EiiAriDEn niEuws
Overdenking
Vrouwenpolder
als bedevaartplaats
JBUITER
Zeeuwse wandelingen
Nu is er
Wigran Super
Tegen kamille
BUIJSSE
in
wintergranen
Orgelconcert in de
Ned. Herv. kerk
te Oude Tonge
2e blad
Vrijdag 26 maart 1971
No. 3973
P. NELISSE
uit de
Heilige Schrift
N r
Wigran Super een Orga-Produkt
muur, kleefkruid, zwaluwtong
en veelknopigen
Spuiten kort na de winter
vanaf het 4 - 5 bladstadium
tot In het ultstoelingsstadium
van het gewas met 6 l/ha
\jw Modehuis
OOK VOOR
GRAMMOFOON-
J. ZANDSTRA
SOMMELSDIJK
Een nieuw scholenverband -^
Fusie en vervlakking
Onlangs werd me ter hand gesteld
een brochure, getiteld: „Over de Orga
nisatie van het Gereformeerd Onder-
^k", geschreven in opdracht van het
Verband van Scholen van Gerefor
meerde Belijdenis" door IJ. Jacobs, pen
ningmeester van genoemd Verband. Mij
js weliswaar niet verzocht in deze ru-
brieic aandacht aan de brochure te be
steden, maar ik kan me ook niet voor
stellen' dat daartegen bezwaren bestaan.
Integendeel, want de brochure is juist
bedoeld om meer bekendheid te geven
aan het bestaan van dit nieuwe Ver
band van Scholen. Dat blijkt al uit de
eerste zin: „Dit geschrift wil een plei
dooi zijn voor de wenselijkheid, zo niet
de noodzakelijkheid van de gerefor
meerde school en als consequentie daar
van ook van een eigen gereformeerde
scholenorganisatie, waarin de besturen
zich verenigen om gezamenlijk het be
staan dezer scholen te verdedigen en de
belangen te behartigen".
Het „Verband van Scholen van Gere
formeerde Belijdenis" (in het vervolg
afgekort als V.S.G.B.i) bestaat nog niet
Ijng sinds 1969. Maar uit dit boekje
valt te leren dat het toch een lange
voorgeschiedenis heeft gehad. Er waren
namelijk tot 1968 drie organisaties van
Protestant-Christelijke Scholen voor
Lager Onderwijs. In de eerste plaats de
„Vereniging voor Christelijk Nationaal
Schoolonderwijs" (C.N.S.) opgericht in
1860; vervolgens de „Vereniging voor
Gereformeerd Schoolonderwijs", later
onder de naam „Gereformeerd School-
verband" (G.S.V.j; en tenslotte de „Ver
eniging voor Christelijk Volksonderwijs"
(V.C.O.), opgericht in 1890.
Maar we leven in een tijd van fusies
en ook deze organisaties zijn gefuseerd.:
In 1968 zijn deze drie verenigingen op
geheven en is in de plaats daarvan op
gericht de „Vereniging voor Protestants
Christelijk Kleuter- en Basisonderwijs"
(P.C.K.B.O.) Verschillende onderwijs
mensen waren echter niet gelukkig met
deze fusie en daarom is als voortzetting
van G.S.V. opgericht het bovengenoem
de V.S.G.B.
De eerste vraag die opkomt is natuur
lijk deze: Is er iets tegen dat organisa
ties, die alle hetzelfde doel nastreven,
samensmelten? In principe uiteraard
niet. Er is al zoveel verdeeldheid, dat
eenheid alleen maar toe te juichen is.
Bundeling van krachten is in deze tijd
een eerste vereiste. Dat was dan ook
het hoofdmotief voor de fusie van de
drie bestaande organisaties. Daarbij
liwam nog een motief van praktische
aard,, De overheid kan de wens te ken
nen geven te willen spreken met HET
protestants - christelijk onderwijs. Tot
welke van de drie organisaties zou ze
zich dan moeten wenden? Dan moet er
één adres zijn. Omgekeerd kan het no
dig zijn, dat het protestants-christelijk
ondei-wijs bepaalde problemen voorlegt
aan de overheid. Welke van de drie or
ganisaties moet dan namens de andere
twee optreden?
IVIen voelt het aan, om organisatori-
LANDBOtJW
MECHANISATIEBEDRIJF
TEL. (01875) 216
>fIEUWE-TONGE
sche en praktische redenen is het be
ter dat er één organisatie is, die het hele
chr. lager onderwijs bestrijkt. Maar
dat moet dan ook kunnen.
En dat laatste is het nu, wat de men
sen van het V.S.G.B. heeft bewogen tot
oprichting van een afzonderlijke organi
satie, of liever, tot voortzetting van het
oude G.S.V. Hun bezwaar tegen de fusie
is, dat men de eenheid gezocht heeft op
een veel te brede basis, namelijk met
loslating van de reformatorische grond
slag. Het eigen gereformeerde beginsel
is ingeruild voor een algemeen vaag
christelijk principe, dat eigenlijk niets
verschilt van het principe van de oude
vrijzinnigheid van de vorige eeuw. En
zo weerspiegelt de nieuwe eenheidsor
ganisatie de vervlakking van het chris
telijk onderwijs over de hele linie. De
schrijver van bovengenoemde brochure
zegt hierover onder meer: „Wat, tot in
de kerk, geleerd wordt over de Heilige
Schrift als een menselijk boek vol fou
ten en gebreken, dringt overal door. De
evolutieleer vindt allerwegen gretig ge
hoor. Zo zijn de eerste hoofdstukken van
Genesis mythen. Een paradijs aan het
begin van de mensheidsgeschiedenis,
Adam en Eva, een tijd waarin de mens
leefde zonder zonde, een zondeval door
moedwillige ongehoorzaamheid van on
ze eerste voorouders, het is er allemaal
niet geweest, hoe duidelijk de Schrift er
ook over spreekt Hel en hemel
liggen aan deze zijde van de horizon.
Hier verliest het lijden en sterven van
de Heiland elke betekenis".
Het V.S.G.B. wil met de nieuwe orga
nisatie bereiken dat de scholen met een
reformatorische grondslag niet veran
deren in scholen waar nog slechts een
algemeen wazige christelijkheid wordt
geleerd, Daaronn wil het waarschuwen
tegen de vervlakking van het onderwijs
en tegelijk leiding geven en voorlichten,
daarbij uitgaande van Gods onfeilbaar
Woord en de belijdenisgeschriften van
de kerk der Reformatie. Ik dacht dat dit
streven ons aller instemming en steun
verdient. Wie er meer van wil weten,
vrage de brochure aan bij het secretari
aat: Hoofdweg 57, Harkstede (Gr.). Wie
het Verband wU steunen, kan dit doen
door een gift te storten op gironummer
16 53 00 t.n.v. IJ.i Jacobs, Stevinstraat 70,
Scheveningen (met vermelding van: t.g.
V. V.S.G.B.).
WAARNEMER.
Zij hebben Myn klederen onder
zich verdeeld, en over Mijn kle
ding hebben zij het lot geworpen.
Johannes 19 24.
De Heere was aan het kruishout ge
hangen. Dè Romeinse krijgsknechten
hebben hun werk gedaan. Nu valt hun
naar gebruik het recht toe de klederen
te ontvangen van de gekruiste. Zij delen
Zijn kleding en werpen het lot over de
rok zonder naad.
Denk eens wat dat voor Jezus ge
weest is. Voor Zijn ogen 'werden Zijn
klederen verdeeld nadat men Hem te
schande gemaakt had voor de hele we
reld. Hoe pijnlijk is het voor de achter
geblevenen waimeer de klederen van
een lieve bloedverwant moeten worden
verdeeld. Met zorg kiest men de perso
nen aan wie men ze geven zal. Het ge
voel grijpt ons aan. Het is onherroepe
lijk voorbij. Nooit keert hij weer terug.
Wat een weemoed kan het hart vervul-
len*
Maar wat moet het dan geweest zijn
voor de zoon des mensen die wist hoe
wij aan die klederen gekomen zijn. Wij
moeten dan terug naar het Paradijs. Na
onze ongehoorzaamheid aan God voel
den wij naar ziel en lichaam naakt te
staan voor God.
Wij trachtten ons te verbergen voor
het rechtvaardig oog van Hem wiens
toorn -wii hadden opgewekt. Toen Hij
ons zocht hebben wij onze ziel trachten
te bedekken met verontschuldigingen
en ons lichaam met vijgebladeren. Toen
heeft God hoewel Hij ons voor eeuwig
te schande had kunnen maken naar de
ziel getroost en ons verkleumde leven
verwarmd met Zijn Goddelijke beloften
van verlossing en onze lichamen be
kleed met deugdelijke kleding. Dat heeft
God gedaan. Daar was Jezus zich ten
volle van bewust. En nu, dit hebben de
krijgsknechten gedaan. Dit hebben wij
mensen gedaan. Dit hebben wi] gedaan.
Dit heb ik gedaan.
Schrille tegenstelling.
Bij onze val was het voorgoed gedaan.
Het oordeel trad in toen wij Gods wet
verbraken. En niemand kan God van
onrecht beschuldigen. Toen kw^am God
en sprak van genade en ontferming
door de overwinning van het vrouwen
zaad op de slang.i Wij waren schuldig en
Hij hield ons onschuldig. Wij moesten
te schande worden en Hij deed het niet.
Jezus Christus was onschuldig en Hij
werd schuldig gesteld. Hij moest met eer
en heerlijkheid gekroond worden en Hij
werd te schande gemaakt.
Nu waren die krijgsknechten maar
blinde heidenen. Zij gaven zich nauwe
lijks rekenschap van hun daden.
Het was zo het gebruik van die dagen.
Zij hadden er nog een zeker recht toe.
Maar wij weten de gehele geschiedenis.
Ons is van jongsaf het evangelie ver
kondigd. En juist ook bij ons vindt God
de ondergrond van deze klederverdeling
duizendmaal in ons leven terug.
Hoe menigmaal doen wij alsof Hij
dood is. Wanneer het kleed van Chris
tus (Zijn Woord dat op de aarde af
hangt) tot ons komt en ons leven raakt.
Hoeveel liefdevolle vermaningen sloe
gen wij in de wind. Hoe dikwijls stelden
wij niet ons genoegen boven de eer van
Zijn Naam. Hoe dikwijls hebben wij
Hem te schande gemaakt voor de we
reld als wij Zijn klederen verdeelden,
dat is: Zijn Woord verachten en deden
wat kwaad was in Zijn ogen. Klinkt
dan niet die zelfde gezindheid des har
ten daar in door: „Wij willen geen last
meer van Hem hebben, wij maken zelf
de dienst uit „Is het niet tot diepe onte
ring van Jezus als men Hem Zijn macht
ontneemt en niet meer in Hem ziet dan
een voorbeeldig mens? Is het niet een
spotten met Zijn diepste lijden wanneer
men niet weten wil van een verzoening
van doodschuldige zondaren met God
alleen door Zijn gehoorzaamheid en bit
ter lijden? Wanneer men zegt dat in de
mens nog krachten zijn die ons met een
kleed der gerechtigheid kunnen bedek
ken waarmee wij voor God kunnen be
staan? Kortom, wanneer wij om welke
reden dan ook weigeren te bekennen dat
wij ellendige en voor God verwerpe
lijke zondaren zijn die hun redding al
leen zoeken in wat God voor ons ge
daan heeft?
Maar gezegend is hij wiens oog druipt
tot God.i Die zijn zonden leert zien. Die
met hete tranen gaat bewenen: „ik, ik
heb tegen U gezondigd. Ik heb U ont
eerd. Ik heb U te schande gemaakt. O
Heere, waarom verwerpt U mij niet?
Waarom mag ik nog leven onder Uw
Woord?" Zie voor u geldt het: Uw- ver
werping is op Hem gevallen. Uw schan
de heeft Hij willen dragen. Nu mag u
met eerbare kleding gekleed gaan in
Zijn gunst. En uw ziel zal bedekt zijn
onder de mantel van Zijn gerechtigheid
als had u nooit zonde gekend noch ge
daan.
Straks leidt men haar in statie
uit haar woning
in kleding, rijk gestikt,
tot haren Koning;
zo treedt zij voort met al de
maagdenstoet,
die haar verzelt, U vrolijk tegemoet.
Zij zullen blij, geleid met
lofgezangen,
de vreugde voên, die afstraalt
van haar wangen,
tot zij, waar elk gewaagt van
hare lof,
ter bruiloft treên in 't
koninklijke hof.
Vlaardingen.
L. Huisman.
De wonderbaarlijke geschiedenis van
het schilderijtje te Vrouwenpolder werd
spoedig alom bekend, niet alleen in
Walcheren en Zeeland, maar zelfs tot
ver over de grenzen.
Er werd besloten dat één keer per
jaar op de dag van Maria Hemelvaart
(15 augustus) de gewijde beeltenis door
het dorp ert de omtrek zou gedragen
worden. Van heinde en ver stroomden
de gelovigen sam.en om deze processie
bij te wonen.
Zeelieden uit Spanje en Portugal,
Frankrijk en Engeland hadden ervan
gehoord. Bij stormen en andere zeege-
varen riepen ze Onze Lieve Vrouwe van
de Polder aan. En waren ze veilig de
haven binnen, dan lieten ze niet na Ma
ria te danken en met geschenken te ver
eren. „Le Polder a fait grand miracle"
werd een gevleugeld woord onder de
schepelingen.
Niemand die Vrouwenpolder bezocht
om de plechtige „ommeghanck" op 10
augustus bij te wonen of die op een
andere datum een pelgrimstocht hier
heen maakte, kwam met lege handen.
De keilc werd erdoor verrijkt en bezat
later 130 gemeten land en 10 gemeten
boomgaard (1 gemet is 40 are).
Bezoek van vorsten.
Niet alleen onbekende varenslieden en
eenvoudige landbouwers togen hierheen
ter aanbidding, ook op vorsten heeft
Maria teder neergeblikt.
In 1416 was Keizer Sigismund (de be
kende keizer die Johannes Huss heeft
laten verbranden) op zee. Hij kwam uit
Engeland en was vergezeld van onze
graaf Willem VI (de vader van Jacoba
van Beieren). Het weer was slecht en
tegenwind belemmerde de terugreis.
Daar vertelde een der Zeeuwse edelen
aim
(Filips van Borselen van Cortgene) hem
van de mirakelen van Vrouwenpolder.^
Toen de keizer dit hoorde, beloofde hij
geen vlees te zullen eten noch wijn te
drinken, aleer hij een pelgrimage naar
de Polder had gedaan.
„Ende Godt, die aller dinghen magch-
tich is, voechde den wint alsoo, dat die
Keyser ende de Grave van Zeelandt 't
schepe ginghen ende voeren binnen 24
uyren in Zeelandt".
Vergezeld van een rijke edelstoet gin
gen ze naar 't eenvoudige kerkje „Godt
ende sijnè gebenedijde moeder danken
voor de voorspoedige overtocht.
Ook de bekende graaf Filips van
Bourgondië (Filips de Goede) is er ge
weest. Tijdens de zware storm van 15
november 1437 was hij in Middelburg.
Getroffen door het noodweer en het
grote gevaar dat Walcheren bedreigde,
beloofde hij een bedevaart te doen naar
Poire (Polrekerk) zoals het wel genoemd
werd. Hij volbracht zijn belofte, als
dankoffer meebrengend een kaars van
meer dan honderd pond.
De Kerkhervorming.
Voor beeldenstorm en kerkvezTvoes-
ting is Vrouwenpolder in het jaar 1566
gespaard gebleven. Deze gruwelen kwa
men pas zes jaar later, toen Vlissingen
en een maand later Veere niets meer
van de tirannie van Alva moesten heb
ben en ook het platteland van Walche
ren de zijde van de Prins koos.
Het beroemde kerkje werd verwoest,
alleen de muren bleven gedeeltelijk
staan. Langzamerhand gingen de bewo
ners tot de Gereformeerde kerk over. In
Vrouwenpolder ging dat niet zo vlug als
in de andere dorpen: het bezoek der
pelgrims had veel geldelijk voordeel
gebracht en dat was nu alles voorbij.
Een kwarteeuw later wordt er in de
notulen van een classisvergadering nog
geklaagd over pauselijke superstitie
bijgeloof). Maar er komen steeds meer
gelovigen, die eerst in een huis of schuur
vergaderen, maar in 1624 een kerk krij
gen, die verrijst op de plaats van de
vorige en nog bestaat.
Waar is het schilderijtje?
Toen een bende beeldtorekers uit Vee
re de kerk verwoestten,' is het beroem
de schilderijtje op het kerkhof rond de
kerk terechtgekomen. Een zekere par-
duyn heeft het daar gevonden en voor
een koppel schapen losgekocht uit de
handen van de plunderaars. Later komt
het in bezit van diens kleindochter juf
frouw Hacco uit Veere en verhuist van
hier naar Brugge.
Ongeveer 40 jaar geleden heeft rnen
het hier ontdekt, het was toen het eigen
dom van baron de Calcoen. Na veel
moeite heeft men de eigenaar kunnen
overhalen het af te staan aan de r.k.
kerk te Middelburg. De hoogbejaarde
baron met zijn familieleden zijn toen
naar Middelburg gekomeri om van de
overbrenging getuige te zijn (1931).
Bij het bomlbardement van 17 mei 1940
Kerk en dorpsstraai vaü VroiivveHpolder.
is de kerk totaal verwoest, maar de pas
toor heeft de schilderij kunnen redden.
Het is een olieverfschilderij van onge
veer 35 bij 50 cm. Maria met blozend
gelaat en blauw opperkleed vouwt de
handen om te bidden. Algemeen ver
moedt men dat dit schilderstuk dateert
van omstreeks 1540. Het miraculeuze
schilderijtje uit de legende van de 14e
eeuw kan het dus niet zijn. Waar dit ge
bleven is weten we niet, als het ten
minste ooit bestaan heeft.
Maar het schijnt wel zeker te zijn dat
deze nog bestaande Maria-beeltenis in
derdaad in de kerk van Vrouwenpolder
gehangen heeift. Het hangt nu in een
zijkapel van de nieuw gebouwde r.k.
kerk te Middelburg.
Het wapen der gemeente Vrouwen
polder: Maria met het kindeke Jezus op
de arm, herinnert nog aan middeleeuws
bijgeloof (Vrouwenpolder is nu geen
zelfstandige gemeente meer, het behoort
bij de gemeente Veere) ,i
Middelbutig.
L. van Wallenburg.
Op zaterdag 27 maart a.s. komt in de
Ned. Herv. Kerk te Oude Tonge op ver
zoek van de Stichting Kerkconcerten
Goeree en Overflakkee een orgelconcert
geven Piet Post, organist van de Grote
Kerk te Leeuwarden. Piet Post studeer
de aan het Amsterdams Conservatorium
hoofdvak orgel bij dr. Anthon van der
Horst en verkreeg daar in 1945 het eind
diploma. Hierna is hij enkele jaren or
ganist geweest van de Grote Kerk te
Breda en sedert 1949 als organist ver
bonden aan de Grote Kerk te Leeuwar
den. Behalve in ons land concerteerde
hij in België, West-Duitsland en Tsjecho
-Slowakije, terwijl hij verschillende
werken gecomponeerd heeft voor orgel,
piano, koor, solozang en beiaard. Het
concert dat hij voor ons hoopt te spelen,
opent met een preludium en fuga in d
van Joh. Seb. Bach. Vervolgens staat op
NATUURLIJK BIJ
MIDDELHAKNIS
het programma een voorspel en koraal
van Joh. Pachebel, waarna Piet Post,
na nog enkele andere komposities ge
speeld te hebben, het concert hoopt te
beëindigen met 2 werken van hemzelf.i
De aanvang van het concert is gesteld
op 8 uur 's avonds. Prijs 2,
y_E R V o L G V E R H A A
HOTSE HIDDES
door Sibe van Aangium
32
.Hij zag dichtbij een boerderij. Wieger
Smg het erf op en spoedig had hij een
schop gevonden. Nu groef hij een kuil
sn legde daarin zijn gesneuvelde mak
kers. Juist wilde hij de kuil dichtwer-
Pen, toen hij een viertal mannen be-
nierkte. Onverschrokken trad Wieger op
hen toe.
•'Wie zijn jullie?" vroeg hij.
„Wieger!" Blij klonk de uitroep. Het
Waren de vier ontkomen geuzen. Ze
«aren teruggekeerd om te zien, wat er
van hun makkers geworden was. Droef
staarden de mannen in de groeve.
^lechts vaag konden ze in de duisternis
onderscheiden.
„Een ontzettende nacht!" verbrak
Wieger de stüte.
tp"^^ we hebben vreselijk gevoch-
J=n zei een der mannen. „Maar de
jWermacht was te groot. Is Hotse ook
gevangen?"
..Ik weet het niet", antwoordde Wie
ger. „Ik ben onmiddellijk weggerend om
jullie te helpen. Wat er van Hotse en
de anderen geworden is, weet ik niet".i
„Maar dan moeten we hem gaan op
zoeken", zei een der mannen.
„We moeten eerst onze makkers een
eerlijke begrafenis geven", antwoordde
Wieger.
Ze wierpen thans de kuil dicht. „God
zij h\inne zielen genadig", zei Rooie
Wieger.
„Amen", antwoordden de mannen,
terwijl ze de muts van het hoofd na
men.
Dan snelden ze terug naar het kloos
ter. Dichtbij gekomen bleven ze staan.
„Voorzichtig, jongens", fluisterde
Wieger. „Ik zal dichterbij sluipen. Blijf
jullie staan".
Wieger sloop naderbij, 't Was een
grote verwarring om het klooster. De
Spaanse soldaten liepen door elkaar.
Juist kwam een patrouille terug. Wie
ger sloop nog dichterbij. Nu kon hij dui
delijk alles horen.
„Wel?" vroeg de kapitein.i
„Het is vergeefs", antwoordde de aan
voerder van de patrouille. „Ze zijn ont
komen. Hadden we maar paarden!"
„Allemaal weg! En met de paarden en
wagens. Een onvergeeflijke stommiteit".
„Gelukkig, dat we de wagens nog leeg
gemaakt hadden", merkte de luitenant
op. De kapitein verwaardigde hem geen
antwoord.
Wieger wist echter genoeg. Hij snelde
terug naar zijn makkers. „Ze zijn alle
maal ontkomen", fluisterde hij blij.
„Met de paarden en de wagens. Nu
moeten wij ook zien, dat we in Wierum
komen".
„Als de Spanjaarden verstandig zijn,
hebben ze de dijk bezet", zei een der
mannen.
„Ja", antwoordde Wieger. ,,'t Is te
hopen, dat ze niet zo verstandig zijn. We
moeten 't in elk geval proberen. Op stap
jongens! 't Is nu nog donker".
Zwijgend werd de terugtocht vol
bracht, 't Was een droeve tocht. Er werd
niet veel gesproken. Vóór Wierum ont
moetten ze niemand.
„En nu voorzichtig", zei Wieger, toen
ze aan de dijk gekomen waren. „Laat
mij eerste eens poolshoogte nemen". Hij
kroop tegen de dijk op. Nauwelijks ach
ter had hij 't hoofd boven de dijk ge
stoken of hij holde weer naar beneden,
„'t Is verkeken, jongens", zei hij. „De
dijk is bezet. Ik hoorde ze spreken".
,,Weet je zeker, dat het Spanjaarden
waren?"
„Hollanders zullen wel geen Spaans
spreken", bromde Wieger.' „Maar wat
nu? We kunnen ons schip niet bereiken"
Een tijdlang zaten ze gehurkt tegen
de dijk, besluiteloos, 't Werd al later.
Weldra zou de nieuwe dag aanbreken.
Reeds werd het lichter in het oosten.
„We moeten ons vandaag verbergen",
zei Rooie Wieger. „En dan zien, dat we
morgennacht wegkomen".
Zouden we niet proberen of -we van
daag ons schip weer vinden?" stelde
een der mannen voor.i
Wieger trok de schouders op. „'t
Wordt al licht", zeide hij. „En ik ver
moed, dat de Spanjaard de hele dijk
zal bewaken. Willen we aan boord ko
men, dan moeten we 't wel in donker
doen. Hadden we geweten, dat de dijk
bezet was, dan hadden we direct naar
Paesens moeten gaan. 'k Hoop maar, dat
Hotse verstandiger is geweest dan wij
en dat hij ontkomen is met onze mak
kers. Komt mannen, we gaan".
Wieger richtte zich op. „Daar heb je
ze al", riep hij plotseling. In de verte
zagen ze een troep Spaanse soldaten
aankomen.
„We kunnen die kant niet meer uit",
zei Wieger. „Dan 't dorp maar in. Mo
gelijk vinden we bij een boer een plaats
je in 't hooi, waar we vandaag kunnen
slapen".
Even buiten 't dorp vonden ze inder
daad een boer, die hen gastvrij opnam.
Vooral toen ze heimelijk lieten door
schemeren, dat zij door de Spanjaarden
gezocht werden, werd de boer gul. Ze
vonden een plaatsje in het hooi en slie
pen tot aan de middag toe. Toen bracht
de boer hen zelf een dik bord snert met
spek.i
„Jullie bent hier veilig", zei de boer.
„Ik heb maar een klein bedrijfje, dat ik
alleen beredder. Mensen komen hier
zelden".
Het eten smaakte hen lekker. „Nu
moeten we toch eigenlijk weten of de
dijk nog bezet is", zei Rooie Wieger, „of
dat de Spanjaarden reeds zijn afgetrok
ken. In dat geval kunnen we proberen
of we ons schip kunnen bereiken. Een
van ons moet er op uit".
„Jij niet", viel een der mannen in. „Jij
bent te gauw herkenbaar. Laat mij gaan.
Ik lijk echt op een Wierumer visser".
„Je hebt gelijk. Harm", antwoordde
Wieger. „Ga jij maar. Ik hoef je niet te
vertellen, wat je moet trachten gewaar
te worden. We moeten zoveel mogelijk
zien te weten te komen".
„Laat dat maar aan mij over", zei
Harm. „Ik kom terug met voldoende
gegevens, of ik keer helemaal niet te
rug., De Spanjolen zullen me niet ge
vangen nemen".
Na een paar uur kwam Harm terug.
„De Spanjolen houden de hele dijk be
zet, van hier tot Oostmahorn. Vannacht
lagen ze hier alleen bij Wierum. Maar
vanmorgen hebben ze overal posten
uitgezet. En ook nog een eind West
waarts. Verder zw^erven vele patroilles
over de wegen. We zitten in de val. Ook
zijn er drie Spaanse schepen op 't wad.
Hotse is ze echter ontkomen. Vanmor
gen lag hij hier nog. Maar tegen elven
doemden de schepen op. Ze konden Hot
se echter niet krijgen, omdat hij minder
diepgang heeft".
„Verwenst", bromde Rooie Wieger,
„daar zitten we ook lelijk mee. Waar
kwamen die schepen zo gauw van
daan?"
„Ze lagen op Oostmahorn", zei Harm.
„Sedert wij deze zomer Claerkamp ver
woest hebben, is de bewaking veel
scherper geworden".
„Toch moeten we zien, dat we ons
schip bereiken.1 Mogelijk
„Er is nog een. mogelijkheid", viel
Harm hem in de rede. Onder Modder
gat ligt het scheepje van Sibe Douwesz.
Ik heb hem gesproken. Vannacht om
twee uur moeten we varen. Hij is vrij
gezel en gaat met ons mee. We kunnen
er wel niet de Noordzee mee op. Maar
dat is ook niet nodig. En als het wel
nodig Is, nu dan wagen we het".
De mannen zagen Harm bewonderend
aan. „Hoe heb je dat toch alles klaar
gespeeld in een paar uur tijd?" vroeg
Wieger.
Harm lachte. „Dat is mijn geheim.
Maar je ziet, dat je aan mij een goede
verspieder hebt".
„Ik geloof het ook", antwoordde Wie
ger. „Wat heb je vroeger eigenlijk ge
daan. Harm.
„Ik ben altijd visserman geweest.
Mijn vader en moeder woonden in Zout-
kamp.i Maar 'k heb in deze buurten ook
veel gevaren".
(Wordt vervolgd)