EILAIIDEn niEUWS Overdenking Schoolmeester Johannes de Swaef gevolgen voor onze land- en tuinbouw DE WATERGEUS BUIJSSE Zeeuwse wandelingen Valuta crisis lieeft grote Vrijdag 27 augustus 1971 No. 4015 Uw Modekuis Overweel en Struyk Complete Woninginrichting Sfetissant - Tel. 01877-1502 of 01879 - 721 Orgelconcert te MiddeSliariiis uit de Heilige Schrift Ook Simson Bestuur C.B.T.B. West Nederland i< Een nieuwe voedingsbodem voor konkurrentlevervalsende maatregelen Als de centrale munteenheid, de Amerikaanse dollar, niet weer spoedig waardevast zal zijn, dan heeft dit grote gevolgen voor het Europese Landbouwbeleid. De afgeleide waarde van de dollar vervulde in het E.E.G. Landbouwbeleid een zeer belangrijke rol. Nadat eerst de mark en de gulden gingen zweven, vragen wij ons af wat er nog van een gemeenschappelijk prijsbeleid kan overblijven, nu ook de dollar geen vaste waarde meer vertegenwoordigd. E.E.G.-struktuurbeleid Deconfessionalisering Waar is de oorzaak? Terug naar de confessie Het is alweer enige tijd geleden dat niet veel vijven en zessen een nieuwe redering kon worden gevormd en deze redering is inmiddels voor het forum van volk en volksvertegenwoordiging oetreden. We mogen ons verwonderen over het feit dat de christelijke par tijen, hoewel ze tijdens de verkiezingen nevoélige verliezen hadden geleden, toch weer kans hebben gezien, met elkaar verantwoordelijkheid te dragen en! een regeringsprogramma op te stellen. Maar te "benijden is deze regering zeker niet. We zitten dieper in het moeras dan we konden bevroeden en het zal voor Bies heuvel en zijn kabinet een ondankbaar werk zijn, maatregelen te moeten ne men die weinig populair zijn en die het oeschreeuw van de oppositie zeker zul- fen bevorderen. Maar ik wilde het eigenlijk hebben' over iets anders. Tijdens en na de ver kiezingen is herhaaldelijk het woord „deconfessionalisering" gevalen. Er wordt mee bedoeld dat de confessie, de belijdenis, steeds minder invloed heeft op de politieke keuze en dat de con fessionele partijen dientengevolge steeds verder afbrokkelen. Over deze materie las ik enkele be- liartigenswaardige opmerkingen van de hand van Prof. Dr. G. C. van Niftrik in het driemaandelijks tijdschrift „Kerk en Theologie" (in het nummer van juli 1971). Van Niftrik betoogt daarin dat de confessionele pai-tijen zelf de schuld dragen van de achteruitgang van hun partijen', doordat ze niet confessioneel genoeg zijn. Maar laat ik de Hoogge leerde zelf het woord geven. „Ter verklaring van de nederlaag der confessionele partijen wordt ook door die partijen zelf telkens weer gewezen op het proces van deconfessionalisering, dat ons volk in snel tempo doormaakt. Dat zal wel waar zijn! Ik wou in dit deel der kroniek eigenlijk alleen maar als mijn persoonlijke mening kenbaar maken dat ik de oorzaak van de neder laag der confessionele partijen voor namelijk zoek in de deconfessionalise ring van die partijen zelf. De ontwik- Iteling binnen die partijen, waarbij ik in het bijzonder aan de C.H.U. denk, die mij het naast aan het hart ligt, heeft het bestaansrecht dier partijen eenvou dig ondergraven'. De deconfessionalise ring der z.g. confessionele partijen be staat hierin dat zij het Woord Gods, het Evangelie, de Openbaring, gedegra deerd hebben tot een inspiratie voor een politiek die nooit meer spreekt over de „ere Gods", maar alleen en uitsluitend over de belangen en de rechten der mensen. De deconfessionalisering der z.g. confessionele partijen bestaat hier in dat zij de belijdenis van het chris- telijli geloof tot een pre-ambule heb ben gemaakt om dan verder over niets dan alleert sociaal-economische belangen en wensen te spreken. Waarom zal een christenmens nog langer op een confes sionele partij stemmen? Als het dan toch alleen en uitsluitend gaat om sociaal- economische belangen kan men beter, consequenter, progressiever terecht. Het is best te begrijpen dat de progressie ven' in de A.R.P. en de K.V.P. het liefst met de P.v.d.A. samen zouden regeren, en het betreuren dat die Partij zo lelijk doet tegen' de dusgeheten confessionele partijen". Het zou de moeite waard zijn het he le betoog van Prof. Van Nifterik over te nemen, maar ik moet me beperken. Nog een enkel citaat moge hier volgen: „De christelijke partijen zullen pas weer in teressant worden, wanneer zij zonder schaamte weer echt confessioneel zijn en handelen, en dus wat wereldvreem der worden dan zij op dit ogenblik zijn, nu zij zich beijveren om iedereen duide lijk te maken dat zij óók gewone poli tiek bech-ijven. De C.H.U. beroemt er zich op in haar nieuwe stijl nu ein delijk een echte politieke partij te zijn geworden. Daardoor had het getuigenis van minister en lijstaanvoerder Udink in de verkiezingstijd geen klankbodem en achtergrond ------ NATUURLIJK BIJ MIDDELHARNIS Dat is dan de partij die nog niet zo vreselijk lang geleden met een leuze van Hoedemaker de verkiezingsstrijd inging. Wat in de C.H.U. nog in de geest van Hoedemaker denkt, wordt over stemd door een larmoyante jongeren organisatie. Precies zoals de Synode der Hervormde Kerk prompt door de knieën gaat en alternatieve belijdenisvragen ac cepteert zonder enige nadere bezinning zo spoedig de bedreiging wordt geuit dat men anders „de jeugd" kwijtraakt, precies zo laat de C.H.U. zich telkens weer door de jongerenorganisatie inti mideren. Men zegt dat de tijd voor con fessionele partijen voorbij is. Ik be weer dat de tijd voor déze confessione le partijen, die niet confessioneel meer zijn, voorbij is De gewone burger heeft de indruk dat linkse pressuregroups in Nederland de dienst uitmaken. Maar als men dat hardop zegt, heeft men snel eeri fas cist. Ook de confessionele partijen heb ben maar één zorg: als progressief er kend te worden! Of men nog belijdt, werkelijk confessioneel is, wordt dan een zaak van de tweede orde." Ik ben ditmaal weinig zelf aan het woord gew^eest, maar ik vond het de moeite waard. Van Niftrik aan het woord te laten. Misschien zullen we het niet in alles met hem eens kunnen zijn, maar dat neemt niet weg dat hier zéér bepaald in de roos is geschoten! Waarnemer. Op verzoek van de Stichting Kerk- concerten Goeree en Overflakkee komt op zaterdag 28 augustus a.s. in de Grote Kerk te Middelharnis een orgelconcert geven Bert Matter, hoofdleraar orgel aan het Arnhems Conservatorium en organist van de Grote of St. Walburg- kerk te Zutphen. Bert Matter, die geboren werd te Ab coude, deed op 20-jarige leeftijd eind examen orgel aan het Rotterdams Con servatorium met een onderscheiding voor muzikaliteit. Zijn orgelleraar was Piet van de Kerkhoff. Na zijn conserva toriumstudie studeerde hij bij Cor Kee impro-visatie. Verder heeft hij deelge nomen aan de concoursen te Bolsward en Haarlem. In 1967 maakte hij onder andere een concertreis door Zweden. In Middelharnis hoopt Matter stukken te spelen van Greene, Muffat, Homilius, J. S. Bach, Krebs en Mozart, terwijl hij het concert met een improvisatie hoopt te besluiten.. De aanvang is gesteld op 8 uur. Programma's a 2,zijn bij de ingang van de kerk verkrijgbaar. en Simson." Hebreeën 11 32 (midden) Hebreeën 11 is wel eeris genoemd de rij der geloofshelden. Een lange lijst van groten uit het Oude Testament, die in het geloof hebben geleefd en' in het ge loof zijn gestorven. Indrukwekkend klinkt het steeds weer: door het ge loof, door het geloof. Daar hoort Abel bij. Abel met zijn offer; daar hoort Noach bij, die de ark heeft toebereid. We vinden er Abraham, de vader der gelovigen; we vinden er ook Jakob, de stamvader van het volk Israël. En He noch en Izaak en Sara en Jozef en Mozes. Een wolk van getuigen van groten in het geloof. En dan, als de Hebreeën-schrijver die lange lijst van namen de revue heeft la ten passeren en' heeft stilgestaan bij Abraham en Jakob en Sara en Jozef en nog vele anderen meer, dan grijpt hij de pen en schrijft nog eens neer: „en wat zal ik nog meer zeggen, want de tijd zou mij ontbreken." Er zijn er nog véél meer, wU hij zeggen. Er zijn er die onbekend zijn gebleven, stillen' in den lande en er zijn er wier namen wij wél weten, eenvoudige mannen en eenvoudi ge vrouwen, die ook in het geloof heb ben geleefd en in dat geloof zijn ge storven. Groten en kleinen, richters en' profeten, koningen en priesters, een voudige huismoeders, ouderen en jon geren. En van die allemaal geldt het: door het geloof. En dan breekt de Hebreeën-schrijver los: „en wat zal ik nog meer zeggen, want de tijd zou mij ontbreken, zou ik verhalen van Gideon en Barak, van Simson eri Jefta, van David en Samuel en van de profeten. Deze allen hebben door het geloof getuigenis gehad. Ja, ook Simson, lezer. Onder al die namen komen we ook de naam van Simson tegen; Simson, de richter. Zijn naam staat er ook tussen, tussen die wolk der getuigen. Kunnen we Simson dan ook rekenen tot de helden des geloofs? Is Simson dan zo'n voorbeeld? Want Simsons leven is een gespleten' leven geweest. Hij is een richter. Maar hij verslingert zijn gaven. Simson is een geestelijke sloddervos, die overal met zijn vuile voeten doorheen loopt. Simson leidt soms een liederlijk leven. Hij is een kraohtigfiguur, maar geen prachtfiguur. Hij is roekeloos en speelt met verschillende vrouwen. Sim son speelt hoog spel en tenslotte ver liest hij. En zijn einde is triest gewor den; als een blinde gevangene, roem loos gestorven', onder het puin van Dagons tempel. We hadden misschien nooit kunnen denken, dat Simson ook nog geloof had, als zijn naam niet op getekend stond in de rij der geloofshel- den. En dan toch: Simson hoort er ook bij! Is dat omdat hij als Nazireeër is gebo ren en zo sterk is geweest? Is dat om zijn lange haren, zijn geweldige kracht? Of omdat hij die leeuw heeft ver scheurd, driehonderd vossen kon van gen, de poorten van Gaza op zijn nek nam, of is het door zijn sterven? Want Simson trekt tenslotte in de kracht des Heeren en' in de kracht van het geloof de hele Dagonstempel in stukken. Nee! Want denk vooral niet te hoog van Simson, lezer! Simson is alleen ge rechtvaardigd geworden door het ge loof. Omdat God hem wilde aanzien. Simson heeft het geloof ontvangen in de vergeving der zonden. Zijn leven is een leerschool geweest, waarin hij steeds weer opnieuw moest beginnen, steeds weer opnieuw. Tot Simson daór mocht komen, waar het ging gelden: door het geloofen Simson. Hoe eerlijk en ontdekkend spreekt de Schrift over de zonden' van Simson. Maar hoe magistraal zwijgt de Schrift over zijn leven des geloofs. Wij zouden graag meer willen weten. Hoe God in zijn leven gewerkt heeft. Hoe die strijd tussen het vlees en de Geest plaats vond in zijn leven. Want Simson is er diep doorgetrokken geweest, vele malen weer. Wat ging er door hem heen in de gevangenis te Gaza, en in de tempel van Dagon? Ook Simson heeft de Heere le ren kennen in zijn eisende gerechtig heid. Maar ook ondanks zijn liederlijk leven toch genade ontvangen, heeft door het geloof leren levenopgenomen in de rij der geloofshelden in He breeën 11 Alleen maar die woor den„en Simson." Hoe magistraal zwijgt de Schrift, le zer. Wij zouden nog méér willen we ten. Want Simson staat in Hebreeën 11 als opgericht teken: van hoe diep een mens kan vallen. Veel gaven ontvan gen; vele gaven verspeeld. Maar ook hoe Gods genade triumfeerde in zijn leven. Hoort Simson dan toch bij de helden? Is hij nu zo'n voorbeeld? Had de He breeën-schrijver niet veel beter andere namen kunnen noemen: van Aaron, van Salomo, van Daniël, of Jeremia, van Jonathan of Esther? Dat zijn mensen geweest, groot van geloof en edel van karakterNee, Hebreeën 11 noemt nu juist déze richter. Hij is geen held in zichzelf. Maar een held des geloofs, door Gods grote genade. En dan toch een geloof sheld, opgenomen in de rij der getuigen„en Simson." Denk vooral niet te hoog van Sim son, lezer. Ook niet van uw eigen leven'! Maar denk alleen groot van God. Want Simson is een opgericht teken van hoe diep een mens kan vallen. Maar ook, wat genade vermag in het leven van een zondaar. Put er dan moed in! Nooit zal de zon de zo groot zijn, of Gods genade is groter. Maar dat kan niet anders dan dóór het geloof. Dat geloof maakt men sen klein. Maar dat geloof maakt God groot. Dat geloof doet zeggen: Heere, ik ben zo'n slechte richter, maar Gij zijt zo'n beste. Ik ben zo'n zwakke Simson, maar Gij zijt zo'n sterke. Denk vooral niet te hoog van Sim son, lezer. Denk evenmin groot van uzelf. Maar denk groot van God. He- breeën 11 is een monument des ge loofs, een monument van vrije genade, van wat genade vermag in het leven van een zondaar„En wat zal ik nog meer zeggen: de tijd zou mij ontbreken, zou ik verhalen van Gideon en Barak, i; van David en Samuel, van Jefta God schaamde zich die allen niet, om hun God genaamd te worden. Ook niet de God van Simson. Lopik. H. Veldhuizen. In 1621, dus juist 350 jaar geleden, verscheen in Middelburg een handlei ding voor de ouders bij de opvoeding van hun kinderen. Naar de gewoonte van die dagen had het boek een zeer uitvoerige titel, die ik in zijn geheel opschrijf in de spelling van toen: „De Geestelijcke Queekerije van de Jonge planten der Gerechtigheydt ten prijse des Alderhooghsten, cie- raad van sijne Voorhoven, ende der Planten bèhoudinge; Ofte Tractaet van de Christelijcke opvoedinghe der kinderen, Uyt den Woorde Godes tenedergestelt. Door Johannes de Swaef, Schoolmeester te Middelburgh in Zeeland". Tegenwoordig gebruikt men zulke lange titels niet meer en evenmin zoveel hoofdletters. Ik zie wel eens adverten tie (van verloving of huwelijk) in de krant, ook in ons blad, zonder hoofdlet ters. Dat vind ik ook niet mooi, maar te veel van dit goede kan me ook niet be koren. De tweede druk. Pas in 1740 verscheen er een tweede druk van, „vermeerderd met eene Voor reden ter aanprijzing van eene God vruchtige opvoedinge der kinderen, en bijgevoegde Aantekeningen Door Jaco bus Willemsen, Predikant te Middel burg". Dat deze 2e druk zo lang op zich liet wachten, schrijft de inleider toe aan de omstandigheid, dat het („maar") 't werk was van een schoolmeester. In een gedicht in het voorwoord wordt deze ds. Willemsen op akelig vleiende manier hulde gebracht: „Schoon 't wereldkundig is, dat gij door uw vermogen vele andren over treft in wijsheid en verstand. Nochtans verwerpt gij niet het min geleerde po gen van lager geestig volk, maar biedt hun mild de hand". Deze aantekeningen van ds. Willem sen zijn in een andere letter gedrukt dan wat De Swaef geschreven heeft, wat wel een voordeel is en gemakkelijk. Zijn aanvullingen zijn blijkbaar be doeld om het werk van De Swaef meer bekendheid te geven en onder de men sen te brengen. Dit voorwoord neemt een flink deel van het boek in beslag, naar evenredig heid van het werk van De Swaef een te groot deel, n.lj 140 bladzijden van de ongeveer 500 die het boek bevat. Het voorwoord. Ik vermoed dat er van de eerste uit gave van 1721 weinig of geen exempla ren meer bestaan. Ik heb hier voor me de tweede druk van 1740 met de lange voorrede van ds. Willemsen. Daarover wU ik eerst iets zeggen. Naar het woord van de bekende her vormer Melanchton zijn er drie zaken die ongemeen moeilijk zijn: het baren, onderwijzen en regeren van kinderen. Gelukkig is er een plaats waar men raad kan vinden voor de moeilijke pro blemen van de opvoeding: In Gods Woord. Ds. Willemsen jubelt: „De Bijbel is mijn lust; dat goddelijk bijbelwoord, Die zoetste bijbelleer heeft mijnen geest bekoord. Gun rijken al hun goed, de koningen hun troon, Mag maar de Bijbel zijn mijn rijkdom, schat en kroon. De Bijbel is en blijft mijn liefde en eeuwig erf. De Bijbel is mijn troost, 't zij dat ik leef of sterf". Dan wordt ons voorgesteld de jeugd van Jezus, als een voorbeeld voor alle kinderen. Een ideaal om na te volgen, wat onze kinderen nooit zal gelukken, omdat de zonde in hun kleine hartjes woont en Jezus was zonder zonde. Uitvoerig gaat de inleider na zijn ge boorte, vlucht naar Egypte, besnijdenis, optreden in de tempel toen hij 12 jaar was. Bij elk van deze gebeurtenissen stelt hij zijn vragen en geeft de toe passing. Er zijn vaders en moeders die zich om hun kroost niets bekommeren, het verwaarlozen, ja zelfs hun kinde ren te vondeling leggen of zelfs van het leven beroveiL, Maar Jozef en Maria brachten hun kind in veiligheid in Egypte, zorgden er voor dat Herodes het geen kwaad kon doen. Jezus werd besneden, maar hoeveel kinderen hebben wel een naam, dat kan nu eenmaal niet anders, maar zonder het verbondsteken aan hun voorhoofd. Reeds op 12 jarige leeftijd was Jezus „in de dingen zijns vaders". Waar zijn onze kinderen, als ze uit de kerk ko men, op vrije middagen en 's avonds? Weten de ouders wat ze uitvoeren? Jezus was zijn ouders onderdanig. Hoe staat het met de gehoorzaamheid van onze kinderen aan vader en moeder? Lijkt die op het voorbeeld van Jezus? Er is nog veel meer aan te halen uit deze lange inleiding op het eigenlijke werk, maar hierbij wil ik het laten. Joh. de Swaef. We willen eerst nog iets uit het leven van de schrijver opdiepen. Zijn familie kwam uit Antwerpen. Vermoedelijk heeft die in 1585 deze stad verlaten, toen Een verbrokkeling van het prijsbe leid, uiteenlopende E.E.G.-prijzen in de zes landen: een „bos" van lapmid delen als heffingen, restituties en sub sidies zal onafwendbaar zijn. Een bron van belemmeringen voor een Land- bou'w-exportland als Nederland, maar tevens een nieuwe voedingsbodem voor konkurrentievervalsehde maatregelen, aldus het hoofdbestuur van de C.B.T.B. Parma ze innam en burgemeester Mar- nix van St. Aldegonde eveneens de stad moest verlaten. Sterker dan bij de mees te Nederlanders uit het noorden, treedt bij deze Zuidnederlander van afkomst de haat tegen Spanje op de voorgrond en zijn afkeer van Papisten, Remon stranten en Mennisten (Wederdopers). Hij werd in 1594 geboren, was dus nog maar 27 jaar toen hij dit grote boek over pedagogiek schreef. Hij heeft trou wens meer geschreven, ook godsdiensti ge werken uit het Frans en Engels ver taald, en enkele gedichten gemaakt. Hij was getrouwd met de dochter van ds. Gerson Panneel. Natuurlijk was hij be kend met de piëtistische predikanten familie Teelinck en heeft ook onder de invloed van deze stroming gestaan. Het spreekt vanzelf dat hij een kind van zijn tijd was, dat kan haast niet anders. Maar in sommige opzichten was hij zijn tijd ver vooruit. De leus uit de vorige eeuw bij de schoolstrijd „de school aan de ouders", was ook zijn beginsel, waar hij de opvoeding der kinderen niet in de eerste plaats als de taak van de schoolmeesters maar van de ouders beschouwtj Zijn jongere broer Samuel was even eens schoolmeester, o.a. in Middelburg, Dirksland en Bergen op Zoom. Hij was tevens schoonschrijver, plaat snijder en auteur van enkele stichtelijke boekjes. De jongste broer Daniël is pre dikant geweest te Aagtekerke en Mid delburg, waar hij gestorven is. Middelburg. L. van Wallenburg. West Nederland in zijn laatstgehouden vergadering. Het C.B.T.B.-bestuur sprak er dan ook zijn teleurstelling over uit, dat de eerste poging tussen de 6 E.E.G.-landen om te komen tot een vaste verhouding tussen de wisselkoersen is mislukt. Was dit wel gelukt, dan had de een heid in het prijzen schema zo groot mo gelijk kunnen blijven. Het bestuur was eveneens bezorgd over de gevolgen van de W/o heffing op de invoer van pro- dukten die de Verenigde Staten wil toe passen om uit haar ekonomische moei lijkheden te komen. Al gaat slechts S'/o van het Land- bouw-export naar de V.S., toch zal dit voor bepaalde sektoren duidelijk gevol gen hebben. Een herstel van de var- kensprijzen zal worden belemmerd, maar ook onze bloembollen-telers zullen tegenvallers te incasseren krijgen. Het C.B.T.B. bestuur besprak everi- eens de nieuwe richtlijnen voor moder nisering van de Landbouwbedrijven en bedrijfsbeeindigingsregelingen van de Europese Commissie. Hoewel bij oppervlakkige bestudering een groot aantal positieve punten in de ze richtlijnen zijn aan te wijzen, zijn de vraagtekens eveneens legio. Het toestuur meende dat er nog onvol doende inzicht is in de gevolgen en mo- gelijkhederi van deze richtlijnen voor onze Land- en Tuinbouw om nu reeds een oordeel over deze richtlijnen uit te spreken. Zij besloot dan ook deze richt lijnen aan de nadere studie te onder werpen en zich op ruime schaal te laten voorlichten om pas daarna tot een meer gefundeerde standpuntbepaling te ko- Ook is 'het bestuur niet enthousiast over het voorgestelde tracé van de lei dingstraat door Brabant naar Zeeland. Een alternatief tracé zal door het Land bouwschap worden ingediend. VERVOLGVERHAAL door Sibe vian Aangium 34 I "f"'^',,^^'" se be- ,.'k zat op mijn wachtpost", zei de "Monnik, „toen plotseling Beëlzebub voor roe stond. Met een vurige klauw greep "1] mij bij de haren en wilde me mee slepen naar zijn helse krochten. Hij nuude ontzettend. O, het was vreselijk!" "e arme sukkel huiverde nog, toen hij net vertelde. „Ik smeekte om genade", vervolgde hij. „En toenHij zweeg. ün toen?" vroeg de abt driftig. „loen", zei de monnik fluisterend, "toen zei hij: ik zal u het leven schen- Ken. Gij kunt uw ziel loskopen voor de «^natten, die hier verborgen zijn". Hij ^eeg weer. De abt was doodsbleek ge- Worden. "En toen?" riep hij. Ue monnik zeide: „Toen greep hij mij n Wierp hij mij op de buik. Ik weet niets geluid ik meer, dan dat de kerk vol was van en der demonen. Maar wel hoorde ■"f™ achter het altaar bezig". "Achter het altaar?" kreet de abt ont zet. Hij snelde met de lantaarn gewa pend het koor op naar het altaar. Driftig liep hij naar achter. Dan zag hij het geopend paneel. Hij sprong als het wai-^ de trappen af. Gelukkig, beide kistei. stonden er nog. Hij opende de eerste dan stiet hij een kreet van ontzetting uit. Ze was leegleegHelaas. Hij schreeuwde 't uit. „Weg, alle schat ten, weg! De roem van Aninghem weg! ,,Mijn gouden crucifix en mijn miskel- ken! Gestolen!" De kist met misgewa den was ongeschonden. Maar de groot ste schatten gestolen! Hij vloog meer dan hij liep de trap op, het koor af. De monnik, die de wacht had gehou den, was nog omgeven door een kring zijner medebroeders. De abt stortte zich op hem. „Heb jij het paneel geopend, ongelukkige?" riep de abt, buiten zich zelf. De wachter zweeg en staarde de abt angstig aan. „Spreek", bulderde deze. „Je hebt ons geheim verraden". „Ik weet niet", zei de stakker, „hij greep mij bij de harenhij wist ons geheimhijikhij hakkelde. „Laat de ongelukkige", zei de prior verzoenend. „Wij zelf waren allen ang stig". „'t Waren spitsboeven", zei de biblio thecaris. „Ze hebben het arcanum der oude Grieken gekend". „Wee, wee ons!" jammerde de abt. „Wij hebben de eeuwenoude schat ver loren. Nu gaat de profetie in vervulling van de schenker dezer zeldzame schat ten: Zolang het goud van Aninghem is afgesloten zal het klooster van Aninghem blijven. Wee ons! Nu zal ons klooster verdwij nen. Wee, wee ons!" Van alle kanten klonk het weegeroep.i De bibliothecaris maakte er echter een eind aan. „Ja", zei hij, „als we hier blijven ach- en-wee-roepen als oude vrouwen, is de schat zeker verloren. Laat ons echter opmaken en de vijanden najagen. Er zijn slechts twee mensen". „Laten we de noodklok luiden", stelde de Prior voor. „Ja, luidt de klok", zei de abt. „Dan zal de vrome bevolking ons te hulp ko men". Reeds stormden een paar jonge mon niken naar de toren en weldra klonken ■de klanken van de klok over de velden. Het duurde niet lang, of van verschil lende kanten kwamen de vrome katho lieken. Er ontstond een groot misbaar. Want de kostbaarheden van het klooster waren wijdberoemd. Nu echter toonde de abt ziöh op zijn best. „Mannen", zei hij, „twee onverlaten hebben ons gouden crucifix en drie mis- kelken en een schenkkan, alles van massief goud, gestolen. Ze kunnen niet ver zijn. Waarschijnlijk begeven ze zich naar de kust. Ze zijn gekleed als twee monniken van monniken van de orde van de Heilige Bernard in schiere pijen. Zet hen onmiddellijk na. De meesten moeten de wegen, die naar de kust lei den, nemen. Alle andere richtingen kun nen door tien mannen nagezocht wor den". De menigte verdeelde zich,, Weldra gaf men zich op weg. Naar alle rich tingen togen de mannen. Ongeveer hon derd gingen de kant uit naar Ried, de v/eg die Hotse en Wieger gegaan waren. Verschillende boeren waren met paar den gekomen. Omdat het waarschijnlijk was, dat de rovers de weg over Ried ge nomen hadden, namen de meeste ruiters deze weg. Hotse en Wieger sjouwden gebogen onder hun zware last. „'t Valt niet mee", meende Hotse. „Och", zei Wieger, „ik ben sterk". Maar Hotse merkte wel, dat het Wie ger zwaar viel. Ze waren nu midden op de weg van Ried naar Doengjum. „Stop even", zei Hotse. „Hoor je niet lawaai in de verte?" Ze keerden zich om en tuurden. Hun sdherpe zeemansogen ontwaarden wel dra gestalten in de verte. „Als ze ons maar niet nazetten", zei Wieger. „Ze kunnen best de klok hebben geluid". „Ik vrees het", zei Hotse. Hij keek rondom zich. Alles was donker. Opmerk zaam tuurde hij echter naar links. „Zie je wat, Hotse?" vroeg Wieger. „Ja", zei Hotse, „kijk ook eens.; Zie je daar geen donkere omtrek oprijzen? 't Lijkt wel alsof daar een oude Stins staat". Wieger tuurde ook. „Ja", zei hij, „daar staat een groot huis. Wacht eens, hier stond vroeger Elgersma-Stins. In mijn jeugd was het al onbewoond en verval len. Wellicht is het nu niet meer dan een ruïne". „Dan naar Elgersma-huis", zei Hotse vlug besloten. „Gauw, Wieger! Ik geloof niet, dat zij ons al hebben bemerkt". Hotse en Wieger zagen vlakbij een oude toegangsweg, nu helemaal verval len. „Hier is zeker de oude toegang". Dat, wat eens de weg was geweest, was nu geheel bedekt met gras. Hotse en Wieger versnelden hun pas. Inder daad, weldra zagen ze voor zich de ruï ne van een trotse burcht. „Tjonge", zei Hotse, „dat is nog al een heel ding geweest. Kom, Wieger, voort- maken jongen!" Ze hoorden thans duidelijk de hoef slagen van veel paarden. Gelukldg had den ze nu de ruïne bereikt. Onder een oude puntboog gingen ze door. Dan klonmien ze een brede trap op. Nu kwa men ze in een grote zaal. Verschillende vertrekken sloten hierbij aan.. Ze liepen enkele kamers door. Gelukkig begon het al enigszins te lichten. Hotse schudde 't hoofd. „Geen plaats om ons te verber gen", zei hij tegen Wieger. „Ho wat is dat? Ha een toren". Ze klommen een paar trappen op naar boven. Dan een ladder. Ook deze beklommen ze. Nu stiet Hotse, die de voorste was, op een luik. Hij zette zijn schouders eronder. Er was geen beweging in te krijgen. „Neem jij de zakken", zei Wieger, „en laat mij het eens proberen". Wieger zet te zijn schouders onder het luik. De ladder trilde. Gelukkig hield ze het. Wiegers spieren spanden zich. Zijn ge laat werd bloedrood. „Er komt beweging", zei Hotse. Hij stond nu onderaan en steunde de ladder. Wiegers adem ging hortend.i De aderen aan zijn slapen zetten zich uit. Maar het luik rees overeind. Nu was er al een ruimte van tien centimeter. „Even uitblazen", zei Wieger. Dan spande hij opnieuw zijn krachten in. Nu ging het vlugger. Het luik stond hele maal open. Wieger en Hotse klommen naar boven. Dan deden ze het luik weer dicht. Ze waren op een verdieping, waarvan de bovengedeelten van de mu ren waren ingestort. De vloer was he lemaal bedekt met puin. Dit had ook op het luik gelegen, vandaar dat het zo moeilijk was het te openen. Wieger en Hotse stapelden thans weer puin op het luik. ,,Nog maar wat", zei Hotse. Het overige ruimden ze zo goed mogelijk op. Eindelijk hadden ze een hoek helemaal vrij. Hier zaten ze tamelijk beschut. Van buiten af kon men ze niet zien. Hotse en Wieger gingen plat op de vloer zit ten. De beide zakken hadden ze in de hoek gelegdj

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1971 | | pagina 5