iiahdeu - iiieuws BLÜdUJ ZEISS Overdenking E VRIJBUITER Tarieven drukwerk aanzienlijk omlioog Zeeuwse wandelingen Reinaert, die slimme vos W. RIKKEN N.V. blad Vrijdag 5 februari 1971 No. 3959 Blijven TOBBEN? Dirakt INRUILEN J. KEUVELAAR uit de Heilige Schrift Antobedrigf A. J. VAN RUMPT MOLENDIJK 85 STAD AAN 'T HAKmOVLIET TEL. 01871 - 553 P. NELISSE De volkstelling De cost voor de baat? Geen sabotage Over enkele weken zal het gaan ge- euren: dan worden we allemaal ge- eld' Natuurlijk niet om vast te stellen oeveel inwoners Nederland op dit mo- ent heelt (daar kan men ook wel op en andere manier achter komen), maar m allerlei gegevens te verzamelen wat eireft het wonen en werken van de ederlanders. Verschillende dagbladen ebben ons vorige week een staalkaart etoond van alle vragen die op ons wor- en afgevuurd. Ik denk zo, dat de ge- 'ddelde Nederlander, die toch al zo'n oeite iieeft met het invullen van zijn elastingbiljet wel een paar avondjes p deze vragen kan gaan zitten puzze- en. Maar dat is het ergste niet: de tel ers hebben de opdracht zonodig behulp- aam te zijn bij het beantwoorden van e vele vragen. De volkstelling is op dit moment een ogal aangevochten, en wellicht ook wel anvechtbare zaak.i Het voornaamste ezwaar dat er tegenin gebracht wordt de gevreesde inbreuk op de privacy. r bestaat nog steeds geen duidelijkheid en aanzien van de vraag of de telling u een anonieme zaak is of niet. Wanneer de tellers mogen helpen bij et invullen van de vragenlijsten, dan met name in kleinere plaatsen de noniemiteit in ieder geval geschonden. De vraag, die mij persoonlijk bezig oiidt is van een andere aard. Ik zal het el niet goed zien, maar bij mij wil het j niet in, dat de voordelen die deze elling moet opleveren ook maar in jiige verhouding staan tot de onge- ooflijk hoge kosten die eraan Verbon- 'en zijn. Neem bijvoorbeeld alleen aar de salariëring van de tellers. De er dagen heb ik daarover uit betrouw- are bron een en ander gehoord. Iemand ^e in rijksdienst is, en zich beschik- aar stelt als teller, krijgt vier doorbe- aalde vrije dagen plus een honorarium an dertig gulden per dag. En dan te eten dat één teller slechts 200 a 250 ezinnen kan tellenCijferaars moe- :n maar een globaal uitrekenen wat o'n telling gaat kosten! En wat staat daar tegenover? Dat het egeringsbeleid voor de komende jaren eter te bepalen is? Dat moet nog blij- en. Of een beter inzicht in het be- rijfsleven? Het is mogelijk. „De cost aat vuor de baat uit" was de stelregel an de Oost-Indische Compagnie 'aar de kosten zijn hier wel erg hoog n de baten vooralsnog denkbeeldig. In ons protesterende en demonstre- ende landje zijn er natuurlijk alweer ktiekomité's aan het werk geslagen om e telling tegen te gaan of te saboteren. T bestaat bijvoorbeeld een werkgroep nder de vriendelijke naam „Dag volks- elling", waarin mensen, voornamelijk otterdammers, zich hébben verenigd ra hun bezwaren tegen de volkstelling estalte te geven. In andere plaatsen al een dergelijke aktie ongetwijfeld na- olging vinden. Ik denk dat dit niet de is. De overheid beslist dat deze olkstelling gehouden zal worden en dan ebben we ons daarbij neer te leggen, olang de overheid ons niet belet. God e dienen volgens Zijn Woord, en zolang r geen duidelijke inbreuk gemaakt wdt op onze persoonlijke vrijheid, mo- ~en we geen overheidsbesluiten sabo- eren. Ook al zijn we het misschien niet Itijd met die besluiten eens! Maar we mogen wèl vaststellen dat Ke volkstelling een uiting is van de evoogding van ons volk.. Een duidelijk taaltje van de bemoeizucht van de re- wing, die alles van haar onderdanen eten moet. En hier mogen we wel retest aantekenen. Omdat de mondigheid en de vrijheid, ie zo hoog worden geroemd, opnieuw deuk krijgen. En omdat dit alles ovendien nog wordt betaald met onze elastingcenten WAARNEMER. voor 'n moderne PFAFF zjg-zag lichtgewicht haaimachine. Direkt doen, 't wordt al leen maar duurder I NAAIMACHINEHUIS Kottemeestr. 17 - TeL 01640-35878 BERGEN OP ZOOM BON voor gratis folders zenden aan PFAFF, Antwoord 102, Bergen op Zoom. IMaam: Straat: Plaats: Behalve brieven en briefkaarten. De tarieven voor het bezorgen van drukwerk, aangetekende brieven en ex- pressestukken gingen met ingang van maandag 1 februari belangrijk omhoog. Drukwerk ging vian 12 naar 15 cent, de rechten voor aangetekende expres- sestukken, die betaald moeten worden boven het normale port, van 1,tot 1,25, Verder werden duurder: het bestellen van stukken die te groot zijn voor wo ningbrievenbussen en het bezorgen van postpakketten. Dit zijn zendingen, waar voor de besteller bij de geadresseerde moet aanbellen. De prijzen van adreswijzigingskaarten gingen omhoog van 12 naar 15 cent. Niet duurder werden binnenlandse brieven tot 250 gram, binnenlandse briefkaarten en internationale brieven tot 20 gram. Zonder deze verhogingen zouden de posterijen dit jaar een verlies lijden van naar schatting 110 miljoen gulden. Door de tariefaanpassing kan het verlies voor dit jaar teruggebracht worden tot ruim 50 miljoen gulden. Tegelijk met de tariefsverhoging ver dwijnt het begrip nieuwsbladen bij de posterijen. Hiervoor in de plaats komen de dagbladen en de daarmee gelijkge stelde bladen en periodieken. Voor de eerste groep blijft het huidige tariefni veau vrijwel gehandhaafd; het port voor de tweede categorie zal geleidelijk worden opgetroklten tot het tarief voor drukwerken. Het brailleporto van een cent per kilogram wordt afgeschaft. In verband met de verhoging van de rechten voor aangetekende en expresse- stukken tot 1,25 zal een nieuw fran- keerzegel van 1,50 in omloop worden gebracht. De verkoop van zegels van 2, 8, 12 en 75 cent zal ter zijner tijd worden beëindigd. Bovendien komt een nieuw postzegelboekje in omloop. Wtn.I.KNGLAZEN by de spedaalsaak ZANDPAD 32 - MIDDELHAKNXS WAARSCHUWING „maar hy, die zich laat waar schuwen, behoudt zyn ziel". Ezechiël 33 5 b Dit bovenstaande woord staat in ver band met een voorbeeld uit het leven van het volk van Israël. De vijanden rondom vielen het volk Israël soms on verhoeds aan. De Heere spreekt Zijn volk aldus aan bij monde van de pro feet: „Wanneer Ik het zwaard over enig land breng en het volk des lands een man uit hun einden nemen en die voor zich tot wachter stellen; en hij het zwaard ziet komen over het land, en blaast met de bazuin, en waarschuwt het volk; en een, die het geluid der ba zuin wel hoort, maar zich niet laat waar schuwen; en het zwaard komt en neemt hem weg; diens bloed is op zijn hoofd. Hij hoorde het geluid der bazuin, maar liet zich niet waarschuwen; zijn bloed is op hem. Maar hij, die zich laat waar schuwen, behoudt zijn ziel. Wanneer daarentegen de wachter het zwaard ziet komen en blaast niet met de bazuin, zo dat het volk niet is gewaarschuwd en het zwaard komt en neemt een ziel uit 'hen weg; die is wel in zijn ongerechtig heid weggenomen, maar zijn bloed zal Ik van de hand des wachters eisen." Hier wordt gesproken van twee wach ters een, die zijn plicht vervult en een, die zijn plicht verzaakt. De eerste wach ter gaat vrij uit, de ander omdat hij niet gewaarschuwd heeft, staat schul dig en daarom zal God diens bloed van zijn hand eisen. Ook is er verschil in de gewaarschuwden. Die de waarschu wing in de wind slaat, heeft geen enke le verontschuldiging: zijn bloed is op hem, naar die de waarschuwing ter har te neemt en zich laat waarschuwen, die behoudt zijn ziel.i Deze waarschuwing gold in die tijd onder die omstandigheden, waarbij het leven op spel stond. Zo ook nu zijn er waarschuwingen, waarbij ons leven kan betrokken zijn. Zou voor ons allen niet het belang rijkste zijn, wanneer we dit nemen in geestelijke zin in betrekking tot de eeuwigheid? Zouden we de Schrift ver draaien daar in het voorbeeld gespro ken wordt van de ziel, dat is het tijde lijke leven en zou het tegen de bedoe ling des Heren zijn om de regel in bo venstaande tekst vervat toe te passen op onze onsterfelijke ziel? De Heere heeft wat uit het volgende blijkt niet het zwaard van de oorlog op het oog ge had, maar het zwaard des gerichts, dat ieder, in zijn goddeloosheid blijvende, bedreigt. De Heere had in deze woorden de bekering der ziel het eeuwige leven op het oog. Op dat Israël zou horen naar de waarschuwing door middel van de profeet sprak hij met het beeld van de oorlog en het oorlogszwaard en zegt: „Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond ho ren en van Mijnentwege waarschuwen. Als Ik tot de goddeloze zeg: O, godde loze, gij zult de dood sterven en gij spreekt niet, om de goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. Maar als gij de goddeloze van zijn weg af- maant, dat hij zich van die bekere en hij zich van zijn weg niet bekeert: zo zal hij in zijn ongerechtigheid sterven, maar gij hebt uw ziel bevrijd." Hier gaat het uitdrukkelijk over de bekering van de goddeloze en deze moe ten gewaarschuwd worden. Hoe moeten deze worden gewaarschuwd? Daartoe heeft de Heere Zelf middelen gegeven. Velen staan of vijandig of afkerig of schouderophalend tegenover de midde len, waar er een verkeerde opvatting is van het werk des Heiligen Geestes. Dan worden de middelen gezien als tegen stelling tegenover het werk van de Geest, en zijn de middelen overbodig, dan wordt door hen het gebruik van de middelen gezien als het dienen van de dode letter. Brengt God dan soms niet de Zijnen tot Zich onmiddelijk door de rechtstreekse trekking van Zijn Geest, bijvoorbeeld in betrekking tot de jong- stervende kinderen, die gezaligd wor den. Wie zal dat durven ontkennen? Nergens leert Gods Woord dat het middel zonder meer iemand zal baten,, maar dat de Heilige Geest Zich bindt aan Gods Woord. Daarom is ieder ver plicht zich te zetten onder de getrouwe bediening van Gods Woord, waar de sleutelmacht niet naar het inzicht van enige mens, maar volgens het gezag van de grote Sleuteldrager wordt bediend. Zal dit zonder waarschuwing tegen de zonde kunnen gebeuren, tegen de on christelijke levensstijl, tegen die ge woonten, gedreven door de tijdgeest, die steeds meer en meer de overhand krij gen en in strijd zijn met Gods Woord? Moeten we dan elkander niet waar schuwen, dat allerlei wereldse en god deloze vermaken en ideeën worden ge weerd. Zullen we er dan een lans voor breken, of toelaten, dat hetgeen God veroordeeld, onze huizen hetzij schrif telijk, hoorbaar of zichtbaar binnen dringt. Neem dan de waarschuwing toch ter harte: Hebt de wereld niet lief! Dit is wettelijk en niet wettisch. Wordt het woord wettisch niet gebruikt om de zon den te verbloemen en worden niet vaak zij, die onverkort rekening willen hou den met Gods geboden op allerlei ter rein, uitgekreten als wettische mensen, omdat er geen wezenlijk onderscheid gekend wordt tussen wettisch en wette lijke En wat doen we met de vele waar schuwingen? Wie zijn de goddelozen, die moeten gewaarschuwd worden? Dat zijn de onbekeerden van hart. Dan is die vermaning of waarschuwing tot elk onzer persoonlijk gericht. Want elk mens moet leren dat hij goddeloos is. Daarom moeten we in de prediking van Gods wege niet gevleid worden, maar dan zegt niet een mens maar God tot ons: O goddeloze, gij zult de dood ster ven. Dit houdt in de waarschuwing om ons van onze onbekeerde weg af te ma nen. Zijn we nu als die man uit Israël die het geluid van de bazuin wel hoorde maar zich niet liet waarschuwen? Dan blijven we onder de toorn Gods en ons bloed is op ons hoofd. Welk een onwil lige vijand zijn we toch van de zaligheid en wiens schuld is dit? Hebt u dit door de Geest geleerd met de man naar Gods hart, die spreekt: De overtreding des goddelozen spreekt in het binnenste van mijn hart: Er is geen vreze Gods voor zijn ogen. Want hij vleit zichzelven in zijn ogen, als men zijn ongerechtigheid bevindt, die te haten is. De woorden zijns monds zijn onrecht en bedrog; hij laat na te verstaan tot weldoen, hij be denkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet. Dan kunnen we de waarschuwing niet naast ons neer leggen, maar dan moeten wij naar 's Heeren mond sterven. Voor zulken die moeten zeggen: Dewijl onze overtredin gen en onze zonden op ons zijn en wij in dezelve versmachten en vragend sine- ken: hoe zouden we dan leven? is er een rijke boodschap van gena, waar de Hee re hen toeroept: Zo waarachtig als Ik leve, zo Ik lust heb in de dood des god delozen! lilaar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterveji, o huis Israels? De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de Heere, zo zal Hij zich zijner ontfermen en tot onze God, want Hij vergeeft me- nigvuldiglijk. Hij, die zich laat waar schuwen, behoudt zijn ziel. M. W. Enkele maanden geleden heb ik een paar artikelen geschreven over Hulst. Het oude stadje dicht bij de Belgische grens, dat ook wel genoemd wordt de Reinaertstad. Want hier in deze omge ving moet zich het verhaal hebben af gespeeld van Reinaert de Vos. Ongeveer 800 jaar geleden is dat middeleeuws dichtwerk „Van den Vos Reinaerde" ge schreven. Ik heb weleens het jaar 1170 zien staan, maar op een paar jaar nauwkeurig is dat niet met zekerheid te zeggen. Vandaar een paar artikelen over deze humoristische gebeurtenis. Hofdag. „Het was in eenen sinxendaghe", op een pinksterdag dus, dat Nobel de leeuw, de koning der dieren, een hofdag hield. Een grote vergadering, waarin ook recht gesproken werd. Alle dieren waren uitgenodigd. „Doe quamen tes coninx hove Alle die diere groot ende cleene Sonder vos Reinaert alleene." De vos durfde niet komen: hij had te veel op zijn schuldig geweten. Hoor maar, alle dieren hadden te klagen over Reinaert „den feilen metten roden baer- de". „Nu gaet hier up eene claghe. Isingrijn ende sine maghe Gingen voor den coninx staen". Isingrijn de wolf beschuldigt hem dat hij zijn vrouw misleid heeft en zijn kin deren blind gemaakt door in hun ogen te wateren. Van Cortois de hond heeft hij een worst gestolen, het enige voedsel dat het hondje had in deze strenge winter. Cantecleer de haan levert het bewijs van Reinaerts gruweldaden: „Saghen si van berghe te dale Cantecleer komen ghevaren Ende brochte up eene baren Eene doode henne ende hiet Coppe, Die Reinaert hadde bi den croppe Hooft ende hals afghebeten". Zijn vrouw vermoord en van zijn 15 kuikenkindertjes zijn er nog maar een paar over. Alleen Grimbeert de das verdedigt de vos. Reinaert is bezig zijn leven te be teren, zegt hij, hij leeft nu als een klui zenaar in Malpertuus en eet geen vlees en geen wild meer. Maar is Grimbeert wel objectief? De vos is immers zijn oom? Jammer dat Reinaert niet aanwezig is. Dan kon hij zich verdedigen, als hij er tenminste toe in staat was. En de ko ning zou hem kunnen veroordelen. Drie keer uitgenodigd. Maar de koning zal een afgezant stu ren om de vos te gebieden vóór hem te verschijnen. Bruin de beer gaat naar Malpertuus om Reinaert te verzoeken bij de koning tekomenj Reinaert verontschuldigt zijn afwezigheid: „Maer mi es den buuc so gheladen". Hij heeft minderwaardig voedsel gegeten en heeft last van zijn maag? Welk voedsel? Honing, zegt Reinaert. Dat noemt de vos slecht eten, het is het lekkerste dat Bruin kent. Had hij er maar wat van! O, zegt de vos, de timmerman Lam- freet heeft wel voorraad voor zeven jaar! Reinaert brengt dö beer naar het tim mermanserf. Daar ligt een boom ge splaten met een wig tussen de twee helften om ze van elkaar te houden. Als Bruun daar zijn kop tussen wil ste ken heeft hij volop honing. De gulzige beer doet het, Reinaert trekt de wig eruit, de boomJhelften gaan naar elkaar toe en kop en poten van Bruun de beer zitten klem. Op zijn gebrul komen de dorpelingen toelopen met allerlei soort wapens. Hij krijgt er vreselijk van langs, maar weet zich tenslotte vrij te maken. Maar een oor en het vel van zijn kop en poten moet hij achterlaten. Rollend, glijdend en wentelend hij kan niet goed lopen van de pijn komt hij terug bij de koning.. Vertelt vanzelf niets van zijn avonturen bij de timmerman. Reinaert de vos is woedend op Lam- freit de timmerman, dat hij de beer heeft laten ontsnappen. Van de verwar ring in het dorp maakt hij gebruik om hem een vet hoen te ontstelen. Nieuw bevel. Nu wordt Tibeert de kater naar Rei naert gestuurd. Maar die wordt even eens door de vos bedrogen. Tibeert „mint muse voor alle saken". De vos zal hem wel helpen: in des papen schuur wijst hij hem een gat waarin veel mui zen zitten. Als de kater zijn kop erin steekt slaat er een val toe. Een val die opgezet was voor de vos! „Vindise goet, die muse, Tibeert, ende vet?" spot de grote bedrieger nog. Na veel slaag weet de kater zijn kop uit de val te trekken en komt bij de koning zonder Reinaert. Volgens oud Germaans recht moet een aangeklaagde drie maal worden uitge daagd. Als derde zal Grimbeert de das gaan om zijn oom te verzoeken bij de koning te komen. Hij wordt vriendelijk door oom Reinaert en tante Hermeline ontvangen en de vos gaat met hem mee. Onderweg biecht hij bij de das zijn misdaden. De das geeft hem 40 slagen met „een rijs" en vermaant hem te vas ten en te bidden en op te houden met roven en stelen. Maar vlak na deze ver maning „begonnen sine oghen omme te gaen", hij kan niet nalaten maar de kippen te loeren. Bij een klooster wordt het verlangen hem te machtig, hij springt op een haan, „zodat dien hare de plumen stoven", wat hem een flinke uitbrander van zijn neef de das be zorgt., „Ie hads vergheten, lieve neve. Bidt Gode dat hijt mi vergeve!" Maar steeds blijft Reinaert achterom naar de hoenders kijken. Voor de koning. Als een boeteling verschijnt hij voor Nobel de leeuw. „Ghi sijt staerc ende ie ben cranc" zwak), vleit hij de ko ning. „Ie kenne den coninc so wel gheboren Ende soete ende goedertieren Ende ghenadich allen dieren". Maar voor hem is de koning niet goe dertieren en genadig, zijn vleierij even min als zijn verdediging kan hem red den. „Doe wijsden si dat men soude maken Eene galghe, sterc ende vast, Ende men Reinaerde den feilen gast Daeraen hinge bi sine kele". Nog een laatste poging zal hij wagen, de kleine vos voor de machtige koning, omringd door vijanden die hem bloedig haten. Hij vraagt vóór zijn dood nog iets te mogen zeggen. Hij spreekt over een samenzwering tegen het leven van de koning, waaraan o.a. Bruun en Isingrijn hebben meegedaan met de bedoeling Bruun koning te maken. Reinaert heeft een schat van goud gestolen, ja gestolen, maar om daarmee een leger op de been te brengen om de koning te redden. Koning Nobel vliegt erin. Hij heeft wel zin in dat goud en op voorspraalt LANDBOtrW MECHANISATIEBEDRIJF TEL. (01875) 216 NIEUWE-XONGE van zijn gemalin Gente wordt Reinaert vrij gelaten. De beer en de wolf worden als samenzweerders veroordeeld tot de strop Die goudschat bevindt zich in Hul- sterloo bij Kriekeput. De koning wil meegaan om hem te halen. Maar voor een koning is het niet voegzaam om mee te gaan met de vos, die door de paus in de ban is gedaan! Daarom gaan Curvaert de haas en Be- lijn de ram mee., In zijn woning Malper tuus gaat de schijnheilige vos afscheid nemen van vrouw en kinderen: hij gaat een pelgrimstocht naar Rome maken. Inmiddels lokt hij de haas binnen, bijt hem de kop af en steekt die in zijn tas. Die geeft hij aan Belijn met de boodschap dat hierin brieven zijn voor de koning. Als Belijn bij de koning komt, haalt deze er in plaats van brieven de kop van de haas uit. Toen stiet de koning het vreselijkste geluid uit dat de dieren ooit gehoord hadden, „Die coninc stont in droeven sinne Ende sloech sijn hooft neder. Over lanc hief hijt weder JJp, ende begonste werpen uut Een dat vreeselicste gheluut Dat noint van diere ghehoort waert. Alle diere waren vervaert". Reinaert begrijpt wel, dat hij het nu voor altijd verbruid heeft en met vrouw en kinderen vlucht hij „die woestine", de wildernis in. „Ghereet u, vrouwe Hermeline Ende mine kindre also algader Volghet mi, ie ben u vader". Hij offert de veiligheid van zijn huis Maupertuus en een goedbekend jacht gebied op. Dat is hem zijn vrijheid, zijn onafhankelijkheid waard! Middelburg L. van Wallenburg ERVOLGVERHAAI. HOTSE HH)DES door Sibe van Aangium j;*e knikte. „De abt had me een «'tije besteld. Deze heb ik eruit gehou- De papen behoeven het lekkerste Mie Wieger lachte. „Ik begrijp niet, JIJ zo gedwee knechtje speelt voor lAiv™"^^""' 2ei<^e hij. torh ^^°^- schouders op. „Je moet ^wen", antwoordde hij. „En ik w 1 ^^^^- in V i^'°°^"' Ware me ook liever erop .\on ■'-'och wat moet je alleen?" r''/''^ tijdlang spraken ze met el- -J- ^'nöelijk zei Hotse. „Ik stel voor, ^we nu eerst het bed opzoeken. Moet ue deur niet grendelen, LoUte?" "uai IS niet erg", antwoordde Hotse. Pen 7"^^'^ ^^ï^S' of alle drie slie- tiierU ^'^^PSïi zo vast, dat ze niets Men van de aankomst der soldaten. gj''|"assing was volkomen. dgj "üt ze mannen", riep de aanvoer- De drie mannen in de bedsteden re zen verschrikt overeind. Tijd, om zich te weer te stellen, was er niet. Toch ver loor Hotse zijn tegenwoordigheid van geest niet. „Red je, Wieger", zei hij zacht tegen zijn makker. ,,Ik hou de sol daten wel bezig". Reeds was hij opgesprongen. „Hier is Hotse Hiddes" schreeuwde hij, terwijl hij zich midden onder de soldaten stortte. Deze stonden in de kleine ka mer elkander in de weg. De eerste sol daat gaf Hotse een stoot in de maag steek, zodat hij kreunend in elkaar zonk. Een volgende kreeg een kaakslag, zo dat horen en zien hem verging. De ver warring was onuitsprekelijk. De ach terste soldaten drongen op.; „Grijpt hem levend", klonk de stem van de bevel voerder. Lolke en Rooie Wieger maakten van de verwarring gebruik, om de kamer uit te rennen. Wel poogden een paar soldaten hen tegen te houden, maar Rooie Wieger gaf de ene zulk een op- stopper, dat hij over de grond tolde, vlak voor de voeten van de andere. In een paar sprongen waren Lolke en Rooie Wieger buiten de deur. Hier wer den ze echter opgewacht door de kapi tein en de overige manschappen. Enige ogenblikken bleven Lolke en Wieger onthutst staan. Wiegers ogen gingen speurend rond. Plotseling sprong hij op de kapelaan los. Voor iemand wist wat er gebeurde, had hij de kapelaan opge licht en wierp hem boven op de kapi tein. De kapelaan schreeuwde erbarme lijk. Het pistool van de kapitein ging af en verwondde een der soldaten. Met een paar grote sprongen was Rooie Wieger buiten het bereik van de solda ten, die op de kapitein en de kapelaan toesnelden. De kapitein was onder de voet geraakt. De kapelaan lag boven op hem. Schoten klonken. Maar Rooie Wieger was reeds te ver. Lolke was minder gelukkig. Terwijl Wieger zich op de kapelaan wierp, ren de hij een andere kant uit.i Het lukte hem echter niet, aan de soldaten te ont komen. Weldra was hij gebonden. Uit de kamer steeg een luid gejuich op. Hotse had nog enkele rake klappen uitgedeeld, maar kon het toch niet tegen de overmacht volhouden. Weldra was ook hij gebonden. De soldaten juichten luide. Hotse werd naar buiten gebracht. De kapelaan en de kapitein hadden zich opgericht en zagen elkaar beteu terd aan. De kapelaan bukte zich om zijn pij, die erg verfomfaaid was, in or de te brengen. Dan richtte liij zich op. Hij zag Hotse. Een woeste vreugde straalde uit zijn ogen. Zonder verder aan zijn kleding te denken, stapte hij op Hotse toe. „Ha, schurk", brulde hij, terwijl hij Hotse een slag in het gezicht gaf, „nu zijn uw hoge sprongen uit". Hotse gaf geen antwoord. Zijn ogen echter bliksemden. „Bindt hem stevig, mannen", zei de kapelaan. „Die vervloekte geus, die aartsketter, die..." „Bedaar, eerwaarde vader", zei de kapitein minachtend., „Bedenk, dat deze man gevangen is en zich niet verdedi gen kan". De Spanjaard was een oude krijgs man. „Bewaak de gevangene zorgvul dig, mannen", zei hij. „Maar behandel hem, zoals een dapper soldaat betaamt". De kapelaan was inwendig woedend. Aan de houding van de soldaten merkte hij, dat ook dezen hem minachtten. De mannen verzamelden zich. „Moe ten we die ene ook nog nazetten?" vroeg de onderbevelhebber. „'t Zal weinig geven", meende de ka pitein. „En we hebben de voornaamste. Laat die andere maar lopen". Toen begaven ze zich op weg. De ka pelaan had zich weer bij de kapitein gevoegd. „Het is 't beste, dat wij hem voorlopig in Claerkamp opsluiten", zei de kape laan. „Waarom?" vroeg de kapitein ver wonderd. „Is er bezwaar tegen, dat we hem meenemen naar Dokkum?" „Ik meen van wel", was het ant woord. „Vergeet niet, dat die ene geus ontkomen is. Licht waarschuwt hij de bende van Hotse., En Dokkum is vanuit zee te bereiken. We zouden dan wel eens een aanval op onze veste kunnen krij gen". „Die vrees ik niet", was het trotse antwoord, „mijn mannen zijn dapper". „Daarvan ben ik overtuigd", sprak de kapelaan verzoenend. „Maar vergeet niet, dat die geuzen echte rabauwen zijn. Ze verwoesten alles en ontzien niets en niemand. Mogen wij onze stad aan een aanval bloot stellen?" „Ze zullen het klooster niet aanvallen. Dat ligt te ver landinwaarts. Zo driest zullen ze niet zijn". „Misschien niet". Nadenkend staarde de kapitein voor zich uit. Het was waar, wat de kapelaan opmerkte. De eer de beruchte zeeschuimer gevangen geno men te hebben, kon hun niet meer ont gaan, 't Was verstandig anderen de ver antwoordelijkheid van de bewaking over te laten. Bovendien, al mocht hij die kapelaan niet, hij moest hem ont zien. De kapelaan was voorzien van vérstrekkende volmachten der inkwisi- tie en had daardoor veel invloed. De rondborstige krijgsman vermoedde niets van de heimelijke beweegreden van de kapelaan. Deze wilde Hotse voor zich alleen hebben.. Dan kon hij hem plagen en sarren en zijn wraak koelen. „'k Denk, dat ge gelijk hebt", zei de kapitein ten slotte. „Maar is er op Claerkamp een gevan genis, stevig genoeg, zodat deze geus niet kan ontsnappen?" „Diep onder de grond zijn kelders", antwoordde de kapelaan, „waarin het zonlicht, ja zelfs het licht van de dag niet kan doordringen en waaruit ont snappen onmogelijk is. Bovendien blijf ik voorlopig zelf op Claerkamp en stel mij persoonlijk verantwoordelijk voor deze gevangene". „Dan is het mij goed", antwoordde de kapitein. Ze hadden inmiddels het klooster be reikt. Hotse en Lolke werden naar de ge vangenis gebracht in een der diepste kelders. HOOFDSTUK 7 Rooie Wieger was met grote spron gen weggerend. Wel zonden de solda ten hem enkele schoten na, maar de ko gels vlogen hem voorbij. Hij holde voort zo vlug zijn benen hem konden dragen Spoedig bemerkte hij, dat hij niet ge volgd werd. Hij vertraagde zijn snelle loop. Eindelijk bleef hij staan. Wieger kende geen vrees. Ook ont brak het hem niet aan overleg. Integen deel. Zijn omstuimigheid was echter oorzaak, dat vook zijn plannen misluk ten. Daarom was hij voor aanvoerder ongeschikt. Zijn persoonlijke dapper heid was echter grenzeloos., (Wofrdt verv0tg&)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1971 | | pagina 5