ILAflDEfi - niEUWS leeland tegen vrede ran Munster |)E WATERGEUS Zeeuwse wandelingen z 0 z 0 c Overdenking KUidehJho-tkft Bij het jubileum van deleter EIvé te Dirksland t 0 o c c z o o c z o c z o c o c z 0 c o •o o ■o t 0 o He blad Vrijdag 9 juli 1971 No. 4001 2 O 2 O ■o c ■B O uit de Heilige Schrift Zuchten OOK VOOR GRAMMOFOON PLATEN I J. ZAN OSTRA SOMMELSDIJK I door Si p) C. KIEVIT Zn. Centrale Verwarming SOMMELSDIJK Overweel en Struyk Complete Woninginrichting Meüssant - Tel. 01877 -1503 of 01879 - 721 2o werd dan in 1648 in de stad Mun- Iter vrede met Spanje gesloten. Eerst jpi-ak men nog over een wapenstilstand van 12 a 20 jaar, maar hierover horen «e later niet meer. Dan wordt steeds iLer „eert eeuwige vrede" gesproken. ?i;euwig" is een woord dat we in dit lerband beter niet kurmen geibruiken. ilr wordt trouwens mee bedoeld een langdurige vrede. De bezwaren van Zoe end bleken in dit opzicht ongegrond. Vooral in deze provincie waarde het spook rond van paapse superstitlën (bij- igeloof) en wantrouwen tegen al wat 'spaans was, men vertrouwde het woord Spanjaarden volstrekt niet. De vrees van Zeeland is niet uitgekomen: Spanje jeeft zich aan de bepalingen van het [vredesverdrag gehouden, we hebben' Booit meer oorlog met dit land gehad. liet is zelfs in de tijd van Michiel de ijjuyter eens onze bondgenoot geweest In de strijd tegen Frankrijk. Na de Vrede van Munster zijn Frankrijk en ingeland onze grote vijanden geworden CT niet Spanje. Dit bezwaar van Zeeland tegen het "sluiten van de vrede met Spanje is, achteraf bekeken, een hersenschim ge weest. Zorgeloosheid We zullen de verschillende bezwaren van onze provincie eehs bekijken. Zee land was ook tegen het sluiten van het 12-jarig Bestand in 1609 geweest. Het wilde doorvechten omdat het bang was dat Spanje de twaalf jaar zou benutten tot versterking van zijn troepen om daarna des te flinker weer voor de dag te komen. Iets dergelijks vreesde Zeeland ook bij de onderhandelingen van Munster. Zou men als er eenmaal vrede was niet zorgeloos worden op defensie-gebied, zou men niet al te sterk demobiliseren? Inderdaad. Een paar jaar later wilden de Staten van Holland een groot deel van de troepen afdanken. We hadden immers vrede, waarom dan zoveel krijgs volk in dienst? Men bracht de sterkte terug van 60.000 op 35.000 man. Maar iHolland wUde al de vreemde huursol- pjaten (Fransen, Schotten, Duitsers) af danken. Ze waren in 1628 voor slechts 6 maanden aangeworven, maar na die tijd aanhoudend in dienst gebleven, en' werden door Holland betaald. De jonge stadhouder WUlem II, zijn neef de Frie se stadhouder Frederik Hendrik en de Raad van State waren tegen, de sterke afdanking. Het is nog bijna op een bur geroorlog uitgelopen, te ingewikkeld om het nu uitvoerig te vertellen en het valt ook buiten het besproken onderwerp. Maar hieruit blijkt toch dat Zeeland |wel enigszins gelijk had met dit be- fwaar. Ook de vloot werd verwaarloosd ;en' dit is ons in de eerstvolgende oorlog met Engeland duur te staan gekomen. Frankrijk vecht door Een andere bedenking tegen de vrede was het feit dat Franrijk bleef door- •Arechten. Dit land was namelijk gedu- ïende de laatste jaren onze bondgenoot •in de strijd tegen Spanje. Bij ons ver kond met Frankrijk in 1635 was be- jaald, dat geen der bondgenoten afzon derlijk vrede zou sluiten. Spanje en Frankrijk konden het echter niet eens Worden, zouden dus doorvechten. Ook in de Spaanse zuidelijke Nederlanden, dicht bij de Zeeuwse grens. Verbitterd roept Zeeland dan ook uit: „Zolang Spanje en Frankrijk vlak bij onze grenzen strijden, is onze vrede nutteloos, daar nu toch de koophandel en scheepvaart gestremd worden.'' De Fransen zijn natuurlijk misnoegd 'Wer deze woordbreuk. Hun gezant sVoegt ons de „vriendelijke" woorden toe: |i,De koning, mijn meester, zal niet na pten zich te gelegenertijd gevoelig te tonen." j Uit het verder verloop van de ge- 'Khiedenis wetert we, dat we van die «gevoeligheid" van Lodewijk XIV nog oanig last hebben gehad. BUderdijk fflukt het aldus uit: ,Van dat uur werd de jgrondslag gelegd van de eeu-wige en on- Jiitwisbare haat bij Frankrijk tegen on- 1^ Staat, hetgeen men beter te vriend |>ad gehouden, maar moedwillig en met ,*Pzet beledigde." Misschien wat over dreven. Het is de vraag of we geen oorlogen met Frankrijk zouden gehad hebben, wanneer we in Munster dit land niet tegen het hoofd hadden' gestoten. De „eeuwige en onuitwisbare haat" van Frankrijk was misschien toch wel tot uiting gekomen. De grens Een ander bezwaar van Zeeland was gericht tegen de grensscheiding. In het tegenwoordige Zeeuws-Vlanaderen grensden we aan de Spaanse Neder landen (het tegenwoordige België). Nu werd er bepaald dat van weerszijden de forten zouden geslecht worden om op die manier de vredelievende gezindheid te tonen. Maar zou Spanje niet de on betekenende sterken slopen en de be langrijke intact laten? Zeeland bleef steeds wantrouwend tegenover Spanje! Wij hadden daar een sterke verdedi gingslinie aangelegd, het water de Pas- sageule met versterkte oevers. We wil den ons niet helemaal bloot geven, want eerlijk gezegd, behalve Spanje vertrouw den we ook Frankrijk niet, dat zo be angstigend dicht onze grenzen naderde. Zou Frankrijk bij successen in de oor log tegen Spanje deze Zuidelijke Ne derlanden niet bij zijn eigen land voe gen? De Franse staatsman Richelieu wilde een onafhankelijkheid tussen- staat tussen beide landen, maar zijn opvolger dacht er misschien anders over. We pasten liever de spreuk toe „Gallia arnica, non vicina": Frankrijk wel als vriend maar niet als buurman. Tenslotte speelde ook het provincia lisme een rol. De gewesten' waren wel door de Unie van Utrecht verbonden „Want wij weten,, dat het ganse schepsel tezamen zuchtMaar oofc wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, zuchten in ons zelf IVfaar de Geest zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen...." {Romeinen 8 22, 23, 26) Met de uitstorting van de Heilige Geest is de laatste periode begonnen' in de geschiedenis der wereld. Er is nu een geweldig gebeuren aan de gang: hemel en aarde, de mens en het rijk der na tuur, kortom de hele schepping, dat al les wordt door de Heilige Geest gestuwd naar het einddoel: de voltooiing van alles aan het einde der tijden. Dan is het werk van de Heilige Geest gereed. De nieuwe aarde is dan klaar en ook de nieuwe hemel. En allen die de Geest had toe te brengen zullen dan zijn toege bracht; en dan legt ook de Heilige Geest Zijn werk neer voor de voeten van de Vader. Dan is alles volbracht. En daarom hoort Paulus door héél de wereld heen een geweldig zuchten gaan: de schepping zucht, GrOds kinderen' zuch ten en de Heilige Geest zélf zucht ook schrijft Paulus. Alles hijgt als het ware naar het einde. Het ganse schepsel zucht, dat wil zeg gen: de hele schepping. Er trilt een ver wachten door die schepping heen; ze is als het ware in barensnood. Die schep ping is nog niet af. O jazeker, God had alles geschapen en God had alles zeer goed geschapen. Maar daar is de zonde ingekomen, en de zonde heeft alles ka pot gemaakt. En nu gaat er dwars door die schep ping heen een geweldig zuchten; daar is alles bij betrokken: de bloemen', de zee, de dieren en de wolkenhemel; alles wacht op vernieuwing op de bruidstooi, dat alles weer volledig zal worden, ongeschonden zal worden. Dan zal er geen dood meer zijn in de dierenwereld, want de wolf zal met het lam verkeren en de koe en de berin zullen samen wei den, een kind zal spelen' bij het hol van een leeuw. Er zal geen verderf meer zijn in de plantenwereld. In de mensenwe reld zal geen gevecht meer zijn tegen de dood, er zal geen ziekte meer zijn, geen oorlog en geen zuchten om een betere wereld. Nee, door het ingrijpen van God zal dat alles veranderen'. En nu zucht die schepping nog, ze zucht, wetens of onwetens, onder de vloek van de zonde naar het rijk van de herschep ping. En niet alleen de schepping zucht, hij'gt naar het einde. Ook wij, die de eerstelingen des Geestes hebben, zegt Paulus. Gods Kerk kent dat zuchten nog meer. Zij weet namelijk van de oor sprong van het zuchten: de zonde van de mens. Die zonde heeft alles lelijk gemaakt en geschonden. De Schepper van hemel en aarde is naar de kroon gestoken. En nu is die Kerk bedroefd over haar zon den: er is bij haar de strijd gekomen tussen het vlees eri de Geester blij ven nog zoveel zwakheden: de duivel, de wereld en het eigen vlees. En nu zucht Gods Kerk naar het einde naar de volle openbaring van het kindschap Gods. Ze is haar zonden moe en haar berouw En nu is er een derde die zucht, en dat is de HeUige Geest, voegt Paulus eraan toe. Die Geest is met een gewel dige kracht bezig in de wereld om alles naar het einddoel te stuwen. En Hij komt de Zijnen te hulp. Wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. Maar de Geest zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen'. Wat een wonderlijke en troostrijke ge dachte, lezer. Hoe moeilijk is het ook te verstaan. Het schepsel zucht, en Gods kinderen zuchten. Maar bovenal zucht de Geest. Als wij de nood van de we reld en de nood van de zonde niet recht meer verstaan; als alles zo zielloos is en ■wij zijn zo zwak van moed en klein van krachten als het lijden in deze wereld te zwaar wordt, als we moeten zuchten over onszelf, als er een ingezonden leven is, dan komt die Geest ons te hulp. Hij houdt het vuur brandende in ons. Hij leert Zijn Kerk een ander zuchten. een zuchten naar het einde, een bidden: kom Heere Jezus, kom haastiglij k. Verstaat ge dat zuchten, lezer? Er wordt veel gezucht op deze wereld. Niet in het minst in Gods Kerk. Maar dit zuchten door de Heilige Geest gewekt en van de Heilige Geest zelf, is geen droevig zuchten: het is het zuchten, dat het hoofd doet opheffen tot de Heere in de hemel: dat het uitzicht niet ver bleekt, het vuur hrandende blijft: Jezus komt!! Zouden al die onuitsprekelijke zuch tingen van de Geest tevergeefs zijn? Blijven' al die gebeden, die de Heilige Geest werkt en zelf zuchtend opzendt naar de hemel onverhoord? Nee! Er is niet alleen in de hemel Eén die voor Zijn Kerk bidt: Christus, ter rech terhand Gods. Maar er is er ook Eén op de aarde, in de harten der gelovigen, die woordeloos bidt en zucht: de Heilige Geest, die de Kerk stuwt naar het ein de, in een hoopvol verwachten, naar de morgen, ach wanneer? Zucht ge nog, lezer? Het is pink steren geweest! Het schepsel moge zuchten. Gods Kerk evenzeer! Maar sinds de pinksterdag zucht ook de Geest. En die Geest is er het bewijs van dat eens al het zuchten ophoudt voor allen die God vrezen'. Dan leggen Christus en de Heilige Geest hun werk neer voor de voeten van de Vader. Dan is alles volbracht. Dan zal God zijn alles en in allen. Maranatha, Jezus komt! Lopik H. Veldhuizen (1579), maar in sommige opzichten leef den ze tamelijk zelfstandig naast elkaar. In tijden van oorlog behaalden de Zeeu wen veel voordeel door de kaapvaart en deze bron van inkomsten zou bij de vrede ophouden. Hoewel ze ook moesten toegeven „van oordeel te zijn dat een algemene vrede over de gehele Chris tenheid, zo het in 't vermogen van mensen is, in alle manieren dient te worden gevorderd. Met geen ander doel hadden ze eenmaal de wapenen aange nomen, dan om te geraken tot een vreedzaam en vrij gebruik van consci- ënten, rechten en gerechtigheden". In het volgend artikel willen we zien hoe na moeizame onderhandelingen ein delijk in 1648 de vrede tot stand is ge- koimen. Middelburg. L. van Wallenburg. Beste meisjes en jongens! Nu is het wel zeker dat al de nichtjes en neefjes van de Kinderrubriek in „EUanden-nieuws" vakantie hebben. Het is een tijd, waarin helemaal niet, of heel weinig aan de school wordt ge dacht. Het is een tijd waarin jullie echt vrij zijn van de schoolboeken en taken, die opgegeven worden. Er is één ding, waaraan de meeste raadselnichtjes en -neefjes blijven denken', en dat ene ding is, wat gevraagd wordt in het nieuwe raadsel, dat deze week wordt geplaatst. Het werd ingezonden door Tjeerda Ver- olme uit Middelhamis. Hier komt het: JULI-RAADSEL 2 1. Bekende rubriek in „Eilanden- nieuws". 2. Tak van nijverheid. 3. Land waarin zij wonen. 4. Niet nat. 5. Zwemvogel. 6. Bekende rivier in Duits land en Nederland. 7. Gedroogd gras. 8. Provincie in het oosten van ons land. 9. Plaats in Noord-Holland, bekend om de kaas. 10. Wijst de datum aan. 11. Is iedereen een dag in het jaar. 12. Land omringd door water. 13. Jong paard. 14. Hoofdstad van Nederland. 15. Plaats op de noordrand van de Veluwe. 16. Medewerker van „Eilanden-nieuws". 17. Windrichting. 18. Beest dat onderaardse gangen graaft. 19. Plaats bij Zwolle. 20. Het sterkste zoogdier van de wereld. De beginletters van deze woorden vormen iets, waaraan de meeste kinde ren van de raadselrubriek toch blijven denken, al is het vakantie. De inzendster heeft haar raadsel een vakantieraadsel genoemd. Ik denk, om dat zij het gemakkelijk vindt, en er niet veel voor moet worden opgezocht. Vriendelijk bedankt, Tjeerda! CORRESPONDENTIE Wilma B. Dirksland. Hartelijk welkom, Wilma! Je hebt al twee goede oplos singen bij je aanmelding als nieuwe linge ingesloten. En je rapport zie ik ook meteen. Nou, als je je best op de raadsels zo doet als op school, dan zal het best gaan. Ik hoop dat je met ple zier lange tijd zal mogen meedoen. Cor G. Melissant. Nu heb je beter opgepast, want nu zie ik je naam en' adres én op de brief én op de enve loppe. Ja, je kan je wel eens vergissen; dat overkomt iedereen. Ik moet jullie dus niet zoeken in een tent of karavaan of zomerhuisje; er zijn ook andere mo gelijkheden om de vakantie door te brengen. En ik denk, dat dit bij jou wel zal lukken. Een goede visvangst, als je met de hengel er vandoor gaat! Sjanie K. Sommelsdijk. Nu ben je dus van de lagere school af. Maar neen, laat ik nu maar niet over de school praten; dat zal nog wel genoeg gebeu ren in het vervolg, is te hopen. Ga jij nu maar lekker met vakantie. Je hebt een heleboel weken, lees ik. Ik denk dat je die toch wel door zal komen, als je gezond mag zijn. Wilmo Ie C. Sommelsdijk. Je hebt nog een „zee" van tijd, eer de school weer roept, maar je zal die tijd best kunnen 'gebruiken. Er is heel wat te doen, als je er maar zin in hebt. Als je gaat wer ken, is het heel anders dan op school: het vermoeit niet zozeer, maar het is een soort ontspanning. Fijn zeg, dat je naar de tweede van de havo mag. Gert B. Spijkenisse. Het is wel jam mer dat je geduld zo op de proef werd gesteld, toen je zo lang op de prijs moest wachten. Ik weet niet precies wat de oorzaak daarvan was. Je vraagt of ik de H.L.S. wel eens heb bezocht. Ik meen van niet, want ik weet niet eens wat die letters betekenen. Dat zal je wel dom vinden, denk ik. Jan de B. Geldermalsen. Die schel pen zijn mooi, hè? Als je oog voor de natuur hebt, is alles uit de natuur mooi. Dat heb je wel gemerkt in Har derwijk bij de dolfijnen en het grote aquarium. In de Julianatoren is het weer iets anders, maar ook daar zal je het wel naar je zin gehad hebben. Nella van 't H. H. I. Ambacht. Een heel mooi rapport, Nella! Het kan haast niet mooier. Geen wonder, dat je bij de opleiding mag blijven, en' daar zal je het niet zo moeUijk vinden, denk ik. Wat heb je keurig geschreven, zeg! Heb je extra je best er op gedaan? Ik ben al met vakantie geweest, maar dat heb je niet kunnen merken in het Kinder hoekje, want dat was op tijd. Klaas B. Spijkenisse. Was het een leerzame schoolreis? Daar ben ik blij om; er zijn wel schoolreizen, die hele maal niet leerzaam zijn. Dan is het een echte snoepdag voor de kinderen en een speeldag. Als ik je brief lees, merk ik, dat je vlot overgegaan bent. Dat is mooi. Teunie de B. Geldermalsen. Ik kan merken dat jij een mooi knutselboek van je moeder gekregen hebt: ik zie in je brief een mooie tekening van een kersenboomgaard. Om die te zien, moet je in jullie buurt zijn. Ik denk dat jij meer kersen zal eten dan ik. Je had je rapport nog niet, maar je wist toch dat je naar de tweede mocht, en dat is het voornaamste. Lenie de J. Ouddorp. Toen je schreef, zat je nog in spanning, lees ik, hoe het rapport zou zijn. Nu weet je dat al lang. Is het meegevallen? Toen was de span ning gebroken, en kon je gaan genieten van de vakantie. Ik hoop dat je mooi weer zal hebben en een goede gezond heid. René van D. Zoetermeer. Ik hoop dat je nu je prijs toch wel gehad zal heb ben. Er is wel een vertraging bij de post; er zijn ook veel bestellers, die er maar tijdelijk zijn, jongens van school. Als het nóg eens voorvalt, dan moet je even naar het kantoor van de krant bellen; jullie hebben telefoon, nietwaar? Je rapport is heel goed en het is stuk ken omhoog gegaan, als ik naar het vorige kijk. Bij de bakker zal jij het wel naar je zin hebben! Anton de B. Geldermalsen. Je bent met eer van de lagere school gegaan, merk ik. En je hebt prettige herinnerin gen aan die afscheidsavond. Ik denk dat meester wel heel blij geweest is met jullie verrassing! En nu na de vakantie naar Tiel, als je het mag beleven. Ik hoop dat je daar ook je best zal doen. Janny de J. Ouddorp. Het was juist een mooie gelegenheid orn te schrijven, want het was aan het regenen. Laat dan de druppels maar kletteren tegen de ruiten, het kan je niet deren, en je schrijft des te beter, want van buiten spelen kan dan toch niets komen. Ik hoop echter wel, dat je in de vakantie niet veel binnen moet zitten voor de regen, want dan gaat het niet zo best. Fijn, dat Thijs nog een jaartje thuis mag blijven. Hij heeft het thuis goed naar zijn zin, en de school komt wel in het vervolg. Jan G, Krabbendijke. Jij hebt de la gere school dus ook vaarwel gezegd. En straks naar Goes, maar ik weet niet goed naar welke school. Dat zal je wel eens geschreven hebben, maar ik kan dat van alle kinderen niet onthouden. Ja, in de vakantie moeten we ook be waard worden; elke dag zijn we in ge vaar, maar in de vakantie zijn de ge varen des te groter met al die drukte. Ons leven is in Gods hand en daarom moeten we Hem vragen of Hij over ons leven wU waken. Ria de V. Vrouwenpolder. Het is weer een mooie brief, zoals ik dat van je ge wend ben. Het was ook een opgewekte brief, en geen wonder: je bent over gegaan naar de 2de klas, met goede cijfers. De eindexamens zijn niet zo best afgelopen, merk ik. Ja, er moet veel ge leerd worden en op het eind wordt ge- kontroleerd of je wel voldoende weet. In ons dinsdagnummer brachten we al verslag van de huldiging van dokter Elvé te Dirksland, j.l. maandagavond i.v.m. zijn 25-jarig ambtsjubileum in Dirksland, Melissant en Herkingen. We schoten er ook het bovenstaande plaatje dat we in dat nummer door ruimtege- JRVOLGVERHAAL Sibe van Aangium I Doch Treslong schudde energiek het '^oold. ,,Neen", zei hij „staakt uw pogin- ,en. vVillem van Blois vlucht niet als ,f! '"^^"uWige,, Zijn eer is te groot daar- "«r. Niet alzo. Maar hiernaast zitten log een paar Geuzen .Javiel Hotse hem in de rede, „ik »b lokke Abels al bevrijd". ..Aan deze kant zitten nog een paar weren", zei Treslong. „Bevrijd hen. 'IJ zullen wellicht geen bezwaar hebben knVx^^^ S^^'^- ^ij"^ hartelijke Hij reikte Hotse zijn gebonden müen, die Hotse hartelijk drukte, faama verliet hij hem. Nu werden de If' andere Geuzen ook bevrijd. Zij f ngen gaarne mee. brf "l^ wachtte Fokke Abels tos '""'h t schildwachten sliepen W u- f^ ^'"S de drie mannen voor. "iWhmderd bereikten ze de poort. |.,fvr,m deze nacht mee naar mijn ka- Zn ',^"-"°*''^- "Morgen kunnen jullie ■^1, üat juihe op de schepen komen".. I s'open voorzichtig naar Hotses ka mer. Hotse had een stapel kleren. Daar zochten ze een vermomming uit. Na een paar dagen gelukte het hun ongemerkt op Hotses schip te komen. Deze bracht hen zelf in zijn jol naar hun eigen schepen terug. De volgende morgen was het slot in rep en roer. De schildwachten ont waakten tegen een uur of zes. Onmid dellijk merkten ze, dat de deuren van de cellen open stonden. Ze keken elkan der beteuterd aan. Herman was echter het eerst bij zijn positieven. „Vlug, Otto, sluit de deuren! Doe ze op slot". Hij raapte de sleutelbos op, die Hotse achteloos had neergeworpen en deed de deuren op slot. „Doen alsof we nergens van weten", zei hij. „Denkt er om, niets laten merken, ook niet tegen de anderen. Dan doen ze ons niets". Dan rende hij naar het wachtlokaal. „Lud- wig!" hij schudde de schildwacht ge ducht heen en weer, „Ludwig, naar je wacht!" Verschrikt opende Ludwig de ogen en staarde Herman onthutst aan. Dan ech ter begreep hij de situatie. „'t Is al na zeven", zei Herman. „Vlug!" Hij overdreef met opzet. Ludwig snelde ogenblikkelijk naar de poort. Haaie en Karl waren nu ook wakker. Herman joeg hen letterlijk naar hun post, waar ze om vier uur reeds hadden moeten staan. Otto kwam nu ook in het wachtlokaal. „Hoe raak ik die flessen kwijt?" zei Herman. „Wacht, hoe lang heb ik nog tijd? Ah nog een half uur". Gewoonlijk kwam de officier tegen zevenen, 't Was nu ongeveer half zeven. Haastig nam Herman de flessen onder de arm. „De ene fles is nog half vol", mompelde hij. „Jammer om die weg te doen. Maar ik vertrouw het niet. We hebben nu leergeld betaald. Hij begaf zich naar de poort. „Wat moet jij met die flessen?" vroeg Ludwig. „Wel kerel, die moeten weg. Niemand moet merken, wat we uitgehaald heb ben. Denk erom. Anders komen we alle zeven aan de galg". Ludwig knikte instemmend. Vlug liep Herman met de flessen weg en wierp ze in de gracht. Dan snelde hij weer terug. Ongezien bereikte hij het wachtlokaal. Nauwelijks zat hij, of de luitenant van de wacht trad binnen. „Guten morgen, Herman", begroette hij Herman. „Is er ook wat gebeurd vannacht?" „Niets bijzonders, luitenant", ant woordde Herman. „Ludwig heeft van nacht de wacht bij de poort gehad". „Was hij de gehele nacht alleen?" vroeg luitenant Von Steinen. „Jawel, luitenant", antwoordde Her man. „Zoals u weet wou Caspas deze week graag met verlof naar huis en nu hebben wij afgesproken, dat we dan elk een hele nacht bij de poort zouden we zen. De aflossing om twee uur is daar door deze week vervallen. „Ja, ik weet het", zei de officier. „Maar het is toch te lang. Enfin er ge beurt niets. En bij de cellen?" „Van 8-12 hebben Wilhelm en Ger hard de wacht gehad, van 12 tot 4 Otto en ik en nu zijn Karl en Haaie er. Niets bijzonders verder". „Prachtig". De ge makzuchtige luitenant gaapte. Tegen acht uur werd de wacht afge lost. Luitenant Von Erck kwam met zes man. Von Steinen ging met hem langs de cellen. Als de inspectie was afgelo pen werd aan de gevangenen voedsel ge bracht. Von Steinen opende de derde cel. „Aufstehen!" bromde hij. Er bev/oog zich echter niets. „Was wiU der Kerl?" bromde luitenantVon Steinen. Plotse ling stiet hij een kreet van schrik uit. „Der Kerl is fort", schreeuwt hij. Hij keek Von Erck beteuterd aan. Toen werd de hele wacht geroepen. Alle zes kwamen. Vier ervan wisten van niets. Maar ook Otto en Herman deden alsof ze er niets van begrepen. „Hoe zijn die kerels ontsnapt?" brul de Von Steinen. „Spreekt, lummels!" raasde hij, toen niemand een woord zei. Eindelijk zei Herman: „Wij weten er niets van, luitenant. We hebben ge woon de wacht waargenomen". „Laat ieder voor zich zelf spreken. Wie heeft de eerste wacht gehad?" Wilhelm en Gerhard traden naar vo ren: „Wij luitenant", zei Wilhelm. brek niet meer kwijt konden waarom we het alsnog opnemen. Dokter Elvé wordt hier geluk gewenst door een van zijn oudste patiënten, de 84-jarige weduwe A. Kranse-Dubbeld uit Dirksland die, zoals de foto laat zien, nog trouw de flaikkeese keuvel draagt. Wat moet er al in die hersens opge hoopt worden! Ik wens je een fijne rust tijd toe, om straks weer met nieuwe moed vooruit te kunnen. Greet de J. Ouddorp. Voor je type examen ben je prachtig geslaagd, en je overgangsrapport naar de vierde is ook goed. Nu nog een klein jaartje en dan is het gebeurd, als alles naar wens mag verlopen'. Je hebt nu maar zes vakken meer; dat scheelt een heleboel, maar het gaat nu naar het eindexamen. Maar nu proberen volop te genieten van je vrije tijd. Johan L. St. Philipsland. Met de auto naar Terneuzen is ook een mooie rit. Is Diny het al een beetje gewend op het mooie schip, dat van naam is veran derd? Mag je in de vakantie niet een reisje meemaken? Dat zou wel aardig zijn. Mag je zusje al naar de derde van de mavo? Wat schiet het toch op! Hanna de J. Ouddorp. Gelukkig dat je naar de derde mag. Dat ene vijfje mocht je niet tegenhouden. Dat wordt in het vervolg wel een ietsje hoger cij fer, moet je maar denken'. Moeten jullie nog meer werken bij je oom? Dat is best leuk, en het is iets heel anders dan naar school. Ik denk dat opa dat wel aardig vindt, om samen met jullie te werken. Het is nuttig werk en gezond. AUemaal de vriendelijke groeten van Oom Ko. Telefoon (01870) 2609 BRUINISSE Museum. De Ouheidkamer te Bruinis- se een klein museumpje, dat het een en ander kan laten zien, uit de geschiede nis van Bruinlsse en de leefwijze 100 jaar geleden, zou eerst wegens omstan digheden dit jaar gesloten blijven. Maar het bestuur zag wel in, dat een museum open moet zijn en zo kan men 's woens dags en zaterdagsmiddags toch weer te recht in het pand op de Oudestraat, naast de toekomstige vestiging van de Algemene Bank Nederland. „En hebben jullie niets gemerkt?" vroeg de luitenant. „Niets, luitenant", antwoordde Wil helm. Gerhard bevestigde dit. Alle zes getuigden hetzelfde. Ludwig werd gehaald. Ook hij ver klaarde niets bijzonders te hebben op gemerkt. „Dat lijkt vreemd", zei luitenant Von Steinen. „Je zou haast denken, dat hier toverij in 't spel is. Maar laat ons eerst de andere cellen eens inspecteren. Nu bleek, dat één gevangene aanwezig wras en drie verdwenen. Treslong werd nu ondervraagd. Hij weigerde echter te antwoorden. „Hoe laat hebt u geïnspecteerd van nacht?" vroeg luitenant Van Erck aan z'n collega. Deze kleurde. „Ik ik was vannacht een beetje on passelijk", zei hij, „en ben gaan liggen". Luitenant Von Erck glimlachte. Ze kenden allen de goedige dikzak. „'t Is een raadselachtig geval", zeide luitenant Von Erck. „We zullen 't wel moeten rapporteren". Ze brachten gezamenlijk rapport uit aan de Commandant. Deze gaf onver wijld de Graaf kennis van het ontsnap pen van drie Geuzenkapiteins. Tot ver wondering van de Commandant nam de Graaf het heel kalm op. Heimelijk was hij blij. „'k Wou, dat die Treslong ook maar ontsnapt was", mompelde hij. Er werd voor de vorm een onderzoek ingesteld. Het geval werd nooit opgelost. Nog veel spreken de schildwachten er over. Alleen Otto en Herman wisten er iets meer van, maar die zwegen. Ze hadden alle zeven een geduchte schrob bering in ontvangst genomen, maar daar liep het mee af. Na deze nacht zagen ze Hotse niet weer. „Die vent heeft ons een geduchte poets gebakken", zei Otto tegen Herman. „Maar 't is nog goed afgelopen. Ik wou echter wel, dat ik die schurk eens in handen kreeg". Die wens werd echter nooit vervuld. HOOFDSTUK 5 Hotse hield in zijn kajuit krijgsraad. Ze lagen op de ree van Emden. Behalve Hotse zag men er Rooie Wieger, weer onderbevelhebber, daar de stuurman te ruggekomen was, Jacob, de stuurman, en de Bootsman. „Jongens", zei Hotse, „we moeten eens overleggen. Ik had met Treslong afgesproken, dat we zouden samen blij ven. Nu ben ik bij Treslong geweest..." „Maar die zit toch gevangen", viel Rooie Wieger in. Hotse glimlachte stil. „Ik heb ge tracht hem te bevrijden", zei hij. „Het gelukte met Fokke Abels en de beide anderen. Maar Treslong weigerde. Doch mondje dicht". (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1971 | | pagina 5