dl illAIIDEII - niEUWS R Voor sportieve aktieve mensen DESIKEE Nehalennia te Domburg Wie is dit meisje Protest tegen kerkelijke bezittingen Ie herberg „Het 11" KEUVELAAR Zeeuwse wandelingen pmksteRpeest No. 3691 I Vrijdag 31 mei 1968 m PlakI n? noemdj t u eeJ irt nioej orden. gesteld! ANI idant lellen 5 79 DeelegaiTteverhvhigmng MIDDELHARNIS ^^p» 371 GOEDEREEDE ast OW Verontrusting en verontwaardiging Scliaalvergroting en platteland De Geest van Pinksteren Op verzoek van verschillende lezers bmen we nogeens terug op het ope- lingswoord van Ds. G. Boer op de jaar- rgadering van de Ger. Bond, waarin ijj ontstellende onthullingen heeft ge in naar aanleiding van de plannen worden uitgebroed om te komen tot «n ingrijpende reorganisatie van de ilederlandse Hervormde Kerk. De rede van Ds. Boer heeft zeer ge sneerde reakties opgeroepen. Ter achterzijde was er van meet af aan igvige verontrusting: geen wonder, (lant het zou niet de eerste keer zijn, achter de schermen werd gewerkt de kerk voor een fait accompli te itèllen. Ter linkerzijde was even hevige rontwaardiging: „Hervormd Neder- nd" ontzag zich niet. Ds. Boer als een fcteraar aan de kaak te stellen. I De Provinciale Kerk Vergadering van Lid-HoUand heeft geprobeerd de ge moederen wat te kalmeren door de mo- leramina van de classes bijeen te roe- en. Op deze bijeenkomst werden enige dingen gezegd, waarna het beleid fan de P.K.V. unaniem werd goedge- leurd. Ik moet zeggen dat ik deze pro- tdure nogal vreemd vind. Waarom ioest dat beleid zo nodig en zo haastig frorden goedgekeurd? Viel er dan iets te keuren? En kunnen de moderami- van de diverse classes daarover zo laastig een oordeel vellen? Moeten alle leden van de P.K.V. daarover niet wor- len gehoord? Enfin, op 14 juni komt de p.K.V. bijeen en dan zal hierover waar- chijnlijk nog wel nader worden ge- Iproken. Inmiddels is er van de hand van Ds. Boer een brochure verschenen geti- ild: „Wat is er in de kerkprovincie ;uid-Holland gaande?" Daarin is het jpeningswoord van Ds. Boer in extenso 'gedrukt, benevens zijn verantwoor- mèt de nota van Ds. K. Exalto iver de beide rapporten „Schaalvergro- Ing" en „Platteland". De brochure is op t moment nog niet in mijn bezit, zodat daarover nog het stilzwijgen zal be- 'aren. Wél heeft „De Waarheidsvriend", het ifficiële orgaan van de Ger. Bond in nummer van 23 mei de nota van Ds. Exalto in z'n geheel gepubliceerd. Ik lU iedereen die bij deze zaak betrok- is, of die er belang in stelt, willen (anraden, van deze nota kennis te ne- len. Het is zoals Ds. Boer in zijn in- idend woord in „De Waarheidsvriend" 'gt: „De stukken liegen er niet om". Nu kunnen we in zo kort bestek on- logelijk het betoog van Ds. Exalto in h geheel weergeven, dat zou veel te eel tijd en ruimte vergen. We zullen ns dus tot de hoofdzaken beperken. Er zijn dan sinds enige tijd in de [ervormde Kerk twee rapporten in om- «p.. Het eerste is getiteld „Schaalver- tidering", geschreven door de Commis- e voor Gemeentevormen en Gemeen- i-opbouw en gedateerd 31 dec. 1967. let andere is getiteld „Overwegingen in aanzien van de pastorale indeling an het platteland", gedateerd 17 nov. 964 en 13 juli 1967. We zullen in het ervolg de titels van deze rapporten af- orten tot „Schaalverandering" en Platteland". Volgens Ds. Exalto zijn er vier mo even geweest die geleid hebben tot de imenstelling der beide rapporten. Het ïste motief is het anti-institutionele. Uerwege vindt men verzet tegen het erkelijk instituut, tegen het ambt. De E* als zichtbare kerk moet verdwij- en. Het tweede motief is het aposto- lire. De kerk is er voor de wereld, en larom moet ze haar oude vormen her en om midden in deze wereld te kun- ïn staan. Het derde motief is het tagmatische. Hier gaat het dus om de naar efficiency, naar rentabiliteit. P deze wijze kan men van de kerk een 'oot bedrijf maken. Het vierde motief het pastorale. De predikanten zijn wbelast. Bij de vorming van streek- meenten zou het pastoraat beter tot in recht kunnen komen. Het eerste rapport „Schaalverande- ng" heeft op het oog een veel grotere nvang van de gemeenten. Hoe groter het werkterrein wordt, hoe meer gespe cialiseerd de arbeid kan worden. Volgens het rapport zijn de huidige gemeenten veel te klein, de kerkeraden niet capabel om de nieuwe problematiek te doorzien. Werken in een groter ge bied is interessanter, de verdeling van taken in een groter gebied is gemak kelijker. Komt er schaalvergroting, dan zal de predikant met meer vreugde zijn werk kunnen doen, dan zal de offer vaardigheid toenemen, en dan zullen al lerlei „specialisten" kunnen worden aangetrokken, terwijl de mondigheid van het gemeentelid beter tot z'n recht kan komen. Dat is in het kort de strekking van het eerste rapport. Het tweede rapport, „Platteland", is veel concreter. In het eerste gedeelte wordt betoogd dat de grenzen van de kerk veel ruimer moeten worden, omdat de dorpen geen eenheden meer zijn en omdat het dorpspastoraat niet meer te overzien is... Het wordt wenselijk ge acht dat de gemeenten een zielental van 5000 zullen hebben, bewerkt door 3 pre dikanten, terwijl het overige werk ge daan wordt door een catecheet, een jeugdleider, een maatschappelijk wer ker, enz. enz. Predikanten moeten zich gaan specialiseren. Een kleine, deskun dige kerkeraad moet een krachtig be leid voeren. En dan, als een stok achter de deur, bepalingen over de invoering. De op stellers van het rapport rekenen op grote weerstanden in de kerk. Daarom stellen ze een overgangsperiode van 10 jaar voor. In die tijd zou een gemeente die vakant wordt, niet mogen beroepen, tenzij ze zich akkoord verklaart met een gemeente nieuwe-stijl. En ook zou geen predikant z'n beroep kunnen aannemen, dan nadat hij scliriftelijk heeft ver klaard, mee te zullen werken aan de vorming van een streekgemeente... Dit was dus nog maar een weergave van de beide rapporten. De kritiek van Ds. Exalto, die uitermate gefundeerd is,, zullen we volgende week, D.V., doorne men. Het is gelukkig nog niet zo ver dat de ze plannen kunnen worden gerealiseerd, maar ze staan op papier, en de moge lijkheden zijn, althans theoretisch, aan wezig, dat ze gerealiseerd worden. We hopen maar, als het zover komt, dat ze aan de classes worden voorgesteld, dat de classes een ondubbelzinnig „nee" zullen laten horen. We hebben ook nog wel een beetje vertrouwen dat het kerkvolk dit niet „slikken" zal. Maar het allerbeste zou zijn, dat allen die de kerk lief hebben de troon van Gods ge nade zouden bestormen om Hem te smeken om een krachtige doorwerking van de Pinkstergeest. Die Geest des oordeels en der uitbranding hebben we nodig om de Kerk te zuiveren van alle onschriftuurlijkheid en ongeestelijkheid; die hebben we ook nodig om de Kerk in alle waarheid te leiden. WAARNEMER. In een vorig artikel van 29 april heb ik de naam genoemd van de godin Ne halennia. In een paar stukjes wil ik iets vertellen over deze vrouwelijke godheid, die in Domburg haar tempel had. Stenen op het strand. Op 5 januari 1647 werd er op het strand te Domburg, ongeveer honderd roeden (360 m) bewesten Domburg's hoogte een merkwaardige vondst ge daan. Er werden een veertigtal stenen gevonden, die deel uitmaakten van een oude tempel der godin Nehalennia. Niet bij lage eb zoals w^el eens beweerd wordt, maar tengevolge van de storm, die het strand beroerde en op die ma nier de stenen bloot legde. Enkele dagen later bezocht de bekende Zeeuwse kro niekschrijver Smallegange de plaats. In zijn kroniek schreef hij ik zet het maar in de spelling van vandaag „Als op het einde des jaars 1646 de winden uit het noordoosten met harde stormen waaiden, werden de duinen van Domburg door de golven van de onstuimige en hoog opgedreven zee ge weldig af gegeten, zodat men eindelijk op de vijfde januari 1647 aan de voet dier duinen verscheidene stenen van ongemene oudheid met beeltenissen en opschriften van i verscheidene afgoden des heidendoms ontdekte". De golven hadden een tempel van Ne halennia blootgewoeld. Wel waren er ook stenen voor de^dag gekomen van goden als Jupiter, Neptunus en Hercu les Magusanus, maar de helft der ge vonden stenen was gewijd aan de godin Nehalennia. Dat de tempel op het strand gevonden werd is niet te verwonderen. Oorspronkelijk is deze daar natuurlijk niet geweest. Wie gaat er nu een heiligj dom bouwen op het zo wisselvallige zeestrand? Aan de veilige binnenkant der duinen hebben de oude Domburgers die natuurlijk opgericht. Maar u weet dat de duinen voortdurend afgeknaagd worden door de onverzadigbare golven, zodat de kustlijn steeds meer land waarts verplaatst wordt. Tegenwoordig wordt dit proces tegengehouden, ver traagd in ieder geval, door het maken van paalhoofd^n en het beplanten van de duinen met halm. Maar toen godin Nehalennia nog in glorie heerste vanuit haar heilige woonplaats, waren helm en golfbrekers onbekende zaken. Dat is vermoedelijk geweest in de eerste drie eeuwen na Christus' geboorte. Een bewoonde kuststreek. Toen moet de duinstreek van Zeeland dus bewoond geweest zijn. Daarachter strekte zich een gebied uit, bestaande uit kleine eilandjes, door kreken en moerassen gescheiden, slechts bewoond door watervogels en zeedieren. Lang zamerhand werden de eilandjes hoger, ze groeiden aaneen, overstroomden niet iedere dag meer, maar slechts bij hoge vloeden. Men rekent dat omstreeks 800 a 1000 niet alleen de duinstreek, maar ook het daarachterliggende land be woond was, zij het ook nog maar dun netjes. In de^e tijd begint men met het opwerpen van vluchtbergen, waarvan er in Zeeland nog heel wat over zijn. Daarover hoop ik later wel eens uit voerig te schrijven. Romeinse geschiedschrijvers (Gesar, Plinius, Strabo) spreken van deze kust bewoners als van Germaanse kooplie den, die een druk handelsverkeer on derhielden met het tegenoverliggende Brittannië. Wanneer ze dan behouden uit Engeland op de Zeeuwse kust aan kwamen, brachten ze een dankoffer aan de alhier vereerde goden en niet te ver geten aan de godin Nehalermia. Zo staat er op een steen gebeiteld dat een han delaar in aardewerk, die op Brittannië handel drijft, aan Nehalennia zijn dank '•rr,"£s:^»**^*^*°^ brengt wegens de goede overkomst van zijn koopwaar. Een andere steen is op gericht „pro salute fili", wegens de be houden aankomst van een zoon. Domburg en Westkapelle waren toen flinke plaatsen. Vermoedelijk stond haar tempel wel te midden van een bos. U weet wel, dat onze voorouders bij voorkeur hun goden vereerden in heilige wouden. Nog is er een bos bij Domburg, maar de bo men zullen wel geen tweeduizend jaar oud zijn. Waar de oude heidenen met eerbied de gewijde bodem betraden, hebben de moderne heidenen een kwart eeuw geleden zich niet ontzien met hun onheilige handen de bossen te vernielen! De godsdienst. De godsdienst van onze voorouders was in de eerste plaats natuurverering. Ze worden Sueven genoemd, waarvan men wel het woord Zeeuwen afleidt. Ze hadden heilige bossen en heilige die ren, zoals ze nu in India nog heilige koeien en ratten hebben. Aan allerlei voortekenen hechtten ze grote waarde. Een raaf of kraai, een vleermuis of een uil voorspelden onheil, te erger nog als men ze aan de linkerzijde zag of hoorde. Daarentegen waren zwaluw, bosduif en ooievaar graag geziene vogels. De loop van zon, maan en sterren stond eveneens met hun godsdienst in betrekking. Zo zouden ze nooit iets met nieuwe maan beginnen, want dan kon men zeker op mislukking rekenen. En staande aan het strand zagen ze iedere avond de zon zinken in de verre zee. Daar was dus het rijk der duisternis, het dodenrijk, daarheen werden de zie len der gestorvenen per boot overge bracht, zoals ze meenden. Geen wonder dat vooral mei en no vember gewichtige maanden waren. Dan hebben we de wisseling der jaar getijden, waaruit weer een geheimzin nige natuurkracht spreekt. In mei is het gedaan met de barre winter. Dan komt er warmte en zonne schijn, zo nodig voor moeder aarde, die in haar schoot het nieuwe leven doet uitspruiten. En in november is helaas de korte zo mer alweer voorbij. Dan zullen met de stormen in de bomen de goden weer gieren, dan komen weer de lange en koude nachten; de blijde godin van de dag heeft haar grootheid en kracht moeten afstaan aan de sombere winter goden. Middelburg L. van Wallenburg. Hervormd grondbezit in Zeeland bedraag 1 pet. van de totale oppervlakte „In Zeeland heeft een groep jonge Hervormde gemeenteleden een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van het provinciaal kerkbestuur over het bezitten, verwerven en beheren van „kerkelijke goederen", aldus ds. P. G. Kunst in het Amsterdams Kerkblad. Wij zijn van mening zo stellen de jongeren zich op dot het niet juist is als kerkvoogdijen eniof diaconieën be zitters van grond zijn, tenoijl zoveel levend geld voor de gemeente-van-nü noodzakelijk is. Wereldse zekerheid Volgens hun mededeling gaat het in Zeeland om een kerkelijk grondbezit van ongeveer 2200 hectare, over het al gemeen zeer goede landbouwgrond, met of zonder boerderijen. Dit bezit is voor al in het verleden door schenking ver kregen, maar ook wel door koop ver worven. Houden we met de door inpoldering ontstane vergroting van het Zeeuws provinciale gebied rekening, dan zal het Hervormde grondbezit ongeveer Vlo van het totaal bedragen; een respecta bel bezit, hoewel niet een oppervlakte die voor de huishouding van de pro vincie groot gewicht in de schaal legt. De jongerengroepen hebben tegen dit kerkelijk bezit protest aangetekend en verklaard, da1> zij het onjuist vinden als de kerk zich op deze manier wil veilig stellen. Zij spreken over een wereldse zekerheid, die niet bij de kerk past. Levend geld De jonge gemeenteleden zien het ker kelijk grondbezit als een bezwaar tegen J_R VOLGVERHAAL floor F. de Zeeuw J.G.zn- •V> Uitgeverij „De Banier" - Utrecht Onmiddellijk stond de stoet stil en J=ter keek ietwat beteuterd naar de "§e kwast, die zo ongegeneerd zijn Jge vrouw begroette. *eke gaf een gil van verbazing: rans! Frans Claes!" riep ze, net "tikje te vrolijk. "Gelukkig Mieke, jij herkent me ten-' nste zei Frans. Zo meisje, je er niet lelijker op geworden in de J^ar dat ik weg was. Je bent be- lald een schoonheid geworden!" ^"P cie loftuiting ging Mieke niet in. ^u 2:elfs een stap achteruit en glim- *te niet eens. laar nu kwam de smid tussenbeide. «Wias Verhupt keek bar nijdig, toen -> woeg: „Zeg, wat kom jij hier doen?" heeft Cornil me ook al gevraagd ï^rans maar dat is geen vraag. "'uurhjk kom ik de bruiloft van Mie- •meevieren!" Was door de minder hartelijke rangst blijkbaar volstrekt niet uit ^eld geslagen. „Hoe wist je dan, dat Mieke vandaag zou trouwen?" wilde de smid weten. „Dat wist ik volstrekt niet, dat voelde ik. Het was alsof een inwendige stem me zei: Frans, ga naar Berchem, want het trouwfeest zou niet compleet zijn als jij er niet bij was. De tijden zijn som ber, zei mijn voorgevoel, en de mensen daar hebben jou nodig om ze een beetje op te vrolijken. Nou, en toen ben ik di- rekt op stap gegaan naar Berchem". „Ik denk dat deze gast ons voor de gek houdt", fluisterde Pieter Molenaar Lansaert in het oor, die vlak naast hem stond. „We hebben jou volstrekt niet nodig, drinkeboer! viel de smid nu tegen Frans uit Ga maar gauw naar je makkers. Hier hoor je niet en hier willen we je niet!" „Zeg Mieke, hoor je wat ze tegen me zeggen? vroeg Frans, terwijl hij zich tot het meisje wendde. Daarmee ben jij het toch niet eens, Mieke? Je weet toch nog wel, dat we vroeger zulke goeie kameraden waren?" „Maar toen was je niet wat je nu bent, Frans", zei Mieke stug. „'n Mooie bruiloft hier! riep de jongen uit ik hoor niet anders dan boetepreken. Me dunkt dat konden jul lie beter overlaten aan de kapucijner monnik, die ik daar zie staan! Wat jij, eerwaarde? Ieder zijn vak, zeg ik maar!" Zoals het gebruik was, hadden Pieter en Mieke de monnik uitgenodigd de bruiloft mee te vieren. Zodoende stond hij nu tussen de gasten. „Wilt u niet eens een goed woordje voor me doen, eerwaarde?" vroeg Frans. De monnik stapte op hem toe. „Hoe kan ik dat doen? vroeg-hij Ik weet niet eens wie je bent en wat voor leven je achter de rug hebt. Heel christelijk is het intussen niet, zoveel heb ik wel begrepen". „Nou ja, mijn leven is natuurlijk niet te vergelijken met het uwe, eerwaarde verdedigde Frans zich Ik houd van een kroes bier, een lekker maal en een mooi meisje. Verder zoek ik de zonnige kant van het leven op en laat de narig heid over aan een ander. Dat is alles, wat ze over me kunnen zeggen!" „Mijn zoon zei de monnik ernstig je vergeet, dat je daarvoor niet ge schapen bent!" „Och fluisterde hij Matthias Ver- hupt in het oor op een dag als van daag moet je de jeugd niet al te hard vallen". „Dat is een menselijk woord en daar dank ik u voor, eerwaarde!" riep Frans vrolijk. „Vader Ignatius zei Verhupt hij vertelt er niet bij, dat hij als een vage bond leeft en dat hij zijn arme moeder in de steek heeft gelaten; de goede ziel had niemand anders dan hem in de wereld!" Voor het eerst verdween de vrolijke lach van het gezicht van Frans Claes en als wilde hij zich daarmee veront schuldigen, zei hij: „Och, ik wou wat van de wereld zien, zoals er zoveel zijn. Daarom trok ik weg". „Juist en daarom ben je nu ook een vreemde voor ons!" zei de smid. „Je bent wel hard tegen me, meester Matthias", zei Frans. Hij keek de kring rond, smekend om hulp, maar niemand gaf hem zelfs maar een glimlach. Een ogenblik stond hij bedremmeld te kijken. Toen stapte hij naar Mieke en Pieter. De laatste stond te fluisteren te gen Verhupt. „Ik zal dan maar gaan, want jullie willen me toch niet op je feest hebben", zei Frans. „Ga maar gauw, ik wens je goeie reis!" zei Pieter onvriendelijk. „En ik wens jou veel voorspoed en een huis vol kinderen, die op hun moe der lijken!" kaatste Frans terug. Pieter keek nijdig voor zich. „Geef me de hand, meester Matthias zei Frans nu tot de smid ik wil niet dat we als vijanden scheiden". Verhupt aarzelde nog, maar Frans had zijn hand al gegrepen en drukte die zo eigenaardig, dat er door het sterke lichaam van de smid een siddering voer. Terwijl de gasten zich aan tafel zetten liep Frans weg. Enigszins verwonderd keek hij op, toen hij de grote smid nog naast zich ontdekte. Ze waren nu ver genoeg van het ge- Het blonde meisje zat zo heerlijk op haarte zuigen dat we het niet kon den laten een plaatje van haar te maken. Graag horen we van de lezers die haar kennen wie ze is. Het ventje van de vorige week bleek Arie den Braber, Kerksingel 32 te Ooltgensplaat te zijn. Dank voor d_ reacties en horen we wie het meisje is? het optreden van de gemeente van Christus. Terwijl de jonge kerken in de ont- wikkelangslanden alle mogelijke risi co's moeten nemen om in stand te blij ven, trekt de kerk in ons land haar in komsten van veüig belegde geldsom men. Radicaal is hun voorstel om de helft van deze kerkelijke gronden af te sto ten. Het zijn toch voor het merendeel verspreide stukken, een versnipperd be zit,' waarvoor niet de beste pachtprij- 'ïen te maken zijn. Wordt zulk een deel verkocht, dan zijn problemen in ver band met de bouw van jeugdhuizen, woningen en een bejaardentehuis goed deels opgelost. Daarom kiezen zij in de plaats van dood kerkelijk bezit voor het gebruiken van levend geld, waarmee de kerk vandaag kan werken. Minder offervaardigheid Het Zeeuws gesprek heeft nog enkele andere aspecten opgeleverd, die de moeite waard zijn. Ds. H. M. Strating, directeur van het hervormd maat schappelijk werk in Zeeland heeft er op gewezen dat het steunen op inkom sten uit kerkelijke goederen de offer vaardigheid van veel gemeenteleden ten kwade beïnvloedt. De leden van de kerk vertrouwen er op, dat de baten uit deze vaste goederen voldoende zul len zijn om de voortgang van kerkelij ke arbeid te garanderen. Persoonlijk ken ik deze situatie uit een andere niet-zeeuwse gemeente waar men openlijk uitsprak, dat „de doden harder voor de kerk werken dan de levenden". Partijdige toewijzingen De jongeren nemen geen blad voor hun mond en vullen de opmerking van ds. Strating aan met een verwijt over de willekeurige toewijzing aan pach ters. Uit de praktijk blijkt volgens hen, dat „de kerkegronden bijna alleen ver pacht worden aan hervormde lidmaten". Zij spreken over een vorm van partij digheid. Het hierboven genoemde verwijt komt overigens niet alleen in Zeeland voor en het is beslist ook niet een typisch hervormd verschijnsel. Als er in een bepaalde kerkelijke kring iets te „ver geven" bedoeld als „uitgeven" valt of als er iets te verdienen is, zijn kerkelijke autoriteiten er gauw bij om eerst de huisgenoten van het geloof te bedenken". DIRKSLAJNTD Huisvuil. I.v.m. Pinksteren zal in Melissant en Herkingen het huisvuil inplaats van maandag op dinsdag wor den opgehaald. Gevonden een zilveren armbandje. Te bevragen Z.Z. Haven 5. NIEUWE TONGE Inlevering vakantiebonnen voor de bouwvakken op vrijdag 7 juni 's avonds van 7—9 uur bij A. K. v. d. Doel, West- dijk 15a, Nieuwe Tonge. Dit is de dag, de roem der dagen Nu mogen bloemen kronen dragen. Nu mogen alle bomen zingen Van nooitgedachte zegeningen. De mens door eigen schuld verloren Wordt tot een nieuwe mens herboren. Een schone toekomst is voorhanden Gods geest waart door de wereldlanden Op weg naar blijvende victorie Straks sluit de kringloop der historie Dan zullen de verlosten komen Gods heerlijk heilsrijk binnenstromen Van Oost en West, van Noord en Zuid Dan is het rassenvraagstuk uit. De één zal niet de ander honen Men zal in vrede samenwonen Geheel vervult van één begeren Om God te loven en te eren Voor 't wonder dat het mocht gebeuren Dat Hij hen dit wou waardig keuren. Verenigt door dezelfde Geest, Dit is de kroon van 't Pinksterfeest. Lanerta. zelschap verwijderd en Frans fluisterde: „Vlaanderen slaapt, maar sterft niet!" Deze woorden vormden het wacht woord der Geuzen. Frans liep daarop door, maar de smid bleef staan, omdat Mieke naar hem toe kwam. „Er is toch geen narigheid oom? vroeg ze U kijkt zo bezorgd". „Nee kind, niets hoor zei Verhupt glimlachend Ga jij maar gauw naar Pieter. Kijk, hij wenkt je al!" Bij de hoek van de herberg haalde hij Frans in. Hij trok hem de gelagkamer binnen en daar tussen al de drukte van de af- en aanlopende meisjes, vroeg hij fluisterend: „Wat is er, Frans?" „Dat kan ik niet zeggen, maar laat me hier blijven, ik móét je spreken, mees ter Verhupt!" De smid snelde naar buiten. Cornil stond bij de tafel, om de gasten hun plaats te wijzen. „Zet er maar een bord bij voor Frans Claes!" zei hij. „Wat is dat nou! werd er geroepen Eerst wordt die vent weggejaagd en nu mag hij mee eten, dat is wel vreemd!" Vooral Lansaert protesteerde heftig. Maar Verhupt haalde de schouders op. „Och -^ zei hij die arme drommel vertelde' me dat hij in 'vierentwintig uur geen hap gegeten had. Dan kun je hem toch geen bord eten weigeren, vooral niet op een dag als vandaag?" „Nee, dat is wel zo sternde Pieter toe maar hij hoeft in elk geval niet bij ons aan tafel te komen zitten, wat zeg jij, Mieke? Ik 'vind trouwens dat je oom eerst wel eens met ons had kunnen overleggen, vóór hij die vent aan tafel nodigde". Maar Mieke, die als bij in tuïtie voelde, dat haar oom een ern stige reden moest hebben voor wat hij deed, nam het voor hem op. „Hoor eens, Pieter zei ze oom heeft het hier voor 't zeggen, denk je ook niet? Hij is onze gastheer en hij doet het uit naastenliefde". Pieter deed er nu het zwijgen maar aan toe, te meer, daar de monnik zijn instemming betuigde met de christelijke naastenliefde, die de smid betoonde. Aan tafel kwam Frans naast vader Ignatius te zitten, en deze greep de ge legenheid gretig aan om Frans vader lijk te vermanen. De tijd en de plaats waren wel niet zo bij uitstek geschikt, maar misschien zou hij die jongen nooit weerzien, en daarom wilde hij nu proberen hem op het goede pad te brengen. Aandachtig luisterde Frans naar de vermaningen van de monnik, maar ondertussen deed hij zich te goed aan brood en ham met een goede teug bier. „Vertel me eens iets van je leven, mijn zoon", zei de monnik. „Dat zal moeilijk gaan, eerwaarde, want ik heb mijn mond vol. Ik heb een veelbewogen leven". (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1968 | | pagina 5