iiAnoEn - niEuws
yaNDan
De brandneiel
Brandnetelvlinders
BUIJSSE
)i herberg „Het IJ"
.SLECHTS 2 95r.
99
STIJLGROEP
Ulad
Vrijdag 30 augustus 1968
No. 3716
ia ml
399..
larnis
(AR
van
lade
INIS
UNIEKE
AANBIEDING
SLECHTS
hiitt iifii jÉl liüÉ
f9
UW Modehuis
hstratie
De zorg voor de kerk
De taak van de overheid
Theorie en praktik.
I zagen vorige week dat de verant-
trdelijkheid voor de verzorging van
{dienaren des Woords en hun gezin-
1 in de 19e eeuw werd verlegd van
[overheid naar de gemeente zelf. Het
jistraktement, dat voorheen de be-
Jijrijkste bron van inkomsten vormde,
|rd door de kerkelijke gemeente met
steeds groter bedrag verhoogd, en
[ans maakt het nog slechts een zéér
1 deel uit van het inkomen van de
jikant, in vele gevallen één procent.
geldt alleen voor de predikants-
Ijatsen van de Hervormde Kerk, die
^tonden bij de grondwetsherziening
111815. De nieuwe predikantsplaatsen,
daarna werden gesticht, kwamen
Jl-nog-toe niet voor een uitkering uit
[staatskas in aanmerking. De andere
i waren er over het algemeen niet
B gediend, ook al zegt dan de Grond-
dat „aan de leraars welke tot nog
e uit 's lands kas géén of niet toerei-
^d tractement genieten, een tracte-
toegelegd of het bestaande ver-
leerderd kan worden". De Afgeschei-
31 noemden dat graag „vlees tot zijn
stellen" of „aanleunen tegen de
leAeid".
|Ku is deze zaak grondwettelijk op-
luw geregeld en elke kerk of gods-
lenstige gemeenschap kan aanspraken
gelden op een uitkering uit de
fcatsl^as, tenminste, wanneer het voor-
11 van de Commissie - Van Walsum
Vschonden door de beide Kamers
[en komt. De vraag is nu: Hoe zullen
1 diverse kerkelijke groeperingen in
!derland daarop reageren?
In een artikel uit het „Gereformeerd
tekblad", dat ik vorige week reeds
Irloops noemde, schrijft Ds. A. Vroeg-
leweij over „een ontwikkeling die we
leen maar kunnen toejuichen". Hij
tt daarbij op het oog dat de gemeen-
nu zelf zorgen moeten voor het on-
irhoud van hun predikant, en dat ze
verantwoordelijkheid niet kunnen
ichuiven op de overheid. De gemeen-
hebben daardoor „zelf leren offeren
ir hun kerk". Dat kan ik tot op zeke-
hoogte met hem eens zijn. Natuurlijk,
in de wijngaard werkt, mag ook
de wijngaard eten. En de schapen
de kudde zullen ervoor moeten zor-
n dat hun herders geen gebrek lijden.
Maar dat sluit de verantwoordelijk-
id van de overheid toch niet uit? Ds.
«egindeweij zegt, „werkelijk niet zo
ij te zijn met de voorstellen van de
aatscommissie". Als ik hem goed be-
ijp, had hij liever gezien dat de zil-
ïen koorde maar was doorgesneden,
van opnieuw aangesnoerd
!t kan ik, eerlijk gezegd niet volgen
in een predikant die ongetwijfeld Ar
iel 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis
iderschrijft, waarin toch gesteld wordt
it het de taak van de overheid is, „de
Uind te houden aan de heilige kerke-
inst en het Koninkrijk van Jezus
iristus te doen bevorderen en het
oord des Evangelies overal te doen
ediken, opdat God door een ieder ge-
ïd en gediend worde, gelijk Hij in
in Woord gebiedt".
Wat is daar dan tegen? Wel, Ds.
'oegindeweij komt met argumenten uit
praktijk. Het kerkelijk leven loopt
rag, de kerken worden leger en de af-
wordt groter. De prediking is in
te kerken vervlakt en verzwakt, de
edemenselijkheid heeft op tal van
aatsen de prediking der verzoening
wangen. De kerk dreigt te verworden
een sociaal-maatschappelijk genoot-
ap, En in zulk een kerk passen
'erheidssubsidies.
Ik moet helaas dit alles beamen.
't verval en de afval van God en Zijn
oord en Zijn dienst hebben ontstellen-
vormen aangenomen. Maar is daar-
lor de overheid van haar taak ontsla-
in? Dat zou gemakkelijk zijn... Dan
'hoeven we niet alleen, zoals de Gere
ndeerde Kerken gedaan hebben, 21
Borden te schrappen uit het genoemde
fUkel 36, dan kunnen we het hele Ar
iel wel uit onze belijdenisgeschriften
Twijderen. Dan kan iemand die tot de
ervormde Kerk behoort, zijn bijdrage
m de Generale Kas ook wel intrekken,
ijsje uit"dat daarmee ook vrijzinnige gemeen-
ba te verra
lagerecht 6
tflanders i
als wij d(
bmiddeld
alking 8
Iliter, in R
fs 22 liter!
gemiddel»
[in te hale»
JDER
In soeverei^
lien nog wj
Imini is in
gebouwd'
uit Bow
balen rustö
J het bevipl
Iter en, 12
Ihet platvol
I één verdj
[indeling J
cafés en ef
\i wil een 2j
ee|t gehuuj
bij de ^n
van het v^
or ogen swi
et de poli^l
)or geen «"=1
eft zich bij J
„grensscMI
ie, die met "l
Rozeneilan»!
en gehowj
in stand worden gehouden. Dan
'ft dat raadslid van de burgerlijke
YOUTH ZIG-ZAG POPULAIR
Moderne uitvoering in 2 kleuren.
Inflebouwde verlichting, kompleet
koffer. Tijdelijk van f 350,- voor f 245,-.
Mogelijkheden;
naden afwerken, knoopsgaten maken,
rekbaar materiaal vervi/erken, siersteken
maken, stoppen, bordu;en en recht
steekwerk enz,
YOUTH ZIG-ZAG POPULAIR
op praktisch, luxe bergmeubel
Uitvoering eiken, teak, macoré of no'
Tijdelijk van f 450,- voor f 295,'-
ROTTERDAM
HOOGSTRAAT 165-167
TEL. 010-130424-113902.
BON Vul in en stuur op.
Reserveer voor mij
...Youth Zig-Zag Populair Elektr. in
koffer f 245,-;
...Youfh Zifl-Zao Populair Elektr. In
meubel f. 295,'
of stuur mij volledige inlichtingen
Naam
Adres
Woonplaats;
Telefoon 15
gemeente Middelharnis gelijk, die bij de
installatie van de nieuwe burgemeester
opmerkte, dat die burgemeester voor
zijn part wel Mohammedaan mocht zijn,
als hij de gemeentewet maar naleefde...
Dat is nu juist het beginsel van de
scheiding van kerk en staat, dat de kerk
openlijk toegeeft dat de overheid geen
orgaan heeft ora de wil van God te ken
nen... Het énige dat de overheid dan
kan doen is: de kerk vrij laten in de
uitoefening van haar eredienst. Dat was
ook de opvatting van Abraham Kuyper,
en mutatis mutandis is het ook de op
vatting van Karl Barth! Op deze wijze
wordt nu juist de kerk gelijk gesteld
met elke willekeurige vereniging. De
overheid moet de kerk vrijlaten, maar
ze moet evengoed de Maatschappij tot
nut van het algemeen vrijlaten, en de
Communistische Partij, en de Vereni
ging voor Sexuele HervormingEn
zo kunnen we nog wel een poosjedoor-
gaan. Een vrije kerk in een neutrale
staatMaar laten we dan eerlijk zeg
gen dat we het Gereformeerde beginsel
niet langer wensen te handhaven.
Natuurlijk heb ik volledig oog voor de
praktische moeilijkheden. Ds. Vroegin-
deweij somt er een aantal op: Die 50
miljoen moet straks worden verdeeld
tussen de kerken. Voor de valse ker
ken naar verhouding een even groot
bedrag als voor de ware kerken. Straks
eist ook het Humanistisch Verbond zijn
portie op.
Maar dat alles is mijns inziens toch
geen reden om te zeggen: Laten de ker
ken zichzelf verzorgen. Daarmee wordt
geen enkel probleem opgelost. Het pro
bleem ligt trouwens ergens anders. Bei
de, Kerk en Staat, moeten worden te
ruggeroepen tot de waarachtige dienst
van God. Als de Kerk niet meer weet
dat ze een pilaar en vastigheid der
waarheid behoort te zijn, dan is het
hoog tijd, dat ze daar weer oog voor
krijgt. En als de Overheid niet meer
weet dat ze Gods dienaresse is, dan
moet dat weer aan haar verstand wor
den gebracht. Niet uitvoerbaar, zegt U?
Dat is nu juist de saecularisatie in zijn
ergste vorm, dat we rekenen met de
haalbaarheid, en dat we niet rekenen
met die God Die de oren wonderen
doet op wonderen horen.
U merkt, aan de uitkeringen uit de
Hebt U al eens een brandnetel gezien?
„Kom nou" zult u zeggen „wie heeft
ef nu geen brandnetel gezien?"
Maar weet U ook te vertellen hoe een
bloempje van de brandnetel er uitziet
en op welke wijze ze bloeit? neen?,
dan hebt U ook nog nooit een brand
netel gezien!
We zullen samen eens gaan onder
zoeken hoe dat in z'n werk gaat.
Zoals alles in de natuur heeft ook
onze meest verachte en verguisde wilde
plant „de brandnetel" zijn boeiende en
interessante dingen; en beter dan haar
te vuur en te zwaard uit te roeien,
moet u er eens een ogenblik tijd aan
wagen en onderzoeken hoe zo'n brand-
netelplant er nu precies uitziet, U zult
dan veel mooie en leerzame dingen ont
dekken waarvan U het bestaan niet
afwist. Het enige wat u hierbij nodig
hebt is een goede loep. Een vergroting
van 10 maal is voldoende. U kunt
van zo'n dingetje overigens toch veel
plezier beleven als U eenmaal de smaak
er van te pakken hebt.
Maar laten we met onze loep gewa
pend eens bij onze brandnetel gaan kij
ken als ze bloeit,; dat is bijna de gehele
zomer.
Boven aan de top van de plant ziet U
tussen de bladoksels langgerekte trosj es
van bloempjes. We zullen aannemen
dat U een plant met vrouwelijke bloe
men voor u heeft. Als U nu zo'n
bloempje onder uw vergrootglas legt
dan ziet U dat het samengesteld is uit 2
groene schubben en daartussen nog 2
kleinere, van buitenaf gerekend; dat is
de bloemkelk, in dit geval bloemdele ge
heten. Daartussen, dus midden in de
bloem ziet U een min of meer flesvor-
mig orgaantje met aan de top een harig
pluimpje, dat is de stamper en het
pluimpje is de stempel, die het stuif
meel moet ontvangen, want zonder dat
kunnen de zaadknopjes in de stamper
niet tot ontwikkeling komen.
Nu zult U tevergeefs op uw plant naar
meeldraadbloemen zoeken, die dat
stuifmeel voort moeten brengen. Dat
klopt, want de grote brandnetel is twee-
huizig, d.w.z. dat de stamperbloemen op
de éne plant zitten en de meeldraad
bloemen weer op een andere.
Ver behoeft U daar niet voor te zoe
ken, want meestal staan meeldraad en
stamperplanten vlak bij elkaar.
De meeldraadbloemen hangen evenals
de stamperbloemen ook in lange trosjes,
de bloempjes zelf zien er echter geheel
anders uit.
Deze bestaan uit vier bloemdekblaad-
jes met daarbinnen 4 meeldraden. Het
bijzondere van de meeldraden is dat ze
voor het opengasm der bloem naar bin
nen gebogen zijn dus met de helmknop-
nen naar beneden gericht. Ze worden in
die stand vastgehouden door de 4
bloemdekblaadjes en een zuiltje, dat U
precies in het midden van de bloem ziet
zitten. Wat de bedoeling hiervan is be
merkt U als U het buitenste bloemdek-
blaadje met een naald naar buiten buigt
de tegenoverstaande meeldraad springt
dan plotseling recht; het hehnknopje
barst door de schok open en het zeer
fijne en droge stuifmeel wordt er uit-
geslingerd. In de natuur gebeurt dat 's
morgens vroeg door de zonnewarmte.
Als U het er voor over hebt een keer
tje vroeg op te staan, kunt U dat zelf
heel mooi waarnemen als U bij zo'n
groepje brandnetels gaat zitten. Dat
„ploffen" van die 1 meeldraadbloempjes
gaat soms bij tientallen gelijk, en het is
een aardig gezicht al die wolkjes stuif
meel te zien ontsnappen; men noemt dit
wel het „stuiven van de brandnetel".
Als het regent blijven de bloempjes
gesloten en ook bij te sterke wind,
waardoor het stuifmeel te ver zou waai
en. Bij veel bloemen wordt het stuif
meel overgebracht door insecten; het is
dan kleverig waardoor het gemakkelijk
aan haren of poten blijft hangen. De
brandnetel echter is een plant die door
de wind bestoven wordt, vandaar dan
ook het fijne droge stuifmeel.
Doordat de brandnetel 2 huizig is, is
het noodzakelijk dat het stuifmeel over
gebracht wordt van de mannelijke naar
de vrouwelijke bloemen; de laatste zijn
voorzien van een harige stempel die het
stuifmeel gemakkelijk op kan vangen.
Bovendien groeien de planten dicht bij
staatskas zit heel wat vast. Het gaat
daarbij om de verhouding van Kerk en
Staat, het gaat om het Koninklijk ambt
van Christus, waarvan én de ouderling
én de overheid een zwakke afschadu
wing is. We zullen de theorie niet prijs
kunnen geven omdat de praktijk zo ge
devalueerd is, maar we zullen de theo
rie moeten laten staan en de praktijk
herzien. En de hulp van de Heilige
Geest inroepen opdat beide, Kerk en
Staat, hun hoge roeping weer leren
verstaan.
WAARNEMER.
JERVOLGVERHAAL
door P. de Zeeuw J.G.zn.
[•V. Uitgeverij „De Banier" - Utrecht
[Hij schreef iets op een stuk.papier en
F dat aan één van de soldaten.
liiHier heb je het bevel tot opsluiting
I f'ij Je neemt vier man mee en
pngt deze verdachte naar de gevange-
T- Pas op, dat de kerel niet ontsnapt,
P™ je staat met je leven voor hem In!"
poen Mieke terugkwam van de bloe-
■enmarlit, waar zij voor Frans blauwe
loemen had gekocht, merkte zij direkt
■i^er iets bijzonders aan de hand was.
joor de herberg stond een groepje
psen te praten en toen ze de gelag-
wier binnenkwam, begreep zij aan de
^Khten van Michel en Gertrude, dat
yjets ernstigs was gebeurd.
wchel liep opgewonden naar haar toe
^^soi hakkelend zijn verhaal, waar-
.g*6ke duide,lijk werd, dat Frans was
Ir^^^^teerd, meegenomen naar het po-
T=""is. Met een smak viel de pot met
|)emen op de estriken-vloer.
|,Wat
zeg je? Hebben ze Pieter mee-
inomen? Is hij gearresteerd?^
Ze dreigde ineen te zakken, maaf
Gertrude wist haar op de been te hou
den, i
„Maak u toch niet zo van streek, ba-
zinne zei het goede mens ik kan
wel begrijpen dat u erg schrikt, maar
het zal bepaald een vergissing zijn. De
baas doet immers nooit iets onbehoor
lijks, waarvoor zullen zij hem vatten?
Nee, nee, dat komt weer in orde, let
eens op, hij zal zo dadelijk wel weer te
rugkomen".
Maar Mieke liet zich door de goedbe
doelde praatjes van Gertrude niet van
de wijs-brengen. Het stond bij haar vast,
dat het nu met het werk van Frans af
gelopen was. En wanhopig hakkelde zij
„Ik moetik wil wetenik ga er
heen!" Gertrude en Michel probeerden
haar van dit idee af te brengen. Het was
bijna nacht, wat moest zij nu de straat
nog opgaan? Maar vastbesloten rukte
zij zich los. „Houd mij nu niet tegen
zei ze ik wil naar het politiehuis, ik
wil weten, wat er met hem gebeurd is!"
Ze liep de deur uit en de straat op.
Maar toen ze enkele straten doorge
gaan was, was ze toch niet zozeker
meer van zichzelf. Wat wilde ze eigen
lijk? Och, zij voelde wel, dat zij on
weerstaanbaar gedreven werd naar de
plaats, waar Frans zich bevond.
j_ Maar wat moest zij daar uitrichten?
JDacht zij nu heus, dat zij Frans op haar
JÉVerzoek weer terug zou krijgen?
Ze naderde het politiehuis, maar ze
durfde niet aankloppen.
Daar zag ze tegenover 't huis een por
tiek en haastig liep ze er heen, om zich
daar te verbergen. En vanuit haar
schuilhoek keek zij naar de plaats waar
Frans zich nu bevond.
Wat deden zij nu met hem?
Wat zouden zij hem allemaal vragen?
En welke antwoorden zou Frans geven?
Misschien wisten ze nog niet veel,
probeerden zij Frans uit te horen. Maar
dan waren zij aan het verkeerde adres,
want Frans was slim genoeg om de he
ren bij de neus te nemen. Misschien was
toch alles nog niet verloren. Maar hij
werd wel verdacht. En misschien zou
den zij in Berchem een onderzoek gaan
doen en dan zouden ze er achter komen,
dat Frans de echte Pieter Roosebeke
niet was.
Jammer toch, net nu alles zo goed
ging.
Gisteren had hij nog gezegd: „Nou
Mieke, we hebben het moeilijkste nu
achter de rug, hoor. Die nachtelijke
tochten waren het gevaarlijkste, maar
die zijn nu voorbij. Ik zou niet weten,
wat mij nu nog in de moeite moet bren
gen".
En nu opeens dit. O, ze kon het zich
niet voorstellen, dat Frans daar nu ach
ter die muren was. Voor haar verhitte
verbeelding zag zij reeds een brandsta
pel roken of een galg oprichten.
O, wat is alles ontzettend
elkaar; zoals U ziet allemaal doelmatige
inrichtingen om het voortbestaan van
de soort te verzekeren.
Tegen vraat door dieren is de brand
netel beschermt door brandbaren. Deze
haren zijn hol en eindigen aan hun top
in een zijdelings knopje, dat er door een
zeer dun wandgedeelte aan vast zit. Het
breekt daarom heel gemakkelijk af. Om-^
dat het schuin afbreekt komt er aan het
haar een scherpe punt. Als die punt in
onze huid dringt vloeit de inhoud üi het
wondje en ontstaat het bekende „bran
den". Het een en ander is verduidelijkt
op de tekeningetjes. U zult misschien op
uw speurtocht ook een brandnetel ont
moeten waarvan de meeldraad en stam
perbloemen op één plant zitten, dus één-
huizig; dat is de kleine brandnetel. Ze
groeit op dezelfde plaatsen als de grote.
Ze heeft eironde diepgezaagde bladeren.
Alle brandnetels hebben lange taaie ve
zels die vroeger tot weefsel (neteldoek)
verwerkt werden.
We hebben U nu iets van de brandne
tel verteld, maarwist U ook dat,
als er geen brandnetels waren virij ver
schillende van onze allermooiste vlin
ders zouden moeten missen?!!; hierover
zal dhr. Vroegindewey U ook nog iets
gaan vertellen!
A. Vogelaar.
u nog hret-
JT*/tMcit-Q4en Qtb'oaen
Sf-aiiYi|3ti-yo€in
hiêsUraacliiloem
trandirjoat-
dd4pauvJO0d
kl«in« Vos
Nu moet U hieruit niet afleiden dat
deze vlinders de bloemen van de Brand
netel bezoeken. Wie vorenstaand arti
keltje goed gelezen heeft zal hebben
gezien dat brandnetelbloemen geen ho
ning bevatten, en wat moeten vlinders
er dan zoeken.
Toch zijn ze geheel aan deze plant ge
bonden, daar hun voortbestaan er vanaf
hangt. Het is n.l. zo, dat de rupsen van
de drie hierna te noemen dagvlinders
uitsluitend van brandnetelbladeren le
ven.
Vroeg in het voorjaar, als de lentezon
de temperatuur doet stijgen komt de
Kleine Vos uit z'n donkere schuilhoek te
voorschijn. Daar heeft hij zich, soms al
in augustus, teruggetrokken om te over
winteren. Vliegend in de voorjaarszon
bezoekt hij de eerste bloeiende planten.
Dat zijn in onze tuinen Arabes en Au-
brietia. Crocus en Hyacinth, en in het
vrije veld de gele bloemkorf jes van het
Klein Hoefblad. Ik neem aan dat velen
van U deze vosbruine vlinder wel ken
nen. Aan z'n kleur heeft hij z'n Hol
landse naam te danken. De voorvleugels
vertonen aan de voorrand een rij zwarte
en okergele vlekken, en langs de buiten
rand van voor en achtervleugels loopt
een donkere band, waarin blauwe halve
maantjes staan.
In mei zoekt het vrouwtje de Brand
netel op. Het blijft een wonder dat zo'n
dier met feilloze zekerheid de plant
weet te vinden die z'n nakomelingen als
voedsel moet dienen.
Aan de onderzijde der bladeren legt
ze haar eieren, in groepjes bijeen, waar
uit na een tiental dagen de rupsjes te
voorschijn komen. Deze leven de eerste
tijd gezellig bijeen in een dicht spinsel
nest. Als ze volwassen zijn, ze zijn dan
donkergrijs of zwart, met gele lengte
strepen en gele doomtjes met zwarte
top, verspreiden ze zich over de gehele
plant. Zijn ze in groot aantal dan kun
nen ze zo'n brandnetelplant volkomen
kaal vreten.
Dan breekt de tijd aan dat ze zich
gaan verpoppen. Ze worden onrustig,
verlaten veelal de voedselplant en zoe
ken een geschikt plaatsje op. Waar ze
van gedaante kunnen veranderen. Dat
kan een paaltje zijn, of een muur, een
boomstam of een schutting. De rups
gaat met de kop naar beneden hangen
en hecht zich met de achterlij f spoten
(de z.g. naschuivers) aan een van te vo
ren gemaakt spinsel. Ze wordt kleiner
(een verschijnsel dat alle rupsen hebben
voor ze verpoppen) en na ongeveer een
dag zo gehangen te hebben, barst de
huid achter de kop open, en schuift de
pop naar buiten. Meermalen heb ik dit
boeiende schouwspel in m'n vlinder-
kweekkast gezien. De poppen zijn hoe
kig, roodachtig grijs, soms donkerbruin
van kleur, met veel gouden puntjes.
Half juni verschijnen daaruit de vlin
ders, waarvan een gedeelte reeds vroeg
hun overwinteringsplaats opzoekt, en
een ander gedeelte voor het leggen van
eieren zorgt. Hieruit wordt de tweede
generatie geboren, die ook overwintert.
Het zijn meestal de dieren van de 2e
generatie die bij zonnige dagen in groot
aantal op de bloemen van onze Herfst-
asters zitten, tezamen met de Witjes en
met hun verwant de Atalanta. En dat is
dan onze tweede „Brandnetelvlinder".
Het is een vrij fors dier, met fluweel
zwarte vleugels, witte vlekken aan de
voorvleugeltoppen en levendige rode
banden op voor- en achtervleugels.
In tegenstelling tot de Kleine Vos
brengt de Atalanta de winter niet bij
ons door. Dat kan hij n.l. niet, omdat
ons klimaat daar niet geschikt voor is.
Het is een dier dat thuishoort in de
subtropen. De Atalanta's die men in
mei en juni ziet vliegen zijn immigran
ten uit het zuiden van Europa. Ze heb
ben een lange reis achter de rug, en dat
is aan hun versleten pakje duidelijk te
zien. Ze zijn niet te vergelijken met de
prachtige exemplaren die we in de na-
zomer kunnen zien. Tot midden in de
zomer kunnen we deze „versleten" die
ren nog aantreffen. Wel planten ze zich
in ons land voort, want omstreeks medio
juni zoeken ook zij de Brandnetel op en
leggen er hun eieren, niet zoals de Klei
ne Vos in groepjes, doch afzonderlijk
onder aan de bladeren. De rupsen die
hieruit komen hebben net zoals die van
de Kleine Vos doorntjes op het lichaam.
Voor alle zekerheid even dit: prikken
doen deze doorntjes niet. Ze zijn bruin
geel tot bruinzwart, met een gele zijlijn,
gele puntjes en gele doornen. Leven de
rupsen van de Kleine Vos geruime tijd
gezellig bijeen, die van de Atalanta doen
dit niet. Ze spinnen een blad dicht, en
leven daarin een solitair bestaan. Is het
blad verorberd, dan zoeken ze een ander
op. De verpopping geschiedt op dezelfde
manier als bij de Kleine Vos. De pop is
duidelijk groter dan van deze, en grijs
of bruin van kleur met zilverkleurige
puntjes. Begin juli komen hieruit de
vlinders. Ook zij leggen hier nog eieren.
De vlinders daaruit (de 2e generatie)
vliegen nog tot medio oktober. Let maar
eens op de prachtige exemplaren die
dan op de bloeiende Herfstasters zitten.
Voor echter de winter z'n intrede doet
zijn ze verdwenen. Ze zijn weer weg
getrokken naar zuidelijke streken. Met
nog een aantal andere soorten behoort
de Atalanta tot de z.g. trekvlinders. Dit
zijn dus dieren die in onze omgeving
niet thuishoren, maar elk jaar in kleiner
of groter aantal hun eigenlijke woon
gebied verlaten, en dan in streken te
recht komen, waar ze wel in de zomer
maanden kunnen leven, doch de winter
niet kunnen doorstaan. De vlindertrek
vormt reeds meer dan 25 jaar een apart
studieveld in Nederland. Maar daar
hebben we het later wel eens over.
De derde vlinder waar we het nog
over willen hebben is de Dagpauwoog.
U zult hem veel minder tegenkomen
dan de beide vorige soorten, want de
Dagpauwoog is tegenwoordig geen alge
meen dier meer. Zijn prachtige bruin
rode vleugels hebben vier geel met
blauwe ogen in de voorrandshoeken. De
onderzijde is donkerbruin tot bijna
zwart. Hij heeft wel de winter in ons
land doorgebracht. Net zoals de Kleine
Vos heeft hij in alle mogelijke schuil-
hoeken de lente afgewacht, en is bij de
eerste milde zonnestralen uit z'n dia-
pauze ontwaakt. Na enige tijd legt het
vrouwtje haar eieren op de brandnetel.
De daaruit komende rupsen hebben ook
de doorntjes, doch missen de gele leng
testrepen en stippen die de rupsen van
de beide voorgaande soorten hebben. Ze
zijn prachtig blauwzwart, met over het
gehele lichaam fijne witte stipjes, en
leven gezellig bijeen. Als ze poprijp zijn,
zijn ze 4 cm lang. Ze zoeken dan een
geschikt plaatsje op waar ze veranderen
in een hangpop, waaruit in het laatst
van juli en begin augustus de vlinders
te voorschijn komen. Ze vliegen bij
mooie dagen tot diep in de herfst en be
zoeken graag evenals de voorgaande
soorten de bloemen van onze Buddleia's.
Er zijn nog meer vlindersoorten die
op onze Brandnetel leven doch velen
daarvan leggen hun eieren ook op an
dere plantensoorten. Zij zijn dus niet
uitsluitend aan deze plant gebonden,
terwijl dat bij de hier besproken soor
ten wel het geval is.
De Brandnetel is een der meest ver
guisde planten in ons land. Op vele
plaatsen wordt ze met onkruidbestrij
dingsmiddelen bewerkt en Goeree-
Overflakkee loopt op dit gebied niet
achter. Op die voortgang wordt het voor
deze vlinders onmogelijk zich te hand
haven. Maar laten we voorzichtig zijn,
want missen kunnen we ze niet. Alle
vlinders spelen een grote rol bij de be
stuiving van bloemen en daar behoren
ook vele cultuurgewassen bij.
P. Vroegindeweij.
GRONINGEN
NATUURLIJK BU
MIDDELHARNIS
Opeens ging de zware deur van het
politiehuis open. Ze zag de gloed van
brandende fakkels. Onder leiding van
een sergeant, marcheerden zes soldaten
het plein op. Tussen hun in liep Frans,
met de handen op de rug gebonden, vrij
dicht liepen ze langs haar heen. Mieke
sloot haar ogen. Ze leunde met haar
hoofd tegen de koude muur, ze stond
daar als versteend
Toen ze weer opkeek waren de soldaten
met hun gevangene verdwenen. En wat
moest zij nu doen? Waar moest ze heen?
De soldaten achterna rennen? Och, on
zin natuurlijk. Zij kon niets doen voor
Frans. Och, och, die arme Frans
En dan opeens schoot haar iets te
binnen. Frans, die goeie beste Frans,
had allang van tevoren aan haar ge
dacht. Wacht eens even, o ja, daar had
zij het weer: „Als mij iets overkomt,
Mieke, moet jij direkt naar Lieven de
Smet gaan", had hij gezegd, toen hij zijn
eerste nachtelijke tocht ging maken,
„beloof je me dat?"
Ze had het hem beloofd!
Maar dan moest zij het nu ook doen.
Die goeie Frans had ook overal aan ge
dacht. Zeker, ze moest naar Lieven de
Smet. Misschien kon die nog iets voor
Frans doen! Moest ze hier doelloos in
de portiek blijven staan? Dat was im
mers de grootste dwaasheid. Ze moest
er op uit. Onmiddellijk verliet zij de
portiek en snelde weg in de richting van
de Grote Markt.
Juist toen schepen De Smet aan tafel
zou gaan, kwam zijn knecht hem zeg
gen, dat de bazin uit de herberg „Het
IJ" hem wenste te spreken. Hij ver
zocht de man haar in zijn werkkamer te
laten en ging toen direkt naar haar toe.
„Is er iets aan de hand?" vroeg hij.
Mieke knikte. Toen zei ze dof; „Frans
is gearresteerd".
Een ogenblik leek de schepen ver
stijfd van schrik, maar toen vroeg hij;
„Vertel me eens hoe dat zich heeft toe
gedragen". Mieke vertelde hem, hoe de
zaak gelopen was.
„Hij stuurde u om blauwe bloemen?
vroeg de schepen dat zou er dus
op wijzen, dat hij bericht had ontvangen
Is dat zo?"
„Ja zekei*, hij kwam vrolijk thuis en
vertelde me, dat hij een goede vangst
had gehad en dat ik daarom voor doh-
ker nog even blauwe bloemen moest
gaan kopen".
„Maar zei hij dan meteen niet welke
boodschap hij had ontvangen?" wilde
de schepen weten.
„Dat kon hij niet, want wij waren
niet vrij. Ik ben direkt naar de markt
gegaan en toen ik terugkwam, was hij
weg. O, had ik dat kunnen denken, dat
ik hem niet terug zou zien dan lopend
tussen zes soldaten in".
Mieke bedekte haar gezicht met haar
handen en snikte, terwijl de schepen de
kamer op en neer begon te lopen.
„Nu is Frans verloren, nietwaar?
vroeg ze opeens zeg het maar, mijn
heer De Smet; nu kan immers niemand
hem meer redden?"
„Arm kind! zuchtte hij nee, op
't ogenblik zou ik niet weten, hoe hij
gered moet worden. Maar vergeet niet,
dat God alleen machtig is. Ik zal er
met mijn vrienden over spreken. Maar
eerst moet ik voor jou zorgen, dat heb
ik Frans beloofd. Als ze jou in de stad
ontdekken, zouden ze je vast en zeker
gevangen nemen. Maar hier kunnen ze
je niet vinden. Je blijft dus hier. De
knecht, die je binnenliet, is absoluut te
vertrouwen, maar toch is het beter, dat
zelfs hij niet weet dat je hier gebleven
bent. Hij moet je daarom door de voor
deur uitlaten en dan moet je naar de zij
deur lopen, je weet wel welke, en daar
zal ik je weer binnenlaten. Dan breng
ik je naar een geheime kamer, waar
niemand je vinden kan. Ik zal dan di
rekt met mijn vrienden gaan overleg
gen, want wij hebben geen minuut te
verliezen".
De Smet geleidde Mieke naar de voor
deur en terwijl de knecht haar uitliet,
zei hij: „Ik dank u nog wel voor de
ring, mevrouw Roosebeke. Ik meende
al, dat ik die in uw herberg verloren
had. Doe mijn groeten aan uw man!"
(Wordt vervolgd)