EIIAnDEII - niEUWS
CAMERA'S
Overdenking
Wolf ert van Borssele vermoord
DE WATERGEUS
Zeeuwse wandelingen
DESIREE
BUIJSSE
KEUVELAAR
2eUad
Vrijdag 2 juli 1971
No. 3999
Emigratie naar
Zuid - Afriica
Ook voor
FOTOGRAFIE
J. ZANDSTRA
I SOIMMELSDUE
uit de
Heilige Schrift
C. KIEVIT Zn.
Centrale Verwarming
De grote erfgift
Regering staat de
PTT tariefsver-
liogingen toe
Deekgdnie vérkmngsring'
MIDDELHARNIS
Uw Modehuis
Twee synoden
Heerschappij van het midden
Oecumene en elk wat wils
Bijna gelijktijdig vergaderden de Ge
nerale Synoden van de twee grootste
protestantse kerken in Nederland. Op
10 mei werd in Dordrecht de Generale
SjTiode van de Gereformeerde Kerken
geopend. Na één dag van vergaderen,
stemmen en benoemen, hebben de sy
nodeleden Dordrecht weer verlaten. Er
zijn acht commissies gevormd, die el
kaar in de loop van de zomer op ge
zette tijden zullen ontmoeten in „De
Blije Wereld" te Lunteren.
Van maandag 14 tot ert met woensdag
16 juni vergaderde de Hervormde Sy
node in Hyde Park te Driebergen. De
Hervormden zijn dus eerder klaar dan
liun Gereformeerde broeders (en helaas
ook zusters). Dat wil natuurlijk niet
zeggen dat de Gereforrheerden alles
grondiger doen dan de Hervormden.
Het is alleen kwestie van een andere
werlcwijze. Populair gezegd: de Gere
formeerden houden hun commissiever
gaderingen tijdens de synode; de Her
vormden bereiden door middel van com
missievergaderingen de synode voor. In
het eerste geval ligt er uiteraard een'
langere tijd tussen de opening en de
sluiting. In het tweede geval behoeft
een synodezitting slechts een paar dagen
te duren.
De verleiding is groot, een vergelij
king te maken tussen deze beide sy
noden en eventuele overeenkomsten en
verschillen op te sporen'. Het zou wel-
eens kunnen zijn dat de overeenkomsten
heel wat groter waren dan de ver
schillenAl was het alleen maar
hierdoor dat in beide kerken een grote
middengroep, die bang is voor links,
maar niet minder voor rechts, de dienst
uitmaakt. Dat de Hervormde Synode
al jarenlang bezig is, én kool, èn geit
te sparen (maar dan in het 'bijzonder
de kool en wie dat is mag u raden!) is
een' publiek geheim. Dat de Gerefor
meerde Synode dat ook bezig is te
doen, of althans van plan is te doen,
bleek overduidelijk uit een interview
dat het Dagblad „De Telegraaf" had
met synodepraeses Dr A. Kruyswijk
uit Enschede. Zeker, er heerst onrust
rondom Prof. Kuitert en zijn geestver
wanten, maar men moet hen toch niet
dadelijk beschuldigen van kwade trouw.
Ze proberen in ieder geval het Evan
gelie verstaanbaar te maken voor men
sen met een modern levensgevoel... En
ondanks alles moet er binnen de Gere
formeerde Kerken een' gevoel van saam
horigheid blijven, en moeten we bereid
zijn, naar elkaar te blijven luisteren.
Dezelfde geluiden uit de mond van de
nieuwe synodevoorzitter, die ook eind
vorig jaar op de synode in Sneek vie
len te beluisteren!
De Hervormde Synode hield zich tij
dens de laatste vergadering vooral be
zig met de behandeling van de AKV-
nota. Trouw en De Rotterdammer
bracliten een verslag met een naar mijn
smaak nogal tendentieuze toon. Ik kan
nauwelijks feitert noemen. „C' est Ie ton
qui fait la musique", zegt de Fransman.
Het is de toon die de muziek maakt.
En dan getuigde de boventoon van on
begrip voor hen die in de Herv. Kerk
wensen te staan voor de Heilige Schrift
en de belijdenis der vaderen, en de on
dertoon van enig leedvermaak met de
deplorabele toestand van de vaderlandse
kerk. Zoiets mocht toch niet verwacht
worden van een verslaggever als Drs L.
M. F. Scholten, die tot de Ger. Gem. in
Nederland behoort?
De discussie over de AKV spitste zich
vooral toe op het begrip van de pluri
formiteit der kerk. Vanuit de reforma
torische kerkopvatting moet deze ge
dachte zonder meer worden afgewe
zen, 20 stelde ds H. Binnekamp terecht.
Op deze wijze zouden we van de ker
kelijke nood een deugd maken. Van de
zijde van de AKV werd daartegenover
opgemerkt dat pluriformiteit betekent
dat we het Woord Gods kunnen beluis
teren op verschülende golflengten. We
moeten elkaar vrijlaten om te kiezen
uit meerdere golflengten. Wanneer
iemand duidelijk kan maken dat dit
principieel iets anders is dan „elk wat
wils" moet hij het maar doen!
Ook over de samenwerking met de ge
reformeerden, vooral inzake de herzie
ning van de belijdenisgeschriften, werd
ter hervormde synode gesproken' naar
aanleiding van de AKV-nota. De oude
belijdenisgeschriften moeten wel onaan
getast blijven als momenten van het
belijden in het verleden, maar ze moeten
herschreven worden en korter en bon
diger geformuleerd met het oog op deze
tijd. Daarover zijn met andere kerken
besprekingen aan de gang. Volgens Dr
C. P. van Andel, die hierover een nota
heeft geschrevert, moet het „anti-ketter
se" (het verdedigende) en ook het do
cerende (het onderwijzende) in belijde
nisgeschriften niet centraal staan. Belij
den is verkondigen, lofprijzen. Hoewel
daaraan werd toegevoegd, dat het af
wijzen van de dwaalleer in een confessie
bepaald niet uitgesloten is, en zelfs
nodig kan zijn. Ik vraag me alleen af,
welke ketterijen in eventuele nieuive
ibelijdenisgeschriften nog zullen worden
bestreden. Leervrijheid schijnt tegen
woordig zo ongeveer het hoogste goed
van de oecumene te zijn. En wanneer
zojuist genoemde Ds Blnnenkamp ter
synode opmerkt dat de gebondenheid
aan de Heilige Schrift de rechtvaardi
ging van de goddeloze door het geloof
vooropgesteld dienen te worden, dan
roept Ds. Landsman, de scriba van de
synode uit, dat dit een eenzijdig luthers
standpunt is! O, o, wat zijn we oecu
menisch!
Het beeld dat de kerk(en) der refor
matie in ons vaderland te zien geven,
is weinig verheffend. Ondanks de aan
gedikte bereidheid om naar elkaar te
luisteren w^ordt er weinig geluisterd
naar het Woord Gods. En dat is een
kwalijke zaak voor een! kerk!
Waarnemer.
Personen in Nederland, die het voor
nemen hebben om naar Zuid-Afrika
te emigreren en daarover foetrouw^bare
voorlichting wensen zij het volgende
medegedeeld:
Dr. K. S. van Wijk de Vries, predi
kant van de Gereformerede Kerk te
Pretoria woont momenteel in Nederland
voor kerkelijke samensprekingen en
zelfstudie.
Deze dominé is deputaat voor emi
gratie van de Geref. Kerk in Zuid-
Afrika. Hij heeft van zijn Kerk vol
macht om in samenwerking met de
Christelijke Emigratie Centrale perso-
neh, die naar zijn land wUlen emigre
ren met raad en daad ter zijde te staan.
Deze vriend van Nederland is van harte
bereid om voor a.s. emigranten contac
ten in Zuid-Afrika te maken, zodat voor
werk en huisvesting in het nieuwe va
derland gezorgd wordt.
Wanneer u belangstelling hebt voor
emigratie naar het zonnig Zuid-Airika
om daar in een mooi klimaat met vele
mensen van Nederlandse afkomst te
wonen makt dan contact met deze Afri
kaanse predikant.
Het adres van Drs. K. S. van Wijk
de Vries is: Meentweg 37 De Meem
Utrecht - tel. 03406 - 2520.
De vorige keer heb ik geschreven over
de tentoonstelling in het Rijksarchief
te Middelburg. Het gaat daar over Bors
sele en de Heren uit dat voorname adel
lijke geslacht. Er hangt ook een gravure
van Jan Luyken, waarop we een man
in de lucht zien zweven tussen de bo
venverdieping van een huis en de
straat. Het is Wolfert van Borssele,
die uit een raam van de gevangenis te
Delft wordt gestoten.
Floris V
Deze Wolfert was uit de meest be
kende tak van Borssele van (der) Veere.
Deze machtige edellieden resideerden op
hun prachtig kasteel Zandenbürg, even
ten westen van Veere gelegen. Hij leef
de in de tijd van Floris V, de bekende
graaf die door de edelen vermoord is.
Deze Floris heeft veel gedaan voor de
welvaart van het land en de bloei der
steden. De edelen konden' niet zo met
hem dwepen, ze noemden hem „der
keerlen! God": de afgod, de beminde
van het gewone volk. Aan sommige
edellieden ontnam hij hun bezittingen,
waarna ze .deze weer in leen konden
terug krijgen. Dat was een van de grie
ven van zijn moordenaars. Ook Wolfert
van Borssele werd op dezelfde manier
behandeld. We lezen dat hij en zijn
vrouw SybUle hun goederen te Veere
en te Zanddijk in on versterf elijk leen
ontvangen van Beatrix van Holland,
de gemalin van Floris V, die deze
schenking bekrachtigt. Nu is een on-
versterfelijk leen practisch bijna het
zelfde als vrij eigendom, maar toch wekt
deze handelwijze de toom op van Wol
fert van Borssele. Met nog een der
tigtal andere Zeeuwse edelen zweert
hij trouw aan de graaf van Vlaande
ren, Hollands oude erfvijand. Deze doet
een Inval in Zeeland, maar de tocht
verloopt slecht voor de Vlamingen.
Omdat Floris V de Zeeuwse edelen
niet best missen kan, verzoent hij zich
met Wolfert en vergeeft hem zijn on
trouw. Of deze verzoening van de kant
van Wolfert op recht gemeend was, is
de vraag. Er wordt wel beweerd dat hij
ook de hand had in de moord, die in
1296 aan het leven van Floris V een
eind maakte.
Graaf Jan
Nu zal dien's zoontje Jan 1 regeren,
een zwak en ziekelijk jongetje van nog
nauwelijks 12 jaar oud. Hij is op 't
ogenblik in Engeland bij zijn verloofde
Elisabeth, de dochter van de Engelse
koning. Dat verloven en trouwen ging
toen bij de vorsten tenminste een
beetje anders dan tegenwoordig. Vanaf
de geboorte van Jan ■was al beshst, dat
hij met Elisabeth zou trouwen. Dat is
ook in 1297 gebeurd, hij was toen pas
12 jaar geworden!
Nu wordt het de dag voor Wolfert
van Borssele, de eerzuchtige edelman
uit Veere. Hij zal er wel voor zorgen
dat hij dit jonge zwakke graafje onder
zijn macht krijgt. Dat is hem wonder
wel gelukt.
Graaf Jan van Avennes. (Henegou
wen), de neef van de nieuwe graaf Jan
I, biedt aan zijn nog minderjarige neef
te helpen. Hij wil er des noods wel voor
in Holland blijven. Maar zo'n dwars-
kijker kan Wolfert niet gebruiken. Hij
geeft de Henegouwse graaf zo'n on
vriendelijk bescheid, dat deze naar zijn
eigen land terug keert. Opgeruimd staat
netjes, zal Wolfert wel gedacht heb
ben. Daarom verbant hij de edellieden
Dirk van Brederode en Jan van Re
nesse, heer van Moermont, uit vrees dat
ze te veel invloed op de jonge graaf
zullen krijgen.
Om de glorie van zijn eigen geslacht
te verhogen trouwt hij na de dood van
SybUle met Catharma van Teylingen, de
knappe wedufwe van Heer Albert van
Voorne. Zijn dochter trouwt met een
jonkheer van Voorne. De familie van
Voorne is een voornaam geslacht!
Edellieden die hem eert sta-in-de-weg
waren werden dus opgeruimd. De klei
ne graaf, een kind nog, was na zijn
terugkomst uit Engeland volkomen aan
Wolfert overgeleverd en vertoefde ook
dikwijls te Veere.
Hij behaalde ook nog een paar over
winningen op de oproerige West-Frie
zen en op de bisschop van Utrecht. Wol-
SOMMELSDIJK
Telefoon (01870) 2609
Doch Ik zeg u de waarheid: het is
u nut, dat Ik wegga; want indien Ik
niet wegga, zo zal de Trooster tot u
niet komen; maar indien Ik henen-
ga, zo zal Ik Hem tot u zenden.
(Johannes 16 7)
Wanneer God bestemde het grote ert
heerlijke werk van de gevallen mens
te herstellen en zondaars te zaligen tot
prijs der heerlijkheid van Zijn genade,
verordende Hij in Zijn oneindige wijs
heid daartoe twee grote middelen. Ten
eerste Zijn Zoon voor hen te geven, en
andere hun Zijn Greest te schenken.
Hierdoor werd gebaand de weg tot
openbaring der 'heerlijkheid van de ge
hele gezegende Drieëenheid, het uiterste
einde van al Gods werken. Hierdoor
wordt heerlijk vertoond des Vaders lief
de, genade en wijsheid in het ontwerpen
en bestemmen van dit alles; des Zoons
liefde, genade en nederbuiging in het
uitvoeren, kopen en teweegbrengen van
genade en zaligheid; en des Heiligen
Geestes liefde, genade en macht in het
dadelijk toepassen van dit alles aan de
zielen der mertsen.
Hierom kunnen alle beloften Gods aan
de mensen aangaande de middelen tot
hun herstel en zaligheid, van de komst
der zonde in de wereld af, gebracht
worden tot twee algemene hoofddelen.
Ten eerste, het zenden van Zijn Zoon
■om mens te worden, onze natuur aan
te nemen en in dezelve voor ons te lij
den; ten andere, het geven van Zijn
Geest, om in en voor ons krachtdadig
te maken de uitwerkselen en vruchten
van de menswording, gehoorzaamheid
en het lijden van Zijn Zoon.
Dit was de grote erfgift, die onze
Heere Jezus Christus, vertrekkende, Zijn
bedroefde leerlingen besprak en be
loofde, als een krachtige Hulp tegert al
hun moeiten en een getrouwe Leids
man in al hun wegen. En om hun groot
belang daarin, herhaalt Hij het dikwerf
en breidt de voordelen uit, die zij zou
den ontvangen, meer dan Zijn lichame
lijke tegenwoordigheid.
Daarom herinnert Hij hun na Zijn
opstanding deze belofte weer en be
veelt hun niets te werken tot opbouw
van de kerk, eer die aan hen is ver
vuld. Hand. 1 4, 5, 8.
Zij wilden weer zijn menselijke na
tuur omarmen en' zich daarin verheu
gen, maar, gelijk Hij zeide tot Maria:
„Raak Mij niet aan", om haar te spe
nen van alle vleselijk zien op Hem,
onderwijst hij hen allen nu met verlan
gen te vertrouwen op de belofte van de
HeUige Geest.
Hierom zegt Paulus: „En indien wij
ook Christus naar het vlees gekend heb
ben, nochtans kennen wij Hem nu niet
meer naar het vlees," 2 Cor. 5 16.
Want al was het een groot voorrecht,
Christus in deze wereld naar het vlees
gekend te hebben, het was veel groter
Hem te genieten in de bedeling van
de Geest.
IJdel is het voorwendsel dat deze be
lofte alleen raakte de apostelen en mis
schien enigen van de eerste christe
nen. Want al ■werd de Heilige Geest
hun op een bijzondere wijze en tot bij
zonder einden geschonken, zo behoort
de belofte in 't gemeen aan alle gelo
vigen tot 's werelds einde.
Ten aanzien van Zijn genadige wer
kingen bad de Heere Christus om alles
wat Hij voor hert bad en hun dus be
loofde (want Hij verwierf voor hen de
Geest op Zijn gebed, niet alleen voor
hen, maar ook voor allen, die in Hem
zouden geloven door hun woord).
En Zijn belofte blijft altoos met de
Zijnen tot 's werelds emd, Matth. 28
20. Overal, waar twee of drie vergaderd
zijn in Zijn Naam, daar is Hij in het
midden van hen, Matth. 18 20, dat niet
anders is dan door Zijn Geest; want
Zijn menselijke natuur moeten de he
melen ontvangen tot de wederoprichting
aller dingen.
Dit bewijst genoeg het gewicht van
het leerstuk en van de dingeri, de Hei
lige Geest betreffende.
Want geen christen kan zo achteloos,
lui en zorgeloos zijn in zaken, waarvan
zijn tegenwoordige troost en toekomen
de zaligheid volstrekt afhangen, dat hij
niet acht zijn plicht te zijn met de
grootste zorg en vlijt na te speuren, wat
onze Heere Jezus Christus ons heeft
nagelaten, om Zijn afwezen te vervul
len en ons eindelijk tot Hem te bren
gen.
Die deze dingen veracht, heeft geen
deel, noch lot in Christus Zelf. Want
elk, die Christus' Geest niet heeft, is
niet van de Zijnen.
Alle geestelijk of zaligmakend goed,
ons ooit van en door Gods genade ge
schonken, wordt ons geopenbaard en ge
geven door de Heilige Geest.
Die geen onmiddellijk en bijzonder
werk van Gods Geest op en tot zich
heeft, ont'ving nooit enige bijzondere
liefde, genade of ibarmhartigheid van
God.
Want hoe ware dat mogelijk? Alles,
wat God werkt in en op ons, werkt Hij
door Zijn Geest. Die dan geen werk van
Gods Geest heeft op zijn hart, heeft
nooit ontferming of genade van God
ontvangen. Want God geeft die niet dan
door Zijn Geest.
Die dan loochent alle werk van Gods
Geest in of op ons, loochent alle aandeel
aan Zijn genade en ontferming.
Ach of dit recht overwogen allen, die
het werk van Gods Geest versmaden!
Zo lang zij ons geen andere weg, waar
door Gods ontferming en genade wor
den meegedeeld, kunnen aanwijzen, zul
len wij deze ui-t de Schrift verdedigen.
Alles wat in of door ons geschiedt, dat
heUig is en Gode aangenaam is, is een
gewrocht van de Heilige Geest, en' van
Hem in en door gewerkt.
Zonder Hem kunnen wij niets doen.
Niets der Christus, Joh. 15 5.
En door Hem alleen wordt Christus'
genade ons meegedeeld en in ons ge-
■wrocht.
Door Hem worden ■wij wedergeboren,
geheiligd, gereinigd, bijgestaan in en tot
elk 'goed werk.
Het is dan ons ontwijfelbaar belang,
na te speuren de oorsprong en bron van
alles, wat goed is in ons, dat ons ook
recht zal ontdekken de bron en oorzaak
van alles, wat kwaad is. En zonder ge
noegzame kennis van deze beide kunnen
wij niets behoorlijks doen.
Alle gelovigen hebben hierbij het
hoogste belang. Want uit deze hoofde
verklaart de Schrift duidelijk, gelijk
reeds gezegd, dat, die de Geest van
Christus niet heeft, geen' van de Zijnen
is.
Dr. Owen
(Een verhandeling aangaande
de Heilige Geest)
fert van Borssele was eigenlijk de re
geerder in Holland en Zeeland, al was
de onbetekenende Jan I het in naam.
Einde van zijn macht
't Zijn sterke benen die de weelde
van macht ert heerschappij kunnen dra
gen. Die van Wolfert van Borssele wa
ren echter niet sterk genoeg.
Behalve vijanden onder de edellieden
kreeg hij ook de steden, door Floris V
in vele opzichten bevoordeeld, tegen
zich. Dat is zijn ondergang geworden.
Het begon in Dordrecht, waar de eens
gegeven privilegiën werden geschonden,
waar zijn handlanger baljuw Aloud de
burgers in hun rechten te kort deed. En
Dordrecht was, ook uit handelsoverwe
gingen, niet Zeeuws gezind. Na een ver
geefs beleg vertrok hij naar Den Haag,
■waar graaf Jan zich op dat ogenhlik
bevond. Hij voelde zich daar echter
niet veilig en wilde naar Veere terug.
Bang dat iemand anders invloed zou
krijgen op de graaf, voerde hij hemmee
en vluchtte uit Den Haag. Om een ach
tervolging te doen mislukken, liet hij
alle bruggen achter zich afbreken. Zo
bereikte hij Vlaardingen, waar hij op
een schip ging om vandaar naar Zee
land te zeilen. Tegenwind hield de tocht
echter tegen.
Inmiddels was de vlucht en de gra-
venroof bekerid geworden. Een grote
menigte verzamelde zich, bemande an
dere schepen, ze haalden zijn schip in
en brachten hem terug naar Vlaardin
gen. De graaf werd naar Den Haag ge-
toracht, maar Wolfert werd op het Ste-
nenhuis te Delft gevangen gezet. Het
tierende volk eiste zijn uitlevering, ook
enkele edelen waren van de partij, on
der de kreet: „Levert de verrader uit,
anders steken we de gevangenis in
brand!"
Hieraan werd tenslotte voldaan. Bloed
gierige handen grepen hem beet en
■wierpen hem uit het raam naar bene
den, waar enkele ogenblikken later „een
onherkenbaar bloedig menselijk over
blijfsel" op de straat lag. Zijn om gena
de smekende vrouw kon de ruwe dood
niet verhinderen (1299).
Van zijn eerste vrouw had hij 5
zoons en 2 dochters. Zijn oudste zoon
Wolfert II volgde hem op als Heer van
Veere.
Drie maanden later stierf de altijd
sukkelende graaf Jan I kinderloos. Nu
kwam diens neef Jan van Henegouwen
opnieuw naar Holland om er als Jan II
te regerert.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Door de voortdurende opwaartse druk
op het loon- en prijspeil is de finan
ciële positie van de PTT zo moeilijk
geworden, dat de ministerraad heeft
toegestemd in een aantal tariefsverho
gingen in de Telecommunicatiesector
per 1 juli a.s.
De ingangsdatum van enkele tarieven
hangt echter af van de verwerking in
de geautomatiseerde administratie.
Het telefoonabonnement gaat van
16,— resp. 14,50 per maand naar 19,-,
resp. 17,50; het entreegeld (de tege
moetkoming in de totale kosten van eeri
nieuwe telefoonaansluiting die thans
3.000,— bedragen) komt van 150,—
op 200,het verhuistarief, nu 35,
wordt op 50,gebracht.
Bij de binnenlandse telegrammen
wordt het minimumtarief van 3,50
voor de eerste tien woorden en 0,25
per woord méér verhoogd tot 4,
voor de eerste zeven woorden en 0,30
per ■woord meer.
De toeslag van 1,voor een luxe
telegram wordt gebracht op 1,50.
Het abonnement voor een telexaan
sluiting stijgt van 130,tot 140,
per maand.
Ook voor moibilofoon, semafoon en
portofoon zal de PTT per 1 juli hogere
tarieven berekenert.
Daar de geleidelijke verhogingen van
de impulprijs voor telefoongesprekken
(van 5 naar 10 cent) de laatste jaren
niet tot uitdrukking is gebracht in de
tarieven voor celgesprekken, is de ex-
NATUURLIJK BIJ
MIDDEL.HARNIS
ploitatie van telefooncellen, mede door
het toenemend vandalisme, gaandeweg
sterk verliesgevend geworden. In ver
band hiermede zal het tarief voor een
celgesprek binnen het basisgebied in
éénmuntcellen door het ontbreken
van eert tussenliggende munteenheid
van een dubbeltje op een kwartje en in
tweemuntcelen van 10 op 20 cent wor
den gebracht.
Celgesprekken tegen tijdtarief gaan
25 cent per minuut kosten.
Het tijdstip van doorvoering van de
ze wijzigingen is afhankeijk van het
moment van aanpassing van de appa
ratuur.
De tariefverhoging van gesprekken
vanuit postkantoren gaat 1 juli in.
Opgemerkt kan nog worden, dat de
Nederlandse telefoontarlevert momen
teel tot de laagste in West-Europa be
horen.
Voorts zal per 1 januari a.s. een
verhoging van de posttarieven moeten
plaatsvinden; een beslissing hierover
wordt aan het volgende kabinet over
gelaten.
LERVOLGVERHAAL
door Sibe van Aanglum
18
Ze ging Hotse voor naar een
andere kamer. Dan guig ze weg en liet
Hotse alleen. Eert uur later kwam Hotse
tewg, IWoeder Geerte keek verwonderd.
/e sloeg haar handen in elkaar. „Wel,
wel," zei ze, „is u dat? Ja, nu ik het
weet- kan ik het zien. Maar niemand,
"He het niet weet, zal u herkennen."
Inderdaad zou niemand in de afge
dankte soldaat Hotse Hiddes hebben
nerkend. Hotse was steeds erg netjes,
^eze soldaat slordig. Hotses haar was
aonker, bij 't zware af, de soldaat had
rood haar.
..Ja," meende Hotse, terwijl hij zich
^n een spiegel bekeek, „zo zal het wel
gaan. Nu ga ik maar."
t Loopt al tegen elven. Drink eerst
Mg een glas bier," zei de -vrouw.
"^\en, dank je wel," antwoordde Hot-
^- .jNou, mijn hartelijke dank. En
mondje dicht, hè!"
h '^"nt u op rekenen." Met een
aiteüjke handdruk nam Hotse afscheid
i'an moeder Geerte. Dan .ging hij door
enkele smalle straatjes naar de taveer
ne: „In den braavert soldaat." Hier plach
ten matrozen en vooral soldaten te ko
men. Leden van de stadswacht en sol
daten van de graaf ontbraken er zelden.
Ook nu waren er weer verschillenden.
„Hallo jongens," begroette hen Hot
se, „'hebben jullie geen dienst?" Hij
sprak nu een Fries dialect, zodat hij
best voor een Oost-Fries kon doorgaan.
Zo nu en dan kwam er een plat Duits
woord doorheen. „Een zware dienst,
jongens?"
„Nou, dat zou ik denken. Heb jij geen
baantje meer, kameraad?"
„Neen jongens, ik ben vrij. Maar ik
heb een goed buitenkansje gehad. De
beurs is gespekt. „Hij klopte op zijn
broekzak.
„Dan mag je wel eeri glas bier ge
ven."
„Wel ja,'' antwoordde Hotse, „waar
om niet? Als 't geld op is, neem ik weer
dienst. En er is genoeg te krijgen. Is
't niet hier dan elders. De Prins van
Oranje betaalt genoeg en anders wel
de Due d' Alf! Hallo, kastelein, geef
deze lui eens een glas bier. Geen schar
rebier, maar Haarlems."
„Haarlems? Ja, dat heb ik .nog wel.
Maar 't is duur."
„Nou, wat maakt dat uit? Ik betaal
het. Jij hoeft 't zelf niet te betalen.
Soldaten moeten 't beste hebben, wat er
te krijgen is. Wat zeggen jullie, jon
gens?"
Er ging eert gejuich op onder het
groepje grafelijke soldaten. Ze zaten
in een hoekje van de gelagkamer. Wel
dra schuimde het bier in de pullen.
„Drink jongens,'' noodde Hotse gul.
„'t Is jullie geigund, hoor."
Het ging vrolijk toe aan de soldaten-
tafel. Ho-tie had 't hoogste woord. Hij
vertelde aan de soldaten de meest won
derlijke avonturen, 't Scheen, dat hij
overal bekend was. De soldaten zaten
met o.pen mond te luisteren. Eindelijk
zei een van hen: „Komt jongens, we
moeten opstappen. We hebben dienst."
In de beste harmonie scheidden ze.
Des avonds trof Hotse dezelfde sol
daten. Zo ging het een paar dagen door.
Tenslotte waren Hotse en de soldaten
de beste maatjes. Ze kenden hem al
lemaal. „Een beste royale kerer„oor-
deelden ze. „Een goeie knul."
Vaak gebeurde het, dat Hotse hen
naar het slot van de graaf vergezelde
of dat hij bij hen in het wachtlokaal
zat'.
't Was een paar avonden later, dat
Hotse weer in hun midden' in het wacht
lokaal was. Ze zaten in een kring bij
elkander, een tiental soldaten. Eindelijk
stonden zes van hen op. „Wij gaan
maffen," zeiden ze.
„Gelukkige kerels," zei een der an
deren. „Wij moeten de hele nacht de
wacht .houden. Om de vier uren wor
den we pas afgelost. Wilhelm en Ger
hard staan nu op wacht."
„Zijn jullie dan met z'n zessen?" vroeg
Hotse.
„Ja," antwoordde de soldaat. „We
moeten tot morgenochtend acht uur
toe de gevangenen bewaken onder in
de kelders. We staan er steeds met z'n
.beiden."
„Dat is ook een baantje," zei Hotse.
„Moeten jiillie dat elke nacht?"
„Een week lang,'' antwoordde een sol
daat. „Van acht tot twaalf Wilhelm en
Gerhard, van twaalf tot vier Otto en ik,
van vier tot acht Karel en Haaie."
„Kerel, kerel," Hotse lachte luidkeels,
„jullie bent niet wijs, bij zo'n klein
graafje te wachten! Kerels, ik wou jul
lie wijzer hebben. Doe als ik, man.
Dan heb je een mooi leventje."
„En dan misschien na én dag dood,"
zei Otto.
„Och," Hotse trok de schouders op,
„risoco heb je altijd. Dat is nu eenmaal
.het vak. Maar je moet rekenen, de
meeste kogels vhegen langs je heen.
En in het handgemeen moet je een beet
je handig wezen. Maar 't is al na
negen. Ik ga naar huis."
„Wat haast heb je? Blijf nog een poos
je, kameraad. We hebben nog geen
slaap."
„Nou," zei Hotse, „als jullie wat te
drinken haddenMijn keel is zo
droog als zooileer. En dan te moeten
denken, dat ik thuis nog drie flessen
wijn heb staan.",
„Kun je ze niet hier halen?" vroeg
Karl. „Wij hebben hier niets."
Hotse scheen te aarzelen.
„Kom kerel," zei Otto, „doe het maar.
Ik loop wel even mee naar de poort.
De wacht laat je wel door."
„Maar hebben jullie 's nachts geen
controle?" vroeg Hotse.
„Vannacht niet," antwoordde Haaie.
„De dikke Van Steinen is officier van
de wacht en die zie je nooit. Die dob
belt en drinkt tot 's avonds tien uur
en dan snurkt hij de ganse nacht."
„Nu, vooruit dan maar," besloot Hotse.
Otto liep met hem mee naar de poort.
De soldaat, die op wacht stond, kende
Hotse. „Ik moet er even door," zei deze.
„Maar hij komt zo dadelijk terug,"
■vulde Otto, met een glinstering in zijn
ogen, aan. Dan voegde hij er zacht aan
toe: „Kom straks ook even bij ons in
het wachtlokaal. Hij haalt wijn."
Hotse spoedde zich naar zijn kamer,
die hij dicht bij 't slot gehuurd had.
Weldra kwam hij terug met een viertal
flessen in zijn wijde zakken verborgen.
„Zo zal ik wel genoeg hebben," mom
pelde hij. „Drie is ■wat weinig.''
Weldra was hij weer bij de poort. De
soldaat liet hem door. In het wachtlo
kaal stonden de anderen. Met gejuich
werd Hotse begroet. „Er stonden nog
vier flessen, jongens," zei Hotse. „Maar
ze is koppig, hoor. 't Is zware Spaanse
wijn."
„Des te beter," zei Haaie. „Wij zijn
soldaten en kvmnen wel wat hebben.
Wat jullie, jongens?"
„Dat spreekt van zelf," gaven de an
deren toe. Ze hadden reeds kroezen ge
vonden, die zetten ze vóór zich. Hotse
schonk ze boordevol. Toevallig kon hij
net vier kroezen -vullen uit één fles. Zijn
eigen -vulde hij uit een andere fles.
„Jongens, op jullie gezondheid," zei
Hotse, terwijl hij zijn kroes op.hief.
„Dat is nog eens wijn," zei Otto, ter
wijl hij zijn snor afwiste. „Heerlijk,
man!"
„Ja," antwoordde Hotse. „Vol en zoet.
Maar ik vind er een klein bitter na-
smaakje aan."
„Dat is de deugd," zei Haaie, terwijl
hij opnieuw een slok nam.
Het duurde niet lang, of de tongen
kwamen los. De ene werd al spraakza
mer dan de andere. Het lokaal daverde
van het gelach der soldaten. Op dit
ogenblik werd de deur geopend en de
soldaat, die bij de poort op wacht stond,
kwam blrmen.
„Ah, Ludwig," riep Otto, „kom bij
ons."
„Een ogenblik," zei Ludwig. „'t Is
kwart na tien'. Er komt toch niemand
meer. Ik kan .best een ogenblik bij jullie
wezen."
(Wordt vervolgd)