l EiuvriDEn - niEUWs Dreischor zoals het was Overdenking ZEISS DE VRIJBUITER Zeeuwse wandelingen C KIEVIT êt Zn. 2e blad Vrijdag 19 februari 1971 No. 3963 i^ it P. MELISSE uit de Heilige Schrift J. KEyVELAAR Centrale Verwarming IS Ï03 Priesters gevraagd Wat is het probleem? Vissen in troebel water Priesters gevraagd! Misschien denkt u bij deze oproep aan een alitie binnen de RK. Kerk met liet doel jonge men sen te animeren voor het priesterambt. Maar nee, de vraag naar priesters komt uit een andere hoek, namelijk van het moderamen van de provinciale kerk vergadering van de Hervormde Kerk in Friesland. Aan de kritische aktiegroep Septuagint, die gevormd wordt door uiteraard zeer linkse „geestelijken" van roomse en reformatorische zijde, heeft men verzocht opgave te doen van de priesters die geschikt en bereid zijn om in hervormde kerkdiensten voor te gaan., Gedacht wordt voornamelijk aan die priesters, die in het huwelijk zijn ge treden en daardoor in hun eigen kerk niet meer of voorlopig niet de mogelijk heid hebben Woord en Sacrament te bedienen. Het is toch eigenlijk wel ver gekomen! De Hervormde Kerk in Friesland, van ouds een confessioneel bolwerk, zit met een schrijnend predikantentekort. En om dat tekort wat op te vullen kijkt men uit naar eventuele priesters, die wegens huwelijk in moeilijkheden zijn geraakt binnen hun eigen kerk en die misschien genegen zijn oecumenische hand- en spandiensten te verlenenMag men het moderamen geloven, dan zit achter hun aanvraag de suggestie van vele kerkeraden die geen mogelijkheden meer zien om voorziening te krijgen in de dienst des Woords. Dat pleit niet voor het reformatorisch gehalte van die vele Friese broeders (en wellicht ook zusters!) Want wanneer men als ouder lingen en diakenen te waken heeft voor de reine prediking van het Evangelie, dan zou men toch de verkondigers van dat Evangelie niet gaan zoeken onder de bedienaars van de Mis, die een ver loochening van dat Evangelie is? Of zouden de Friese ambtsdragers Zondag 30 van de Heidelbergse Catechismus niet meer kennen? Het moderamen van de Provinciale Kerk Vergadering van Friesland gaat ook niet vrijuit.. Immers, dat had een waarschuwing moeten doen uitgaan naar die kerkeraden, die blijkbaar over alle vragen rondom het ambt zijn heen- gestapt, en het onderscheid niet meer zien tussen een dienaar van het Evan gelie en een mispriesterMaar ik vrees, dat ook het moderamen allang over de verschillen tussen Rome en de Reformatie heen is. En wanneer de ambtsdragers en de meerdere vergade ringen der kerk al zó ver zijn, wat moet men dan nog van het kerkvolk ver wachten? Of zouden de schapen mis schien beter kunnen onderscheiden dan de herders? Prof Dr. G. P. van Itterzon, die niet gewend is in zulke situaties een blad voor zijn mond te nemen, heeft in het „Hervormd Weekblad" van 4 febr. scherpe dingen gezegd over deze kwes tie Hij herinnert aan de vroegere R.K. bestrijding van Maarten Luther. Tot voor kort werd in Roomse geschie denisboeken altijd gesuggereerd dat Lu ther zich niet in een geloofscrisis be vond, maar dat hij alleen maar wilde trouwenVan Itterzon heeft dit al tijd een vreemd argument gevonden.. Waarom zou Luther dan nog acht jaar tiebben gewacht om in het huwelijks bootje te stappen? „Het is deze vroege re R.K, bestrijding van Luther", zo gaat Van Itterzon verder, „die mijn ogen heeft geopend voor de R.K. problema tiek van nu. Waarom leven ze in span ning met het beleid van de paus? Om de reclitvaardiging van de zondaar door het geloof in Jezus Christus alléén? Was het maar waar! Maar tot nu toe gonst het in radio, televisie en pers (speciaal in de Rooms-Katholieke!) van priesters, die uittreden omdat ze willen trouwen... Men versta mij niet verkeerd. Persoon- hjk heb ik er geen enkel bezwaar tegen als priesters willen trouwenMaar wel mag worden gesteld dat het de vraag is, of een R.K. priester, die alleen maar trouwen wil, daardoor voor de protestantse eredienst acceptabel, wer kelijk aanvaardbaar, is geworden. Hij is toch gewoon R.K. gebleven? Zo schui ven we op naar de vraag, of het om het even is, of een getrouwde R.K. priester in een Hervormde kerkdienst preekt of een Hervormde predikant. Soms ben ik geneigd om volmondig te zeggen, dat er geen enkel wezenlijk verschil is, want dat ze beiden vierkant links en theolo gisch 19de eeuws vrijzinnig zijn". Een week later, in het nummer van 11 februari is Prof. Van Itterzon nog eens met deze zaak bezig geweest.. Mag ik nog één citaat doorgeven? „Warmeer nu het moderamen van een provinciale kerkvergadering van een protestantse kerk zich in dit conflict (namelijk tussen de R.K. kerkelijke lei ders en de gehuwde priesters) mengt door aan een kritische groepering van zulke gehuwde priesters een brief te schrijven, met de bedoeling de moge lijkheid te onderzoeken om hen in Her vormde kerkdiensten te laten voorgaan, heeft dit er alle schijn van, dat wij be zig zijn in troebel water te vissen. Geen wonder dat de R.K. bisschop van Gro ningen verbaasd was, toen hij een en ander van die brief vernam. Wij hebben m.i. als Hervormde Kerk een treurig fi guur geslagen, door ons in binnenker kelijke onenigheid in de R.K. kerk te mengen, en dit kennelijk buiten de R.K. leiding van de bisschop om. Het zou LANDBOUW MECHANISATIEBEDEIJF TEL. (018T5) 216 NIEUWE-TONGE m.i. de P.K.iV. van Friesland niet mis staan, als zij aan de bisschop hiervoor de nodige ernstige verontschuldigingen aanbood". Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Alleen dit, dat het de P.K.V. van Fries land óók niet zou ontsieren wanneer zij van deze heilloze weg terugkeerde en dan met schuldbelijdenis aan het enige Hoofd en aan de enige Bisschop van Zijn Kerk, Jezus Christus. „Verzoen de zwa re schuld, die ons met schrik vervult". Maar dat past niet alleen de P.K.V. van Friesland, dat past ieder van ons WAARNEMER. Dit boekje met 120 foto's van oude ansichten is afkomstig van Uitgeverij Steengracht te Zierikzee, evenals een soortgelijk boek over Zierikzee dat ik een paar maanden geleden heb bespro ken. Beide zijn samengesteld door J. L. Braber en C. P. Pols. Op de omslag staat het wapen van Dreischor: drie schapen op drie schorren,. Bij een kaart uit 1866 van de Dreischor-polder staat: „Drei schor betekent mogelijk droge schor". Ik heb altijd gelezen dat de naam eenvou dig betekent drie schorren, zoals het wa pen ook aangeeft. Ik kwam zelfs de na men ervan tegen: Boldert, Maye en Sir- jansland. Door het ontstaan van het Dijkwater is de laatstgenoemde plaats van het eigenlijke Dreischor afgeschei den. Behalve ansichten zijn er ook een paar afdrukken opgenomen van schil derijen van het oude kasteel Winden burg. Nu is er niets meer van over, in 1837 zijn de overblijfsels verkocht voor de sloop. In die tijd was er nog geen „Monumentenzorg" om oude gebouwen in stand te houden, er heerste een ware breekwoede. De grachten zijn gedempt en de plaats van het slot werd een ambtsw-oning voor de burgemeester ge bouwd, die inmiddels in particuliere handen is overgegaan. Want Dreischor bestaat niet meer ik bedoel als zelf standige gemeente het behoort sinds 1 jan. 1961 bij de gemeente Brouwers haven. Dat Dreischor nog wel bestaat bewijst dit boekje. Kerk en Ring. Het middelpunt van dit mooie oude dorp is de kerk met de Ring. Een kolos sale kerk, veel te groot voor een plaats van ongeveer 900 inwoners. Oorspron kelijk was het een Roomse kerk, in 1486 waren er wel 6 priesters om de ver schillende altaren te bedienen. Dreischor was vroeger een belangrijke plaats, waarvan de bewoners zo weinig moge lijk afhankelijk wilden zijn van instel lingen buiten de gemeente, ze konden hun eigen boontjes wel doppen! Het was ook een wijkplaats, een toe vluchtsoord voor vervolgden. In 1572 deed het protestantisme zijn intrede en het volgend jaar werd Ro- bertus de Ridder, voorheen pastoor te Oostburg, de eerste predikant,, In de loop der eeuwen is er heel wat aan het kerkgebouw gedokterd en DE WENENDE BORG VOOR JERUZALEIVI. „En als Hy nabij kwam, en de stad zag, weende Hij over haar...." (Luk. 19 41) 'n Machtige aanblik moet dat zijn, Je ruzalem te zien liggen vanaf de Olijf berg! De psalmen zijn er vol van: „Jeruza lem is een stad die wel samengevoegd is". „Schoon van gelegenheid, een vreugde der ganse aarde..." De discipelen, de eenvoudige vissers uit het hoge noorden, zijn er diep van onder de indruk: „Kijk toch eens. Mees ter", zeggen ze „wat een stenen en wat een gebouwen". Maar Jezus ziet deze stad met andere ogen. Want Jeruzalem is niet zómaar een stad, het is de stad van Zijn Vader, de stad des groten Konings! Daar staat de tempel, daar wonen de priesters, daar worden de offers gebracht, daar worden de gebeden opgezonden. Daar woont de Heere temidden van Zijn volk. En alles in die stad en alles in die tempel wijst op Hem. Maleachi heeft er van geprofeteerd: „Snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere, die gijlieden zoektWelnu, hier is Hij. Zingt het nu in Zijn hart: „Jeruzalem, dat Ik bemin, wij treden uwe poorten in"? Ja en nee. Want het gevoel van blijdschap over het zien van de stad wordt overheerst door een gevoel van droefheid om wat dit Jeruzalem zijn moest en wat het niet isHij weent... Dat is niet de eerste keer. Hij heeft geweend aan het graf van Lazarus, staande tegenover de majesteit van de dood. Hij heeft geweend, denkend aan Zijn lijden: „Nu is Mijn ziel ontroerd en wat zal ik zeggen?" En nu weent Hij weer. Niet in stilte en zachtjes voor Zich heen, maar met luide snikken. Net als Jeremia, die ook eenmaal- heeft geweend over zijn volk en zijn stad: „Och dat mijn hoofd water ware en mijn oogleden een pringader van tranen En toch hier weent Iemand anders dan Jeremia. Hier is een andere droef heid dan menselijke. Weent Jezus dan misschien bij de ge dachte aan Zijn naderend lijden en sterven? Nee! Straks zal Hij het zeggen tegen de klaagvrouwen: „Weent niet over Mij Weent Hij dan over de verwoesting van Jeruzalem, die aanstaande is? Och, dat is maar het gevolg.. Hij weent over de oorzaak. Hij weent niet zozeer over de stad. Hij weent over haar inwoners. Over de Hogepriester, die Hem moet afschaduwen. Over de Farizeeërs en Schriftgeleerden, die op de stoel van Mozes zitten. Over de burgers van de stad, die het onderscheid niet kennen tussen hun rechter- en hun linkerhand. Hij weent omdat die stad opgaat in vormendienst en uiterlijk vertoon. Om dat Hij weet dat die stad het Evangelie ongehoorzaam zal zijn. Omdat de stad des vredes de vrede met God niet kent en niet zoekt. Omdat de stad van het Verbond zo trouweloos het Verbond zal verbreken. Wat denkt u, zou Jeruzalem de enige stad zijn w^aarover Jezus weent? Hij weent niet over Babyion of Ninivé, over Tyrus en SidonHij heeft het Zelf gezegd: „Als in die steden die krachten waren geschied, ze zouden zich in zak en as bekeerd hebben..." Nee, Hij weent over de stad van de godsdienst, over de stad van het Ver bond. Waar men beter kon weten. Waar men anders kon doen. Zou Jezus ook niet wenen over onze stad, over ons dorp? Wat zijn hier al een krachten geschied! Wat heeft het I licht van het Evangelie helder gesche- nen! Wat heeft de Heere hier al ge werkt met Zijn Woord en Geest! Zou de Heere niet wenen over al die gezinnen, waar men helemaal niet meer rekent met Zijn Woord, met Zijn dienst, met Zijn Verbond? Over al die jongeren, die het teken van het Verbond dragen, maar zich ner gens meer om bekommeren? Over allen die gedoopt zijn en daar prat op gaan: „Wij zijn immers Abra hams zaad?" Over al die kerkmensen die het zo goed weten wat er gebeuren moet, die zo graag de prediking van het Woord horen en van wie de Heere zeg gen moet: „Dit volk nadert tot Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij"? Hoelang heeft de Heere al over u ge weend? Hoelang heeft de Heere al ver driet van u gehad? Kan dat uw hart niet breken? De Wet kan dat niet de Wet werkt toorn. Maar kan dan het Evangelie van de wenende Borg uw hart niet vermurwen? „Dat Christus weent" zegt de Schotse schrijver Andrew Gray in een preek over deze tekst, „over mensen die nog nooit geweend lriei)ben over zichzelf"? Is daar iemand, die niet kan wenen over z'n zonden? Zoudt u het dan mis schien met uw tranen wülen verdienen? Dat kan niet, de Heere kan niet één traan van ons gebruiken. Er is er maar Eén, Wiens tranen het verdienen kon den, de wenende Borg. En Hij heeft in tenser geweend dan iemand van ons ooit wenen kan. En op grond daarvan verwekt Hij door Zijn Geest die onuitsprekelijlie droefheid naar God, die een onberouwe- lijke bekering werkt tot de zaligheid. Opdat de vrijgekochten des Heeren zouden wederkeren en te Sion, te Jeru zalem zouden komen met gejuich,, En daar worden geen tranen meer ge schreid, want God Zelf zal alle tranen van alle aangezichten afwissen. Oude Tonge. W. van Gorsel. DREISCHOR ZOALS HET WAS. ook verknoeid. Voor de eredienst had men de grote ruimte niet helemaal no dig, een van de twee beuken heeft een tijd dienst gedaan als werkplaats voor een timmerman. Later als schoolgebouw waar tot in 1902 onderwijs werd gege ven. Toen heeft Dreischor een nieuwe school gekregen (no. 51), enige jaren na de stormramp van 1953 vervangen door de nog gebruikte school. Door al deze buiten-kerkelijke func ties en door het kwistig strijken met ce ment had het kerkgebouw wel een op- knapbeurtje nodig. De restauratie van 1959 - 1967 heeft een prachtige kerk aan het dorp opgeleverd. Ook opgeknapt zijn de twee praalgraven van vroegere am bachtsheren: mr. Pieter Mogge en de gebroeders Jan en Cornells Ockerse (49). De kerk is omgeven door een gracht en de straat er omheen heet de Ring. Een toepasselijke naam, want inder daad zo rond als een ring. Op Flakkee komt deze straatnaam rond de kerk ook nog veelvuldig voor. De schrijver Wil lem Enzinck zegt van deze Ring te Dreischor: „Eén van de liefste, aantrek kelijkste plaatsjes die ik op Schouwen- Duiveland leerde kennen, een kleine openbaring". Sommige huizen aan de Ring zijn gemoderniseerd, maar er zijn er ook met trapgeveltjes en in lood ge vatte ruiten. Geen wonder dat zo'n mooi middel punt ruim een vierde deel van de gere produceerde prentbriefkaarten heeft op geëist. Mensen. Eeuwen lang hebben er mensen ge leefd in Dreischor en ze wonen er nog,. De samenstellers hebben heel wat kaar ten met - mensen - er - op afgedrukt. Met soms de namen er bij, op de an- sichtskaart nog kinderen, nu grootva ders en -moeders, velen ervan overle den. In enkele gevallen staan ze netjes in de houding zomaar midden in de straat, onbeweeglijk, want ze willen er allemaal goed opstaan. Of bij een dorsmachine uit 1925 (12), bij een grote boerenschuur met paarden en veulentjes, bij de travalje in de Ring (69), waar de smid de paarden van nieuwe hoef ijzers voorziet. Omstreeks de eeuwwisseling waren er in de ge- by de i^eciaisdxaak ZANDPAD 32 - SUDDELiHAKNIS VERVOLGVERHAAL HOTSE HU)DES door Sibe van Aangium 22 Op de aangegeven tijd lag de „Prin senhof" zo dicht mogelijk onder de wal. Jacob ging met een paar mannen in de Doot. De anderen, die de tocht zouden Meemaken, sprongen over boord, 't Wa ter reikte hen tot aan het middel. Hun Kleren, wapen en munitie droegen ze Doven 't hoofd. Slechts een kleine wacht "leef op het schip achter. Alle lawaai werd vermeden. Spoedig hadden ze de dijk bereikt. ..We moeten paarden hebben", zei Jacob tegen Wieger. ..Ja", antwoordde deze, „maar zoveel paarden kunnen we nooit bij elkaar ^njgen. Gaan jullie nu vooruit, ik zal "et paard bij Jacob Wytzes vandaan halen". Ze gingen onmiddellijk op stap. Wel- Jjra kwam Wièger hen te paard achter- De tocht verliep ongestoord. Was tegen tweeën, toen ze het klooster Claerkamp bereikten.. Op eni ge afstand hielden ze halt. „Nu voor zichtig", zei Jacob. „Ze moeten ons niet bemerken". Alles werd nog eens nauw keurig nagegaan. In het klooster Claerkamp heerste diepe stilte. Behalve de poortwachter waren allen in rust. Plotseling weer klonk een luid kloppen. De poortwach ter schrok op. Hij was verdiept in de lectuur van Augustinus' Confessiones. „Wat zullen we nu beleven?" mom pelde hij. „Welk een rumoer en dat te middernacht. Ik zal eens zien wat dit lawaai betekent". Langzaam schoof hij de dikke foliant, in welke hij verdiept was geweest, ter zijde en ging naar de poort. Weer werd op de deur geklopt. „Ja, ja, ik kom", bromde de poort wachter halfluid. Hij schoof een luikje terzij. Dan vroeg hij: „Wie is daar?" „Doe open, poortwachter", klonk het bevelend. „Dat mag ik niet zonder toestemming van de abt", antwoordde de poortwach ter., „De tijden zijn te onrustig. En..." „Ja, ja, oude. Maar doe open. Er is geen tijd om de abt te roepen, 't Gaat hier om een zaak van leven of dood". „Komt ge voor een kranke?" Jacob werd ongeduldig. Hij wilde een driftig antwoord geven. Maar een van zijn mannen trok hem ter zijde. „Laat mij eens met hem spreken", zei hij. „Ik ken de taal van dat volkje". Daarop zei hij tot de poortwachter: „Ipsum canendo supplices Regem precemur milites Ut in suo clarissimo Nos ordinet palatio!" Verrast luisterde de poortwachter. „Ik bemerk", zei hij, „dat gij de beroemde Fulbertus Carnotensis kent. Maar dit Pinksterlied van de vrome dichter is nu wel minder toepasselijk. Want dit is maar een aards verblijf en wij zijn deemoedige dienstknechten slechts. Maar ik bemerk „Ach, eerwaarde broeder", viel de geus de breedsprakige monnik in de re de, „doe toch open. Er is grote haast. Indien we tijd hadden, zou ik u met de eerwaarde Hildebertus antwoorden: „Vetus hostis in me furit Aquis mersat flammis urit Inde languens et afflictus Tibe soli sum relictus". Maar er is dringende haast". „Wat sta je toch te leuteren", zei Rooie Wieger tegen de geus, die het woord voerde., „We verstaan van jouw Latijn niets". „Hou je stil", beet zijn makker hem toe. „'t Is de enige manier om hem te vangen. Ik ken deze oude poortwach ter heel goed, hoewel hij me gelukkig niet herkent. Hij heeft een zwak voor oude gedichten". De poortwachter scheen te overleggen. Het duurde de geuzen haast te lang. Dan zei hij: „Het is wel tegen het bevel van de abt. Maar jij zult mij niet bedriegen. Ik merk dat je goed thuis bent in de heerlijke liederen onzer kerk en zo iemand kan geen bedrieger zijn". De laatste woorden gingen verloren in het lawaai, dat de grendels veroor zaakten. Het kostte de poortwachter klaarblijkelijk moeite ze terug te schui ven. Nauwelijks echter was dat geschied of de poort werd m.et geweld open ge worpen en Jacob en zijn mannen stort ten zich naar binnen. In een ogenblik was de poortwachter gebonden. „Doodt hem niet", zei de geus, die ge sproken had. „'t Is een goede oude dwe per, die geen mens kwaad zal doen". „Hij kan ons bovendien van nut we zen", zei Jacob.1 „Zeg, oude broeder, wil je ons de weg wijzen naar de kerk?" De poortwachter verwaardigde Jacob geen blik. Hij zei slechts: „Egredere, egedrere, vir sanguinum et vir Belial". (Ga uit, ga uit, gij man des bloeds en gij Belialsman. 2 Sam. 16 7.) „Geef hem een por", zei Rooie Wieger. „Dat gewauwel moet uit zijn". Een der geuzen trok zijn degen en zette die de poortwachter op de keel. „Spreek, oude gek", zeide hij. „Zul je ons de weg wijzen?" De monnik gaf geen antwoord. Alleen zei hij: „Et nolite timere eos qui occi- DREISCHOR, DORPSRING. meente nog 160 paarden, klein en groot. Dat aantal zal nu wel niet groot meer zijn. Een bekende figuur was opa Kip. In 1953 hield koningin juliana bij haar be zoek aan Dreischor een praatje met hem (19), hij was toen 102 jaar oud. Toen hij 105 jaar werd, is er een straat naar hem genoemd, de Jan Kipstraat. In 1958 is hij overleden op de bijzonder hoge leef tijd van 107 jaar en 8 maanden. De harmonie „Crescendo" schijnt nog al in de smaak te vallen bij de bewo ners van Dreischor, op wel zes kaarten horen we de muziek: op een concours tijdens de Zierikzeese kermis van 1920 (29, 30), op een ander concours een paar jaar later, bij het 25-jarig bestaan, toen er grote optochten werden gehouden en in het oorlogsjaar 1941, toen de vereni ging 40 jaar bestond. Op dit laatste plaatje uit het album (126) zit het korps bij de muziektent met aandacht naar het „vogeltje van de fotograaf te kijken. De muzikanten hebben zowat alle dorps feesten opgeluisterd. Vroeger werd er 3 dagen kermis ge houden op de eerste maandag na St. Jan (24 juni). De pret begon op zaterdag avond en werd op maandag en dinsdag voortgezet en op woensdagavond geslo ten (97). Men heeft eens geprobeerd ook de zondag er bij te trekken, maar door de tegenwerking van de bevolking is dat totaal mislukt. Nu heeft men. geen behoefte meer aan dergelijke ontspan- ningj Dreischor is vele jaren het vlasdorp geweest, waardoor heel wat inwoners een bestaan hadden (32-36). Ze repelden het en het werd hier in de watergang geroot. In 1920 werd de „Rooterij Drei schor" gebouwd, waar het vlasroten door middel van warm water plaats had. Na de ramp van 1953 was het met de vlasserij in Dreischor voor goed ge daan. De verbouw van meekrap was al lang stopgezet, in 1898 werd de meestoof „de Mol" afgebroken (75). Een modeshow van 7 vrouwen (met de namen erbij) in Schouwse kleder dracht met de grote witte mutsen was 40 jaar geleden nog mogelijk. Wie is er nu nog in dracht? Enkele heel oude vrouwen, maar die willen beslist niet als mannequin optreden! Ringsteken en andere wedstrijden op het ijs werden op de Spuikom gehouden (nu gedempt). Natuurlijk zijn niet alle ansichten besproken, maar ik wil het hierbij laten. Met deze woorden van de samenstellers uit het voorwoord: „Om dat echter de bleekste inkt sterker is dan het sterkste geheugen, dachten we er goed aan te doen iets van de oude gewoonten en het vroegere uiterlijk van dit dorp aan de Grevelingen in een boekwerkje vast te leggen. Aan de hand van oude prentbriefkaarten en foto's hebben we getracht het dagelijks leven van „toen" te doen herleven". Ik geloof dat de samenstellers van dit „boekwerkje" in hun poging uitstekend geslaagd zijn. Middelburg L. van Wallenburg. SOMMELSDLJK Telefoon (01870) 2609 dunt corpus, animam autem non pos- sunt occidere". (En vreest niet voor de genen, die het lichaam doden, en de ziel niet doden. Matth. 10 28). „Zal ik hem doodsteken?" Een woeste geus drong op hem toe. „Laat hem", zei Jacob, „'t Schijnt een dappere kerel te zijn. Wij zullen de weg wel vinden.. Maakt geen gedruis, jon gens. Vijf zoeken de kerk en snijden de klokketouwen door. Vijf houden de poort bezet. De overigen volgen mij. Wie zich verzet, wordt neergeslagen. Maar overigens geen onnodige wreed heid". In het klooster scheen niemand iets bespeurd te hebben. Zo stil mogelijk slopen Jacobs mannen thans in het ei- gerüijke gebouw, 't Was de taak van Rooie Wieger met vier man om de kerk te zoeken. Hij slaagde daarin spoedig, 't Was echter donker. „Je breekt hier haast de benen", fluisterde Rooie Wieger. „We moeten zeker deze kant uit". Hij opende een deur. Ze kwamen in een donker portaal. Een der mannen liep tegen een bank aan. Met veel la waai viel de bank om. „Verwenst!" bromde de geus., Ze luisterden. Maar gelukkig bleef alles stil. „Ik heb de trap", fluisterde Wieger. „Nu naar boven. We kunnen nu wel een kaars aansteken". Van onder zijn wam buis haalde hij een kaars te voorschijn. De kaars werd ontstoken. Nu ging het beter. Weldra hadden ze de torenkamer bereikt, waar de klokketouwen hingen. „We moeten ze hogerop doorsnijden", zei Rooie Wieger, terwijl hij gevolgd door de anderen, naar boven klom. De tocht werd nu minder. Ze moesten een steile ladder beklimmen. De kaars wasii- de uit. „We nioeten naar boven", zei Wieger. Plotseling hoorden ze lawaai. Ze wa ren halverwege op de ladder. „Gaan jujUie terug, mannen", zei Wieger. „Ik klim naar boven., Gaan jullie naar de makkers. Misschien is jullie hulp no dig". Wieger klom hoger. Weldra was hij bij de klokken aangekomen, 't Duurde slechts een ogenblik, of de touwen wa ren doorgesneden. „Ziezo", bromde hij, „nu ^kunnen ze tenminste de noodklok niet meer luiden". Hoewel het een augustusnacht was, was het hoog in de toren koud. De wind blies door de galmgaten. Een ogenblik bleef Wieger nog boven. Hij kon gedeel telijk het kloostercomplex overzien. Kreten klonken uit het gebouw. „Ik moet er nodig heen", zei Rooie Wieger in zichzelf. „Eerst Hotse bevrij den en dan de rooie haan op 't dak. Hot se is te weekhartig. We moesten het ge spuis uitroeienHalloh wat zullen we nu hebben".

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1971 | | pagina 5