IIAI1DEI1 niEUWS
eschiedenis
'oormalig
•oedereede
V.
blad
Vrijdag 29 december 1967
No. 3649
De visserij van Ouddorp, Goedereede en Stellendam doorleeft
een geweldige expansie. Burgtaneester H. J. Smith heeft, geboeid
door dit „vissersbedrijf" een studie gemaakt van zowel verleden,
heden als toekomst van deze bedrijfstak. Zijn bevindingen zijn
opgetekend in bijgaanid artikel.
Het beeld anno 1967. Stoere vissersschepen waarin een hart van 600 en 700 pk klopt presenteren zich in
de vlootschouw.
De eerste schriftelijke bewijzen om-
ent de ouderdom van de visserij te
ledereede worden gevonden in de
eur of privilege, gegeven in mei 1312
oor Geeraert, heere van Voorne en
urghgraaf van Zeeland, waarbij Goe-
ereede stadsrechten verkreeg.
In de artikelen 9, 11, 12 en 35 komt
[elkens de visserij ter sprake, waarvan
rellicht het meest frappant is, dat toen
leds in maatschap werd gevaren, het-
een blijkt uit artikel 11 van die keur,
epalende dat, wie haring-schepen ge-
een (lees in gemeenschap) heeft, en
e niet gemeen wenst te houden, voor
Sint Jansdagh te midsomer" een
heiding moet bewerkstelligen. Zoniet,
soe moeten sij blijven te gader, die
elt deur, dat wijset die keure".
Bovendien kende artikel 35 het
larktrecht toe, door als volgt te be-
alen: „Alle die van Westvoirne (lees
loedereede en Ouddorp) varen, die
oeten soeken haer markt ter Goeree;
e dat niet en dade, hij verboerde (lees
erbeurde) XXX scellingen".
Het schijnt echter wel zeker, dat
oedereede en daarmede de visserij
leds veel ouder is geweest. Sommige
hrijvers menen dat Goedereede zelfs
oor de vissers is gesticht, n.l. in de di-
ecte omgeving van de eerste uitwate-
gssluis van de polder den Ouden
Dstdijk.
Waarschijnlijk werd'toen gevist met
eine slabbers, later rond 1500, ver-
angen door vishoekers, waarmee men
otere reizen kon maken, temeer om-
lat men eveneens de conserverings-
rocedure van zouten en inleggen in
nnen kende. Van Dam en andere his-
rici beweren zelfs, dat de Goereese
isers de eersten zijn geweest, die ha-
ig en kabeljauw inzoutten en expor-
lerden naar het buitenland.
In de annalen komen steeds weer
erhalen voor van manhaft optreden
loor vissers en kooplieden. In 1534 werd
tor de vissers en kooplieden zelfs een
onvooi uitgerust om de vissersschepen
gen de stroperijen van de Fransen te
schermen.
Hieruit lijkt de conclusie gerecht-
aardigd, dat Goedereede en door de
andel en door de visserij in de vijf-
inde eeuw een bloeiende stad was.
Bloeiend, maar door de voortdurende
slibbing en verzanding enerzijds,
oor steeds weerkerende watersnoden,
randen, roof partij en en plunderingen
derzij ds, ten ondergang gedoemd.
In 1680 schreef de hiervoor vermelde
itoricus van Dam: „Daer varen nu
lian Goeree omtrent ses of seven sche-
;n vandaen: mij kan heugen, dat er
|ioch verscheijden scheepjes om verse
voeren, als ook ventjagers, die in de
iven lagen om de ghevangene vis van
vissers over te nemen en te vervoe-
b naer Brabant; maer doordien de
[laven te lang is ende dickmaels den
lond van deselve door den aenloop van
lie zee vol sant gesmeten wordt, soo kan
|iie sonder perijckel niet wel bevaren
'orden".
Alhoewel dus sterk teruggelopen,
ileef de visserij toch een bron van be
an en ontstond aan het eind van de
te eeuw aan de mond van de haven,
ip een afstand van ongeveer twee kilo-
neter van de oude stad Goeree, een
andé lieuwe buurtschap „Het Havenhoofd",
en 65! '^°o^ vissers bewoond.
enissi
endei
ukkii
erenl
enjssi
be-
ieuw-
REN
enissi
'endei
lukkii
den er
lukkii
uws
Mij."
8
TE
penissi
iëntèU
en eei
EN
RIJF
21
8 P
BBL
den e
misbar
LtrK
den
spoed'
IJK.
Nieuwe impulsen.
Mede doordat de landbouw in het
aatste gedeelte van de negentiende
ieuw een zeer slechte tijd doormaakte,
engevolge waarvan de landarbeiders
en zeer aitnoedig bestaan leidden,
Keg de visserij op het Havenhoofd
lieuwe impulsen, Een aantal landbou-
ffers en landarbeiders ging over op de
isserij, die toen juist bijzonder lonend
ras door de grote garnalen- en steur-
'angsten. Juist in deze tijd werd de
sevisserij in Paesens en Moddergat'
friesland) ernstig door een stormramp
letroffen. Een aantal vaartuigen werd
ipgelegd omdat ófwel de bemanning
'sn boord ging, ófwel de reder zijn
kapitaal niet langer aan de zee durfde
•evertrouwen. Met een aantal van deze
sewaardige schepen werd de Goereese
loot uitgebreid en ging daarmede van
ieverlede over op de kleine zeevisserij.
'lede door het systeem van de z.g.n.
leelvisserij konden vooral jonge land-
Aeiders worden aangetrokken. Lang-
amerhand ging men over van dagvis-
ttij o.a. op garnalen, naar de week-
'sserij. Deze werd uitgeoefend onge-
leer van april tot oktober, waarna vele
Aspen werden ingeschakeld bij het
ervoer van suikerbieten van Goede-
secJe naar de suikerfabrieken in Din-
eloord of Puttershoek.
'oormalig Ouddorp.
Veel van hetgeen met betrekking tot
'Oedereede werd vermeld, kan op de
sserij te Ouddorp worden toegepast.
'ok hier een hechte vissersgemeen-
thap die in het uiterste westen was ge-
'6en, nu nog genaamd „de Vissershoek"
irkprl Westnieuwlandse dijk.nog zee-
akKe ijjjj^g .^gg^ werden de bommen daar
'sen de dijk opgetrokken. De hmdige
p.: laven van Ouddorp werd eerst in 1860
'angelegd en is dus nog vrij jong. Rond
'Wo werd vanuit de Val de haring-
[angst uitgeoefend. Op de slikken was
voor enkele jaren nog het zalmstal
Kvestigd, waar veel zalm werd gevan-
ta. Opmerkelijk voor de visserij is, dat
de kerk te Ouddorp Jan Machiel
''öffel begraven is, op wiens grafsteen
^n visnet en een kaakmes stonden af-
*beeld. Men hield Jan Duffel waar-
^lüjnlijk ten onrechte voor de uit
vinder van het haring kaken. Bedoelt
daar het echte kaken mee, dan zal
'en zeker mis tasten; bedoelt men ech-
'f het conserveren van haring door
"iddel van zouten en inkuipen dan
'•ijkt dit juist te zijn, omdat Duffel een
eersten was die deze methode van
isbewaring en -handel uitoefende.
Voormalig Stellendam.
Voor wat Stellendam betreft, dient al
lereerst te worden gewezen op het vrij
jonge karakter van het dorp. Eerst in
1750 besluiten de Staten tot aanleg van
de Damdijk tussen Goeree en Flakkee,
van waaruit successievelijk de inpolde
ringen plaatsvonden, met daarna
rond 1780 de stichting van het dorp
Stellendam. De eerste bewoners waren
waarschijnlijk de bedijkers van de pol
ders, waaruit naderhand, na de grote
neergang van de landbouw, mede de
garnalenvissers voortkwamen.
Het Goereese Gat, een zeer rijk vis
water, trok bovendien vele vissers van
elders aan. Aanvankelijk met hoogaar-
zen, later met grote blazers, viste men
vooral op garnalen, welke voornamelijk
naar Engeland werden geëxporteerd.
Engeland betaalde (toen nog) met gou
den ponden en dus was de garnalen
visserij, die van de herfst tot midzomer
werd bedreven, zeer aantrekkelijk. Naar
verluidt kwamen de vissers van Pernis,
Tholen, Brouwershaven en zelfs van
Arnemuiden en Vlissingen.
Na het graven van de Nieuwe Water
weg in 1872 daalden de garnalenvang-
sten zowel kwantitatief als kwalitatief.
Wel gaf de steurvisserij in de jaren
1870 - 1900 een aanzienlijke opleving,
doch nadat de steuren zich terugtrokken
was de visserij niet lonend meer en be
gon de grote armoe-periode voor Stel
lendam.
Zodoende was het, voor Stellendam
een grote uitkomst, dat in het laatst van
de vorige eeuw de gamalenpellerij op
kwam. Aanvankelijk werden de garna
len vanuit Engeland hier opgekocht om
aldaar te worden gepeld, later bleek het
voordeliger te zijn de garnalen gepeld
in Engeland te importeren.
Deze gamalenpellerij werd en wordt
als huisindustrie uitgeoefend. Veel
strijd is geleverd met de „pelbazen"
omtrent de hoogte van het pelloon.
Kortheidshalve moge er op worden ge
wezen, dat in de tijd dat de ongezouten
garnalen werden aangevoerd voor tien
cent per kilogram, twee cent per ons
aan pelloon werd mtbetaald.
Thans is het pelloon een kwartje per
ons en volgens een voorzichtige schat
ting werd over 1966 aan pelloon in to
taal 750.000,— uitbetaald. Wel een
bewijs dat deze „huisindustrie" vaste
voet heeft verkregen soms worden
de garnalen ongepeld vanuit Sylt aan
gevoerd en niet meer uit de econo
mie van het dorp Stellendam kan wor
den weggedacht. Weliswaar worden ook
in Ouddorp en Goedereede garnalen ge
peld, doch Stellendam neemt verreweg
het grootste gedeelte voor haar reke
ning.
We stappen af van de geschiedenis en
bepalen ons bij de gang van de visserö
in de twintigste eeuw.
Goeree's visserij
vroeger
Zo liep de Stellen-
damse vloot veertig
jaar geleden het
haventje binnen.
Motorisering.
Heel langzaam kwam de motorisering
van de vloot op gang. Een oude visser
vertelde mij, dat hij zijn eerste motor
kon kopen van de opbrengst van het
vissen van wijnvaten in de eerste we
reldoorlog. Eenmaal begonnen, volgden
indien mogelijk ook de anderen omdat
zonneklaar bleek, dat onafhankelijk
heid van wind de besommingen zeer
gunstig beïnvloedde.
Eerst goed op gang kwam deze moto
risering na de tweede wereldoorlog.
Het Havenhoofd was weliswaar vol
ledig door de bezetter gesloopt, maar de
Goereese visser wenste alleen en uit
sluitend herbouw van de geamoveerde
woningen van het Havenhoofd, ook al
werd in de tweede wereldoorlog inci
denteel vanuit Scheveningen gevist.
Aangezien over Goeree Overflakkee
verschillende rapporten werden uitge
bracht op uiteenlopende tijdstippen is
de groei en uitbouw van de visserij
duidelijk waar te nemen.
Allereerst is in juni 1951 een sociaal
economisch rapport uitgebracht door
het Economisch Technologisch Instituut
voor Zuid-Holland, waarin de visserij
slechts een ondergeschikte plaats is toe
bedeeld; waarschijnlijk betekende zij in
het totaalbeeld van toen beslist niet
meer.
Daarna is in 1960 ten verzoeke van de
adjunct secretaris van de Conraiissie
Artikel 8 Deltawet een rapport opge
steld door de technisch opziener van de
inspectie der visserijen in het eerste
district, teneinde genoemde commissie
gegevens te verstrekken inzake de vis
serij van Goedereede, Stellendam en
Ouddorp.
Tenslotte is in 1967, in het kader van
het onderzoek, bedoeld in artikel 7 van
het besluit ruimtelijke ordening, een
visserijwerkgroep gevormd, welke met
zeer gewaardeerde medewerking van
het Landbouw Economisch Instituut,
een nota opstelde omtrent de Goereese
visserij, nu en in de toekomst.
Volgens gegevens, aan het eerste rap
port ontleend, verschafte de visserij op
1 maart 1947 in de drie dorpen Goede
reede, Ouddorp en Stellendam aan 336
personen werkgelegenheid, van wie
zich 216 personen actief met de visserij
bezig hielden. Van deze 216 vissers wa
ren er 68 schipper en 148 knecht of
deelvisser. Een opvallend verschil in
leeftijdsopbouw werd geconstateerd
tussen de groep vissers en knechts.
Bij de schippers was SOVo ouder dan
50 jaar, bij de knechts of deelvissers nog
geen 20''/o. Bovendien bleken de schip
pers lang niet alle eigenaar van het
schip. Dit bleek in Goedereede voor 41
het geval te zijn, in Ouddorp voor
460/0 en in Stellendam voor 70o/o. Van
de totale bevolking (6956 inwoners)
bleek W/o van de visserij als bestaans-
bron afhankelijk, per dorp sterk ver
schillend. Voor Ouddorp was dit 4o/q,
voor Goedereede 280/o en voor Stellen
dam 350/0, Tevens bleek de hokvastheid
van de vissers uit het feit, dat alle gar
nalenvissers in één der drie dorpen ge
boren bleken te zijn.
Vóór de tweede wereldoorlog omvatte
de vloot in totaal 100 a 110 eenheden,
waarvan 83 de garnalenvisserij beoefen
den. Van deze garnalenvissers waren 52
eenheden in Stelendam, 21 in Ouddorp
en 10 in Goedereede gestationeerd.
Per 1 januari 1940 was de stand van de
garnalenvloot als volgt:
Aantal schepen
Gem. leeftyd
Gemiddeld
Jaar
Gemeente
zeil- motor-
schepen schepen
totaal
V. d. schepen
in jaren
motor
vermogen
moto
risering
Goedereede
Stellendam
Ouddorp
4 6
3 49
2 19
10
52
21
40,8
40,6
37,4
45 pk.
25 pk.
34,5 pk.
1931
1931
1935
Volgens het eerstgenoemde rapport
telde de vloot van Goeree toen reeds
20 trawlers, (bedoeld zal zijn kotters)
waardoor in Goedereede het welvaarts
niveau van de vissers aanzienlijk hoger
lag dan in Ouddorp en Stellendam.
Duidelijk werd nog eens in het rap
port onderstreept, dat de gamalenpel
lerij een belangrijke bijverdienste voor
de arme vissersbevolking betekende.
In het onderdeel „De toekomst" van
genoemd rapport werd voor de visserij
een somber perspectief getekend: de
toestand van de vloot geenszins bevre
digend, de gemiddelde leeftijd hoog en
het motorvermogen gering. „Zelfs", al
dus het rapport, „als men er in zou
slagen tot vlootherstel en tot vlootver-
nieuwing te komen wat in verband
met kapitaalbehoefte niet eenvoudig zou
zijn kon een uitbreiding niet worden
verwacht".
Bovendien zou het toen in overweging
zijnde vijfeilandenplan aan Goedereede
en Stellendam het voortbestaan van de
vissershavens ontnemen, terwijl het ver
zandingsgevaar de bruikbaarheid van
deze havens op langere termijn zeer du
bieus zou maken. Alleen Ouddorp zou
in zijn bestaan als vissershaven door
deze gevaren niet worden bedreigd.
Niettemin werd verruiming van de
werkgelegenheid in deze bedrijfstak
niet waarschijnlijk geacht.
Ook in het hoofdstuk verkeer en ver
voer werd nog eens onderstreept de
weinig rooskleurige toekomst van de
Stellendamse haVen. De verzanding nam
zo snel toe, dat gesteld werd, dat over
10 15 jaar dus in 1960 de haven
waarschijnlijk niet meer zou kunnen
worden opengehouden, waardoor de
garnalenvisserij ernstig zou worden be
dreigd. Typerend is, dat het rapport het
verlies van de gamalenpellerij veel ern
stiger zou vinden dan het verval van de
garnalenvisserij zelf.
Ook de haven van Goeree achtte men
bedreigd, zodat men voor de toekomst,
alhoewel de bevolkingsaard aanzienlijk
verschilde, een concentratie van de vis
serij te Ouddorp mogelijk achtte. Al
met al, voor de visserij een somber
beeld met weinig toekomstmogelijkhe
den.
Dan komt de watersnoodramp van
1953, met het daaruit voortvloeiende
Deltaplan, hetgeen een volstrekte om
mekeer brengt.
Weliswaar gingen de havens van Goe
dereede en Stellendam verloren door
afdamming van het Zuiderdiep en zal
ook de haven te Ouddorp zijn vissers-
functie verliezen na sluiting van het
Brouwershavense Gat, zodat inderdaad
een concentratie zal plaatsvinden. Doch
niet in Ouddorp, maar in geheel nieuwe
door Rijkswaterstaat gebouwde havens
(binnen- en buitenhaven) in de onmid
dellijke nabijheid van het grote spui-
sluizen-complex in het Haringvliet.
Het lijkt hier de plaats om duidelijk
te stellen, dat Rijkswaterstaat, ondanks
aanvankelijke tegenstand van de vissers
wie verlaat graag zijn oude ligplaats
in een generatieslange gunstig gelegen
haven? de visserij op enorme wijze
heeft gestimuleerd.
Zeker, ook zonder Deltaplan en Rijks
waterstaat zou te eniger tijd een ver
dere modernisering zijn gevolgd. Daar
voor had men te lang aan de zee het
dagelijks brood weten te ontwringen.
Maar ontegenzeggelijk vallen beide
factoren, vernieuwingsdrang en -nood
zaak, alsmede het vervallen van de oude
havens en daanpede de noodzaak tot
omschakeling op de zeevisserij, uiter
mate gunstig samen.
De tekenen begrepen.
In plaats van zich te verliezen in een
tot nu toe weinig vruchtbare strijd om
uitvoering van artikel 8 der Deltawet,
begreep de visser in de gemeente Gtoe-
dereede, dat allereerst vernieuwing, om
schakeling, studie en financiering nood
zakelijk waren. Met andere woorden,
eerst dienden eigen inzicht, eigen werk
kracht, eigen initiatief te worden aan
gesproken. Als daarbij dan de overheid
een helpende hand biedt, hetzij in com
penserende maatregelen, als aanleg van
havens, bouw van geriefschuren en an
dere voor de visserij noodzakelijke ac
commodaties, dan komt toepassing en
uitvoering van het befaamde artikel 8
Deltawet zeker niet in de eerste plaats.
Rijkswaterstaat verdient van de Goe
reese visserman alle lof en hulde voor
hetgeen tot nu toe werd gepresteerd. Dit
schept vertrouwen voor toekomstig
overleg en aanvullende maatregelen,
welke aan rechtvaardig^ verlangens ten
aanzien van een op de toekomst gerich
te visserij tegemoetkomen.
Wellicht kan deze voortvarendheid
van de vissersbevolking te Goedereede
mede worden toegeschreven aan het feit
dat men van oudsher gewoon was
het historisch overzicht bewijst dit
het ruime sop te kiezen. Anders gezegd,
indien in het verleden de handel op
Engeland gunstig was, wist men zich
daarop te richten. Leverde de steur- en
garnalenvangst meer op, dan schakelde
men daarop over. Kon men niet altijd
vissen in wintertijd dan zocht men em
plooi voor zijn vissersschip in het ver
voer van suikerbieten. Maar altijd was
het de zee of het water, wat het dage
lijks brood verschafte.
Bovendien vond de huidige opbloei
een grote stimulans in het inzicht van
de heer E. A. Snijder, hoofd van de
Christelijke Lagere School aan het Ha
venhoofd, reeds in 1938 de mogelijkheid
voor de vissers opende zich te bekwa
men in de nautische vakken. Steeds
weer heeft de heer Snijder aangespoord
tot studie omdat hij voorzag dat ook de
kustvisserij op den duur zou moeten
worden omgezet in kleine zeevisserij.
Mede door zijn rusteloos streven kon
in 1966 een dagschool voor de visserij
worden geopend, die thans, over twee
leerjaren verdeeld, 26 leerlingen telt,
terwijl daarnaast op de vrijdagavon
den en de zaterdagmiddagen voor een
13-tal volwassen vissers de opleiding
wordt verzorgd voor het stuurmans-,
machinisten- en schippers-diploma.
Slechts op deze wijze kan worden
gezorgd, dat ook de toekomstige visse
rij beschikt over een behoorlijk opge
leid kader, hetgeen zeker noodzakelijk
zal zijn, wil de visserij zich in een gro
ter internationaal verband kunnen
handhaven.
Reeds het hiervoor vermelde rapport
van de visserij-inspectie van december
1960 toonde een gunstige ommekeer ten
opzichte van de cijfers, vermeld in het
rapport van het ETI van 1951.
Weliswaar bleek het aantal eenheden
aanzienlijk gedaald gezonde sanering
doch kwalitatief bleek de vloot aan
zienlijk vooruit te zijn gegaan, zowel
qua schip en waarde, als ten opzichte
van het vermogen en de schuldenlast.
Bovendien bleek de leeftijdsopbouw in
1960 gunstiger dan in 1951. Een en ander
moge blijken uit de hierna volgende ta
bel:
Gemeente
Aantal
sche
pen
Gemiddelde
leeftyd I vermo-1 tonna-
schip motorj gen ge
Globale geschatte
waarde van
de vloot
Schuld naar deze
waarde berekend
in °/o
Bemanning
Gem. I Totaal
leeftyd I aantal
Totale bruto
besomming
Goedereede
Stellendam
Ouddorp
22
20
15
17
33
27
7
12
7
144
97
114
44
37
34
1.845.000
848.000
845.500
22
30
24
88
64
55
37
39
34
1.750.000,—
820.000,—
830.000,—
Totaal
57
3.538.500
207
2.400.000,—
Teneinde een juiste vergelijking te kunnen trekken volgen hier de vergelijkbare cijfers per 1 januari 1967:
Gemeente
Aantal
sche
pen
Gemiddelde
leeftijd I vermo-Itonna-
scliip [motorI gen ge
Globale geschatte
waarde van
de vloot
Bemanning
Totaal I Gem.
<aantal leeftyd
Totale bruto
besomming
Goedereede
Stellendam
Ouddorp
Totaal
19
5,5
2
385
55
18
23
5
235
43
16
25
5
215
40
53
5.250.000
2.000.000
3.000.000
10.250.000
95
30
65
37
59
33
219
gegevens
niet bekend.
Over 1966
geraamd op
8.000.000.-
Ook hier weer blijkt een sterke voor
uitgang in de kwaliteit, omvang en ver
mogens van de schepen, alsmede van de
waarde en de bruto besommingen.
Vooral echter blijkt de gunstige wij
ziging in de leeftijdsopbouw van de
vloot hetgeen uit het hieronder volgende
overzicht blijkt:
Jaren
leeftijdsgroepen van de bemanningen per 10-taI jaren
Totaal
14 - 21 jr.
22 - 29 jr.
30 - 39 jr.
40 - 49 jr.
50 - 59 jr.
60 - ouder
1960
1967
39
53
42
52
40
50
37
29
32
28
17
7
207
219
Rekening houdend met een goede be
zetting van de dagschool voor de visse
rij, schijnt aan de vergrijzing van de
vlootbemanning een halt te zijn toege
roepen, al zullen de Goereese vissers
nauwlettend op het dagonderwijs moe
ten toezien.
Bovendien zullen alleen reeds de
steeds groter wordende schepen, de
vaak ingewikkelde en kostbare elek
tronische apparatuur een vakbekwame
bemanning vragen.
In dit licht bezien kan worden ge
steld, dat de dagschool voor de visserij
juist op tijd kon worden geopend, al zal
de thans aanwezige noodhuisvesting
moeten worden opgelost en zal, wellicht
in samenwerking met andere gemeenten
waar een dagschool voor de visserij be
staat, moeten worden gestreefd naar
een modern uitgerust praktijkschip.
Het moet mogelijk zijn, dat de betrok
ken gemeentebesturen in onderling
overleg stappen ondernemen om dit te
verwezenlijken. De gehele nationale
zeevisserij zou hiermede wellicht ge
diend zijn.
en nu
Hoe zal zich nu de Goereese visserij
in de toekomst ontwikkelen?
Ontegenzeggelijk speelt daarbij de
uitvoering van het Deltaplan en de
enorme zeehavenontwikkeling in het
Deltagebied tussen de Nieuwe Water
weg en de Westerschelde een rol van
betekenis.
Perspectieven.
Vastgesteld kan worden, dat de visse-
ry (Maassluis en Vlaardingen) volstrekt
van de Nieuwe Waterweg is verdrongen
en de vraag rijst of dit in de nabije toe
komst voor de Westerschelde (Temeu-
zen, Antwerpen, Sloehaven etc.) niet
eveneens zal gelden. Bovendien zullen
de vissers uit Bruinlsse, Yerseke en Ar
nemuiden elders een thuishaven moeten
zoeken, zo de vissers uit eerstgenoemde
gemeenten zich gaan overschakelen op
de Ideine zeevissery.
Het lijkt voor de hand liggend, dat de
thans in uitvoering zijnde Deltahaven te
Goedereede voor de visserij-zuid een
goede thuishaven zou kunnen zijn.
Rekening wordt thans reeds gehouden
met een mogelijke uitbreiding van de
vloot tot een tachtig-tal eenheden.
Waar de afdamming van het Haring
vliet en het Brouwershavense Gat,
waarschijnlijk een teruglopen van de
garnalenstand ten gevolge zal hebben -
een en ander is thans nog een onder
werp van studie Ujkt het niet denk
beeldig, dat de thans ingezette omscha
keling op de kleine zeevisserij ook door
de huidige garnalenvissers zal plaats
vinden. Tenzij zich voor de kust een
goede garnalenstand handhaaft, lijkt het
niet uitgesloten, dat over een aantal ja
ren (in 1970-1971 zullen de afdammin-
gen waarschijnlijk voltooid zijn) de gar
nalenvisserij nog slechts als bijbedrijf
zal bestaan voor de kleinere schepen.
Het pellen van garnalen zou daarvan
een nadelige invloed kunnen ondervin
den, tenzij de garnalenhandel grotere
partijen elders opkoopt, zoals thans
somtijds reeds plaatsvindt.
Kan daardoor enerzijds het Deltaplan
mogelijk afbreuk doen aan de garnalen
visserij, anderzijds brengt het de beide
grote afnemers België en Frankrijk
door de sterk verbeterde verbindingen
Volkerakdam en Zoomweg dich
terbij, hetgeen de handel zal kunnen
bevorderen. Vestiging van één of meer
exportbedrijven moet dan ook tot de
mogelijkheden gerekend worden.
Vervolg op de voorpagina
van het vijfde blad.
SiJiss^