De Moffenschans
Stoppelland en
meststoffen-
prijzen
DE WATERGEUS
Zeeuwse wandeMngen
Nieuwe rage: Buitendijks autoritje langs
de Grevelingen
Overweel en Struyk
Plaatselijk Nieuws
Land- en Tuinbouw
Koude sloop van
autobanden
jBxi.ASBsn'tdmvvrs''
Complete Woning^ichting
Melissant - Tel. 01877-1502
«f 01879-721
VERVOLGVERHAAL
Bladz. 2
Vrijdag 13 augustus igvj
Zoals ik in het vorig artiliel reeds zei,
verdeelt ds. Hondius zijn dicihtwerk in
10 hoofdstukken, die hij „gangen"
noemt. Dit staat in verlaand met een
onderdeel van de titel, de twee Latijnse
woorden „dapes inemptae" d.w.z. onge
kochte spijzen.
„En u, hele Moffenschans,
Mij ten dienste gaar en gans,
Vult mijn tafel, zonder kopen,
Ofte naar de markt te lopen".
Dus „al ons kost is ongekoaht".
De' verschillende spijzen, die hij uit
zijn hof haalt, dient hij ons op in 10
gangen.
De stad en de mode.
De tegenstelling tussen de stad en het
land is een onderwerp van alle tijden.
Ook ds. Hondius had er mee te stellen
aan ge^jd. We begrijpen, dat hij on-
en heeft er heel zijn eerste hoofdstuk
voorwaardelijk het leven op het land
kiest en wel in het bijzonder dat op
zijn Moffenschans.
Van de stad moet hij absoluut niets
hebben.
Daar heersen nijd, jaloezie, twist, kra
keel, brutaliteit, heerszucht en derge
lijke goddeloze toestanden. Aardig sterk
overdreven natuurlijk, ook deze on
deugden komen bmten de steden voor.i
De mode kan hem ook niet bekoren.
In 't bijzonder de dames zijn er de sla
vinnen van. De vrijgezel heeft bUjkbaar
goed gekeken hoe de vrouwen gekleed
zijn, want hij geeft een zeer gedetail
leerde beschrijving van wat ze zoal aan
haar lichaam dragen. Maar hij heeft er
geen goed woord voor over, 't is alle
maal hoogmoed en ijdelheid.
Zelfs in het kleine stadje Temeuzen
is het niet veel zaaks:
„Zelver dit ons klein convent
Berst van nijd en alle zonden".
Een beetje gelijk zal hij wel hebben.
De notulen van de kerkeraad zijn in de
17e eeuw voor een derde deel met
tuchtzaken gevuld, als daar zijn: „pu
blieke kijvage, huiskrakeel, logentaal,
dronkenschap en nachtlopen, hoererij en
overspel, onbehoorlijke samenleving,
het spelen met teerlingen en kaarten
vooral bij nachte in de herberg, het
vloeken, het vechten inzonderheid met
messen, de kerkeraad geaffronteerd te
hebben, ongodsdienstigheid, het ver
zuim van de openbare godsdienstoefe
ningen, wanorde in de kerk verwekken".
Het begon al in het paradijs: de eers
te mens werd gezet in een hof. Na de
val begonnen ze steden te bouwen.
Zo ook vindt ds. Hondius het ideaal
in zijn tuin: daar heerst eenvoud en
reinheid. Daar leeft hij gelukliig.
Zijn geld is niet belegd in handel of
koopmanschap, hij doet niet aan „ver-
assureren", bankiers of makelaars spe
culeren niet met zijn geld, maar hij ver
trouwt het toe aan de ploeg!
Vruchten en bloemen.
Nu bezoeken we zijn boomgaard en
zijn bloementuin. Eerst bekijken we de
stallen met koeien, kalveren, varkens en
schapen en zijn rijke verzameling
pluimgedierte: hoenders, kalkoenen,
ganzen, duiven en pauwen.
Maar het puikje van de tuin is wel
de boomgaard. Ge kunt geen vrucht be
denken, die niet op de Moffenschans
groeit, voorzover het klimaat er ten
minste geschikt voor is. Het is verba
zingwekkend wat hier al niet te vinden
is.
Ook in bloemen is hij geweldig ge
sorteerd. Voor één ding wil ds.i Hondius
zijn lezers waarschuwen: we moeten de
bloemen en planten niet enkel kweken
voor sieraad of vermaak. Wie dat doet is
een dief van Gods gaven! We moeten in
de eerste plaats vragen welk nut ze ons
brengen. Hij ziet van bloemen en plan
ten niet allereerst de schoonheid, maar
vooral het nut dat ze voor de mens
hebben. Zijn beoefening van de kruid-
kunde is voor hem behalve een liefheb
berij vooral een plicht en noodzakelijk
heid.
Wanneer hij de schoonheid van zijn
bloemen beschrijft, komt de predikant
naar voren met een preek je over de
vergankelijkheid van het leven. Waar is
het paradijs gebleven? Wat is er nog
over van de beroemde tuinen uit de
Oudheid? En wat zal er eenmaal van
zijn Moffenschans worden?
De moestuin.
In het vierde hoofdstuk beschrijft hij
zijn moestuin. Hier groeien alle kruiden
die in de keuken gebruikt worden en
weer in een zeldzaam grote verschei
denheid.
Ds. Hondius was zeer Oranjegezind en
het was dan ook een grote vreugde voor
hem, dat prins Maurits zijn tuin be
zocht, twee jaar achtereen zelfs. Een
kers, die Maurits proefde en nog geen
naam had, noemde de predikant-tuinier
naar hem Mauritskers.
Met genoegen vertelt hij dat men zijn
hof komt bezoeken of zijn raad komt
vragen. Uit alles is op te maken dat ds.
Hondius wel wat trots was op zijn grote
prestaties in de Moffenschans.
Slechts twee vijanden heeft hij hier:
een onderaardse (de mol) en een boven
aardse (de kat). Ondanks alle moeite die
hij heeft aangewend om ze te verdrijven
is het hem niet gelukt. Daarom troost
hij zich maar met de gedachte (wat een
nederig man lijkt hij hier!):
dat het hert
Al te zeer verwilderd werd,
Zo de lust van 't geen het nuttet
Somtijds niet en werd gestuttet".
Geneeskruiden.
Het vijfde deel beschrijft de voort
brengselen van zijn geneeskruidentuin,
waar geneeskrachtige kruiden groeien..
Er is haast geen ziekte of ds. Hondius
heeft er een plant voor, zelfs voor de
pest en de kanker.
„Kortom, onze God en Heer
Geeft geen ziekte, kwaal of zeer,
Of geeft ook de medicijne
Voor de ziekte en de pijne".
Spottend zegt hij dat er ook onge
neeslijke ziekten zijn, zoals mensen die
bang zijn om te zweten (luiaards) of die
altijd een droge keel hebben (dronk
aards). Hij geeft geen kruiden aan men
sen die lijden aan het
„onbekende kwaad,
dat verborgen is van binnen
en gekomen is van minnen".
Het zijn de lijders aan geslachtsziek
ten. Staat dit misschien in verband met
zijn afkeer van het huwelijk?
Nauwkeurig beschrijft hij hoe de ge
neeskruiden moeten gebruikt worden,
zowel voor uitwendige als inwendige
toepassing. Vermoedelijk zullen de dok
ters van tegenwoordig in dit hoofdstuk
veel vraagtekens zetten.
We zijn nu nog maar halverwege in
de Moffenschans en daarom in een vol
gend artikel de tweede helft.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
aUDDELHARNIS
Roode Kruis afd. was op de Expo.
In de stand van het Roode Kruis op
de Expo Gouden Delta hebben velen
deelgenomen aan het raden van de na
men van de tentoongestelde poppen en
het raden van het aantal erwten in een
fles. De naam van de meisjespop was
Florence, het werd tweemaal goed ge
raden, na loting bleek W. Gerritsen,
Hoyledesingel 26 te Rotterdam winna
res te zijn. De naam van de jongenspop
was Henri (3 x geraden)na loting bleek
J. Edewaard, Jul., van Stolberglaan 44
te MiddeUiarnis de winnaar. Het aantal
erwten in de stopfles was 4966, welk
getal het dichtst benaderd was door J.
J. Douwes, Groenezoom 46 te Sommels-
dijk, die derhalve winnaar werd.
MELISSANT
Zangver. „Laus Deo". De Chr. Ge
mengde Zangvereniging „Laus Deo"
hoopt op maandag a.s. haar wekelijkse
repetities te hervatten, om 8 uur 's
avonds in „MeUshof
Alle leden worden dringend verzocht op
tijd aanwezig te zijn.
Ook hebben wij gTote behoefte aan
nieuwe leden, zowel dames als heren.
Komt U maandagavond kennis maken?
Graag!
OUDDORP
Geslaagd: Mevr. K. Flikweert-Ale-
man, exploitante van modehuis „Carla"
alhier slaagde te Rotterdam voor het
zgn. textiel-brevet.
De graanoogst is in volle gang, het
stoppelland komt bloot. Meststoffen zijn
in de zomer lager in prijs, dan later in
het seizoen. Wie kunstmest „over de
stoppel" uitrijdt, profiteert van dit prijs
verschil.
Een vroege basisbemesting is ook
landbouwkundig verantwoord.
Eigenlijk voor elke bestemming die
het stoppelland straks krijgt. Duidelijk
is dit, wanneer aansluitend een winter
graan zal worden geteeld. Doch ook
wanneer een gewas als suikerbieten of
als zomergraan in de vruchtwisseling
volgt, kunnen de fosfaat- en de kali
meststoffen er thans reeds op.
Stoppelknollen, als tussenvrucht, pas
sen uitstekend in menig teeltprogram-
ma. Zij geven veel droge stoU Doch ook
alleen, wanneer de bemesting niet wordt
vergeten: 200 kg kaUzout 40''/o per hec
tare. In ieder geval, welk gewas ook na
de stoppel volgt, scherp rekenen is al
tijd goed. De meststofprijzen zijn het
laagst in de zomer. Stoppelbemesting
kan lonend zijn.
BEëINDIGING VAN DE
ERKENNINGSREGELINGEN
IN DE TUINBOUW
Zowel in de hoofdafdeling Tuinbouw
als in de hoofdafdeling Siergewassen is
de afgelopen jaren meermalen gespro
ken over de vraag of de erkenningsre
gelingen in de tuinbouw zouden kunnen
worden opgeheven. In het kader van
deze besprekingen is dit voorjaar aan
de organisaties, die vertegenwoordigd
zijn in de betreffende hoofdafdelingen,
de vraag voorgelegd, hoe in hun orga
nisaties over het opheffen van de er
kenningsregelingen werd gedacht.
Op basis van de adviezen van de or
ganisaties is in de vergaderingen van de
hoofdafdelingen Siergewassen en Tmn-
bouw besloten heit bestuur van het
Landbouwschap voor te stellen een ver
zoek te richten tot de minister van
Landbouw tot intrekking van de uit
voeringsbesluiten (erkenningsregelin
gen) voor de bloementeelt, de bloem
bollenteelt, de boomkwekerij en de
groenteteelt.
De hoofdafdelingen achtten het even
wel gewenst dat de Wet erltenningen
tuinbouw, waarop de uitvoeringsbeslui
ten zijn gebaseerd, als zodanig nog ge
handhaafd blijft. De overweging voor
het handhaven van de eigenlijke wet is,
dat hiermee de wettelijke basis blijft
bestaan voor het opnieuw vaststellen
van uitvoeringsbesluiten door de minis
ter van Landbouw, indien dit in de toe
komst noodzakelijk zou blijken. Dat be
tekent, dat de minister van Landbouw
de wettelijke bevoegdheid behoudt om
in de toekomst opnieuw zo nodig er
kenningsregelingen vast te stellen zon
der een parlementaire behandeling.
Het veivoer van oude autobanden
naar de fabriek om. te worden omge
smolten, heeft altijd al veel moeilijkhe
den opgeleverd. De banden kunnen na
melijk niet dicht opeen worden gepakt,
met het gevolg dat de vervoerskosten
hoog zijn. Professor Norman Braton, van
de universiteit van Wisconsin heeft door
toepassing van een eenvoudig proces dit
probleem opgelost. Hij bevroor de oude
banden met vloeibare stikstof, waardoor
zij hun taaiheid verloren en bros wer
den. Een gewone hamermolen is dan
voldoende om de banden tot kleine
stukjes te slaan. IJzerdraad en canvas
zijn dan makkelijk van de stukjes rub
ber te scheiden en niets staat meer een
massaal transport van zo bewerkte
autobanden naar de fabriek in de weg.
Op het ogenblik is Professor Braton be
zig een mobiele vriesinstallatie annex
molen te ontwikkelen. Hiermee gaat
oude autobanden in Engeland af. De
men straks de vele opslagplaatsen van
plaatselijke autoriteiten zijn met deze
ontwikkeling erg ingenomen, want de
opslagplaatsen ontsieren het landschap
en zijn bovendien zeer brandbaar. De
rubberverwerkende industrie heeft gro
te verwachtingen van deze nieuwe me
thode, waardoor de verwerking van oud
rubber rendabel wordt. (CONSU)
In de omgeving vau Herkingen is
sinds kort een nieuwe rage ontstaan,
n.l. een buitendijks autoritje langs de
boorden van de ingesloten Grevelingen.
Wanneer men de Peuterdflk alrgdt tot
aan de boerderij van dhr. Fr. Stniijk
dan komt men via een op- en afrit op
een hard strand terecht en eenmaal daar
kan men de ,auto naar hartelust de
sporen geven, er staat geen beletsel in
de weg en men zou er minutenlang
„blind" kunnen rijden, naar links, naar
rechts en vele kilometers vooruit.
De brede zandstrook is ontstaan na
de afsluiting van de Grevelingen waar
door het waterpeil aanzienlijk zakte.
Tijdens de rit passeer je bootjes
die op het droge liggen, dat kan
dan zo'n plaatje oplevereni
De stroken grond hebben nog geen
bestemming gekregen (het waterpeil
komt nog wat hoger ten koste van de
breedte van het strand) en voorlopig
kan een blind paard er geen enkele
schade doenj Dat is wellicht de reden
dat de autoriteiten de autoritjes nog
niet hebben verboden. Men kan vanaf
Herkingen tot voorbij Goeree rijden, de
enige hindernis die met wat beleid ge
nomen m.oet worden ligt ter hoogte van
het zanddepot buiten de polder Roxe-
nisse, maar ook daar is een doorgang.
Dinsdagmiddag hebben wij dat ritje ge.!
maakt en het als een geweldige bele-
venis ervaren, 't Is eigenUjk al te gek
dat je je auto zomaar naast een bootje
kunt parkeren.
Door de „rijbevoegde" jeugd wordt
een stuk van het strand gebruikt om
met auito's en ander gerij te crossen.
Oude wagens worden tot die bestem
ming wat opgelapt en de jeugd kan zich
geen uitbundiger vermaak voorstellen.
Wel kleven er wat gevaren aan dat
crossen al zijn de gevolgen tot wat
schrammen en builen beperkt gebleven.
Beste meisjes en jongens!
Nu zijn we alles weer gewoon ge
worden, en het gaat niet meer stroef op
school, en ook niet wat het kinderhoek
je betreft. Het reizen is achter de rug,
en de kinderen zijn weer geregeld thuis.
Overal is een tijd van: een tijd van rust
en een tijd van werken.
Wij gaan deze week weer verder met
een nieuw raadsel.
Aan de beurt is
AUGUSTUSRAADSEL 2
1. God van de Filistijnen. 2. Vriend van
Job. 3. Naam die Farao aan Jozef gaf.
4. Rivier die het Paradijs bevochtigde.
5w Gebergte waarop Said en zijn zonen
sneuvelden. 6. Hoe heten de afstamme
lingen van Ezau? 7. Eén van de disci
pelen. 8. Richteres. 9. Wie volgde Aaron
als hogepriester op? 10. Partij onder het
Joodse volk ten tijde van Christus op
aarde. 11. Eerste residentie van koning
David. 12. Boek van Mozes. 13. Naam
die betekent: word geopend (denk aan
de doofstomme, die door Jezus gezond
werd gemaakt). 14. Oudste zoon van
Jakob. 15. Waarheen moest de Heere
Jezus als kind vluchten? 16. Geweldig
jager uit het Oude Testament (Genesis).
17. In welke stad was de straat „De
Rechte" (Handelingen)? 18. Vrouw van
koning AChab. 19. Naam die betekent
„Steen der hulpe" (Samuel). 20. Wie is
de oudste mens op aarde geweest? 21.
Waar sprak Pauliis in Athene? 22. An
dere naam voor Azarja, vriend van Da
niël. 23. Verspieder van het land ka-
naan. 24. Eerste smid; werker in koper
en ijzer (Genesis). 25. In welk Bijbelboek
staat het lied van Debora? 26. Woord
dat veel in Prediker voorkomt. 27. Be
kende hogepriester uit het Nieuwe Tes
tament.
De beginletters van de gevraagde
woorden vormen een tekst uit het boek
Spreuken, tussen hoofdstuk 7 en 14.
Dit raadsel werd ingezonden door
Marqke van Dijke uit Zoetermeer.!
Vriendelijk bedankt. Marijke!
CORRESPONDENTIE
Christiaan K. MeUssant. Hartelijk
welkom, Christiaan! Natuurlijk mag jij
ook meedoen. En je weet al zo'n beetje
hoe het gaat van je broer Kees. Ik w^ist
niet dat het water zo visrijk was. Nu is
het een lust om te gaan vissen, als je zo
vaak beet hebt. Maar nu is het vrije
leventje uit; nu roept de school weer.
Wilma B. Dirkslanfl. Je hebt al de op
lossingen, WUma! Je hebt echt je best
er op gedaan. Maar nieuws was er niet
veel, of je had er geen tijd meer voor.
Maar ik zie staan: volgende keer een
langere brief. Ik blijf in afwachting.
Henk G. Krabbendyke. Heb je de op
lossing van het vijfde raadsel gezien?
Eenvoudig, hè, als je het weet! Nu is
het voor jou ook weer school. Zal je je
best doen, nu het weer leren is gewor
den? Het is weer heel iets anders dan
morellen plukken. Morellen zijn zuur;
zo kan het leren ook wel eens zuur zijn,
maar je moet bij de studie door zure
appels bijten, en door rijstebrijbergen
eten.
Janneke V. Middelhamisj Ja, ik heb
je prachtige kaart uit Gorkum ontvan
gen. Bedankt ervoor. Er staat de mooie
St. Janstoren op, die jij hebt beklom
men. Ik denk dat je heel wat trappen
moest nemen om op de gewenste hoogte
te komen. Maar dan zal je ook een
schitterend vergezicht gehad hebben.
Tjeerda V. MMdelhamis. Leuk, om
met Jolanda boodschappen voor be
jaarden te doen. Die mensen zullen er
heel dankbaar voor zijn. Wat ben jij in
een mooie streek geweest in de vakan
tie! En het was nog een historische plek
ook. Ik denk dat het veel te vlug om
was naar je zin. Ik lees dat je volgende
keer wel meer zal schrijven, dus wacht
ik maar.
Eric G. Krabbendijke. De reis naar
Amsterdam zal wel naar je zin zijn ge
gaan! In die stad kom je niet elke dag.
Alvast hartelijk gefeliciteerd met je
verjaardag, al zijn we nu nog niet pre
cies op die datum, maar het scheelt niet
veel. Ben je het al een beetje gewend in
de vijfde? In het begin moet je echt
wennen, hè?
Onbekende. Bedard^t voor het inge
zonden raadsel, dat ik wellicht nog wel
eens een plaatsje zal geven.i Het is een
raadsel van een bijzonder soort, maar
toch wel aardig verzonnen. In elk geval
zal ik het goed bewaren.
Ria de V. Sommelsdyk. Nog hartelijk
gefeliciteerd met je verjaardag, Ria!
Wat hebtoen jullie een mooie plaats uit
gezocht voor vakantie! Het is er wel
druk, maar de omgeving is mooi en de
lucht is er gezond. Je hebt je brief in de
caravan geschreven. Dat gebeurt niet
zo vaak, dat er van zulk een plaats een
brief naar Oom Ko gaat. Het is een te
ken dat ik nog niet uit jullie gedachten
ben.
Rinus G. Krabbendijke. Ja, het is een
mooie rit langs de Belgische kust: de
ene badplaats grenst aan de andere. Een
week geleden heb ik ook nog door Vee-
nendaal gelopen. Zo zie je, dat je tegen
woordig op veel plaatsen kan komen in
betrekkelijk korte tijd. In Rotterdam
zou ik niet voorgoed willen wonen; jij
wel?
Corrie V. Middelhamis. Uit alles kan
ik merken, dat jullie de vakantie een
heerlijke tijd vinden, niet alleen van
wege het reizen, maar ook om gezellig
thuis te zijn en elkander te helpen. Ik
vind het een leuke naam voor die poes.
Er zullen niet veel poezen in Nederland
zijn die zo genoemd worden.
Andrea de V. Sommelsdqk. Is alles
naar wens verlopen in Haamstede? Een
week is heel kort, maar het is beter
dan niets. En er was voor je vader en
moeder nog een week over om hier en
daar eens heen te gaan. En nu gaat al
les weer zijn gewone gang, en dan is de
rust teruggekeerd. Ben je het weer al
gewend op school?
Jan G. Krabbendijke. Ben jij met je
vriendje nog naar Dordrecht geweest?
Het slapen in de tent is dus wel mee
gevallen. In die boslucht, bijna onder
de blote hemel, moet je wel slapen als
een marmot. En nu is denkelijk je
nieuwe school begonnen. Je schrijft in
het vervolg maar eens hoe dat daar
naar toegaat.
Kees K. Melissant. Je hebt een hele
lap geschreven; er was ook zoveel te
vertellen, nietwaar? Je rapport was
goed, en nu je best maar gaan doen in
de opleidingsklas. Je bent nu uitgerust
van het leren, dus zal het wel gaan,
denk ik. Bij die leeuwen is het wel mooi,
maar je hebt ook wel gelezen, dat leeu
wen gevaarlijke dieren blijven. Wat
hebben jullie veel vis gevangen; het is
om te watertanden voor hengelaars!
Klaas B. Spijkenisse. Het is heel goed
dat je schreef, al had je ook geen kans
gezien om de raadsels te maken. Hoe
was het op die proefvaart van de G.O.
22? Ben je niet zeeziek geweest? Dat
jullie blij zijn met zusje kan ik heel
goed begrijpen.
Klazina de V. IMelissant. Je hebt je
best gedaan op het schrijven, hoor! En
je brief heb je nog versierd ook. Hoe is
het ondertussen met Hans? Zoiets kan
heel ernstig zijn. En is je vader al beter?
Ben je nog naar oma geweest? En nu
zal je het op school weer al gewend
zijn, denk ik.
Gert B. Spijkenisse. Hoe gaat het met
kleine LiesbetSi? Ja, het is een ™ooie
naam, echt hollands. Nu er al vier jon
gens waren, is het wel heel leuk, dat er
een zusje kwam. Heb je al een tas vol
cadeautjes gekregen met je verjaardag?
Jan de V. Melissant. Het was je laat
ste brief voor het kinderiioekje. Ik be
grijp heel goed, dat je er op zekere tijd
mee moet ophouden,, vooral als er veel
werk voor school staat te wachten. Ik
hoop dat het verder goed zal gaan met
je, ook op de nieuwe schooLi Je zusje
zal me wel van het één en ander op de
hoogte houden, denk ik. Dag, Jan!
Allemaal de vriendelijke groeten van
OOM KO.
P.S. In het vijfde juliraadsel heb ik een
domme fout gemaakt. Het gevraagde
woord moest augustus zijn, maar dat
was niet de tijd, die we bijna uit waren.
Ik zat met mijn gedachten al veel ver
der in de tijd; het was juli en niet
augustus.
Ik zal bij het beoordelen van jullie werk
hier rekening mee houden, want je zou
je suf zoeken.
door Sibe van Aangium
30
„De Heer abt houdt zeker van lekker
eten en drinken?" vroeg Hotse met een
ironische glimladh.
„Het past mij niet", antwoordde de
poortwachter, „over degenen, die boven
mij gesteld zijn, te oordelen. De heer
abt is voor de gewone broeders wel zeer
streng. Wij moeten dikwijls vasten en
wijn zien wij zeer zelden. Maar er gaat
geen dag voorbij, of de keldermeester
moet een paar fles wijn voor de tafel
van de abt brengen. Vroeger ergerde
broeder Bemulpihus zidh geweldig daar
aan".
„Broeder Bemulphus?" vroeg Hotse,
„wie is dat?"
„Die was vroeger keldermeester", zei
de poortwachter. „Hij heeft zich, zoals
de heer abt meende, verkeerd gedragen
en is voorlopig uit het klooster verwij
derd. Hij is thans kluizenaar en levert
geregeld vis aan het klooster. Hij is een
vrolijke broeder. De abt verdacht hem,
ketterse gevoelens aan te hangen. Ja,"
zei hij zuchtend, „'t was een beste broe
der. Altijd opgeruimd en hulpvaardig.
We hebben wel veel in hem verloren,,
Maar de bui is over. Zal ik u even
of neen", viel hij zidizelf in de rede. „Ik
kan niet bij de poort vandaan. U kunt
het zelf ook wel vinden".
Hotse en Wieger gingen naar de
kloosterpoort. De lucht was helemaal
opgeklaard. Maar daar het inmiddels
half zeven was geworden, werd het
reeds donker. Hotse en Wieger konden
dus niet veel meer zien. Ze merkten
echter wel, dat de kloostertuin zeer uit
gestrekt was. De portier had hen zeker
zien aankomen. Althans, toen onze bei
de vrienden bij de kloosterpoort waren,
ging één der deuren open.
„Intrate amici atque fratres", zei hij
plechtig. „Hoewel onze abt niet geraad
pleegd kon worden, hebben wij besloten
u voorlopig toe te laten, vertrouwende,
dat gij het kleed uwer orde met ere
draagt".
Het scheen, dat de portier meer mon
niken had geraadpleegd, althans in de
portierscel, die Hotse en Wieger thans
binnentraden, waren een drietal mon
niken aanwezig. Onmiddellijk trok één
van hen de aandacht, 't Was een man
van middelbare leeftijd met een zeer
indrukwekkende gestalte. Zijn gelaat
was fijn besneden, zijn voorhoofd ver
ried de denker.
Broeder Leonardus", stelde hij de
portier voor, en dat is broeder Benedic-
tus, dit broeder Pius en men noemt mij
AnselmuB. En mag ik misschien uw
naam ook weten?" vroeg hij.
„Dit is broeder Ansgarius", antwoord
de Hotse, op Wieger wijzend.i „Hij heeft
een gelofte afgelegd, in geen half jaar
te zullen spreken. Want onze broeder
sprak graag en veel en daardoor is hij
in verlegenheid geraakt. En op raad
van onze prior heeft hij nu die gelofte
gedaan".
„Neen, dan mag hij niet spreken", zei
broeder Anselmus. „Want „Qui jurat, et
non decipit, habitabit, in tabernaculo
tuo". Van de broeder poortwachter ver
nam ik, dat gij vloeiend Latijn spreekt.
Dat te horen was voor mij een ware ver
kwikking".
„Die ellendige kerel", dacht Hotse.
Maar dan ging hij voort: „En ik word
genoemd broeder Gregorius".
„En u komt?" vroeg broeder Ansel
mus. „De poortwachter had het niet
goed verstaan. Waarschijnlijk heeft
broeder Leo, zoals zijn naam is, het ver
geten. Ge draagt, zoals ik zie, het kleed
der Bemardijnen".
„Wij komen van het klooster'van Ter-
munten", antwoordde Hotse. „Het is een
zeer oud klooster. De waardige abt Me-
gardus heeft ons uitgezonden naar een
klooster in Harlingen met een zeer ver
trouwelijke boodschap".
„Maar een broeder, die niet spreken
mag, is wel een zeer eigenaardige reis
makker", zei broeder Anselmus min of
meer aöhterdochMg.
„Dat is volkomen juist", antwoordde
Hotse. „Maar broeder Ansgarius dient
tot bescherming. Hij had eigenlijk Leo
moeten heten, want hij is moedig als
een leeuw en sterk als Goliath de Geth
altitudinis sex cubitorum et palmi"..
„Dan snoefde hij misschien ook als
deze FUistijn", meritte broeder Ansel
mus op. „Nu begrijp is beter, dat hij
een gelofte heeft gedaan. Maar als hij
zo sterk is, dan hadt ge geen beter ge
zelschap kunnen vinden. Evenwel het
is minder gezellig, dagenlang met een
zwijgende broeder te moeten omgaan.
Maar zet u, broeders, en rust uit. Wij
kunnen u nog niets aanbieden. Maar zo
dadelijk zal onze abt wel komen".
Nauwelijks had hij dit gezegd, of er
versoheen een monnik, die Hotse en
Wieger verzocht mee te komen, 't Was
een grote kamer, waarin de abt hen
afwachtte. De wanden waren bijna ge
heel met eikehout beschoten. In een
reusachtig grote haard brandde een hel
der vuur. In drie gebeeldhouwde zetels
zaten de abt met de prior en de biblio
thecaris. Ze zaten aan het hoofdeinde
van een lange tafel, dichtbij het vuur.
Hun pijen waren van het fijnste laken,
de abt zat in het midden. Hij had een
grote gestalte. Zijn gelaat was grof. Een
minnelijke trek lag om zijn mond. Aan
zijn vingers prijkten schitterende rin
gen. Hij sprak met zalvende stem. Blijk
baar wilde hij indruk maken.
„'t Lijkt wel, of we een verhoor moe
ten ondergaan", bedacht Hotse, terwijl
Wieger tussen de tanden een verwen
sing mompelde. Hotse en Wieger traden
binnen. Ze bleven bij de deur staan. De
zaal was helder verlicht door een kaar
senkroon middenin het vertrek.
„Treedt binnen, broeders", nodigde de
abt. Hij bood Hotse en Wieger geen
zetel aan. Hotse zag om zich heen.
Dichtbij stonden twee stoelen. Hotse
nam ze en plaatste ze dicht bij het drie
tal monniken. Er groeide verbazing en
verontwaardiging op het gelaat van de
abt. Hij beheerste zich echter en deed
alsof hij niets bemerkte. Maar zijn stem
klonk nu niet meer zalvend, doch scherp
terwijl hij voortging.
„Is het in uw klooster gewoonte, dat
een broeder gaat zitten in tegenwoor
digheid van degenen, die boven hem
geplaatst zijn?"
„Het is gewoonte", antwoordde Hotse,
„en in het klooster waar ik de eer heb
te mogen zijn en waarvan de abt ver
want is aan machtige vorsten en in alle
kloosters, zowel in het westen als in het
morgenland, zoals trouwens zelfs bij de
heidense volkeren, een gast eer te be
wijzen".
Hotse zag de monniken vrijmoedig
aan. De abt kreeg een kleur. Hotse voel
de, dat hij boos werd en om een ant
woord zocht. De bibliothecaris kwam
hem te hiilp.
„Gij schijnt te vergeten", zeide hij,
„dat er geschreven staat in Pauli Epis-
tula ad Philippenses Caput 4: „Modestia
vestra nota sit omnibus hominibus".i
„Maar dezelfde Heilige Apostel",
kaatste Hotse terug, „vermaant telkens
weer, dat wij gaarne zullen herbergen.
Zo in de Epistula ad Romanos Caput 12:
„Necessitatibus sanctorum comraunican'
tes, hospitalitatem sectantes". En in tis
brief ad Hebraeos klinkt het: „Et hos
pitalitatem nolite oblivisci'. En ik ge
loof broeders, dat gij dit gebod van oe
Apostel wel hebt vergeten".
De abt zag met stijgende verbazM
naar Hotse. „Die vent heeft meer in zfl"
pink, dan ik in mijn hele hoofd", mom
pelde hij voor zich heen. Dan luidt to>
Hotse: „Ek merk, broeder, dat ge zee|
bedreven zijt in de Heilige Schrift. D';
echter zegt op zichzelf nog weinig, wa"!
er zijn ook veel ketters, die de mond vo^
hebben van de bijbel. Indien gij waarSo
zijt in ons gezelschap plaats te nemen,
zullen wij u in elk opzicht behulpzaa»
zijn. Maar zo niet, dan zal het u bero"^
wen, dat ge ooit in ons klooster zijt i";
gedrongen". Trots stak de abt zijn bon-
vooruit.
De prior had tot nu toe gezwegen-
Thans fluisterde hij de abt iets to- D®"
knikte. Dan vroeg hij: „Uit welk kloos
ter komt ge?"
(Wordt «e'