iiAnoEn - niEUws
Hoise Hiddes
Overdenking
Van brave Hendrik
tot Dilc Trom
PORTRETTEN
BUIJSSE
DESIREE
Zeeuwse wandelingen
'6,-
Ictie
KEUVELAAR
C KiEVIT Zn.
Spreker: ds. 6. KUYT
Vrijdag 7 augustus 1970
No. 3909
ld"
I
Uiv Modehuis
De degante tmiovingsring
MIDDELHARNIS
Zondagsdienst artsen
arnï*
uit de
Heilige Schrift
Het wonder
der wedergeboorte
Autobedrijf A. J. VAN RÜMPT
MOLENDIJK 85
STAD AAN 'T HARINGVLIET
TEL. 01871 - 553
Centrale Verwarming
ZENDINGSAVOND
TE GOES
Ook voor
J. ZANDSTRA
SOMMEl^DMTt
Hervatting repetities
zangvereniging
lop 15
huis.
|u ook
fingen.
-1216)
b-lUO)
fcn ge-
35/45
35/45
l7T -1323 i
De Pieterskerk -^
Schandelijke ontheiliging
Tendentieuze voorlichting
In Leiden staat een kerlc. Natuurlijk,
ruit u zeggen, er zullen wel meer ker-
'cen in Leiden staan. Dat is waar: Lel
iën mag trots zijn op de Hooglandse of
iint Paneraskerk, een laat Gotische
aHffuisbasUiek, en op de IVlarekerk, een
inerkwaardige achtkantige kerk met
Xeen ronde koepel uit de 17de eeuw.
Maar dè kerk in Leiden, dat is de Pie
terskerk. Eveneens een laat-Gotische
^]cruisbasili6k, zonder toren, gebouwd
ïrond 1400. Beroemd uit oogpunt van
architektuur, bekend ook in de geschie
denis van de kerk en school. Na het
Ltzet van Lelden in 1574 kreeg de
kad een Universiteit, en de Pieters-
Ikerk is reeds zeer nauw verbonden ge
dweest met het academische leven in de
ïsleutelstad. De historicus Scaliger en
ide medicus Boerhaave liggen er begra-
Jven, De bekeerde Jood Isaac da Costa
[deed er belijdenis van zijn geloof en
[werd er gedoopt. Kortom, een kerk met
een rijke historie. Maar bovenal: een
kerk, waarin eeuwenlang het Evange
lie werd verkondigd en waarin het ene
;eslacht na het andere werd vermaand
;n getroost door het Woord Gods.
De band tussen de Universiteit en
Ide Pieterskerk bestaat nog. IMaar het
Js de vraag of die band niet beter door
gesneden kon worden, wanneer we ho
ren waarvoor de lustrumvierende stu
denten de Pieterskerk hebben gebruikt
Wat is er gebeurd? De Vrije Acade
mie heeft ter gelegenheid van het lus
trum de Pieterskerk gebruikt voor wat
\e zelf noemt „onbelemmerde creatieve
.expressie". Wat dat laatste concreet
(inhield? Dat de kerk „versierd" was
Imet leuzen als „God is dood" en „baas
lin eigen buik". Dat op het graf van
iBoerhaave een kippenhok was ge-
Ibouwd en dat de graftombe van Rom-
Ibout Verhulst v/as „verfraaid" met een
|naaktfiguur. Enzovoorts, enzovoorts.
De druppel die de emmer doet over-
llopen is wel, dat er op zondag 28 juni
[in deze versierde kerk een dienst is
Igehouden voor de studenten, waarbij
IProl Berkhof preekte en een pastoor
Ide communie uitreikte
Het behoeft geen betoog dat het van
Imeet af aan protesten regende bij de
ILeidse predikanten en ook bij de
Ikerkvoogdij. Het siert de heren kerk-
Ivoogden dat ze opdracht hebben gege-
Iven een negental leuzen en objecten
•die de meeste aanstoot gaven, te ver-
Iwijdei'en. Dat is ook gebeurd. Op de
Iplaatsen waar de bewuste leuzen en
[voorstellingen hadden gehangen of ge-
I staan hebben de studenten bordjes ge-
Iplaatst met opschriften als „censuur
Ikerkvoogdij'' en „verwijderd op last
'van de kerkvoogden". Volgens mij
maar ik ben een stuurman die aan wal
staat hadden de kerkvoogden verder
moeten gaan en de hele kerk moeten
laten ontruimen. Het is de dwaasheid
gekroond, nee, het is zonder meer
Godslasterlijk, wanneer een kerlc wordt
gebruikt voor allerlei vulgaire en per
verse leuzen. (De ergste heb ik U
I toouwens bespaard.)
In het „Hervormd Weekblad" van 23
[juli j.l. heeft Prof. Dr. G. P. van It-
terzon een uitvoerig artikel aan deze
kwestie gewijd onder de titel „Is de
Pieterskerk ontheiligd?"
Hij polemiseert daarin vooral tegen
j Prol. Berkhof, die nota bene deze
(vraag ontkennend heeft beantwoord
onder het argument; „De Pieterskerk is
i niet heilig en kan dus ook niet onthei-
ligd worden. Wij geloven niet aan hei
lige personen en gebouwen".
Prof. Van Itterzon stelt daartegen-
over zeer terecht 'dat „dit kerkgebouw
zijn bestemming heeft verkregen voor
de dienst van Woord en Sacramenten.
Mijn vraag is voorts," zo schrijft hij
vervolgens, „of na het geven van een
zo duidelijke bestemming aan een
kerkgebouw als huis van gebed en aan
bidding, van verkondiging en gemeen
schap in Christus, het na korter of lan
ger tijd behoorlijk is perverse leuzen
I aan te brengen".
NATUUBLUK BU
aODDELHARNIS
Aan het slot van zijn artikel doet
Prof. Van Itterzon een aanval op de
voorlichting in „Hervormd Nederland"
en het „Persbulletin der Ned. Herv.
Kerk". Hij constateert: „Als het om
rechtse afdwalingen gaat komen Stap
horst en soortgelijke gemeenten prompt
in de kolommen In het onderhavi
ge geval kwam ik in het Persbulletin
niets tegen en was het doorzichtig een
zijdig, toen men in Hervormd Neder
land te lezen kreeg: Sommige illustra
ties vonden geen genade bij de kerk
voogdij De indruk die op deze wij
ze bij de lezers gevestigd moet worden
is: Die kerkvoogdij toch, bij al wie die
oprechte getuigenissen geen genade kon
den vindenTerwijl Hervormd Ne
derland toch moet bestaan bij de gratie
van het nog altijd gewillig betalende
kerkvolk. Van dat volk, dat eindeloos
wordt gegriefd".
Ik heb aan de woorden van Prof.
Van Itterzon niets toe te voegen. Voor
een dergelijke ontheiliging van een
Godshuis zijn trouwens geen woorden
te vinden.
WAARNEMER.
Van zaterdag 8 aug. v.m. 9 uur
t.m. maandag 20 aug. v:m. 8 uur
Middelhamis-Sommelsdijk:
Dienst heeft dokter v. d. Wulp, tel.
2710, Sommelsdljk.
Dir/csland-Herfcingen-Melissant:
Dienst heeft dokter Boot, tel. 01877-
1227, Dirksland.
Flakkee Oost:
Dienst heeft dokter Buth, telef. 01871-
306, Den Bommel en dokter Kramers,
telef. 01873-201, Ooltgensplaat.
ZONDAGSDIENSTEN TANDARTSEN
Uitsluitend voor spoedgevallen tand
arts Overbeeke, Dirksland van 11 tot
11.30 uur.
DIENST WIJKVERPLEEGSTER
Melissant-Dirksland-Herkingen:
Van vrijdagond 6 uur tot maandag
ochtend 8 uur zr. Stolk, tel. 1500, b.g.g.
1767.
Wit-Gele Kruis Achtehuizen:
Dienst heeft zuster Leontina, Den
Bommel, Aohthuizen, Stad aan 't Ha
ringvliet, tel. 01873-579.
ZONDAGSDIENST DIERENARTSEN
Dienst heeft dierenarts IVIinderhoud,
tel. 01870-2897, Mlddelharnis.
VERVOLGVERHAAL
Slbe van Aangium
Bjj 't schemerig licht ontwaarde Hot-
ss een tafel en een paar stoelen. Ver
der een bed, op de grond gespreid.
„Hier kun je 't wel een weekje uit
houden," meende Jacob Wytzes. „Ze
zullen je natuurlijk zoeken. Daarom is
'het beste, dat je hier eerst een week
vluchten, bij voorbeeld naar Emden. Nu
zullen we de ramen maar dicht doen
en de luiken ervoor. Hier zijn kussens.
In die hoek staat een kruik bier. Brood
en spek breng ik straks wel."
„Neem dan ook wat werk voor me
mee", zei Hotse.
"Werk, jahmJacob Wyt
zes krabde zich achter de oren. „Wat
voor werk kan ik je hier geven? Dat is
nog niet zo gemakkelijk."
„Ik hou veel van houts-nljwerk," zei
■Hotse. „Mijn messen liggen thuis. Daar
IS ook nog wel hout
„'k Zal proberen of ik het daar stie
kem kan weghalen. Nou tot straks.
t Is nu ongeveer 5 uur. Je moet van
avond maar een beetje lang op je brood
„Voorwaar, voorwaar zeg Ik u:
tenzij, dat iemand wederom ge-
horen worde, hij kan het Ko
ninkrijk Gods niet zien."
(Joh. 3 3)
II
Direct met en na de wedergeboorte
ontstaan in de zondaar nieu'we en an
dere werkzaamheden. Hij schaamt zich
over zijn vroeger gedrag en levens
wandel, waarin hij toen zoveel genoe
gen vond. Hij gevoelt smart over zijn
zondig en goddeloos leven en over zijn
verlaten van de Heere. Er ontstaat een
echte droefheid naar God. De zondaar
gaat zichzelf en zijn daden verfoeien
en veroordelen, want zijn verstand is
nu bestraald met het licht van het
evangelie der heerlijldieid van Chris
tus. Nu be'gint hij pas iets te begrijpen
van de dingen die God betreffen, die
hij vroeger dwaasheid achtte. Hij krijgt
nu een vermaak in de wet en het
Woord van God.
Hij ziet de wijsheid, die daarin door
straalt, hij merkt de aanloltkelijke
schoonheid van Gods Woord op en er
kent de dierbaarheid, die daarin ver
borgen is.
Zijn oordeel verandert. Het Woord
van God is het manna voor zijn ziel en
hij stemt toe, dat er geen noodzakelij
ker werk is dan de Schriften te onder
zoeken, want daarin kan men het eeu
wige leven vinden. In zijn natuurstaat
zei hij, dat hij geen zin had om het
Woord des Heeren te onderzoeken. Nu
tracht hij te beproeven welke de goede
en welbehagelijke wil van God is.
Hij oordeelt nu geheel anders over
wat hij zegt en doet. Vroeger zag hij
geen kwaad in wat hij deed, als hij
maar leefde zonder in opspraak'te kp-
men. Maar nu hij zijn woorden, werken
en gedachten aan Gods heilige wet
toetst, moet hij uitroepen. „Het goede,
dat ik wil, doe ik niet, maar het kwa
de, dat ik niet wil, dat doe ik''.
Hij oordeelt nu ook geheel anders
over Gods eigenschappen en volmaakt
heden. In zijn natuurstaat dacht hij dat
hij evengoed zalig kon worden als an
dere vromen en godvruchtigen, als hij
zijn best maar deed. Hij beriep zich op
Gods barmhartiglieid en genade. Maar
nu ziet hij pas hoe verkeerd zijn oor
deel was. Nu vraagt hij zichzelf ver
baasd af: „Waar was mijn verstand?
Had ik nooit gelezen dat de Heere de
schuldigen geenszins onschuldig
houdt?"
Hij verlangt naar Gods gemeenschap
naar Christus. Daarin vindt hij zijn
vermaak. Met Petrus kan men tot hem
wel zeggen: „Denwelken gij niet ge
zien hebt en nochtans liefliebt, in den-
welken gij nu, hoewel Hem niet ziende
maar gelovende, u verheugt met een
onuitsprekelijke en heerlijke vreugde".
Hij begint ook te spreken over God
en Jezus, over het genadewerk in hem.
Paulus zegt van zichzelf en van de ge
lovigen: „Dewyi wij nu dezelfde Geest
des geloofs hebben, gelijk er geschre
ven is: Ik heb geloofd, daarom heb ik
gesproken; zo geloven wij ook, daarom
spreken wij ook".
Men krijgt in de wedergeboorte
nieuwe en andere vrienden, die men
voordien niet had. De wedergeboren
zondaar gaat behoren tot een geestelij
ke familie. Hij krijgt de Vader Die in
de hemelen is, tot zijn Vader, de Kerk
tot zijn moeder en al de ware gelovi
gen tot zijn broeders en zusters.
Hij ontvangt met de wedergeboorte
ook een nieuwe erfenis en waardigheid
Hij wordt dan een medeërfgenaam in
Christus en hij verkrijgt een onverder
felijke, onbevlekkelijlte en onverv/el-
kelijke erfenis, die in de hemelen voor
hem wordt bewaard.
Zo heet de tentoonstelling van Idn-
derboeken uit de vorige en 't begin van
deze eeuw. De provinciale bibliotheek
van Zeeland heeft deze van 8 juli tot
14 augustus ingericht in een van de
Abdijgebouwen.
Op het eind van de 18e en het begin
van de 19e eeuw dus de jaren vóór
en na de Franse tijd droop alles van
goedheid, braafheid, deugd, verdraag
zaamheid, mensenliefde. Was broeder
schap niet een der leuzen van de
Franse revolutiemarmen? Tot in de
theologie toe propageerde men het hu
manisme van een braaf en deugdzaam
leven, dat voldoende was voor nu en
het eeuwige leven. Zelfs in de berij
ming uit die tijd (1773) van de psalmen
behoorde men volgens psalm 1 vers 4
het „pad der deugd" te betreden.
Geen wonder, dat dit streven ook in
de kinderboeken tot uiting kwam. Het
boekje van N. Anslijn „Brave Hen
drik" tekent ons zo'n lief, braaf jon
getje, bijna volmaakt en zonder enige
zonde als je zijn leven bekijkt.
„Kent gij Hendrik niet, die altijd zoo
beleefd zijnen hoed afneemt, als hij
voorbijgaat?
Vele mensen noemen hem den bra
ven Hendrik, omdat hij zoo gehoor
zaam is, en omdat hij zich zoo vrien
delijk jegens ieder gedraagt.
Hij doet nooit iemand kwaad.
Er zijn wel kinderen, die hem niet
liefhebben. Ja, maar dat zijn ook on
deugende kinderen. Alle brave kinde
ren zijn gaarne bij Hendrik. Kinderen,
die met Hendrik omgaan, worden nog
braver, want zij leeren van hem hoe
zij handelen moeten".
Zo begint het boekje en de rest is
navenant. Een ideaal-jongetje! Wie zou
niet zo'n braaf zoontje willen hebben?
Het boek was erg populair, in 60
jaar verschenen er ongeveer 60 nieuwe
drukken van.
De tweede helft van de titel van dit
artikel is heel wat anders: Dik Trom
van C. J. Kieviet (1858 - 1931), de
grapjas, de kwajongen. De humor heeft
zijn intrede gedaan in de kinderlectuur
Tussen deze twee uitersten is er heel
wat verschenen voor kinderen. In de
eeuw van het Icind begon men speciaal
voor kinderen te schrijven. Ook vers
jes. Van Hieronymus van Alphen (1746
-1803) is vooral bekend: Jantje zag eens
pruimen hangen. Van de latere J. P.
Heye (1809 - 1876): Klein vogelijn op
groene tak; er zaten zeven kikkertjes
al in een boerensloot; zie de maan
schijnt door de bomen. Van de Zeeuw
se Petronella Moens zijn ook enkele
dichtbundels voor kinderen versche
nen.
Langzamerhand raakte men er van
af, dat ieder verhaal of vers een zekere
moraal moest hebben, dat de deugd al
tijd beloond en het kwade gestraft
wordt. De kinderlectuur ging zich be
ter aanpassen aan de kindertaal, aan
het bevattingsvermogen der kinderen.
Er verschenen kinderboekjes die de
kinderen leuk vonden, graag lazen,
zonder een bepaalde moralistische ten-
denz.
P. Louwerse.
Ik wil nog even twee bekende Zeeuw
se schrijvers van kinderboeken uit de
ze tijd noemen. P. Louwerse werd in
1840 te Souburg geboren. Zijn vader
was boswachter op de grote buiten
plaats Schoonenburg. Hij werd onder
wijzer, maar moest later wegens doof
heid het onderwijs verlaten. Toen ging
hij zioh vooral toeleggen op het schrij
ven van kinderboeken. Verscheidene
zijn van historische aard. Enkele titels:
Een Delfhavense lïwajongen. Mannen
van stavast, Toch Oranje boven, Vlis-
singer Michiel. Ook sciireef hij een
Vaderlandse geschiedenis voor jong en
oud Nederland. Hij werd hoofdredac
teur van het weekblad „Voor 't jonge
volkje". Een paar bekende gedichten
zijn: „Waar de blanke top der duinen
en „Op de grote stille heide".
In 1908 overleed hij in Den Haag. In
1912 werd door een Haags comité een
bronzen borstbeeld geplaatst op het
Oranjeplein van zijn geboorteplaats
Oost-Souburg. Het is vervaardigd door
de beeldhouwer P. Puype uit Apel
doorn, ook een Souburger van geboorte
Het geboortehuis van Louwerse is en
kele jaren na de oorlog omgebouwd tot
schuur.
J. Stamperius.
Stamperius werd in 1858 geboren in
Wilhelminadorp, het kleine dorpje in
de grote Wilhelminapolder bij Goes.
Vooral bekend zijn (beter: waren) zijn
boeken over de drie Japen. Dat waren
drie jongens, die ledere dag een paar
wachten, want vóór achten durf ik niet
te komen."
HOOFDSTUK 5
„Wat heb je toch, man? Je bent zo
ongedurig. En ik heb je wel een half
uur gezocht. Waar ben je geweest?"
„Och, nergens vrouw. Ik moest even
in de kelder wezen."
„De kelder? Heb je misschien de
sohapekazen omgelegd? Dat moest ten
minste nodig."
„Ja dat moet nodig", antwoordde Ja
cob Wytzes. „Daar moet eigenlijk maar
één over gaan. Ik zal de kelderdeur op
slot doen en de sleutel bij mij steken.
Nu Wietgke er niet is, zal ik wel voor
de schapekaas in de kelder zorgen."
„Hei, die Wietske. Wie had dat toch
van haar gedacht! Vreselijk, dat wij
jaren een ketterse onder ons dak hebben
gehad." Aaltje sloeg een kruis. „En ik
vertrouwde ze nog wel volkomen."
Jacob Wytzes antwoordde niets.
,,Vind jij het dan niet erg, Jacob?"
vroeg Aaltje.
„Natuurlijk vind ik het vreselijk, dat
Wietske de heilige Kerk verlaat," ant
woordde Jacob. „Maar als zij het nu
anders inziet? Dat moet zij toch weten?
Ieder moet dat ten slotte zelf uitmaken.
Ik vind het best, dat de Kerk vermaant
en waarschuwt, maar zij moet de men
sen vrijlaten. Onze goede pastoor leert
dat ocuk. En was er een betere meid,
dan Wietske? Zeg zelf maar eens, of ze
ons niet trouw heeft gediend."
„Ja," zei Aaltje, „maar ze is dan toch
maar een ketterse. En de Eerwaarde
kapelaan zei, dat somtijds de boze zelf
verscheen als een engel -des lichts."
„De Eerwaarde heer kapelaannu
ik houd meer van onze oude pastoor.
Maar ik iga naar Anjum om eens te
zien, waar ze Wietske hebben heenge
bracht."
't Was schemerdonker, toen Jacob
Wytzes naar Anjum iging. Weldra had
hij het dorp bereikt.
„Wat is hier toch te doen?'' mom
pelde hij.
Voor vele deuren stonden mensen te
praten. Veel arbeiders waren reeds
thuis. Maar inplaats dat ze in huis
gingen, stonden ze in groepjes bij el
kaar, 't Anders zo kalme dorp was vol
beweging. Voor de molen stond Doeke,
de molenaar.
„Wat is er aan de hand, Doeke?"
vroeg Jacob Wytzes.
„Weet jij dat niet?" was de weder
vraag.
„Nu ja," antwoordde Jacob Wytzes,
„ze hebben vanmiddag Wietske gevag-
nen genomen."
„Ja," antwoordde de molenaar, „maar
ook onze pastoor."
„Wat?" Met een sohok bleef Jacob
Wytzes stilstaan. „Wat? Onze pastoor?
Dat kan toch niet! Als er één trouw
zoon der Kerk is, dan wel onze pastoor
Cornelius Everhardi."
„Daar schijnt de kapelaan anders
over te denken," antwoordde de mole
naar. „Men zegt, dat hij vannaorgen
volmachten heeft gehaald. En nu heb
ben ze eerst Wietske Jansd. en daarna
onze pastoor gevangen genomen."
,,Ze hebben hem toch niet onder de
toren gebracht."
„Neen. Daar zit Wietske. Maar de
pastoor zit in het rechthuis. Ik denk
ecihter, dat 't hele dorp in opstand
komt."
„Dat zou geen wonder wezen. Ik ga
eens bij 't rechthuis kijken. Ga je mee?"
„Dat moest ik maar niet doen," ant
woordde de voorzichtige Doeke. „Je
kunt je tegenwoordig maar 't beste ner
gens mee bemoeien. De inkwisitie schijnt
alles te horen."
„Nou, ik ga."
Met grote stappen liep Jacob Wytzes
verder. Voor het rechthuis, dat midden
in het dorp was gelegen, was een gro
te menigte verzameld. Een luid gemor
steeg op uit de schare.
Jacob Wytzes voegde zioh bij een
groepje notabelen.
„Ah, daar heb je Jacob ook." 't Was
Renze Martens de smid, die hem aan
sprak. „Dat is toch wat, hè. Onze goe
de pastoor
Wanneer is hij gevangen genomen?"
viel Jacob Wytzes hem in de rede.
Dat is nu, de betekenis van het we
derom geboren worden! Deze weder
geboorte is noodzakelijk, als men
Gods Koninkrijk wil binnengaan.
Christus zegt duidelijk: „Tenzij dat
iemand v/ederom geboren worde, hij
kan het Koninkrijk Gods niet zien".
Onder Gods Koninkrijk moeten wij
hier niet verstaan Gods algemeen Ko
ninkrijk, dat zich over de gehele schep
ping uitstrekt, maar Zijn bijzonder Ko
ninkrijk der genade voor Zijn volk
en Zijn kerk.
Dit wordt een Konlnki-ijk genoemd,
omdat er een Koning over regeert, na
melijk Christus, Die door God gezalfd
is. Er is ook een wet, die uit Sion uit
gaat. Er zijn onderdanen; dat zijn de
j gelovigen, een zeer gewillig volk. Dit
Koninkrijk heeft ook vijanden: dat is
de duivel en de goddeloze mensen.
Maar het heeft een machtige, meer dan
koninklijke beschermer. Het heeft rijke
goederen, die ook wel dubbel konink
lijk zijn. Bovendien bezit het heerlijke
voorrechten, die de voorrechten van
,alle andere koninkrijken zeer ver over
treffen.
Het wordt genoemd het Koninkrijk
Gods, om dat de Vader in en door
Christus erover regeert en omdat
Christus, de Kpning, de allerhoogste
God is.
Dat Koninkrijk was er al onder het
Oude Testament, maar tijdens het
Nieuwe Testament is het meer uitge
breid en werd het met grotere kracht
geopenbaard. Daarom wordt er door
profeten, zoals Daniël, gesproken over
een Koninkrijk, dat verwekt zou wor
den.
Het Koninkrijk der genade zal pas
voltooid en volmaakt zijn in de heer
lijldieid. Vandaar dat de staat van de
triumferende kerk in de hemel «iet
nadruk het Koninkrijk Gods wordt ge
noemd.
In onze tekst bedoelt de Heere het
Koninkrijk der genade onder het
Nieuwe Testament, dat eenmaal in de
heerlijkheid volmaakt zal worden. Hij
stelt het echter niet tegenover het Ko
ninkrijk onder het Oude Testament,
maar liever tegenover het rijk der
duisternis, waartoe wij allen van na
ture behoren.
Het Koninkrijk Gods zien, betekent
niet dat wij met lichamelijke ogen de
Koning en de onderdanen aanschou
wen. Het betekent dat wij leren ver
staan dat het Koninkrijk geestelijk en
eeuwig is. We leren het Koninkrijk
kennen aan haar icenmerken, zoals
haar Koning, haar onderdanen, haar
wet, enzovoorts. Het woordje „zien" in
de tekst betekent kennen". Bovendien
kan het gebruikt worden voor geloven
en dan wordt ermee bedoeld: geloven
dat dit Koninkrijk gekomen is in Je
zus Christus, om Hem in een waar ge
loof te omhelzen als haar Profeet,
Priester en Koning.
„Het Koninkrijk Gods zien'' bete
kent ook het genieten van de goederen
en voorrechten van dit Koninkrijk. In
dit zien van het Koninkrijk Gods be
staat dus de grootste gelukzaligheid.
Maar daartoe kan niemand komen
zonder wederom geboren te worden.
Wie hij ook zij, Jood of Griek, open
baar goddeloos of burgerlijk zedig en
uitwendig godsdienstig, wanneer men
niet wederom geboren wordt, kan men
het Koninkrijk Gods niet zien. Waar
om is dit niet mogelijk? Omdat alle
mensen van nature geestelijk blind zijn
en in de grond vijandig tegen dit Ko
ninkrijk. Bovendien zijn ze alleen gees
telijk dood, ja niets dan vlees, zonder
geest. Christus zegt dat Zelf in het zes
de vers van ons teksthoofdstuk: „Het
geen uit het vlees geboren is, dat is
vlees".
Deze dingen zijn de volle waarheid,
want de Heere Jezus bevestigt Zijn
uitspraak met een dubbel amen: voor
waar, voorwaar. Dit is geen eed, zoals
sommigen dit hebben opgevat, maar
het is de sterkste bevestiging ervan,
alsof Hij "zei: waarlijk, zeker, zo is het.
Het dubbele amen werd gebruikt om
een ontwijfelbare zekerheid aan te
duiden.
(1704 - 1757) Ds. Johannes Beukelman
km moesten lopen langs het kanaal van
Goes naar de Oosterschelde, ze gingen
na enkele jaren dorpsschool naar Goes
ter scliole. Het waren Jaap van bakker
Stamperius (de schrijver zelf). Jaap van.
ds. Clinge Doornbos (is later dokter ge
worden) en Jaap van schipper Osse-
waarde (is later dominee geworden).
Stamperius werd hoofd van een
school in Amsterdam en later school
opziener.
Minstens één keer per jaar bezocht
hij zijn broers en zusters in zijn ge-
boortestreelc In deze „Japenboeken
beschrijft hij welke avonturen het drie
tal beleefde op weg naar Goes langs
het kanaal, in Goes zelf en in hun ei
gen Wilhelminadorp. Hoe ze slag le
verden met leerlingen van andere
scholen en als hazen op de vlucht gin
gen voor de oude veldwachter Arnoldi.
Ook in deze boeken komt de moraal
soms nog even om het hoekje kijken,
maar nooit overdreven of hinderlijk.
En Jaap van de bakker spaart ook
zichzelf niet als er iets gedaan is dat
niet door de beugel kon. Altijd pro
beerde men het verkeerde weer goed
te maken. Andere boeken van hem
zijn o.a.het veerhuis aan de Ooster
schelde, Frans Naerebout, de toren van
Zierikzee, het verdronken land van
Reimerswaal.
Jammer dat deze boeken, evenmin
als die van Louwerse, niet meer te koop
zijn, tenminste niet in de tegenwoor
dige spelling. In geen tientallen jaren
zijn ze herdrukt. De laatste jaren zijn
er nieuwe sterren verschenen aan de
letterkundige hemel der kinderboeken:
Van der Hulst, Anne de Vries (beiden
bij het ondervnjs en overleden), Annie
G. M. Schmidt, dochter van een vroe
gere Ned. Herv. dominee te Kapelle op
Zuid-Beveland, de r.k. Middelburgse
onderwijzer Amoldus. Natuurlijk zijn
er nog veel meer, maar deze namen
schieten me juist te binnen. Ze vallen
eigenlijk buiten het bestek van ge
noemde tentoonstelling, die eindigt met
Dik Trom, een boek van vele jaren
oud, dat nog steeds herdrukt wordt.
Na een actief leven op velerlei ge
bied in Amsterdam is „Jaap van de
bakker" in 1936 gestorven. Oudere
mensen zullen misschien nog wel een
of meer van zijn boeken bezitten en ze
met genoegen nog eens lezen.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
BOaüMXXSDUE
In het kerkgebouw der Gereformeerde
Gemeente aan de Beatrixlaan te Goes
wordt D.V. woensdag 12 augustus a.s.
een zendingsavond gehouden, waarin
de zendingspredikant Ds. G. Kuyt zal
spreken over zijn werk in West-Irian.
De aanvang Is 7.30 uur. De plaatsen
zijn deze avond vrij.
MELISSANT
Op maandag 10 augustus zal de Chr.
Gem. Zangvereniging „Laus Deo" haar
repetities weer hervatten 's avonds om
8 uur in „Melishof". Nieuwe leden zijn
hartelijk welkom.
„Nou, ik denk zo'n uur of anderhalf
geleden.''
„Zijn er leden van de inkwisitie
hier?"
„Welnee, man. De nieuwe kapelaan
heeft 't em gelapt."
„Maar kan er dan geen deputatie
naar de kapelaan toe? Als hij ziet, dat
't hele dorp in beweging is, zal hij zich
nog wel twee keer bedenken."
„Ik Geloof 't niet. Er is al 'n deputa
tie bij hem geweest. Ype Jelles, Liewe
Frederiks, Uuilke Meinders zijn er di
rect heengegaan. De l^apelaan heeft ze
een bevelschrift getoond. Neen man, er
is niets aan te doen. 't Volk mort, maar
wat moeten ze
„Maar dat is toch te erg. We moeten
onze pastoor bevrijden
„Stü, man, stil toch." Renze Martens
greep Jacob Wytzes bij de arm. „Wees
toch voorzichtig. Wie weet of hier niet
een verklikker aanwezig is. Hallo
wat zullen we nu hebben?"
Er kwam beweging onder de schare.
Vrouwen en kinderen stoven uit elkan
der. Ook de mannen drongen, zij het
langzamer, één kant op.
Men hoorde hoefgetrappel. Luide
stemmen gaven korte bevelen. De scha
re drong meer op.
„Wat is er te doen?" vroeg Jacob
Wytzes een der mannen, die voorbij lie
pen. „Paardevolk," was 't antwoord. „De
kapelaan heeft soldaten laten komen
uit Dokkum."
,vDan Is de kans om de pastoor te
bevrijden verkeken," mompelde Jacob
Wytzes.
Hoog deden de ruiters hun paarden
steigeren. Gillend vloog de menigte uit
elkaar. Weldra stond de troep van vijf
entwintig man voor het rechthuis. Daar
naderde de kapelaan, van de kant van
de pastorie. Niemand uit de menigte
groette hem. In de blikken der Anju-
mers was duidelijk vijandschap te le
zen.
De aanvoerder der ruiters was afge
stegen en groette beleefd de geeste
lijke.
„Pax vobiscum, vrede zij ulieden,"
sprak de kapelaan zalvend. „Gij hebt
veel ijver betracht om aan mijn op
roep gevolg te geven, mijn zoon."
De aanvoerder knikte zwijgend. Dan
vroeg hij: „Is deze herberg de gevan
genis? 't Lijkt meer een toevluchtsoord
voor reizigers, dan een gevangenis voor
boosdoeners."
„Ja," antwoordde de kapelaan, „maar
„het Grauwe Paard" heeft toch ook een
paar vertrekken, waaruit geen gevange
ne kan ontsnappen. En goede bewa
king is wel nodig. Gij ziet hoe opstandig
de menigte is
„O, dat plebs." De aanvoerder lach
te minachtend. „Ge moest eens gezien
hebben, hoe ze uit elkaar stoven, toen
we zo pas onze paarden lieten steige
ren. Neen, daar behoeft ge u niet be
zorgd over te maken."