EiiAriDEn niEuws Ouders leren gelijk op met hun school gaande kinderen Overdenking NUTSSPURBIINK WATERGEUS Uniek idee van onderwijzer: uit de Heilige Scïmft fe)^ Vrijdag 20 augustus 1971 No. 4013 GEREED VOOK DE LAATSTE REIS SPAARBANK EN ALLE BANKZAKEN VOOK GEZIN EN BEDRIJF Voorstraat 36, Middelharm» B^k. Laageweg 15, OoltgensplaM Lotto in Nederland? Het kansspel Misbruik van Gods Naam In „Elseviers Weekblad" van 7 aug,. i 1 las ik een uitvoerig artikel over de mogelijklieid dat met ingang van vol- tiende zomer in Nederland een aantal speelbanken gaan draaien. Hei liberale kamerlid Geurtsen en het Rooms-Ka- tholieke kamerlid Van Sohaik willen een initiatief wetsontwerp indienen, dat de lotto wil invoeren, en ook het kleine hazardspel en de winkelweekloterijen wil vrijlaten. Men wil particuliere ex ploitatie uitsluiten en de speelbanken onderbrengen in een stichting, die de opbrengst ten goede moet laten komen aan toerisme en propaganda. Het sterkste motief dat het parlemen taire tweetal aanvoert voor invoering van de roulette, is, dat er door Neder landers in het buitenland toch al zoveel wordt gegokt, en dat er in Nederland een kleine 200 clandestiene speelholen geteld worden. Ze zijn van mening dat regulering van het kansspel uitwassen en misstanden zal voorkomen. Het is nog de vraag hoe de Tweede Kamer op dit initiatief wetsvoorstel zal reageren. De liberalen en de socialisten zullen wel in meerderheid vóór zijn. De anti-revolutionairen en christelijk-his- torischen willen de wet op de kansspe len zeker niet verruimen. De vraag is wat de rooms-katholieken zullen doen. In elk geval hebben de heren Geurtsen en Van Schalk de oppositiepartijen no dig om hun wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangenomen te krijgen. Het kansspel het woord zegt het is een spel waarvan de uitkomst in meerdere of mindere mate bepaald wordt door de kans. Het woord „hazard spel" dat ook wel wordt gebruikt, komt van het arabische assar (dobbelsteen). Juist om de kansfactor zijn er vanouds vele bezwaren geweest tegen deze vorm van spelen. Niet alleen bezwaren van religieuze aard, maar ook maatschappe-, lijke en ethische. Maatschappelijk gezien is het ver kwisten van tijd en geld. Bovendien moet het eigendom vergroot worden door eerlijke en trouwe arbeid en niet door spel. Ook ethisch gezien is er heel wat tegen in te brengen, vooral omdat het kansspel vaak gezinnen ontwricht, vooral door de verslaving, en omdat het de hartstochten opzweept. Vandaar ook dat de Nederlandse wet tot nog toe hem die er een bedrijf van maakt, ge legenheid te geven tot hazardspel en hem die deelneemt aan de uitoefening van zulk een bedrijf, enzj kan straffen met een gevangenisstraf van maximaal twee jaar of met een boete van 6.000,-. De wetgever is op dat gebied altijd zó rigoreus geweest dat voor alle vormen van openbare loterij in Nederland toe stemming aan de overheid moet worden gevraagd. Dat wil dus zeggen, als een muziekveremging, of een of andere lief dadige of kerkelijke instelling lootjes van een paar kwartjes verkoopt voor een goed doel, en het zou niet aange vraagd zijn, dat dit valt onder de wet op de kansspelen en dus strafDaar is... Dat laatste komt me wel een beetje be lachelijk voor, maar er moeten nu een maal algemene normen zijn, omdat er altijd wel listigaards zijn, die op deze wijze de wet zouden ontduiken. Vanuit de Heilige Schrift is van Re formatorische zijde steeds betoogd dat het kansspel een zonde is tegen het derde gebod, een misibruik dus van de Heilige Naam van God. Loten is in de Schrift altijd het uiterste middel om Gods wil te weten te komen. Denk al leen maar aan Zaoharias, die voor zijn werk in de tempel door het lot was aan gewezen. En denk ook maar aan Mat thias, die door het lot uit een tweetal werd gekozen tot twaalfde apostel in de plaats van Judas. Met een beroep op Spreuken 16 33 moet men wel voor zichtig zijn om het lot af te wijzen als m strijd met Gods wil. Daar staat: „Het lot wordt in de schoot geworpen maar het gehele beleid daarvan is van de Heere". Maar daar staat tegenover Spr. 18 18: „Het lot doet de geschillen op houden Eenstemmigheid is er altijd gev/eest onder de Gereformeerden over de af wijzing van het kansspel, omdat daarbij de kans op winst op geen enkele wijze afhankelijk is van de spelers, maar al leen van „het geluk". Die eenstemmig heid was er niet altijd ten aanzien van de gezelschapsspelen, waarbij het dus niet om winst ging. Sommiigen hebben alle spelen onder alle omstandigheden veroordeeld, omdat de ernst van het le ven door het spel werd ondermijnd. Ik denk niet dat deze opvatting nog er gens serieus wordt verdedigd. Ook in de meest strenge gezinnen wordt er do mino, ganzenbord, mens-erger-je-niet, halma, monopolie, en al dat soort spel letjes gespeeld. Ten aanzien van het kaartspel bleef men afwijzend. Dat is begrijpelijk, aangezien het kaartspel vaak gespeeld wordt in een heel andere sfeer. Al moeten we eerlijkheidshalve toestemmen dat het principieel natuur lijk weinig verschil maakt of men nu met kaarten of met dominostenen speelt. In een bepaald opzicht kan men zelfs het kaartspel verdedigen en zou men andere kaarten moeten afwijzen.. De oude Engelse puriteinen veroordeelden het werpen van dobbelstenen als kans spel, maar in het kaarten zagen ze een vorm van kunst, die ze echter toch weer verwierpen om het misbruik dat ervan gemaakt kon worden. Dit alles naar aanleiding van een mo gelijk wetsvoorstel tot invoering van de lotto. Het is te hopen dat het in ons land niet zover komt. Het argument dat men dan toch in het buitenland gaat spelen, gaat niet op. Men moet nooit het ene kwaad toelaten om het andere te bestrijden, of het kleinere invoeren om het grotere te voorkomen. WAARNEMER. VOOETHUIZEN De Voorthuizense onderwijzer Leo de Boer stond na zijn studietijd nog miaar ternauwernood voor de klas of het besef werd in hem wak ker, dat de meester en de juf, hoe lief en laardig ze ook proberen te zijn, het in de denkwereld van een kind altijd zullen moeten afleggen tegen een vader en een moeder. Dat idee bleef hem bij; het werd de basis voor een initiatief, dat gedurende enkele jaren zijn vrije tijd in beslag zou nemen. Op een zolderka mertje was hij al die tijd bezig een systeem te ontwikkelen, dat de ouders zelf in staat moest stellen hxui kinderen door eventuele leermoeilijkheden op de ba sisschool heen te loodseni. Hij stelde in samenwerking met an dere onderwijskundigen een uniek systeem samen, verpakt in vijftien schriftelijke lessen, die de ouders als het ware weer op de schoolbanken terug brengen en die een praktische handleiding vormen om in de huise lijke sfeer slechte rapportcijfers te lijf te gaan. Zijn lessen eigenlijk een complete oudercursus zijn inmiddels al in duizenden gezinnen met schoolgaan de kinderen terecht gekomen. En vrijwel tegelijkertijd bereikten tal van reacties de woning van de nu 39-jarige onderwijzer in het Gelderse Voorthuizen. Reacties, die hij zorgvuldig heeft be waard, omdat ze hem de zekerheid ga ven dat zijn vinding in de praktijk met goede resultaten door de ouders te han teren is. Daarvan getuigen brieven en briefkaarten met mededelingen in de trant van „mijn zoontje had met Pasen nog een 4 voor rekenen op zijn rapport en nu heeft hij op het eindrapport een 7". Zelf zegt Leo de Boer: „Het kan mis schien wel, laat ik zeggen, wat op schepperig klinken, maar die eerste re acties waren voor miij erg belangrijk, omdat ik er echt mee gestopt zou zijn, als ze niet zo positief waren geweest". Eerlijhei,dshalve bekent hij in zijn hart wel op dat succes gerekend te heb ben. Uit de praktijk wist hij namelijk maar al te goed, dat de geborgenheid van het gezin, waarin de kinderen zich in hun eerste levensjaren zo veilig voe len, door de leerkrachten op school eigenlijk niet weggecijferd kan worden. „Dat merk je zo dikwijls in de klas", legt hij uit. „Steeds weer krijg je in de gaten, dat een kind de vinger niet durft op te steken als het iets niet begrijpt. De angst, dat de anderen hem of haar dom zullen vinden, is hiervan, dacht ik, wel de belangrijkste oorzaak. Eenmaal thuis zoekt zo'n kind bij vader of moe der een oplossing, maar voor hen is het In het Voorthuizense postkantoor is Leo de Boer (links) een goeie bekende. ik ben bereid niet alleen ge bonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor de Naam van de Heere Jezus". (Hand. 21 13 b) We vinden hier Paulus in Caesarea, bijna aan het einde van zijn derde,zen dingsreis. Reizen dat spreekt ons wel aan in deze tijd. Velen zijn teruggekeerd van een verre of van een minder verre reis. Er zijn mogelijkheden te over om lan den te bezoeken waarvan onze ouders en grootouders nauwelijks durfden dro menWe kunnen beschikken over alle gemak en luxe, als we 't maar kun nen betalen. Paulus reisde niet zo geriefelijk! Hon derden kUometers moest hij te voet af leggen, soms had hij geen onderdak, rneer dan eens is hij bijna verdronken. En toch horen we Paulus nooit kla gen over al die moeilijkheden en ontbe ringen op zijn reizen. Maar Paulus is dan ook geen toerist, Paulus is reizend ambassadeur voor het Koninkrijk Godsj En als dat Koninkrijk terrein wint, dan is Paulus in zijn schik. Dan schrijft hij: „Gode zij dank, die ons altijd doet tri- umferen en de reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen". Maar nu heeft het er toch wat ge spannen. Want op die derde zendings reis heeft hij van stad tot stad te horen gekregen dat banden en verdrukkingen aanstaande zijn. En dat is niet zomaar voorspeld door ongeluksprofeten, maar door de Heili ge Geest Zelf. En hier in Caesarea is de profeet Agabus gekomen om paulus aanschouwelijk onderwijs te geven. Hij heeft de gordel van Paulus genomen en zichzelf de handen en voeten gebonden en gezegd: „De man van wie deze gor del is, die zullen de Joden alzo te Jeru zalem binden en overleveren in de handen der heidenen". En nu heeft Paulus het even moeUijk gekregen. Zelf was hij inmiddels ver zoend met de gedachte aan aanstaande verdrukking, zelf was hij er langzamer hand voor ingewonnen. Maar nu willen de vrienden in Caesarea hem van zijn plan afbrengen. Ze zeggen dat hij niet moet opgaan naar Jeruzalem! Dat is een verzoeking voor de apostel! De Geest heeft gezegd: „Banden en ver drukking zijn aanstaande, maar naér Jeruzalem". En de discipelen in Caesarea, allemaal kinderen van God, zeggen: „Banden en verdrukking, dus... hier blijven". Hebt u het weleens onder\'onden, ,dat u wist in de weg des Heeren te zijn en dat iedereen zei: „'t Is fout, dat moet u niet doen"? En als Paulus te rade gaat met vlees en bloed, dan luistert hij naar die vrienden. Hij wil ook liever op bekend terrein blijven werken dan str-aks in den vreemde zitten. Hij heeft ook liever de vrijheid dan dat hij in banden gaat. Dat is nu lijden, dat is nu een stukje van de gemeenschap met het Hoofd van Zijn Gemeente Hij was ook op weg naar Jeruzalem. Oök voor Hem waren banden en ver drukking aanstaande. Hij had zelfs de dood in het vooruitzicht. En ook tot Hem is de verzoeking gekomen. Wan neer Hij in de omgeving van Caesarea FUippi spreekt over Zijn lijden en ster ven, dan neemt Petrus Hem apart, dan zegt Petrus: „Heere, wees U genadig, dat zal U geenszins geschieden". Hoe heeft Hij die verzoeking kunnen doorstaan? Door Zich vast te klampen aan het Woord van Zijn Vader. Als mens heeft Hij óók gesidderd voor het lijden. Als Mens heeft Hij gesmeekt: „Vader, verlos Mij uit deze ure". En toch: „Niet Mijn wil, maar de Uwe ge schiede". En toch: „De drinkbeker, die de Vader Mij gegeven heeft, zal Ik die niet drinken?" Als Paulus naar Hèm kijkt, dan gaat hij naar Jeruzalem. Hij heeft de drink beker geledigd Paulus zal hem ook drinken.i Hij heeft Zich laten binden Paulus zal zioh ook laten binden. Dat is het geheim van zijn leven: „Die Mij liefgehad heeft en Zichzelf voor Mij overgegeven heeft". Nu gaat het niet meer om Paulus. We vereren geen helden, die hun leven over hebben voor een heilige zaak. We loven en prijzen Hem, Die de zijnen heeft liefgehad tot het einde en Die wederliefde wekt in hun harten, zodat ze zeggen: ,,Ik ben bereid, niet alleen gebonden te worden, maar ook te ster ven Maar dan ook alleen voor de Naam van deHeere Jezus. De duivel heeft eens gezegd: „Al wat iemand heeft zal hij geven voor zijn leven". Maar Paulus heeft zelfs zijn leven over voor de Naam van de Heere Jezus. In zijn hart zingt het: „U al mijn liefde waardig schatten". Bent u ook bereid? Nee, het wordt nog niet van ons gevraagd, dat we in boeien of in de dood gaan. Nog niet Dat staat nog ver van ons af. Het kón weleens heel dichtbij komen Maar al zouden banden en verdruk king uitblijven, zijn we gereed voor de laatste reis? Zijn we bereid te sterven en God te ontmoeten? Dan hebben we leren sterven in dit leven. Dat had Paulus ook geleerd. „Ik sterf alle dagen..." „Ik ben door de Wet aan de Wet gestorven". En dan is Je zus ons leven geworden. U hebt het weleens gezegd? En nu bent u bank dat u zioh vergist hebt? Ja, Petrus zei het ook: „Al moest ik ook met U sterven..." En daar lag hij Wat een geluk, dat het niet van onze onwil afhangt en ook niet van onze be reidwilligheid. Alleen maar van de ge willigheid van Hem, Die zondaren in wint voor Zijn dienst en Die hen ge willig en bereid maakt om voor Hem te leven, en desnoods voor Hem te sterven. Als we dat zien, dan zeggen we: „Ik zal dan gedurig bij U zijn. Gij hebt mijn rechterhand gevat. Gij zult mij leiden door Uw raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen". Oude Tonge Wj van Gorsel. vaak zo lang geleden dat ze zelf in de schoolbanken zaten, dat het helpen hen erg moeilijk valt. Bovendien is er, sinds zij de school verlieten, zo veel veran derd, dat ze lang op elke vraag geen antwoord rrieer weten". De in Amsterdam geboren Leo de Boer is een springlevende persoonlijk heid, die er eigenlijk de man niet naar is om zijn lessen met enige commercie te omringen. Hij werkt nog steeds op een zolderkamertje vaak tot diep in de nacht en voelt zich dan ook helemaal geen directeur van een onderwijsinstel ling of iets van dien aard. Op zijn briefpapier mag dan „Neder landse Onderwijshulp" gedrukt staan, hij is nog altijd „meester De Boer", een modern denkende onderwijzer, die graag vooraan marcheert in de vernieuwingen van ons onderwijsbestel. Zijn lessen zijn bestemd voor ouders, ■die hun kind van begin af aan dus vanaf de eerste klas willen begelei den. Het zijn er in totaal 15 en ze wor den met een tussentijd van 2 maanden verstuurd. Ze sluiten precies aan op de leerstof alleen de vakken rekenen en taal, met het accent op rekenen van de basissohool en zijn zo ingedeeld dat de ouders steeds „voorliggen" op hun schoolgaande zoon of dochter. „En ie dereen kan er mee werken, omdat de inhoud zo algemeen mogelijk is", vult de heer De Boer aan. Hij heeft de les sen steeds aangevuld en up to date ge houden. Geen wonder dan ook, dat hij nu nieuwe lessen in voorbereiding heeft, die het elementair wiskundig rekenen, dat straks in het leerprogramma van de basisscholen zal worden opgenomen, zullen behandelen. „Dat is 't 'm juist", reageert hy, „de ouders komen tot de ontdekking dat ^e veel van de huidige leerstof „nooit ge had" hebben. Ze hanteren dan nog oude re methodes, waar ze eigenlijk niet meer mee uit de voeten kimnen als ze hun kinderen willen helpen". Leo de Boer („ik beschouw mijn on derwijzersloopbaan als een springplank, want ik zit nog boordevol ideeën") heeft al vaak moeten vertellen hoe hij eigen lijk tot de praktische uitvoering van zijn idee om schriftelijke lessen voor ouders te gaan samenstellen gekomen is. Hij wil het met plezier nog een keer doen: „Ik was destijds in Muiderberg aan een school verbonden. Op diverse huisbezoeken bleek me, dat ouders hun kinderen graag wilden helpen, met breu ken bijvoorbeeld. Ik daoht: die mensen zouden eigenlijk weer op school moeten komenj Toen hen ik voor hen een les breuken gaan maken en toen ontdekte ik, dat daar een grote vraag naar was. Zo is het gegroeid". Hij hanteerde toen nog een stencil- maohientje van het allereenvoudigste soort, wat niet wü zeggen dat er nu kostbare apparatuur op die zolderka mer van zijn woning aan de Piet Hein- laan 47 staat. Wel zijn zijn lessen, wat de technische uitvoering betreft, er flink op voormt gegaan, maar de prijs is praktisch het zelfde gebleven: 3,per maand. De meeste cursisten laten dat bedrag automatisch op postrekening 1019645 van de Nederlandse Onderwijshulp te Voorthuizen overschrijven. Wie trou wens op dat nummer 2,50 overmaakt (of aan extra postzegels op de adreszijde van een briefkaart) ontvangt een proef pakket met onder meer een kennisma- kingsbrief, waarin alle bijzonderheden over de lessen staan vermeld. Juist nu het nieuwe schooljaar weer voor de deur staat de meeste scholen beginnen weer de tweede helft van augustus heeft onderwijzer De Boer zijn handen vol met het verzenden van de lessen aan de nieuwe cursisten. Bij alles wat hij doet heeft Leo de i Boer één stelregel, die hij strikt blijft hanteren. „Als ik ergens aan begin, wil ik het ook goed doen", zeg't hij. Van daar dat hij zich steeds terzijde laat staan door landere onderwijsdeskundi gen. De lessen hebben dan ook officiële erkenning gevonden. Waardering kwam onder meer van de Inspectie Schriftelijk Onderwijs (ISO) en van het Ministerie van Onderwys. Maar misschien hecht hij nog wel meer waarde aan de reac ties van ouders, die hem regelmatig be reiken. Er zijn er zelfs bij uit het bui tenland, zoals die van de Nederlandse ambassadeur in Parijs, die een hele se rie lessen bestelde voor hulp aan zijn drie schoolgaande kinderen. Moeten ouders de lessen pas gaan be stellen als blijkt dat hun kind veel moeite heeft met het eerste schooljaar? „Veel ouders beschouw^en de cursus als een soort verzekering met een lage premie. Ze nemen de lessen om hun ge heugen weer eens op te frissen, zodat ze altijd kunnen helpen als dat van hen wordt gevraagd. Dat wil niet zeggen dat zulke ouders dom, of hoe je het ook wilt noemen, zijn. Nee, ze willen ge woon bij voorbaat voorkomen dat hun zoon of dochter thuis zit te tobben". Tenslotte, is zijn cursus nog steeds uniek in Nederland? „Ja, bij mijn weten bestaat er geen tweede. Wel wordt er op enkele scholen een oudercursus gegeven''^ Dat bewijst dat Leo de Boer met zijn lessen zijn tijd eigenlijk steeds vooruit is geweest. V.JERVOLGVERHAAL door Sibe van Aangiom 32 :/v-i'>-' Ze sliepen een uur of drie rustig. Toen Werd Hotse wakker. Hij stond onmid dellijk op en riep Wieger. Ze ontstaken hun kaars en nu begon Hotse met zijn voorbereidingen. Bij broeder Bemül- Phus hadden ze reeds een paar doeken van tekeningen voorzien en die be smeerd met lichtgevende zalf. .,Ik hoop, dat de zalf haar lichtkracht n:et heeft verloren", zei Hotse. „Maar w vermoed het niet, want we hadden ae doeken goed in een donkere doek ge wikkeld". Hij bond zichzelf en Wieger oe coeken voor, „Nu moeten we pro beren of we de plattegrond van het Klooster kunnen opnemen. En dan naar ^^^k. We moeten weten, waar de schatkamer is". Wieger knikte. Zijn ogen schitterden. NU oegon het avontuurj Dit was een *^olije naar zijn hand. /e waren klaar met hun voorberei- ^1 t u ^1^"^® '^e kaars uit. Dan ^loot hij zijn ogen. Na een tijdje opende 'y ze. In het donker zag hij een doods- kop. Fel brandden de ogen. In de inge vallen kaken stak een rij monsterachtige tanden. De doodskop scheen te grijn zen. „Ontzettend", zei Hotse, terwijl hij kreunde. Roole Wieger prevelde een verwen sing. „Als ze nu niet op de loop gaan, zijn 't dappere kerels", zei hij. „Denk erom, zwevend lopen", fluis terde Hotse. „Als ik je aanstoot, moet je vreselijke geluiden uitstoten". In het donker schoof Hotse zachtjes de grendels terug. Dan opende hij lang zaam en geruisloos de deur. 't Was dood stil op de gang. Hotse en Wieger ston den elk met 't gezicht naar een eind van de gang: 't Scheen, dat de beide wakers ingedut waren. Blijkbaar had Hotse enig lawaai ge maakt. Althans plotseling scheurde een ontzettende gil door de donkerte.i Hij kwam uit het eind van de gang aan Hotses kant. Door deze gil werd ook de andere monnik wakker. „Heilige Moeder Gods", schreeuwde deze ontzet. „Beëlzebul!" Hij gilde van angst en holde zo hard hij rennen kon. Ook de monnik aan Hotses kant rende weg in doodsangst. „Gauw de kaars uit!" fluisterde Hotse. Wieger en hij schopten de kaars uit. Dan snelde Hotse naar Wiegers kant en sa men liepen ze een andere gang in. 't Was de gang, waarin de gevangeniscel gelegen wras. Nu kwamen ze in het be woonde gedeelte. De monnik was schreeuwende weggerend. Van alle kan ten werden nu de cellen geopend en met slaapmutsen versierde hoofden staken nieuwsgierig om de deur heen. Dan werden ze echter met angstkreten te ruggetrokken. Van alle kanten klonken gillende kreten. „Heilige Antonius", sdhreeuwde de ene monnik. Een andere riep weer een andere beschermheilige aan. Hotse en Wieger schreden lang zaam voort. Ze moesten trouwens wel langzaam lopen, want behalve het licht, dat door zich openende deuren viel, was het donker in de gangen. Hotse en Wie ger prentten zich de ligging van de ver schillende gangen goed in het hoofd. Ze hadden reeds de zijvleugel doorlopen, toen een deur werd geopend en een klei ne monnik verscheen. Hoog hield hij een kruisbeeld voor zich uit. „In nomi nebegon hij. Hij wilde een bezwe ring uitspreken. Maar nauwelijks was hij zover of met een wilde iïreet sprong Hotse vooruit, niet echter dan nadat hij Wieger een stoot had gegeven,, Deze stiet een gillende kreet uit. Hotse begeleidde hem met een vreselijk gehuil. Dan liet Wieger een demonische lach weerkin ken, zo ontzettend, dat de monniken huiverden. Nu hield de bezweerder het niet uit. De monnik deinsde achteruit, 't Zweet parelde op zijn voorhoofd, „'t Is de boze met z'n helper!" kreet hij. Dit was juist, wat Hotse wilde. Want als de monnik, die böhalve een kruis beeld, een kaars droeg, stand had ge-. 'houden, waren Hotse en Wieger mach teloos geweest. Immers bij het licht van de kaars was de uitstraling van de zalf verdwenen. Slechts in het donker was ze zichtbaar. Nu was er geen houden aan. Van alle kanten vluchtten de mon niken, 't Werd een gegil en gehuil. Op dit ogenblik echter verschenen drie gestalten. Hotse herkende ze. Het w^aren de abt, met de prior en de bi bliothecaris. De abt liep voorop. Alle drie hadden ze een houten kruis in de hand. In de andere hand droegen ze een brandende kaars., Toen ze de hoek om gingen en Hotse en Wieger in 't oog kregen, bleven ze staan. Ook Hotse en Wieger, bang voor het lichtschijnsel, stonden stil. De prior en de bibliothe caris deinsden achteruit. „'t Is Satanas, de overste der duive len zelf", schreeuwde de bibliothecaris. „Help ons, heilige Michael!" Ook de prior mengde zich in het hulp ges chrei. „Zwijgt toch, lafaards!" bulderde de abt. „Dan ga ik alleen". Hij deed aarze lend een paar stappen vooruit. Dan huilde Hotse met een grafstem: „Heu te miserum!" (Wee u ongelukkige). Het klonk verschrikkelijk door de donkere gang. Nu liet Wieger een spookachtige klacht horen, 't Was of een wanhopige ziel klaagde. De haren rezen de abt te berge. Hij keerde zich om. Zijn makkers waren al verdwenen. Hotse merkte de aarzeling van de abt. Hij en Wieger sprongen vooruit, afschuwelijk schate rende. Nu hield ook de abt het niet meer uit. „Wee ons!" schreeuwde hij in doods angst. „De demonen zijn losgebroken.. Kyrie eleison". Het hele klooster was in rep en roer. Alle monniken vluchtten bij elkaar in de eetzaal. Ze barricadeerden de deur. De meesten lagen geknield en prevelden gebeden. Sommigen liepen radeloos heen en weer. Hotse en Wieger hadden het nu gemakkelijk. Wieger bleef bij de eetzaal de wacht houden. Hotse nam het gehele klooster nauwkeurig op. Zo nu en dan liet Wie ger een gillende kreet weerklinken, die de monniken de stuipen op het lijf joe gen. Eindelijk was Hotse in het klooster klaar. Hij had een lantaarn aangesto ken. Want hij behoefde, zolang Wieger bij de deur van de eetzaal de wacht hield, geen overval te vrezen. Eindelijk kwam Hotse terug. „Kiin je ze hier nog een beetje vast houden?" vroeg hij. „O ja", lachte Wieger, „zo nu en dan hoor ik ze nog kermen. Ze denken, dat de duivel is losgebroken. Ik geef dan maar eens weer een schreeuw, en dan is het weer een tijdje een gejammer van je welste". „Dan ga ik eerst een bezoek aan de kerk brengen", zei Hotse^ „Goed", antwoordde Wieger. „Ik houd ze hier wel in bedwang". Hotse verborg zijn lantaarn onder de pij en ging naar de binnenplaats. Ge lukkig was het pikkedonker. Hij schreed naar de deur van de kapel. Ze was ge lukkig niet op slot. Bij het altaar zat een monnik, flauw verlicht door 't licht van een kaars, die op het altaar stond. Hotse sloop behoedzaam nader. De mon nik sliep door. „Ook een wachter", mompelde Hotse in zichzelf. Hij stond bij de „waker". Hij blies de kaars uit. Thans was het volslagen donker in de kerk. De regen had opgehouden en de opgestoken wind huilde om het hoge kerkdak. De leien op het dak rammel den. Het klonk spookachtig. Plotseling liet Hotse een langgerekte huilende kreet horen. Verschrikt vloog de „wa ker" overeind. Dan zag hij een spook voor zich staan". „Heilige Antonius", schreeuwde hij, terwijl hij een kruis sloeg., Hotse greep hem bij de schouder en driikte hem op de zetel neer. De arme monnik klappertandde. „Alle goede geesten lovenloven, alle goede..." De arme sukkel wist niet meer. „Het geeft u niet", zei Hotse met een grafstem, „of ge alle heiligen aanroept". Hij trok de monnik bij zijn haren. „Ik neem u mee", klonk het dreigend. „Genade!" smeekte de sukkel. Hotse stiet een vreselijke lach uit. „Ik ben ge komen om uw schatten", zei hij. „Er is maar één middel om mij te ontkomen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1971 | | pagina 5