lAIIDEn niEUWS 'en RIHA Gomarys @n Arminius Wie is dit ventje? Klaproosdag1968 mossel+ iiersteege oroffichiietten Bwfoi ;man De herberg „Het IJ" n en Ivoerii Zeeuwse wandelingen DE SHAG VOOR FIJNPROEVERS Oe herberg „Het IF' blad Vrijdag 25 oktober 1968 No. 3732 Ischuldbrij lOO.-) kuï Iwinstgevl It u rentel lEETI RT ran pi lowel i idereJ IT HET VOOR BABY'S HUIDJE ir PITTIG, MAAR TOCH LEKKER ZACHT 1.25 klankrijk de beste Howatdrank In tobl«tvorm«9Sc^ Prijs f 6.50 SAAK! |)ORp leus te |f Fries i prood- ej et en schapi laten, le^ Iters om z pen en perkmand |e dingen, I i^ERBRüJ NDSNEDERLANDUil pantels, jaj Jums antral Ironinger i rel. (01665)1 amer S.OOJ o.a. Hatif Jrkstraat 1! 114) 26S De strgd over de uitverkiezing De Remonstrantie De verdeeldlieid der Kerk. idra Arminius zijn ambt als hoog- Ljar te Leiden had aanvaard, kwam t tegenstelling tussen hem en zijn col- L Gomarus openbaar. Arminius had |oofd dat hij „noch op den predicstoel, |(li oock in de academie" zou blijk ge- van zijn afwijkende opvattingen, h hij begon vrijwel onmiddellijk de ^ctiülen In de leer op college te be- iidelen. Het gevolg was dat er aan de lidse Universiteit twee partijen ont- Jonden. Vele studenten liepen met de poggeleerde professor weg, anderen fcen de zijde van Gomarus. En van- iisprekend bleef het conflict niet be- Ititt binnen de muren van de Acade- maar verspreidde het zich ook in f kerk. Vooral de jonge predikanten, afgestudeerd, hiïldigden de denk- Llden van Arminius, de ouderen Lrschuwden tegen deze nieuwlichte- 1 De inzet van de strijd was de leer In de praedestinatie (uitverkiezing). bmarus leerde, in het voetspoor van llïijn, dat God in Christus van eeu- Ijheid Zich een gemeente heeft ver- W tot het eeuwige leven, en dat Hij larbjj ook besloten heeft de anderen [bestemmen tot het verderf, waarin ze fchzelf door eigen schuld hebben ge- jort Daarentegen was Arminius van jening dat God wèl een bepaald getal Tensen verkoren heeft tot de zaligheid, Jaar dat Hij Zich bij dat besluit heeft ■ten leiden door de wetenschap dat fze mensen in de tijd zouden geloven. fcals dat altijd gaat, trokken zijn leer- fgen de lijn verder door dan de mees- en verschillenden van hen verkon- jden ronduit de algemene verzoening 1 de vrijheid van de menselijke wil en J of niet te geloven. Zo ver is Armi- lus zelf nimmer gegaan. lEr ontstond in de kerk een geweldig limoer, niet alleen als gevolg van dit jergeschil, maar ook doordat de partij Bn Arminius de overheid op z'n hand ld. Het werd dus niet alleen een ker- llijke, maar ook een politieke kwestie. Irecht vreesden de aanhangers van braarus, wanneer de partij van Armi- |us de sterkste zou blijken te zijn, dat op straat zouden komen te staan. 6e verdere geschiedenis heeft wel be lezen dat dit ook ongetwijfeld gebeurd lu zijn). Ilntussen was er ook in de strijd tegen fcanje een wending gekomen. Er waren lider leiding van -Johan van Olden- irnevelt zelfs besprekingen aan de om te komen tot een wapenstil- [and. De predikanten' die aan de zijde 1 Gomarus stonden waren daartegen I gekant. Ze waren bang dat land en lik opnieuw besmet zouden worden let het bijgeloof, wanneer de strijd, al ps het dan maar tijdelijk, zou worden Istaakt. Op die manier zou de hele lorsteling tegen Spanje en Rome te- frgeefs zijn geweest. lOndanks het verzet van kerkelijke tde ging het bestand toch door. In het V waarin het gesloten werd, in 1609, perf de leider van de latere Remon- pnten, Jacobus Arminius, op 49-jari- leeftijd. ■Van die tijd af moet Uitenbogaert als 2 leider van de Remonstranten worden Ischouwd. Hij was het die in het jaar fö zijn geestverwanten bijeenriep in louda, om een adres op te stellen dat Iricht zou worden aan de Staten van plland. Aan dit adres, dat „Remon- pntie" werd genoemd, hebben de Re- pstranten hun naam te danken. De Remonstrantie bevatte vijf punten: 1. de mens is verkoren om zijn vooruit gezien geloof. 2. de verzoening door Christus is alge meen. 3. de verdorven wil heeft nog een kracht ten goede. 4. de mens kan de genade wederstaan. 5. het is mogelijk uit de staat der ge nade te vallen. De 40 ondertekenaars waren zich wel bewust dat deze vijf punten even zovele afwijkingen van de belijdenis inhielden. Daarom verzochten zij de Staten dat de Catechismus en de Nederlandse Ge loofsbelijdenis op deze vijf punten zou den worden gewijzigd. Op deze Remonstrantie volgde uiter aard een Contra-Remonstrantie, waarin de vijf punten één voor één werden weerlegd. De partijen kwamen intussen hoe lan ger hoe scherper tegenover elkaar te staan. Er werd vergaderd, geconfereerd en gedebatteerd, maar de kloof bleek te breed om te kunnen worden overbrugd. De Remonstranten, hoewel ze ver in de minderheid waren, hoopten met steun van de hoge overheid op de overwin ning. De Contra-Remonstranten werden op vele plaatsen door de overheid ver volgd en verdrukt. Zij bleven aandrin gen op het bijeenroepen van een Natio nale Synode. Intussen was de nog zo jonge kerk der Reformatie in een betreurenswaar dige toestand terecht gekomen. In ver schillende steden werden Gereformeer de predikanten geschorst of afgezet. In andere plaatsen moesten de Contra-Re monstranten in het geheim samenko men. Vooral in de provincie Holland en Utrecht waren de Remonstranten de leidinggevende partij. In Zeeland daar entegen was niet één predikant met de dwalingen van Arminius besmet, en werd er nergens over de leer getwist. Ook Friesland bleef een Calvinistisch bolwerk. Merkwaardig is wel dat de Overheid voor een groot deel op de hand van de Remonstranten was, doch dat het volk over het algemeen niets van de nieuw lichterij moest hebben. Vele mensen begrepen natuurlijk niet helemaal waar het om ging, maar ze zagen wel in dat, wanneer de Remon stranten in het gelijk zouden worden gesteld, of wanneer er leervrijheid zou komen, de hele strijd tegen Rome tever geefs gestreden was. Daarbij kwam een grote ontevreden heid over de politiek van Oldenbarne- velt en de zijnen. Dit is de aanleiding geworden dat de balans naar de andere kant doorsloeg. We hopen daar volgen de week op terug te komen. WAARNEMER. Op 13 november 1618 werd de Synode van Dordrecht geopend. Een kerkver gadering waarop belangrijke besluiten zijn genomen en die juist 350 jaar ge leden begon. Wel de moeite waard om er een artikel aan te wijden. Het was een Nationale Synode, voor heel ons land, dus ook Zeeland was er bij be trokken. Eerst wil ik echter iets schrij ven over de twee professoren, die zo nauw betrokken zijn geweest bij de ge schillen, waarover de Synode had te be slissen. Het waren Gomarus en Armi nius, naar wie hun aanhangers Goma- risten en Arminianen werden genoemd. Later werd meer de naam Remonstran ten en Contra-Remonstranten gebruikt. Gomarus. Frangois (Frans) Gomaer werd in 1563 te Bnigge geboren, in die tijd „een broeinest van ketterij". Vanwege het gevaar voor hun leven verhuisde het gezin in 1577 naar het noorden. Gomarus de latijnse naam voor Gomaer heeft aan verscheidene bui tenlandse universiteiten gestudeerd: in Straatsburg, aan de Engelse hogescho len in Oxford en Cambridge, in Heidel- berg, waar hij zijn studie voltooide. In 1588 werd hij predikant bij de vluchte- lingengemeente te Frankfort, waar vroeger Datheen nog predikant geweest was. Hier is hij getrouwd, na de dood van zijn eerste vrouw, met Maria 1' Hermite. Ze schonk hem 2 zoons en 2 dochters, hun huwelijksgeluk heeft 28 jaar geduurd. Na eerst nog te Heidel- berg gepromoveerd te zijn, werd hij in datzelfde jaar 1594 benoemd tot pro fessor in-Leiden. Hier deed hij tevens dienst als predikant. In 1602 brak hier de pest uit, waaraan twee professoren stierven, Gomarus bleef alleen over. Daarom werd het volgende jaar (1603) een nieuwe professor benoemd: de Am sterdamse predikant Jacobus Arminius. Arminius. Hij was een rasechte Nederlander, in 1560 geboren te Oudewater. Heel wat ouder dus dan Gomarus. Na zijn studie in Leiden, Geneve en Basel, werd hij in 1588 predikant te Amsterdam, waar hij twee jaar later trouwde met Elisabeth Reaal, de dochter van een rijke Amster damse koopman. In 1603 werd hij dus professor in Lei den. In Amsterdam waren er wel eens bedenkingen geweest tegen sommige uitlatingen op de preekstoel. Ook Go marus had hiervan gehoord en daarom waarschuwde hij de curatoren van de Universiteit tegen hem. Maar na een samenspreking verklaarde hij zich toch bereid hem als collega te aanvaarden. Kleine verschillen behoefden geen beletsel te zijn tot samenwerking. Ar minius promoveerde zelfs eerst nog bij hem. De kerkeraad gaf hem een loffe lijk getuigenis mee. In Geneve had hij aan de voeten gezeten van Beza, de op- volger van Calvijn, en hij heeft nooit de gedachte gehad een andere weg in te slaan dan zijn leermeester hem had voorgehouden. Hij had de gezonde leer gepredikt, zuiver en met grote vrucht, zoals ook de classis verklaarde. Onbe sproken van wandel leefde hij als een voortreffelijk pastor in een gelukkig huwelijk. Ook Arminius zelf beschouwde zich als een Gereformeerd theoloog en voel de zich gebonden aan de twee belijde nisschriften der kerk, In sommige op zichten verkondigde hij wel eens een andere mening dan de gangbare, maar hij noemde dat ondergeschikte verschil len, nuanceringen. Maar tijdens de ja ren dat de beide professoren als colle ga's samenwerkten, spitsten de ver schillen zich toe tot afwijking van voor name leerstukken. Arminius was bezig in een bepaald opzicht de gereformeer de leer los te wrikken. Gomarus verklaarde „hij zou niet durven sterven in het gevoelen van hem met wie hij verschilde, noch daarna verschijnen voor het oordeel Gods". Hij noemde het „erger dan de Papisten". Het waren de opvattingen over de praedestinatie (uitverkiezing), vrije wil, erfzonde, volharding der heiligen, ambt der overheid, die de twee collega's fel tegen elkander opzetten. In 1609 stierf 'Arminius aan de tering, hij liet een we duwe met 9 kinderen na. Zijn volge lingen hebben de strijd voortgezet, zo erg dat het bijna tot een burgeroorlog is geworden. Gomarus neemt ontslag. Als opvolger werd benoemd Vorstius. Bij hem vergeleken was Arminius een heilige, zegt Gomarus. Met deze „pest der kerken" wilde hij niet samenwer ken en in 1611 vroeg hij ontslag als hoogleraar. Er was zoveel tegenstand tegen de benoeming van Vorstius, dat hij nooit zijn ambt heeft aanvaard. In Middelburg had men vernomen, dat Gomarus zich stellig had voorge nomen „om gewichtige oorzaken" uit Leiden te vertrekken. „Iemand van zul ke kwaliteit was niet licht te bekomen", zo redeneerde men en daarom besloot men hem te beroepen. Van de Middel burgse predikanten waren er enkele oud en ziekelijk, het gemeentewerk on dervond vertraging, Gomarus nam het beroep aan en kwam in mei 1611 naar Middelburg. Nadat hij in alle kerken ter kennismaking een keer had gepreekt werd hij op 28 mei bevestigd. Hij woon de op de Groenmarkt. Hij werd ook be noemd als professor aan de pas ge stichte Illustre school, een soort ver eenvoudigde hogeschool tussen gymna sium en universiteit. Hier gaf hij les in theologie en Hebreeuws en was in 't bijzonder aangewezen om de verschillen met Wederdopers, Roomsen en andere richtingen uiteen te zetten. Van hieruit volgde hij de kerkstrijd. Door een pam- flettenoorlog wilde men ook in Zeeland de strijd doen ontbranden. Dat is niet ten volle gelukt, slechts weinig Zeeuwen volgden Arminius. Van zijn werk in Middelburg is wei nig bekend, in classicale notulen komt zijn naam zelden voor. Hij schijnt nogal eens ziek geweest te zijn. De zaken op de Illustre school gingen niet naar wens de studenten gingen weg en de school verviel. Het plan er een academie van te maken ging niet door. Daarom wilde Gomarus weg. In 1615 werd hij benoemd aan de ho geschool te Saumur in Frankrijk. Hij vond dat hij hier meer nodig was dan in Middelburg, maar hij verdiende er minder. Drie jaar later ontving hij een benoeming als professor te Groningen, die hij heeft aangenomen. Tot zijn dood is hij hier gebleven. Hij werd ook afge vaardigd naar de synode van Dordrecht, waar deze ijverige kampioen voor de Gereformeerde leer zijn standpunt uit eenzette. Hij wordt beschreven als iemand van „zeldzame geleerdheid en logische denk kracht". Van nature had hij een vurig temperanaent, was driftig, humeurig en oplopend, maar ook weer licht geneigd tot verzoening. Bij gemaakte fouten er kende hij eerlijk schuld en betuigde zijn leedwezen. Na een ziekte van anderhalf jaar, een heupaandoening waardoor hij niet meer kon zitten, stierf hij in 1641, „Een groot man met ijzeren wil, stoere werkkracht en onverzettelijk kafakter was heengegaan", schrijft een van zijn biografen. Middelburg. L. van Wallenburg. Het jongetje op de foto is een van die aardige kereltjes die voor iedereen vriendelijk zijn. Dat was hij ook voor de fotograaf en voor de man van ge meentewerken, hij „helpt" die man door de kar te verrijden. Mogen we van die lezers die het ventje kennen zijn naam en adres zodat we zijn ouders de originele foto kunnen toesturen. De bei de meisjes die vorige week de eendjes voerden bleken de zusjes Elly en Aartje Kreeft, Julianastraat 14 te Oude Tonge te zijn. Teuni Kanters uit de Juliana straat 16 (het buurmeisje) en de fam. G. V. d, Welle uit de Hilstraat vertelden ons die naam. Daarvoor hartelijk dank! DIX HAD IK NÓÓIT VERMOED Toen haar broer in de bezettingsjaren het was in 1943 werd neergescho ten, was ze drie jaar. Ze herinnert zich hem nog vaag: een gróte vent in een blauw vliegeruniform. Hij was eigen lijk helemaal geen militair. Artiest vidl- de hij worden en hij zou het geworden zijn. Daarvoor stonden de beoordelingen van zijn leraars op het conservatorium, waar iiij piano en viool studeerde borg. Nóg weet ze, hoe ze op zijn knie, voor de piano zat. Zij pingelde met haar kleine vingertjes op de toetsen; hij im proviseerde daarbij met zijn grote han den de melodie. Vijf en twintig jaar ge leden was dit nu Vijf en twintig jaar geleden. Op een zonnige namiddag in mei koerste hij met zijn vliegtuig boven Nederland, Het Als exclusief dealer van de Riha orgels, nodigen wij u uit de geweldige Riha orgelkollektie te komen beluisteren.HetRiha orgelwaar-elke muziekliefheb ber verrukt over blijft I Vanaf 1.995,-(incl. bank en nagalm). alta goede merken In één zeek Middelburg L.Delft 103'105 Tel. 01180-7684 .ook in Den Haag Groningen Heerlen vuur van een vijandelijke vlieger raak te hem. Hij werd uit zijn vliegtuig ge slingerd en kwam neer op de harde kleibodem van een Nederlandse polder. De veelbelovende musicus werd ter aar de besteld op een Nederlandse begraaf plaats, temidden van het platteland waar het in deze drukke jaren nog stil is Onlangs is zijn zusje, dat 3 jaar was toen het bericht van zijn sneuvelen door zijn moeder werd ontvangen, in Neder land geweest. „Uit piëteit voor mijn broer", zei ze, „als ik aan hem deric, hóór ik zijn pianospel. Nu wil ik zijn laatste rustplaats zien". Het was op een najaarsdag, toen de nu jonge vrouw met haar man naar de begraafplaats, midden in het polder landschap ging. Gele en bronzen herfst bladeren gleden neer op de zerk met zijn naam. Een late vogel jubelde zijn lied in de struiken van het kerkhof. Zij schikte de rozen, die zij had ge kocht, in een vaas voor de zerk. Toen stond zij op, legde haar hoofd op de schouder van haar man en barstte in snikken uit. „Dit had ik nóóit vermoed" bracht zij uit, „dit had ik nooit ver moed, dat het mij zó zou aangrijpen. Maarwat bén ik blij, dat ik dit ge zien heb!" Dit zusje van een neergeschoten Brit se vlieger was één van de meer dan 41.500 nabestaanden van in de jaren 1940-1945 voor onze vrijheid gesneu velde geallieerde militairen, die dank zij de Klaprooscollecte gastvrijheid in ons land ontvingen en daarbij het graf van hun gevallen familieleden kon den bezoeken. Het Nederlands Oorlogsgraven Comi té de organisatie die achter deze gra- venbezoeken staat en de Klaprooscollec te organiseert heeft echter nog lange lijsten met duizenden nabestaanden, die vol sparming wachten tot ook zij mogen komen. Zal dit volgend jaar zijn? Dat hangt af van het bedrag, dat de „Klap rooscollecte 1968" straks in november met als hoogtepunt „Klaproosdag", op 9 november opbrengt. Met andere woorden: dit hangt af van het bedrag, dat wij vrije Nederlan ders dan geven voor de nabestaanden van hen, die vijf en twintig jaar geleden met hun jonge leven onze vrijheid koch ten. Laat onze gift een offer van postu me dank zijn aan hen die vielen, waar aan hun overlevenden een onschatbare herinnering zullen bewaren, Freek van der Meer. RVOLGVERHAAL tloor P. de Zeeuw J.G.zn. |V, Uitgeverij „De Banier" - Utrecht |Je vergist je, Pieter begon hij f Je denkt, dat er geen enkel bezwaar Faat om opnieuw te trouwen. Er be- Bat wel degelijk een bezwaar en zelfs P heel groot. Kijk, sedert die trouw- P van jullie in Berchem is er bij Mie- Vo één en ander veranderd. Ze heeft I* uren, die ze soms alleen zat, veel pdacht en ze heeft daarbij ingezien och, hoe moet ik je dat nu zeggen, 1'^ ja, ze is van Frans gaan houden, ^r heb je het nu precies zoals het is". ■iet hoge woord was eruit! /^og altijd zat Mieke met gebogen pa en stond Frans belangstelling te Fn voor de tinnen borden. neter keek versuft van de één naar ander. Hij stamelde: „Mieke en jsns, o, wat is dat verschrikkelijk". \v' zeker, arme jongen ^verhupt Maar er is niets aan te F' Je kunt het hart van een mens I ™ingen. Zeg", keerde hij zich op- F to. Frans en Mieke, „zouden jullie imond ook eens open willen doen? fjie laten mij het spit maar alleen |yten". ^leke begreep dat haar oom gelijk t stond -op en liep naar Pieter, it/i ellebogen op tafel, zijn PM gestut door zijn handen, in doffe ïusting voor zich uit te staren, ^oorzichtig legde ze haar hand op zijn schouder en begon op ernstige toon te gen hem te spreken. Hij trok zijn schou der onder haar hand uit en mompelde: „Wat een ramp! Wat een ramp!" „Dat zie je verkeerd in, Pieter zei Mieke zacht Je denkt dat dit een ramp voor je is, maar dat is het niet. Het zou een ramp geweest zijn voor jou en voor mij, als wij toen in Berchem echt getrouwd waren. Toen ik vroeger tegen je gezegd heb dat ik met je trouwen wilde, ge loofde ik heus, dat we samen gelukkig zouden kunnen worden. Maar na alles wat er sindsdien is gebeurd, geloof ik dat niet meer. En als jij nu toch met me zou willen trouwen, zou dat op een groot ongeluk uitlopen. Mijn hart be hoort nu aan een ander en daarom zou den we allebei doodongelukkig worden, als •we nu samen trouwden. Nu kurm.en jiJ en ik ons geluk nog vinden. Daarom moet je er niet verdrietig over zijn, Pieter, je zult heus nog wel een vrouw vinden, die je gelukkiger kan maken dan ik het kan", „Een andere vrouw? vroeg Pieter Denk je nu heus, Mieke, dat ik, na alles wat gebeurd is, er nog eens aan zal beginnen?" „Ik kan best begrijpen dat je er zo over denkt, Pieter mengde Verhupt zich in het gesprek maar je moet niet vergeten, dat je toch wel een vrouw nodig zult hebben als je je herberg be hoorlijk zult willen beheren. Zonder vrouw gaat dat eenvoudig niet". Nu meende Frans een mooie aanlei ding te hebben het pijnlijke gesprek een andere wending te geven. „Wat de herberg betreft Pieter zei hij enthousiast ik kan je verzekeren, dat die prima loopt". Met een treurige blik keek Pieter naar Frans, „Zo, loopt die goed?" was al wat hij zei, „Ze loopt prachtig", verzekerde Ver- hupt met klem, „Je kunt alles rustig nakijken, Pieter ging Frans verder hier in deze la liggen de rekeningen en in de andere het geld. Er is al een aardig bedrag overgehouden, dat zal je heus meeval len". Zonder Pieters antwoord af te wach ten, haalde hij het kasboek voor de dag en legde het open voor hem neer. Hij wees hem verschillende posten aan en gaf er een verklaring bij, Pieter luisterde, maar aan de zuchten, die hij nu en dan slaakte, was het dui delijk merkbaar dat hij er met zijn hoofd niet bij was. Doch hoe meer Frans uitlegde, hoe duidelijker het Pieter werd,, dat de her berg „Het IJ" een bloeiend bedrijf was. Er werd een flinke winst in gemaakt; en tenslotte ging daarvan op de treu rige Pieter een enorme bekoring uit. Gespannen begon hij te luisteren en zo verdiept raakte hij in de uitlegging, die Frans hem gaf, dat hij niet eens be merkte, dat Verhupt en Mieke de kamer verlaten hadden. Eindelijk was Frans klaar. „Zoals je ziet, Pieter eindigde hij je zaak is een goudmijn. Je wordt in deze herberg rijk, Pieter!" „Ik wist van de herberg nog niets af!" zei Pieter. „Nou, dan is dit toch zeker een aan gename verrassing voor je?" „Wel zeker, ik hoor dit tenminste lie ver dan het tegendeel. Vertel me eens, welk soort mensen komt hier gewoon lijk?" „Heel betrouwbare mensen: burgers en kooplui hoofdzakelijk, in elk geval mensen, die altijd contant betalen. Van borgklanten zul je geen last hebben". „Nou, da's fijn, ik heb een hekel aan wanbetalers". Hij begon nu allerlei vragen te doen over de bediening, de leveranciers en over allerlei andere dingen. Zodoende bleven zijn gedachten een tijdlang cir kelen rondom de herberg. Doch dan op eens werd hij zich het grote leed weer bewust, dat hem was overkomen. Hij had een maandlang in de mening ge leefd, dat Mieke zijn vrouw was, „Allemaal goed en best! zei hij op eens maar Mieke, Mieke, ik mis Mieke!" „Hoor eens jongen probeerde Frans hem te helpen daaraan moet je nu niet meer denken! Ieder mens moet nu eenmaal zijn eigen pak dragen, Pieter, daar is niets aan te doen. En dan wou ik je nog vragen: ben je er wel zeker van, dat Mieke de vrouw is, die je no dig hebt?" „Dat weet ik niet zuchtte Pieter heus, ik weet het niet meer,,, na wat zij nog zo pas gezegd heeft.,," „Span je maar niet zo in zei Frans ik zal het wel voor je zeggen. Kijk eens, als jij je eenmaal in deze mooie herberg gevestigd hebt, wordt je een gezeten burger van Antwerpen, mis schien wel meester van je gilde en dan zul je zien, dat het leven heel veel m.ooie kanten heeft", „Alles goed en best, maar ik zal al leen zijn", „Da's helemaal niet nodig, kerel. Volg jij de raad van meester Verhupt maar op en zoek een andere vrouw. Er zal best een goed meisje te vinden zijn, dat jou wil helpen bij je werk en met wie je gelukkig kunt zijn". „Zou je het heus denken, Frans?" zuchtte Pieter. „Daaraan twijfel ik geen ogenblik. Er zal een dag komen, waarop je zeggen zult: Frans, jongen, je hebt gelijk ge had. Want ik zou niet graag in kwaad heid van je scheiden, Pieter. Al kan Mieke je vrouw niet worden, zoiets is nu eenmaal niet te dwingen, daarom blijft ze wel vriendschap voor je voelen en ik evengoed. Maar ]fom, laten we er niet meer over praten. Ga je mee, dan zal ik je de herberg eens laten zien". Samen bekeken ze toen de hele zaak, Frans stelde Pieter voor aan de beide Praets en aan de voornaamste klanten, die in de grote zaal zaten. De uitwer king was boven verwachting, Pieter werd er door uitgetild boven zijn ver driet en met trots keek hij in de ta veerne rond: dat was nu zijn herberg. En toen Verhupt en Mieke afscheid van Pieter namen, vonden ze hem in een veel betere stemming. Lieven de Smet had logies aangebo den aan Verhupt, Mieke en Frans, Wat de laatsten betreft zolang totdat de schepenen een huis gemeubileerd en wel gereed zouden hebben voor hun nieuwe commandant. Drie weken later werd in dezelfde Jaeobuskerk, uit welker toren het sein tot de opstand was gegeven, het huwe lijk voltrokken tussen Mieke en Frans, ditmaal door een echte geestelijke. Lieven de Smet was één van de ge tuigen. Na de huwelijkssluiting zei Frans: „Messire de Smet, voor de grap hebt u zich eens uitgegeven voor mijn peter. Mag ik nu in ernst van u de be lofte hebben, dat u de peter zult zijn van ons eerste kind?" Deze belofte werd gul gegeven. Enkele weken na het huwelijk keek de smid Verhupt te Berchem vreemd op toen hij op zekere dag Pieter Roosebeke door het dorp zag lopen, „Hé! zei hij Pieter, jij hier? Heb je soms al genoeg van de herberg „Het IJ"? „Geen sprake van! zei Pieter Daarvoor marcheert de zaak veel te goed. Maar in vertrouwen gezegd: ik ben hier om een bezoek te brengen aan Betteke Heul. Ik ben van plan haar te vragen met me te willen trouwen. Ik denk dat ik een goede kans maak, en als zij „ja" zegt, dan ga ik in de aan staande herfst met haar trouwen". „Gelijk heb je, Pieter, en mijn zegen krijg je, jongen!" zei de smid op mon tere toon. EINDE Het nu afgelopen vervolgverhaal door P. de Zeeuw J.G.zn, is ook in boekvorm verkrijgbaar. U kunt het bestellen bij de uit geverij N.V. DE BANIER te Via- nen of in de Boekhandel, Het boek is gebonden in sterke plasticband in vier-kleurendruk, groot 170 bladzijden en verlucht met fraaie tekeningen.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1968 | | pagina 5