l
EiuvriDEn - niEUWs
Dreischor zoals het was
Overdenking
ZEISS
DE VRIJBUITER
Zeeuwse wandelingen
C KIEVIT êt Zn.
2e blad
Vrijdag 19 februari 1971
No. 3963
i^ it
P. MELISSE
uit de
Heilige Schrift
J. KEyVELAAR
Centrale Verwarming
IS
Ï03
Priesters gevraagd
Wat is het probleem?
Vissen in troebel water
Priesters gevraagd! Misschien denkt
u bij deze oproep aan een alitie binnen
de RK. Kerk met liet doel jonge men
sen te animeren voor het priesterambt.
Maar nee, de vraag naar priesters komt
uit een andere hoek, namelijk van het
moderamen van de provinciale kerk
vergadering van de Hervormde Kerk in
Friesland. Aan de kritische aktiegroep
Septuagint, die gevormd wordt door
uiteraard zeer linkse „geestelijken" van
roomse en reformatorische zijde, heeft
men verzocht opgave te doen van de
priesters die geschikt en bereid zijn om
in hervormde kerkdiensten voor te gaan.,
Gedacht wordt voornamelijk aan die
priesters, die in het huwelijk zijn ge
treden en daardoor in hun eigen kerk
niet meer of voorlopig niet de mogelijk
heid hebben Woord en Sacrament te
bedienen.
Het is toch eigenlijk wel ver gekomen!
De Hervormde Kerk in Friesland, van
ouds een confessioneel bolwerk, zit met
een schrijnend predikantentekort. En
om dat tekort wat op te vullen kijkt men
uit naar eventuele priesters, die wegens
huwelijk in moeilijkheden zijn geraakt
binnen hun eigen kerk en die misschien
genegen zijn oecumenische hand- en
spandiensten te verlenenMag men
het moderamen geloven, dan zit achter
hun aanvraag de suggestie van vele
kerkeraden die geen mogelijkheden
meer zien om voorziening te krijgen in
de dienst des Woords. Dat pleit niet
voor het reformatorisch gehalte van die
vele Friese broeders (en wellicht ook
zusters!) Want wanneer men als ouder
lingen en diakenen te waken heeft voor
de reine prediking van het Evangelie,
dan zou men toch de verkondigers van
dat Evangelie niet gaan zoeken onder
de bedienaars van de Mis, die een ver
loochening van dat Evangelie is? Of
zouden de Friese ambtsdragers Zondag
30 van de Heidelbergse Catechismus niet
meer kennen?
Het moderamen van de Provinciale
Kerk Vergadering van Friesland gaat
ook niet vrijuit.. Immers, dat had een
waarschuwing moeten doen uitgaan
naar die kerkeraden, die blijkbaar over
alle vragen rondom het ambt zijn heen-
gestapt, en het onderscheid niet meer
zien tussen een dienaar van het Evan
gelie en een mispriesterMaar ik
vrees, dat ook het moderamen allang
over de verschillen tussen Rome en de
Reformatie heen is. En wanneer de
ambtsdragers en de meerdere vergade
ringen der kerk al zó ver zijn, wat moet
men dan nog van het kerkvolk ver
wachten? Of zouden de schapen mis
schien beter kunnen onderscheiden dan
de herders?
Prof Dr. G. P. van Itterzon, die niet
gewend is in zulke situaties een blad
voor zijn mond te nemen, heeft in het
„Hervormd Weekblad" van 4 febr.
scherpe dingen gezegd over deze kwes
tie Hij herinnert aan de vroegere
R.K. bestrijding van Maarten Luther.
Tot voor kort werd in Roomse geschie
denisboeken altijd gesuggereerd dat Lu
ther zich niet in een geloofscrisis be
vond, maar dat hij alleen maar wilde
trouwenVan Itterzon heeft dit al
tijd een vreemd argument gevonden..
Waarom zou Luther dan nog acht jaar
tiebben gewacht om in het huwelijks
bootje te stappen? „Het is deze vroege
re R.K, bestrijding van Luther", zo gaat
Van Itterzon verder, „die mijn ogen
heeft geopend voor de R.K. problema
tiek van nu. Waarom leven ze in span
ning met het beleid van de paus? Om
de reclitvaardiging van de zondaar door
het geloof in Jezus Christus alléén? Was
het maar waar! Maar tot nu toe gonst
het in radio, televisie en pers (speciaal
in de Rooms-Katholieke!) van priesters,
die uittreden omdat ze willen trouwen...
Men versta mij niet verkeerd. Persoon-
hjk heb ik er geen enkel bezwaar tegen
als priesters willen trouwenMaar
wel mag worden gesteld dat het de
vraag is, of een R.K. priester, die alleen
maar trouwen wil, daardoor voor de
protestantse eredienst acceptabel, wer
kelijk aanvaardbaar, is geworden. Hij
is toch gewoon R.K. gebleven? Zo schui
ven we op naar de vraag, of het om het
even is, of een getrouwde R.K. priester
in een Hervormde kerkdienst preekt of
een Hervormde predikant. Soms ben ik
geneigd om volmondig te zeggen, dat er
geen enkel wezenlijk verschil is, want
dat ze beiden vierkant links en theolo
gisch 19de eeuws vrijzinnig zijn".
Een week later, in het nummer van
11 februari is Prof. Van Itterzon nog
eens met deze zaak bezig geweest.. Mag
ik nog één citaat doorgeven?
„Warmeer nu het moderamen van een
provinciale kerkvergadering van een
protestantse kerk zich in dit conflict
(namelijk tussen de R.K. kerkelijke lei
ders en de gehuwde priesters) mengt
door aan een kritische groepering van
zulke gehuwde priesters een brief te
schrijven, met de bedoeling de moge
lijkheid te onderzoeken om hen in Her
vormde kerkdiensten te laten voorgaan,
heeft dit er alle schijn van, dat wij be
zig zijn in troebel water te vissen. Geen
wonder dat de R.K. bisschop van Gro
ningen verbaasd was, toen hij een en
ander van die brief vernam. Wij hebben
m.i. als Hervormde Kerk een treurig fi
guur geslagen, door ons in binnenker
kelijke onenigheid in de R.K. kerk te
mengen, en dit kennelijk buiten de R.K.
leiding van de bisschop om. Het zou
LANDBOUW
MECHANISATIEBEDEIJF
TEL. (018T5) 216
NIEUWE-TONGE
m.i. de P.K.iV. van Friesland niet mis
staan, als zij aan de bisschop hiervoor
de nodige ernstige verontschuldigingen
aanbood".
Ik heb daar weinig aan toe te voegen.
Alleen dit, dat het de P.K.V. van Fries
land óók niet zou ontsieren wanneer zij
van deze heilloze weg terugkeerde en
dan met schuldbelijdenis aan het enige
Hoofd en aan de enige Bisschop van Zijn
Kerk, Jezus Christus. „Verzoen de zwa
re schuld, die ons met schrik vervult".
Maar dat past niet alleen de P.K.V. van
Friesland, dat past ieder van ons
WAARNEMER.
Dit boekje met 120 foto's van oude
ansichten is afkomstig van Uitgeverij
Steengracht te Zierikzee, evenals een
soortgelijk boek over Zierikzee dat ik
een paar maanden geleden heb bespro
ken. Beide zijn samengesteld door J. L.
Braber en C. P. Pols. Op de omslag staat
het wapen van Dreischor: drie schapen
op drie schorren,. Bij een kaart uit 1866
van de Dreischor-polder staat: „Drei
schor betekent mogelijk droge schor". Ik
heb altijd gelezen dat de naam eenvou
dig betekent drie schorren, zoals het wa
pen ook aangeeft. Ik kwam zelfs de na
men ervan tegen: Boldert, Maye en Sir-
jansland. Door het ontstaan van het
Dijkwater is de laatstgenoemde plaats
van het eigenlijke Dreischor afgeschei
den.
Behalve ansichten zijn er ook een
paar afdrukken opgenomen van schil
derijen van het oude kasteel Winden
burg. Nu is er niets meer van over, in
1837 zijn de overblijfsels verkocht voor
de sloop. In die tijd was er nog geen
„Monumentenzorg" om oude gebouwen
in stand te houden, er heerste een ware
breekwoede. De grachten zijn gedempt
en de plaats van het slot werd een
ambtsw-oning voor de burgemeester ge
bouwd, die inmiddels in particuliere
handen is overgegaan. Want Dreischor
bestaat niet meer ik bedoel als zelf
standige gemeente het behoort sinds
1 jan. 1961 bij de gemeente Brouwers
haven.
Dat Dreischor nog wel bestaat bewijst
dit boekje.
Kerk en Ring.
Het middelpunt van dit mooie oude
dorp is de kerk met de Ring. Een kolos
sale kerk, veel te groot voor een plaats
van ongeveer 900 inwoners. Oorspron
kelijk was het een Roomse kerk, in
1486 waren er wel 6 priesters om de ver
schillende altaren te bedienen. Dreischor
was vroeger een belangrijke plaats,
waarvan de bewoners zo weinig moge
lijk afhankelijk wilden zijn van instel
lingen buiten de gemeente, ze konden
hun eigen boontjes wel doppen!
Het was ook een wijkplaats, een toe
vluchtsoord voor vervolgden.
In 1572 deed het protestantisme zijn
intrede en het volgend jaar werd Ro-
bertus de Ridder, voorheen pastoor te
Oostburg, de eerste predikant,,
In de loop der eeuwen is er heel wat
aan het kerkgebouw gedokterd en
DE WENENDE BORG
VOOR JERUZALEIVI.
„En als Hy nabij kwam, en de
stad zag, weende Hij over haar...."
(Luk. 19 41)
'n Machtige aanblik moet dat zijn, Je
ruzalem te zien liggen vanaf de Olijf
berg!
De psalmen zijn er vol van: „Jeruza
lem is een stad die wel samengevoegd
is". „Schoon van gelegenheid, een
vreugde der ganse aarde..."
De discipelen, de eenvoudige vissers
uit het hoge noorden, zijn er diep van
onder de indruk: „Kijk toch eens. Mees
ter", zeggen ze „wat een stenen en wat
een gebouwen".
Maar Jezus ziet deze stad met andere
ogen. Want Jeruzalem is niet zómaar
een stad, het is de stad van Zijn Vader,
de stad des groten Konings! Daar staat
de tempel, daar wonen de priesters,
daar worden de offers gebracht, daar
worden de gebeden opgezonden. Daar
woont de Heere temidden van Zijn volk.
En alles in die stad en alles in die
tempel wijst op Hem. Maleachi heeft er
van geprofeteerd: „Snellijk zal tot Zijn
tempel komen die Heere, die gijlieden
zoektWelnu, hier is Hij.
Zingt het nu in Zijn hart: „Jeruzalem,
dat Ik bemin, wij treden uwe poorten
in"? Ja en nee. Want het gevoel van
blijdschap over het zien van de stad
wordt overheerst door een gevoel van
droefheid om wat dit Jeruzalem zijn
moest en wat het niet isHij weent...
Dat is niet de eerste keer. Hij heeft
geweend aan het graf van Lazarus,
staande tegenover de majesteit van de
dood. Hij heeft geweend, denkend aan
Zijn lijden: „Nu is Mijn ziel ontroerd en
wat zal ik zeggen?"
En nu weent Hij weer. Niet in stilte
en zachtjes voor Zich heen, maar met
luide snikken. Net als Jeremia, die ook
eenmaal- heeft geweend over zijn volk
en zijn stad: „Och dat mijn hoofd water
ware en mijn oogleden een pringader
van tranen
En toch hier weent Iemand anders
dan Jeremia. Hier is een andere droef
heid dan menselijke.
Weent Jezus dan misschien bij de ge
dachte aan Zijn naderend lijden en
sterven? Nee! Straks zal Hij het zeggen
tegen de klaagvrouwen: „Weent niet
over Mij
Weent Hij dan over de verwoesting
van Jeruzalem, die aanstaande is? Och,
dat is maar het gevolg.. Hij weent over
de oorzaak. Hij weent niet zozeer over
de stad. Hij weent over haar inwoners.
Over de Hogepriester, die Hem moet
afschaduwen. Over de Farizeeërs en
Schriftgeleerden, die op de stoel van
Mozes zitten. Over de burgers van de
stad, die het onderscheid niet kennen
tussen hun rechter- en hun linkerhand.
Hij weent omdat die stad opgaat in
vormendienst en uiterlijk vertoon. Om
dat Hij weet dat die stad het Evangelie
ongehoorzaam zal zijn.
Omdat de stad des vredes de vrede
met God niet kent en niet zoekt.
Omdat de stad van het Verbond zo
trouweloos het Verbond zal verbreken.
Wat denkt u, zou Jeruzalem de enige
stad zijn w^aarover Jezus weent? Hij
weent niet over Babyion of Ninivé, over
Tyrus en SidonHij heeft het Zelf
gezegd: „Als in die steden die krachten
waren geschied, ze zouden zich in zak
en as bekeerd hebben..."
Nee, Hij weent over de stad van de
godsdienst, over de stad van het Ver
bond. Waar men beter kon weten. Waar
men anders kon doen.
Zou Jezus ook niet wenen over onze
stad, over ons dorp? Wat zijn hier al
een krachten geschied! Wat heeft het I
licht van het Evangelie helder gesche-
nen! Wat heeft de Heere hier al ge
werkt met Zijn Woord en Geest!
Zou de Heere niet wenen over al die
gezinnen, waar men helemaal niet meer
rekent met Zijn Woord, met Zijn dienst,
met Zijn Verbond?
Over al die jongeren, die het teken
van het Verbond dragen, maar zich ner
gens meer om bekommeren?
Over allen die gedoopt zijn en daar
prat op gaan: „Wij zijn immers Abra
hams zaad?" Over al die kerkmensen
die het zo goed weten wat er gebeuren
moet, die zo graag de prediking van het
Woord horen en van wie de Heere zeg
gen moet: „Dit volk nadert tot Mij met
de lippen, maar hun hart houdt zich
verre van Mij"?
Hoelang heeft de Heere al over u ge
weend? Hoelang heeft de Heere al ver
driet van u gehad?
Kan dat uw hart niet breken? De Wet
kan dat niet de Wet werkt toorn.
Maar kan dan het Evangelie van de
wenende Borg uw hart niet vermurwen?
„Dat Christus weent" zegt de Schotse
schrijver Andrew Gray in een preek
over deze tekst, „over mensen die nog
nooit geweend lriei)ben over zichzelf"?
Is daar iemand, die niet kan wenen
over z'n zonden? Zoudt u het dan mis
schien met uw tranen wülen verdienen?
Dat kan niet, de Heere kan niet één
traan van ons gebruiken. Er is er maar
Eén, Wiens tranen het verdienen kon
den, de wenende Borg. En Hij heeft in
tenser geweend dan iemand van ons ooit
wenen kan.
En op grond daarvan verwekt Hij
door Zijn Geest die onuitsprekelijlie
droefheid naar God, die een onberouwe-
lijke bekering werkt tot de zaligheid.
Opdat de vrijgekochten des Heeren
zouden wederkeren en te Sion, te Jeru
zalem zouden komen met gejuich,, En
daar worden geen tranen meer ge
schreid, want God Zelf zal alle tranen
van alle aangezichten afwissen.
Oude Tonge.
W. van Gorsel.
DREISCHOR ZOALS HET WAS.
ook verknoeid. Voor de eredienst had
men de grote ruimte niet helemaal no
dig, een van de twee beuken heeft een
tijd dienst gedaan als werkplaats voor
een timmerman. Later als schoolgebouw
waar tot in 1902 onderwijs werd gege
ven. Toen heeft Dreischor een nieuwe
school gekregen (no. 51), enige jaren na
de stormramp van 1953 vervangen door
de nog gebruikte school.
Door al deze buiten-kerkelijke func
ties en door het kwistig strijken met ce
ment had het kerkgebouw wel een op-
knapbeurtje nodig. De restauratie van
1959 - 1967 heeft een prachtige kerk aan
het dorp opgeleverd. Ook opgeknapt zijn
de twee praalgraven van vroegere am
bachtsheren: mr. Pieter Mogge en de
gebroeders Jan en Cornells Ockerse (49).
De kerk is omgeven door een gracht
en de straat er omheen heet de Ring.
Een toepasselijke naam, want inder
daad zo rond als een ring. Op Flakkee
komt deze straatnaam rond de kerk ook
nog veelvuldig voor. De schrijver Wil
lem Enzinck zegt van deze Ring te
Dreischor: „Eén van de liefste, aantrek
kelijkste plaatsjes die ik op Schouwen-
Duiveland leerde kennen, een kleine
openbaring". Sommige huizen aan de
Ring zijn gemoderniseerd, maar er zijn
er ook met trapgeveltjes en in lood ge
vatte ruiten.
Geen wonder dat zo'n mooi middel
punt ruim een vierde deel van de gere
produceerde prentbriefkaarten heeft op
geëist.
Mensen.
Eeuwen lang hebben er mensen ge
leefd in Dreischor en ze wonen er nog,.
De samenstellers hebben heel wat kaar
ten met - mensen - er - op afgedrukt.
Met soms de namen er bij, op de an-
sichtskaart nog kinderen, nu grootva
ders en -moeders, velen ervan overle
den. In enkele gevallen staan ze netjes
in de houding zomaar midden in de
straat, onbeweeglijk, want ze willen er
allemaal goed opstaan.
Of bij een dorsmachine uit 1925 (12),
bij een grote boerenschuur met paarden
en veulentjes, bij de travalje in de Ring
(69), waar de smid de paarden van
nieuwe hoef ijzers voorziet. Omstreeks
de eeuwwisseling waren er in de ge-
by de i^eciaisdxaak
ZANDPAD 32 - SUDDELiHAKNIS
VERVOLGVERHAAL
HOTSE HU)DES
door Sibe van Aangium
22
Op de aangegeven tijd lag de „Prin
senhof" zo dicht mogelijk onder de wal.
Jacob ging met een paar mannen in de
Doot. De anderen, die de tocht zouden
Meemaken, sprongen over boord, 't Wa
ter reikte hen tot aan het middel. Hun
Kleren, wapen en munitie droegen ze
Doven 't hoofd. Slechts een kleine wacht
"leef op het schip achter. Alle lawaai
werd vermeden. Spoedig hadden ze de
dijk bereikt.
..We moeten paarden hebben", zei
Jacob tegen Wieger.
..Ja", antwoordde deze, „maar zoveel
paarden kunnen we nooit bij elkaar
^njgen. Gaan jullie nu vooruit, ik zal
"et paard bij Jacob Wytzes vandaan
halen".
Ze gingen onmiddellijk op stap. Wel-
Jjra kwam Wièger hen te paard achter-
De tocht verliep ongestoord.
Was tegen tweeën, toen ze het
klooster Claerkamp bereikten.. Op eni
ge afstand hielden ze halt. „Nu voor
zichtig", zei Jacob. „Ze moeten ons niet
bemerken". Alles werd nog eens nauw
keurig nagegaan.
In het klooster Claerkamp heerste
diepe stilte. Behalve de poortwachter
waren allen in rust. Plotseling weer
klonk een luid kloppen. De poortwach
ter schrok op. Hij was verdiept in de
lectuur van Augustinus' Confessiones.
„Wat zullen we nu beleven?" mom
pelde hij. „Welk een rumoer en dat te
middernacht. Ik zal eens zien wat dit
lawaai betekent".
Langzaam schoof hij de dikke foliant,
in welke hij verdiept was geweest, ter
zijde en ging naar de poort. Weer werd
op de deur geklopt.
„Ja, ja, ik kom", bromde de poort
wachter halfluid. Hij schoof een luikje
terzij. Dan vroeg hij: „Wie is daar?"
„Doe open, poortwachter", klonk het
bevelend.
„Dat mag ik niet zonder toestemming
van de abt", antwoordde de poortwach
ter., „De tijden zijn te onrustig. En..."
„Ja, ja, oude. Maar doe open. Er is
geen tijd om de abt te roepen, 't Gaat
hier om een zaak van leven of dood".
„Komt ge voor een kranke?"
Jacob werd ongeduldig. Hij wilde een
driftig antwoord geven. Maar een van
zijn mannen trok hem ter zijde. „Laat
mij eens met hem spreken", zei hij. „Ik
ken de taal van dat volkje". Daarop zei
hij tot de poortwachter:
„Ipsum canendo supplices
Regem precemur milites
Ut in suo clarissimo
Nos ordinet palatio!"
Verrast luisterde de poortwachter. „Ik
bemerk", zei hij, „dat gij de beroemde
Fulbertus Carnotensis kent. Maar dit
Pinksterlied van de vrome dichter is
nu wel minder toepasselijk. Want dit
is maar een aards verblijf en wij zijn
deemoedige dienstknechten slechts.
Maar ik bemerk
„Ach, eerwaarde broeder", viel de
geus de breedsprakige monnik in de re
de, „doe toch open. Er is grote haast.
Indien we tijd hadden, zou ik u met de
eerwaarde Hildebertus antwoorden:
„Vetus hostis in me furit
Aquis mersat flammis urit
Inde languens et afflictus
Tibe soli sum relictus".
Maar er is dringende haast".
„Wat sta je toch te leuteren", zei
Rooie Wieger tegen de geus, die het
woord voerde., „We verstaan van jouw
Latijn niets".
„Hou je stil", beet zijn makker hem
toe. „'t Is de enige manier om hem te
vangen. Ik ken deze oude poortwach
ter heel goed, hoewel hij me gelukkig
niet herkent. Hij heeft een zwak voor
oude gedichten".
De poortwachter scheen te overleggen.
Het duurde de geuzen haast te lang. Dan
zei hij: „Het is wel tegen het
bevel van de abt. Maar jij zult mij niet
bedriegen. Ik merk dat je goed thuis
bent in de heerlijke liederen onzer kerk
en zo iemand kan geen bedrieger zijn".
De laatste woorden gingen verloren
in het lawaai, dat de grendels veroor
zaakten. Het kostte de poortwachter
klaarblijkelijk moeite ze terug te schui
ven. Nauwelijks echter was dat geschied
of de poort werd m.et geweld open ge
worpen en Jacob en zijn mannen stort
ten zich naar binnen. In een ogenblik
was de poortwachter gebonden.
„Doodt hem niet", zei de geus, die ge
sproken had. „'t Is een goede oude dwe
per, die geen mens kwaad zal doen".
„Hij kan ons bovendien van nut we
zen", zei Jacob.1 „Zeg, oude broeder, wil
je ons de weg wijzen naar de kerk?"
De poortwachter verwaardigde Jacob
geen blik. Hij zei slechts: „Egredere,
egedrere, vir sanguinum et vir Belial".
(Ga uit, ga uit, gij man des bloeds en gij
Belialsman. 2 Sam. 16 7.)
„Geef hem een por", zei Rooie Wieger.
„Dat gewauwel moet uit zijn".
Een der geuzen trok zijn degen en
zette die de poortwachter op de keel.
„Spreek, oude gek", zeide hij. „Zul je
ons de weg wijzen?"
De monnik gaf geen antwoord. Alleen
zei hij: „Et nolite timere eos qui occi-
DREISCHOR, DORPSRING.
meente nog 160 paarden, klein en groot.
Dat aantal zal nu wel niet groot meer
zijn.
Een bekende figuur was opa Kip. In
1953 hield koningin juliana bij haar be
zoek aan Dreischor een praatje met hem
(19), hij was toen 102 jaar oud. Toen hij
105 jaar werd, is er een straat naar hem
genoemd, de Jan Kipstraat. In 1958 is
hij overleden op de bijzonder hoge leef
tijd van 107 jaar en 8 maanden.
De harmonie „Crescendo" schijnt nog
al in de smaak te vallen bij de bewo
ners van Dreischor, op wel zes kaarten
horen we de muziek: op een concours
tijdens de Zierikzeese kermis van 1920
(29, 30), op een ander concours een paar
jaar later, bij het 25-jarig bestaan, toen
er grote optochten werden gehouden en
in het oorlogsjaar 1941, toen de vereni
ging 40 jaar bestond. Op dit laatste
plaatje uit het album (126) zit het korps
bij de muziektent met aandacht naar
het „vogeltje van de fotograaf te kijken.
De muzikanten hebben zowat alle dorps
feesten opgeluisterd.
Vroeger werd er 3 dagen kermis ge
houden op de eerste maandag na St. Jan
(24 juni). De pret begon op zaterdag
avond en werd op maandag en dinsdag
voortgezet en op woensdagavond geslo
ten (97). Men heeft eens geprobeerd ook
de zondag er bij te trekken, maar door
de tegenwerking van de bevolking is
dat totaal mislukt. Nu heeft men. geen
behoefte meer aan dergelijke ontspan-
ningj
Dreischor is vele jaren het vlasdorp
geweest, waardoor heel wat inwoners
een bestaan hadden (32-36). Ze repelden
het en het werd hier in de watergang
geroot. In 1920 werd de „Rooterij Drei
schor" gebouwd, waar het vlasroten
door middel van warm water plaats
had. Na de ramp van 1953 was het met
de vlasserij in Dreischor voor goed ge
daan.
De verbouw van meekrap was al lang
stopgezet, in 1898 werd de meestoof „de
Mol" afgebroken (75).
Een modeshow van 7 vrouwen (met
de namen erbij) in Schouwse kleder
dracht met de grote witte mutsen was
40 jaar geleden nog mogelijk. Wie is er
nu nog in dracht? Enkele heel oude
vrouwen, maar die willen beslist niet als
mannequin optreden!
Ringsteken en andere wedstrijden op
het ijs werden op de Spuikom gehouden
(nu gedempt). Natuurlijk zijn niet alle
ansichten besproken, maar ik wil het
hierbij laten. Met deze woorden van de
samenstellers uit het voorwoord: „Om
dat echter de bleekste inkt sterker is
dan het sterkste geheugen, dachten we
er goed aan te doen iets van de oude
gewoonten en het vroegere uiterlijk van
dit dorp aan de Grevelingen in een
boekwerkje vast te leggen. Aan de hand
van oude prentbriefkaarten en foto's
hebben we getracht het dagelijks leven
van „toen" te doen herleven".
Ik geloof dat de samenstellers van dit
„boekwerkje" in hun poging uitstekend
geslaagd zijn.
Middelburg
L. van Wallenburg.
SOMMELSDLJK
Telefoon (01870) 2609
dunt corpus, animam autem non pos-
sunt occidere". (En vreest niet voor de
genen, die het lichaam doden, en de
ziel niet doden. Matth. 10 28).
„Zal ik hem doodsteken?" Een woeste
geus drong op hem toe.
„Laat hem", zei Jacob, „'t Schijnt een
dappere kerel te zijn. Wij zullen de weg
wel vinden.. Maakt geen gedruis, jon
gens. Vijf zoeken de kerk en snijden de
klokketouwen door. Vijf houden de
poort bezet. De overigen volgen mij.
Wie zich verzet, wordt neergeslagen.
Maar overigens geen onnodige wreed
heid".
In het klooster scheen niemand iets
bespeurd te hebben. Zo stil mogelijk
slopen Jacobs mannen thans in het ei-
gerüijke gebouw, 't Was de taak van
Rooie Wieger met vier man om de kerk
te zoeken. Hij slaagde daarin spoedig, 't
Was echter donker.
„Je breekt hier haast de benen",
fluisterde Rooie Wieger. „We moeten
zeker deze kant uit".
Hij opende een deur. Ze kwamen in
een donker portaal. Een der mannen
liep tegen een bank aan. Met veel la
waai viel de bank om. „Verwenst!"
bromde de geus., Ze luisterden. Maar
gelukkig bleef alles stil.
„Ik heb de trap", fluisterde Wieger.
„Nu naar boven. We kunnen nu wel een
kaars aansteken". Van onder zijn wam
buis haalde hij een kaars te voorschijn.
De kaars werd ontstoken. Nu ging het
beter. Weldra hadden ze de torenkamer
bereikt, waar de klokketouwen hingen.
„We moeten ze hogerop doorsnijden",
zei Rooie Wieger, terwijl hij gevolgd
door de anderen, naar boven klom. De
tocht werd nu minder. Ze moesten een
steile ladder beklimmen. De kaars wasii-
de uit. „We nioeten naar boven", zei
Wieger.
Plotseling hoorden ze lawaai. Ze wa
ren halverwege op de ladder. „Gaan
jujUie terug, mannen", zei Wieger. „Ik
klim naar boven., Gaan jullie naar de
makkers. Misschien is jullie hulp no
dig".
Wieger klom hoger. Weldra was hij
bij de klokken aangekomen, 't Duurde
slechts een ogenblik, of de touwen wa
ren doorgesneden. „Ziezo", bromde hij,
„nu ^kunnen ze tenminste de noodklok
niet meer luiden".
Hoewel het een augustusnacht was,
was het hoog in de toren koud. De wind
blies door de galmgaten. Een ogenblik
bleef Wieger nog boven. Hij kon gedeel
telijk het kloostercomplex overzien.
Kreten klonken uit het gebouw.
„Ik moet er nodig heen", zei Rooie
Wieger in zichzelf. „Eerst Hotse bevrij
den en dan de rooie haan op 't dak. Hot
se is te weekhartig. We moesten het ge
spuis uitroeienHalloh wat zullen
we nu hebben".