De Moffenschans Stoppelland en meststoffen- prijzen DE WATERGEUS Zeeuwse wandeMngen Nieuwe rage: Buitendijks autoritje langs de Grevelingen Overweel en Struyk Plaatselijk Nieuws Land- en Tuinbouw Koude sloop van autobanden jBxi.ASBsn'tdmvvrs'' Complete Woning^ichting Melissant - Tel. 01877-1502 «f 01879-721 VERVOLGVERHAAL Bladz. 2 Vrijdag 13 augustus igvj Zoals ik in het vorig artiliel reeds zei, verdeelt ds. Hondius zijn dicihtwerk in 10 hoofdstukken, die hij „gangen" noemt. Dit staat in verlaand met een onderdeel van de titel, de twee Latijnse woorden „dapes inemptae" d.w.z. onge kochte spijzen. „En u, hele Moffenschans, Mij ten dienste gaar en gans, Vult mijn tafel, zonder kopen, Ofte naar de markt te lopen". Dus „al ons kost is ongekoaht". De' verschillende spijzen, die hij uit zijn hof haalt, dient hij ons op in 10 gangen. De stad en de mode. De tegenstelling tussen de stad en het land is een onderwerp van alle tijden. Ook ds. Hondius had er mee te stellen aan ge^jd. We begrijpen, dat hij on- en heeft er heel zijn eerste hoofdstuk voorwaardelijk het leven op het land kiest en wel in het bijzonder dat op zijn Moffenschans. Van de stad moet hij absoluut niets hebben. Daar heersen nijd, jaloezie, twist, kra keel, brutaliteit, heerszucht en derge lijke goddeloze toestanden. Aardig sterk overdreven natuurlijk, ook deze on deugden komen bmten de steden voor.i De mode kan hem ook niet bekoren. In 't bijzonder de dames zijn er de sla vinnen van. De vrijgezel heeft bUjkbaar goed gekeken hoe de vrouwen gekleed zijn, want hij geeft een zeer gedetail leerde beschrijving van wat ze zoal aan haar lichaam dragen. Maar hij heeft er geen goed woord voor over, 't is alle maal hoogmoed en ijdelheid. Zelfs in het kleine stadje Temeuzen is het niet veel zaaks: „Zelver dit ons klein convent Berst van nijd en alle zonden". Een beetje gelijk zal hij wel hebben. De notulen van de kerkeraad zijn in de 17e eeuw voor een derde deel met tuchtzaken gevuld, als daar zijn: „pu blieke kijvage, huiskrakeel, logentaal, dronkenschap en nachtlopen, hoererij en overspel, onbehoorlijke samenleving, het spelen met teerlingen en kaarten vooral bij nachte in de herberg, het vloeken, het vechten inzonderheid met messen, de kerkeraad geaffronteerd te hebben, ongodsdienstigheid, het ver zuim van de openbare godsdienstoefe ningen, wanorde in de kerk verwekken". Het begon al in het paradijs: de eers te mens werd gezet in een hof. Na de val begonnen ze steden te bouwen. Zo ook vindt ds. Hondius het ideaal in zijn tuin: daar heerst eenvoud en reinheid. Daar leeft hij gelukliig. Zijn geld is niet belegd in handel of koopmanschap, hij doet niet aan „ver- assureren", bankiers of makelaars spe culeren niet met zijn geld, maar hij ver trouwt het toe aan de ploeg! Vruchten en bloemen. Nu bezoeken we zijn boomgaard en zijn bloementuin. Eerst bekijken we de stallen met koeien, kalveren, varkens en schapen en zijn rijke verzameling pluimgedierte: hoenders, kalkoenen, ganzen, duiven en pauwen. Maar het puikje van de tuin is wel de boomgaard. Ge kunt geen vrucht be denken, die niet op de Moffenschans groeit, voorzover het klimaat er ten minste geschikt voor is. Het is verba zingwekkend wat hier al niet te vinden is. Ook in bloemen is hij geweldig ge sorteerd. Voor één ding wil ds.i Hondius zijn lezers waarschuwen: we moeten de bloemen en planten niet enkel kweken voor sieraad of vermaak. Wie dat doet is een dief van Gods gaven! We moeten in de eerste plaats vragen welk nut ze ons brengen. Hij ziet van bloemen en plan ten niet allereerst de schoonheid, maar vooral het nut dat ze voor de mens hebben. Zijn beoefening van de kruid- kunde is voor hem behalve een liefheb berij vooral een plicht en noodzakelijk heid. Wanneer hij de schoonheid van zijn bloemen beschrijft, komt de predikant naar voren met een preek je over de vergankelijkheid van het leven. Waar is het paradijs gebleven? Wat is er nog over van de beroemde tuinen uit de Oudheid? En wat zal er eenmaal van zijn Moffenschans worden? De moestuin. In het vierde hoofdstuk beschrijft hij zijn moestuin. Hier groeien alle kruiden die in de keuken gebruikt worden en weer in een zeldzaam grote verschei denheid. Ds. Hondius was zeer Oranjegezind en het was dan ook een grote vreugde voor hem, dat prins Maurits zijn tuin be zocht, twee jaar achtereen zelfs. Een kers, die Maurits proefde en nog geen naam had, noemde de predikant-tuinier naar hem Mauritskers. Met genoegen vertelt hij dat men zijn hof komt bezoeken of zijn raad komt vragen. Uit alles is op te maken dat ds. Hondius wel wat trots was op zijn grote prestaties in de Moffenschans. Slechts twee vijanden heeft hij hier: een onderaardse (de mol) en een boven aardse (de kat). Ondanks alle moeite die hij heeft aangewend om ze te verdrijven is het hem niet gelukt. Daarom troost hij zich maar met de gedachte (wat een nederig man lijkt hij hier!): dat het hert Al te zeer verwilderd werd, Zo de lust van 't geen het nuttet Somtijds niet en werd gestuttet". Geneeskruiden. Het vijfde deel beschrijft de voort brengselen van zijn geneeskruidentuin, waar geneeskrachtige kruiden groeien.. Er is haast geen ziekte of ds. Hondius heeft er een plant voor, zelfs voor de pest en de kanker. „Kortom, onze God en Heer Geeft geen ziekte, kwaal of zeer, Of geeft ook de medicijne Voor de ziekte en de pijne". Spottend zegt hij dat er ook onge neeslijke ziekten zijn, zoals mensen die bang zijn om te zweten (luiaards) of die altijd een droge keel hebben (dronk aards). Hij geeft geen kruiden aan men sen die lijden aan het „onbekende kwaad, dat verborgen is van binnen en gekomen is van minnen". Het zijn de lijders aan geslachtsziek ten. Staat dit misschien in verband met zijn afkeer van het huwelijk? Nauwkeurig beschrijft hij hoe de ge neeskruiden moeten gebruikt worden, zowel voor uitwendige als inwendige toepassing. Vermoedelijk zullen de dok ters van tegenwoordig in dit hoofdstuk veel vraagtekens zetten. We zijn nu nog maar halverwege in de Moffenschans en daarom in een vol gend artikel de tweede helft. Middelburg. L. van Wallenburg. aUDDELHARNIS Roode Kruis afd. was op de Expo. In de stand van het Roode Kruis op de Expo Gouden Delta hebben velen deelgenomen aan het raden van de na men van de tentoongestelde poppen en het raden van het aantal erwten in een fles. De naam van de meisjespop was Florence, het werd tweemaal goed ge raden, na loting bleek W. Gerritsen, Hoyledesingel 26 te Rotterdam winna res te zijn. De naam van de jongenspop was Henri (3 x geraden)na loting bleek J. Edewaard, Jul., van Stolberglaan 44 te MiddeUiarnis de winnaar. Het aantal erwten in de stopfles was 4966, welk getal het dichtst benaderd was door J. J. Douwes, Groenezoom 46 te Sommels- dijk, die derhalve winnaar werd. MELISSANT Zangver. „Laus Deo". De Chr. Ge mengde Zangvereniging „Laus Deo" hoopt op maandag a.s. haar wekelijkse repetities te hervatten, om 8 uur 's avonds in „MeUshof Alle leden worden dringend verzocht op tijd aanwezig te zijn. Ook hebben wij gTote behoefte aan nieuwe leden, zowel dames als heren. Komt U maandagavond kennis maken? Graag! OUDDORP Geslaagd: Mevr. K. Flikweert-Ale- man, exploitante van modehuis „Carla" alhier slaagde te Rotterdam voor het zgn. textiel-brevet. De graanoogst is in volle gang, het stoppelland komt bloot. Meststoffen zijn in de zomer lager in prijs, dan later in het seizoen. Wie kunstmest „over de stoppel" uitrijdt, profiteert van dit prijs verschil. Een vroege basisbemesting is ook landbouwkundig verantwoord. Eigenlijk voor elke bestemming die het stoppelland straks krijgt. Duidelijk is dit, wanneer aansluitend een winter graan zal worden geteeld. Doch ook wanneer een gewas als suikerbieten of als zomergraan in de vruchtwisseling volgt, kunnen de fosfaat- en de kali meststoffen er thans reeds op. Stoppelknollen, als tussenvrucht, pas sen uitstekend in menig teeltprogram- ma. Zij geven veel droge stoU Doch ook alleen, wanneer de bemesting niet wordt vergeten: 200 kg kaUzout 40''/o per hec tare. In ieder geval, welk gewas ook na de stoppel volgt, scherp rekenen is al tijd goed. De meststofprijzen zijn het laagst in de zomer. Stoppelbemesting kan lonend zijn. BEëINDIGING VAN DE ERKENNINGSREGELINGEN IN DE TUINBOUW Zowel in de hoofdafdeling Tuinbouw als in de hoofdafdeling Siergewassen is de afgelopen jaren meermalen gespro ken over de vraag of de erkenningsre gelingen in de tuinbouw zouden kunnen worden opgeheven. In het kader van deze besprekingen is dit voorjaar aan de organisaties, die vertegenwoordigd zijn in de betreffende hoofdafdelingen, de vraag voorgelegd, hoe in hun orga nisaties over het opheffen van de er kenningsregelingen werd gedacht. Op basis van de adviezen van de or ganisaties is in de vergaderingen van de hoofdafdelingen Siergewassen en Tmn- bouw besloten heit bestuur van het Landbouwschap voor te stellen een ver zoek te richten tot de minister van Landbouw tot intrekking van de uit voeringsbesluiten (erkenningsregelin gen) voor de bloementeelt, de bloem bollenteelt, de boomkwekerij en de groenteteelt. De hoofdafdelingen achtten het even wel gewenst dat de Wet erltenningen tuinbouw, waarop de uitvoeringsbeslui ten zijn gebaseerd, als zodanig nog ge handhaafd blijft. De overweging voor het handhaven van de eigenlijke wet is, dat hiermee de wettelijke basis blijft bestaan voor het opnieuw vaststellen van uitvoeringsbesluiten door de minis ter van Landbouw, indien dit in de toe komst noodzakelijk zou blijken. Dat be tekent, dat de minister van Landbouw de wettelijke bevoegdheid behoudt om in de toekomst opnieuw zo nodig er kenningsregelingen vast te stellen zon der een parlementaire behandeling. Het veivoer van oude autobanden naar de fabriek om. te worden omge smolten, heeft altijd al veel moeilijkhe den opgeleverd. De banden kunnen na melijk niet dicht opeen worden gepakt, met het gevolg dat de vervoerskosten hoog zijn. Professor Norman Braton, van de universiteit van Wisconsin heeft door toepassing van een eenvoudig proces dit probleem opgelost. Hij bevroor de oude banden met vloeibare stikstof, waardoor zij hun taaiheid verloren en bros wer den. Een gewone hamermolen is dan voldoende om de banden tot kleine stukjes te slaan. IJzerdraad en canvas zijn dan makkelijk van de stukjes rub ber te scheiden en niets staat meer een massaal transport van zo bewerkte autobanden naar de fabriek in de weg. Op het ogenblik is Professor Braton be zig een mobiele vriesinstallatie annex molen te ontwikkelen. Hiermee gaat oude autobanden in Engeland af. De men straks de vele opslagplaatsen van plaatselijke autoriteiten zijn met deze ontwikkeling erg ingenomen, want de opslagplaatsen ontsieren het landschap en zijn bovendien zeer brandbaar. De rubberverwerkende industrie heeft gro te verwachtingen van deze nieuwe me thode, waardoor de verwerking van oud rubber rendabel wordt. (CONSU) In de omgeving vau Herkingen is sinds kort een nieuwe rage ontstaan, n.l. een buitendijks autoritje langs de boorden van de ingesloten Grevelingen. Wanneer men de Peuterdflk alrgdt tot aan de boerderij van dhr. Fr. Stniijk dan komt men via een op- en afrit op een hard strand terecht en eenmaal daar kan men de ,auto naar hartelust de sporen geven, er staat geen beletsel in de weg en men zou er minutenlang „blind" kunnen rijden, naar links, naar rechts en vele kilometers vooruit. De brede zandstrook is ontstaan na de afsluiting van de Grevelingen waar door het waterpeil aanzienlijk zakte. Tijdens de rit passeer je bootjes die op het droge liggen, dat kan dan zo'n plaatje oplevereni De stroken grond hebben nog geen bestemming gekregen (het waterpeil komt nog wat hoger ten koste van de breedte van het strand) en voorlopig kan een blind paard er geen enkele schade doenj Dat is wellicht de reden dat de autoriteiten de autoritjes nog niet hebben verboden. Men kan vanaf Herkingen tot voorbij Goeree rijden, de enige hindernis die met wat beleid ge nomen m.oet worden ligt ter hoogte van het zanddepot buiten de polder Roxe- nisse, maar ook daar is een doorgang. Dinsdagmiddag hebben wij dat ritje ge.! maakt en het als een geweldige bele- venis ervaren, 't Is eigenUjk al te gek dat je je auto zomaar naast een bootje kunt parkeren. Door de „rijbevoegde" jeugd wordt een stuk van het strand gebruikt om met auito's en ander gerij te crossen. Oude wagens worden tot die bestem ming wat opgelapt en de jeugd kan zich geen uitbundiger vermaak voorstellen. Wel kleven er wat gevaren aan dat crossen al zijn de gevolgen tot wat schrammen en builen beperkt gebleven. Beste meisjes en jongens! Nu zijn we alles weer gewoon ge worden, en het gaat niet meer stroef op school, en ook niet wat het kinderhoek je betreft. Het reizen is achter de rug, en de kinderen zijn weer geregeld thuis. Overal is een tijd van: een tijd van rust en een tijd van werken. Wij gaan deze week weer verder met een nieuw raadsel. Aan de beurt is AUGUSTUSRAADSEL 2 1. God van de Filistijnen. 2. Vriend van Job. 3. Naam die Farao aan Jozef gaf. 4. Rivier die het Paradijs bevochtigde. 5w Gebergte waarop Said en zijn zonen sneuvelden. 6. Hoe heten de afstamme lingen van Ezau? 7. Eén van de disci pelen. 8. Richteres. 9. Wie volgde Aaron als hogepriester op? 10. Partij onder het Joodse volk ten tijde van Christus op aarde. 11. Eerste residentie van koning David. 12. Boek van Mozes. 13. Naam die betekent: word geopend (denk aan de doofstomme, die door Jezus gezond werd gemaakt). 14. Oudste zoon van Jakob. 15. Waarheen moest de Heere Jezus als kind vluchten? 16. Geweldig jager uit het Oude Testament (Genesis). 17. In welke stad was de straat „De Rechte" (Handelingen)? 18. Vrouw van koning AChab. 19. Naam die betekent „Steen der hulpe" (Samuel). 20. Wie is de oudste mens op aarde geweest? 21. Waar sprak Pauliis in Athene? 22. An dere naam voor Azarja, vriend van Da niël. 23. Verspieder van het land ka- naan. 24. Eerste smid; werker in koper en ijzer (Genesis). 25. In welk Bijbelboek staat het lied van Debora? 26. Woord dat veel in Prediker voorkomt. 27. Be kende hogepriester uit het Nieuwe Tes tament. De beginletters van de gevraagde woorden vormen een tekst uit het boek Spreuken, tussen hoofdstuk 7 en 14. Dit raadsel werd ingezonden door Marqke van Dijke uit Zoetermeer.! Vriendelijk bedankt. Marijke! CORRESPONDENTIE Christiaan K. MeUssant. Hartelijk welkom, Christiaan! Natuurlijk mag jij ook meedoen. En je weet al zo'n beetje hoe het gaat van je broer Kees. Ik w^ist niet dat het water zo visrijk was. Nu is het een lust om te gaan vissen, als je zo vaak beet hebt. Maar nu is het vrije leventje uit; nu roept de school weer. Wilma B. Dirkslanfl. Je hebt al de op lossingen, WUma! Je hebt echt je best er op gedaan. Maar nieuws was er niet veel, of je had er geen tijd meer voor. Maar ik zie staan: volgende keer een langere brief. Ik blijf in afwachting. Henk G. Krabbendyke. Heb je de op lossing van het vijfde raadsel gezien? Eenvoudig, hè, als je het weet! Nu is het voor jou ook weer school. Zal je je best doen, nu het weer leren is gewor den? Het is weer heel iets anders dan morellen plukken. Morellen zijn zuur; zo kan het leren ook wel eens zuur zijn, maar je moet bij de studie door zure appels bijten, en door rijstebrijbergen eten. Janneke V. Middelhamisj Ja, ik heb je prachtige kaart uit Gorkum ontvan gen. Bedankt ervoor. Er staat de mooie St. Janstoren op, die jij hebt beklom men. Ik denk dat je heel wat trappen moest nemen om op de gewenste hoogte te komen. Maar dan zal je ook een schitterend vergezicht gehad hebben. Tjeerda V. MMdelhamis. Leuk, om met Jolanda boodschappen voor be jaarden te doen. Die mensen zullen er heel dankbaar voor zijn. Wat ben jij in een mooie streek geweest in de vakan tie! En het was nog een historische plek ook. Ik denk dat het veel te vlug om was naar je zin. Ik lees dat je volgende keer wel meer zal schrijven, dus wacht ik maar. Eric G. Krabbendijke. De reis naar Amsterdam zal wel naar je zin zijn ge gaan! In die stad kom je niet elke dag. Alvast hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag, al zijn we nu nog niet pre cies op die datum, maar het scheelt niet veel. Ben je het al een beetje gewend in de vijfde? In het begin moet je echt wennen, hè? Onbekende. Bedard^t voor het inge zonden raadsel, dat ik wellicht nog wel eens een plaatsje zal geven.i Het is een raadsel van een bijzonder soort, maar toch wel aardig verzonnen. In elk geval zal ik het goed bewaren. Ria de V. Sommelsdyk. Nog hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag, Ria! Wat hebtoen jullie een mooie plaats uit gezocht voor vakantie! Het is er wel druk, maar de omgeving is mooi en de lucht is er gezond. Je hebt je brief in de caravan geschreven. Dat gebeurt niet zo vaak, dat er van zulk een plaats een brief naar Oom Ko gaat. Het is een te ken dat ik nog niet uit jullie gedachten ben. Rinus G. Krabbendijke. Ja, het is een mooie rit langs de Belgische kust: de ene badplaats grenst aan de andere. Een week geleden heb ik ook nog door Vee- nendaal gelopen. Zo zie je, dat je tegen woordig op veel plaatsen kan komen in betrekkelijk korte tijd. In Rotterdam zou ik niet voorgoed willen wonen; jij wel? Corrie V. Middelhamis. Uit alles kan ik merken, dat jullie de vakantie een heerlijke tijd vinden, niet alleen van wege het reizen, maar ook om gezellig thuis te zijn en elkander te helpen. Ik vind het een leuke naam voor die poes. Er zullen niet veel poezen in Nederland zijn die zo genoemd worden. Andrea de V. Sommelsdqk. Is alles naar wens verlopen in Haamstede? Een week is heel kort, maar het is beter dan niets. En er was voor je vader en moeder nog een week over om hier en daar eens heen te gaan. En nu gaat al les weer zijn gewone gang, en dan is de rust teruggekeerd. Ben je het weer al gewend op school? Jan G. Krabbendijke. Ben jij met je vriendje nog naar Dordrecht geweest? Het slapen in de tent is dus wel mee gevallen. In die boslucht, bijna onder de blote hemel, moet je wel slapen als een marmot. En nu is denkelijk je nieuwe school begonnen. Je schrijft in het vervolg maar eens hoe dat daar naar toegaat. Kees K. Melissant. Je hebt een hele lap geschreven; er was ook zoveel te vertellen, nietwaar? Je rapport was goed, en nu je best maar gaan doen in de opleidingsklas. Je bent nu uitgerust van het leren, dus zal het wel gaan, denk ik. Bij die leeuwen is het wel mooi, maar je hebt ook wel gelezen, dat leeu wen gevaarlijke dieren blijven. Wat hebben jullie veel vis gevangen; het is om te watertanden voor hengelaars! Klaas B. Spijkenisse. Het is heel goed dat je schreef, al had je ook geen kans gezien om de raadsels te maken. Hoe was het op die proefvaart van de G.O. 22? Ben je niet zeeziek geweest? Dat jullie blij zijn met zusje kan ik heel goed begrijpen. Klazina de V. IMelissant. Je hebt je best gedaan op het schrijven, hoor! En je brief heb je nog versierd ook. Hoe is het ondertussen met Hans? Zoiets kan heel ernstig zijn. En is je vader al beter? Ben je nog naar oma geweest? En nu zal je het op school weer al gewend zijn, denk ik. Gert B. Spijkenisse. Hoe gaat het met kleine LiesbetSi? Ja, het is een ™ooie naam, echt hollands. Nu er al vier jon gens waren, is het wel heel leuk, dat er een zusje kwam. Heb je al een tas vol cadeautjes gekregen met je verjaardag? Jan de V. Melissant. Het was je laat ste brief voor het kinderiioekje. Ik be grijp heel goed, dat je er op zekere tijd mee moet ophouden,, vooral als er veel werk voor school staat te wachten. Ik hoop dat het verder goed zal gaan met je, ook op de nieuwe schooLi Je zusje zal me wel van het één en ander op de hoogte houden, denk ik. Dag, Jan! Allemaal de vriendelijke groeten van OOM KO. P.S. In het vijfde juliraadsel heb ik een domme fout gemaakt. Het gevraagde woord moest augustus zijn, maar dat was niet de tijd, die we bijna uit waren. Ik zat met mijn gedachten al veel ver der in de tijd; het was juli en niet augustus. Ik zal bij het beoordelen van jullie werk hier rekening mee houden, want je zou je suf zoeken. door Sibe van Aangium 30 „De Heer abt houdt zeker van lekker eten en drinken?" vroeg Hotse met een ironische glimladh. „Het past mij niet", antwoordde de poortwachter, „over degenen, die boven mij gesteld zijn, te oordelen. De heer abt is voor de gewone broeders wel zeer streng. Wij moeten dikwijls vasten en wijn zien wij zeer zelden. Maar er gaat geen dag voorbij, of de keldermeester moet een paar fles wijn voor de tafel van de abt brengen. Vroeger ergerde broeder Bemulpihus zidh geweldig daar aan". „Broeder Bemulphus?" vroeg Hotse, „wie is dat?" „Die was vroeger keldermeester", zei de poortwachter. „Hij heeft zich, zoals de heer abt meende, verkeerd gedragen en is voorlopig uit het klooster verwij derd. Hij is thans kluizenaar en levert geregeld vis aan het klooster. Hij is een vrolijke broeder. De abt verdacht hem, ketterse gevoelens aan te hangen. Ja," zei hij zuchtend, „'t was een beste broe der. Altijd opgeruimd en hulpvaardig. We hebben wel veel in hem verloren,, Maar de bui is over. Zal ik u even of neen", viel hij zidizelf in de rede. „Ik kan niet bij de poort vandaan. U kunt het zelf ook wel vinden". Hotse en Wieger gingen naar de kloosterpoort. De lucht was helemaal opgeklaard. Maar daar het inmiddels half zeven was geworden, werd het reeds donker. Hotse en Wieger konden dus niet veel meer zien. Ze merkten echter wel, dat de kloostertuin zeer uit gestrekt was. De portier had hen zeker zien aankomen. Althans, toen onze bei de vrienden bij de kloosterpoort waren, ging één der deuren open. „Intrate amici atque fratres", zei hij plechtig. „Hoewel onze abt niet geraad pleegd kon worden, hebben wij besloten u voorlopig toe te laten, vertrouwende, dat gij het kleed uwer orde met ere draagt". Het scheen, dat de portier meer mon niken had geraadpleegd, althans in de portierscel, die Hotse en Wieger thans binnentraden, waren een drietal mon niken aanwezig. Onmiddellijk trok één van hen de aandacht, 't Was een man van middelbare leeftijd met een zeer indrukwekkende gestalte. Zijn gelaat was fijn besneden, zijn voorhoofd ver ried de denker. Broeder Leonardus", stelde hij de portier voor, en dat is broeder Benedic- tus, dit broeder Pius en men noemt mij AnselmuB. En mag ik misschien uw naam ook weten?" vroeg hij. „Dit is broeder Ansgarius", antwoord de Hotse, op Wieger wijzend.i „Hij heeft een gelofte afgelegd, in geen half jaar te zullen spreken. Want onze broeder sprak graag en veel en daardoor is hij in verlegenheid geraakt. En op raad van onze prior heeft hij nu die gelofte gedaan". „Neen, dan mag hij niet spreken", zei broeder Anselmus. „Want „Qui jurat, et non decipit, habitabit, in tabernaculo tuo". Van de broeder poortwachter ver nam ik, dat gij vloeiend Latijn spreekt. Dat te horen was voor mij een ware ver kwikking". „Die ellendige kerel", dacht Hotse. Maar dan ging hij voort: „En ik word genoemd broeder Gregorius". „En u komt?" vroeg broeder Ansel mus. „De poortwachter had het niet goed verstaan. Waarschijnlijk heeft broeder Leo, zoals zijn naam is, het ver geten. Ge draagt, zoals ik zie, het kleed der Bemardijnen". „Wij komen van het klooster'van Ter- munten", antwoordde Hotse. „Het is een zeer oud klooster. De waardige abt Me- gardus heeft ons uitgezonden naar een klooster in Harlingen met een zeer ver trouwelijke boodschap". „Maar een broeder, die niet spreken mag, is wel een zeer eigenaardige reis makker", zei broeder Anselmus min of meer aöhterdochMg. „Dat is volkomen juist", antwoordde Hotse. „Maar broeder Ansgarius dient tot bescherming. Hij had eigenlijk Leo moeten heten, want hij is moedig als een leeuw en sterk als Goliath de Geth altitudinis sex cubitorum et palmi".. „Dan snoefde hij misschien ook als deze FUistijn", meritte broeder Ansel mus op. „Nu begrijp is beter, dat hij een gelofte heeft gedaan. Maar als hij zo sterk is, dan hadt ge geen beter ge zelschap kunnen vinden. Evenwel het is minder gezellig, dagenlang met een zwijgende broeder te moeten omgaan. Maar zet u, broeders, en rust uit. Wij kunnen u nog niets aanbieden. Maar zo dadelijk zal onze abt wel komen". Nauwelijks had hij dit gezegd, of er versoheen een monnik, die Hotse en Wieger verzocht mee te komen, 't Was een grote kamer, waarin de abt hen afwachtte. De wanden waren bijna ge heel met eikehout beschoten. In een reusachtig grote haard brandde een hel der vuur. In drie gebeeldhouwde zetels zaten de abt met de prior en de biblio thecaris. Ze zaten aan het hoofdeinde van een lange tafel, dichtbij het vuur. Hun pijen waren van het fijnste laken, de abt zat in het midden. Hij had een grote gestalte. Zijn gelaat was grof. Een minnelijke trek lag om zijn mond. Aan zijn vingers prijkten schitterende rin gen. Hij sprak met zalvende stem. Blijk baar wilde hij indruk maken. „'t Lijkt wel, of we een verhoor moe ten ondergaan", bedacht Hotse, terwijl Wieger tussen de tanden een verwen sing mompelde. Hotse en Wieger traden binnen. Ze bleven bij de deur staan. De zaal was helder verlicht door een kaar senkroon middenin het vertrek. „Treedt binnen, broeders", nodigde de abt. Hij bood Hotse en Wieger geen zetel aan. Hotse zag om zich heen. Dichtbij stonden twee stoelen. Hotse nam ze en plaatste ze dicht bij het drie tal monniken. Er groeide verbazing en verontwaardiging op het gelaat van de abt. Hij beheerste zich echter en deed alsof hij niets bemerkte. Maar zijn stem klonk nu niet meer zalvend, doch scherp terwijl hij voortging. „Is het in uw klooster gewoonte, dat een broeder gaat zitten in tegenwoor digheid van degenen, die boven hem geplaatst zijn?" „Het is gewoonte", antwoordde Hotse, „en in het klooster waar ik de eer heb te mogen zijn en waarvan de abt ver want is aan machtige vorsten en in alle kloosters, zowel in het westen als in het morgenland, zoals trouwens zelfs bij de heidense volkeren, een gast eer te be wijzen". Hotse zag de monniken vrijmoedig aan. De abt kreeg een kleur. Hotse voel de, dat hij boos werd en om een ant woord zocht. De bibliothecaris kwam hem te hiilp. „Gij schijnt te vergeten", zeide hij, „dat er geschreven staat in Pauli Epis- tula ad Philippenses Caput 4: „Modestia vestra nota sit omnibus hominibus".i „Maar dezelfde Heilige Apostel", kaatste Hotse terug, „vermaant telkens weer, dat wij gaarne zullen herbergen. Zo in de Epistula ad Romanos Caput 12: „Necessitatibus sanctorum comraunican' tes, hospitalitatem sectantes". En in tis brief ad Hebraeos klinkt het: „Et hos pitalitatem nolite oblivisci'. En ik ge loof broeders, dat gij dit gebod van oe Apostel wel hebt vergeten". De abt zag met stijgende verbazM naar Hotse. „Die vent heeft meer in zfl" pink, dan ik in mijn hele hoofd", mom pelde hij voor zich heen. Dan luidt to> Hotse: „Ek merk, broeder, dat ge zee| bedreven zijt in de Heilige Schrift. D'; echter zegt op zichzelf nog weinig, wa"! er zijn ook veel ketters, die de mond vo^ hebben van de bijbel. Indien gij waarSo zijt in ons gezelschap plaats te nemen, zullen wij u in elk opzicht behulpzaa» zijn. Maar zo niet, dan zal het u bero"^ wen, dat ge ooit in ons klooster zijt i"; gedrongen". Trots stak de abt zijn bon- vooruit. De prior had tot nu toe gezwegen- Thans fluisterde hij de abt iets to- D®" knikte. Dan vroeg hij: „Uit welk kloos ter komt ge?" (Wordt «e'

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1971 | | pagina 8