FHEMIE
SPAARPLAN
De visserij in iiet
Parlement
Hondemastate"
Onze levensverzekering Is
straks bijna f4.000,- hoger...
en dat kost geen cent méér!
fotocopieëiil
Plaatselijk nieul
j. zandstraI
Iphii
Oo
ff
Alles wat wij doen is deelnemen aan het Premie Spaarplan. We
betalen nu samen jaarlijks zo'n 500 gulden levensverzekeringpremie
en daarom krijgen we straks elk jaar 100 gulden terug van dit natio
nale plan. Belastingvrij! Wij gaan het geld gebruiken om onze levens
verzekering te verhogen. Dat scheelt maar liefst zo'n 4.000 gulden
Basis voor persoonlijk bezit
Ook voor
I Klaar terwijl U wacht.
FOTOGRAFIE
SOMMELSDIJE
Bladz. 2
„EILANDEN-NIEUWS"
Dinsdag 6 febnia,
6 febi
(Vervolg van voorpagina)
Door de mosselkwekers en mossel
handelaren wordt nogal geklaagd, dat
zij gedurende slechts zeer korte tijd
mosselen van de Waddenzee naar Zee
land mogen brengen. Voor zover dit de
bestrijding van de parasiet betreft, heb
ben zij hiervoor begrip, maar volgens de
moselkwekers de Minister beschikt
misschien over betere gegevens is die
mosselparasiet in het najaar helemaal
geen gevaar. Er is geen sprake van dat
de mosselparasiet in het najaar schade
aanricht. Men heeft er dus wel begrip
voor, dat het in het voorjaar maar zeer
beperkt mag. De consumptietijd voor
mosselen is in het najaar; dan worden
de mosselen naar Frankrijk en België
verkocht. Men vraagt zich daarom af,
of dan de voorraden in Zeeland niet
groter gemaakt kunnen worden. Daar
bij komt nog, dat men op het ogenblik
voor de percelen in Zeeland hogere
pachten moet betalen, terwijl men deze
niet vol kan krijgen, terwijl de percelen
op de Waddenzee overbezet zijn, zodat
daar een geweldige troswerking plaats
vindt. Voor de mosselen is het zeer be
langrijk, zowel voor de mechanische
verwerking als ook voor de handel, dat
geen trosvorming plaatsvindt, want de
consument wil een enkele mossel en
geen geklitte mosselen. Men moet de
getroste mosselen uit de Waddenzee in
Zeeland dan ook weer losmaken. Bo
vendien komt het in de Waddenzee wel
voor, dat er door broedval verstikking
van mosselpercelen optreedt. Hiertegen
heeft men grote bezwaren. Men heeft in
de mosselbranche wel eens het idee, dat
er veel onderzoek wordt gedaan, vooral
ook door het R.I.V.O., en men heeft
hiervoor grote waardering, maar men
denkt daarbij wel eens dat het leergeld
door de mosselkwekers en mosselhan-
del wordt betaald. Zij zien liever, dat
het leergeld door anderen wordt be
taald.
Aan deze branche zitten natuurlijk
ook nogal wat sociale aspecten. Hoe
denkt men de arbeiders uit de bedrijven
op te vangen, die zullen moeten liqui
deren, als zij binnenkort uit het Greve-
lingenbekken verdwijnen? Hoe denkt
men de moeilijkheden op te vangen,
die ontstaan, omdat er in het mosselbe-
drijf altijd een paar maanden vrijwel
geen activiteit is?
De heer Van Bennekom (A.R.P.):
Mijnheer de Voorzitter! Ik ben de heer
Van Rossum zeer dankbaar voor het
betoog dat hij heeft gehouden; het was
naar mijn mening uitstekend van vorm
en inhoud. Ook de gegevens en cijfers
waren juist. Zijn betoog maakt het mij
mogelijk aanmerkelijk minder tijd te
besteden aan dit onderwerp dan anders
noodzakelijk zou zijn. Ik kan mij voor
een groot deel aansluiten bij het betoog
van de heer Van Rossum met betrek
king tot de oester- en mosselcultuur. De
uitgestelde hoop krenkt niet alleen het
hart, maar heeft het gekrenkt. Wellicht
dat het in de St. Willibrordusvertaling
iets anders staat, maar ik neem aan, dat
de Minister ook deze vertaling wel zal
begrijpen. Ik hoop echter, dat hij enkele
mededelingen kan doen over hetgeen
ons binnenkort op dit punt van de zijde
van het Ministerie van Verkeer en Wa
terstaat te wachten staat. Het is name
lijk een zaak van de allerhoogste ur
gentie, evenals het tweede door de heer
Van Rossum aangeroerde punt, dat in
het kort als volgt kan worden samen
gevat: de beloning van het ledig zitten
en de straf voor het initiatieven ont
plooien. Ik ga hierop verder niet in,
omdat de door de heer van Rossum ge
noemde voorbeelden en die in het ons
overhandigde stuk duidelijk genoeg zijn.
Ik zie met belangstelling uit naar het
antwoord van de Minister met betrek
king tot deze materie.
Ten aanzien van dit vraagstuk is de
laatste tijd de vraag gerezen, of het mo
gelijk zal zijn via een getijcentrale in de
aan te leggen Oosterscheldedam althans
een deel van deze visserij voor Zeeland
te behouden. Ik neem aan, dat de Minis
ter van deze zeer voorlopige suggesties
kennis heeft genomen. Gaarne zou ik
vandaag of later de mening van de Mi
nister hierover vernemen.
De bijzondere moeilijkheden op dit
punt spitsen zich altijd toe op bepaalde
plaatsen. Ik denk uiteraard aan Brui-
nisse en Yerseke.
Mijnheer de Voorzitter! Veroorloof
mij een enkel woord over Bruinisse.
Wanneer de mosselvisserij in de Ooster-
schelde in de toekomst tot het verleden
behoort, zal voor dit dorp een andere
bestaansmogelijkheid moeten worden
gevonden. Het zal echter niet zo lang
meer duren, want het jaartal 1971 voor
afsluiting van het Brouwershavense
Gat is toch niet helemaal fictief. In de
recreatieve sfeer zal iets moeten worden
gedaan om het mogelijk te maken, dat
de inwoners van dit nijvere dorp ook in
de toekomst een redelijk middel van
bestaan krijgen. In verband met het
scheppen van die recreatieve mogelijk
heden zal overheidssteun noodzakelijk
zijn. Het lijkt mij goed, dat niet tot 1970
wordt gewacht met overleg hierover,
maar dat ook aan Bruinisse zeer bij
tijds andere mogelijkheden in het voor
uitzicht worden gesteld. Yerseke heeft
zich met een merkwaardige krachtsin
spanning en vitaliteit al op een bepaald
punt omgeschakeld. De oestercultuur
bestaat nog en is momenteel lonender
dan in de voorgaande jaren nogal eens
het geval is geweest. Er staan ons merk
waardige cijfers ter beschikking. Men
moet echter rekening houden met de
afsluiting van de Oosterschelde. Er
heeft ook een omschakeling op de mos
selvisserij plaatsgevonden. De moeilijk
heid in Yerseke is echter o.a., dat de
animo tot deelneming hieraan langza
merhand achteruitgaat. De normale be
zetting van zo'n schip bestaat uit vier
man, terwijl op de meeste schepen
slechts een driekoppige bemanning
vaart. Wanneer een van de bemannings
leden in dienst moet, kan zo'n schip niet
meer uitvaren. Op deze manier wordt
de mosselvisserij in Yerseke tot voor
tijdige liquidatie gedwongen. Deze zaak
raakt uiteraard meer de Minister van
Defensie. Wij zullen haar met hem ook
bespreken. Zij vormt echter een van de
moeilijkheden, die de stillegging van de
oester- en mosselcultuur in Zeeland met
zich brengt.
Mijnheer de Voorzitter! Dit waren de
enkele opmerkingen, die ik wilde ma
ken. Ik sluit mij overigens gaarne aan
bij hetgeen dhr. van Rossum heeft ge
steld.
Daarna antwoordde de minister:
Ik zal proberen iets te zeggen met be
trekking tot een probleem, dat alle vra
genstellers interesseert; dit betreft en
kele uitvoeringsmaatregelen met be
trekking tot de Deltawet, vooral de ex
artikel 8 regeling. Ik heb de indruk, dat
het wel mogelijk is, dat in de loop van
dit parlementaire jaar de Kamer voor
stellen hieromtrent zullen bereiken. Ik
wil echter heel eerlijk zijn; mijn ambt
genoot van Financiën is er niet, maar
wel zijn vertegenwoordiger en die heeft
mij gezegd, dat ik alleen maar mag zeg
gen, dat er goede vorderingen worden
gemaakt. Men zal wel begrijpen, dat ik
noch mijn collega van Verkeer en Wa
terstaat, noch van Financiën heb willen
binden. Naar mijn mening ben ik al
over de streep gegaan wat betreft de
duidelijkheid.
De heer Van Rossum heeft in dit ver
band een heel betoog opgezet en hij
heeft zelfs een formule genoemd, waar
uit zou blijken, dat deze Regering de
luiheid wil belonen. Ik geloof niet, dat
dit noch van deze Regering, noch van
vorige, een duidelijke tendens zou zijn.
In dit geval moet ik misschien sommi
gen hierop doelt de heer Van Rossum
teleurstellen. Volgens artikel 6 van de
bewuste wet van 1966 inzake de tege
moetkomingen in de schade van oester
kwekers wordt de bedrijfsschade vast
gesteld op acht maal het verschil tussen
het gemiddelde van bepaalde winsten,
behaald in de jaren 1958 tot en met 1962
en de geschatte jaarlijkse opbrengsten
van het vrijkomende kapitaal en de
vrijkomende arbeid van de oesterkwe
ker bij beëindiging van het bedrijf. Het
gaat dus om het verschil van de win
sten aan de ene kant en van de vrij
komende arbeid en van het vrijkomen
de kapitaal aan de andere kant. Bij de
vaststelling van de laatstbedoelde op
brengsten die is naar mijn mening
belangrijk en geeft meteen een ant
woord op de vraag van de geachte af
gevaardigde zal dezelfde gedragslijn
worden gevolgd als bij de onteigening.
Dit betekent, dat de opbrengst van de
vrijkomende arbeid afhankelijk is van
wat redelijkerwijs, rekening houdend
met de persoonlijke omstandigheden
leeftijd, gezondheid en bekwaamheid
iedere oesterkweker kan doen en dat
niet ter zake dienende is wat betrokke
ne in feite doet. Men gaat bij deze norm
wat betreft de opbrengst bij vrijkomen
de arbeid niet uit van datgene, wat hij
in feite doet, of hij nu al dan niet lui
is, maar van datgene, wat redelijker
wijs gevraagd kan worden van de be
trokkene in zijn typische persoonlijke
omstandigheden. Het gaat om precies
dezelfde norm en precies dezelfde me
thode als die, welke worden gehanteerd
bij onteigening. Bij mijn weten zijn
hierover nooit moeilijkheden geweest.
De uitkeringen, die tot dusverre aan de
oesterkwekers zijn gedaan, zijn slechts
voorschotten op de uiteindelijk vast te
stellen vergoedingen. Naar mijn me
ning kan ik de ongerustheid bij de heer
Van Rossum op dit punt volledig weg
nemen.
De heer Van Rossum de geachte
afgevaardigden de heren Van Benne
kom en Dusarduijn hebben zich daarbij
VERVOLGVERHAAL
door
HERMAN DE MUINCK
36
Lucie kwam er niet uit. Zij behield
het onbehagelijke gevoel, dat er in de
toekomst nog meer botsingen zouden
volgen, al nam zij zich heilig voor, dat
die niet van haar zouden uitgaan.
Het beste was, naar het haar voor
kwam, dat zij het huis verliet en naar
Den Haag of elders ging, om in een
ziekenhuis te werken. Na haar erva
ring in Den Haag lokte dat werk haar
nog steeds aan. Mogelijk kon zij haar
vader tot toestemming bewegen. Maar
dan moest zij het daarvoor gunstige
tijdstip afwachten.
Zij besloot, een eind te gaan fietsen
en dan ook even in de pastorie aan te
lopen. Zij moest eens andere, vertrouw
de mensen om haar heen hebben. De
daad bij het woord voegend, liep zij
naar beneden, de tuin in, naar de wo
ning van Janus, die druk aan het werk
was. Uiterlijk min of meer opgewekt,
maar inwendig in de war en bedroefd,
zeide zij: „Janus, wil je het schrijfbu
reautje, dat je op mijn kamer hebt ge
bracht, weer naar de oude plaats te
rugbrengen? Ik heb het leeg gemaakt.
Beslist vandaag nog, hoor. Doe het
maar vóór het diner".
Het gelukte Janus, die „nattigheid"
vermoedde, niet, om geen verbazing te
tonen die was van zijn gezicht af te
lezen maar zijn stem was neutraal
en ongeïnteresseerd: „Het komt in orde,
juffrouw Lucie".
Later vertelde hij het geval aan zijn
vrouw en gaf onomwonden zijn oor
deel: „Zij wilde het natuurlijk niet heb
ben". Wie met die „zij" bedoeld werd,
wist de vrouw van Janus wel. Hoe was
het mogelijk, dat iemand, die nog geen
vieren twintig uur op „Hondemastate"
vertoefde, zo letterlijk allen tegen zich
kon innemen! En van mijnheer begreep
zij niets. Dat hij hertrouwd was, och,
dat was niets bizonders, je kon de man
zelfs geen ongelijk geven, maar hij had
toch beter uit zijn doppen moeten kij
ken. Want naar wat zij nu al gehoord
had en de nog maar korte kennisma
king had ervaren, was deze vrouw een
trots, ongenaakbaar schepsel, voor wie
in elk geval de ondergeschikten lucht
waren. Oef, zij was blij geweest toen
zij de kamer kon verlaten
Lucie inmiddels fietste in de richting
Westgouwe. Zonder iets te zeggen, was
zij vertrokken. De lust ontbrak haar, te
gaan zeggen, dat zij een uurtje ging
fietsen.
In de pastorie trof zij alleen mevrouw
aangesloten heeft nog gesproken over
een aantal problemen, die betrekking
hebben op de mosselcultuur in het
Waddengebied. De geachte afgevaardig
de de heer Van Rossum heeft gesproken
over klachten en over de beperkte tijd,
die was toegestaan voor overbrenging
van de mosselen van het Waddengebied
naar Zeeland.
Hij had er wel begrip voor, voor zo
ver het werd veroorzaakt door de ge
zondheid van het materiaal. Hij wees er
echter op, dat de beperkte mogelijkhe
den ook aanwezig waren in het najaar.
Aan deze kwestie zitten twee kanten.
Het gaat niet alleen om de gezondheid,
maar ook om hetgeen mogelijk is in het
kader van het in stand houden van een
gezonde mosselcultuur in het Wadden
gebied zelf. Er is een bepaalde grens
van wat geoorloofd is in verband met
het op het gewenste niveau in stand
houden van de mosselcultuur in het
Waddengebied zelf. Het is dus niet al
leen een kwestie van de aanwezigheid
van parasieten en ook niet van de mo
gelijkheden, die er in Zeeland zijn. In
verband met het voorkomen van deze
mosselparasiet moeten wij voorzichtig
zijn met het overbrengen van een te
grote hoeveelheid naar Zeeland over
brengen, zal hiervan een nadelige in
vloed op de ontwikkeling in Zeeland
uitgaan.
De heer Van Rossum (S.G.P.): In het
voorjaar.
Minister Lardinois: Mijnheer de voor
zitter! Overigens moet ik zeggen, dat de
afdeling Visserij deze klacht nog niet
heeft vernomen. Er komen wel aller
lei soorten klachten binnen. Als deze
ontzenuwd worden, komen er meestal
weer andere. Er is dus kennelijk veel
belangstelling.
Nog een korte repliek van de beide
Kamerleden:
De heer Van Rossum (S.G.P.): Mijn
heer de Voorzitter! Ik ben de Minister
dankbaar voor het uitvoerige antwoord
dat hij heeft gegeven. Wat betreft de
mosselen in het najaar heb ik het idee,
dat wij iets langs elkaar heen geschoven
zijn. De mosselen in de Waddenzee le
veren juist in het najaar de Minister
interpreteert het precies andersom
nogal veel klimatologische moeilijkhe
den op, omdat de zaak in de Wadden
zee dan veel minder beschermd is dan
in Zeeuwse wateren. Juist om die reden
willen de kwekers en de handelaren de
mosselen in de nazomer en in het na
jaar, het consumptieseizoen, overbren
gen van de Waddenzee naar Zeeland en
van Zeeland naar Frankrijk. Daarmee
bereikt men ook zeer goede resultaten,
omdat men dan beter de concurrentie
met Denemarken aan kan. De afstand
van Denemarken naar Parijs is nu een
maal groter dan de afstand van Zeeland
naar Parijs. Ik meen dat wij op dat
punt iets langs elkaar zijn heen gescho
ven.
Een vraag, die onbeantwoord is ge
bleven, betreft de speciale aspecten, met
name de arbeiders in de geliquideerde
oester- en mosselbedrijven, en de op
vang van de vrijkomende arbeid in het
inactieve gedeelte van het mosselseizoen
De heer Van Bennekom (A.R.P.):
Mijnheer de Voorzitter! Nog een enkele
opmerking over Bruinisse. Ik ben er
dankbaar voor, dat de Minister heeft
toegezegd, dat hij de toekomstige posi
tie van Bruinisse met zijn amlDtgenote
van Cultuur, Recreatie en Maatschappe
lijk werk zal willen bespreken, maar ik
zou hem willen verzoeken, nog één
deurtje verder te gaan en ook te willen
aankloppen bij zijn ambtgenoot van
Economische Zaken, omdat het hier in
frastructurele voorzieningen zal betref
fen, die ongetwijfeld ook iets te maken
hebben met het Departement van Eco
nomische Zaken.
Ten aanzien van de kwestie van de
kaderuimte in Scheveningen voor de
vissers van Stellendam, Goeree en Oud-
dorp zei de minister het volgende in
antwoord op vragen van de heer Van
Rossum:
Ten aanzien van de kwestie, of Stel
lendam al dan niet een aanvoerhaven
kan worden hetgeen vooral voor
Scheveningen grote concurrentie zou
meebrengen speelt de gemeentelijke
autonomie een grote rol. Voor zover wij
daarbij zijn ingeschakeld, vooral t.a.v.
de adviesgeving, staan wij bepaald niet
positief daartegenover. Wij erkennen,
dat er op dit moment in Scheveningen
bepaalde bezwaren bestaan, maar nu de
beslissing is genomen voor deze aan
zienlijke investering in Scheveningen,
waar reeds een uitgebreide outillage
aanwezig is en straks de voorzieningen
zodanig zullen zijn, dat het euvel van
het gebrek aan ligplaatsen zal worden
verholpen, is het gewenst, een groot ge
bied zeker het gebied dat nu al in
Scheveningen als aanvoerhaven is ge
concentreerd niet onnodig met over
heidsgeld concurrentie aan te doen.
Ik verwacht maar nogmaals: het
kan niet meer zijn dan een normale ver
wachting dat over een jaar of twee
(laat ik voorzichtig zijn: ruim twee jaar)
Scheveningen gereed kan zijn. Het is
bepaald geen onafzienbare periode. Nu
de beslissing is genomen, kan het ge
brek aan outillage in Scheveningen, dat
op dit moment nog reëel is, toch niet
meer als argument dienen om elders,
met name in Stellendam, aanvullende
outillage te creëren. Ik heb begrepen,
dat dit niet geldt t.a.v. de aanvoer van
garnalen.
Hoe het met de visserij in Zeeland
moet na afsluiting van de Oosterschelde
antwoordde de Minister:
Enkele leden vroegen hoe het er in
het zuidwesten mee voorstond. Ik kan
daarover mededelen, dat een en ander
inderdaad in verband staat met Colijns-
plaat. Als daar afgesloten wordt, zal er
naar mijn mening een alternatief moe
ten komen en dit zou gevonden kunnen
worden óf in Vlissingen óf in Bres-
kens. Voor zover ik de gegevens heb
maar ik zou niet graag hebben, dat men
dit beschouwde als een definitieve uit
spraak lijkt het mij, dat de kansen
voor Breskens als aanvoerhaven iets
gunstiger zullen zijn dan voor Vlissin
gen, mede gezien de ligging ten op
zichte van België en noord-Frankrijk.
Tenslotte sprak dhr. Van Bennekom
nog over het z.g. maatschapscontract,
maar uit het antwoord van de minister
werd hij niets wijzer.
Dhr. Van Bennekom (A.R.P.): Mijn
heer de Voorzitter! Het is vandaag al
herhaalde malen gebleken, dat het be
leid ten aanzien van de visserij nauw
samenhangt met dat van vele andere
departementen. Dit geldt ook voor het
onderhavige punt, want in rechtstreekse
zin regardeert dit de Minister van So
ciale Zaken en Volksgezondheid. Nu is
het bepaald niet mijn bedoeling, een
discussie te heropenen, die wij in klei
nere kring hebben gehad over deze
zaak, die in kringen van de visserij nog
al zwaar weegt. De beslissing is geval
len en ik geloof, dat nakaarten weinig
zin heeft. Nu per 1 juli van het vorige
jaar de Wet op de Arbeidsongeschikt
heid in werking is getreden, heeft ook
de visserij dit te aanvaarden en moeten
wij ons hierbij neerleggen. Nu wilde ik
toch echter even citeren een enkele zin
uit een schrijven, dat door de Minister
van Sociale Zaken is gericht aan de
Stichting voor de Nederlandse Visserij.
Hij stelt daar aan het einde uitdrukke
lijk: Mocht blijken, dat de sociale ver
zekering een ondergraving van het
maatschapscontract zou bewerkstelligen
dan ben ik bereid, deze aangelegenheid
opnieuw te bezien. Het gaat juist om
deze sociale ondergraving van het maat
schapscontract en nu zou ik de Minis
ter willen vragen, nu de Minister van
Sociale Zaken zich bereid heeft ver
klaard, te zijner tijd deze zaak nader te
bezien, of deze Minister wellicht over de
schouder van de betrokken minister
mee zou willen kijken, omdat hiermee
toch ook een uitdrukkelijk visserijbe
lang gemoeid is, zodat hij mee-contro-
leert, in hoeverre de doorwerking van
de W.A.O. een benadeling van de
maatschap in de visserij zou veroorza
ken. Mocht dit zo zijn, dan hoop ik, dat
ook deze Minister zijn medewerking zal
willen geven om eventuele bezwaren te
redresseren.
Minister Lardinois: Mijnheer de
Voorzitter! Het is mij bekend, dat deze
moeilijkheden met het maatschapcon
tract vooral in sommige visserijplaatsen
heel wat beroering wekken en ook heel
wat invloed hebben op de visserij als
zodanig. Het moet mij echter van het
hart, dat dit punt, dat zo nauw ver
weven is met de onderlinge verhoudin
gen tussen de reder en de vissers en
tussen de vissers onderling, wel zo dui
delijk liggen op het terrein van mijn
Misschien is liet Premie Spaarplan ook iets voor Even een briefkaartje aan
Premie Spaarplan. Postbus 51, Den Haag en u ontvangt vrijblijvend een brochure
over alle mogelijkheden (levensverzekeringen, spaar- en effeclenbewlizen, hypo
theekaflossingen, spaarkasinsohrijvingen, garantiekredietaflossingen).
Wilt u persoonlijk advies? Spaarbanken, Boerenleenbanken, Raiffeisenbanken,
Postkantoren, Banken, Borgstellingsfondsen, Hypotheekbanken, Bouwfondsen,
Spaarkassen, Levensvérzekeringmaatschappijen, assurantie-tussenpersonen en
de Sociale Verzekeringsbank zullen u graag alles over het Premie Spaarplan
vertellen.
ambtgenoot, dat ik hiervan niej
kan zeggen dan dat ik de opmetl
die de heer Van Bennekom hej
maakt, niet alleen zal overbretiJ
mijn ambtgenoot, maar dat er vl
te meer aanleiding zal zijn, enl
kabinet en interdepartementaal,!
aan maximale aandacht te scheif
o
i<
it
i<
i>
o
MIDDELHARNIS-SOMMELsJ
Bejaarden/middag. Op woenJ
febr. nodigt de N.C.V. afd. Jij
S'dijk, alle bejaarden uit naarl
haven te komen. Deze middag vj
gewoonlijk aan om half 3, prJ
Alle bejaarden hartelijk welkoJ
eventueel vervoer kunt U zich]
schriftelijk wenden tot de v|
adressen: mej. den Boer, Secr,
straat 1, tel. 2968; mevr. Westdijl
kereweg 7, tel. 2499; mevr. PjT
Bernhardlaan 23, tel. 2147; mevii
land. Berkenlaan 5, tel. 28471
Groeneveld, Havenhoofd 3 ,tel|
te Middelharnis. Mevr. Bienefeul
jestraat 7, tel. 2507, SommelsdijJ
MIDDELHARNIS
Schaakvereniging „Zwarte pi
Uitslagen gespeelde wedstrijderj
februari:
Ie afdeling:
R. Wolters J. Boeter
W. Markwat G. de Jager
A. C. Baas W. Peeman
J. de Jager A. v. d. Waal
2e afdeling:
A. V. Loon M. v. d. Waal
C. Vis J. Noordijk
H. Meijer R. v. Lint
H. de Zout H. v. Ardenne
M. V. Bracht A. v. d. Tol
DIRKSLAND
Nieuw bankgebouw
De Coöperatieve Raiffeisenbankl
land" heeft een perceel grond, f
op de hoek van het Achterdorfl
Burgemeester C. Zaayerlaan, aani
om daar een nieuw bankgeljf
bouwen. Het bestaande pand f
Stationsweg voldoet niet meerj
eisen van een modern bankbedi]
DIRKSLAND
Kinderen staken de brorj
in krotwoning
Een paar kinderen 5 en 4
hebben vrijdagmiddag de branil|
ken in een krotwoning aan het
langs in Dirksland. In de woi
een vrij grote hoeveelheid oud ps
houtwol en het laat zich verst;
de aangestoken lucifer gretig
vond. Het vuur breidde zich
uit de de kinderen de deur ni
konden bereiken en zich daaro:
door de ramen naar buiten weil
Tegelijk met de brandweer varj
land werd ook de nevelspuit vi
lissant gewaarschuwd en vrijw
gaven ze water. Het felle brans
spoedig geblust. Omdat de pandj
voor afbraak zijn bestemd mag i]
teriële schade nauwelijks ge
worden.
MELISSANT
Kanaries gestolen
In de nacht van vrijdag op|
dag zijn uit een kooi in een
schuur van dhr. D. Sieling 4
gestolen. Ook bij de volière 5
andere vogelhouder hebben
een bezoek gebracht doch i
niets vermist.
OUDDORP
Aanleg parkeerterrein aanit\
Gistermorgen maandag
Ouddorp de aanbesteding pla;
van het aan te leggen parki
nabij de dorpskom. Het begn
drag was f 121,938,De laas]
schrijver was de fa. Dijkers te
hamis met een bedrag van f Vi
De hoogste was de fa. OosterliJJ
eens uit Middelharnis met een
van f 129,785,—.
Lds vele
felagen k
leven gei
I bereikt(
It alleen
CKA VI
f joos Jai
Somi
alweer -
|s dinsda
en sym
kl dat de
ireeg. In
idium eet
jgemeesti
ferwelkon
it door
tW. J. Te
1 keten on
ienheid
fing, meü
naar bo
Tetteroc
niet dat
die best;
CH, 3 B
'het colle
VP, 1
ing van
ihoud ha
er met
genome
echter d
ing in IV
de sar
ihap Fla
afteid in N
yen biedt.
Fottema. De nog in het gezin overge
bleven kinderen waren naar school. De
dominee was op huis- of ziekenbezoek.
Als steeds werd zij hartelijk ontvangen,
maar toch zag zij onmiddellijk, dat
Jan's moeder anders was dan anders.
Geen wonder, want al spoedig hoorde
zij het nieuws.
„Je bent misschien de eerste, die het
te weten komt. Dominee heeft vanmor
gen een beroep uit Slikkerveer ontvan
gen".
„Dus u gaat weg?" vroeg Lucie ver
schrikt.
Mevrouw Fottema glimlachte.
„Ho, ho, zover is het nog niet. Er zijn
toch enkele weken bedenktijd".
„O ja, dat is ook zo. Wilt u wel weg?"
„Ik heb al heel weinig te zeggen, kind.
Vader moet uiteindelijk beslissen. Wil
hij hier blijven, het is mij goed. Maar
ik volg hem heel gewillig naar Slikker
veer, als hij meent het beroep te moe
ten aannemen. Je moet niet vergeten,
dat hij hier al heel lang is. Een dominee
wil ook wel eens veranderen. En dan
moet dat nu gebeuren, dacht ik".
„Ik begrijp het al. Ik vrees, dat u
naar Slikkerveer gaat. Dat is bij Rot
terdam, niet?"
„Ja, niet ver van Rotterdam. Maar...
ik durf het heus nog niet te beweren.
We wachten af".
Zo jong als zij was, begreep Lucie wel
dat zij nu niet overhaar moeilijkheden
moest spreken. Even roerde mevrouw
Fottema het onderwerp de nieuwe moe
der van Lucie aan, maar feitelijk gaf zij
zichzelf het antwoord, toen zij zeide:
„Och, je kunt er nog weinig van zeggen,
zij is pas gister gearriveerd". Hoe kon
zij nu ook denken, dat Lucie er vol van
was; dat het haar tot in de keel stokte.
Op de terugweg realiseerde Lucie zich
pas goed, wat er zou gaan gebeuren,
als de pastorie leeg werd.
Dat betekende, dat Jan dan ook niet
meer naar Westgouwe zou komen, want
dan was de ouderlijke woning immers
in Slikkerveer?
Moest dat er nu ook nog bij komen?
HOOFDSTUK XIX
Het toen niet in grote getale opgeko
men publiek van Zeestad, dat bij de
aankomst van de Rotterdamse boot wil
de zijn, keek zijn ogen uit.
Juist toen de boot aan het meren was,
reed het rijtuig van „Hondemastate",
met Janus op de bok de kade op. In het
rijtuig zaten mijnheer en mevrouw Van
Adrigem. Zij stegen uit. Van de boot
werd gewuifd. Op het dek stond een
vrij lang, slank meisje en naast haar
een jongen, die ietwat misvormd was.
Ze waren spoedig aan wal en begroet
ten het echtpaar. Het was voor ieder
duidelijk, dat het knappe, zwartharige
meisje een dochter van mevrouw Van
Adrigem was; de jongen zou wel een
zoon zijn, al was er hoegenaamd geen
gelijkenis.
Er werd heel wat bagage (waaronder
een wonderlijk ding op wielen; 't leek
wel een karretje) aan wal gedragen,
waarover Janus zich ontfermde: in het
rijtuig zou plaats genoeg zijn. Mijnheer
Van Adrigem had hem aan het tweetal
voorgesteld. Tot zijn verbazing en ook
opluchting had Gabrielle Dumourez
hem de hand gedrukt, welk voorbeeld
door de jongen werd gevolgd. Die doch
ter was blijkbaar toch anders dan haar
moeder.
In hoofdzaak keek het publiek de
ogen uit op het automobiel, die op het
voordek was vastgesjord geweest en nu
door de dekknechten op de kade werd
gereden, 't Was een heel andere wagen
dan welke er op het eiland reden. Wel
op vrij hoge wielen, maar veel en veel
mooier uitgevoerd. En zo glanzend.
„Een Franse automobiel", zei één der
omstanders. Vermoedelijk raadde hij er
naar, omdat hij wist, dat het meisje en
de jongen Fransen waren.
Wat een wagen! Wat een wagen!
Zou die van het meisje zijn of van mijn
heer van Adrigem, die naar men wist,
in Frankrijk was geweest en daar ge
huwd was met die trotse vrouw. Half
Zeestad was er al van op de hoogte, dat
zij een verwaande, ongenaakbare vrouw
was.
In rad Frans, wijzend op het rijtuig,
vroeg de jongen iets aan zijn moeder,
die onmiddellijk met donker gelaat een
afwijzend antwoord gaf.
hem, Agnes",
„Och, laat
Adrigem.
„Neen, neen, hij rijdt met
niet met het rijtuig".
Onwillig en weerstrevend
jongen op de automobiel, het gij
moeilijk, maar niemand hielp t
Naast hem nam zijn moeder pi!
Toen keek het publiek nog f)
ogen uit. Mijnheer Van Adrigeis
de „bok", maar ging niet adi
stuur zitten. Dat... deed het m'
Een vrouw achter het stuur! tl
naar men stellig meende, in Nej
nog nooit vertoond! Een rare
daar in Frankrijk!
„We zullen nu niet door df
straatjes rijden", zei Van Adrij
slecht Frans tegen het meisje
moet je eerst nog aan weniï
rechtuit, de haven langs".
Onderweg had het mooie velii
bekijks van de bewoners van
maar die belangstelling verini
toen de Fransen een heel oué
ontwaarden.
„Moeten we die door?" vroeg
Ie. „Neen. Rechtdoor. De opW
over en dan onmiddellijk rectj
de andere poort'
Warempel, er was nog een P'j
prachtig door Gabrielle
werd. Je kon goed zien, dat
was achter het stuur.
„Nu direct linksaf en dan c
maar
n" dach
zijn in:
proble
[de aand;
an de
g van
ihoefte ei
ingsplï
UI voor de
-tl een raadh
nkelcentrum,
-ïheden, de
lu, een brai
la op de beg]
"erhalve
em echt
apitan
:ur!
ar den
temeester
nkem
torische
dhuis -
ijker te
de be
verklaarc
n de tu
digheden
in Nedei
ctor zo
;t van de
imaat
nog van
If bevat
igebiedei
kheden
maar da
Ser kwets
spreken
vond h\
i wat
ing van
ïïi maar vooi
h aan uw
rechtuit", beval Van Adrigeir. Jf^ Petro-ch<
pansieve dru
I