ËiiAnPEn - fiiEUWS
DE VRIJBUITER
Flakkeese schrijft over haar eiland
weekverrasising
„COMBANO"
Alles in Overvloed
HANOMAG
HENSCHEL
75 jaar geleden....
if Waar kan men met een gerust
hart de deur laten openstaan
perflesvan 5.35 nu
2e Wad
Dinsdag 6 april 1971
No. 3976
Bij f 15.- boodschappen
Of u er met de Pasen op uit
trekt of thuis blijft, A&O heeft
alles in overvloed. Profiteer
daarvan. Onze A&O-speur-
haas wijst u in onze winkel de
weg naar veel verrassende
voordeeltjes, waarvan u er in
deze advertentie reeds 8 vindt.
In iedere A&O-winkel ontvan
gen de klanten die van voor
delig sparen houden, Agio-
zegels bij de boodschappen.
Voor elke gulden aan bood
schappen besteed, kunt u een
Agio-zegel van 12 et kopen
voor 10 et. Dus dan is f 100,-
gespaard direkt f 120,- waard.
Dat is 20% spaarwinst. De ze
gels kunt u ook gebruiken
voor de aankoop van voor
delige Agio-Post artikelen uit
de voorjaars-katalogus en
voor de EXTRA voordelige
maandelijkse Aglo-Topper.
Deze maand een Kodak-kado
als Agio-Topper.
iefst 1.40 voordeel per flesï
v,eOMBO"
(ook sneifiltermaling)
elk 2e pak
.van 2.23 voor
KODAK INSTAMATiC 25
HELE EDAMMER jong belegen
bijna
4 pond
Autobedrijf A. J. VAN RÜMPT
MOLENDIJK 85
STAD AAN 'T HARINGVLIET
TEL. 01871 - 553
Vervolgverhaal
'il i
wem
In het centrum van Dirksland.
Het voormalige eiland Goeree en
Overflakkee is bij weinig landgenoten
bekend. Sommigen vermoeden het bij de
eilanden ten noorden van Groningen,
anderen, die daar beter georiënteerd
zijn, denken dat het een Zeeuws eiland
is, wat de rasechte Flakkeeënaar ver
ontwaardigd doet uitroepen dat ze bij
Zuid-HoUand horen. De laatste jaren,
nu het eiland door de Haringvlietbrug
en de Grevelingendam eigenlijk geen
eiland meer is, komt dit ,,vergeten"
stukje Nederland wat meer in de be
kendheid., Kn dat mag toch eigenlijk wel,
want Goeree-Overflakkee is een zeer
vruchtbare streek en heeft een belang
rijk aandeel in de voedselvoorziening.
Niet alleen komen hier zeer goede aard
appelen vandaan, maar ook uien, suiker
bieten en graan spreken een aardig
woordje mee.
Aan natuurschoon had ons eiland
vroeger weinig te bieden. De enkele
maanden per jaar wanneer de gewassen
rijk en vruchtbaar op de velden stonden
was het voor diegenen die daar de waar
de van beseften en voor de enkelingen
die het wijde landschap waardeerden,
een onvergetelijk brokje Nederland. De
rest zag alleen het boomloze, kale, geïso
leerde stuk gemeenschap. Nu is het met
dat natuurschoon enigszins anders ge
steld. Na de watersnoodramp in februa
ri 1953 werden de boeren door het rijk.
financieel geholpen met de aanplant van
bomen. Na enkele jaren, toen de door de
watersnood brak geworden grond weer
beter van structuur was en de geplante
boompjes langs de wegen en boerderijen
tot bomen gegroeid waren, kreeg het
eiland een veel lieflijker aspect. Nu kan
men op weg naar het badplaatsje Oud-
dorp genieten van de rijke aanblik van
de landerijen, afgewisseld met boom
gaarden en tussen bomen gelegen ouder
wets gezellige boerderijen. Hier kan men
nog genieten van rust en zuivere lucht.
Hier detoneren geen fabrieksschoorste
nen in het weelderige landschap. Steeds
meer wordt nu door bewoners van de
randstad Holland een rustig plekje ge
zocht voor een tweede huis. En in de
toekomst wanneer de Deltawerken be
ëindigd zijn en de tol voor de Haring
vlietbrug opgeheven is, zal hoogstwaar
schijnlijk dit „eiland", waar niemand
Aan de door de Nederlandse ver
eniging van huisvrouwen georga
niseerde opstellenwedstrijd werd
onder andere ook deelgenomen
door een Flakkeese: mevrouw V.
E. J. J. Penning-Knöps in Dirks
land.
Haar bijdrage behoorde niet tot
de bekroonde, die op internatio
naal niveau worden beoordeeld,
maar tot een aantal, dat als aar
dig werd betiteld.
In het aprilnummer van het
maandblad Denken en Doen van
de vereniging werd het opstel van
mevrouw Perming, dat wij hier
nevens afdrukken, gepubliceerd.
aandacht aan besteedde of er zelfs van
wist dat het bestond, een toevluchtsoord
worden voor hen die hun werk in de
drukke havenstad Rotterdam of omstre
ken hebben. Het uurtje rijden kan voor
niemand een bezwaar zijn. Hoevelen
zijn naar hun werk een uur of langer
onderweg?
Het eiland biedt vele gezellige dorpen,
waar jammer genoeg de eentonige
nieuwbouw, wel aantrekkelijk voor de
bewoners, het typisch dorpse aspect te
niet doet. Gelukl5;ig is de kern van de
dorpen behouden gebleven, al heeft men
hier en daar wel een smal straatje moe
ten aanpassen aan het huidige verkeer.
De bewoners van het eiland zien te
gen de te verwachten veranderingen op.i
De middenstand zal er wel bij varen,
maar veel van het karakter van het
platteland zal verloren gaan. Waar kan
men met een gerust hart de deur laten
openstaan, wanneer men een uurtje weg
gaat? Waar kent men zijn plaatsgenoten
zo goed dat het opvalt als een „vreem
de" door het dorp wandelt?
Schrijfster dezes is liier geboren en
met tegenzin, in 1928, hier weer komen
wonen. Nu kan de schrik me om het
hart slaan alleen al bij de gedaclite dat
ik de rust en de genoeglijkheid van de
ze streek zou moeten ruilen voor een
andere plaats in Nederland.
m:-üi-j^y::i^^x-y.
Het watergemiaal staat in Dirksland in een landeiyke omgeving.
pnns SPEUR
KOOPJES
nDuoinni
e Nu zonder problemen goede foto's of
dia's maken. Sluitertijd 1/90 sec.
Geen afstandsinstelling. Alles van 1,20 m tot oneindig
wordt sciierp. Dankzij cassette systeem kan leder
snel de film inleggen en uitnemen. Geen dubbele
opnamen of te ver doordraaien.
Slechts 50 Agio-zegels f 18.
brak op zondagmiddag 26 januari
omstreeks 4 uur in Oude Tonge een
felle brand uit op de boerenhofstede
van de weduwe H. Heesterman.
Woonhuis, schuur en al het vee
ruim 30 stuks hoornvee, 10 paarden
en 6 varkens werd een prooi der
vlammen.
overleed op 2 februari in Dirksland
in de ouderdom van 82 jaar P. Zaayer
burgemeester van deze gemeente van
1850 tot 1883. Onder zijn leiding werd
onder andere een weeshuis gesticht
en een nieuwe bewaarschool ge
bouwd.
werd op maandag 9 maart des na
middags 3 uur in de herberg van F.
Troost in Stellendam door C. A. Vo
gel te Goedereede de wederopbouw
van de hofstede Koornlust in de
Adrianapolder aldaar aanbesteed.,
bracht de vereniging van burgemees
ters op Flakkee een som bijeen voor
de kosten van opneming voor de
aanleg van stoomtramnet op het
eiland.
stelde M. Mijs in Oude Tonge een
lokaliteit beschikbaar voor het hou
den van een cursus tot het maken
van kaas, waarvoor zich een dertigtal
leerlingen meldde.
werd in juni in Sommelsdijk de ge
reformeerde kerk wegens te geringe
belangstelling opgeheven.
bedankte in augustus dominee C.
Waardenburg voor het beroep op hem
uitgebracht door de hervormde ge
meente te Bruinisse.
heerste er in de herfst in Dirksland
grote drukte vanwege het rooien en
vervoeren van suikerbieten. In één
maand werden 9300 wagenvrachten
getransporteerd.
stonden de laatste twee maanden van
het jaar in het teken van ernstige
ongeregeldheden in Goedereede.
Aanleiding hiervoor vormde het
plotseling vertrek van de gemeente
geneesheer A. E. Zijlstra. Een groep
notabelen, dat geloof hechtte aan
door boze tongen rondgestrooide
praatjes over zijn praktijk, riep in
voorkomende gevallen de hulp in
van de dokter van Stellendam. Toen
dokter .Zijlstra dit bemerkte, besloot
hij te solliciteren. Hij werd in drie
gemeenten gelijk benoemd, waaruit
hij Ootmarsum koos. Bij het bekend
worden van zijn vertrek hij was
dadelijk met inpakken begonnen
ontstak de burgerij in woede over de
houding van de notabelen. In de
nacht van 21 op 22 november kwam
het tot een uitbarsting.. Onder oor
verdovend geraas gingen de ruiten
van een aantal herenhuizen er aan.
De politie, die machteloos stond,
kreeg versterking van rijksveld-
wachters. Verschillende personen
werden op het raadhuis ontboden om
voor de rechter van instructie bij de
Rotterdamse rechtbank getuigenis af
te leggen inzake het voorgevallene.
De dokter van Stellendam had door
dit alles ook geen leven, want bij be
zoek aan patiënten in Goedereede
werd hij door het volk uitgejouwd.
HOTSE HIDDES
aoor Sibe Tan Aanglum
35
De buurman antwoordde niet. Hij
araaide de kruk van de kerkdeur op,
niaar deze bleek gesloten. Nu liep hij
op de torendeur toe. Het torenportaal
ivas donker. Voorzichtig sloop hij naar
Ie deur, die toegang gaf tot de kerk. Hij
opende die op een kier. Een woest tafe
reel vertoonde zich aan zijn ogen. Ge
ruisloos sloot hij de deur en snelde te-
fug. De koster stond bij de buitentoren-
aeur. in enkele ogenblikken deelde hij
"lee, wat hij gezien had.
iiMe moeten hulp halen", zei de kos-
'êr. „Direct. Dan kunnen we de geuzen
overvallen",,
"Ga jij de pastoor waarschuwen", zei
Duurraan.
De koster durfde echter niet best al-
^sen op stap gaan. „Laten we eerst ssi-
nien hulp halen", zei hij. „De pastoor
Kan alleen toch ook niets doen".
iJe buurman trok de schouders op.
"t^aten we dan maar samen enkele lui
uit bed kloppen", zei hij.
En zo kon het gebeuren, dat de geuzen
ongestoord de kerk konden plunderen.
De koster en zijn buurman klopten
verschillende dorpsgenoten uit bed. Met
mestvorken en schoppen, hooivorken en
alle mogelijke dingen die voorhanden
waren, gewapend, trok de krijgshaftige
schaar naar de kerk.
De kerk bleek echter leeg. Door het
lawaai, dat de schare maakte, werd ie
der in het dorp wakker.
Op dat moment kwam de koster op
het idee de klok te luiden. De buurman
echter snelde de pastorietuin in om de
pastoor te waarschuwen. Hij zag nog
juist Wieger het huis omrennen. „He-
lah!" riep hij, denkende dat het een der
dorpsgenoten was, „heb je de pastoor al
gewaarschuwd?"
Toen Wieger niet antwoordde, ging
de buurman naar de voordeur en liet de
klopper vallen. Dat was Wiegers geluk.
Hij was naar achteren gerend. Harm
stond gereed, maar de anderen waren in
de provisiekelder. Wieger vloog op hen
toe.
„Schiet op, kerels!" brulde hij. Hij
kreeg geen antwoord. De mannen had
den enkele flessen wijn in de kelder ge
vonden en ieder stond met een fles aan
de mond.
,,Kom lui", riep Wieger voor de twee
de keer, „laat de boel in de steek! Redt
jullie je!"
„De boel in de steek laten?" zei een
der mannen, „dat nooit. Hier wil je ook
een fles?"
Maar Rooie Wieger rende weg. Hij
slingerde de zak met de kerkschatten
op zijn rug en snelde Harm^ die het
geldkistje droeg, achterna.
't Was hoog tijd. De buurman, die op
zijn kloppen geen gehoor had gevonden,
liep juist om de pastorie heen. Hij was
nu van enkele anderen vergezeld. Ze
zagen nog juist Wieger verdwijnen.
„Daar heb je een dief!" schreeuwde
de voorste man, „Houd hem!"
Ze holden Wieger en Harm achterna.
Deze liepen wat ze lopen konden. De
dorpelingen hoorden de mannen hollen
en schreeuwen en zetten ook de vluch
telingen na. Wieger en Harm renden om
hun leven. Ze werden niet weinig ge
hinderd door de zware zakken. Ze dach
ten er echter niet aan deze weg te wer
pen. De achtervolgers haalden hen ge
leidelijk in.
„'t Gaat mis", hijgde Wieger tegen
zijn makker.
Maar ook de dorpelingen waren aan
't eind van hun krachten.
Plotseling klonk van uit het dorp een
luid gejuich. Hoewel ze zich al een aar
dig eind van het dorp verwijderd had
den, klonk het duidelijk tot hen door.
De achtervolgers bleven staan om te
luisteren. Dit werd Wiegers en Harms
geluk. Zij liepen door. Weldra hadden
ze de afstand tussen zich en hun achter
volgers aanmerkelijk vergroot. De laat-
sten besloten naar het dorp terug te ke
ren.
De menigte had zich nu bij de pasto
rie verzameld., Zij, die Wieger en Harm
hadden achtervolgd, mengden zich on
der hen.
„Wat is hier aan de hand?" vroeg de
buurman van de koster.
„Ze hebben de geuzen gevonden",
was 't antwoord.
„De geuzen gevonden? Maar wij zaten
ze achterna!"
„Dat kan wel wezen, maar ze hebben
ook een stuk of drie betrapt in de kel
der van de pastorie. Ze deden zich te
goed aan de wijn van de pastoor. En ze
hebben de pastoor ernstig gewond en
de kapelaan schijnt dood te wezen".
„Zulke rabauwen! Ze moesten ze op
hangen".
„Dat is niet meer nodig".
„Niet meer nodig? Hebben jullie ze
dan al gevonnist?"
,,Ze wilden zich niet overgeven. Kerel
wat vochten die lui! Maar onze mensen
waren verbitterd. Ze hebben ze bijna
verscheurd".
Huiverend wendde de buurman zich af.
„En hoe is 't met de pastoor?"
„De chirurgijn is bij hem. 't Schijnt
mee te vallen. De kapelaan is dood".
„Vreselijk! En de huishoudster?"
„Die heeft het op de zenuwen".
't Bleef nog lang onrustig in het dorp.,
Pas tegen de morgen bedaarden de ge
moederen.
Wieger en Harm merkten, dat zij niet
vervolgd werden. Toen vertraagden zij
hun pas.
„Dat was op 't kantje af", zei Wieger.
„Ik ben bang, dat onze makkers niet
ontkomen zijn".
„Als ze in de handen van de dorpers
gevallen zijn, is hun lot niet benijdens
waardig", zei Harm.
„Ze vechten zich liever dood, dan dat
ze zich overgeven", meende Wieger.
„Kom, laten we even rusten. Op de duur
wordt die zak te zwaar".
Ze zetten hun zakken neer en rustten
enige tijd. Maar niet lang. Spoedig
stond Wieger op. „Kom", zei hij, „we
moeten maken, dat we in Moddergat
komen. Sibe Doewesz. verwacht ons en
we moeten niet te laat zijn".
HOOFDSTUK 11
Hotse was onder de dijk blijven lig
gen en besloot zelf nog een paar uur te
slapen.
't Was echter nog nauwelijks dag,
toen de wachters hem riepen.,
„Wil je even komen kijken, kapitein?
Er komen een paar schepen, recht voor
ons uit. Ik vertrouw het zaakje niet".
Een ogenblik later was Hotse aan dek.
Hij tuurde recht voor zich uit.
„Dat zijn een paar galjoten", zei hij.
„Ik denk, dat we de poppen aan 't dan
sen krijgen". Zijn blik zwierf over de
zee. Plotseling tuurde hij scherp in
noord-oostelijke richting.
„Wat daar aanltomt, weet ik niet",
zeide hij. „Als we niet binnen de eilan
den waren, zou ik zeggen, dat er zo'n
nieuwerwets schip aankomt, dat ze ge
bruiken voor de vaart op de Oostzee.
Maar, dat kan toch niet hier op de wad
den. Kijk jij ook eens. Jan".
Jan tuurde, de hand boven de ogen.
„Er is geen twijfel mogelijk", zei hij.
,,Het is een fluitschip. Kijk, je kunt dui
delijk drie masten zien en van achteren
is het hoog gebouwd".
„En van voren rond", vulde Hotse aan.;
„Nu, dat zal ons hier niet veel kwaad
doen. Maar 't wordt toch onze tijd".
„Kunnen we 't niet wagen, een van
die schepen aan te vallen?" vroeg Jan.
Hotse schudde het hoofd. „De kansen
zijn te ongelijk", zei hij. „De overmacht
is te groot. We moeten deze keer ons
uit de voeten maken, 'k Wou maar, dat
we wat meer proviand aan boord had
den. Enfin daar is niets aan te doen".
„We moeten de riem maar een beetje
dichter aanhalen", zei Jan. „Er zal wel
niet anders op zitten".
„Roep de matrozen", beval Hotse.
Weldra werd het anker opgehaald. De
wind was omgelopen naar het oosten.
„We treffen het", zei Hotse. „We kun
nen vlak voor de wind af".
„Zou er genoeg water weggaan?"
„'t Zal niet te ruim wezen met deze
wind.! Maar wij kunnen er nog wel
over".
«»»««~«»»«M»MSIEBM»imi8li«6K^
- JJ,IJL«ij,u,ij.V..«ai
i!,.