstraat door Brabant naar Zeeland.
Een alternatief tracé zal door het Land
bouwschap worden ingediend.
VERVOLGVERHAAL
door Sibe vian Aangium
34
I "f"'^',,^^'" se be-
,.'k zat op mijn wachtpost", zei de
"Monnik, „toen plotseling Beëlzebub voor
roe stond. Met een vurige klauw greep
"1] mij bij de haren en wilde me mee
slepen naar zijn helse krochten. Hij
nuude ontzettend. O, het was vreselijk!"
"e arme sukkel huiverde nog, toen hij
net vertelde. „Ik smeekte om genade",
vervolgde hij. „En toenHij zweeg.
ün toen?" vroeg de abt driftig.
„loen", zei de monnik fluisterend,
"toen zei hij: ik zal u het leven schen-
Ken. Gij kunt uw ziel loskopen voor de
«^natten, die hier verborgen zijn". Hij
^eeg weer. De abt was doodsbleek ge-
Worden.
"En toen?" riep hij.
Ue monnik zeide: „Toen greep hij mij
n Wierp hij mij op de buik. Ik weet
niets
geluid
ik
meer, dan dat de kerk vol was van
en der demonen. Maar wel hoorde
■"f™ achter het altaar bezig".
"Achter het altaar?" kreet de abt ont
zet. Hij snelde met de lantaarn gewa
pend het koor op naar het altaar. Driftig
liep hij naar achter. Dan zag hij het
geopend paneel. Hij sprong als het wai-^
de trappen af. Gelukkig, beide kistei.
stonden er nog. Hij opende de eerste
dan stiet hij een kreet van ontzetting
uit. Ze was leegleegHelaas.
Hij schreeuwde 't uit. „Weg, alle schat
ten, weg! De roem van Aninghem weg!
,,Mijn gouden crucifix en mijn miskel-
ken! Gestolen!" De kist met misgewa
den was ongeschonden. Maar de groot
ste schatten gestolen! Hij vloog meer
dan hij liep de trap op, het koor af.
De monnik, die de wacht had gehou
den, was nog omgeven door een kring
zijner medebroeders. De abt stortte zich
op hem. „Heb jij het paneel geopend,
ongelukkige?" riep de abt, buiten zich
zelf.
De wachter zweeg en staarde de abt
angstig aan.
„Spreek", bulderde deze. „Je hebt ons
geheim verraden".
„Ik weet niet", zei de stakker, „hij
greep mij bij de harenhij wist ons
geheimhijikhij hakkelde.
„Laat de ongelukkige", zei de prior
verzoenend. „Wij zelf waren allen ang
stig".
„'t Waren spitsboeven", zei de biblio
thecaris. „Ze hebben het arcanum der
oude Grieken gekend".
„Wee, wee ons!" jammerde de abt.
„Wij hebben de eeuwenoude schat ver
loren. Nu gaat de profetie in vervulling
van de schenker dezer zeldzame schat
ten:
Zolang het goud van Aninghem is
afgesloten zal het klooster van
Aninghem blijven.
Wee ons! Nu zal ons klooster verdwij
nen. Wee, wee ons!"
Van alle kanten klonk het weegeroep.i
De bibliothecaris maakte er echter
een eind aan.
„Ja", zei hij, „als we hier blijven ach-
en-wee-roepen als oude vrouwen, is de
schat zeker verloren. Laat ons echter
opmaken en de vijanden najagen. Er
zijn slechts twee mensen".
„Laten we de noodklok luiden", stelde
de Prior voor.
„Ja, luidt de klok", zei de abt. „Dan
zal de vrome bevolking ons te hulp ko
men".
Reeds stormden een paar jonge mon
niken naar de toren en weldra klonken
■de klanken van de klok over de velden.
Het duurde niet lang, of van verschil
lende kanten kwamen de vrome katho
lieken. Er ontstond een groot misbaar.
Want de kostbaarheden van het klooster
waren wijdberoemd. Nu echter toonde
de abt ziöh op zijn best.
„Mannen", zei hij, „twee onverlaten
hebben ons gouden crucifix en drie mis-
kelken en een schenkkan, alles van
massief goud, gestolen. Ze kunnen niet
ver zijn. Waarschijnlijk begeven ze zich
naar de kust. Ze zijn gekleed als twee
monniken van monniken van de orde
van de Heilige Bernard in schiere pijen.
Zet hen onmiddellijk na. De meesten
moeten de wegen, die naar de kust lei
den, nemen. Alle andere richtingen kun
nen door tien mannen nagezocht wor
den".
De menigte verdeelde zich,, Weldra
gaf men zich op weg. Naar alle rich
tingen togen de mannen. Ongeveer hon
derd gingen de kant uit naar Ried, de
v/eg die Hotse en Wieger gegaan waren.
Verschillende boeren waren met paar
den gekomen. Omdat het waarschijnlijk
was, dat de rovers de weg over Ried ge
nomen hadden, namen de meeste ruiters
deze weg.
Hotse en Wieger sjouwden gebogen
onder hun zware last.
„'t Valt niet mee", meende Hotse.
„Och", zei Wieger, „ik ben sterk".
Maar Hotse merkte wel, dat het Wie
ger zwaar viel. Ze waren nu midden op
de weg van Ried naar Doengjum.
„Stop even", zei Hotse. „Hoor je niet
lawaai in de verte?"
Ze keerden zich om en tuurden. Hun
sdherpe zeemansogen ontwaarden wel
dra gestalten in de verte. „Als ze ons
maar niet nazetten", zei Wieger. „Ze
kunnen best de klok hebben geluid".
„Ik vrees het", zei Hotse. Hij keek
rondom zich. Alles was donker. Opmerk
zaam tuurde hij echter naar links.
„Zie je wat, Hotse?" vroeg Wieger.
„Ja", zei Hotse, „kijk ook eens.; Zie je
daar geen donkere omtrek oprijzen? 't
Lijkt wel alsof daar een oude Stins
staat".
Wieger tuurde ook. „Ja", zei hij, „daar
staat een groot huis. Wacht eens, hier
stond vroeger Elgersma-Stins. In mijn
jeugd was het al onbewoond en verval
len. Wellicht is het nu niet meer dan
een ruïne".
„Dan naar Elgersma-huis", zei Hotse
vlug besloten. „Gauw, Wieger! Ik geloof
niet, dat zij ons al hebben bemerkt".
Hotse en Wieger zagen vlakbij een
oude toegangsweg, nu helemaal verval
len. „Hier is zeker de oude toegang".
Dat, wat eens de weg was geweest,
was nu geheel bedekt met gras. Hotse
en Wieger versnelden hun pas. Inder
daad, weldra zagen ze voor zich de ruï
ne van een trotse burcht.
„Tjonge", zei Hotse, „dat is nog al een
heel ding geweest. Kom, Wieger, voort-
maken jongen!"
Ze hoorden thans duidelijk de hoef
slagen van veel paarden. Gelukldg had
den ze nu de ruïne bereikt. Onder een
oude puntboog gingen ze door. Dan
klonmien ze een brede trap op. Nu kwa
men ze in een grote zaal. Verschillende
vertrekken sloten hierbij aan.. Ze liepen
enkele kamers door. Gelukkig begon het
al enigszins te lichten. Hotse schudde 't
hoofd. „Geen plaats om ons te verber
gen", zei hij tegen Wieger. „Ho wat
is dat? Ha een toren". Ze klommen
een paar trappen op naar boven. Dan
een ladder. Ook deze beklommen ze. Nu
stiet Hotse, die de voorste was, op een
luik. Hij zette zijn schouders eronder.
Er was geen beweging in te krijgen.
„Neem jij de zakken", zei Wieger, „en
laat mij het eens proberen". Wieger zet
te zijn schouders onder het luik. De
ladder trilde. Gelukkig hield ze het.
Wiegers spieren spanden zich. Zijn ge
laat werd bloedrood.
„Er komt beweging", zei Hotse. Hij
stond nu onderaan en steunde de ladder.
Wiegers adem ging hortend.i De aderen
aan zijn slapen zetten zich uit. Maar het
luik rees overeind. Nu was er al een
ruimte van tien centimeter.
„Even uitblazen", zei Wieger. Dan
spande hij opnieuw zijn krachten in. Nu
ging het vlugger. Het luik stond hele
maal open. Wieger en Hotse klommen
naar boven. Dan deden ze het luik weer
dicht. Ze waren op een verdieping,
waarvan de bovengedeelten van de mu
ren waren ingestort. De vloer was he
lemaal bedekt met puin. Dit had ook op
het luik gelegen, vandaar dat het zo
moeilijk was het te openen. Wieger en
Hotse stapelden thans weer puin op het
luik. ,,Nog maar wat", zei Hotse. Het
overige ruimden ze zo goed mogelijk op.
Eindelijk hadden ze een hoek helemaal
vrij. Hier zaten ze tamelijk beschut. Van
buiten af kon men ze niet zien. Hotse
en Wieger gingen plat op de vloer zit
ten. De beide zakken hadden ze in de
hoek gelegdj