üiahdeii tiiEuws
De wereldreis van
Jacob Roggeveen
De Synode van Dordrecht
IE
J
n.v
iendl
15
Bronchiletten
|e Vrouwe van
iirendsburcht'
1618-1619
ftj
lompObevrijdt
KOLFF
[HEI
C. KIEVIT Zn.
Planters bij Goeree
Zeeuwse wandelingen
Vrijdag 15 november 1968
No. 3738
5PLA
ïdelacl
ItflaklcJ
lOPl
lovembel
Ihetl
en netl
tjds ing
bl873-J
■♦♦♦♦♦H
Ide funl
len.
Ir te
[rpiste.
met£
lersoneel
it tV
Centrale Verwarming
Bo««tdrqnk in iablmtvornu9Sc^
KOLFF - Middelharnis
Sportschutters houden „Delta"-contactwedstrijd
t@ Ouddorp
fijs vJ
|ioodz3lt*|
Ut bed
levaardiS
ar. V. d'
Ka het vertrek van de Remon
stranten Pro-Acta en Post-
Acta De Remonstranten na de
Synode
Irstond nadat de Remonstranten van
Lrdtse Synode waren weggezonden,
Innen ze in Rotterdam geheime bij-
loinsten te houden om zich te be-
1 op de toekomst. Ze zagen wel in
Ihet getij gekeerd was en dat ze in
niet konden blijven. Zo werd in
Itipe besloten tot de oprichting van
Tsociëteit of broederschap", die vrij-
fvan godsdienst als eerste punt op
[programma had staan. En natuur-
Jwerd nogeens de bevoegdheid van
|[dt" om over leergeschillen te be
ien, ontkend, en werden bij voor-
laile besluiten die „Dordt" zou ne-
ten aanzien van de Remonstranten.
torpen.
lussen was de Synode ijverig voort-
met haar werkzaamheden. Nu
demonstranten niet meer lijdelijk
|ct konden plegen, en de zaak op-
Hen door allerlei procedure-kwesties
Ier intensief worden gewerkt;
|tus,keel.borstvan vastzittend sltjm
(ich zijn er nog drie maanden voor
gaan, voordat men het oordeel over
Geschilpunten kon samenvatten.
|t werden er talrijke commissies ge-
nd om de controversiële punten in
1 verband te bespreken. Het voorle-
Ivan de diverse uitspraken vergde
jraard vele uren en dagen. Ook kwa-
telkens de hoogleraren aan het
Ird die de synode van advies dien-
^dat alle „oordelen" waren gehoord,
i er een commissie van 9 leden be-
jnd, waarin ook het moderamen zit-
fhad, om een concept op te stellen
(het eindoordeel bevatte. Met dat
[oordeel was men in drie weken ge-
Op 16 april 1619 konden de „Ca
fes" (Leerregels), ook wel de Vijf
Ikelen tegen de Remonstranten ge-
|nd, aan de Synode worden voorge-
de artikelen komen we nog
^r terug.
zaak van de Remonstranten was
Ide hoofdmoot op de Synode van
Irecht, maar toch niet het énige dat
(andeld is.
tijd die vrijkwam doordat de Re-
Istranten te laat ter Synode waren
|chenen, werd produktief gemaakt
andere zaken te behandelen die
jwelzijn van de kerk betroffen. Zo
in principe het besluit genomen
Ide Bijbel opnieuw uit de grondtekst
Tst worden vertaald. Het zou echter
I bijna 20 jaar duren voor men met
werk gereed kwam. Vastgesteld
ook de verplichting om in de
Bagmiddag dienst kort en zakelijk
peidelbergse Catechismus uit te leg-
De opleiding van de toekomstige
laren des Woords kwam aan de or-
Talsmede het toezicht op de leerboe-
Idie op de scholen werden gebruikt,
jdat laatste is nooit veel terecht ge
len. De hier genoemde punten val
kan onder de Pro-Acta (voorhande-
pn) der synode.
|n de Post-Acta (na-handelingen).
het eindoordeel over de Remon-
hten geformuleerd was, en de Re-
|trantse predikanten waren afgezet,
pen de overige werkzaamheden wor-
lafgedaan. Daarbij ging het voorna-
p om de vaststelling van de offi-
tekst van de Catechismus en de
plandse Geloofsbelijdenis.
maandag 6 mei was er in Dordt
[groots schouwspel te zien. Toen
Jten de afgevaardigden ter Synode
Iptocht naar de Grote Kerk, waar
prman voor een grote schare een
uitsprak, en waar de scriba's de
Jtikelen tegen de Remonstranten
fiazen. Terug in de Doelenzaal ver-
jde de praeses de werkzaamheden
geëindigd. De buitenlandse afge-
digden kregen gelegenheid te ver-
pn, nadat hun dank was gebracht
al hun arbeid. Daarna bleef de
synode nog bijeen tot 29 mei om de lo
pende zaken af te doen. Op die dag
werd de 180ste en laatste zitting gehou
den.
De 15 Remonstranten die als „voor
hoede" in Dordt aanwezig waren ge
weest, werden op 2 juli in Den Haag
ontboden, waar hun een Acte van StU-
stand werd voorgelegd. Dat wil zeggen,
wanneer ze die Acte tekenden en be
loofden dat ze zich zouden onthouden
van alle kerkelijke en theologische
werkzaamheden, dan zouden ze verder
ongemoeid worden gelaten. Eén van hen
deed dit; het was Henricus Leo, predi
kant te Zaltbommel. De overige 14 wa
ren weigerachtig en werden enkele da
gen later de grens overgezet
Van de ongeveer 200 predikanten die
met Remonstrantisme waren besmet en
die dus moesten worden ontslagen, kre
gen 80 eveneens het banvonnis; 70 te
kenden de Acte van Stilstand en 40 er
kenden hun dwalingen en verzoenden
zich met de Kerk.
De eerste jaren hebben de Remon
stranten het zwaar te verduren gehad.
Samenkomsten waren verboden, maar
velen hielden zich niet aan dit verbod
en organiseerden kerkdiensten. Dat had
boete en gevangenisstraf tot gevolg.
Verwonderlijk en soms ook vermake
lijk zijn de verhalen over de aktivi-
teiten van de geschorste predikanten in
die eerste, bange jaren. Daar was, om
slechts een enkel voorbeeld te noemen,
Dominicus Sapma, die in de kleren van
zijn vrouw uit de Amsterdamse gevan
genis wist te ontsnappen. Daar was
Paschier de Fijne, die op de schaats zijn
geloofsgenoten toesprak, en bij nade
rend gevaar zich eveneens op de schaats
uit de voeten maakte, en die daardoor
de bijnaam van „het ijsvogelken" kreeg.
Langzamerhand daagde voor de Re
monstranten het uur der vrijheid door
dat de overheid hoe langer hoe minder
toezicht hield op hun geheime bijeen
komsten en op den duur ook geen maat
regelen meer tegen hen nam. In 1631
hadden ze in ons land al 40 georgani
seerde gemeenten met 50 predikanten.
De vrijheid van godsdienst die ze
vóórstonden is hun noodlottig gewor
den. Al spoedig werd de Remonstrantse
Broederschap meegesleept door de geest
van het Modernisme, die door ons land
waaide. En die geest liet ook de Kerk
niet onberoerd, zodat twee eeuwen la
ter de Remonstranten die er door de
voordeur waren uitgezet, weer door de
achterdeur waren binnengekomen.
Maar dat laatste voert ons wel erg ver
van Dordt af...
WAARNEMER
SOMMELSDIJK
Telefoon (01870) 2609
RIJMEN VAN TIJMEN.
Ze hebben de valhelm.
Gelukkig niet op.
Ze zetten het zaakje,
Niet spoedig daar stop.
Ze planten de helm
Heel vakkundig in 't duin.
Als waren het planten,
Geschikt voor de tuin.
Nu dat is wel nodig.
De vsrind is soms fel.
En zonder de helm
Verstuift alles zo snel.
Zo'n zeshonderd duizend,
Poot men er in 't zand.
Hoeveel er blijft leven.
Blijkt wel naderhand.
Men doet het natuurlijk.
Precies en secuur.
In hope dat alles
Ontkomt aan het vuur.
Want helm is tenslotte,
Zo brandbaar als 't kan.
Des zomers dan weet men
Er alles wel van!
Er worden hier kosten
Noch moeiten gespaard.
Een duin met veelhelm.
Is de moeite wel waard.
Een prachtig mooi uitzicht,
Is er al ontstaan.
Men zal niet vergeeft,
Naar die duintop straks gaan.
Wat Holland presteert,
In dit schone gebied.
Is heden ten dage.
Zo mis toch nog niet.
In 1721 ging Jacob Roggeveen dus op
reis. Van de bewindhebbers van de
West-Indische Compagnie kreeg hij 3
schepen ter beschikking. Het grootste
was de „Arend", waarschijnlijk ge
noemd naar zijn vader. Het had 32
stukken geschut aan boord en 110 man,
de kapitein was Jan Koster.
Op de „Tienhoven" waren 24 stuk
ken geschut en 80 man aan boord met
als kapitein de zeer bekwame Cornells
Bouman.
Het kleinste schip was de „Afrikaanse
Galei" met 14 stukken geschut en 33
man, waarover Roelof Roosendaal het
bevel voerde.
Jacob Roggeveen op de „Arend" was
de leider van de expeditie.
Hij heeft een grote fout gemaakt door
te weinig gebruik te maken van de er
varingen van andere zeevaarders. Ook
werden de levensmiddelen niet zo goed
in de, schepen geladen, dat ze voor be
derf gevrijwaard bleven. Zijn broer Jan
had hem in dit opzicht goede raad gege
ven: neem wat meer rijst mee in plaats
van gort, die blijft langer goed; neem
tarwe mee met een molentje en een
oventje om een paar keer per week
vers brood te kunnen eten; ook veel
uien, look en peen.
Moeilijke reis.
Op 1 augustus 1721 vertrokken de
schepen van Texel. De reis door de At
lantische Oceaan langs de noordwest
kust van Afrika verliep voorspoedig.
Ze staken de zee over en bereikten op
14 november het eiland St. Sebastiaan
voor de kust van Brazilië. Daar hielden
ze hun eerste pleisterplaats, ze zijn er
veertien dagen geHeven,
Het inslaan van vooral verse groen
ten was hard nodig. De helft van de
bemanning lag in de kooien met scheur
buik, een ziekte waarvan we in oude
reisverhalen steeds lezen. Door gebrek
aan vers voedsel, groente en water
hadden de zeelui ontstoken tandvlees en
hevige koortsen. Daarom was het nodig
af en toe ergens aan land te gaan om
verse voorraad in te slaan. Eerst wil
den de bewoners niets geven. Ze waren
bang, hun eiland was eens door kapers
geplunderd. Nu dachten ze dat ook dit
„kwade schepen" waren.
Gelukkig ontmoette Roggeveen daar
de oude ruim zeventigjarige pater Tho
mas van de orde der Franciscanen, van
geboorte uit Utrecht. Hij had hier al
jaren gewoond en was blij vroegere
landgenoten te ontmoeten. Door zijn be
middeling bij het opperhoofd hebben de
bewoners de schepen voorzien van
vlees (magere koeien), water, brand
hout en groente (een soort wilde poste
lein). De zieken werden aan land ge
bracht in kleine leegstaande huisjes en
konden na twee weken als genezen
mensen de reis voortzetten.
Twee schepelingen waren gedeser
teerd. Een andere was wegens wange
drag veroordeeld en werd op een klein
eilandje achtergelaten. „Men liet hem
daar zijn fortuin zoeken", staat er in
het scheepsjournaal. Of hij het ook ge
vonden heeft is nooit bekend geworden!
Voor de kust van Zuid-Amerika kon
het verschrikkelijk stormen en onwe
ren. Uit het journaal neem ik over: „Het
begon zo geweldig te bliksemen, dat ge
heel het firmament continueel
voortdurend) in vuur stond. Het don
derde en bliksemde zo zwaar als ooit
mensen gezien kunnen hebben". Averij
genoeg aan de schepen. Maar daar was
op gerekend, men nam altijd reserve
materiaal mee om de zaak te kunnen
kalefateren.
Een paar weken na Nieuwjaar be
reikte men de zuidpunt van Zuid-Ame
rika. Men zeilde om Kaap Hoorn en be
reikte de andere kant van dit wereld
deel. De drie schepen waren echter niet
bij elkaar gebleven.
Kort voor Kerstdag was de „Tienho
ven" door mist van de andere twee
schepen afgedwaald. Door het schieten
met kanonnen had men geprobeerd
contact met elkaar te houden. Het ge
luid werd echter steeds zwakker en
tenslotte hoorde men niets meer van
elkaar.
Het heeft tot 25 februari geduurd eer
men weer bij elkaar was. Dat was bij
het eilandje Juan Fernando voor de
kust van Chili. Dat was de tweede ver-
versingsplaats, waar de schepen drie
weken zijn gebleven. Tijd genoeg om de
schepen te herstellen van opgelopen be
schadiging. Vis konden ze genoeg van
gen, water en brandhout was er om
mee te nemen, maar voldoende verse
groente vonden ze weinig. Jammer voor
de zieken die dit medicijn zo nodig had
den.
Naar Batavia.
Nu kwam het moeilijkste stuk van
de reis, de oversteek over de Stille Zuid
zee. Op 6 april het was juist Pasen
kwamen ze als eerste Europeanen bij
een eiland, dat ze de naam Paaseiland
gaven. De bewoners daar waren bijzon
der vriendelijk. Ze zagen er metershoge
beelden.
„Beelden uitziend over zee.
Ruw, groots en ontevree".
Maar dan kwam het gevaarlijkste
deel van de reis tussen de honderden
eilandjes die hier lagen. Ze hebben het
ondervonden. De „Afrikaanse Galei" is
op een koraalrif gevaren en veronge
lukt. De bemanning werd naar de
„Arend" overgebracht.
Met de gezondheid der mannen zag
het er treurig uit. Veel zieken aan
scheurbuik en veel sterfgevallen. Daar
om stelde Roggeveen voor naar Nieuw-
Zeeland te varen om daar genezing te
zoeken en dan langs dezelfde weg via
Kaap Hoorn terug te keren. Maar dit
plan werd verworpen. Men wilde liever
doorvaren naar Indië, wat men ook ge
daan heeft.
Langs de noordkust van Nieuw-Gui-
nea bereikten de schepen op 5 oktober
1722 Batavia. Ruim een jaar was men
dus onderweg geweest, ongeveer 100
bemanningsleden waren omgekomen, de
meeste tengevolge van de scheurbuik.
De ontvangst in Batavia was niet bij
zonder vriendelijk. De goeverneur-ge-
neraal Zwaardekroon, nam de schepen
in beslag en verkocht de lading. Vol
gens hem mochten er alleen schepen
van de Oost-Indische Compagnie in de
ze wateren komen. Roggeveen en de
West-Indische ompagnie (eigenares van
de schepen) lieten het er echter niet bij
zitten. Na een paar jaar procederen
hebben ze 120.000,— schadevergoeding
gekregen. De bemanning der schepen
werd op 3 december met een retour-
vloot naar het vaderland teruggebracht,
waar ze op 6 juli 1723 te Rammekens
aan land gingen. Ze waren bijna twee
jaar weggeweest.
Terug in Middelburg.
Mr. Jacob Roggeveen ging weer in
Middelburg wonen. Hoe kon dat? Hij
was toch vóór zijn ontdekkingsreis uit
Middelburg verbannen? Inderdaad.
Maar hij deed net of zijn neus bloedde,
hij trok zich nergens wat van aan. Ook
het kerkelijk en burgerlijk bestuur lie
ten hem ongemoeid, alsof er geen ban
vonnis bestond. Misschien wel met het
oog op zijn leeftijd: hij was immers 64
jaar. Maar niet te oud om de kerkelijke
strijd te laten rusten. Hij durfde het
nog wagen om het vierde deel van de
geschriften van Pontiaan van Hattem
uit te geven. Het dikste deel van alle
vier: een boekwerk van ruim 700 blad
zijden.
Ook nu liet men hem met rust en rep
te niet over de vroeger uitgesproken
verbanning. Maar Ds. Tuinman leefde
ook nog en ging weer schrijven en
schelden tegen de „uitgever en voor
stander der gruwelschriften van Pon
tiaan van Hattem". Het heeft niet lang
geduurd. In 1729 is Roggeveen gestor
ven, hij was pas 70 jaar geworden.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
voor veilige verzekeringen en
lage premies.
Bijzonder snelle schade
afwikkeling.
Zeer scherpe tarieven voor
autoverzekeringen en
na 1 jaar schadevrij rijden
reeds 20''/o korting.
Financieringen.
VOORSTRAAT 36
TELEFOON (01870) 2012.
B^na een eeuw assurantie
agenten.
^VOLGVERHAAL
ptorisch verhaal uit de 16e eeuw
door p. de Zeeuw J.G.zn.
tee mededeling maakte voor het
Be de gang naar het kasteel niet
fekkelijker. Wat dat daar boven
Rovershol? Haar kleren moesten er
^m heen gesmokkeld worden en
■naar geld mocht niemand iets we-
laat zag er fraai uit. „Waar is uw
-„lYfder?" vroeg ze opeens.
I^t heb ik met de Snijder en Gele
naar het kasteel gestuurd zei
^elf te voet en zal dan
l" ™1 werk hebben om jou heel-
I over te brengen!"
I,™*f n nu door een donker bos en
W-^ net woud waren doorgetrokken,
C" de berghelling, 't Was
Keweldig steile .helling, veenachtig
|mos begroeid bedekt met braam-
Kr?' f d^ hoogte zag Chris-
pn rood-stenen bouwwerk met een
öie er hoog boven uitstak.
aat de Arendsburcht, vader?"
vroeg ze.
„Ja zeker, dat is het slot. Zonder on
gelukken kunnen we daar met een paar
uur zijn!"
Christina had zich vast voorgenomen
de boel niet te bederven, daarom hield
zij zich flink, maar toch sloot zij de
ogen bij het zien van het steile pad, dat
naar boven voerde.
Eindelijk was het bergpad afgelegd en
kwamen ze bij de z.g. Arendsladder.
Dat was een opeenvolging van kale,
reusachtige terrassen en op één daarvan
was het slot gebouwd.
Ze begreep niet, hoe het in de we
reld ooit mogelijk was geweest daar
zo'n groot kasteel te bouwen en ze be
greep evenmin, hoe ze dat ooit zou moe
ten bereiken.
Hugo liet het meisje zien hoe onge
naakbaar het slot daar lag. „Zie je nu,
meisje, dat geen hertog of keizer ooit
dat kasteel zal kuimen overmeesteren?
Het is eenvoudig onneembaar, dat ver
zeker ik ie!"
„Maar ze kunnen zo'n slot toch door
de honger tot overgave dwingen?"
meende Christina.
„Zo, heb je daar ook wel eens van
gehoord? Nou, dat zal een hele toer zijn.
Aan de andere kant van de berg loopt
een voetpad van de berg af naar een
dorp. Het zou ,met de slaven slecht af
lopen, als zij het kasteel niet behoorlijk
van voedsel voorzagen, reken dat
maar!"
Maar Christina luisterde al niet meer.
De weg nam haar nu geheel in beslag
en de steilte was zo vreselijk, dat Hugo
haar met zijn arm stevig moest steunen
anders zou zij van het paard geduikeld
zijn.
Plotseling klonk er een stem, die van
boven scheen te komen. „Hé daar, Sorel,
heb je haar toch meegebracht? Nou,
Truitje is ziek van verlangen om kennis
met haar te maken!"
De woorden klonken ruw en boers,
heel anders dan zij in de stad gewoon
was. Ze keek in de richting vanwaar de
stem kwam en zag toen op het pad bo
ven zich een lange, breedgeschouderde
jongeman staan. Hij had een gebruind
gezicht en het leren pak, dat hij droeg
was groezelig. Maar hij droeg een rijk-
geborduurde gordel, waarin een jagers
hoorn stak, die met fijn gedreven dof
zilver fraai was versierd. Op zijn hoed
was een arendsveer met een gouden
muntstuk bevestigd. Hij keek het meisje
vlak in het gezicht, doch hij dacht er
niet over, haar te groeten.
Christina incasseerde haar eerste te
leurstelling. Ze begreep wel, dat die ke
rel de jonge baron was, maar hoewel ze
wist, dat de edelen ruwe klanten waren,
had ze toch meer gratie verwacht. Het
speet haar, dat die jongen de aandacht
van haar vader afleidde, juist nu zij die
zo nodig had bij het beklimmen van de
steile helling.
Overigens had hij wel een air van
heerszucht en vrijheid, ofschoon zij
moest toegeven, dat de eerste de beste
leerjongen van haar oom zich niet zo
onhebbelijk zou durven gedragen als hij
deed. O, als tante die vent eens zien
kon. Wat zou ze schrikken, dacht ze.
Intussen had het paard met een laat
ste flinke inspanning het terras bereikt,
waarop het kasteel stond. Aan twee zij
den van het kasteel was een afgrond,
terwijl de derde zijde een loodrechte
rotswand vormde. Aan de beide zijden,
waar de poort was, had men de kleine
beek gedwongen een diep kanaal door
te stromen, voor zij neerstortte in de
grote stroom in het ravijn. Over dat
water lag een noodbrug, omdat de op
haalbrug niet te gebruiken was. Hugo
had de opdracht gekregen die te her
stellen, maar daarvan was nog niets
gekomen.
Christina moest nu afstappen en te
voet over de brug gaan. Ze durfde niet.
Er was geen leuning en vlak onder haar
bruiste het water. Ze durfde niets te
zeggen, maar toch deinsde ze onwille
keurig iets terug. De jonge baron barst
te in lachen uit, toen hij haar angst zag.
Dit gaf haar een grote schok, doch in
het volgende ogenblik maakte hij het
weer goed, door haar hand te grijpen
en haar bijna ruw over de brug te sle
pen.
„Je komt uit de stad, dat zie ik wel!"
zei hij.
Ze wilde hem nog bedanken, maar
Deze week zal het drie en een halve eeuw geleden zijn, dat de Synode
van Dordrecht werd gehouden, bekend in de geschiedenis vooral wegens
de veroordeling van de gevoelens der Remonstranten. Er is heel veel over
te doen geweest, eer deze Synode kon samenkomen. Ofschoon er in 1617
reeds toestemming was van de Staten Generaal, duurde het nog tot 13
november eer de opening plaats had. In meerdere artikelen heeft men
daarover in ons blad kunnen lezen. We brengen hier een foto van een
bekend schilderij, die van de zittingen gemaakt is. Aan de middelste tafel
zitten de vertegenwoordigers van de Remonstranten.
Hoofdmomenten van de Dordtse Synode:
1618
13 november Bidstond in de Grote Kerk o.l.v. ds. B. Lydius in het
8 uur: Ned., en in de Augustijner kerk o.l.v. ds. J. de Pours in
het Frans. Daarna opening van de synode in de Klove-
niersdoelen.
14 november Verkiezing van het moderamen:
ds. Joh. Bogerman, Leeuwarden, praeses; ds. Jac. Ro-
landus, Amsterdam, assessor; ds. H. Faukelius, Middel
burg, assessor; ds. S. Damman, Zutphen, scriba; ds. F.
Hommius, Leiden, scriba.
Pro - acta
Binnenleiding van de geciteerde Remonstranten.
Rede van S. Episcopius, die optreedt als praeses van de
Remonstranten.
Protest van de Remonstranten: geen wettige synode.
Onderbreking van de zittingen. Kerstvakantie.
De Remonstranten uit de synode weggezonden.
Verdere schriftelijke behandeling.
Opstelling van de artikelen tegen de Remonstranten,
Geen zittingen.
Goedkeuring van de artikelen.
Ondertekening van de artikelen.
Plechtige afkondiging van de artikelen.
Afscheid van de buitenlandse afgevaardigden.
Heropening der synode. Postacta.
Sluiting van de synode in de Grote Kerk.
Preek van ds. B. Lydius.
19 nov.-5 dec.
6 december
7 december
11 december
21-28 dec.
1619
14 januari
25 mrt.-14 apr.
16-18 april
23 april
6 mei
9 mei
13 mei
29 mei
Op uitnodiging van de Ned. Sport Fe
deratie hebben een aantal Nederlandse
schuttersbonden gewerkt aan plannen
om op korte termijn te komen tot één
landelijke schietsportorganisatie onder
de naam Kon. Ned. Schutters Associa
tie (K.N.S.A.).
Deze plannen zullen op 14 december
a.s. ter goedkeuring worden voorgelegd
aan de algemene ledenvergaderingen
van de desbetreffende bonden, die daar
toe te Arnhem zullen bijeenkomen.
In de te stichten K.N.S.A. zal het land
worden verdeeld in districten, waarbij
de gedachten meer en meer uitgaan
naar één district voor de sportschutters
op de Zeeuwse- en Zuid-Hollandse
eilanden.
Daarop vooruitlopende wordt er reeds
nu gestreefd naar meer contact tussen
deze schutters, hetgeen reeds geschiedde
door de pistoolwedstrijd die van 7 t.m.
9 november te Brielle werd gehouden
en waaraan o.m. veel Zeeuwse schutters
deelnamen.
Thans staat in dit verband voor de
klein kaliber geweerschutters een wed
strijd te Ouddorp op het programma.
Deze wedstrijd zal worden gehouden
van 15 t.m. 23 november a.s. en ver
wacht mag worden, dat enkele honder
den sportschutters van de Delta-eilan
den elkaar daar partij zullen geven.
daaraan kwam zij niet toe, omdat zij
moeite had haar tranen terug te drin
gen.
De lage poort ging voor haar open en
bij het betreden daarvan kreeg zij een
gevoel alsof ze een grafkelder birmen-
stapte. Ze kwam op de binnenhof, maar
daar was het een bende, zo groot, dat ze
er werkelijk van schrok. In een ellendig
bekrompen hok was de Snijder bezig
het paard Nibelung te verzorgen. Drie
grote varkens waren bezig in een hoop
afval te wroeten, vier of vijf grote hon
den liepen blaffend over het plein, ter
wijl een forse oude bok boven op een
mesthoop stond en plan scheen te heb
ben, iedereen neer te stoten, die bin
nenstapte.
Begrijpelijkerwijs hing er een akelige
lucht op dat plein. Christina, die het bij
oom Christoffel zo keurig gewend was,
wist niet hoe zij met haar mooie blauwe
rok over de vuile stenen moest komen.
Ze bereikte een ruwe trap, die naar de
volgende verdieping voerde. Toen zij
deze trap bestegen had, kwam zij in de
grote zaal van het kasteel.
Daar klonken haar ruwe harde stem
men tegen en leek het veel op een
smerige kroeg. Er stond midden in de
zaal een lange houten tafel, waar om
heen een aantal gewapende mannen za
ten. Aan het hoofd van de tafel, dicht
bij een grote open schoorsteen, zat een
oude man te knikkebollen. Het was de
oude baron, begreep Christina. Zijn ge
zicht was nog meer verweerd, dan dat
van zijn zoon. Zodra hij Hugo ontdekte,
stond hij op en zijn stem klonk iets
minder lomp dan het meisje verwacht
had. Naast hem stond een grote vrouw,
donker gekleed en met een streng uiter
lijk. Vroeger was ze bepaald knap ge
weest, maar nu had ze een nijdig ge
zicht.
Christina maakte een buiging voor de
oude burchtvrouw, maar zonder daarop
te letten, krijste zij: „Dus dat is de
deern, waarvoor jij al die moeite hebt
gedaan? Ze lijkt wel ziek. Maar reken
erop, Hugo, dat ik geen drukte met haar
wil hebben. Zo, dat weet je! Breng ze
nu naar boven, naar Ermentrude; en jij
meid, zorg er voor, dat je doet wat zij
van je vraagt! Maar pas op, geen kuren
van de stad hoor!"
„Meisje liet de oude baron zich
toen horen als jij goed voor haar
zorgt, krijg je van mij een nieuwe jurk
en een flinke man!"
Voor de baron verder kon gaan met
zijn schone beloften, riep zijn vrouw:
„Christina, die kant!" en daarbij wees
zij naar één van de vier hoektorens. De
jonge baron was zo vriendelijk haar
voor te gaan. Met twee, drie treden te
gelijk beklom hij de torentrap en nog
voor Christina de kamer had bereikt,
hoorde zij een meisjesstem vragen: „Is
ze gekomen, Ebbo?"
Wordt vervolgd.