FHEMIE SPAARPLAN De visserij in iiet Parlement Hondemastate" Onze levensverzekering Is straks bijna f4.000,- hoger... en dat kost geen cent méér! fotocopieëiil Plaatselijk nieul j. zandstraI Iphii Oo ff Alles wat wij doen is deelnemen aan het Premie Spaarplan. We betalen nu samen jaarlijks zo'n 500 gulden levensverzekeringpremie en daarom krijgen we straks elk jaar 100 gulden terug van dit natio nale plan. Belastingvrij! Wij gaan het geld gebruiken om onze levens verzekering te verhogen. Dat scheelt maar liefst zo'n 4.000 gulden Basis voor persoonlijk bezit Ook voor I Klaar terwijl U wacht. FOTOGRAFIE SOMMELSDIJE Bladz. 2 „EILANDEN-NIEUWS" Dinsdag 6 febnia, 6 febi (Vervolg van voorpagina) Door de mosselkwekers en mossel handelaren wordt nogal geklaagd, dat zij gedurende slechts zeer korte tijd mosselen van de Waddenzee naar Zee land mogen brengen. Voor zover dit de bestrijding van de parasiet betreft, heb ben zij hiervoor begrip, maar volgens de moselkwekers de Minister beschikt misschien over betere gegevens is die mosselparasiet in het najaar helemaal geen gevaar. Er is geen sprake van dat de mosselparasiet in het najaar schade aanricht. Men heeft er dus wel begrip voor, dat het in het voorjaar maar zeer beperkt mag. De consumptietijd voor mosselen is in het najaar; dan worden de mosselen naar Frankrijk en België verkocht. Men vraagt zich daarom af, of dan de voorraden in Zeeland niet groter gemaakt kunnen worden. Daar bij komt nog, dat men op het ogenblik voor de percelen in Zeeland hogere pachten moet betalen, terwijl men deze niet vol kan krijgen, terwijl de percelen op de Waddenzee overbezet zijn, zodat daar een geweldige troswerking plaats vindt. Voor de mosselen is het zeer be langrijk, zowel voor de mechanische verwerking als ook voor de handel, dat geen trosvorming plaatsvindt, want de consument wil een enkele mossel en geen geklitte mosselen. Men moet de getroste mosselen uit de Waddenzee in Zeeland dan ook weer losmaken. Bo vendien komt het in de Waddenzee wel voor, dat er door broedval verstikking van mosselpercelen optreedt. Hiertegen heeft men grote bezwaren. Men heeft in de mosselbranche wel eens het idee, dat er veel onderzoek wordt gedaan, vooral ook door het R.I.V.O., en men heeft hiervoor grote waardering, maar men denkt daarbij wel eens dat het leergeld door de mosselkwekers en mosselhan- del wordt betaald. Zij zien liever, dat het leergeld door anderen wordt be taald. Aan deze branche zitten natuurlijk ook nogal wat sociale aspecten. Hoe denkt men de arbeiders uit de bedrijven op te vangen, die zullen moeten liqui deren, als zij binnenkort uit het Greve- lingenbekken verdwijnen? Hoe denkt men de moeilijkheden op te vangen, die ontstaan, omdat er in het mosselbe- drijf altijd een paar maanden vrijwel geen activiteit is? De heer Van Bennekom (A.R.P.): Mijnheer de Voorzitter! Ik ben de heer Van Rossum zeer dankbaar voor het betoog dat hij heeft gehouden; het was naar mijn mening uitstekend van vorm en inhoud. Ook de gegevens en cijfers waren juist. Zijn betoog maakt het mij mogelijk aanmerkelijk minder tijd te besteden aan dit onderwerp dan anders noodzakelijk zou zijn. Ik kan mij voor een groot deel aansluiten bij het betoog van de heer Van Rossum met betrek king tot de oester- en mosselcultuur. De uitgestelde hoop krenkt niet alleen het hart, maar heeft het gekrenkt. Wellicht dat het in de St. Willibrordusvertaling iets anders staat, maar ik neem aan, dat de Minister ook deze vertaling wel zal begrijpen. Ik hoop echter, dat hij enkele mededelingen kan doen over hetgeen ons binnenkort op dit punt van de zijde van het Ministerie van Verkeer en Wa terstaat te wachten staat. Het is name lijk een zaak van de allerhoogste ur gentie, evenals het tweede door de heer Van Rossum aangeroerde punt, dat in het kort als volgt kan worden samen gevat: de beloning van het ledig zitten en de straf voor het initiatieven ont plooien. Ik ga hierop verder niet in, omdat de door de heer van Rossum ge noemde voorbeelden en die in het ons overhandigde stuk duidelijk genoeg zijn. Ik zie met belangstelling uit naar het antwoord van de Minister met betrek king tot deze materie. Ten aanzien van dit vraagstuk is de laatste tijd de vraag gerezen, of het mo gelijk zal zijn via een getijcentrale in de aan te leggen Oosterscheldedam althans een deel van deze visserij voor Zeeland te behouden. Ik neem aan, dat de Minis ter van deze zeer voorlopige suggesties kennis heeft genomen. Gaarne zou ik vandaag of later de mening van de Mi nister hierover vernemen. De bijzondere moeilijkheden op dit punt spitsen zich altijd toe op bepaalde plaatsen. Ik denk uiteraard aan Brui- nisse en Yerseke. Mijnheer de Voorzitter! Veroorloof mij een enkel woord over Bruinisse. Wanneer de mosselvisserij in de Ooster- schelde in de toekomst tot het verleden behoort, zal voor dit dorp een andere bestaansmogelijkheid moeten worden gevonden. Het zal echter niet zo lang meer duren, want het jaartal 1971 voor afsluiting van het Brouwershavense Gat is toch niet helemaal fictief. In de recreatieve sfeer zal iets moeten worden gedaan om het mogelijk te maken, dat de inwoners van dit nijvere dorp ook in de toekomst een redelijk middel van bestaan krijgen. In verband met het scheppen van die recreatieve mogelijk heden zal overheidssteun noodzakelijk zijn. Het lijkt mij goed, dat niet tot 1970 wordt gewacht met overleg hierover, maar dat ook aan Bruinisse zeer bij tijds andere mogelijkheden in het voor uitzicht worden gesteld. Yerseke heeft zich met een merkwaardige krachtsin spanning en vitaliteit al op een bepaald punt omgeschakeld. De oestercultuur bestaat nog en is momenteel lonender dan in de voorgaande jaren nogal eens het geval is geweest. Er staan ons merk waardige cijfers ter beschikking. Men moet echter rekening houden met de afsluiting van de Oosterschelde. Er heeft ook een omschakeling op de mos selvisserij plaatsgevonden. De moeilijk heid in Yerseke is echter o.a., dat de animo tot deelneming hieraan langza merhand achteruitgaat. De normale be zetting van zo'n schip bestaat uit vier man, terwijl op de meeste schepen slechts een driekoppige bemanning vaart. Wanneer een van de bemannings leden in dienst moet, kan zo'n schip niet meer uitvaren. Op deze manier wordt de mosselvisserij in Yerseke tot voor tijdige liquidatie gedwongen. Deze zaak raakt uiteraard meer de Minister van Defensie. Wij zullen haar met hem ook bespreken. Zij vormt echter een van de moeilijkheden, die de stillegging van de oester- en mosselcultuur in Zeeland met zich brengt. Mijnheer de Voorzitter! Dit waren de enkele opmerkingen, die ik wilde ma ken. Ik sluit mij overigens gaarne aan bij hetgeen dhr. van Rossum heeft ge steld. Daarna antwoordde de minister: Ik zal proberen iets te zeggen met be trekking tot een probleem, dat alle vra genstellers interesseert; dit betreft en kele uitvoeringsmaatregelen met be trekking tot de Deltawet, vooral de ex artikel 8 regeling. Ik heb de indruk, dat het wel mogelijk is, dat in de loop van dit parlementaire jaar de Kamer voor stellen hieromtrent zullen bereiken. Ik wil echter heel eerlijk zijn; mijn ambt genoot van Financiën is er niet, maar wel zijn vertegenwoordiger en die heeft mij gezegd, dat ik alleen maar mag zeg gen, dat er goede vorderingen worden gemaakt. Men zal wel begrijpen, dat ik noch mijn collega van Verkeer en Wa terstaat, noch van Financiën heb willen binden. Naar mijn mening ben ik al over de streep gegaan wat betreft de duidelijkheid. De heer Van Rossum heeft in dit ver band een heel betoog opgezet en hij heeft zelfs een formule genoemd, waar uit zou blijken, dat deze Regering de luiheid wil belonen. Ik geloof niet, dat dit noch van deze Regering, noch van vorige, een duidelijke tendens zou zijn. In dit geval moet ik misschien sommi gen hierop doelt de heer Van Rossum teleurstellen. Volgens artikel 6 van de bewuste wet van 1966 inzake de tege moetkomingen in de schade van oester kwekers wordt de bedrijfsschade vast gesteld op acht maal het verschil tussen het gemiddelde van bepaalde winsten, behaald in de jaren 1958 tot en met 1962 en de geschatte jaarlijkse opbrengsten van het vrijkomende kapitaal en de vrijkomende arbeid van de oesterkwe ker bij beëindiging van het bedrijf. Het gaat dus om het verschil van de win sten aan de ene kant en van de vrij komende arbeid en van het vrijkomen de kapitaal aan de andere kant. Bij de vaststelling van de laatstbedoelde op brengsten die is naar mijn mening belangrijk en geeft meteen een ant woord op de vraag van de geachte af gevaardigde zal dezelfde gedragslijn worden gevolgd als bij de onteigening. Dit betekent, dat de opbrengst van de vrijkomende arbeid afhankelijk is van wat redelijkerwijs, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden leeftijd, gezondheid en bekwaamheid iedere oesterkweker kan doen en dat niet ter zake dienende is wat betrokke ne in feite doet. Men gaat bij deze norm wat betreft de opbrengst bij vrijkomen de arbeid niet uit van datgene, wat hij in feite doet, of hij nu al dan niet lui is, maar van datgene, wat redelijker wijs gevraagd kan worden van de be trokkene in zijn typische persoonlijke omstandigheden. Het gaat om precies dezelfde norm en precies dezelfde me thode als die, welke worden gehanteerd bij onteigening. Bij mijn weten zijn hierover nooit moeilijkheden geweest. De uitkeringen, die tot dusverre aan de oesterkwekers zijn gedaan, zijn slechts voorschotten op de uiteindelijk vast te stellen vergoedingen. Naar mijn me ning kan ik de ongerustheid bij de heer Van Rossum op dit punt volledig weg nemen. De heer Van Rossum de geachte afgevaardigden de heren Van Benne kom en Dusarduijn hebben zich daarbij VERVOLGVERHAAL door HERMAN DE MUINCK 36 Lucie kwam er niet uit. Zij behield het onbehagelijke gevoel, dat er in de toekomst nog meer botsingen zouden volgen, al nam zij zich heilig voor, dat die niet van haar zouden uitgaan. Het beste was, naar het haar voor kwam, dat zij het huis verliet en naar Den Haag of elders ging, om in een ziekenhuis te werken. Na haar erva ring in Den Haag lokte dat werk haar nog steeds aan. Mogelijk kon zij haar vader tot toestemming bewegen. Maar dan moest zij het daarvoor gunstige tijdstip afwachten. Zij besloot, een eind te gaan fietsen en dan ook even in de pastorie aan te lopen. Zij moest eens andere, vertrouw de mensen om haar heen hebben. De daad bij het woord voegend, liep zij naar beneden, de tuin in, naar de wo ning van Janus, die druk aan het werk was. Uiterlijk min of meer opgewekt, maar inwendig in de war en bedroefd, zeide zij: „Janus, wil je het schrijfbu reautje, dat je op mijn kamer hebt ge bracht, weer naar de oude plaats te rugbrengen? Ik heb het leeg gemaakt. Beslist vandaag nog, hoor. Doe het maar vóór het diner". Het gelukte Janus, die „nattigheid" vermoedde, niet, om geen verbazing te tonen die was van zijn gezicht af te lezen maar zijn stem was neutraal en ongeïnteresseerd: „Het komt in orde, juffrouw Lucie". Later vertelde hij het geval aan zijn vrouw en gaf onomwonden zijn oor deel: „Zij wilde het natuurlijk niet heb ben". Wie met die „zij" bedoeld werd, wist de vrouw van Janus wel. Hoe was het mogelijk, dat iemand, die nog geen vieren twintig uur op „Hondemastate" vertoefde, zo letterlijk allen tegen zich kon innemen! En van mijnheer begreep zij niets. Dat hij hertrouwd was, och, dat was niets bizonders, je kon de man zelfs geen ongelijk geven, maar hij had toch beter uit zijn doppen moeten kij ken. Want naar wat zij nu al gehoord had en de nog maar korte kennisma king had ervaren, was deze vrouw een trots, ongenaakbaar schepsel, voor wie in elk geval de ondergeschikten lucht waren. Oef, zij was blij geweest toen zij de kamer kon verlaten Lucie inmiddels fietste in de richting Westgouwe. Zonder iets te zeggen, was zij vertrokken. De lust ontbrak haar, te gaan zeggen, dat zij een uurtje ging fietsen. In de pastorie trof zij alleen mevrouw aangesloten heeft nog gesproken over een aantal problemen, die betrekking hebben op de mosselcultuur in het Waddengebied. De geachte afgevaardig de de heer Van Rossum heeft gesproken over klachten en over de beperkte tijd, die was toegestaan voor overbrenging van de mosselen van het Waddengebied naar Zeeland. Hij had er wel begrip voor, voor zo ver het werd veroorzaakt door de ge zondheid van het materiaal. Hij wees er echter op, dat de beperkte mogelijkhe den ook aanwezig waren in het najaar. Aan deze kwestie zitten twee kanten. Het gaat niet alleen om de gezondheid, maar ook om hetgeen mogelijk is in het kader van het in stand houden van een gezonde mosselcultuur in het Wadden gebied zelf. Er is een bepaalde grens van wat geoorloofd is in verband met het op het gewenste niveau in stand houden van de mosselcultuur in het Waddengebied zelf. Het is dus niet al leen een kwestie van de aanwezigheid van parasieten en ook niet van de mo gelijkheden, die er in Zeeland zijn. In verband met het voorkomen van deze mosselparasiet moeten wij voorzichtig zijn met het overbrengen van een te grote hoeveelheid naar Zeeland over brengen, zal hiervan een nadelige in vloed op de ontwikkeling in Zeeland uitgaan. De heer Van Rossum (S.G.P.): In het voorjaar. Minister Lardinois: Mijnheer de voor zitter! Overigens moet ik zeggen, dat de afdeling Visserij deze klacht nog niet heeft vernomen. Er komen wel aller lei soorten klachten binnen. Als deze ontzenuwd worden, komen er meestal weer andere. Er is dus kennelijk veel belangstelling. Nog een korte repliek van de beide Kamerleden: De heer Van Rossum (S.G.P.): Mijn heer de Voorzitter! Ik ben de Minister dankbaar voor het uitvoerige antwoord dat hij heeft gegeven. Wat betreft de mosselen in het najaar heb ik het idee, dat wij iets langs elkaar heen geschoven zijn. De mosselen in de Waddenzee le veren juist in het najaar de Minister interpreteert het precies andersom nogal veel klimatologische moeilijkhe den op, omdat de zaak in de Wadden zee dan veel minder beschermd is dan in Zeeuwse wateren. Juist om die reden willen de kwekers en de handelaren de mosselen in de nazomer en in het na jaar, het consumptieseizoen, overbren gen van de Waddenzee naar Zeeland en van Zeeland naar Frankrijk. Daarmee bereikt men ook zeer goede resultaten, omdat men dan beter de concurrentie met Denemarken aan kan. De afstand van Denemarken naar Parijs is nu een maal groter dan de afstand van Zeeland naar Parijs. Ik meen dat wij op dat punt iets langs elkaar zijn heen gescho ven. Een vraag, die onbeantwoord is ge bleven, betreft de speciale aspecten, met name de arbeiders in de geliquideerde oester- en mosselbedrijven, en de op vang van de vrijkomende arbeid in het inactieve gedeelte van het mosselseizoen De heer Van Bennekom (A.R.P.): Mijnheer de Voorzitter! Nog een enkele opmerking over Bruinisse. Ik ben er dankbaar voor, dat de Minister heeft toegezegd, dat hij de toekomstige posi tie van Bruinisse met zijn amlDtgenote van Cultuur, Recreatie en Maatschappe lijk werk zal willen bespreken, maar ik zou hem willen verzoeken, nog één deurtje verder te gaan en ook te willen aankloppen bij zijn ambtgenoot van Economische Zaken, omdat het hier in frastructurele voorzieningen zal betref fen, die ongetwijfeld ook iets te maken hebben met het Departement van Eco nomische Zaken. Ten aanzien van de kwestie van de kaderuimte in Scheveningen voor de vissers van Stellendam, Goeree en Oud- dorp zei de minister het volgende in antwoord op vragen van de heer Van Rossum: Ten aanzien van de kwestie, of Stel lendam al dan niet een aanvoerhaven kan worden hetgeen vooral voor Scheveningen grote concurrentie zou meebrengen speelt de gemeentelijke autonomie een grote rol. Voor zover wij daarbij zijn ingeschakeld, vooral t.a.v. de adviesgeving, staan wij bepaald niet positief daartegenover. Wij erkennen, dat er op dit moment in Scheveningen bepaalde bezwaren bestaan, maar nu de beslissing is genomen voor deze aan zienlijke investering in Scheveningen, waar reeds een uitgebreide outillage aanwezig is en straks de voorzieningen zodanig zullen zijn, dat het euvel van het gebrek aan ligplaatsen zal worden verholpen, is het gewenst, een groot ge bied zeker het gebied dat nu al in Scheveningen als aanvoerhaven is ge concentreerd niet onnodig met over heidsgeld concurrentie aan te doen. Ik verwacht maar nogmaals: het kan niet meer zijn dan een normale ver wachting dat over een jaar of twee (laat ik voorzichtig zijn: ruim twee jaar) Scheveningen gereed kan zijn. Het is bepaald geen onafzienbare periode. Nu de beslissing is genomen, kan het ge brek aan outillage in Scheveningen, dat op dit moment nog reëel is, toch niet meer als argument dienen om elders, met name in Stellendam, aanvullende outillage te creëren. Ik heb begrepen, dat dit niet geldt t.a.v. de aanvoer van garnalen. Hoe het met de visserij in Zeeland moet na afsluiting van de Oosterschelde antwoordde de Minister: Enkele leden vroegen hoe het er in het zuidwesten mee voorstond. Ik kan daarover mededelen, dat een en ander inderdaad in verband staat met Colijns- plaat. Als daar afgesloten wordt, zal er naar mijn mening een alternatief moe ten komen en dit zou gevonden kunnen worden óf in Vlissingen óf in Bres- kens. Voor zover ik de gegevens heb maar ik zou niet graag hebben, dat men dit beschouwde als een definitieve uit spraak lijkt het mij, dat de kansen voor Breskens als aanvoerhaven iets gunstiger zullen zijn dan voor Vlissin gen, mede gezien de ligging ten op zichte van België en noord-Frankrijk. Tenslotte sprak dhr. Van Bennekom nog over het z.g. maatschapscontract, maar uit het antwoord van de minister werd hij niets wijzer. Dhr. Van Bennekom (A.R.P.): Mijn heer de Voorzitter! Het is vandaag al herhaalde malen gebleken, dat het be leid ten aanzien van de visserij nauw samenhangt met dat van vele andere departementen. Dit geldt ook voor het onderhavige punt, want in rechtstreekse zin regardeert dit de Minister van So ciale Zaken en Volksgezondheid. Nu is het bepaald niet mijn bedoeling, een discussie te heropenen, die wij in klei nere kring hebben gehad over deze zaak, die in kringen van de visserij nog al zwaar weegt. De beslissing is geval len en ik geloof, dat nakaarten weinig zin heeft. Nu per 1 juli van het vorige jaar de Wet op de Arbeidsongeschikt heid in werking is getreden, heeft ook de visserij dit te aanvaarden en moeten wij ons hierbij neerleggen. Nu wilde ik toch echter even citeren een enkele zin uit een schrijven, dat door de Minister van Sociale Zaken is gericht aan de Stichting voor de Nederlandse Visserij. Hij stelt daar aan het einde uitdrukke lijk: Mocht blijken, dat de sociale ver zekering een ondergraving van het maatschapscontract zou bewerkstelligen dan ben ik bereid, deze aangelegenheid opnieuw te bezien. Het gaat juist om deze sociale ondergraving van het maat schapscontract en nu zou ik de Minis ter willen vragen, nu de Minister van Sociale Zaken zich bereid heeft ver klaard, te zijner tijd deze zaak nader te bezien, of deze Minister wellicht over de schouder van de betrokken minister mee zou willen kijken, omdat hiermee toch ook een uitdrukkelijk visserijbe lang gemoeid is, zodat hij mee-contro- leert, in hoeverre de doorwerking van de W.A.O. een benadeling van de maatschap in de visserij zou veroorza ken. Mocht dit zo zijn, dan hoop ik, dat ook deze Minister zijn medewerking zal willen geven om eventuele bezwaren te redresseren. Minister Lardinois: Mijnheer de Voorzitter! Het is mij bekend, dat deze moeilijkheden met het maatschapcon tract vooral in sommige visserijplaatsen heel wat beroering wekken en ook heel wat invloed hebben op de visserij als zodanig. Het moet mij echter van het hart, dat dit punt, dat zo nauw ver weven is met de onderlinge verhoudin gen tussen de reder en de vissers en tussen de vissers onderling, wel zo dui delijk liggen op het terrein van mijn Misschien is liet Premie Spaarplan ook iets voor Even een briefkaartje aan Premie Spaarplan. Postbus 51, Den Haag en u ontvangt vrijblijvend een brochure over alle mogelijkheden (levensverzekeringen, spaar- en effeclenbewlizen, hypo theekaflossingen, spaarkasinsohrijvingen, garantiekredietaflossingen). Wilt u persoonlijk advies? Spaarbanken, Boerenleenbanken, Raiffeisenbanken, Postkantoren, Banken, Borgstellingsfondsen, Hypotheekbanken, Bouwfondsen, Spaarkassen, Levensvérzekeringmaatschappijen, assurantie-tussenpersonen en de Sociale Verzekeringsbank zullen u graag alles over het Premie Spaarplan vertellen. ambtgenoot, dat ik hiervan niej kan zeggen dan dat ik de opmetl die de heer Van Bennekom hej maakt, niet alleen zal overbretiJ mijn ambtgenoot, maar dat er vl te meer aanleiding zal zijn, enl kabinet en interdepartementaal,! aan maximale aandacht te scheif o i< it i< i> o MIDDELHARNIS-SOMMELsJ Bejaarden/middag. Op woenJ febr. nodigt de N.C.V. afd. Jij S'dijk, alle bejaarden uit naarl haven te komen. Deze middag vj gewoonlijk aan om half 3, prJ Alle bejaarden hartelijk welkoJ eventueel vervoer kunt U zich] schriftelijk wenden tot de v| adressen: mej. den Boer, Secr, straat 1, tel. 2968; mevr. Westdijl kereweg 7, tel. 2499; mevr. PjT Bernhardlaan 23, tel. 2147; mevii land. Berkenlaan 5, tel. 28471 Groeneveld, Havenhoofd 3 ,tel| te Middelharnis. Mevr. Bienefeul jestraat 7, tel. 2507, SommelsdijJ MIDDELHARNIS Schaakvereniging „Zwarte pi Uitslagen gespeelde wedstrijderj februari: Ie afdeling: R. Wolters J. Boeter W. Markwat G. de Jager A. C. Baas W. Peeman J. de Jager A. v. d. Waal 2e afdeling: A. V. Loon M. v. d. Waal C. Vis J. Noordijk H. Meijer R. v. Lint H. de Zout H. v. Ardenne M. V. Bracht A. v. d. Tol DIRKSLAND Nieuw bankgebouw De Coöperatieve Raiffeisenbankl land" heeft een perceel grond, f op de hoek van het Achterdorfl Burgemeester C. Zaayerlaan, aani om daar een nieuw bankgeljf bouwen. Het bestaande pand f Stationsweg voldoet niet meerj eisen van een modern bankbedi] DIRKSLAND Kinderen staken de brorj in krotwoning Een paar kinderen 5 en 4 hebben vrijdagmiddag de branil| ken in een krotwoning aan het langs in Dirksland. In de woi een vrij grote hoeveelheid oud ps houtwol en het laat zich verst; de aangestoken lucifer gretig vond. Het vuur breidde zich uit de de kinderen de deur ni konden bereiken en zich daaro: door de ramen naar buiten weil Tegelijk met de brandweer varj land werd ook de nevelspuit vi lissant gewaarschuwd en vrijw gaven ze water. Het felle brans spoedig geblust. Omdat de pandj voor afbraak zijn bestemd mag i] teriële schade nauwelijks ge worden. MELISSANT Kanaries gestolen In de nacht van vrijdag op| dag zijn uit een kooi in een schuur van dhr. D. Sieling 4 gestolen. Ook bij de volière 5 andere vogelhouder hebben een bezoek gebracht doch i niets vermist. OUDDORP Aanleg parkeerterrein aanit\ Gistermorgen maandag Ouddorp de aanbesteding pla; van het aan te leggen parki nabij de dorpskom. Het begn drag was f 121,938,De laas] schrijver was de fa. Dijkers te hamis met een bedrag van f Vi De hoogste was de fa. OosterliJJ eens uit Middelharnis met een van f 129,785,—. Lds vele felagen k leven gei I bereikt( It alleen CKA VI f joos Jai Somi alweer - |s dinsda en sym kl dat de ireeg. In idium eet jgemeesti ferwelkon it door tW. J. Te 1 keten on ienheid fing, meü naar bo Tetteroc niet dat die best; CH, 3 B 'het colle VP, 1 ing van ihoud ha er met genome echter d ing in IV de sar ihap Fla afteid in N yen biedt. Fottema. De nog in het gezin overge bleven kinderen waren naar school. De dominee was op huis- of ziekenbezoek. Als steeds werd zij hartelijk ontvangen, maar toch zag zij onmiddellijk, dat Jan's moeder anders was dan anders. Geen wonder, want al spoedig hoorde zij het nieuws. „Je bent misschien de eerste, die het te weten komt. Dominee heeft vanmor gen een beroep uit Slikkerveer ontvan gen". „Dus u gaat weg?" vroeg Lucie ver schrikt. Mevrouw Fottema glimlachte. „Ho, ho, zover is het nog niet. Er zijn toch enkele weken bedenktijd". „O ja, dat is ook zo. Wilt u wel weg?" „Ik heb al heel weinig te zeggen, kind. Vader moet uiteindelijk beslissen. Wil hij hier blijven, het is mij goed. Maar ik volg hem heel gewillig naar Slikker veer, als hij meent het beroep te moe ten aannemen. Je moet niet vergeten, dat hij hier al heel lang is. Een dominee wil ook wel eens veranderen. En dan moet dat nu gebeuren, dacht ik". „Ik begrijp het al. Ik vrees, dat u naar Slikkerveer gaat. Dat is bij Rot terdam, niet?" „Ja, niet ver van Rotterdam. Maar... ik durf het heus nog niet te beweren. We wachten af". Zo jong als zij was, begreep Lucie wel dat zij nu niet overhaar moeilijkheden moest spreken. Even roerde mevrouw Fottema het onderwerp de nieuwe moe der van Lucie aan, maar feitelijk gaf zij zichzelf het antwoord, toen zij zeide: „Och, je kunt er nog weinig van zeggen, zij is pas gister gearriveerd". Hoe kon zij nu ook denken, dat Lucie er vol van was; dat het haar tot in de keel stokte. Op de terugweg realiseerde Lucie zich pas goed, wat er zou gaan gebeuren, als de pastorie leeg werd. Dat betekende, dat Jan dan ook niet meer naar Westgouwe zou komen, want dan was de ouderlijke woning immers in Slikkerveer? Moest dat er nu ook nog bij komen? HOOFDSTUK XIX Het toen niet in grote getale opgeko men publiek van Zeestad, dat bij de aankomst van de Rotterdamse boot wil de zijn, keek zijn ogen uit. Juist toen de boot aan het meren was, reed het rijtuig van „Hondemastate", met Janus op de bok de kade op. In het rijtuig zaten mijnheer en mevrouw Van Adrigem. Zij stegen uit. Van de boot werd gewuifd. Op het dek stond een vrij lang, slank meisje en naast haar een jongen, die ietwat misvormd was. Ze waren spoedig aan wal en begroet ten het echtpaar. Het was voor ieder duidelijk, dat het knappe, zwartharige meisje een dochter van mevrouw Van Adrigem was; de jongen zou wel een zoon zijn, al was er hoegenaamd geen gelijkenis. Er werd heel wat bagage (waaronder een wonderlijk ding op wielen; 't leek wel een karretje) aan wal gedragen, waarover Janus zich ontfermde: in het rijtuig zou plaats genoeg zijn. Mijnheer Van Adrigem had hem aan het tweetal voorgesteld. Tot zijn verbazing en ook opluchting had Gabrielle Dumourez hem de hand gedrukt, welk voorbeeld door de jongen werd gevolgd. Die doch ter was blijkbaar toch anders dan haar moeder. In hoofdzaak keek het publiek de ogen uit op het automobiel, die op het voordek was vastgesjord geweest en nu door de dekknechten op de kade werd gereden, 't Was een heel andere wagen dan welke er op het eiland reden. Wel op vrij hoge wielen, maar veel en veel mooier uitgevoerd. En zo glanzend. „Een Franse automobiel", zei één der omstanders. Vermoedelijk raadde hij er naar, omdat hij wist, dat het meisje en de jongen Fransen waren. Wat een wagen! Wat een wagen! Zou die van het meisje zijn of van mijn heer van Adrigem, die naar men wist, in Frankrijk was geweest en daar ge huwd was met die trotse vrouw. Half Zeestad was er al van op de hoogte, dat zij een verwaande, ongenaakbare vrouw was. In rad Frans, wijzend op het rijtuig, vroeg de jongen iets aan zijn moeder, die onmiddellijk met donker gelaat een afwijzend antwoord gaf. hem, Agnes", „Och, laat Adrigem. „Neen, neen, hij rijdt met niet met het rijtuig". Onwillig en weerstrevend jongen op de automobiel, het gij moeilijk, maar niemand hielp t Naast hem nam zijn moeder pi! Toen keek het publiek nog f) ogen uit. Mijnheer Van Adrigeis de „bok", maar ging niet adi stuur zitten. Dat... deed het m' Een vrouw achter het stuur! tl naar men stellig meende, in Nej nog nooit vertoond! Een rare daar in Frankrijk! „We zullen nu niet door df straatjes rijden", zei Van Adrij slecht Frans tegen het meisje moet je eerst nog aan weniï rechtuit, de haven langs". Onderweg had het mooie velii bekijks van de bewoners van maar die belangstelling verini toen de Fransen een heel oué ontwaarden. „Moeten we die door?" vroeg Ie. „Neen. Rechtdoor. De opW over en dan onmiddellijk rectj de andere poort' Warempel, er was nog een P'j prachtig door Gabrielle werd. Je kon goed zien, dat was achter het stuur. „Nu direct linksaf en dan c maar n" dach zijn in: proble [de aand; an de g van ihoefte ei ingsplï UI voor de -tl een raadh nkelcentrum, -ïheden, de lu, een brai la op de beg] "erhalve em echt apitan :ur! ar den temeester nkem torische dhuis - ijker te de be verklaarc n de tu digheden in Nedei ctor zo ;t van de imaat nog van If bevat igebiedei kheden maar da Ser kwets spreken vond h\ i wat ing van ïïi maar vooi h aan uw rechtuit", beval Van Adrigeir. Jf^ Petro-ch< pansieve dru I

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1968 | | pagina 6