EIIAnDEII - niEUWS CAMERA'S Overdenking Wolf ert van Borssele vermoord DE WATERGEUS Zeeuwse wandelingen DESIREE BUIJSSE KEUVELAAR 2eUad Vrijdag 2 juli 1971 No. 3999 Emigratie naar Zuid - Afriica Ook voor FOTOGRAFIE J. ZANDSTRA I SOIMMELSDUE uit de Heilige Schrift C. KIEVIT Zn. Centrale Verwarming De grote erfgift Regering staat de PTT tariefsver- liogingen toe Deekgdnie vérkmngsring' MIDDELHARNIS Uw Modehuis Twee synoden Heerschappij van het midden Oecumene en elk wat wils Bijna gelijktijdig vergaderden de Ge nerale Synoden van de twee grootste protestantse kerken in Nederland. Op 10 mei werd in Dordrecht de Generale SjTiode van de Gereformeerde Kerken geopend. Na één dag van vergaderen, stemmen en benoemen, hebben de sy nodeleden Dordrecht weer verlaten. Er zijn acht commissies gevormd, die el kaar in de loop van de zomer op ge zette tijden zullen ontmoeten in „De Blije Wereld" te Lunteren. Van maandag 14 tot ert met woensdag 16 juni vergaderde de Hervormde Sy node in Hyde Park te Driebergen. De Hervormden zijn dus eerder klaar dan liun Gereformeerde broeders (en helaas ook zusters). Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de Gereforrheerden alles grondiger doen dan de Hervormden. Het is alleen kwestie van een andere werlcwijze. Populair gezegd: de Gere formeerden houden hun commissiever gaderingen tijdens de synode; de Her vormden bereiden door middel van com missievergaderingen de synode voor. In het eerste geval ligt er uiteraard een' langere tijd tussen de opening en de sluiting. In het tweede geval behoeft een synodezitting slechts een paar dagen te duren. De verleiding is groot, een vergelij king te maken tussen deze beide sy noden en eventuele overeenkomsten en verschillen op te sporen'. Het zou wel- eens kunnen zijn dat de overeenkomsten heel wat groter waren dan de ver schillenAl was het alleen maar hierdoor dat in beide kerken een grote middengroep, die bang is voor links, maar niet minder voor rechts, de dienst uitmaakt. Dat de Hervormde Synode al jarenlang bezig is, én kool, èn geit te sparen (maar dan in het 'bijzonder de kool en wie dat is mag u raden!) is een' publiek geheim. Dat de Gerefor meerde Synode dat ook bezig is te doen, of althans van plan is te doen, bleek overduidelijk uit een interview dat het Dagblad „De Telegraaf" had met synodepraeses Dr A. Kruyswijk uit Enschede. Zeker, er heerst onrust rondom Prof. Kuitert en zijn geestver wanten, maar men moet hen toch niet dadelijk beschuldigen van kwade trouw. Ze proberen in ieder geval het Evan gelie verstaanbaar te maken voor men sen met een modern levensgevoel... En ondanks alles moet er binnen de Gere formeerde Kerken een' gevoel van saam horigheid blijven, en moeten we bereid zijn, naar elkaar te blijven luisteren. Dezelfde geluiden uit de mond van de nieuwe synodevoorzitter, die ook eind vorig jaar op de synode in Sneek vie len te beluisteren! De Hervormde Synode hield zich tij dens de laatste vergadering vooral be zig met de behandeling van de AKV- nota. Trouw en De Rotterdammer bracliten een verslag met een naar mijn smaak nogal tendentieuze toon. Ik kan nauwelijks feitert noemen. „C' est Ie ton qui fait la musique", zegt de Fransman. Het is de toon die de muziek maakt. En dan getuigde de boventoon van on begrip voor hen die in de Herv. Kerk wensen te staan voor de Heilige Schrift en de belijdenis der vaderen, en de on dertoon van enig leedvermaak met de deplorabele toestand van de vaderlandse kerk. Zoiets mocht toch niet verwacht worden van een verslaggever als Drs L. M. F. Scholten, die tot de Ger. Gem. in Nederland behoort? De discussie over de AKV spitste zich vooral toe op het begrip van de pluri formiteit der kerk. Vanuit de reforma torische kerkopvatting moet deze ge dachte zonder meer worden afgewe zen, 20 stelde ds H. Binnekamp terecht. Op deze wijze zouden we van de ker kelijke nood een deugd maken. Van de zijde van de AKV werd daartegenover opgemerkt dat pluriformiteit betekent dat we het Woord Gods kunnen beluis teren op verschülende golflengten. We moeten elkaar vrijlaten om te kiezen uit meerdere golflengten. Wanneer iemand duidelijk kan maken dat dit principieel iets anders is dan „elk wat wils" moet hij het maar doen! Ook over de samenwerking met de ge reformeerden, vooral inzake de herzie ning van de belijdenisgeschriften, werd ter hervormde synode gesproken' naar aanleiding van de AKV-nota. De oude belijdenisgeschriften moeten wel onaan getast blijven als momenten van het belijden in het verleden, maar ze moeten herschreven worden en korter en bon diger geformuleerd met het oog op deze tijd. Daarover zijn met andere kerken besprekingen aan de gang. Volgens Dr C. P. van Andel, die hierover een nota heeft geschrevert, moet het „anti-ketter se" (het verdedigende) en ook het do cerende (het onderwijzende) in belijde nisgeschriften niet centraal staan. Belij den is verkondigen, lofprijzen. Hoewel daaraan werd toegevoegd, dat het af wijzen van de dwaalleer in een confessie bepaald niet uitgesloten is, en zelfs nodig kan zijn. Ik vraag me alleen af, welke ketterijen in eventuele nieuive ibelijdenisgeschriften nog zullen worden bestreden. Leervrijheid schijnt tegen woordig zo ongeveer het hoogste goed van de oecumene te zijn. En wanneer zojuist genoemde Ds Blnnenkamp ter synode opmerkt dat de gebondenheid aan de Heilige Schrift de rechtvaardi ging van de goddeloze door het geloof vooropgesteld dienen te worden, dan roept Ds. Landsman, de scriba van de synode uit, dat dit een eenzijdig luthers standpunt is! O, o, wat zijn we oecu menisch! Het beeld dat de kerk(en) der refor matie in ons vaderland te zien geven, is weinig verheffend. Ondanks de aan gedikte bereidheid om naar elkaar te luisteren w^ordt er weinig geluisterd naar het Woord Gods. En dat is een kwalijke zaak voor een! kerk! Waarnemer. Personen in Nederland, die het voor nemen hebben om naar Zuid-Afrika te emigreren en daarover foetrouw^bare voorlichting wensen zij het volgende medegedeeld: Dr. K. S. van Wijk de Vries, predi kant van de Gereformerede Kerk te Pretoria woont momenteel in Nederland voor kerkelijke samensprekingen en zelfstudie. Deze dominé is deputaat voor emi gratie van de Geref. Kerk in Zuid- Afrika. Hij heeft van zijn Kerk vol macht om in samenwerking met de Christelijke Emigratie Centrale perso- neh, die naar zijn land wUlen emigre ren met raad en daad ter zijde te staan. Deze vriend van Nederland is van harte bereid om voor a.s. emigranten contac ten in Zuid-Afrika te maken, zodat voor werk en huisvesting in het nieuwe va derland gezorgd wordt. Wanneer u belangstelling hebt voor emigratie naar het zonnig Zuid-Airika om daar in een mooi klimaat met vele mensen van Nederlandse afkomst te wonen makt dan contact met deze Afri kaanse predikant. Het adres van Drs. K. S. van Wijk de Vries is: Meentweg 37 De Meem Utrecht - tel. 03406 - 2520. De vorige keer heb ik geschreven over de tentoonstelling in het Rijksarchief te Middelburg. Het gaat daar over Bors sele en de Heren uit dat voorname adel lijke geslacht. Er hangt ook een gravure van Jan Luyken, waarop we een man in de lucht zien zweven tussen de bo venverdieping van een huis en de straat. Het is Wolfert van Borssele, die uit een raam van de gevangenis te Delft wordt gestoten. Floris V Deze Wolfert was uit de meest be kende tak van Borssele van (der) Veere. Deze machtige edellieden resideerden op hun prachtig kasteel Zandenbürg, even ten westen van Veere gelegen. Hij leef de in de tijd van Floris V, de bekende graaf die door de edelen vermoord is. Deze Floris heeft veel gedaan voor de welvaart van het land en de bloei der steden. De edelen konden' niet zo met hem dwepen, ze noemden hem „der keerlen! God": de afgod, de beminde van het gewone volk. Aan sommige edellieden ontnam hij hun bezittingen, waarna ze .deze weer in leen konden terug krijgen. Dat was een van de grie ven van zijn moordenaars. Ook Wolfert van Borssele werd op dezelfde manier behandeld. We lezen dat hij en zijn vrouw SybUle hun goederen te Veere en te Zanddijk in on versterf elijk leen ontvangen van Beatrix van Holland, de gemalin van Floris V, die deze schenking bekrachtigt. Nu is een on- versterfelijk leen practisch bijna het zelfde als vrij eigendom, maar toch wekt deze handelwijze de toom op van Wol fert van Borssele. Met nog een der tigtal andere Zeeuwse edelen zweert hij trouw aan de graaf van Vlaande ren, Hollands oude erfvijand. Deze doet een Inval in Zeeland, maar de tocht verloopt slecht voor de Vlamingen. Omdat Floris V de Zeeuwse edelen niet best missen kan, verzoent hij zich met Wolfert en vergeeft hem zijn on trouw. Of deze verzoening van de kant van Wolfert op recht gemeend was, is de vraag. Er wordt wel beweerd dat hij ook de hand had in de moord, die in 1296 aan het leven van Floris V een eind maakte. Graaf Jan Nu zal dien's zoontje Jan 1 regeren, een zwak en ziekelijk jongetje van nog nauwelijks 12 jaar oud. Hij is op 't ogenblik in Engeland bij zijn verloofde Elisabeth, de dochter van de Engelse koning. Dat verloven en trouwen ging toen bij de vorsten tenminste een beetje anders dan tegenwoordig. Vanaf de geboorte van Jan ■was al beshst, dat hij met Elisabeth zou trouwen. Dat is ook in 1297 gebeurd, hij was toen pas 12 jaar geworden! Nu wordt het de dag voor Wolfert van Borssele, de eerzuchtige edelman uit Veere. Hij zal er wel voor zorgen dat hij dit jonge zwakke graafje onder zijn macht krijgt. Dat is hem wonder wel gelukt. Graaf Jan van Avennes. (Henegou wen), de neef van de nieuwe graaf Jan I, biedt aan zijn nog minderjarige neef te helpen. Hij wil er des noods wel voor in Holland blijven. Maar zo'n dwars- kijker kan Wolfert niet gebruiken. Hij geeft de Henegouwse graaf zo'n on vriendelijk bescheid, dat deze naar zijn eigen land terug keert. Opgeruimd staat netjes, zal Wolfert wel gedacht heb ben. Daarom verbant hij de edellieden Dirk van Brederode en Jan van Re nesse, heer van Moermont, uit vrees dat ze te veel invloed op de jonge graaf zullen krijgen. Om de glorie van zijn eigen geslacht te verhogen trouwt hij na de dood van SybUle met Catharma van Teylingen, de knappe wedufwe van Heer Albert van Voorne. Zijn dochter trouwt met een jonkheer van Voorne. De familie van Voorne is een voornaam geslacht! Edellieden die hem eert sta-in-de-weg waren werden dus opgeruimd. De klei ne graaf, een kind nog, was na zijn terugkomst uit Engeland volkomen aan Wolfert overgeleverd en vertoefde ook dikwijls te Veere. Hij behaalde ook nog een paar over winningen op de oproerige West-Frie zen en op de bisschop van Utrecht. Wol- SOMMELSDIJK Telefoon (01870) 2609 Doch Ik zeg u de waarheid: het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik henen- ga, zo zal Ik Hem tot u zenden. (Johannes 16 7) Wanneer God bestemde het grote ert heerlijke werk van de gevallen mens te herstellen en zondaars te zaligen tot prijs der heerlijkheid van Zijn genade, verordende Hij in Zijn oneindige wijs heid daartoe twee grote middelen. Ten eerste Zijn Zoon voor hen te geven, en andere hun Zijn Greest te schenken. Hierdoor werd gebaand de weg tot openbaring der 'heerlijkheid van de ge hele gezegende Drieëenheid, het uiterste einde van al Gods werken. Hierdoor wordt heerlijk vertoond des Vaders lief de, genade en wijsheid in het ontwerpen en bestemmen van dit alles; des Zoons liefde, genade en nederbuiging in het uitvoeren, kopen en teweegbrengen van genade en zaligheid; en des Heiligen Geestes liefde, genade en macht in het dadelijk toepassen van dit alles aan de zielen der mertsen. Hierom kunnen alle beloften Gods aan de mensen aangaande de middelen tot hun herstel en zaligheid, van de komst der zonde in de wereld af, gebracht worden tot twee algemene hoofddelen. Ten eerste, het zenden van Zijn Zoon ■om mens te worden, onze natuur aan te nemen en in dezelve voor ons te lij den; ten andere, het geven van Zijn Geest, om in en voor ons krachtdadig te maken de uitwerkselen en vruchten van de menswording, gehoorzaamheid en het lijden van Zijn Zoon. Dit was de grote erfgift, die onze Heere Jezus Christus, vertrekkende, Zijn bedroefde leerlingen besprak en be loofde, als een krachtige Hulp tegert al hun moeiten en een getrouwe Leids man in al hun wegen. En om hun groot belang daarin, herhaalt Hij het dikwerf en breidt de voordelen uit, die zij zou den ontvangen, meer dan Zijn lichame lijke tegenwoordigheid. Daarom herinnert Hij hun na Zijn opstanding deze belofte weer en be veelt hun niets te werken tot opbouw van de kerk, eer die aan hen is ver vuld. Hand. 1 4, 5, 8. Zij wilden weer zijn menselijke na tuur omarmen en' zich daarin verheu gen, maar, gelijk Hij zeide tot Maria: „Raak Mij niet aan", om haar te spe nen van alle vleselijk zien op Hem, onderwijst hij hen allen nu met verlan gen te vertrouwen op de belofte van de HeUige Geest. Hierom zegt Paulus: „En indien wij ook Christus naar het vlees gekend heb ben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar het vlees," 2 Cor. 5 16. Want al was het een groot voorrecht, Christus in deze wereld naar het vlees gekend te hebben, het was veel groter Hem te genieten in de bedeling van de Geest. IJdel is het voorwendsel dat deze be lofte alleen raakte de apostelen en mis schien enigen van de eerste christe nen. Want al ■werd de Heilige Geest hun op een bijzondere wijze en tot bij zonder einden geschonken, zo behoort de belofte in 't gemeen aan alle gelo vigen tot 's werelds einde. Ten aanzien van Zijn genadige wer kingen bad de Heere Christus om alles wat Hij voor hert bad en hun dus be loofde (want Hij verwierf voor hen de Geest op Zijn gebed, niet alleen voor hen, maar ook voor allen, die in Hem zouden geloven door hun woord). En Zijn belofte blijft altoos met de Zijnen tot 's werelds emd, Matth. 28 20. Overal, waar twee of drie vergaderd zijn in Zijn Naam, daar is Hij in het midden van hen, Matth. 18 20, dat niet anders is dan door Zijn Geest; want Zijn menselijke natuur moeten de he melen ontvangen tot de wederoprichting aller dingen. Dit bewijst genoeg het gewicht van het leerstuk en van de dingeri, de Hei lige Geest betreffende. Want geen christen kan zo achteloos, lui en zorgeloos zijn in zaken, waarvan zijn tegenwoordige troost en toekomen de zaligheid volstrekt afhangen, dat hij niet acht zijn plicht te zijn met de grootste zorg en vlijt na te speuren, wat onze Heere Jezus Christus ons heeft nagelaten, om Zijn afwezen te vervul len en ons eindelijk tot Hem te bren gen. Die deze dingen veracht, heeft geen deel, noch lot in Christus Zelf. Want elk, die Christus' Geest niet heeft, is niet van de Zijnen. Alle geestelijk of zaligmakend goed, ons ooit van en door Gods genade ge schonken, wordt ons geopenbaard en ge geven door de Heilige Geest. Die geen onmiddellijk en bijzonder werk van Gods Geest op en tot zich heeft, ont'ving nooit enige bijzondere liefde, genade of ibarmhartigheid van God. Want hoe ware dat mogelijk? Alles, wat God werkt in en op ons, werkt Hij door Zijn Geest. Die dan geen werk van Gods Geest heeft op zijn hart, heeft nooit ontferming of genade van God ontvangen. Want God geeft die niet dan door Zijn Geest. Die dan loochent alle werk van Gods Geest in of op ons, loochent alle aandeel aan Zijn genade en ontferming. Ach of dit recht overwogen allen, die het werk van Gods Geest versmaden! Zo lang zij ons geen andere weg, waar door Gods ontferming en genade wor den meegedeeld, kunnen aanwijzen, zul len wij deze ui-t de Schrift verdedigen. Alles wat in of door ons geschiedt, dat heUig is en Gode aangenaam is, is een gewrocht van de Heilige Geest, en' van Hem in en door gewerkt. Zonder Hem kunnen wij niets doen. Niets der Christus, Joh. 15 5. En door Hem alleen wordt Christus' genade ons meegedeeld en in ons ge- ■wrocht. Door Hem worden ■wij wedergeboren, geheiligd, gereinigd, bijgestaan in en tot elk 'goed werk. Het is dan ons ontwijfelbaar belang, na te speuren de oorsprong en bron van alles, wat goed is in ons, dat ons ook recht zal ontdekken de bron en oorzaak van alles, wat kwaad is. En zonder ge noegzame kennis van deze beide kunnen wij niets behoorlijks doen. Alle gelovigen hebben hierbij het hoogste belang. Want uit deze hoofde verklaart de Schrift duidelijk, gelijk reeds gezegd, dat, die de Geest van Christus niet heeft, geen' van de Zijnen is. Dr. Owen (Een verhandeling aangaande de Heilige Geest) fert van Borssele was eigenlijk de re geerder in Holland en Zeeland, al was de onbetekenende Jan I het in naam. Einde van zijn macht 't Zijn sterke benen die de weelde van macht ert heerschappij kunnen dra gen. Die van Wolfert van Borssele wa ren echter niet sterk genoeg. Behalve vijanden onder de edellieden kreeg hij ook de steden, door Floris V in vele opzichten bevoordeeld, tegen zich. Dat is zijn ondergang geworden. Het begon in Dordrecht, waar de eens gegeven privilegiën werden geschonden, waar zijn handlanger baljuw Aloud de burgers in hun rechten te kort deed. En Dordrecht was, ook uit handelsoverwe gingen, niet Zeeuws gezind. Na een ver geefs beleg vertrok hij naar Den Haag, ■waar graaf Jan zich op dat ogenhlik bevond. Hij voelde zich daar echter niet veilig en wilde naar Veere terug. Bang dat iemand anders invloed zou krijgen op de graaf, voerde hij hemmee en vluchtte uit Den Haag. Om een ach tervolging te doen mislukken, liet hij alle bruggen achter zich afbreken. Zo bereikte hij Vlaardingen, waar hij op een schip ging om vandaar naar Zee land te zeilen. Tegenwind hield de tocht echter tegen. Inmiddels was de vlucht en de gra- venroof bekerid geworden. Een grote menigte verzamelde zich, bemande an dere schepen, ze haalden zijn schip in en brachten hem terug naar Vlaardin gen. De graaf werd naar Den Haag ge- toracht, maar Wolfert werd op het Ste- nenhuis te Delft gevangen gezet. Het tierende volk eiste zijn uitlevering, ook enkele edelen waren van de partij, on der de kreet: „Levert de verrader uit, anders steken we de gevangenis in brand!" Hieraan werd tenslotte voldaan. Bloed gierige handen grepen hem beet en ■wierpen hem uit het raam naar bene den, waar enkele ogenblikken later „een onherkenbaar bloedig menselijk over blijfsel" op de straat lag. Zijn om gena de smekende vrouw kon de ruwe dood niet verhinderen (1299). Van zijn eerste vrouw had hij 5 zoons en 2 dochters. Zijn oudste zoon Wolfert II volgde hem op als Heer van Veere. Drie maanden later stierf de altijd sukkelende graaf Jan I kinderloos. Nu kwam diens neef Jan van Henegouwen opnieuw naar Holland om er als Jan II te regerert. Middelburg. L. van Wallenburg. Door de voortdurende opwaartse druk op het loon- en prijspeil is de finan ciële positie van de PTT zo moeilijk geworden, dat de ministerraad heeft toegestemd in een aantal tariefsverho gingen in de Telecommunicatiesector per 1 juli a.s. De ingangsdatum van enkele tarieven hangt echter af van de verwerking in de geautomatiseerde administratie. Het telefoonabonnement gaat van 16,— resp. 14,50 per maand naar 19,-, resp. 17,50; het entreegeld (de tege moetkoming in de totale kosten van eeri nieuwe telefoonaansluiting die thans 3.000,— bedragen) komt van 150,— op 200,het verhuistarief, nu 35, wordt op 50,gebracht. Bij de binnenlandse telegrammen wordt het minimumtarief van 3,50 voor de eerste tien woorden en 0,25 per woord méér verhoogd tot 4, voor de eerste zeven woorden en 0,30 per ■woord meer. De toeslag van 1,voor een luxe telegram wordt gebracht op 1,50. Het abonnement voor een telexaan sluiting stijgt van 130,tot 140, per maand. Ook voor moibilofoon, semafoon en portofoon zal de PTT per 1 juli hogere tarieven berekenert. Daar de geleidelijke verhogingen van de impulprijs voor telefoongesprekken (van 5 naar 10 cent) de laatste jaren niet tot uitdrukking is gebracht in de tarieven voor celgesprekken, is de ex- NATUURLIJK BIJ MIDDEL.HARNIS ploitatie van telefooncellen, mede door het toenemend vandalisme, gaandeweg sterk verliesgevend geworden. In ver band hiermede zal het tarief voor een celgesprek binnen het basisgebied in éénmuntcellen door het ontbreken van eert tussenliggende munteenheid van een dubbeltje op een kwartje en in tweemuntcelen van 10 op 20 cent wor den gebracht. Celgesprekken tegen tijdtarief gaan 25 cent per minuut kosten. Het tijdstip van doorvoering van de ze wijzigingen is afhankeijk van het moment van aanpassing van de appa ratuur. De tariefverhoging van gesprekken vanuit postkantoren gaat 1 juli in. Opgemerkt kan nog worden, dat de Nederlandse telefoontarlevert momen teel tot de laagste in West-Europa be horen. Voorts zal per 1 januari a.s. een verhoging van de posttarieven moeten plaatsvinden; een beslissing hierover wordt aan het volgende kabinet over gelaten. LERVOLGVERHAAL door Sibe van Aanglum 18 Ze ging Hotse voor naar een andere kamer. Dan guig ze weg en liet Hotse alleen. Eert uur later kwam Hotse tewg, IWoeder Geerte keek verwonderd. /e sloeg haar handen in elkaar. „Wel, wel," zei ze, „is u dat? Ja, nu ik het weet- kan ik het zien. Maar niemand, "He het niet weet, zal u herkennen." Inderdaad zou niemand in de afge dankte soldaat Hotse Hiddes hebben nerkend. Hotse was steeds erg netjes, ^eze soldaat slordig. Hotses haar was aonker, bij 't zware af, de soldaat had rood haar. ..Ja," meende Hotse, terwijl hij zich ^n een spiegel bekeek, „zo zal het wel gaan. Nu ga ik maar." t Loopt al tegen elven. Drink eerst Mg een glas bier," zei de -vrouw. "^\en, dank je wel," antwoordde Hot- ^- .jNou, mijn hartelijke dank. En mondje dicht, hè!" h '^"nt u op rekenen." Met een aiteüjke handdruk nam Hotse afscheid i'an moeder Geerte. Dan .ging hij door enkele smalle straatjes naar de taveer ne: „In den braavert soldaat." Hier plach ten matrozen en vooral soldaten te ko men. Leden van de stadswacht en sol daten van de graaf ontbraken er zelden. Ook nu waren er weer verschillenden. „Hallo jongens," begroette hen Hot se, „'hebben jullie geen dienst?" Hij sprak nu een Fries dialect, zodat hij best voor een Oost-Fries kon doorgaan. Zo nu en dan kwam er een plat Duits woord doorheen. „Een zware dienst, jongens?" „Nou, dat zou ik denken. Heb jij geen baantje meer, kameraad?" „Neen jongens, ik ben vrij. Maar ik heb een goed buitenkansje gehad. De beurs is gespekt. „Hij klopte op zijn broekzak. „Dan mag je wel eeri glas bier ge ven." „Wel ja,'' antwoordde Hotse, „waar om niet? Als 't geld op is, neem ik weer dienst. En er is genoeg te krijgen. Is 't niet hier dan elders. De Prins van Oranje betaalt genoeg en anders wel de Due d' Alf! Hallo, kastelein, geef deze lui eens een glas bier. Geen schar rebier, maar Haarlems." „Haarlems? Ja, dat heb ik .nog wel. Maar 't is duur." „Nou, wat maakt dat uit? Ik betaal het. Jij hoeft 't zelf niet te betalen. Soldaten moeten 't beste hebben, wat er te krijgen is. Wat zeggen jullie, jon gens?" Er ging eert gejuich op onder het groepje grafelijke soldaten. Ze zaten in een hoekje van de gelagkamer. Wel dra schuimde het bier in de pullen. „Drink jongens,'' noodde Hotse gul. „'t Is jullie geigund, hoor." Het ging vrolijk toe aan de soldaten- tafel. Ho-tie had 't hoogste woord. Hij vertelde aan de soldaten de meest won derlijke avonturen, 't Scheen, dat hij overal bekend was. De soldaten zaten met o.pen mond te luisteren. Eindelijk zei een van hen: „Komt jongens, we moeten opstappen. We hebben dienst." In de beste harmonie scheidden ze. Des avonds trof Hotse dezelfde sol daten. Zo ging het een paar dagen door. Tenslotte waren Hotse en de soldaten de beste maatjes. Ze kenden hem al lemaal. „Een beste royale kerer„oor- deelden ze. „Een goeie knul." Vaak gebeurde het, dat Hotse hen naar het slot van de graaf vergezelde of dat hij bij hen in het wachtlokaal zat'. 't Was een paar avonden later, dat Hotse weer in hun midden' in het wacht lokaal was. Ze zaten in een kring bij elkander, een tiental soldaten. Eindelijk stonden zes van hen op. „Wij gaan maffen," zeiden ze. „Gelukkige kerels," zei een der an deren. „Wij moeten de hele nacht de wacht .houden. Om de vier uren wor den we pas afgelost. Wilhelm en Ger hard staan nu op wacht." „Zijn jullie dan met z'n zessen?" vroeg Hotse. „Ja," antwoordde de soldaat. „We moeten tot morgenochtend acht uur toe de gevangenen bewaken onder in de kelders. We staan er steeds met z'n .beiden." „Dat is ook een baantje," zei Hotse. „Moeten jiillie dat elke nacht?" „Een week lang,'' antwoordde een sol daat. „Van acht tot twaalf Wilhelm en Gerhard, van twaalf tot vier Otto en ik, van vier tot acht Karel en Haaie." „Kerel, kerel," Hotse lachte luidkeels, „jullie bent niet wijs, bij zo'n klein graafje te wachten! Kerels, ik wou jul lie wijzer hebben. Doe als ik, man. Dan heb je een mooi leventje." „En dan misschien na én dag dood," zei Otto. „Och," Hotse trok de schouders op, „risoco heb je altijd. Dat is nu eenmaal .het vak. Maar je moet rekenen, de meeste kogels vhegen langs je heen. En in het handgemeen moet je een beet je handig wezen. Maar 't is al na negen. Ik ga naar huis." „Wat haast heb je? Blijf nog een poos je, kameraad. We hebben nog geen slaap." „Nou," zei Hotse, „als jullie wat te drinken haddenMijn keel is zo droog als zooileer. En dan te moeten denken, dat ik thuis nog drie flessen wijn heb staan.", „Kun je ze niet hier halen?" vroeg Karl. „Wij hebben hier niets." Hotse scheen te aarzelen. „Kom kerel," zei Otto, „doe het maar. Ik loop wel even mee naar de poort. De wacht laat je wel door." „Maar hebben jullie 's nachts geen controle?" vroeg Hotse. „Vannacht niet," antwoordde Haaie. „De dikke Van Steinen is officier van de wacht en die zie je nooit. Die dob belt en drinkt tot 's avonds tien uur en dan snurkt hij de ganse nacht." „Nu, vooruit dan maar," besloot Hotse. Otto liep met hem mee naar de poort. De soldaat, die op wacht stond, kende Hotse. „Ik moet er even door," zei deze. „Maar hij komt zo dadelijk terug," ■vulde Otto, met een glinstering in zijn ogen, aan. Dan voegde hij er zacht aan toe: „Kom straks ook even bij ons in het wachtlokaal. Hij haalt wijn." Hotse spoedde zich naar zijn kamer, die hij dicht bij 't slot gehuurd had. Weldra kwam hij terug met een viertal flessen in zijn wijde zakken verborgen. „Zo zal ik wel genoeg hebben," mom pelde hij. „Drie is ■wat weinig.'' Weldra was hij weer bij de poort. De soldaat liet hem door. In het wachtlo kaal stonden de anderen. Met gejuich werd Hotse begroet. „Er stonden nog vier flessen, jongens," zei Hotse. „Maar ze is koppig, hoor. 't Is zware Spaanse wijn." „Des te beter," zei Haaie. „Wij zijn soldaten en kvmnen wel wat hebben. Wat jullie, jongens?" „Dat spreekt van zelf," gaven de an deren toe. Ze hadden reeds kroezen ge vonden, die zetten ze vóór zich. Hotse schonk ze boordevol. Toevallig kon hij net vier kroezen -vullen uit één fles. Zijn eigen -vulde hij uit een andere fles. „Jongens, op jullie gezondheid," zei Hotse, terwijl hij zijn kroes op.hief. „Dat is nog eens wijn," zei Otto, ter wijl hij zijn snor afwiste. „Heerlijk, man!" „Ja," antwoordde Hotse. „Vol en zoet. Maar ik vind er een klein bitter na- smaakje aan." „Dat is de deugd," zei Haaie, terwijl hij opnieuw een slok nam. Het duurde niet lang, of de tongen kwamen los. De ene werd al spraakza mer dan de andere. Het lokaal daverde van het gelach der soldaten. Op dit ogenblik werd de deur geopend en de soldaat, die bij de poort op wacht stond, kwam blrmen. „Ah, Ludwig," riep Otto, „kom bij ons." „Een ogenblik," zei Ludwig. „'t Is kwart na tien'. Er komt toch niemand meer. Ik kan .best een ogenblik bij jullie wezen." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1971 | | pagina 5