iiAnoEn - niEuws yaNDan De brandneiel Brandnetelvlinders BUIJSSE )i herberg „Het IJ" .SLECHTS 2 95r. 99 STIJLGROEP Ulad Vrijdag 30 augustus 1968 No. 3716 ia ml 399.. larnis (AR van lade INIS UNIEKE AANBIEDING SLECHTS hiitt iifii jÉl liüÉ f9 UW Modehuis hstratie De zorg voor de kerk De taak van de overheid Theorie en praktik. I zagen vorige week dat de verant- trdelijkheid voor de verzorging van {dienaren des Woords en hun gezin- 1 in de 19e eeuw werd verlegd van [overheid naar de gemeente zelf. Het jistraktement, dat voorheen de be- Jijrijkste bron van inkomsten vormde, |rd door de kerkelijke gemeente met steeds groter bedrag verhoogd, en [ans maakt het nog slechts een zéér 1 deel uit van het inkomen van de jikant, in vele gevallen één procent. geldt alleen voor de predikants- Ijatsen van de Hervormde Kerk, die ^tonden bij de grondwetsherziening 111815. De nieuwe predikantsplaatsen, daarna werden gesticht, kwamen Jl-nog-toe niet voor een uitkering uit [staatskas in aanmerking. De andere i waren er over het algemeen niet B gediend, ook al zegt dan de Grond- dat „aan de leraars welke tot nog e uit 's lands kas géén of niet toerei- ^d tractement genieten, een tracte- toegelegd of het bestaande ver- leerderd kan worden". De Afgeschei- 31 noemden dat graag „vlees tot zijn stellen" of „aanleunen tegen de leAeid". |Ku is deze zaak grondwettelijk op- luw geregeld en elke kerk of gods- lenstige gemeenschap kan aanspraken gelden op een uitkering uit de fcatsl^as, tenminste, wanneer het voor- 11 van de Commissie - Van Walsum Vschonden door de beide Kamers [en komt. De vraag is nu: Hoe zullen 1 diverse kerkelijke groeperingen in !derland daarop reageren? In een artikel uit het „Gereformeerd tekblad", dat ik vorige week reeds Irloops noemde, schrijft Ds. A. Vroeg- leweij over „een ontwikkeling die we leen maar kunnen toejuichen". Hij tt daarbij op het oog dat de gemeen- nu zelf zorgen moeten voor het on- irhoud van hun predikant, en dat ze verantwoordelijkheid niet kunnen ichuiven op de overheid. De gemeen- hebben daardoor „zelf leren offeren ir hun kerk". Dat kan ik tot op zeke- hoogte met hem eens zijn. Natuurlijk, in de wijngaard werkt, mag ook de wijngaard eten. En de schapen de kudde zullen ervoor moeten zor- n dat hun herders geen gebrek lijden. Maar dat sluit de verantwoordelijk- id van de overheid toch niet uit? Ds. «egindeweij zegt, „werkelijk niet zo ij te zijn met de voorstellen van de aatscommissie". Als ik hem goed be- ijp, had hij liever gezien dat de zil- ïen koorde maar was doorgesneden, van opnieuw aangesnoerd !t kan ik, eerlijk gezegd niet volgen in een predikant die ongetwijfeld Ar iel 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis iderschrijft, waarin toch gesteld wordt it het de taak van de overheid is, „de Uind te houden aan de heilige kerke- inst en het Koninkrijk van Jezus iristus te doen bevorderen en het oord des Evangelies overal te doen ediken, opdat God door een ieder ge- ïd en gediend worde, gelijk Hij in in Woord gebiedt". Wat is daar dan tegen? Wel, Ds. 'oegindeweij komt met argumenten uit praktijk. Het kerkelijk leven loopt rag, de kerken worden leger en de af- wordt groter. De prediking is in te kerken vervlakt en verzwakt, de edemenselijkheid heeft op tal van aatsen de prediking der verzoening wangen. De kerk dreigt te verworden een sociaal-maatschappelijk genoot- ap, En in zulk een kerk passen 'erheidssubsidies. Ik moet helaas dit alles beamen. 't verval en de afval van God en Zijn oord en Zijn dienst hebben ontstellen- vormen aangenomen. Maar is daar- lor de overheid van haar taak ontsla- in? Dat zou gemakkelijk zijn... Dan 'hoeven we niet alleen, zoals de Gere ndeerde Kerken gedaan hebben, 21 Borden te schrappen uit het genoemde fUkel 36, dan kunnen we het hele Ar iel wel uit onze belijdenisgeschriften Twijderen. Dan kan iemand die tot de ervormde Kerk behoort, zijn bijdrage m de Generale Kas ook wel intrekken, ijsje uit"dat daarmee ook vrijzinnige gemeen- ba te verra lagerecht 6 tflanders i als wij d( bmiddeld alking 8 Iliter, in R fs 22 liter! gemiddel» [in te hale» JDER In soeverei^ lien nog wj Imini is in gebouwd' uit Bow balen rustö J het bevipl Iter en, 12 Ihet platvol I één verdj [indeling J cafés en ef \i wil een 2j ee|t gehuuj bij de ^n van het v^ or ogen swi et de poli^l )or geen «"=1 eft zich bij J „grensscMI ie, die met "l Rozeneilan»! en gehowj in stand worden gehouden. Dan 'ft dat raadslid van de burgerlijke YOUTH ZIG-ZAG POPULAIR Moderne uitvoering in 2 kleuren. Inflebouwde verlichting, kompleet koffer. Tijdelijk van f 350,- voor f 245,-. Mogelijkheden; naden afwerken, knoopsgaten maken, rekbaar materiaal vervi/erken, siersteken maken, stoppen, bordu;en en recht steekwerk enz, YOUTH ZIG-ZAG POPULAIR op praktisch, luxe bergmeubel Uitvoering eiken, teak, macoré of no' Tijdelijk van f 450,- voor f 295,'- ROTTERDAM HOOGSTRAAT 165-167 TEL. 010-130424-113902. BON Vul in en stuur op. Reserveer voor mij ...Youth Zig-Zag Populair Elektr. in koffer f 245,-; ...Youfh Zifl-Zao Populair Elektr. In meubel f. 295,' of stuur mij volledige inlichtingen Naam Adres Woonplaats; Telefoon 15 gemeente Middelharnis gelijk, die bij de installatie van de nieuwe burgemeester opmerkte, dat die burgemeester voor zijn part wel Mohammedaan mocht zijn, als hij de gemeentewet maar naleefde... Dat is nu juist het beginsel van de scheiding van kerk en staat, dat de kerk openlijk toegeeft dat de overheid geen orgaan heeft ora de wil van God te ken nen... Het énige dat de overheid dan kan doen is: de kerk vrij laten in de uitoefening van haar eredienst. Dat was ook de opvatting van Abraham Kuyper, en mutatis mutandis is het ook de op vatting van Karl Barth! Op deze wijze wordt nu juist de kerk gelijk gesteld met elke willekeurige vereniging. De overheid moet de kerk vrijlaten, maar ze moet evengoed de Maatschappij tot nut van het algemeen vrijlaten, en de Communistische Partij, en de Vereni ging voor Sexuele HervormingEn zo kunnen we nog wel een poosjedoor- gaan. Een vrije kerk in een neutrale staatMaar laten we dan eerlijk zeg gen dat we het Gereformeerde beginsel niet langer wensen te handhaven. Natuurlijk heb ik volledig oog voor de praktische moeilijkheden. Ds. Vroegin- deweij somt er een aantal op: Die 50 miljoen moet straks worden verdeeld tussen de kerken. Voor de valse ker ken naar verhouding een even groot bedrag als voor de ware kerken. Straks eist ook het Humanistisch Verbond zijn portie op. Maar dat alles is mijns inziens toch geen reden om te zeggen: Laten de ker ken zichzelf verzorgen. Daarmee wordt geen enkel probleem opgelost. Het pro bleem ligt trouwens ergens anders. Bei de, Kerk en Staat, moeten worden te ruggeroepen tot de waarachtige dienst van God. Als de Kerk niet meer weet dat ze een pilaar en vastigheid der waarheid behoort te zijn, dan is het hoog tijd, dat ze daar weer oog voor krijgt. En als de Overheid niet meer weet dat ze Gods dienaresse is, dan moet dat weer aan haar verstand wor den gebracht. Niet uitvoerbaar, zegt U? Dat is nu juist de saecularisatie in zijn ergste vorm, dat we rekenen met de haalbaarheid, en dat we niet rekenen met die God Die de oren wonderen doet op wonderen horen. U merkt, aan de uitkeringen uit de Hebt U al eens een brandnetel gezien? „Kom nou" zult u zeggen „wie heeft ef nu geen brandnetel gezien?" Maar weet U ook te vertellen hoe een bloempje van de brandnetel er uitziet en op welke wijze ze bloeit? neen?, dan hebt U ook nog nooit een brand netel gezien! We zullen samen eens gaan onder zoeken hoe dat in z'n werk gaat. Zoals alles in de natuur heeft ook onze meest verachte en verguisde wilde plant „de brandnetel" zijn boeiende en interessante dingen; en beter dan haar te vuur en te zwaard uit te roeien, moet u er eens een ogenblik tijd aan wagen en onderzoeken hoe zo'n brand- netelplant er nu precies uitziet, U zult dan veel mooie en leerzame dingen ont dekken waarvan U het bestaan niet afwist. Het enige wat u hierbij nodig hebt is een goede loep. Een vergroting van 10 maal is voldoende. U kunt van zo'n dingetje overigens toch veel plezier beleven als U eenmaal de smaak er van te pakken hebt. Maar laten we met onze loep gewa pend eens bij onze brandnetel gaan kij ken als ze bloeit,; dat is bijna de gehele zomer. Boven aan de top van de plant ziet U tussen de bladoksels langgerekte trosj es van bloempjes. We zullen aannemen dat U een plant met vrouwelijke bloe men voor u heeft. Als U nu zo'n bloempje onder uw vergrootglas legt dan ziet U dat het samengesteld is uit 2 groene schubben en daartussen nog 2 kleinere, van buitenaf gerekend; dat is de bloemkelk, in dit geval bloemdele ge heten. Daartussen, dus midden in de bloem ziet U een min of meer flesvor- mig orgaantje met aan de top een harig pluimpje, dat is de stamper en het pluimpje is de stempel, die het stuif meel moet ontvangen, want zonder dat kunnen de zaadknopjes in de stamper niet tot ontwikkeling komen. Nu zult U tevergeefs op uw plant naar meeldraadbloemen zoeken, die dat stuifmeel voort moeten brengen. Dat klopt, want de grote brandnetel is twee- huizig, d.w.z. dat de stamperbloemen op de éne plant zitten en de meeldraad bloemen weer op een andere. Ver behoeft U daar niet voor te zoe ken, want meestal staan meeldraad en stamperplanten vlak bij elkaar. De meeldraadbloemen hangen evenals de stamperbloemen ook in lange trosjes, de bloempjes zelf zien er echter geheel anders uit. Deze bestaan uit vier bloemdekblaad- jes met daarbinnen 4 meeldraden. Het bijzondere van de meeldraden is dat ze voor het opengasm der bloem naar bin nen gebogen zijn dus met de helmknop- nen naar beneden gericht. Ze worden in die stand vastgehouden door de 4 bloemdekblaadjes en een zuiltje, dat U precies in het midden van de bloem ziet zitten. Wat de bedoeling hiervan is be merkt U als U het buitenste bloemdek- blaadje met een naald naar buiten buigt de tegenoverstaande meeldraad springt dan plotseling recht; het hehnknopje barst door de schok open en het zeer fijne en droge stuifmeel wordt er uit- geslingerd. In de natuur gebeurt dat 's morgens vroeg door de zonnewarmte. Als U het er voor over hebt een keer tje vroeg op te staan, kunt U dat zelf heel mooi waarnemen als U bij zo'n groepje brandnetels gaat zitten. Dat „ploffen" van die 1 meeldraadbloempjes gaat soms bij tientallen gelijk, en het is een aardig gezicht al die wolkjes stuif meel te zien ontsnappen; men noemt dit wel het „stuiven van de brandnetel". Als het regent blijven de bloempjes gesloten en ook bij te sterke wind, waardoor het stuifmeel te ver zou waai en. Bij veel bloemen wordt het stuif meel overgebracht door insecten; het is dan kleverig waardoor het gemakkelijk aan haren of poten blijft hangen. De brandnetel echter is een plant die door de wind bestoven wordt, vandaar dan ook het fijne droge stuifmeel. Doordat de brandnetel 2 huizig is, is het noodzakelijk dat het stuifmeel over gebracht wordt van de mannelijke naar de vrouwelijke bloemen; de laatste zijn voorzien van een harige stempel die het stuifmeel gemakkelijk op kan vangen. Bovendien groeien de planten dicht bij staatskas zit heel wat vast. Het gaat daarbij om de verhouding van Kerk en Staat, het gaat om het Koninklijk ambt van Christus, waarvan én de ouderling én de overheid een zwakke afschadu wing is. We zullen de theorie niet prijs kunnen geven omdat de praktijk zo ge devalueerd is, maar we zullen de theo rie moeten laten staan en de praktijk herzien. En de hulp van de Heilige Geest inroepen opdat beide, Kerk en Staat, hun hoge roeping weer leren verstaan. WAARNEMER. JERVOLGVERHAAL door P. de Zeeuw J.G.zn. [•V. Uitgeverij „De Banier" - Utrecht [Hij schreef iets op een stuk.papier en F dat aan één van de soldaten. liiHier heb je het bevel tot opsluiting I f'ij Je neemt vier man mee en pngt deze verdachte naar de gevange- T- Pas op, dat de kerel niet ontsnapt, P™ je staat met je leven voor hem In!" poen Mieke terugkwam van de bloe- ■enmarlit, waar zij voor Frans blauwe loemen had gekocht, merkte zij direkt ■i^er iets bijzonders aan de hand was. joor de herberg stond een groepje psen te praten en toen ze de gelag- wier binnenkwam, begreep zij aan de ^Khten van Michel en Gertrude, dat yjets ernstigs was gebeurd. wchel liep opgewonden naar haar toe ^^soi hakkelend zijn verhaal, waar- .g*6ke duide,lijk werd, dat Frans was Ir^^^^teerd, meegenomen naar het po- T=""is. Met een smak viel de pot met |)emen op de estriken-vloer. |,Wat zeg je? Hebben ze Pieter mee- inomen? Is hij gearresteerd?^ Ze dreigde ineen te zakken, maaf Gertrude wist haar op de been te hou den, i „Maak u toch niet zo van streek, ba- zinne zei het goede mens ik kan wel begrijpen dat u erg schrikt, maar het zal bepaald een vergissing zijn. De baas doet immers nooit iets onbehoor lijks, waarvoor zullen zij hem vatten? Nee, nee, dat komt weer in orde, let eens op, hij zal zo dadelijk wel weer te rugkomen". Maar Mieke liet zich door de goedbe doelde praatjes van Gertrude niet van de wijs-brengen. Het stond bij haar vast, dat het nu met het werk van Frans af gelopen was. En wanhopig hakkelde zij „Ik moetik wil wetenik ga er heen!" Gertrude en Michel probeerden haar van dit idee af te brengen. Het was bijna nacht, wat moest zij nu de straat nog opgaan? Maar vastbesloten rukte zij zich los. „Houd mij nu niet tegen zei ze ik wil naar het politiehuis, ik wil weten, wat er met hem gebeurd is!" Ze liep de deur uit en de straat op. Maar toen ze enkele straten doorge gaan was, was ze toch niet zozeker meer van zichzelf. Wat wilde ze eigen lijk? Och, zij voelde wel, dat zij on weerstaanbaar gedreven werd naar de plaats, waar Frans zich bevond. j_ Maar wat moest zij daar uitrichten? JDacht zij nu heus, dat zij Frans op haar JÉVerzoek weer terug zou krijgen? Ze naderde het politiehuis, maar ze durfde niet aankloppen. Daar zag ze tegenover 't huis een por tiek en haastig liep ze er heen, om zich daar te verbergen. En vanuit haar schuilhoek keek zij naar de plaats waar Frans zich nu bevond. Wat deden zij nu met hem? Wat zouden zij hem allemaal vragen? En welke antwoorden zou Frans geven? Misschien wisten ze nog niet veel, probeerden zij Frans uit te horen. Maar dan waren zij aan het verkeerde adres, want Frans was slim genoeg om de he ren bij de neus te nemen. Misschien was toch alles nog niet verloren. Maar hij werd wel verdacht. En misschien zou den zij in Berchem een onderzoek gaan doen en dan zouden ze er achter komen, dat Frans de echte Pieter Roosebeke niet was. Jammer toch, net nu alles zo goed ging. Gisteren had hij nog gezegd: „Nou Mieke, we hebben het moeilijkste nu achter de rug, hoor. Die nachtelijke tochten waren het gevaarlijkste, maar die zijn nu voorbij. Ik zou niet weten, wat mij nu nog in de moeite moet bren gen". En nu opeens dit. O, ze kon het zich niet voorstellen, dat Frans daar nu ach ter die muren was. Voor haar verhitte verbeelding zag zij reeds een brandsta pel roken of een galg oprichten. O, wat is alles ontzettend elkaar; zoals U ziet allemaal doelmatige inrichtingen om het voortbestaan van de soort te verzekeren. Tegen vraat door dieren is de brand netel beschermt door brandbaren. Deze haren zijn hol en eindigen aan hun top in een zijdelings knopje, dat er door een zeer dun wandgedeelte aan vast zit. Het breekt daarom heel gemakkelijk af. Om-^ dat het schuin afbreekt komt er aan het haar een scherpe punt. Als die punt in onze huid dringt vloeit de inhoud üi het wondje en ontstaat het bekende „bran den". Het een en ander is verduidelijkt op de tekeningetjes. U zult misschien op uw speurtocht ook een brandnetel ont moeten waarvan de meeldraad en stam perbloemen op één plant zitten, dus één- huizig; dat is de kleine brandnetel. Ze groeit op dezelfde plaatsen als de grote. Ze heeft eironde diepgezaagde bladeren. Alle brandnetels hebben lange taaie ve zels die vroeger tot weefsel (neteldoek) verwerkt werden. We hebben U nu iets van de brandne tel verteld, maarwist U ook dat, als er geen brandnetels waren virij ver schillende van onze allermooiste vlin ders zouden moeten missen?!!; hierover zal dhr. Vroegindewey U ook nog iets gaan vertellen! A. Vogelaar. u nog hret- JT*/tMcit-Q4en Qtb'oaen Sf-aiiYi|3ti-yo€in hiêsUraacliiloem trandirjoat- dd4pauvJO0d kl«in« Vos Nu moet U hieruit niet afleiden dat deze vlinders de bloemen van de Brand netel bezoeken. Wie vorenstaand arti keltje goed gelezen heeft zal hebben gezien dat brandnetelbloemen geen ho ning bevatten, en wat moeten vlinders er dan zoeken. Toch zijn ze geheel aan deze plant ge bonden, daar hun voortbestaan er vanaf hangt. Het is n.l. zo, dat de rupsen van de drie hierna te noemen dagvlinders uitsluitend van brandnetelbladeren le ven. Vroeg in het voorjaar, als de lentezon de temperatuur doet stijgen komt de Kleine Vos uit z'n donkere schuilhoek te voorschijn. Daar heeft hij zich, soms al in augustus, teruggetrokken om te over winteren. Vliegend in de voorjaarszon bezoekt hij de eerste bloeiende planten. Dat zijn in onze tuinen Arabes en Au- brietia. Crocus en Hyacinth, en in het vrije veld de gele bloemkorf jes van het Klein Hoefblad. Ik neem aan dat velen van U deze vosbruine vlinder wel ken nen. Aan z'n kleur heeft hij z'n Hol landse naam te danken. De voorvleugels vertonen aan de voorrand een rij zwarte en okergele vlekken, en langs de buiten rand van voor en achtervleugels loopt een donkere band, waarin blauwe halve maantjes staan. In mei zoekt het vrouwtje de Brand netel op. Het blijft een wonder dat zo'n dier met feilloze zekerheid de plant weet te vinden die z'n nakomelingen als voedsel moet dienen. Aan de onderzijde der bladeren legt ze haar eieren, in groepjes bijeen, waar uit na een tiental dagen de rupsjes te voorschijn komen. Deze leven de eerste tijd gezellig bijeen in een dicht spinsel nest. Als ze volwassen zijn, ze zijn dan donkergrijs of zwart, met gele lengte strepen en gele doomtjes met zwarte top, verspreiden ze zich over de gehele plant. Zijn ze in groot aantal dan kun nen ze zo'n brandnetelplant volkomen kaal vreten. Dan breekt de tijd aan dat ze zich gaan verpoppen. Ze worden onrustig, verlaten veelal de voedselplant en zoe ken een geschikt plaatsje op. Waar ze van gedaante kunnen veranderen. Dat kan een paaltje zijn, of een muur, een boomstam of een schutting. De rups gaat met de kop naar beneden hangen en hecht zich met de achterlij f spoten (de z.g. naschuivers) aan een van te vo ren gemaakt spinsel. Ze wordt kleiner (een verschijnsel dat alle rupsen hebben voor ze verpoppen) en na ongeveer een dag zo gehangen te hebben, barst de huid achter de kop open, en schuift de pop naar buiten. Meermalen heb ik dit boeiende schouwspel in m'n vlinder- kweekkast gezien. De poppen zijn hoe kig, roodachtig grijs, soms donkerbruin van kleur, met veel gouden puntjes. Half juni verschijnen daaruit de vlin ders, waarvan een gedeelte reeds vroeg hun overwinteringsplaats opzoekt, en een ander gedeelte voor het leggen van eieren zorgt. Hieruit wordt de tweede generatie geboren, die ook overwintert. Het zijn meestal de dieren van de 2e generatie die bij zonnige dagen in groot aantal op de bloemen van onze Herfst- asters zitten, tezamen met de Witjes en met hun verwant de Atalanta. En dat is dan onze tweede „Brandnetelvlinder". Het is een vrij fors dier, met fluweel zwarte vleugels, witte vlekken aan de voorvleugeltoppen en levendige rode banden op voor- en achtervleugels. In tegenstelling tot de Kleine Vos brengt de Atalanta de winter niet bij ons door. Dat kan hij n.l. niet, omdat ons klimaat daar niet geschikt voor is. Het is een dier dat thuishoort in de subtropen. De Atalanta's die men in mei en juni ziet vliegen zijn immigran ten uit het zuiden van Europa. Ze heb ben een lange reis achter de rug, en dat is aan hun versleten pakje duidelijk te zien. Ze zijn niet te vergelijken met de prachtige exemplaren die we in de na- zomer kunnen zien. Tot midden in de zomer kunnen we deze „versleten" die ren nog aantreffen. Wel planten ze zich in ons land voort, want omstreeks medio juni zoeken ook zij de Brandnetel op en leggen er hun eieren, niet zoals de Klei ne Vos in groepjes, doch afzonderlijk onder aan de bladeren. De rupsen die hieruit komen hebben net zoals die van de Kleine Vos doorntjes op het lichaam. Voor alle zekerheid even dit: prikken doen deze doorntjes niet. Ze zijn bruin geel tot bruinzwart, met een gele zijlijn, gele puntjes en gele doornen. Leven de rupsen van de Kleine Vos geruime tijd gezellig bijeen, die van de Atalanta doen dit niet. Ze spinnen een blad dicht, en leven daarin een solitair bestaan. Is het blad verorberd, dan zoeken ze een ander op. De verpopping geschiedt op dezelfde manier als bij de Kleine Vos. De pop is duidelijk groter dan van deze, en grijs of bruin van kleur met zilverkleurige puntjes. Begin juli komen hieruit de vlinders. Ook zij leggen hier nog eieren. De vlinders daaruit (de 2e generatie) vliegen nog tot medio oktober. Let maar eens op de prachtige exemplaren die dan op de bloeiende Herfstasters zitten. Voor echter de winter z'n intrede doet zijn ze verdwenen. Ze zijn weer weg getrokken naar zuidelijke streken. Met nog een aantal andere soorten behoort de Atalanta tot de z.g. trekvlinders. Dit zijn dus dieren die in onze omgeving niet thuishoren, maar elk jaar in kleiner of groter aantal hun eigenlijke woon gebied verlaten, en dan in streken te recht komen, waar ze wel in de zomer maanden kunnen leven, doch de winter niet kunnen doorstaan. De vlindertrek vormt reeds meer dan 25 jaar een apart studieveld in Nederland. Maar daar hebben we het later wel eens over. De derde vlinder waar we het nog over willen hebben is de Dagpauwoog. U zult hem veel minder tegenkomen dan de beide vorige soorten, want de Dagpauwoog is tegenwoordig geen alge meen dier meer. Zijn prachtige bruin rode vleugels hebben vier geel met blauwe ogen in de voorrandshoeken. De onderzijde is donkerbruin tot bijna zwart. Hij heeft wel de winter in ons land doorgebracht. Net zoals de Kleine Vos heeft hij in alle mogelijke schuil- hoeken de lente afgewacht, en is bij de eerste milde zonnestralen uit z'n dia- pauze ontwaakt. Na enige tijd legt het vrouwtje haar eieren op de brandnetel. De daaruit komende rupsen hebben ook de doorntjes, doch missen de gele leng testrepen en stippen die de rupsen van de beide voorgaande soorten hebben. Ze zijn prachtig blauwzwart, met over het gehele lichaam fijne witte stipjes, en leven gezellig bijeen. Als ze poprijp zijn, zijn ze 4 cm lang. Ze zoeken dan een geschikt plaatsje op waar ze veranderen in een hangpop, waaruit in het laatst van juli en begin augustus de vlinders te voorschijn komen. Ze vliegen bij mooie dagen tot diep in de herfst en be zoeken graag evenals de voorgaande soorten de bloemen van onze Buddleia's. Er zijn nog meer vlindersoorten die op onze Brandnetel leven doch velen daarvan leggen hun eieren ook op an dere plantensoorten. Zij zijn dus niet uitsluitend aan deze plant gebonden, terwijl dat bij de hier besproken soor ten wel het geval is. De Brandnetel is een der meest ver guisde planten in ons land. Op vele plaatsen wordt ze met onkruidbestrij dingsmiddelen bewerkt en Goeree- Overflakkee loopt op dit gebied niet achter. Op die voortgang wordt het voor deze vlinders onmogelijk zich te hand haven. Maar laten we voorzichtig zijn, want missen kunnen we ze niet. Alle vlinders spelen een grote rol bij de be stuiving van bloemen en daar behoren ook vele cultuurgewassen bij. P. Vroegindeweij. GRONINGEN NATUURLIJK BU MIDDELHARNIS Opeens ging de zware deur van het politiehuis open. Ze zag de gloed van brandende fakkels. Onder leiding van een sergeant, marcheerden zes soldaten het plein op. Tussen hun in liep Frans, met de handen op de rug gebonden, vrij dicht liepen ze langs haar heen. Mieke sloot haar ogen. Ze leunde met haar hoofd tegen de koude muur, ze stond daar als versteend Toen ze weer opkeek waren de soldaten met hun gevangene verdwenen. En wat moest zij nu doen? Waar moest ze heen? De soldaten achterna rennen? Och, on zin natuurlijk. Zij kon niets doen voor Frans. Och, och, die arme Frans En dan opeens schoot haar iets te binnen. Frans, die goeie beste Frans, had allang van tevoren aan haar ge dacht. Wacht eens even, o ja, daar had zij het weer: „Als mij iets overkomt, Mieke, moet jij direkt naar Lieven de Smet gaan", had hij gezegd, toen hij zijn eerste nachtelijke tocht ging maken, „beloof je me dat?" Ze had het hem beloofd! Maar dan moest zij het nu ook doen. Die goeie Frans had ook overal aan ge dacht. Zeker, ze moest naar Lieven de Smet. Misschien kon die nog iets voor Frans doen! Moest ze hier doelloos in de portiek blijven staan? Dat was im mers de grootste dwaasheid. Ze moest er op uit. Onmiddellijk verliet zij de portiek en snelde weg in de richting van de Grote Markt. Juist toen schepen De Smet aan tafel zou gaan, kwam zijn knecht hem zeg gen, dat de bazin uit de herberg „Het IJ" hem wenste te spreken. Hij ver zocht de man haar in zijn werkkamer te laten en ging toen direkt naar haar toe. „Is er iets aan de hand?" vroeg hij. Mieke knikte. Toen zei ze dof; „Frans is gearresteerd". Een ogenblik leek de schepen ver stijfd van schrik, maar toen vroeg hij; „Vertel me eens hoe dat zich heeft toe gedragen". Mieke vertelde hem, hoe de zaak gelopen was. „Hij stuurde u om blauwe bloemen? vroeg de schepen dat zou er dus op wijzen, dat hij bericht had ontvangen Is dat zo?" „Ja zekei*, hij kwam vrolijk thuis en vertelde me, dat hij een goede vangst had gehad en dat ik daarom voor doh- ker nog even blauwe bloemen moest gaan kopen". „Maar zei hij dan meteen niet welke boodschap hij had ontvangen?" wilde de schepen weten. „Dat kon hij niet, want wij waren niet vrij. Ik ben direkt naar de markt gegaan en toen ik terugkwam, was hij weg. O, had ik dat kunnen denken, dat ik hem niet terug zou zien dan lopend tussen zes soldaten in". Mieke bedekte haar gezicht met haar handen en snikte, terwijl de schepen de kamer op en neer begon te lopen. „Nu is Frans verloren, nietwaar? vroeg ze opeens zeg het maar, mijn heer De Smet; nu kan immers niemand hem meer redden?" „Arm kind! zuchtte hij nee, op 't ogenblik zou ik niet weten, hoe hij gered moet worden. Maar vergeet niet, dat God alleen machtig is. Ik zal er met mijn vrienden over spreken. Maar eerst moet ik voor jou zorgen, dat heb ik Frans beloofd. Als ze jou in de stad ontdekken, zouden ze je vast en zeker gevangen nemen. Maar hier kunnen ze je niet vinden. Je blijft dus hier. De knecht, die je binnenliet, is absoluut te vertrouwen, maar toch is het beter, dat zelfs hij niet weet dat je hier gebleven bent. Hij moet je daarom door de voor deur uitlaten en dan moet je naar de zij deur lopen, je weet wel welke, en daar zal ik je weer binnenlaten. Dan breng ik je naar een geheime kamer, waar niemand je vinden kan. Ik zal dan di rekt met mijn vrienden gaan overleg gen, want wij hebben geen minuut te verliezen". De Smet geleidde Mieke naar de voor deur en terwijl de knecht haar uitliet, zei hij: „Ik dank u nog wel voor de ring, mevrouw Roosebeke. Ik meende al, dat ik die in uw herberg verloren had. Doe mijn groeten aan uw man!" (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1968 | | pagina 5