lAIIDEn niEUWS
'en
RIHA
Gomarys @n Arminius
Wie is dit ventje?
Klaproosdag1968
mossel+
iiersteege
oroffichiietten
Bwfoi
;man
De herberg „Het IJ"
n en
Ivoerii
Zeeuwse wandelingen
DE SHAG VOOR FIJNPROEVERS
Oe herberg „Het IF'
blad
Vrijdag 25 oktober 1968
No. 3732
Ischuldbrij
lOO.-) kuï
Iwinstgevl
It u rentel
lEETI
RT
ran pi
lowel i
idereJ
IT HET
VOOR BABY'S HUIDJE
ir
PITTIG, MAAR TOCH LEKKER ZACHT 1.25
klankrijk
de beste
Howatdrank In tobl«tvorm«9Sc^
Prijs f 6.50
SAAK!
|)ORp
leus te
|f Fries i
prood- ej
et en
schapi
laten, le^
Iters om z
pen en
perkmand
|e dingen, I
i^ERBRüJ
NDSNEDERLANDUil
pantels, jaj
Jums antral
Ironinger i
rel. (01665)1
amer S.OOJ
o.a. Hatif
Jrkstraat 1!
114) 26S
De strgd over de uitverkiezing
De Remonstrantie
De verdeeldlieid der Kerk.
idra Arminius zijn ambt als hoog-
Ljar te Leiden had aanvaard, kwam
t tegenstelling tussen hem en zijn col-
L Gomarus openbaar. Arminius had
|oofd dat hij „noch op den predicstoel,
|(li oock in de academie" zou blijk ge-
van zijn afwijkende opvattingen,
h hij begon vrijwel onmiddellijk de
^ctiülen In de leer op college te be-
iidelen. Het gevolg was dat er aan de
lidse Universiteit twee partijen ont-
Jonden. Vele studenten liepen met de
poggeleerde professor weg, anderen
fcen de zijde van Gomarus. En van-
iisprekend bleef het conflict niet be-
Ititt binnen de muren van de Acade-
maar verspreidde het zich ook in
f kerk. Vooral de jonge predikanten,
afgestudeerd, hiïldigden de denk-
Llden van Arminius, de ouderen
Lrschuwden tegen deze nieuwlichte-
1 De inzet van de strijd was de leer
In de praedestinatie (uitverkiezing).
bmarus leerde, in het voetspoor van
llïijn, dat God in Christus van eeu-
Ijheid Zich een gemeente heeft ver-
W tot het eeuwige leven, en dat Hij
larbjj ook besloten heeft de anderen
[bestemmen tot het verderf, waarin ze
fchzelf door eigen schuld hebben ge-
jort Daarentegen was Arminius van
jening dat God wèl een bepaald getal
Tensen verkoren heeft tot de zaligheid,
Jaar dat Hij Zich bij dat besluit heeft
■ten leiden door de wetenschap dat
fze mensen in de tijd zouden geloven.
fcals dat altijd gaat, trokken zijn leer-
fgen de lijn verder door dan de mees-
en verschillenden van hen verkon-
jden ronduit de algemene verzoening
1 de vrijheid van de menselijke wil en
J of niet te geloven. Zo ver is Armi-
lus zelf nimmer gegaan.
lEr ontstond in de kerk een geweldig
limoer, niet alleen als gevolg van dit
jergeschil, maar ook doordat de partij
Bn Arminius de overheid op z'n hand
ld. Het werd dus niet alleen een ker-
llijke, maar ook een politieke kwestie.
Irecht vreesden de aanhangers van
braarus, wanneer de partij van Armi-
|us de sterkste zou blijken te zijn, dat
op straat zouden komen te staan.
6e verdere geschiedenis heeft wel be
lezen dat dit ook ongetwijfeld gebeurd
lu zijn).
Ilntussen was er ook in de strijd tegen
fcanje een wending gekomen. Er waren
lider leiding van -Johan van Olden-
irnevelt zelfs besprekingen aan de
om te komen tot een wapenstil-
[and. De predikanten' die aan de zijde
1 Gomarus stonden waren daartegen
I gekant. Ze waren bang dat land en
lik opnieuw besmet zouden worden
let het bijgeloof, wanneer de strijd, al
ps het dan maar tijdelijk, zou worden
Istaakt. Op die manier zou de hele
lorsteling tegen Spanje en Rome te-
frgeefs zijn geweest.
lOndanks het verzet van kerkelijke
tde ging het bestand toch door. In het
V waarin het gesloten werd, in 1609,
perf de leider van de latere Remon-
pnten, Jacobus Arminius, op 49-jari-
leeftijd.
■Van die tijd af moet Uitenbogaert als
2 leider van de Remonstranten worden
Ischouwd. Hij was het die in het jaar
fö zijn geestverwanten bijeenriep in
louda, om een adres op te stellen dat
Iricht zou worden aan de Staten van
plland. Aan dit adres, dat „Remon-
pntie" werd genoemd, hebben de Re-
pstranten hun naam te danken.
De Remonstrantie bevatte vijf punten:
1. de mens is verkoren om zijn vooruit
gezien geloof.
2. de verzoening door Christus is alge
meen.
3. de verdorven wil heeft nog een kracht
ten goede.
4. de mens kan de genade wederstaan.
5. het is mogelijk uit de staat der ge
nade te vallen.
De 40 ondertekenaars waren zich wel
bewust dat deze vijf punten even zovele
afwijkingen van de belijdenis inhielden.
Daarom verzochten zij de Staten dat de
Catechismus en de Nederlandse Ge
loofsbelijdenis op deze vijf punten zou
den worden gewijzigd.
Op deze Remonstrantie volgde uiter
aard een Contra-Remonstrantie, waarin
de vijf punten één voor één werden
weerlegd.
De partijen kwamen intussen hoe lan
ger hoe scherper tegenover elkaar te
staan. Er werd vergaderd, geconfereerd
en gedebatteerd, maar de kloof bleek te
breed om te kunnen worden overbrugd.
De Remonstranten, hoewel ze ver in de
minderheid waren, hoopten met steun
van de hoge overheid op de overwin
ning. De Contra-Remonstranten werden
op vele plaatsen door de overheid ver
volgd en verdrukt. Zij bleven aandrin
gen op het bijeenroepen van een Natio
nale Synode.
Intussen was de nog zo jonge kerk
der Reformatie in een betreurenswaar
dige toestand terecht gekomen. In ver
schillende steden werden Gereformeer
de predikanten geschorst of afgezet. In
andere plaatsen moesten de Contra-Re
monstranten in het geheim samenko
men. Vooral in de provincie Holland en
Utrecht waren de Remonstranten de
leidinggevende partij. In Zeeland daar
entegen was niet één predikant met de
dwalingen van Arminius besmet, en
werd er nergens over de leer getwist.
Ook Friesland bleef een Calvinistisch
bolwerk.
Merkwaardig is wel dat de Overheid
voor een groot deel op de hand van de
Remonstranten was, doch dat het volk
over het algemeen niets van de nieuw
lichterij moest hebben.
Vele mensen begrepen natuurlijk niet
helemaal waar het om ging, maar ze
zagen wel in dat, wanneer de Remon
stranten in het gelijk zouden worden
gesteld, of wanneer er leervrijheid zou
komen, de hele strijd tegen Rome tever
geefs gestreden was.
Daarbij kwam een grote ontevreden
heid over de politiek van Oldenbarne-
velt en de zijnen. Dit is de aanleiding
geworden dat de balans naar de andere
kant doorsloeg. We hopen daar volgen
de week op terug te komen.
WAARNEMER.
Op 13 november 1618 werd de Synode
van Dordrecht geopend. Een kerkver
gadering waarop belangrijke besluiten
zijn genomen en die juist 350 jaar ge
leden begon. Wel de moeite waard om
er een artikel aan te wijden. Het was
een Nationale Synode, voor heel ons
land, dus ook Zeeland was er bij be
trokken. Eerst wil ik echter iets schrij
ven over de twee professoren, die zo
nauw betrokken zijn geweest bij de ge
schillen, waarover de Synode had te be
slissen. Het waren Gomarus en Armi
nius, naar wie hun aanhangers Goma-
risten en Arminianen werden genoemd.
Later werd meer de naam Remonstran
ten en Contra-Remonstranten gebruikt.
Gomarus.
Frangois (Frans) Gomaer werd in 1563
te Bnigge geboren, in die tijd „een
broeinest van ketterij". Vanwege het
gevaar voor hun leven verhuisde het
gezin in 1577 naar het noorden.
Gomarus de latijnse naam voor
Gomaer heeft aan verscheidene bui
tenlandse universiteiten gestudeerd: in
Straatsburg, aan de Engelse hogescho
len in Oxford en Cambridge, in Heidel-
berg, waar hij zijn studie voltooide. In
1588 werd hij predikant bij de vluchte-
lingengemeente te Frankfort, waar
vroeger Datheen nog predikant geweest
was. Hier is hij getrouwd, na de dood
van zijn eerste vrouw, met Maria 1'
Hermite. Ze schonk hem 2 zoons en 2
dochters, hun huwelijksgeluk heeft 28
jaar geduurd. Na eerst nog te Heidel-
berg gepromoveerd te zijn, werd hij in
datzelfde jaar 1594 benoemd tot pro
fessor in-Leiden. Hier deed hij tevens
dienst als predikant. In 1602 brak hier
de pest uit, waaraan twee professoren
stierven, Gomarus bleef alleen over.
Daarom werd het volgende jaar (1603)
een nieuwe professor benoemd: de Am
sterdamse predikant Jacobus Arminius.
Arminius.
Hij was een rasechte Nederlander, in
1560 geboren te Oudewater. Heel wat
ouder dus dan Gomarus. Na zijn studie
in Leiden, Geneve en Basel, werd hij in
1588 predikant te Amsterdam, waar hij
twee jaar later trouwde met Elisabeth
Reaal, de dochter van een rijke Amster
damse koopman.
In 1603 werd hij dus professor in Lei
den. In Amsterdam waren er wel eens
bedenkingen geweest tegen sommige
uitlatingen op de preekstoel. Ook Go
marus had hiervan gehoord en daarom
waarschuwde hij de curatoren van de
Universiteit tegen hem. Maar na een
samenspreking verklaarde hij zich toch
bereid hem als collega te aanvaarden.
Kleine verschillen behoefden geen
beletsel te zijn tot samenwerking. Ar
minius promoveerde zelfs eerst nog bij
hem. De kerkeraad gaf hem een loffe
lijk getuigenis mee. In Geneve had hij
aan de voeten gezeten van Beza, de op-
volger van Calvijn, en hij heeft nooit
de gedachte gehad een andere weg in te
slaan dan zijn leermeester hem had
voorgehouden. Hij had de gezonde leer
gepredikt, zuiver en met grote vrucht,
zoals ook de classis verklaarde. Onbe
sproken van wandel leefde hij als een
voortreffelijk pastor in een gelukkig
huwelijk.
Ook Arminius zelf beschouwde zich
als een Gereformeerd theoloog en voel
de zich gebonden aan de twee belijde
nisschriften der kerk, In sommige op
zichten verkondigde hij wel eens een
andere mening dan de gangbare, maar
hij noemde dat ondergeschikte verschil
len, nuanceringen. Maar tijdens de ja
ren dat de beide professoren als colle
ga's samenwerkten, spitsten de ver
schillen zich toe tot afwijking van voor
name leerstukken. Arminius was bezig
in een bepaald opzicht de gereformeer
de leer los te wrikken.
Gomarus verklaarde „hij zou niet
durven sterven in het gevoelen van hem
met wie hij verschilde, noch daarna
verschijnen voor het oordeel Gods". Hij
noemde het „erger dan de Papisten".
Het waren de opvattingen over de
praedestinatie (uitverkiezing), vrije wil,
erfzonde, volharding der heiligen, ambt
der overheid, die de twee collega's fel
tegen elkander opzetten. In 1609 stierf
'Arminius aan de tering, hij liet een we
duwe met 9 kinderen na. Zijn volge
lingen hebben de strijd voortgezet, zo
erg dat het bijna tot een burgeroorlog
is geworden.
Gomarus neemt ontslag.
Als opvolger werd benoemd Vorstius.
Bij hem vergeleken was Arminius een
heilige, zegt Gomarus. Met deze „pest
der kerken" wilde hij niet samenwer
ken en in 1611 vroeg hij ontslag als
hoogleraar. Er was zoveel tegenstand
tegen de benoeming van Vorstius, dat
hij nooit zijn ambt heeft aanvaard.
In Middelburg had men vernomen,
dat Gomarus zich stellig had voorge
nomen „om gewichtige oorzaken" uit
Leiden te vertrekken. „Iemand van zul
ke kwaliteit was niet licht te bekomen",
zo redeneerde men en daarom besloot
men hem te beroepen. Van de Middel
burgse predikanten waren er enkele
oud en ziekelijk, het gemeentewerk on
dervond vertraging, Gomarus nam het
beroep aan en kwam in mei 1611 naar
Middelburg. Nadat hij in alle kerken
ter kennismaking een keer had gepreekt
werd hij op 28 mei bevestigd. Hij woon
de op de Groenmarkt. Hij werd ook be
noemd als professor aan de pas ge
stichte Illustre school, een soort ver
eenvoudigde hogeschool tussen gymna
sium en universiteit. Hier gaf hij les in
theologie en Hebreeuws en was in 't
bijzonder aangewezen om de verschillen
met Wederdopers, Roomsen en andere
richtingen uiteen te zetten. Van hieruit
volgde hij de kerkstrijd. Door een pam-
flettenoorlog wilde men ook in Zeeland
de strijd doen ontbranden. Dat is niet
ten volle gelukt, slechts weinig Zeeuwen
volgden Arminius.
Van zijn werk in Middelburg is wei
nig bekend, in classicale notulen komt
zijn naam zelden voor. Hij schijnt nogal
eens ziek geweest te zijn. De zaken op
de Illustre school gingen niet naar wens
de studenten gingen weg en de school
verviel. Het plan er een academie van
te maken ging niet door. Daarom wilde
Gomarus weg.
In 1615 werd hij benoemd aan de ho
geschool te Saumur in Frankrijk. Hij
vond dat hij hier meer nodig was dan
in Middelburg, maar hij verdiende er
minder. Drie jaar later ontving hij een
benoeming als professor te Groningen,
die hij heeft aangenomen. Tot zijn dood
is hij hier gebleven. Hij werd ook afge
vaardigd naar de synode van Dordrecht,
waar deze ijverige kampioen voor de
Gereformeerde leer zijn standpunt uit
eenzette.
Hij wordt beschreven als iemand van
„zeldzame geleerdheid en logische denk
kracht". Van nature had hij een vurig
temperanaent, was driftig, humeurig en
oplopend, maar ook weer licht geneigd
tot verzoening. Bij gemaakte fouten er
kende hij eerlijk schuld en betuigde zijn
leedwezen. Na een ziekte van anderhalf
jaar, een heupaandoening waardoor hij
niet meer kon zitten, stierf hij in 1641,
„Een groot man met ijzeren wil, stoere
werkkracht en onverzettelijk kafakter
was heengegaan", schrijft een van zijn
biografen.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Het jongetje op de foto is een van die
aardige kereltjes die voor iedereen
vriendelijk zijn. Dat was hij ook voor
de fotograaf en voor de man van ge
meentewerken, hij „helpt" die man
door de kar te verrijden. Mogen we van
die lezers die het ventje kennen zijn
naam en adres zodat we zijn ouders de
originele foto kunnen toesturen. De bei
de meisjes die vorige week de eendjes
voerden bleken de zusjes Elly en Aartje
Kreeft, Julianastraat 14 te Oude Tonge
te zijn. Teuni Kanters uit de Juliana
straat 16 (het buurmeisje) en de fam. G.
V. d, Welle uit de Hilstraat vertelden
ons die naam. Daarvoor hartelijk dank!
DIX HAD IK NÓÓIT VERMOED
Toen haar broer in de bezettingsjaren
het was in 1943 werd neergescho
ten, was ze drie jaar. Ze herinnert zich
hem nog vaag: een gróte vent in een
blauw vliegeruniform. Hij was eigen
lijk helemaal geen militair. Artiest vidl-
de hij worden en hij zou het geworden
zijn. Daarvoor stonden de beoordelingen
van zijn leraars op het conservatorium,
waar iiij piano en viool studeerde
borg. Nóg weet ze, hoe ze op zijn knie,
voor de piano zat. Zij pingelde met haar
kleine vingertjes op de toetsen; hij im
proviseerde daarbij met zijn grote han
den de melodie. Vijf en twintig jaar ge
leden was dit nu
Vijf en twintig jaar geleden. Op een
zonnige namiddag in mei koerste hij
met zijn vliegtuig boven Nederland, Het
Als exclusief dealer van de Riha
orgels, nodigen wij u uit de
geweldige Riha orgelkollektie
te komen beluisteren.HetRiha
orgelwaar-elke muziekliefheb
ber verrukt over blijft I Vanaf
1.995,-(incl. bank en nagalm).
alta goede merken In één zeek
Middelburg L.Delft 103'105 Tel. 01180-7684
.ook in Den Haag Groningen Heerlen
vuur van een vijandelijke vlieger raak
te hem. Hij werd uit zijn vliegtuig ge
slingerd en kwam neer op de harde
kleibodem van een Nederlandse polder.
De veelbelovende musicus werd ter aar
de besteld op een Nederlandse begraaf
plaats, temidden van het platteland
waar het in deze drukke jaren nog stil
is
Onlangs is zijn zusje, dat 3 jaar was
toen het bericht van zijn sneuvelen door
zijn moeder werd ontvangen, in Neder
land geweest. „Uit piëteit voor mijn
broer", zei ze, „als ik aan hem deric,
hóór ik zijn pianospel. Nu wil ik zijn
laatste rustplaats zien".
Het was op een najaarsdag, toen de
nu jonge vrouw met haar man naar de
begraafplaats, midden in het polder
landschap ging. Gele en bronzen herfst
bladeren gleden neer op de zerk met
zijn naam. Een late vogel jubelde zijn
lied in de struiken van het kerkhof.
Zij schikte de rozen, die zij had ge
kocht, in een vaas voor de zerk. Toen
stond zij op, legde haar hoofd op de
schouder van haar man en barstte in
snikken uit. „Dit had ik nóóit vermoed"
bracht zij uit, „dit had ik nooit ver
moed, dat het mij zó zou aangrijpen.
Maarwat bén ik blij, dat ik dit ge
zien heb!"
Dit zusje van een neergeschoten Brit
se vlieger was één van de meer dan
41.500 nabestaanden van in de jaren
1940-1945 voor onze vrijheid gesneu
velde geallieerde militairen, die dank
zij de Klaprooscollecte gastvrijheid
in ons land ontvingen en daarbij het
graf van hun gevallen familieleden kon
den bezoeken.
Het Nederlands Oorlogsgraven Comi
té de organisatie die achter deze gra-
venbezoeken staat en de Klaprooscollec
te organiseert heeft echter nog lange
lijsten met duizenden nabestaanden, die
vol sparming wachten tot ook zij mogen
komen. Zal dit volgend jaar zijn? Dat
hangt af van het bedrag, dat de „Klap
rooscollecte 1968" straks in november
met als hoogtepunt „Klaproosdag",
op 9 november opbrengt.
Met andere woorden: dit hangt af van
het bedrag, dat wij vrije Nederlan
ders dan geven voor de nabestaanden
van hen, die vijf en twintig jaar geleden
met hun jonge leven onze vrijheid koch
ten. Laat onze gift een offer van postu
me dank zijn aan hen die vielen, waar
aan hun overlevenden een onschatbare
herinnering zullen bewaren,
Freek van der Meer.
RVOLGVERHAAL
tloor P. de Zeeuw J.G.zn.
|V, Uitgeverij „De Banier" - Utrecht
|Je vergist je, Pieter begon hij
f Je denkt, dat er geen enkel bezwaar
Faat om opnieuw te trouwen. Er be-
Bat wel degelijk een bezwaar en zelfs
P heel groot. Kijk, sedert die trouw-
P van jullie in Berchem is er bij Mie-
Vo één en ander veranderd. Ze heeft
I* uren, die ze soms alleen zat, veel
pdacht en ze heeft daarbij ingezien
och, hoe moet ik je dat nu zeggen,
1'^ ja, ze is van Frans gaan houden,
^r heb je het nu precies zoals het is".
■iet hoge woord was eruit!
/^og altijd zat Mieke met gebogen
pa en stond Frans belangstelling te
Fn voor de tinnen borden.
neter keek versuft van de één naar
ander. Hij stamelde: „Mieke en
jsns, o, wat is dat verschrikkelijk".
\v' zeker, arme jongen
^verhupt Maar er is niets aan te
F' Je kunt het hart van een mens
I ™ingen. Zeg", keerde hij zich op-
F to. Frans en Mieke, „zouden jullie
imond ook eens open willen doen?
fjie laten mij het spit maar alleen
|yten".
^leke begreep dat haar oom gelijk
t stond -op en liep naar Pieter,
it/i ellebogen op tafel, zijn
PM gestut door zijn handen, in doffe
ïusting voor zich uit te staren,
^oorzichtig legde ze haar hand op zijn
schouder en begon op ernstige toon te
gen hem te spreken. Hij trok zijn schou
der onder haar hand uit en mompelde:
„Wat een ramp! Wat een ramp!" „Dat
zie je verkeerd in, Pieter zei Mieke
zacht Je denkt dat dit een ramp voor
je is, maar dat is het niet. Het zou een
ramp geweest zijn voor jou en voor mij,
als wij toen in Berchem echt getrouwd
waren. Toen ik vroeger tegen je gezegd
heb dat ik met je trouwen wilde, ge
loofde ik heus, dat we samen gelukkig
zouden kunnen worden. Maar na alles
wat er sindsdien is gebeurd, geloof ik
dat niet meer. En als jij nu toch met
me zou willen trouwen, zou dat op een
groot ongeluk uitlopen. Mijn hart be
hoort nu aan een ander en daarom zou
den we allebei doodongelukkig worden,
als •we nu samen trouwden. Nu kurm.en
jiJ en ik ons geluk nog vinden. Daarom
moet je er niet verdrietig over zijn,
Pieter, je zult heus nog wel een vrouw
vinden, die je gelukkiger kan maken
dan ik het kan",
„Een andere vrouw? vroeg Pieter
Denk je nu heus, Mieke, dat ik, na
alles wat gebeurd is, er nog eens aan
zal beginnen?"
„Ik kan best begrijpen dat je er zo
over denkt, Pieter mengde Verhupt
zich in het gesprek maar je moet
niet vergeten, dat je toch wel een vrouw
nodig zult hebben als je je herberg be
hoorlijk zult willen beheren. Zonder
vrouw gaat dat eenvoudig niet".
Nu meende Frans een mooie aanlei
ding te hebben het pijnlijke gesprek een
andere wending te geven.
„Wat de herberg betreft Pieter zei
hij enthousiast ik kan je verzekeren,
dat die prima loopt".
Met een treurige blik keek Pieter
naar Frans, „Zo, loopt die goed?" was
al wat hij zei,
„Ze loopt prachtig", verzekerde Ver-
hupt met klem,
„Je kunt alles rustig nakijken, Pieter
ging Frans verder hier in deze la
liggen de rekeningen en in de andere
het geld. Er is al een aardig bedrag
overgehouden, dat zal je heus meeval
len".
Zonder Pieters antwoord af te wach
ten, haalde hij het kasboek voor de dag
en legde het open voor hem neer. Hij
wees hem verschillende posten aan en
gaf er een verklaring bij,
Pieter luisterde, maar aan de zuchten,
die hij nu en dan slaakte, was het dui
delijk merkbaar dat hij er met zijn
hoofd niet bij was.
Doch hoe meer Frans uitlegde, hoe
duidelijker het Pieter werd,, dat de her
berg „Het IJ" een bloeiend bedrijf was.
Er werd een flinke winst in gemaakt;
en tenslotte ging daarvan op de treu
rige Pieter een enorme bekoring uit.
Gespannen begon hij te luisteren en zo
verdiept raakte hij in de uitlegging, die
Frans hem gaf, dat hij niet eens be
merkte, dat Verhupt en Mieke de kamer
verlaten hadden.
Eindelijk was Frans klaar.
„Zoals je ziet, Pieter eindigde hij
je zaak is een goudmijn. Je wordt in
deze herberg rijk, Pieter!"
„Ik wist van de herberg nog niets af!"
zei Pieter.
„Nou, dan is dit toch zeker een aan
gename verrassing voor je?"
„Wel zeker, ik hoor dit tenminste lie
ver dan het tegendeel. Vertel me eens,
welk soort mensen komt hier gewoon
lijk?"
„Heel betrouwbare mensen: burgers
en kooplui hoofdzakelijk, in elk geval
mensen, die altijd contant betalen. Van
borgklanten zul je geen last hebben".
„Nou, da's fijn, ik heb een hekel aan
wanbetalers".
Hij begon nu allerlei vragen te doen
over de bediening, de leveranciers en
over allerlei andere dingen. Zodoende
bleven zijn gedachten een tijdlang cir
kelen rondom de herberg. Doch dan op
eens werd hij zich het grote leed weer
bewust, dat hem was overkomen. Hij
had een maandlang in de mening ge
leefd, dat Mieke zijn vrouw was,
„Allemaal goed en best! zei hij op
eens maar Mieke, Mieke, ik mis
Mieke!"
„Hoor eens jongen probeerde Frans
hem te helpen daaraan moet je nu
niet meer denken! Ieder mens moet nu
eenmaal zijn eigen pak dragen, Pieter,
daar is niets aan te doen. En dan wou
ik je nog vragen: ben je er wel zeker
van, dat Mieke de vrouw is, die je no
dig hebt?"
„Dat weet ik niet zuchtte Pieter
heus, ik weet het niet meer,,, na wat
zij nog zo pas gezegd heeft.,,"
„Span je maar niet zo in zei Frans
ik zal het wel voor je zeggen. Kijk
eens, als jij je eenmaal in deze mooie
herberg gevestigd hebt, wordt je een
gezeten burger van Antwerpen, mis
schien wel meester van je gilde en dan
zul je zien, dat het leven heel veel
m.ooie kanten heeft",
„Alles goed en best, maar ik zal al
leen zijn",
„Da's helemaal niet nodig, kerel. Volg
jij de raad van meester Verhupt maar
op en zoek een andere vrouw. Er zal
best een goed meisje te vinden zijn, dat
jou wil helpen bij je werk en met wie
je gelukkig kunt zijn".
„Zou je het heus denken, Frans?"
zuchtte Pieter.
„Daaraan twijfel ik geen ogenblik. Er
zal een dag komen, waarop je zeggen
zult: Frans, jongen, je hebt gelijk ge
had. Want ik zou niet graag in kwaad
heid van je scheiden, Pieter. Al kan
Mieke je vrouw niet worden, zoiets is
nu eenmaal niet te dwingen, daarom
blijft ze wel vriendschap voor je voelen
en ik evengoed. Maar ]fom, laten we er
niet meer over praten. Ga je mee, dan
zal ik je de herberg eens laten zien".
Samen bekeken ze toen de hele zaak,
Frans stelde Pieter voor aan de beide
Praets en aan de voornaamste klanten,
die in de grote zaal zaten. De uitwer
king was boven verwachting, Pieter
werd er door uitgetild boven zijn ver
driet en met trots keek hij in de ta
veerne rond: dat was nu zijn herberg.
En toen Verhupt en Mieke afscheid van
Pieter namen, vonden ze hem in een
veel betere stemming.
Lieven de Smet had logies aangebo
den aan Verhupt, Mieke en Frans, Wat
de laatsten betreft zolang totdat de
schepenen een huis gemeubileerd en
wel gereed zouden hebben voor hun
nieuwe commandant.
Drie weken later werd in dezelfde
Jaeobuskerk, uit welker toren het sein
tot de opstand was gegeven, het huwe
lijk voltrokken tussen Mieke en Frans,
ditmaal door een echte geestelijke.
Lieven de Smet was één van de ge
tuigen. Na de huwelijkssluiting zei
Frans: „Messire de Smet, voor de grap
hebt u zich eens uitgegeven voor mijn
peter. Mag ik nu in ernst van u de be
lofte hebben, dat u de peter zult zijn
van ons eerste kind?"
Deze belofte werd gul gegeven.
Enkele weken na het huwelijk keek
de smid Verhupt te Berchem vreemd op
toen hij op zekere dag Pieter Roosebeke
door het dorp zag lopen,
„Hé! zei hij Pieter, jij hier? Heb
je soms al genoeg van de herberg „Het
IJ"?
„Geen sprake van! zei Pieter
Daarvoor marcheert de zaak veel te
goed. Maar in vertrouwen gezegd: ik
ben hier om een bezoek te brengen aan
Betteke Heul. Ik ben van plan haar te
vragen met me te willen trouwen. Ik
denk dat ik een goede kans maak, en
als zij „ja" zegt, dan ga ik in de aan
staande herfst met haar trouwen".
„Gelijk heb je, Pieter, en mijn zegen
krijg je, jongen!" zei de smid op mon
tere toon.
EINDE
Het nu afgelopen vervolgverhaal
door P. de Zeeuw J.G.zn,
is ook in boekvorm verkrijgbaar.
U kunt het bestellen bij de uit
geverij N.V. DE BANIER te Via-
nen of in de Boekhandel,
Het boek is gebonden in sterke
plasticband in vier-kleurendruk,
groot 170 bladzijden en verlucht
met fraaie tekeningen.