EIIAnOEII niEUWS
k
ZEISS
Afgrijselijke brand in Goes
Worgels
piano's
iiiossel+
iiersteege
De herberg „Het M
li
KOLFF
.50
lIEN!
Dordtse Synode 1618-1619
wordt te Dordt herdacht
Zeeuwse wandelingen
DE SHAG VOOR FIJNPROEVERS
Diijes en Datjes
2e blad
Vrijdag 20 september 1968
No. 3722
zeer
Want]
lp om-
lor een
Iderenl
hand'
(wij
graag
tuigd:
e
«r
9r-
»9r
Sr
J. Keuvelaar
PITTIG, MAAR TOCH LEKKER ZACHT 1.25
INGEZONDEN
„Wat de Buitengewone
Wijkgemeente
verwacht"
KOLFF - Middelharnis
installaties
L2389
|n203
RD
De discotheek Het vrye lied
Psalmen, lofzangen en geestelyke
liederen.
De welvaartstijd waarin we leven
I brengt mee dat haast ieder gezin niet
I alleen z'n eigen radio, z'n eigen televi
sietoestel, z'n eigen projectie-apparaat
en z'n eigen bandrecorder heeft, maar
I ook z'n eigen discotheek. Men kan over
al die dingen oordelen zoals men wil
26 kunnen nu eenmaal gebruikt en mis-
bruikt worden maar zo liggen de
I feiten. De ontspanning is in elk geval in
hoge mate passief geworden: je kunt in
I een luie stoel gaan zitten en de tech-
I niek zorgt er voor dat je zonder veel
j inspanning kunt „genieten". Vroeger
I werd er gelezen en gemusiceerd, dat
I kostte altijd nog enige energie; tegen
woordig wordt er geluisterd en geke-
j ken, dat is wèl zo gemakkelijk... Eer-
i lijkheidshalve moet het worden gezegd,
dat er ondanks het verleidelijke van het
niets-doen, toch in vele gezinnen nog
tamelijk wat gelezen wordt, dat er ook
I nog wat geknutseld wordt. We zijn ge-
I lukkig nog niet allemaal kuddedieren
geworden, die onze ontspanning op be
stelling in huis laten bezorgen.
Maar goed, ik wilde het vandaag eens
over gramofoonplaten hebben. Het is
g niet zo lang geleden dat de „ge
voelige" plaat in vele gezinnen contra-
bande was. Had men het over een pick-
up, dan dacht men aan het café, waar
men weleens een juke-box had gehoord
en gezien, en het was een uitgemaakte
zaak; zo'n ding uit een kroeg hoorde
i niet thuis in een christelijk gezin. In
weinig jaren tijds is deze opvatting ra-
dikaal veranderd. In vele gezinnen heeft
men zich een pick-up aangeschapt, wel-
licht ook om de aanschaf van een t.v.-
toestel tegen te gaan of op de lange
baan te schuiven... En in de huiskamers,
I waarin vroeger het hele gezin rondom
het harmonium stond te zingen, heeft
nu de pick-up z'n intrede gedaan, en
daarmee is men ook van aktief passief
geworden.
Ik wil daar geen kwaad woord over
zeggen. Omdat de cultuur vaak zo ont
aard en onchristelijk is, behoeven we
nog niet „Kulturfeindlich" te zijn. We
lezen van Saul, dat de boze geest van
hem week en dat het beter met hem
werd, wanneer David op zijn harp speel-
de. En ieder die enigermate thuis is in
het Oude Testament wéét welk een be
langrijke plaats de muziek innam in de
eredienst van het volk Israël. Dat bij
voorbeeld het orgel „een ratelkast van
de duivel" is, zal toch geen wéldenkend
mens meer voor z'n rekening nemen...
Ik gun dus iedereen graag z'n platen-
verzameling en het genot van muziek en
zang. Er zou natuurlijk wel iets op te
merken zijn over de keuze van de pla
ten. Ik stel met nadruk voorop, dat
over smaken niet te twisten valt. De
een houdt van klassieke muziek, de an
der geeft de voorkeur aan opnamen met
samenzang. De een kiest orgelplaten, de
ander orkestwerken. Dat ligt zuiver
persoonlijk.
Als ik het goed zie, tenderen „onze
kringen" (als ik het zo even mag aan
duiden) naar samenzang, vooral naar
niet-ritmische psalmen. Getuige de vele
advertenties in kerkelijke bladen is er
voor dit soort platen een ruim afzetge
bied. Het is in elk geval een verheu
gende zaak dat de psalmen telkens weer
niet verouderd blijken te zijn, en dat op
deze wijze ook de jongere generatie
weer vertrouwd raakt met de klassieke
melodieën.
Een andere vraag is natuurlijk of alle
gemeenten, die de psalmen op hele no
ten zingen, ook inderdaad goed genoeg
zingen om deze gemeentezang op de
plaat vast te leggen. Van Genemuiden
en Urk is de viktorie begonnen, maar
het wil me voorkomen dat vele andere
gemeenten (zonder daar verder iets
kwaads van te willen zeggen) niet onder
willen doen en ook met een zangplaatje
aan de markt willen komen, zonder dat
I de zangprestaties dat rechtvaardigen...
Wat me echter persoonlijk verontrust
is de geweldige belangstelling die er
1'blijkt te bestaan voor het zogenaamde
„vrije lied". En dan bedoel ik echt niet
de liederen uit de schat van de kerk der
eeuwen, zelfs uit de tijd van de Oude
Kerk en de Keformatie, maar (laat ik
het héél voorzichtig zeggen) de liederen
van het type - Johan de Heer. Die heb
ben niet alleen onze discotheken vero
verd, maar blijkbaar ook onze jeugd- en
vrouwenverenigingen. En dat acht ik
een latent gevaar. Niet alleen opdat ze
esthetisch aan geen enkele eis voldoen.
Op zichzelf is dat al een reden om er
voorzichtig mee te zijn. Smaak is gauw
bedorven. Maar vooral omdat deze
versjes theologisch vaak zo aanvecht
baar zijn,
In het aprilnummer van het blad „Op
den Uitkijk" schreef Dr. Okke Jager
daarover een zeer lezenswaardig artikel.
Het ging daarin weliswaar over het ge
bruik van deze liederen in kerkdiensten,
maar het kan zonder meer ook gelden
voor het huiselijk gebruik.
Een enkel citaat uit dit artikel; de
eenzijdige voorkeur voor dit soort ge
zangen mag verontrustend genoemd
worden... Er wordt vaak gezegd: als ze
Johan de Heer-liederen mogen zingen,
worden de kerken vol. Dat is geen ar
gument. Als ik mijn kinderen meeneem
naar een snoepwinkel kiezen ze alles
wat slecht is voor hun gebit". En even
verder: „Het probleem is overigens niet
de mensen naar de kerk te krijgen,
maar het zout (niet het zoetelijke) in de
kerk te krijgen. Als dat er is komen de
mensen ook wel".
Ik ben het met dit betoog roerend
eens. Eerlijk gezegd is het me nooit goed
duidelijk geweest hoe het komt dat men
sen, die graag willen vasthouden aan de
Reformatorische waarheid, zo uit volle,
borst allerlei liederen kunnen zingen
als „Grijp toch de kansen door God u
gegeven", „Ik zie een poort wijd open
staan", „Al wat gedaan werd uit liefde
tot Jezus" enz. enz. De lijst zou met
weinig fantasie uit te breiden zijn, maar
ieder begrijpt de bedoeling. Een herop
voeding zowel in esthetische als in the
ologische zin is in „onze kringen" echt
geen overbodige luxe
Onze vaderen uit de bloeitijd van de
Reformatie waren doodsbenauwd voor
het zogenaamde „vrije lied", omdat ze
vreesden dat op deze wijze allerlei dwa
ling in de kerk „ingezogen" zouden
worden. Daarmee is uiteraard niets
verkeerds gezegd van die liederen die
de eeuwen door stand gehouden hebben
en ook wel stand zullen houden, omdat
ze ver boven het gemiddelde niveau
uitsteken. Maar onder „psalmen en lof
zangen en geestelijke liedekens", zoals
Paulus het onderscheid aanduidt, is echt
niet alles te rangschikken. Dét wilde ik
alleen maar zeggen.
WAARNEMER.
BROXENGLAZEN
by de speciaalzaak
Zsiidi»ad S2 - Mlddelliamls
In november is het 350 jaar geleden
dat in Dordrecht de synode 16181619
werd gehouden. Ter gelegenheid hier
van en tevens ter viering van het feit
dat de gemeentelijke archiefdienst van
Dordrecht een oud gebouw, het zoge
naamde Leprooshuis in gebruik zal ne
men, zal van 8 november tot en met 19
januari een speciale tentoonstelling
worden gehouden.
Het Rijksprentënkabinet en de Gene
rale Synode van de Nederlandse Her
vormde Kerk hebben hun medewer
king toegezegd ten aanzien van het
uitlenen van prenten en archiefstuk
ken. Het gemeentebestuur van Dord
recht zal verder als gastheer optreden
voor het kerk-historisch gezelschap dat
'begin januari in Dordrecht bijeenkomt
om aan de Dordtse synode aandacht
te besteden. De landelijke werkgroep
geschiedenisdocenten is voornemens
over de synode aan opzet, achtergron
den en gevolgen een boekje samen te
stellen. Op de tentoonstelling zal on
der meer te zien zijn het in de Dordtse
raadszaal hangende schilderij van de
synode waarvan een reproduktie in
vrijwel elk geschiedenisboek voorkomt.
Bij de kerkbrand te Goes in ons vo
rige artikel bleef de stad gespaard.
Eigenlijk een wonder. Als er vroeger in
een stad brand uitbrak, ging soms de
halve en ook wel de hele stad er aan.
Houten huizen met daken van stro of
riet waren een willige prooi voor de
vlammen. In de tijd toen de Maria Mag-
dalenakerk afbrandde, was het bouwen
van zulke brandbare huizen reeds ver
boden. Er waren echter nog verscheide
ne bestaande huizen van hout. De blus
middelen waren toen nog erg primitief
en helemaal niet geschikt om een grote
brand te- stuiten. Grote steden hadden
soms een brandspuit, echter zo gebrek
kig dat er niet veel mee te beginnen
was. Het zou nog tot 1671 duren voor er
grote verbetering kwam, toen Jan van
der Heyden een slangbrandspuit con
strueerde. De slangen werden in de
gracht gelegd, een zuigpomp bracht het
water naar de brandspuit, waarvan de
perspomp het in de vlammen spoot. Een
grote verbetering.
Maar zover waren we bij de kerk
brand van 1618 nog niet. En zeker niet
in 1554, toen een brand driekwart van
de stad in vlammen deed opgaan. Toen
moest het bluswater nog met leren
brandemmertjes naar de vuurhaard ge
bracht worden. De blussers vormden een
rij en ieder gaf het volle emmertje aan
zijn buurman door. Maar op de plaats
van de brand gekomen was het geen
volle emmer meer, meestal maar half
vol. Begin daarmee maar eens wat, zo
als bij de brand in Goes uit 1554, die
door oude schrijvers „een afgrijselijke
brand" wordt genoemd.
Begon in de zoutketen.
ledere stad van betekenis had in die
tijd zoutketen. Het zout werd bereid uit
derrie of darrink, een soort veen dat
onder de kleilaag te vinden is. Ook te
genwoordig komen op sommige plaat
sen bij het graven van sloten of bij hef
bouwrijp maken van grond voor huizen
bouw stukken van dit veen voor de dag.
Nu dient het nergens meer toe. Maar in
de tijd van die grote brand in Goes
vonden velen met het darrinkdelven een
bestaan. De stukken werden naar de
zoutketen vervoerd en daar verbrand.
De as werd met zeewater besprenkeld
en na nog een paar bewerkingen ver
kreeg men hieruit „een schoon en blin
kend zout".
In later jaren werd het darrinkdel
ven gestaakt. Ook wel verboden, b.v.
dicht bij de dijken om deze door de
gr^verij niet te veel te verzwakken.
Toch bleven de zoutketen dienst doen.
Er werd namelijk ruw zout aangevoerd,
uit Portugal b.v., dat in de keten ge
zuiverd werd.
In ieder geval had men vuur nodig in
deze houten zoutketen. Het is dus geen
wonder dat van hieruit dikwijls grote
branden ontstonden. Zo was het ook op
13 mei 1554: het begon in de zoutketen,
die even buiten de stad aan de haven
stonden.
Vla de meestoven naar de stad.
De wind was noordoost, zo'n schrale
wind, zoals we bijna ieder voorjaar ge
durende enkele weken hebben, soms tot
in de maand mei toe.
Ditmaal was het echter een storm
wind, die de vonken naar de vlakbij ge
legen meestoven deed waaien. Ook al
zo'n vlug brandbaar object. Hier werden
de wortels van de meekrap gedroogd en
gemalen om tot rode verfstof verwerkt
te worden. In januari heb ik over de
meekrapteelt een paar artikelen in ons
blad geschreven. In deze meestoven was
alles kurkdroog en het brandde als pek.
Voortgejaagd door de stormwind be
woog de vonkenregen zich naar de stad.
Aan blussen behoefde men niet te den
ken, daarvoor was de vlammenzee te
groot. Zo brandde het ene huis na het
andere af, hele straten lagen in puin.
Slechts ongeveer het vierde deel van de
stad bleef gespaard.
In de Oprit, de oplopende straat van
de Markt naar de Kade, kwam de brand
tot staan. Jarenlang heeft een steen in
de gevel van het huis dat nog net ge
spaard bleef, deze catastrophe in her
innering gehouden, maar nu is de steen
verdwenen. Volgens het opschrift be
schouwde men de ramp als een straf
voor de zonde:
„Was de liefde Gods van ons alle ver
dreven, Dies zijn wij geplaagd met een
vreselijke brand".
Behalve de talrijke huizen, verbrand
den ook veel-levensbehoeften, huisraad,
opgeslagen voorraden. Grote verarming
bedreigde de Goesenaars. Velen verlie
ten uit wanhoop de stad wegens gebrek
aan werk en tengevolge van de ontsta
ne woningnood.
Wederopbouw.
Men wilde voorkomen dat de stad ge
heel ontvolkt werd. Het stadsbestuur
wilde Goes weer tot zijn vorige bloei
terug brengen en daarom verzocht het
aan onze landsheer Karel V om enige
privilegiën, waardoor de stadskas wat
gespekt kon worden. Voor de herbouw
was veel geld nodig en de vroedschap
kwam de herbouwende burgers met geld
te hulp. Zo bijv. bij de nieuwe dakbe
dekking, die volgens de nieuwe bepa
lingen in het vervolg uit hard materiaal
moest bestaan, uit pannen of schallen
leien). En die waren veel duurder
dan riet of stro. Ook de nieuwbouw in
steen kostte meer dan de vroegere hou
ten huizen.
Om de straten te kunnen verbreden,
werden enkele panden door de ge
meente onteigend.
Verder werd bepaald dat iedere eige
naar binnen 4 jaar zijn verwoeste huis
moest herbouwd hebben. Was dit niet
gebeurd, dan verviel zijn „bouwplicht"
aan de stad. Maar velen konden hier
aan niet voldoen wegens gebrek aan
middelen, anderen hadden Goes voor
goed verlaten.
Sommige gilden en het armbestuur
(toen werd dat de H. Geest genoemd)
hebben een goed werk gedaan. Ze had
den landerijen in eigendom die ze ver
kochten. Van de ontvangen gelden lie
ten ze huizen bouwen. Deze verhuurden
ze aan mensen die te arm waren om te
kunnen bouwen. Zo heeft Goes zich
weer hersteld van de „afgrijselijke
brand".
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Graag wil ik de red. v. h. kerkblad en
allen die het aangaat op enkele punten
uit het betreffende stukje wijzen.
Allereerst spreekt men van „midden-
orthodoxe" collega's, wat m.i. geheel
onjuist is. De liefde en ijver waarmee
ds. Schipper in de gemeente Middelhar-
nis (waar ik 2 jaar naar de kerk ben
geweest) werkte heeft bij alle andere
kerken alleen maar lof en dankbaarheid
gewekt. Zelf midden-orthodox opgevoed
zijnde heb ik vele gesprekken met hen
gehad die beslist meer dan „mild" wa
ren. Dat ds. Schipper scherp was tegen
de Buitengew. Wijkgem. ligt niet aan
ds. Schipper, maar aan het feit dat deze
gem. niet midden-orthodox is. Tegen
over de midden-orthodoxe groeperingen
is ds. Schipper altijd mild geweest. Be
wogen heeft hij wel op die fouten ge
wezen en tereclit.
Maar dat ds. Schipper niet mild kan
en kon zijn t.o.v. de Buitengew. Wijk
gem. (en hij beslist niet alleen) komt
doordat er hier geen sprake is van een
verschraalde midden-orthodoxe leer
maar wel degelijk een valse leer.
We hebben te luisteren naar Gods
Woord, en dat heeft ds. Schipper altijd
gedaan. Hij heeft met overgave het
Evangelie van Jezus Christus gepredikt
en anders niet. Dat dit Evangelie pijn
kan doen aan hen die het anders wrillen
is begrijpelijk. Het was de Grieken
reeds een dwaasheid en de Joden een
ergernis. In de Bijbel worden we steeds
gewaarschuwd tegen dwaalleringen die
men wU invoeren. Zo ook in deze ge
meente. Waarom moest er een aparte
gemeente komen? Niet omdat Gods
Woord niet zuiver werd verkondigd
maar omdat Het Woord verplichtingen
oplegt, waar men niets van moest heb
ben.
Wanneer de Bijbel moet zwijgen en de
menselijke stem de boventoon gaat voe-
RIJMEN VAN TIJMEN
Trekken aan de noodrem.
Is vaak peperduur.
Juist in deze dingen.
Is men heel secuur.
't Spoor eist een vergoeding.
En men komt het na.
Men betaalt per rijtuig,
Per minuut de scha.
Per minuut per rijtuig.
Is 't drie gulden hoor.
Als men lang moet stoppen.
Slaat dat hevig door.
Maar 't betreft hier enkel.
De baldadigheid.
Is het echt noodzakelijk.
Dan kost het slechts tijd.
-i^r -k
Er komen weer meesters,
In massa er bij.
En velen van hen
Zijn van dienstplicht niet vrij.
Want zo van 't examen.
En zo voor de klas,
Dat is iets wat velen.
Niet mogelijk was.
De Juf, pasgeslaagde.
Heeft reuzeveel voor.
Voor haar gaat het leven,
Veel rustiger door.
-We zien dezer dagen,
Een heel lange lijst.
Vervangend de leerkracht,
Die reeds is vergrijsd.
Zo i.ï 't in de wereld,
'n Komen en gaan.
De ouderen verdwijnen.
Voor jongeren ruim baan.
Toen: suikerriet.
Nu: suikerbiet.
Je komt alom ze tegen.
En als 't produkt,
Maar goed gelukt,
Geeft 't vreugde allerwegen.
Na 't suikerzoet.
Straks suikergoed,
Plus allerlei produkten.
Want zoet en zout
Tesaam is fout.
Daar zij ons nooit verrukten.
O suikerbiet,
'n Elk geniet.
Van 't geen ge moet bevatten,
'n Laag procent?
Of ongekend?
Ge legt ons in de watten!
Het suikerriet.
Behaagt ons niet.
Maar wel uw zoete sappen.
Op de fabriek.
Is men héél kwiek.
Hoe 't gaat, wie zal dat snappen?
TIJMEN.
voor veilige verzekeringen en
lage premies.
Bijzonder snelle schade
afwikkeling.
Zeer scherpe tarieven voor
autoverzekeringen en
na 1 jaar schadevrij rijden
reeds 20% korting.
Financieringen.
VOORSTRAAT 36
TELEFOON (01870) 2012.
Byna een eeuw assurantie-
agenten.
ren zijn we al aan het dwalen. Wanneer
er twee groepen (meningen) tegenover'
elkaar staan dan is de één de tegen
hanger van de ander, m.a.w. tegenover
een Bijbelse leer staat een onbijbelse.
De woorden uitgesproken op het af
scheid zijn zeker niet te weerleggen,
maar dan omdat ze wel gegrond zijn.
De Bijbel leert dat de vriendschap met
deze „wereld" vijandschap is tegen God!
Wij hopen dat ds. Cazander dezelfde
weg zal volgen als ds. Schipper, want
de Bijbel geeft geen" richtlijnen voor het
„genuanceerde" denken zoals het door
de Buitengew. Wijkgem. wordt voorge
steld. Dat hetgeen ik schrijf niet uit de
lucht is gegrepen moge blijken uit het
volgende korte verslag van een „Jon-
gerendienst" die ik eens meemaakte.
Deze dienst bezocht ik om zuiver geïn
formeerd te zijn over de gang van zaken
in de Buitengew. Wijkgem.
„Pas toen de trompettist v. d. Band
zijn trompet neerlegde en sprak „we
zullen maar beginnen" begreep ik dat
hij de dominee moest zijn. Er waren
60 jongeren van het gehele eiland bij
elkaar. Er werden wat „moderne gees
telijke" liederen gezongen in Jazz stijl
met band-begeleiding waarna ds. zei in
plaats van een gebed zal een gedicht
worden voorgelezen, (bidden is blijk
baar' niet nodig want het gaat toch wel
goed). Daarna weer wat liederen.
Schriftlezing uit Exodus. Toen hield ds.
een toespraak (prediking kan ik het niet
noemen) waarin het voornamelijk draai
de om de medemenselijkheid, liefde tot
de naaste. Je ontmoet God in je naaste,
b.v. als er gebeld wordt kan God op de
stoep staan. Genade is als je bemerkt
dat God met je meegaat. Dan moet je
maar vragen of God altijd met je mee
gaat. (Blijkbaar bepaald de mens de weg
en moet God dan maar volgen).
Hierop kwam het in het kort neer.
Geen zonde, geen schuld, geen genade
(in Bijbelse zin) geen verootmoediging,
geen vergeving, geen vreze des Heeren,
alleen wat onderlinge liefde. Is dat ook
niet het streven van de Humanisten.
Een zelf geschapen (gemaakte) leefbare
wereld? Daarna nog wat liederen. Dank
gebed (wat is danken en bidden?) Lied.
Einde dienst. Gelegenheid tot nabespre
king met koffie.
Helaas voor ds. v. Hoogstraten liep
bijna iedereen weg (thuis betere koffie?)
zodat ds. in de hal ging staan, spreken:
„doe niet zo flauw, loop nu niet alle
maal weg, blijf toch even!" Het hielp
niet. Toen (nijdiger): Je zou eigenlijk de
deur op slot moeten houden! Tja, de
„schapen" gingen blijkbaar liever zon
der „herder" hun eigen weg. Ik ben ook
maar weggegaan. Het was mij iets té
„genuanceerd".
Ook wil ik nog graag vermelden hoe
een ouderling over zijn ambt dacht in
de Buitengew. Wijkgem.
Op de vraag: „hoe bent u er toe ge
komen" antwoordde hij: „Ach ze had
den nu eenmaal een paar mensen nodig
daai*, dus waarom niet?
Ja waarom nietals je toch meest
al op zondag gaat zeilen?
Nee, de waarschuwingen van ds.
Schipper waren volkomen op zijn plaats.
Dan toch maar liever „ongenuanceerd"
Gereformeerd zijn.
g.
W. G.
•He goada merken In één zaak
Middelburg L.Delft 103-105 Tel. 01180-7684
ook In Den Haag Groningen Heerlen
VERVOLGVERHAAL
19
door P. de Zeeuw J.G.zn.
N.V, Uitgeverij „De Banier" - Utrecht
36
„Die komt direkt zei Kobe Hij
moet de brief op de politiepost brengen
en zijn uniform uittrekken, we kunnen
nem gauw verwachten. En dat is maar
goed ook liet hij er in één adem op
volgen want wij zullen het druk ge
noeg krijgen; morgen omtrent midder
nacht is het zover!"
..Kostelijk, hoe eer hoe beter. Dan
zullen ze de tijd niet hebben te ontdek
ken, hoe ze ertussen genomen zijn. Kom
gauw mee, mannen".
..Zeg me eerst eens, hoe het met Mieke
IS vroeg Frans is er iets met haar
gebeurd of is ze nog hier?"
In zenuwachtige spanning keek hij de
schepen aan en zijn gezicht begon op
eens te stralen van geluk toen hij Lie-
yen de Smet hoorde zeggen: „Wat dacht
Jij dan? Natuurlijk is Mieke hier, we
zijn op weg naar haar toe!"
..Ik zat in doodsangst over haar
zei Frans ik vreesde dat ik haar
nooit zou terugzien".
En toen vertelde hij het verhaal van
de mantel en wat De Na ja hem verteld
had.
De Smet begon te lachen.
„Die narigheid heb je aan mij te dan
ken, beste jongen begon hij ik heb
die mantel in de Schelde gegooid, om de
politie op het idee te brengen, dat Mie
ke zelfmoord had gepleegd. Daarmee
hoopte ik te bewerken, dat zij naar
haar geen verder onderzoek zouden in
stellen. Ik heb mijn doel bereikt, dat
blijkt uit wat Alvarez de Naja heeft
gezegd".
„Intussen heb ik in doodsangst geze
ten", zei Frans.
„Dat spijt me erg, beste jongen. Ik
kon natuurlijk niet denken dat deze leu
gen jou zou bereiken en dat messire
provoost je die zelf zou komen vertellen,
't Is jammer, want daardoor moest jij
weer een nieuwe pijniging ondergaan.
Troost je intussen, want je vriendin is
springlevend en wacht in spanning op
je". Nauwelijks had De Smet de deur
van de geheime kamer geopend of Mie
ke liep met uitgestoken handen op
Frans toe en schreeuwde: „Gered! Le
vend! O God, ik dank U, ik had het
niet meer durven hopen!"
„Er is ook een wonder voor nodig ge
weest, Mieke zei Frans en onze
vrienden Kobe en Nelis hebben dat
wonder verricht!"
Nu kwam ook Kobe binnen en het
duurde niet lang of Nelis volgde. Hij
kwam door de zijdeur, waarvan hij de
sleutels had.
„Op het politiehuis is alles naar wens
gegaan", vertelde hij vrolijk.
„Zie zo zei De Smet vergenoegd
nu zijn Mieke en Frans weer bij elkaar.
V/e zullen jullie nu alleen laten, dan
krui je alles uitpraten met elkaar. Bij
wat wij nu gaan doen, hebben we jou
niet nodig, Claes. Ju moet nu niets an
ders doen dan uitrusten en krachten
verzamelen voor morgennacht. Zeg Mie
ke, je weet wel waar je de wijn en het
eten kunt vinden, nietwaar? Wij gaan
nu werken!"
„'t Komt in orde, messire De Smet
zei Mieke vrolijk ik zal Frans eens
flink verwennen, dat heeft hij dunkt mij
wel verdiend".
De drie matmen begaven zich nu naar
de werkkamer van Lieven de Smet.
„Heb je de vergunningen voor de
avondklok?" vroeg de schepen, zodra ze
gezeten waren.
„Natuurlijk, zes stuks antwoordde
Van der Stappen alleen de namen
moeten nog ingevuld worden".
„Uitstekend, dat zullen wij dan dade
lijk doen".
Met die vergunningen moesten de
agenten van De Smet de stad in om
overal de getrouwen te gaan zeggen, dat
de volgende nacht de opstand moest
uitbreken. Ze moesten hun de plaatsen
van samenkomst noemen, waar men bij
een zou komen, zodra de noodklok zou
beginnen te luiden. Alles werd geregeld
en besproken, zodat alles klaar zou zijn,
zodra de dag zou aanbreken.
Terwijl De Smet met zijn vrienden
de komende opstand voorbereidde, was
Mieke bezig Frans zo goed ze kon te
verzorgen. Allereerst moest de jongen
eten hebben, want hij rammelde van de
honger. Ze zette een goede fles wijn op
tafel en verder brood, kaas en ham, en
alles maakte ze zo smakelijk klaar als
zij maar kon. Maar toen Frans erop
aanviel als een wolf, moest zij hem
toch dadelijk weer remmen.
„Ho ho, Frans zei ze vriendelijk
niet te veel ineens, jongen, je hebt in
dagen niet gegeten en het zou heel ge
vaarlijk zijn, wanneer je nu te haastig
en te veel at".
„Och Mieke, meid, het is toch zo lek
ker, als je eens vsdst hoe ik er van
sm.ul!"
,',Arme jongen zei Mieke zacht, ter
wijl er tranen in haar ogen kwamen
Wat zie je er toch uit. Je gezicht is zo
mager geworden en je hebt donkere
kringen onder je ogen. Hebben ze je
kwaad gedaan?"
„Nou Mieke, dat waren ze stellig van
plan en ik denk dat ik morgen niet veel
plezier van ze beleefd zou hebben!"
Ineens viel Mieke's oog op de rode
kringen rond de polsen van Frans.
„Wat heb je daar aan je polsen,
Frans?" vroeg ze bezorgd.
„Dat zijn de afdrukken van de arm
banden, die messire de Naja mij heeft
laten aandoen".
„O, maar,die zal ik dadelijk verbin
den zei ze Compressen met vsójn
moeten daar zo goed voor zijn".
„Och Mieke, doe maar geen moeite
zei Frans die paar schrammetjes
hebben niet veel te betekenen en ze
zullen me zeker niet beletten morgen het
zwaard te hanteren. Zeg Mieke, weet je
waar ik zo verbazend veel schik in heb?
Dat die messire provoost nu precies op
dezelfde plaats zit, waar ik twee dagen
gezeten heb, ook met armbandjes om
zijn polsen en een halsband om zijn nek.
Nu kan hij eens ondervinden wat hij
anderen aandoet, 't Is haast niet te ge
loven, Mieke, dat ik hier nu zit bij zo'n
goed voorziene tafel, terwijl ik als een
kind verwend word door het liefste en
mooiste meisje, dat er op de wereld
rondloopt".
„Och malle jongen, houd toch je mond
ik ben immers de vrouw van Pieter
Roosebeke, foei".
Ze lachte, terwijl ze dit zei en Frans
begreep dat ze het niet zo erg meende.
„Ja Mieke, ik houd het toch vol. Mie
ke, het is niet te geloven, dat je daar
levend voor me staat en dat ik met je
zit te praten. Een paar uur geleden kon
ik niet dromen, dat dit gebeuren zou. Ik
meende toen, dat jij verdronken was en
dat ik een wisse dood tegemoet ging.
O kind, wat heb ik een angst uitgestaan!
En wat een vreugde, dat ik straks niet
wakker word op een vuile stenen vloer
met kettingen aan handen en voeten en
een halsband om mijn nek!"
„Dat kan ik me voorstellen, Frans
onderbrak Mieke zijn woordenstroom
maar toe, wind je niet zo op. Ik geloof,
dat je koorts hebt. Daarom moet je niet
zoveel praten".
„Niet meer praten? vroeg Frans,
verbaasd Maar vergeet je dan, dat ik
in geen dagen met iemand een woord
heb kunnen wisselen, behalve dan met
die ellendige provoost? O, als ik daar
aan nog denk. Je had dat gemene lachje
eens moeten zien, waarmee hij mij ver
telde, dat jij jezelf in de Schelde ver
dronken had. Ik had die kerel wel kun
nen verscheuren!"
„Toe nou Frans, praat nu niet meer.
Heus, dat is niet goed voor je. Je moet
je kalm houden".
„Maar ik ben volmaakt kalm... Da's
waar ook, Mieke, weet jij soms hoe De-
necker en Van der Stappen het hebben
klaargespeeld, mij op zo'n zeldzame
manier te bevrijden?"
„Nee jongen, daar weet ik niets van.
Wel hebben ze in die nacht waarin jij
gearresteerd werd, tegen me gezegd:
„Een van tweeën: of Claes is binnen een
paar dagen vrij, of wij zitten ook in de
gevangenis". Meer weet ik er niet van!"
(Wordt vervolgd)