iiahdeu - iiieuws
BLÜdUJ
ZEISS
Overdenking
E VRIJBUITER
Tarieven drukwerk
aanzienlijk omlioog
Zeeuwse wandelingen
Reinaert, die slimme vos
W. RIKKEN N.V.
blad
Vrijdag 5 februari 1971
No. 3959
Blijven TOBBEN?
Dirakt INRUILEN
J. KEUVELAAR
uit de
Heilige Schrift
Antobedrigf A. J. VAN RUMPT
MOLENDIJK 85
STAD AAN 'T HAKmOVLIET
TEL. 01871 - 553
P. NELISSE
De volkstelling
De cost voor de baat?
Geen sabotage
Over enkele weken zal het gaan ge-
euren: dan worden we allemaal ge-
eld' Natuurlijk niet om vast te stellen
oeveel inwoners Nederland op dit mo-
ent heelt (daar kan men ook wel op
en andere manier achter komen), maar
m allerlei gegevens te verzamelen wat
eireft het wonen en werken van de
ederlanders. Verschillende dagbladen
ebben ons vorige week een staalkaart
etoond van alle vragen die op ons wor-
en afgevuurd. Ik denk zo, dat de ge-
'ddelde Nederlander, die toch al zo'n
oeite iieeft met het invullen van zijn
elastingbiljet wel een paar avondjes
p deze vragen kan gaan zitten puzze-
en. Maar dat is het ergste niet: de tel
ers hebben de opdracht zonodig behulp-
aam te zijn bij het beantwoorden van
e vele vragen.
De volkstelling is op dit moment een
ogal aangevochten, en wellicht ook wel
anvechtbare zaak.i Het voornaamste
ezwaar dat er tegenin gebracht wordt
de gevreesde inbreuk op de privacy.
r bestaat nog steeds geen duidelijkheid
en aanzien van de vraag of de telling
u een anonieme zaak is of niet.
Wanneer de tellers mogen helpen bij
et invullen van de vragenlijsten, dan
met name in kleinere plaatsen de
noniemiteit in ieder geval geschonden.
De vraag, die mij persoonlijk bezig
oiidt is van een andere aard. Ik zal het
el niet goed zien, maar bij mij wil het
j niet in, dat de voordelen die deze
elling moet opleveren ook maar in
jiige verhouding staan tot de onge-
ooflijk hoge kosten die eraan Verbon-
'en zijn. Neem bijvoorbeeld alleen
aar de salariëring van de tellers. De
er dagen heb ik daarover uit betrouw-
are bron een en ander gehoord. Iemand
^e in rijksdienst is, en zich beschik-
aar stelt als teller, krijgt vier doorbe-
aalde vrije dagen plus een honorarium
an dertig gulden per dag. En dan te
eten dat één teller slechts 200 a 250
ezinnen kan tellenCijferaars moe-
:n maar een globaal uitrekenen wat
o'n telling gaat kosten!
En wat staat daar tegenover? Dat het
egeringsbeleid voor de komende jaren
eter te bepalen is? Dat moet nog blij-
en. Of een beter inzicht in het be-
rijfsleven? Het is mogelijk. „De cost
aat vuor de baat uit" was de stelregel
an de Oost-Indische Compagnie
'aar de kosten zijn hier wel erg hoog
n de baten vooralsnog denkbeeldig.
In ons protesterende en demonstre-
ende landje zijn er natuurlijk alweer
ktiekomité's aan het werk geslagen om
e telling tegen te gaan of te saboteren.
T bestaat bijvoorbeeld een werkgroep
nder de vriendelijke naam „Dag volks-
elling", waarin mensen, voornamelijk
otterdammers, zich hébben verenigd
ra hun bezwaren tegen de volkstelling
estalte te geven. In andere plaatsen
al een dergelijke aktie ongetwijfeld na-
olging vinden. Ik denk dat dit niet de
is. De overheid beslist dat deze
olkstelling gehouden zal worden en dan
ebben we ons daarbij neer te leggen,
olang de overheid ons niet belet. God
e dienen volgens Zijn Woord, en zolang
r geen duidelijke inbreuk gemaakt
wdt op onze persoonlijke vrijheid, mo-
~en we geen overheidsbesluiten sabo-
eren. Ook al zijn we het misschien niet
Itijd met die besluiten eens!
Maar we mogen wèl vaststellen dat
Ke volkstelling een uiting is van de
evoogding van ons volk.. Een duidelijk
taaltje van de bemoeizucht van de re-
wing, die alles van haar onderdanen
eten moet. En hier mogen we wel
retest aantekenen.
Omdat de mondigheid en de vrijheid,
ie zo hoog worden geroemd, opnieuw
deuk krijgen. En omdat dit alles
ovendien nog wordt betaald met onze
elastingcenten
WAARNEMER.
voor 'n moderne PFAFF
zjg-zag lichtgewicht
haaimachine.
Direkt doen, 't wordt al
leen maar duurder I
NAAIMACHINEHUIS
Kottemeestr. 17 - TeL 01640-35878
BERGEN OP ZOOM
BON voor gratis folders zenden
aan PFAFF, Antwoord 102,
Bergen op Zoom.
IMaam:
Straat:
Plaats:
Behalve brieven en briefkaarten.
De tarieven voor het bezorgen van
drukwerk, aangetekende brieven en ex-
pressestukken gingen met ingang van
maandag 1 februari belangrijk omhoog.
Drukwerk ging vian 12 naar 15 cent,
de rechten voor aangetekende expres-
sestukken, die betaald moeten worden
boven het normale port, van 1,tot
1,25,
Verder werden duurder: het bestellen
van stukken die te groot zijn voor wo
ningbrievenbussen en het bezorgen van
postpakketten. Dit zijn zendingen, waar
voor de besteller bij de geadresseerde
moet aanbellen.
De prijzen van adreswijzigingskaarten
gingen omhoog van 12 naar 15 cent.
Niet duurder werden binnenlandse
brieven tot 250 gram, binnenlandse
briefkaarten en internationale brieven
tot 20 gram.
Zonder deze verhogingen zouden de
posterijen dit jaar een verlies lijden van
naar schatting 110 miljoen gulden. Door
de tariefaanpassing kan het verlies voor
dit jaar teruggebracht worden tot ruim
50 miljoen gulden.
Tegelijk met de tariefsverhoging ver
dwijnt het begrip nieuwsbladen bij de
posterijen. Hiervoor in de plaats komen
de dagbladen en de daarmee gelijkge
stelde bladen en periodieken. Voor de
eerste groep blijft het huidige tariefni
veau vrijwel gehandhaafd; het port
voor de tweede categorie zal geleidelijk
worden opgetroklten tot het tarief voor
drukwerken. Het brailleporto van een
cent per kilogram wordt afgeschaft.
In verband met de verhoging van de
rechten voor aangetekende en expresse-
stukken tot 1,25 zal een nieuw fran-
keerzegel van 1,50 in omloop worden
gebracht. De verkoop van zegels van 2,
8, 12 en 75 cent zal ter zijner tijd worden
beëindigd. Bovendien komt een nieuw
postzegelboekje in omloop.
Wtn.I.KNGLAZEN
by de spedaalsaak
ZANDPAD 32 - MIDDELHAKNXS
WAARSCHUWING
„maar hy, die zich laat waar
schuwen, behoudt zyn ziel".
Ezechiël 33 5 b
Dit bovenstaande woord staat in ver
band met een voorbeeld uit het leven
van het volk van Israël. De vijanden
rondom vielen het volk Israël soms on
verhoeds aan. De Heere spreekt Zijn
volk aldus aan bij monde van de pro
feet: „Wanneer Ik het zwaard over enig
land breng en het volk des lands een
man uit hun einden nemen en die voor
zich tot wachter stellen; en hij het
zwaard ziet komen over het land, en
blaast met de bazuin, en waarschuwt
het volk; en een, die het geluid der ba
zuin wel hoort, maar zich niet laat waar
schuwen; en het zwaard komt en neemt
hem weg; diens bloed is op zijn hoofd.
Hij hoorde het geluid der bazuin, maar
liet zich niet waarschuwen; zijn bloed is
op hem. Maar hij, die zich laat waar
schuwen, behoudt zijn ziel. Wanneer
daarentegen de wachter het zwaard ziet
komen en blaast niet met de bazuin, zo
dat het volk niet is gewaarschuwd en
het zwaard komt en neemt een ziel uit
'hen weg; die is wel in zijn ongerechtig
heid weggenomen, maar zijn bloed zal Ik
van de hand des wachters eisen."
Hier wordt gesproken van twee wach
ters een, die zijn plicht vervult en een,
die zijn plicht verzaakt. De eerste wach
ter gaat vrij uit, de ander omdat hij
niet gewaarschuwd heeft, staat schul
dig en daarom zal God diens bloed van
zijn hand eisen. Ook is er verschil in
de gewaarschuwden. Die de waarschu
wing in de wind slaat, heeft geen enke
le verontschuldiging: zijn bloed is op
hem, naar die de waarschuwing ter har
te neemt en zich laat waarschuwen, die
behoudt zijn ziel.i
Deze waarschuwing gold in die tijd
onder die omstandigheden, waarbij het
leven op spel stond. Zo ook nu zijn er
waarschuwingen, waarbij ons leven kan
betrokken zijn.
Zou voor ons allen niet het belang
rijkste zijn, wanneer we dit nemen in
geestelijke zin in betrekking tot de
eeuwigheid? Zouden we de Schrift ver
draaien daar in het voorbeeld gespro
ken wordt van de ziel, dat is het tijde
lijke leven en zou het tegen de bedoe
ling des Heren zijn om de regel in bo
venstaande tekst vervat toe te passen
op onze onsterfelijke ziel? De Heere
heeft wat uit het volgende blijkt niet het
zwaard van de oorlog op het oog ge
had, maar het zwaard des gerichts, dat
ieder, in zijn goddeloosheid blijvende,
bedreigt. De Heere had in deze woorden
de bekering der ziel het eeuwige leven
op het oog. Op dat Israël zou horen
naar de waarschuwing door middel van
de profeet sprak hij met het beeld van
de oorlog en het oorlogszwaard en zegt:
„Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot een
wachter gesteld over het huis Israels;
zo zult gij het woord uit Mijn mond ho
ren en van Mijnentwege waarschuwen.
Als Ik tot de goddeloze zeg: O, godde
loze, gij zult de dood sterven en gij
spreekt niet, om de goddeloze van zijn
weg af te manen; die goddeloze zal in
zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn
bloed zal Ik van uw hand eisen. Maar
als gij de goddeloze van zijn weg af-
maant, dat hij zich van die bekere en
hij zich van zijn weg niet bekeert: zo
zal hij in zijn ongerechtigheid sterven,
maar gij hebt uw ziel bevrijd."
Hier gaat het uitdrukkelijk over de
bekering van de goddeloze en deze moe
ten gewaarschuwd worden. Hoe moeten
deze worden gewaarschuwd? Daartoe
heeft de Heere Zelf middelen gegeven.
Velen staan of vijandig of afkerig of
schouderophalend tegenover de midde
len, waar er een verkeerde opvatting is
van het werk des Heiligen Geestes. Dan
worden de middelen gezien als tegen
stelling tegenover het werk van de
Geest, en zijn de middelen overbodig,
dan wordt door hen het gebruik van de
middelen gezien als het dienen van de
dode letter. Brengt God dan soms niet
de Zijnen tot Zich onmiddelijk door de
rechtstreekse trekking van Zijn Geest,
bijvoorbeeld in betrekking tot de jong-
stervende kinderen, die gezaligd wor
den. Wie zal dat durven ontkennen?
Nergens leert Gods Woord dat het
middel zonder meer iemand zal baten,,
maar dat de Heilige Geest Zich bindt
aan Gods Woord. Daarom is ieder ver
plicht zich te zetten onder de getrouwe
bediening van Gods Woord, waar de
sleutelmacht niet naar het inzicht van
enige mens, maar volgens het gezag van
de grote Sleuteldrager wordt bediend.
Zal dit zonder waarschuwing tegen de
zonde kunnen gebeuren, tegen de on
christelijke levensstijl, tegen die ge
woonten, gedreven door de tijdgeest, die
steeds meer en meer de overhand krij
gen en in strijd zijn met Gods Woord?
Moeten we dan elkander niet waar
schuwen, dat allerlei wereldse en god
deloze vermaken en ideeën worden ge
weerd. Zullen we er dan een lans voor
breken, of toelaten, dat hetgeen God
veroordeeld, onze huizen hetzij schrif
telijk, hoorbaar of zichtbaar binnen
dringt. Neem dan de waarschuwing toch
ter harte: Hebt de wereld niet lief! Dit
is wettelijk en niet wettisch. Wordt het
woord wettisch niet gebruikt om de zon
den te verbloemen en worden niet vaak
zij, die onverkort rekening willen hou
den met Gods geboden op allerlei ter
rein, uitgekreten als wettische mensen,
omdat er geen wezenlijk onderscheid
gekend wordt tussen wettisch en wette
lijke En wat doen we met de vele waar
schuwingen? Wie zijn de goddelozen, die
moeten gewaarschuwd worden? Dat
zijn de onbekeerden van hart. Dan is
die vermaning of waarschuwing tot elk
onzer persoonlijk gericht. Want elk
mens moet leren dat hij goddeloos is.
Daarom moeten we in de prediking van
Gods wege niet gevleid worden, maar
dan zegt niet een mens maar God tot
ons: O goddeloze, gij zult de dood ster
ven. Dit houdt in de waarschuwing om
ons van onze onbekeerde weg af te ma
nen. Zijn we nu als die man uit Israël
die het geluid van de bazuin wel hoorde
maar zich niet liet waarschuwen? Dan
blijven we onder de toorn Gods en ons
bloed is op ons hoofd. Welk een onwil
lige vijand zijn we toch van de zaligheid
en wiens schuld is dit? Hebt u dit door
de Geest geleerd met de man naar Gods
hart, die spreekt: De overtreding des
goddelozen spreekt in het binnenste van
mijn hart: Er is geen vreze Gods voor
zijn ogen. Want hij vleit zichzelven in
zijn ogen, als men zijn ongerechtigheid
bevindt, die te haten is. De woorden
zijns monds zijn onrecht en bedrog; hij
laat na te verstaan tot weldoen, hij be
denkt onrecht op zijn leger; hij stelt
zich op een weg, die niet goed is; het
kwaad verwerpt hij niet. Dan kunnen
we de waarschuwing niet naast ons neer
leggen, maar dan moeten wij naar 's
Heeren mond sterven. Voor zulken die
moeten zeggen: Dewijl onze overtredin
gen en onze zonden op ons zijn en wij
in dezelve versmachten en vragend sine-
ken: hoe zouden we dan leven? is er een
rijke boodschap van gena, waar de Hee
re hen toeroept: Zo waarachtig als Ik
leve, zo Ik lust heb in de dood des god
delozen! lilaar daarin heb Ik lust, dat
de goddeloze zich bekere van zijn weg
en leve. Bekeert u, bekeert u van uw
boze wegen, want waarom zoudt gij
sterveji, o huis Israels? De goddeloze
verlate zijn weg en de ongerechtige man
zijn gedachten en hij bekere zich tot de
Heere, zo zal Hij zich zijner ontfermen
en tot onze God, want Hij vergeeft me-
nigvuldiglijk. Hij, die zich laat waar
schuwen, behoudt zijn ziel.
M.
W.
Enkele maanden geleden heb ik een
paar artikelen geschreven over Hulst.
Het oude stadje dicht bij de Belgische
grens, dat ook wel genoemd wordt de
Reinaertstad. Want hier in deze omge
ving moet zich het verhaal hebben af
gespeeld van Reinaert de Vos. Ongeveer
800 jaar geleden is dat middeleeuws
dichtwerk „Van den Vos Reinaerde" ge
schreven. Ik heb weleens het jaar
1170 zien staan, maar op een paar jaar
nauwkeurig is dat niet met zekerheid
te zeggen. Vandaar een paar artikelen
over deze humoristische gebeurtenis.
Hofdag.
„Het was in eenen sinxendaghe", op
een pinksterdag dus, dat Nobel de
leeuw, de koning der dieren, een hofdag
hield. Een grote vergadering, waarin
ook recht gesproken werd. Alle dieren
waren uitgenodigd.
„Doe quamen tes coninx hove
Alle die diere groot ende cleene
Sonder vos Reinaert alleene."
De vos durfde niet komen: hij had te
veel op zijn schuldig geweten. Hoor
maar, alle dieren hadden te klagen over
Reinaert „den feilen metten roden baer-
de".
„Nu gaet hier up eene claghe.
Isingrijn ende sine maghe
Gingen voor den coninx staen".
Isingrijn de wolf beschuldigt hem dat
hij zijn vrouw misleid heeft en zijn kin
deren blind gemaakt door in hun ogen
te wateren.
Van Cortois de hond heeft hij een
worst gestolen, het enige voedsel dat
het hondje had in deze strenge winter.
Cantecleer de haan levert het bewijs
van Reinaerts gruweldaden:
„Saghen si van berghe te dale
Cantecleer komen ghevaren
Ende brochte up eene baren
Eene doode henne ende hiet Coppe,
Die Reinaert hadde bi den croppe
Hooft ende hals afghebeten".
Zijn vrouw vermoord en van zijn 15
kuikenkindertjes zijn er nog maar een
paar over.
Alleen Grimbeert de das verdedigt de
vos. Reinaert is bezig zijn leven te be
teren, zegt hij, hij leeft nu als een klui
zenaar in Malpertuus en eet geen vlees
en geen wild meer. Maar is Grimbeert
wel objectief? De vos is immers zijn
oom?
Jammer dat Reinaert niet aanwezig is.
Dan kon hij zich verdedigen, als hij er
tenminste toe in staat was. En de ko
ning zou hem kunnen veroordelen.
Drie keer uitgenodigd.
Maar de koning zal een afgezant stu
ren om de vos te gebieden vóór hem te
verschijnen.
Bruin de beer gaat naar Malpertuus
om Reinaert te verzoeken bij de koning
tekomenj Reinaert verontschuldigt zijn
afwezigheid: „Maer mi es den buuc so
gheladen". Hij heeft minderwaardig
voedsel gegeten en heeft last van zijn
maag?
Welk voedsel?
Honing, zegt Reinaert.
Dat noemt de vos slecht eten, het is
het lekkerste dat Bruin kent. Had hij er
maar wat van!
O, zegt de vos, de timmerman Lam-
freet heeft wel voorraad voor zeven
jaar!
Reinaert brengt dö beer naar het tim
mermanserf. Daar ligt een boom ge
splaten met een wig tussen de twee
helften om ze van elkaar te houden.
Als Bruun daar zijn kop tussen wil ste
ken heeft hij volop honing. De gulzige
beer doet het, Reinaert trekt de wig
eruit, de boomJhelften gaan naar elkaar
toe en kop en poten van Bruun de beer
zitten klem.
Op zijn gebrul komen de dorpelingen
toelopen met allerlei soort wapens. Hij
krijgt er vreselijk van langs, maar weet
zich tenslotte vrij te maken. Maar een
oor en het vel van zijn kop en poten
moet hij achterlaten.
Rollend, glijdend en wentelend hij
kan niet goed lopen van de pijn
komt hij terug bij de koning.. Vertelt
vanzelf niets van zijn avonturen bij de
timmerman.
Reinaert de vos is woedend op Lam-
freit de timmerman, dat hij de beer
heeft laten ontsnappen. Van de verwar
ring in het dorp maakt hij gebruik om
hem een vet hoen te ontstelen.
Nieuw bevel.
Nu wordt Tibeert de kater naar Rei
naert gestuurd. Maar die wordt even
eens door de vos bedrogen. Tibeert
„mint muse voor alle saken". De vos zal
hem wel helpen: in des papen schuur
wijst hij hem een gat waarin veel mui
zen zitten. Als de kater zijn kop erin
steekt slaat er een val toe. Een val die
opgezet was voor de vos!
„Vindise goet, die muse, Tibeert,
ende vet?"
spot de grote bedrieger nog. Na veel
slaag weet de kater zijn kop uit de val
te trekken en komt bij de koning
zonder Reinaert.
Volgens oud Germaans recht moet een
aangeklaagde drie maal worden uitge
daagd. Als derde zal Grimbeert de das
gaan om zijn oom te verzoeken bij de
koning te komen. Hij wordt vriendelijk
door oom Reinaert en tante Hermeline
ontvangen en de vos gaat met hem mee.
Onderweg biecht hij bij de das zijn
misdaden. De das geeft hem 40 slagen
met „een rijs" en vermaant hem te vas
ten en te bidden en op te houden met
roven en stelen. Maar vlak na deze ver
maning „begonnen sine oghen omme te
gaen", hij kan niet nalaten maar de
kippen te loeren. Bij een klooster wordt
het verlangen hem te machtig, hij
springt op een haan, „zodat dien hare de
plumen stoven", wat hem een flinke
uitbrander van zijn neef de das be
zorgt.,
„Ie hads vergheten, lieve neve.
Bidt Gode dat hijt mi vergeve!"
Maar steeds blijft Reinaert achterom
naar de hoenders kijken.
Voor de koning.
Als een boeteling verschijnt hij voor
Nobel de leeuw. „Ghi sijt staerc ende ie
ben cranc" zwak), vleit hij de ko
ning.
„Ie kenne den coninc so wel gheboren
Ende soete ende goedertieren
Ende ghenadich allen dieren".
Maar voor hem is de koning niet goe
dertieren en genadig, zijn vleierij even
min als zijn verdediging kan hem red
den.
„Doe wijsden si dat men soude maken
Eene galghe, sterc ende vast,
Ende men Reinaerde den feilen gast
Daeraen hinge bi sine kele".
Nog een laatste poging zal hij wagen,
de kleine vos voor de machtige koning,
omringd door vijanden die hem bloedig
haten. Hij vraagt vóór zijn dood nog iets
te mogen zeggen. Hij spreekt over een
samenzwering tegen het leven van de
koning, waaraan o.a. Bruun en Isingrijn
hebben meegedaan met de bedoeling
Bruun koning te maken. Reinaert heeft
een schat van goud gestolen, ja gestolen,
maar om daarmee een leger op de been
te brengen om de koning te redden.
Koning Nobel vliegt erin. Hij heeft
wel zin in dat goud en op voorspraalt
LANDBOtrW
MECHANISATIEBEDRIJF
TEL. (01875) 216
NIEUWE-XONGE
van zijn gemalin Gente wordt Reinaert
vrij gelaten. De beer en de wolf worden
als samenzweerders veroordeeld tot de
strop
Die goudschat bevindt zich in Hul-
sterloo bij Kriekeput. De koning wil
meegaan om hem te halen. Maar voor
een koning is het niet voegzaam om
mee te gaan met de vos, die door de
paus in de ban is gedaan!
Daarom gaan Curvaert de haas en Be-
lijn de ram mee., In zijn woning Malper
tuus gaat de schijnheilige vos afscheid
nemen van vrouw en kinderen: hij gaat
een pelgrimstocht naar Rome maken.
Inmiddels lokt hij de haas binnen,
bijt hem de kop af en steekt die in zijn
tas. Die geeft hij aan Belijn met de
boodschap dat hierin brieven zijn voor
de koning.
Als Belijn bij de koning komt, haalt
deze er in plaats van brieven de kop
van de haas uit.
Toen stiet de koning het vreselijkste
geluid uit dat de dieren ooit gehoord
hadden,
„Die coninc stont in droeven sinne
Ende sloech sijn hooft neder.
Over lanc hief hijt weder
JJp, ende begonste werpen uut
Een dat vreeselicste gheluut
Dat noint van diere ghehoort waert.
Alle diere waren vervaert".
Reinaert begrijpt wel, dat hij het nu
voor altijd verbruid heeft en met vrouw
en kinderen vlucht hij „die woestine",
de wildernis in.
„Ghereet u, vrouwe Hermeline
Ende mine kindre also algader
Volghet mi, ie ben u vader".
Hij offert de veiligheid van zijn huis
Maupertuus en een goedbekend jacht
gebied op. Dat is hem zijn vrijheid, zijn
onafhankelijkheid waard!
Middelburg
L. van Wallenburg
ERVOLGVERHAAI.
HOTSE HH)DES
door Sibe van Aangium
j;*e knikte. „De abt had me een
«'tije besteld. Deze heb ik eruit gehou-
De papen behoeven het lekkerste
Mie Wieger lachte. „Ik begrijp niet,
JIJ zo gedwee knechtje speelt voor
lAiv™"^^""' 2ei<^e hij.
torh ^^°^- schouders op. „Je moet
^wen", antwoordde hij. „En ik
w 1 ^^^^-
in V i^'°°^"' Ware me ook liever erop
.\on ■'-'och wat moet je alleen?"
r''/''^ tijdlang spraken ze met el-
-J- ^'nöelijk zei Hotse. „Ik stel voor,
^we nu eerst het bed opzoeken. Moet
ue deur niet grendelen, LoUte?"
"uai IS niet erg", antwoordde Hotse.
Pen 7"^^'^ ^^ï^S' of alle drie slie-
tiierU ^'^^PSïi zo vast, dat ze niets
Men van de aankomst der soldaten.
gj''|"assing was volkomen.
dgj "üt ze mannen", riep de aanvoer-
De drie mannen in de bedsteden re
zen verschrikt overeind. Tijd, om zich te
weer te stellen, was er niet. Toch ver
loor Hotse zijn tegenwoordigheid van
geest niet. „Red je, Wieger", zei hij
zacht tegen zijn makker. ,,Ik hou de sol
daten wel bezig".
Reeds was hij opgesprongen. „Hier is
Hotse Hiddes" schreeuwde hij, terwijl
hij zich midden onder de soldaten
stortte. Deze stonden in de kleine ka
mer elkander in de weg. De eerste sol
daat gaf Hotse een stoot in de maag
steek, zodat hij kreunend in elkaar zonk.
Een volgende kreeg een kaakslag, zo
dat horen en zien hem verging. De ver
warring was onuitsprekelijk. De ach
terste soldaten drongen op.; „Grijpt hem
levend", klonk de stem van de bevel
voerder.
Lolke en Rooie Wieger maakten van
de verwarring gebruik, om de kamer
uit te rennen. Wel poogden een paar
soldaten hen tegen te houden, maar
Rooie Wieger gaf de ene zulk een op-
stopper, dat hij over de grond tolde,
vlak voor de voeten van de andere.
In een paar sprongen waren Lolke en
Rooie Wieger buiten de deur. Hier wer
den ze echter opgewacht door de kapi
tein en de overige manschappen. Enige
ogenblikken bleven Lolke en Wieger
onthutst staan. Wiegers ogen gingen
speurend rond. Plotseling sprong hij op
de kapelaan los. Voor iemand wist wat
er gebeurde, had hij de kapelaan opge
licht en wierp hem boven op de kapi
tein. De kapelaan schreeuwde erbarme
lijk. Het pistool van de kapitein ging af
en verwondde een der soldaten.
Met een paar grote sprongen was Rooie
Wieger buiten het bereik van de solda
ten, die op de kapitein en de kapelaan
toesnelden. De kapitein was onder de
voet geraakt. De kapelaan lag boven op
hem.
Schoten klonken. Maar Rooie Wieger
was reeds te ver.
Lolke was minder gelukkig. Terwijl
Wieger zich op de kapelaan wierp, ren
de hij een andere kant uit.i Het lukte
hem echter niet, aan de soldaten te ont
komen. Weldra was hij gebonden.
Uit de kamer steeg een luid gejuich
op. Hotse had nog enkele rake klappen
uitgedeeld, maar kon het toch niet tegen
de overmacht volhouden. Weldra was
ook hij gebonden. De soldaten juichten
luide. Hotse werd naar buiten gebracht.
De kapelaan en de kapitein hadden
zich opgericht en zagen elkaar beteu
terd aan. De kapelaan bukte zich om
zijn pij, die erg verfomfaaid was, in or
de te brengen. Dan richtte liij zich op.
Hij zag Hotse. Een woeste vreugde
straalde uit zijn ogen. Zonder verder
aan zijn kleding te denken, stapte hij op
Hotse toe.
„Ha, schurk", brulde hij, terwijl hij
Hotse een slag in het gezicht gaf, „nu
zijn uw hoge sprongen uit".
Hotse gaf geen antwoord. Zijn ogen
echter bliksemden.
„Bindt hem stevig, mannen", zei de
kapelaan. „Die vervloekte geus, die
aartsketter, die..."
„Bedaar, eerwaarde vader", zei de
kapitein minachtend., „Bedenk, dat deze
man gevangen is en zich niet verdedi
gen kan".
De Spanjaard was een oude krijgs
man. „Bewaak de gevangene zorgvul
dig, mannen", zei hij. „Maar behandel
hem, zoals een dapper soldaat betaamt".
De kapelaan was inwendig woedend.
Aan de houding van de soldaten merkte
hij, dat ook dezen hem minachtten.
De mannen verzamelden zich. „Moe
ten we die ene ook nog nazetten?" vroeg
de onderbevelhebber.
„'t Zal weinig geven", meende de ka
pitein. „En we hebben de voornaamste.
Laat die andere maar lopen".
Toen begaven ze zich op weg. De ka
pelaan had zich weer bij de kapitein
gevoegd.
„Het is 't beste, dat wij hem voorlopig
in Claerkamp opsluiten", zei de kape
laan.
„Waarom?" vroeg de kapitein ver
wonderd. „Is er bezwaar tegen, dat we
hem meenemen naar Dokkum?"
„Ik meen van wel", was het ant
woord. „Vergeet niet, dat die ene geus
ontkomen is. Licht waarschuwt hij de
bende van Hotse., En Dokkum is vanuit
zee te bereiken. We zouden dan wel eens
een aanval op onze veste kunnen krij
gen".
„Die vrees ik niet", was het trotse
antwoord, „mijn mannen zijn dapper".
„Daarvan ben ik overtuigd", sprak de
kapelaan verzoenend. „Maar vergeet
niet, dat die geuzen echte rabauwen
zijn. Ze verwoesten alles en ontzien
niets en niemand. Mogen wij onze stad
aan een aanval bloot stellen?"
„Ze zullen het klooster niet aanvallen.
Dat ligt te ver landinwaarts. Zo driest
zullen ze niet zijn".
„Misschien niet". Nadenkend staarde
de kapitein voor zich uit. Het was waar,
wat de kapelaan opmerkte. De eer de
beruchte zeeschuimer gevangen geno
men te hebben, kon hun niet meer ont
gaan, 't Was verstandig anderen de ver
antwoordelijkheid van de bewaking
over te laten. Bovendien, al mocht hij
die kapelaan niet, hij moest hem ont
zien. De kapelaan was voorzien van
vérstrekkende volmachten der inkwisi-
tie en had daardoor veel invloed.
De rondborstige krijgsman vermoedde
niets van de heimelijke beweegreden
van de kapelaan. Deze wilde Hotse voor
zich alleen hebben.. Dan kon hij hem
plagen en sarren en zijn wraak koelen.
„'k Denk, dat ge gelijk hebt", zei de
kapitein ten slotte.
„Maar is er op Claerkamp een gevan
genis, stevig genoeg, zodat deze geus
niet kan ontsnappen?"
„Diep onder de grond zijn kelders",
antwoordde de kapelaan, „waarin het
zonlicht, ja zelfs het licht van de dag
niet kan doordringen en waaruit ont
snappen onmogelijk is. Bovendien blijf
ik voorlopig zelf op Claerkamp en stel
mij persoonlijk verantwoordelijk voor
deze gevangene".
„Dan is het mij goed", antwoordde de
kapitein.
Ze hadden inmiddels het klooster be
reikt.
Hotse en Lolke werden naar de ge
vangenis gebracht in een der diepste
kelders.
HOOFDSTUK 7
Rooie Wieger was met grote spron
gen weggerend. Wel zonden de solda
ten hem enkele schoten na, maar de ko
gels vlogen hem voorbij. Hij holde voort
zo vlug zijn benen hem konden dragen
Spoedig bemerkte hij, dat hij niet ge
volgd werd. Hij vertraagde zijn snelle
loop. Eindelijk bleef hij staan.
Wieger kende geen vrees. Ook ont
brak het hem niet aan overleg. Integen
deel. Zijn omstuimigheid was echter
oorzaak, dat vook zijn plannen misluk
ten. Daarom was hij voor aanvoerder
ongeschikt. Zijn persoonlijke dapper
heid was echter grenzeloos.,
(Wofrdt verv0tg&)