ILAflDEfi - niEUWS
leeland tegen vrede
ran Munster
|)E WATERGEUS
Zeeuwse wandelingen
z
0
z
0
c
Overdenking
KUidehJho-tkft
Bij het jubileum van
deleter EIvé te Dirksland
t
0
o
c
c
z
o
o
c
z
o
c
z
o
c
o
c
z
0
c
o
•o
o
■o
t
0
o He blad
Vrijdag 9 juli 1971
No. 4001
2
O
2
O
■o
c
■B
O
uit de
Heilige Schrift
Zuchten
OOK VOOR
GRAMMOFOON
PLATEN
I J. ZAN OSTRA
SOMMELSDIJK
I door Si
p)
C. KIEVIT Zn.
Centrale Verwarming
SOMMELSDIJK
Overweel en Struyk
Complete Woninginrichting
Meüssant - Tel. 01877 -1503
of 01879 - 721
2o werd dan in 1648 in de stad Mun-
Iter vrede met Spanje gesloten. Eerst
jpi-ak men nog over een wapenstilstand
van 12 a 20 jaar, maar hierover horen
«e later niet meer. Dan wordt steeds
iLer „eert eeuwige vrede" gesproken.
?i;euwig" is een woord dat we in dit
lerband beter niet kurmen geibruiken.
ilr wordt trouwens mee bedoeld een
langdurige vrede. De bezwaren van Zoe
end bleken in dit opzicht ongegrond.
Vooral in deze provincie waarde het
spook rond van paapse superstitlën (bij-
igeloof) en wantrouwen tegen al wat
'spaans was, men vertrouwde het woord
Spanjaarden volstrekt niet. De vrees
van Zeeland is niet uitgekomen: Spanje
jeeft zich aan de bepalingen van het
[vredesverdrag gehouden, we hebben'
Booit meer oorlog met dit land gehad.
liet is zelfs in de tijd van Michiel de
ijjuyter eens onze bondgenoot geweest
In de strijd tegen Frankrijk. Na de
Vrede van Munster zijn Frankrijk en
ingeland onze grote vijanden geworden
CT niet Spanje.
Dit bezwaar van Zeeland tegen het
"sluiten van de vrede met Spanje is,
achteraf bekeken, een hersenschim ge
weest.
Zorgeloosheid
We zullen de verschillende bezwaren
van onze provincie eehs bekijken. Zee
land was ook tegen het sluiten van het
12-jarig Bestand in 1609 geweest. Het
wilde doorvechten omdat het bang was
dat Spanje de twaalf jaar zou benutten
tot versterking van zijn troepen om
daarna des te flinker weer voor de dag
te komen.
Iets dergelijks vreesde Zeeland ook
bij de onderhandelingen van Munster.
Zou men als er eenmaal vrede was niet
zorgeloos worden op defensie-gebied,
zou men niet al te sterk demobiliseren?
Inderdaad. Een paar jaar later wilden
de Staten van Holland een groot deel
van de troepen afdanken. We hadden
immers vrede, waarom dan zoveel krijgs
volk in dienst? Men bracht de sterkte
terug van 60.000 op 35.000 man. Maar
iHolland wUde al de vreemde huursol-
pjaten (Fransen, Schotten, Duitsers) af
danken. Ze waren in 1628 voor slechts
6 maanden aangeworven, maar na die
tijd aanhoudend in dienst gebleven, en'
werden door Holland betaald. De jonge
stadhouder WUlem II, zijn neef de Frie
se stadhouder Frederik Hendrik en de
Raad van State waren tegen, de sterke
afdanking. Het is nog bijna op een bur
geroorlog uitgelopen, te ingewikkeld om
het nu uitvoerig te vertellen en het valt
ook buiten het besproken onderwerp.
Maar hieruit blijkt toch dat Zeeland
|wel enigszins gelijk had met dit be-
fwaar. Ook de vloot werd verwaarloosd
;en' dit is ons in de eerstvolgende oorlog
met Engeland duur te staan gekomen.
Frankrijk vecht door
Een andere bedenking tegen de vrede
was het feit dat Franrijk bleef door-
•Arechten. Dit land was namelijk gedu-
ïende de laatste jaren onze bondgenoot
•in de strijd tegen Spanje. Bij ons ver
kond met Frankrijk in 1635 was be-
jaald, dat geen der bondgenoten afzon
derlijk vrede zou sluiten. Spanje en
Frankrijk konden het echter niet eens
Worden, zouden dus doorvechten. Ook
in de Spaanse zuidelijke Nederlanden,
dicht bij de Zeeuwse grens. Verbitterd
roept Zeeland dan ook uit:
„Zolang Spanje en Frankrijk vlak bij
onze grenzen strijden, is onze vrede
nutteloos, daar nu toch de koophandel
en scheepvaart gestremd worden.''
De Fransen zijn natuurlijk misnoegd
'Wer deze woordbreuk. Hun gezant
sVoegt ons de „vriendelijke" woorden toe:
|i,De koning, mijn meester, zal niet na
pten zich te gelegenertijd gevoelig te
tonen."
j Uit het verder verloop van de ge-
'Khiedenis wetert we, dat we van die
«gevoeligheid" van Lodewijk XIV nog
oanig last hebben gehad. BUderdijk
fflukt het aldus uit: ,Van dat uur werd de
jgrondslag gelegd van de eeu-wige en on-
Jiitwisbare haat bij Frankrijk tegen on-
1^ Staat, hetgeen men beter te vriend
|>ad gehouden, maar moedwillig en met
,*Pzet beledigde." Misschien wat over
dreven. Het is de vraag of we geen
oorlogen met Frankrijk zouden gehad
hebben, wanneer we in Munster dit land
niet tegen het hoofd hadden' gestoten.
De „eeuwige en onuitwisbare haat" van
Frankrijk was misschien toch wel tot
uiting gekomen.
De grens
Een ander bezwaar van Zeeland was
gericht tegen de grensscheiding. In het
tegenwoordige Zeeuws-Vlanaderen
grensden we aan de Spaanse Neder
landen (het tegenwoordige België). Nu
werd er bepaald dat van weerszijden
de forten zouden geslecht worden om op
die manier de vredelievende gezindheid
te tonen. Maar zou Spanje niet de on
betekenende sterken slopen en de be
langrijke intact laten? Zeeland bleef
steeds wantrouwend tegenover Spanje!
Wij hadden daar een sterke verdedi
gingslinie aangelegd, het water de Pas-
sageule met versterkte oevers. We wil
den ons niet helemaal bloot geven, want
eerlijk gezegd, behalve Spanje vertrouw
den we ook Frankrijk niet, dat zo be
angstigend dicht onze grenzen naderde.
Zou Frankrijk bij successen in de oor
log tegen Spanje deze Zuidelijke Ne
derlanden niet bij zijn eigen land voe
gen? De Franse staatsman Richelieu
wilde een onafhankelijkheid tussen-
staat tussen beide landen, maar zijn
opvolger dacht er misschien anders
over. We pasten liever de spreuk toe
„Gallia arnica, non vicina": Frankrijk
wel als vriend maar niet als buurman.
Tenslotte speelde ook het provincia
lisme een rol. De gewesten' waren wel
door de Unie van Utrecht verbonden
„Want wij weten,, dat het ganse
schepsel tezamen zuchtMaar oofc
wij zelven, die de eerstelingen des
Geestes hebben, zuchten in ons
zelf
IVfaar de Geest zelf bidt voor ons
met onuitsprekelijke zuchtingen...."
{Romeinen 8 22, 23, 26)
Met de uitstorting van de Heilige
Geest is de laatste periode begonnen' in
de geschiedenis der wereld. Er is nu een
geweldig gebeuren aan de gang: hemel
en aarde, de mens en het rijk der na
tuur, kortom de hele schepping, dat al
les wordt door de Heilige Geest gestuwd
naar het einddoel: de voltooiing van
alles aan het einde der tijden. Dan is
het werk van de Heilige Geest gereed.
De nieuwe aarde is dan klaar en ook de
nieuwe hemel. En allen die de Geest had
toe te brengen zullen dan zijn toege
bracht; en dan legt ook de Heilige Geest
Zijn werk neer voor de voeten van de
Vader. Dan is alles volbracht.
En daarom hoort Paulus door héél de
wereld heen een geweldig zuchten gaan:
de schepping zucht, GrOds kinderen' zuch
ten en de Heilige Geest zélf zucht ook
schrijft Paulus. Alles hijgt als het ware
naar het einde.
Het ganse schepsel zucht, dat wil zeg
gen: de hele schepping. Er trilt een ver
wachten door die schepping heen; ze is
als het ware in barensnood. Die schep
ping is nog niet af. O jazeker, God had
alles geschapen en God had alles zeer
goed geschapen. Maar daar is de zonde
ingekomen, en de zonde heeft alles ka
pot gemaakt.
En nu gaat er dwars door die schep
ping heen een geweldig zuchten; daar
is alles bij betrokken: de bloemen', de
zee, de dieren en de wolkenhemel; alles
wacht op vernieuwing op de bruidstooi,
dat alles weer volledig zal worden,
ongeschonden zal worden. Dan zal er
geen dood meer zijn in de dierenwereld,
want de wolf zal met het lam verkeren
en de koe en de berin zullen samen wei
den, een kind zal spelen' bij het hol van
een leeuw. Er zal geen verderf meer zijn
in de plantenwereld. In de mensenwe
reld zal geen gevecht meer zijn tegen
de dood, er zal geen ziekte meer zijn,
geen oorlog en geen zuchten om een
betere wereld. Nee, door het ingrijpen
van God zal dat alles veranderen'. En
nu zucht die schepping nog, ze zucht,
wetens of onwetens, onder de vloek van
de zonde naar het rijk van de herschep
ping.
En niet alleen de schepping zucht,
hij'gt naar het einde. Ook wij, die de
eerstelingen des Geestes hebben, zegt
Paulus. Gods Kerk kent dat zuchten
nog meer. Zij weet namelijk van de oor
sprong van het zuchten: de zonde van
de mens.
Die zonde heeft alles lelijk gemaakt
en geschonden. De Schepper van hemel
en aarde is naar de kroon gestoken. En
nu is die Kerk bedroefd over haar zon
den: er is bij haar de strijd gekomen
tussen het vlees eri de Geester blij
ven nog zoveel zwakheden: de duivel,
de wereld en het eigen vlees. En nu
zucht Gods Kerk naar het einde naar de
volle openbaring van het kindschap
Gods. Ze is haar zonden moe en haar
berouw
En nu is er een derde die zucht, en
dat is de HeUige Geest, voegt Paulus
eraan toe. Die Geest is met een gewel
dige kracht bezig in de wereld om alles
naar het einddoel te stuwen. En Hij
komt de Zijnen te hulp. Wij weten niet
wat wij bidden zullen zoals het behoort.
Maar de Geest zelf bidt voor ons met
onuitsprekelijke zuchtingen'.
Wat een wonderlijke en troostrijke ge
dachte, lezer. Hoe moeilijk is het ook te
verstaan. Het schepsel zucht, en Gods
kinderen zuchten. Maar bovenal zucht
de Geest. Als wij de nood van de we
reld en de nood van de zonde niet recht
meer verstaan; als alles zo zielloos is en
■wij zijn zo zwak van moed en klein van
krachten als het lijden in deze wereld
te zwaar wordt, als we moeten zuchten
over onszelf, als er een ingezonden leven
is, dan komt die Geest ons te hulp.
Hij houdt het vuur brandende in ons.
Hij leert Zijn Kerk een ander zuchten.
een zuchten naar het einde, een bidden:
kom Heere Jezus, kom haastiglij k.
Verstaat ge dat zuchten, lezer? Er
wordt veel gezucht op deze wereld. Niet
in het minst in Gods Kerk. Maar dit
zuchten door de Heilige Geest gewekt
en van de Heilige Geest zelf, is geen
droevig zuchten: het is het zuchten, dat
het hoofd doet opheffen tot de Heere
in de hemel: dat het uitzicht niet ver
bleekt, het vuur hrandende blijft: Jezus
komt!!
Zouden al die onuitsprekelijke zuch
tingen van de Geest tevergeefs zijn?
Blijven' al die gebeden, die de Heilige
Geest werkt en zelf zuchtend opzendt
naar de hemel onverhoord? Nee!
Er is niet alleen in de hemel Eén die
voor Zijn Kerk bidt: Christus, ter rech
terhand Gods. Maar er is er ook Eén
op de aarde, in de harten der gelovigen,
die woordeloos bidt en zucht: de Heilige
Geest, die de Kerk stuwt naar het ein
de, in een hoopvol verwachten, naar
de morgen, ach wanneer?
Zucht ge nog, lezer? Het is pink
steren geweest!
Het schepsel moge zuchten. Gods Kerk
evenzeer! Maar sinds de pinksterdag
zucht ook de Geest. En die Geest is er
het bewijs van dat eens al het zuchten
ophoudt voor allen die God vrezen'. Dan
leggen Christus en de Heilige Geest hun
werk neer voor de voeten van de Vader.
Dan is alles volbracht. Dan zal God zijn
alles en in allen. Maranatha, Jezus
komt!
Lopik
H. Veldhuizen
(1579), maar in sommige opzichten leef
den ze tamelijk zelfstandig naast elkaar.
In tijden van oorlog behaalden de Zeeu
wen veel voordeel door de kaapvaart
en deze bron van inkomsten zou bij de
vrede ophouden. Hoewel ze ook moesten
toegeven „van oordeel te zijn dat een
algemene vrede over de gehele Chris
tenheid, zo het in 't vermogen van
mensen is, in alle manieren dient te
worden gevorderd. Met geen ander doel
hadden ze eenmaal de wapenen aange
nomen, dan om te geraken tot een
vreedzaam en vrij gebruik van consci-
ënten, rechten en gerechtigheden".
In het volgend artikel willen we zien
hoe na moeizame onderhandelingen ein
delijk in 1648 de vrede tot stand is ge-
koimen.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Beste meisjes en jongens!
Nu is het wel zeker dat al de nichtjes
en neefjes van de Kinderrubriek in
„EUanden-nieuws" vakantie hebben. Het
is een tijd, waarin helemaal niet, of
heel weinig aan de school wordt ge
dacht. Het is een tijd waarin jullie echt
vrij zijn van de schoolboeken en taken,
die opgegeven worden. Er is één ding,
waaraan de meeste raadselnichtjes en
-neefjes blijven denken', en dat ene ding
is, wat gevraagd wordt in het nieuwe
raadsel, dat deze week wordt geplaatst.
Het werd ingezonden door Tjeerda Ver-
olme uit Middelhamis. Hier komt het:
JULI-RAADSEL 2
1. Bekende rubriek in „Eilanden-
nieuws". 2. Tak van nijverheid. 3. Land
waarin zij wonen. 4. Niet nat. 5.
Zwemvogel. 6. Bekende rivier in Duits
land en Nederland. 7. Gedroogd gras. 8.
Provincie in het oosten van ons land. 9.
Plaats in Noord-Holland, bekend om de
kaas. 10. Wijst de datum aan. 11. Is
iedereen een dag in het jaar. 12. Land
omringd door water. 13. Jong paard. 14.
Hoofdstad van Nederland. 15. Plaats
op de noordrand van de Veluwe. 16.
Medewerker van „Eilanden-nieuws". 17.
Windrichting. 18. Beest dat onderaardse
gangen graaft. 19. Plaats bij Zwolle. 20.
Het sterkste zoogdier van de wereld.
De beginletters van deze woorden
vormen iets, waaraan de meeste kinde
ren van de raadselrubriek toch blijven
denken, al is het vakantie.
De inzendster heeft haar raadsel een
vakantieraadsel genoemd. Ik denk, om
dat zij het gemakkelijk vindt, en er
niet veel voor moet worden opgezocht.
Vriendelijk bedankt, Tjeerda!
CORRESPONDENTIE
Wilma B. Dirksland. Hartelijk welkom,
Wilma! Je hebt al twee goede oplos
singen bij je aanmelding als nieuwe
linge ingesloten. En je rapport zie ik
ook meteen. Nou, als je je best op de
raadsels zo doet als op school, dan zal
het best gaan. Ik hoop dat je met ple
zier lange tijd zal mogen meedoen.
Cor G. Melissant. Nu heb je beter
opgepast, want nu zie ik je naam en'
adres én op de brief én op de enve
loppe. Ja, je kan je wel eens vergissen;
dat overkomt iedereen. Ik moet jullie
dus niet zoeken in een tent of karavaan
of zomerhuisje; er zijn ook andere mo
gelijkheden om de vakantie door te
brengen. En ik denk, dat dit bij jou
wel zal lukken. Een goede visvangst,
als je met de hengel er vandoor gaat!
Sjanie K. Sommelsdijk. Nu ben je
dus van de lagere school af. Maar neen,
laat ik nu maar niet over de school
praten; dat zal nog wel genoeg gebeu
ren in het vervolg, is te hopen. Ga jij
nu maar lekker met vakantie. Je hebt
een heleboel weken, lees ik. Ik denk
dat je die toch wel door zal komen, als
je gezond mag zijn.
Wilmo Ie C. Sommelsdijk. Je hebt nog
een „zee" van tijd, eer de school weer
roept, maar je zal die tijd best kunnen
'gebruiken. Er is heel wat te doen, als
je er maar zin in hebt. Als je gaat wer
ken, is het heel anders dan op school:
het vermoeit niet zozeer, maar het is
een soort ontspanning. Fijn zeg, dat je
naar de tweede van de havo mag.
Gert B. Spijkenisse. Het is wel jam
mer dat je geduld zo op de proef werd
gesteld, toen je zo lang op de prijs
moest wachten. Ik weet niet precies
wat de oorzaak daarvan was. Je vraagt
of ik de H.L.S. wel eens heb bezocht.
Ik meen van niet, want ik weet niet
eens wat die letters betekenen. Dat zal
je wel dom vinden, denk ik.
Jan de B. Geldermalsen. Die schel
pen zijn mooi, hè? Als je oog voor de
natuur hebt, is alles uit de natuur
mooi. Dat heb je wel gemerkt in Har
derwijk bij de dolfijnen en het grote
aquarium. In de Julianatoren is het
weer iets anders, maar ook daar zal
je het wel naar je zin gehad hebben.
Nella van 't H. H. I. Ambacht. Een
heel mooi rapport, Nella! Het kan haast
niet mooier. Geen wonder, dat je bij de
opleiding mag blijven, en' daar zal je
het niet zo moeUijk vinden, denk ik.
Wat heb je keurig geschreven, zeg! Heb
je extra je best er op gedaan? Ik ben
al met vakantie geweest, maar dat heb
je niet kunnen merken in het Kinder
hoekje, want dat was op tijd.
Klaas B. Spijkenisse. Was het een
leerzame schoolreis? Daar ben ik blij
om; er zijn wel schoolreizen, die hele
maal niet leerzaam zijn. Dan is het een
echte snoepdag voor de kinderen en een
speeldag. Als ik je brief lees, merk ik,
dat je vlot overgegaan bent. Dat is
mooi.
Teunie de B. Geldermalsen. Ik kan
merken dat jij een mooi knutselboek
van je moeder gekregen hebt: ik zie
in je brief een mooie tekening van een
kersenboomgaard. Om die te zien, moet
je in jullie buurt zijn. Ik denk dat jij
meer kersen zal eten dan ik. Je had
je rapport nog niet, maar je wist toch
dat je naar de tweede mocht, en dat is
het voornaamste.
Lenie de J. Ouddorp. Toen je schreef,
zat je nog in spanning, lees ik, hoe het
rapport zou zijn. Nu weet je dat al lang.
Is het meegevallen? Toen was de span
ning gebroken, en kon je gaan genieten
van de vakantie. Ik hoop dat je mooi
weer zal hebben en een goede gezond
heid.
René van D. Zoetermeer. Ik hoop dat
je nu je prijs toch wel gehad zal heb
ben. Er is wel een vertraging bij de
post; er zijn ook veel bestellers, die er
maar tijdelijk zijn, jongens van school.
Als het nóg eens voorvalt, dan moet je
even naar het kantoor van de krant
bellen; jullie hebben telefoon, nietwaar?
Je rapport is heel goed en het is stuk
ken omhoog gegaan, als ik naar het
vorige kijk. Bij de bakker zal jij het wel
naar je zin hebben!
Anton de B. Geldermalsen. Je bent
met eer van de lagere school gegaan,
merk ik. En je hebt prettige herinnerin
gen aan die afscheidsavond. Ik denk
dat meester wel heel blij geweest is met
jullie verrassing! En nu na de vakantie
naar Tiel, als je het mag beleven. Ik
hoop dat je daar ook je best zal doen.
Janny de J. Ouddorp. Het was juist
een mooie gelegenheid orn te schrijven,
want het was aan het regenen. Laat dan
de druppels maar kletteren tegen de
ruiten, het kan je niet deren, en je
schrijft des te beter, want van buiten
spelen kan dan toch niets komen. Ik
hoop echter wel, dat je in de vakantie
niet veel binnen moet zitten voor de
regen, want dan gaat het niet zo best.
Fijn, dat Thijs nog een jaartje thuis mag
blijven. Hij heeft het thuis goed naar
zijn zin, en de school komt wel in het
vervolg.
Jan G, Krabbendijke. Jij hebt de la
gere school dus ook vaarwel gezegd.
En straks naar Goes, maar ik weet niet
goed naar welke school. Dat zal je wel
eens geschreven hebben, maar ik kan
dat van alle kinderen niet onthouden.
Ja, in de vakantie moeten we ook be
waard worden; elke dag zijn we in ge
vaar, maar in de vakantie zijn de ge
varen des te groter met al die drukte.
Ons leven is in Gods hand en daarom
moeten we Hem vragen of Hij over ons
leven wU waken.
Ria de V. Vrouwenpolder. Het is weer
een mooie brief, zoals ik dat van je ge
wend ben. Het was ook een opgewekte
brief, en geen wonder: je bent over
gegaan naar de 2de klas, met goede
cijfers. De eindexamens zijn niet zo best
afgelopen, merk ik. Ja, er moet veel ge
leerd worden en op het eind wordt ge-
kontroleerd of je wel voldoende weet.
In ons dinsdagnummer brachten we
al verslag van de huldiging van dokter
Elvé te Dirksland, j.l. maandagavond
i.v.m. zijn 25-jarig ambtsjubileum in
Dirksland, Melissant en Herkingen. We
schoten er ook het bovenstaande plaatje
dat we in dat nummer door ruimtege-
JRVOLGVERHAAL
Sibe van Aangium
I Doch Treslong schudde energiek het
'^oold. ,,Neen", zei hij „staakt uw pogin-
,en. vVillem van Blois vlucht niet als
,f! '"^^"uWige,, Zijn eer is te groot daar-
"«r. Niet alzo. Maar hiernaast zitten
log een paar Geuzen
.Javiel Hotse hem in de rede, „ik
»b lokke Abels al bevrijd".
..Aan deze kant zitten nog een paar
weren", zei Treslong. „Bevrijd hen.
'IJ zullen wellicht geen bezwaar hebben
knVx^^^ S^^'^- ^ij"^ hartelijke
Hij reikte Hotse zijn gebonden
müen, die Hotse hartelijk drukte,
faama verliet hij hem. Nu werden de
If' andere Geuzen ook bevrijd. Zij
f ngen gaarne mee.
brf "l^ wachtte Fokke Abels
tos '""'h t schildwachten sliepen
W u- f^ ^'"S de drie mannen voor.
"iWhmderd bereikten ze de poort.
|.,fvr,m deze nacht mee naar mijn ka-
Zn ',^"-"°*''^- "Morgen kunnen jullie
■^1, üat juihe op de schepen komen"..
I s'open voorzichtig naar Hotses ka
mer. Hotse had een stapel kleren. Daar
zochten ze een vermomming uit. Na een
paar dagen gelukte het hun ongemerkt
op Hotses schip te komen. Deze bracht
hen zelf in zijn jol naar hun eigen
schepen terug.
De volgende morgen was het slot in
rep en roer. De schildwachten ont
waakten tegen een uur of zes. Onmid
dellijk merkten ze, dat de deuren van
de cellen open stonden. Ze keken elkan
der beteuterd aan. Herman was echter
het eerst bij zijn positieven.
„Vlug, Otto, sluit de deuren! Doe ze
op slot". Hij raapte de sleutelbos op, die
Hotse achteloos had neergeworpen en
deed de deuren op slot. „Doen alsof we
nergens van weten", zei hij. „Denkt er
om, niets laten merken, ook niet tegen
de anderen. Dan doen ze ons niets". Dan
rende hij naar het wachtlokaal. „Lud-
wig!" hij schudde de schildwacht ge
ducht heen en weer, „Ludwig, naar je
wacht!"
Verschrikt opende Ludwig de ogen en
staarde Herman onthutst aan. Dan ech
ter begreep hij de situatie.
„'t Is al na zeven", zei Herman.
„Vlug!" Hij overdreef met opzet.
Ludwig snelde ogenblikkelijk naar de
poort. Haaie en Karl waren nu ook
wakker. Herman joeg hen letterlijk
naar hun post, waar ze om vier uur
reeds hadden moeten staan. Otto kwam
nu ook in het wachtlokaal.
„Hoe raak ik die flessen kwijt?" zei
Herman. „Wacht, hoe lang heb ik nog
tijd? Ah nog een half uur".
Gewoonlijk kwam de officier tegen
zevenen, 't Was nu ongeveer half zeven.
Haastig nam Herman de flessen onder
de arm. „De ene fles is nog half vol",
mompelde hij. „Jammer om die weg te
doen. Maar ik vertrouw het niet. We
hebben nu leergeld betaald. Hij begaf
zich naar de poort.
„Wat moet jij met die flessen?" vroeg
Ludwig.
„Wel kerel, die moeten weg. Niemand
moet merken, wat we uitgehaald heb
ben. Denk erom. Anders komen we alle
zeven aan de galg".
Ludwig knikte instemmend. Vlug liep
Herman met de flessen weg en wierp ze
in de gracht. Dan snelde hij weer terug.
Ongezien bereikte hij het wachtlokaal.
Nauwelijks zat hij, of de luitenant van
de wacht trad binnen.
„Guten morgen, Herman", begroette
hij Herman. „Is er ook wat gebeurd
vannacht?"
„Niets bijzonders, luitenant", ant
woordde Herman. „Ludwig heeft van
nacht de wacht bij de poort gehad".
„Was hij de gehele nacht alleen?"
vroeg luitenant Von Steinen.
„Jawel, luitenant", antwoordde Her
man. „Zoals u weet wou Caspas deze
week graag met verlof naar huis en nu
hebben wij afgesproken, dat we dan elk
een hele nacht bij de poort zouden we
zen. De aflossing om twee uur is daar
door deze week vervallen.
„Ja, ik weet het", zei de officier.
„Maar het is toch te lang. Enfin er ge
beurt niets. En bij de cellen?"
„Van 8-12 hebben Wilhelm en Ger
hard de wacht gehad, van 12 tot 4 Otto
en ik en nu zijn Karl en Haaie er. Niets
bijzonders verder". „Prachtig". De ge
makzuchtige luitenant gaapte.
Tegen acht uur werd de wacht afge
lost. Luitenant Von Erck kwam met zes
man. Von Steinen ging met hem langs
de cellen. Als de inspectie was afgelo
pen werd aan de gevangenen voedsel ge
bracht. Von Steinen opende de derde
cel. „Aufstehen!" bromde hij. Er bev/oog
zich echter niets. „Was wiU der Kerl?"
bromde luitenantVon Steinen. Plotse
ling stiet hij een kreet van schrik uit.
„Der Kerl is fort", schreeuwt hij. Hij
keek Von Erck beteuterd aan. Toen
werd de hele wacht geroepen. Alle zes
kwamen. Vier ervan wisten van niets.
Maar ook Otto en Herman deden alsof
ze er niets van begrepen.
„Hoe zijn die kerels ontsnapt?" brul
de Von Steinen. „Spreekt, lummels!"
raasde hij, toen niemand een woord zei.
Eindelijk zei Herman: „Wij weten er
niets van, luitenant. We hebben ge
woon de wacht waargenomen".
„Laat ieder voor zich zelf spreken.
Wie heeft de eerste wacht gehad?"
Wilhelm en Gerhard traden naar vo
ren: „Wij luitenant", zei Wilhelm.
brek niet meer kwijt konden waarom we
het alsnog opnemen. Dokter Elvé wordt
hier geluk gewenst door een van zijn
oudste patiënten, de 84-jarige weduwe
A. Kranse-Dubbeld uit Dirksland die,
zoals de foto laat zien, nog trouw de
flaikkeese keuvel draagt.
Wat moet er al in die hersens opge
hoopt worden! Ik wens je een fijne rust
tijd toe, om straks weer met nieuwe
moed vooruit te kunnen.
Greet de J. Ouddorp. Voor je type
examen ben je prachtig geslaagd, en je
overgangsrapport naar de vierde is ook
goed. Nu nog een klein jaartje en dan
is het gebeurd, als alles naar wens mag
verlopen'. Je hebt nu maar zes vakken
meer; dat scheelt een heleboel, maar het
gaat nu naar het eindexamen. Maar nu
proberen volop te genieten van je vrije
tijd.
Johan L. St. Philipsland. Met de auto
naar Terneuzen is ook een mooie rit.
Is Diny het al een beetje gewend op het
mooie schip, dat van naam is veran
derd? Mag je in de vakantie niet een
reisje meemaken? Dat zou wel aardig
zijn. Mag je zusje al naar de derde van
de mavo? Wat schiet het toch op!
Hanna de J. Ouddorp. Gelukkig dat
je naar de derde mag. Dat ene vijfje
mocht je niet tegenhouden. Dat wordt
in het vervolg wel een ietsje hoger cij
fer, moet je maar denken'. Moeten jullie
nog meer werken bij je oom? Dat is
best leuk, en het is iets heel anders dan
naar school. Ik denk dat opa dat wel
aardig vindt, om samen met jullie te
werken. Het is nuttig werk en gezond.
AUemaal de vriendelijke groeten van
Oom Ko.
Telefoon (01870) 2609
BRUINISSE
Museum. De Ouheidkamer te Bruinis-
se een klein museumpje, dat het een en
ander kan laten zien, uit de geschiede
nis van Bruinlsse en de leefwijze 100
jaar geleden, zou eerst wegens omstan
digheden dit jaar gesloten blijven. Maar
het bestuur zag wel in, dat een museum
open moet zijn en zo kan men 's woens
dags en zaterdagsmiddags toch weer te
recht in het pand op de Oudestraat,
naast de toekomstige vestiging van de
Algemene Bank Nederland.
„En hebben jullie niets gemerkt?"
vroeg de luitenant.
„Niets, luitenant", antwoordde Wil
helm. Gerhard bevestigde dit. Alle zes
getuigden hetzelfde.
Ludwig werd gehaald. Ook hij ver
klaarde niets bijzonders te hebben op
gemerkt.
„Dat lijkt vreemd", zei luitenant Von
Steinen. „Je zou haast denken, dat hier
toverij in 't spel is. Maar laat ons eerst
de andere cellen eens inspecteren. Nu
bleek, dat één gevangene aanwezig wras
en drie verdwenen. Treslong werd nu
ondervraagd. Hij weigerde echter te
antwoorden.
„Hoe laat hebt u geïnspecteerd van
nacht?" vroeg luitenant Van Erck aan
z'n collega. Deze kleurde.
„Ik ik was vannacht een beetje on
passelijk", zei hij, „en ben gaan liggen".
Luitenant Von Erck glimlachte. Ze
kenden allen de goedige dikzak.
„'t Is een raadselachtig geval", zeide
luitenant Von Erck. „We zullen 't wel
moeten rapporteren".
Ze brachten gezamenlijk rapport uit
aan de Commandant. Deze gaf onver
wijld de Graaf kennis van het ontsnap
pen van drie Geuzenkapiteins. Tot ver
wondering van de Commandant nam de
Graaf het heel kalm op. Heimelijk was
hij blij.
„'k Wou, dat die Treslong ook maar
ontsnapt was", mompelde hij.
Er werd voor de vorm een onderzoek
ingesteld. Het geval werd nooit opgelost.
Nog veel spreken de schildwachten er
over. Alleen Otto en Herman wisten er
iets meer van, maar die zwegen. Ze
hadden alle zeven een geduchte schrob
bering in ontvangst genomen, maar daar
liep het mee af. Na deze nacht zagen ze
Hotse niet weer.
„Die vent heeft ons een geduchte poets
gebakken", zei Otto tegen Herman.
„Maar 't is nog goed afgelopen. Ik wou
echter wel, dat ik die schurk eens in
handen kreeg".
Die wens werd echter nooit vervuld.
HOOFDSTUK 5
Hotse hield in zijn kajuit krijgsraad.
Ze lagen op de ree van Emden. Behalve
Hotse zag men er Rooie Wieger, weer
onderbevelhebber, daar de stuurman te
ruggekomen was, Jacob, de stuurman,
en de Bootsman.
„Jongens", zei Hotse, „we moeten
eens overleggen. Ik had met Treslong
afgesproken, dat we zouden samen blij
ven. Nu ben ik bij Treslong geweest..."
„Maar die zit toch gevangen", viel
Rooie Wieger in.
Hotse glimlachte stil. „Ik heb ge
tracht hem te bevrijden", zei hij. „Het
gelukte met Fokke Abels en de beide
anderen. Maar Treslong weigerde.
Doch mondje dicht".
(Wordt vervolgd)