EIIAnDEn - tllEUWS Keutjesdag op Walcheren i i CAMERA'S en toebehoren Fotografie J. ZUNDSTRIl Hondemastate" lyampObevrijd» Geld voor belangrijke winteraankopen: Kleurentelevisie Bontmantel Ski-uitrusting persoonlijke lening Criminaliteit en nationaliteit Zeeuwse wandelingen Waarom zouu het niet lenen? Algemene Bank Nederland Ditjes en Daijes bifid Vrijdag 24 november 1967 No. 3640 Ig X Uitsluitend Ie klas fabriicaat X Projectoren Fotoalbums - lijsten Prismakijkers ie Viewmaster - Stereokijkers ir Enorme St. Nicolaas sortering SOIVIIVIELSDIJK ir Kwaliteit en service de basis van onze zaak. U bent welkom bij de -k -k huidje altijd gaaf Een Open Brief Ongegronde kritiek De apostolaire taak 1 Op Hervormingsdag 1967 hebben 24 Jjervormde predikanten zich door mid- Vg van een Open Brief gericht tot pre- jilianten, ouderlingen, diakenen en ge- teenteleden van de Nederlandse Her- Iformde Kerk. De ondertekenaars van leze Open Brief behoren alle tot de echtervleugel van de Hervormde Kerk, Ije weten de Gereformeerde Bond en de ■confessionele Vereniging. Om slechts ■jen enkele naam te noemen: Ds. G. er te Katwijk aan Zee, Ds. L. J. Ge- te Dirksland, Ds. W. Glashouwer te Jjriebergen, Ds. K. H. E. Gravemeijer |le Wassenaar, Ds. L. Kievit te Leiden, ps, L. Lagerweij te 's-Gravenhage, Ds. |j,P. van Roon te Katwijk en vele an- leren hebben hun instemming betuigd Let de inhoud van deze Open Brief. Het gaat niet aan, deze brief in z'n ;I op te nemen, hoewel deze dat |o z'n inhoud alleszins waard zou zijn. neus, keel,borst van vastzittend slQm iBe ruimte laat het niet toe en ieder die er belang in stelt en die de zaak van de Keformatie ter harte gaat (en naar ik [hoop zijn dat vele lezers van ons blad van deze rubriek) kan kennis nemen Ivan deze brief, die o.a. in het officiële rgaan van de Ger. Bond, „De Waar- leidsvriend" in z'n geheel is gepubli- lerd, We zouden de brief een cri de coeur kunnen noemen, voortgekomen uit {roeiende ongerustheid over de geeste lijke gesteldheid van de Hervormde Kerk en over de wijze, waarop zij in liaar prediking, belijden, en tiieologie, haar apostolaire, diakonale en oecu- oenische activiteiten naar buiten treedt haar plaats in de Nederlandse sa menleving inneemt De eerste reakties op deze Open Brief waren teleurstellend. Van een man als Dr. Buskes en van een midden-ortho- tae spreekbuis als „Hervormd Neder land" was trouwens niet veel beters te rcrwachten. Ik heb sterk de indruk dat Je pijl doel heeft getroffen en dat de twee genoemde reakties de pijn van de wnde wat proberen te verzachten. Het ferweer was dan ook uiterst zwak en mijns inziens geheel niet ter zake. Het rerwijt wordt gehoord, dat de schrij- iiers van de Open Brief vanuit de hoog- zouden hebben willen oordelen over ie huidige situatie in de Hervormde, en dat ze daarbij zelf vrijuit Billen gaan. Wanneer men de aanhef ran de brief leest, dan blijkt deze be- ïhuldiging toch ten enenmale alle {rond te missen. Met nadruk wordt im mers gesteld: „Het zij verre van ons, iat wij een hoogmoedige, hypocritische kouding zouden aannemen, of dat wij louter critisch, negatief en polemisch lenover onze kerk, tegenover de sy- le en de synodale organen zouden staan". Men dunkt, wanneer dat al aan het begin met zoveel woorden wordt ;egd en wanneer daar nog aan wordt igevoegd dat ook de ondertekenaars schuld hebben aan het verval van de kerk, dan moeten we dit toch ernstig nemen en niet doen alsof dit maar een lioUe frase was of wat nog erger zou in— huichelarij. We hebben dit met opzet aan het be- n willen vermelden, om te laten zien iA deze brief niet alleen uit verontrus- geschreven is, maar ook uit schuld- Maar ook al gevoelen we ons We schuldig, daarom is het toch niet 'erboden te waarschuwen of te protes- leren? Maar terzake De verontrusting van de onderteke naars komt allereerst voort uit de apostolaire structuur die de kerk na de lorlog heeft gekregen, zodat „het the- Kerk en Wereld sinds de veertiger |8ten alles overheerst". Met andere Worden, dat het pastoraat, het gewone ïemeentewerk geheel overschaduwd wordt door het apostolaat, het uitgaan tot de wereld en het staan in de wereld. Is dat geoorloofd, zo vragen de op stellers van de brief zich af, en vooral: Is de praktijk van het huidige aposto laat wel bijbels verantwoord? Bij deze twee vragen worden dan een aantal op merkingen geplaatst. Vanuit de ambtelijke praktijk zijn de ondertekenaars allen min of meer te leurgesteld. Ze zagen hun gewone pas torale werk doorkruist of belemmerd door ellerlei ondermijnende aktiviteiten, zoals sociologische en psychologische methoden, pers, radio en televisie, sy nodale geschriften, vormingscentra enz. Onder de roep dat de gemeente solidair behoort te zijn met de wereld en met de hedendaagse cultuur zijn de ambtsdra gers van hun terrein verdrongen. Daar door ontstaat een apostolaire kerk zon der levende gemeente op de achter grond. Tenminste, als dit mogelijk is... Want de praktijk heeft geleerd dat apostolaat onmogelijk is als de voe dingsbodem, namelijk de gemeente, de levende gemeente, ontbreekt. Zoals het letterlijk in de Open Brief staat: „het vele heeft het éne nodige op de ach tergrond gedrongen". Het gevolg van dit alles is, aldus de schrijvers, dat er in de gemeente steeds minder roepingen voor het ambt voor komen, dat de kerkgang zienderogen achteruit gaat en dat de liefde van ve len verkilt. „Het apostolaire uitgaan in de wereld heeft het geestelijk leven in de kerk arm en schaars gemaakt, de prediking vervlakt en verschraald, het belijden verzwakt en ondermijnd". En daarom roepen de ondertekenaars van de Open Brief óp tot terugkeer naar de primaire opdracht: „Weid Mijn scha pen". Dat wat betreft de eerste vraag, in de brief gesteld. Is het geoorloofd, het apostolaire element zo naar voren te schuiven? De tweede vraag. Is het huidige apostolaat nog wel bijbels ver antwoord? Komt daarna aan de orde. Maar daarover hopen we het volgende week nader te hebben. WAARNEMER. OOSTFLAKKEE Vakleerkracht gymnastiek benoemd. Door burgemeester en wethouders van Oostflakkee is met ingang van 1 maart 1968 benoemd tot vakleerkracht gym nastiek voor de Openbare Ulo te Oude- Tonge in combinatie met de Chr. Ulo te Stellendam, dhr. P. M. van Sprang te Diemen (N.H.). Jaren geleden werd hier de Middel burgse almanak uitgegeven, zoiets als de beroemde Enkhuizer. Boven iedere maand stond de ouderwetse naam met een plaatje dat de betekenis van die naam uitbeeldde. Bij november stond: slachtmaand. Wel heeft deze maand niet het monopolie van „varkensmoorden", ook in andere maanden verliezen heel wat keuen het leven. Maar in novem ber hebben toch wel de meeste „sterf gevallen" plaats. Als big begonnen. Voor de boer is de grootste drukte op het land nu voorbij. Men is nu bezig aan het laatste bedrijf, de mangels en sui kerbieten. Het is een heel jaar hard werken geweest. Vooral in de zomermaanden genoot hij maar een korte nachtrust en ook het najaar gaf nog heel wat te doen. Blij waren ze met een zomer zoals die van dit jaar, zonder stagnatie konden ze doen wat ze wilden. Maar tijdens al die drukte was er één op de boerderij rustig en kalm: het mestvarken. Hoe Imer en vadsiger trou wens de keu is, des liever heeft het de boer: dan wordt ie immers gauw vet! In het voorjaar heeft hij het beest gekocht als jong biggetje of mogelijk zelf wel gefokt. Heel de zomer heeft het dier doorgebracht in een donker hok met een mestput erbij. Maar deze min der-welriekende omgeving heeft ons keutje geen kwaad gedaan. Integendeel, het is prachtig gegroeid en erg corpu lent geworden. Geen wonder ook: het had een lui, gemakkelijk leventje, het kon echt ren tenieren op varkensmanier. Veel liggen, ter aangename verpozing eens een poos je in de mest wroeten, weer liggen en slapen, en daarbij snorken als een varken. En vergeet vooral niet: lekker eten, lekker naar zwijnensmaak ten minste. Een papje van meel met soms fijngestampte gekookte aardappelen er door. Het zijn de „poters", de aller kleinste van de aardappeloogst. Maar wat maalt een varken daarom! Hij slob bert met smaak in korte tijd zijn etens- bak leeg. En met zijn kleine oogjes kijkt hij je vanonder zijn grote flaporen eens aan, alsof hij zeggen wil: het is fijn ge weest! Mijn keutje, wat wil je nog meer! We kunnen ons in Zeeland haast geen boerderij indenken zonder varkenshok, van steen of van hout gemaakt. Bij de in de laatste jaren gebouwde hofsteden ontbreekt het soms. Tegenwoordig zijn er verscheidene boeren, die geen varken meer houden. Ze kopen wat ze nodig hebben in de slagerswinkel, net als de burgers in de stad. De slager komt. Nu is het november en voor het beest is het einde gekomen. Daar is de slager van het dorp gearriveerd. Met de boer gaat hij in het varkenshok en ze binden het dier een touw aan zijn poot. Met veel moeite, met wat trekken en duwen, heeft men het logge gedierte eindelijk op het erf weten te krijgen. Heeft het er misschien een voorgevoel van dat dit zijn laatste wandeling is? Vroeger werd het dier op zijn zijde geduwd, de slager ging er bovenop zit ten en met een goed gerichte steek in de keel werd er een eind aan zijn leven gemaakt. Aan schreeuwen geen gebrek! Vanwege de dierenbescherming moet men ze nu door een schot in de hersens eerst bedwelmen. Een paar bossen stro, vakkundig langs en over het lichaam gelegd, worden aangestoken om op deze manier de bor stelige haren weg te branden. Dan wordt de verbrande bovenlaag van de zwoerd er afgeschraapt. Hè, wat ruikt dat lekker! Een van de kinderen mag daarbij de slager helpen door op de plaats der behandeling telkens een pol lepel water te gooien: dat schrapt ge makkelijker. Een gezellige drukte, zo'n keutjesdag! De vrouw des huizes heeft vandaag volop te doen. Ze moet Keulse potten gereed zetten voor lapjes en hutspot, een schaal voor de worst, een teil voor oren en poten, een schoteltje voor de hersens. Straks moet ze kokend water gereed hebben, zorgen dat de lever met toebehoren op tijd gaar is voor het ma ken van leverworst, de onvervalste boe- renleverworst, bij geen enkele slager in de stad zo lekker te krijgen. Ze moet zorgen voor voldoende kilo's zout, voor peper en gestoten kruidnagels. Bij de verder voortgaande ontleding van het vette lichaam vraagt de slager haar mening of de worst erg vet moet zijn, of de hammen tot lapjes moeten gesneden worden. Ze moet proeven of de leverworst zout genoeg is, kortom allerlei aanwijzingen over de varkens fragmenten moeten de baas en bazinne geven, al naar hun smaak of bedoeling is. Dergelijke toneeltjes zijn in het na jaar dikwijls te zien, meestal des mor gens vroeg en in de voormiddag. Van ver ziet ge de vlammen opstijgen tij dens het branden. Snijden, hakken, drinken. Als het varken dood is komt de boer met de gebruikelijke tractatie: de fles met bitter. „Veel zegen met de dooien", of „dat je 'm in gezondheid mogen op eten", is de traditionele zegenwens van de slager. Met één slok verdwijnt in middels het brandende bruine vocht door het keelgat. De boer mompelt een bedankje en volgt uit hetzelfde glaasje zijn voorbeeld. De slager doet zijn witte schort voor en gaat het dier ontleden. Op bepaalde momenten wordt de tractatie nog een paar keer herhaald zoals b.v. bij het zouten. Er wordt beweerd dat men spek en vlees beter bewaren kan als er een „drankasem over heengegaan is. Vooral oude slagers hielden aan deze gewoonte vast. Ik heb er een gekend, die in de drukste tijd, toen hij 's namiddags num mer drie van het leven moest beroven, soms glad mis stak en het varken niet doodde, maar martelend vermoordde (toen werden ze nog niet geschoten). Bij de eerste twee was de fles te dik wijls rondgegaan! En wat zegt u van dit geval (histo risch)? Een boerin maakte enkele weken na de slacht een pot met lapjes open, die totaal bedorven was. De niet al te nuch tere slager had vergeten ze te zouten! Er zijn echter ook slagers die geen druppel sterke drank gebruiken, en de spullen blijven even goed als vroeger bij drinkende slagers. Komen de buren soms eens belang stellend informeren „oeveel of tie wel gewogen eit", dan worden ze eveneens onthaald. Ook zij spreken hun goede wensen voor een opeten-in-gezondheid uit. Eerlijk gezegd, de belangstelling voor het glaasje is soms hoofdzaak, die voor buui-mans varken nummer twee! Ja, het is moeilijk oude tradities, vooral wanneer het „lekkere" gewoon ten zijn, uit de wereld te helpen. De volgende keer gaan we eens van het pas geslachte varken proeven, we gaan vosse soppen eten. Middelburg. L. van Wallenburg. Duizenden mensen vinden het heel gewoon om geld van ons te lenen voor .een belangrijke aankoop. Waarom zou u in zo'n geval ook niet een bij ons sluiten? Wij lenen u het benodigde bedrag (van 500,- tot 5.000,-) zónder borg of andere zekerheid; zónder beperkingen voor wat de besteding betreft; mèt kwijtschelding van de nog te betalen termijnen bij onverhoopt overlijden. Over de Persoonlijke Lening zal men u gaarne op al onze kantoren (meer dan 380) iedere gewenste inlichting geven. RIJMEN VAN TIJMEN Rotterdamse metro. Nadert stuk voor stuk. Maar de ondergrondse. Heeft het reiaze druk. Er moet daar ter plaatse, Nog veel werk verricht. Ondergrondse mollen, Doen er trouw hun plicht. Er is voor miljoenen. Uitgegeven reeds. Dat het einde nadert,, Merken we ook steeds. En dan rijden treinen. Heel snel heen en weer. Alles wordt wel anders. Dat blijkt keer op keer. En straks gaat het leven, Ondergronds haar gang. Het verkeer er boven, Minder in gedrang. Kaler wordende akkers. Tonen duidelijk aan: Met de werkzaamheden, Is het weer gedaan. Koeien zijn al aardig, Aan de stal gewend. Zijn met hun rantsoenen. Toch ook wel content. Hooi was er deez zomer, Wel in overvloed. En dat doet die dieren. Uitermate goed. Winter in aantocht. Dagen korten zeer. Optimisten zeggen: Lente nadert weer. Pessimisten klagen: Winter is vaak lang. Voor een strenge winter, Zijn we altijd bang. Duitsers lozen afval. Straks bij ons in zee. 't Zijn verdunde zuren, 't Valt misschien nog mee! Het mag dus niet langer Meer in onze Rijn. Er moet ergens elders. Wel een plekje zijn. Dat valt voor de Duitsers, Ook al weer niet mee. Lozend al die afval Klinkt de roep: Hou-zee! En dan is men 't vrachtje. Ook voorgoed weer kwijt. Afvalstoffenlozing, Vraagstuk van deez tijd. En die vele zuren. Zijn nog niet zo mis. Maar 't is vast nadelig. Voor de Noordzeevis. In de jaren 1963 t.m. 1965 was 4»/o van de gerechtelijke geconstateerde misdrijven in ons land gepleegd door vreemdelingen; bijna de helft van deze buitenlanders was in ons land woon achtig. De criminaliteit van deze laat ste categorie was naar verhouding lager dan voor de totale bevolking. Van de hier wonende mannelijke buitenlanders werden er namelijk jaarlijks gemiddeld 7 per 1.000 wegens misdrijf veroordeeld tegen 11 voor de gehele mannelijke be volking van 18-39 jaar. Dit blijkt uit een onderzoek, dat het Centraal Bureau voor de Statistiek deed naar de crimi naliteit van buitenlanders in ons land. In genoemde jaren werden resp. 2.944, 3.173 en 3.184 strafzaken (i.v.m. misdrijf) tegen personen met een vreemde nationaliteit afgedaan. Voor de veroordelingen bedroeg hun percentage van het landelijk totaal resp. 3,8, 3,7 en 3,6# voor de geseponeerde gevallen 4,5, 4,8 en 5,0. Het grootste deel - n.l. eo'/o - der ver oordeelde buitenlanders bestaat uit Duitsers en Belgen: voor 1963-1965 resp. 1942 en 705. Andere nationaliteiten waarvoor het veroordeelden-cijfer in die drie jaren samen de 100 overschreed waren de Engelse (140), Hongaarse (145), Italiaanse (256), Spaanse (133) en Indo nesische (367); deze laatste groep be staat grotendeels uit Ambonezen. Van de buiten onze grenzen geboren en alhier veroordeelde Nederlanders waren 1.702 afkomstig uit Indonesië, 332 uit Suriname en 140 van de Neder landse Antillen. Een verdeling naar de aard der mis drijven geeft - behoudens enkele afwij kingen - eenzelfde beeld als de crimi naliteit hier te lande in het algemeen. P.OEDER- CRÈME - OLIE-ZEEP WAT MIJNHAROT MAAKT IS (30ED VERVOLGVERHAAL raad 511 I iland door HERMAN DE MUINCK 18 «Allicht. Je had beter, een andere ""k kunnen aantrekken", zei haar 'ieder scherp. „De vaat wassen en stof "nemen moet in elk geval gebeuren". I ?Hé, bah! 'k Had eens echt zin, om te Jueren vandaag. Vandaag moet Loes aan die naam moet je nog wennen) *5* muziekles en frans hebben". »U hebt voor mij toch ook wel iets <l°s". tante? Ik deed thuis ook wel een en ander. Adri, dat was het '"uienmeisje, kon niet alles alleen. En had de keuken als domein. En ""nieren doe ik ook graag". «Met de tuin heb je hier hele dagen ""■■k", spotte Heleen. „Heb je onze tuin ™5 niet gezien, Lucie? Nu ja, 't is no- fniber. Maar je moet in het voorjaar ''i^de zomer eens komen!" ;.Hou op met die grapjasserij. Heleen" rihaar moeder ontstemd. En tot Lucie: '*e hebben geen tuin; alleen een grote, ,^'egelde binnenplaats. Dat is het na- *1 van een grote stad. En wat je "^ag betreft, je moogt natuurlijk wel iets doen, maar in elk geval hou je vandaag je gemak maar eens". „'k Zal maar beginnen met mijn ka mertje", zei Lucie, opstaand. „Heus, tante, ik moet wat doen". Mopperend gingen Heleen en Hermien zich verkleden, om daarna wat huise lijk werk te verrichten, al ging dat, vooral bij Heleen, met de „franse slag". Zij geloofde het wel. Trouwens, Lucie bemerkte al spoedig, dat tante ook niet te veel uitvoerde, 't Was hier wel een wonderlijk huishouden. Na het koffiedrinken, het was toen zo goed als elf uur, werd er niet meer gedaan, alleen de koffietafel klaar ge maakt. Om kwart over twaalf kwam kleine Lucie van school thuis. „We hebben afgesproken, je Loes te noemen", zei haar moeder. „Anders ko men we in de war". „Leuk, 't is weer eens wat anders", vond Loes, zich tot Heleen wendend: „Zullen we direct na de koffietafel de lessen doen?" „Waarom? Ik denk er niet aan". „'t Is zulk mooi, zacht weer. 'k Wou vanmiddag een uurtje naar Schevenin- gen". „Hermien en ik gaan een paar uur slapen", besliste Heleen. „We hebben een korte nacht gehad. En vanavond wordt het voor mij weer laat". „Moet je vanavond weer uit?" vroeg haar moeder. „Ja, het liefst naar Leiden. Ik ben uitgenodigd". „Maak het niet al te bont. Heleen". „'k Weet wel, wat ik doe, mama", antwoordde Heleen uit de hoogte. „Dus niet direct les?" vroeg Loes. „Neen, vandaag liever helemaal niet". „Ook al goed". De toon waarop in tantes gezin ge sproken werd, beviel Lucie helemaal niet. Dit was onder en met elkaar geen hartelijkheid. „Ik ga dan direct mijn huiswerk ma ken en dan naar Scheveningen. Ga je soms mee, Lucie?" „Dat is geen gek idee", vond me vrouw Van Adrigem. „Tenminste als Lucie wil. Je bent volkomen vrij, te doen en laten wat je wilt", voegde zij er aan toe. „Ik wil heel graag. Ik houd van de zee". HOOFDSTUK X Hermien ontmoette Loes boven op de gang, toen deze naar haar kamertje ging waar ze niet alleen sliep, maar ook vaak haar huiswerk maakte. „En?" vroeg Hermien belangstellend. „'t Was leuk. Mooi weer. Helemaal niet koud op de boulevard. En het hele uitje heeft mij geen cent gekost. Lucie wilde niet, dat ik iets betaalde. De tram ook niet.' We hebben in Palace thee met gebak gebruikt". „Nu ja, ze kan het best betalen. Beter van een stad dan van een dorp. En jij hield je armzalig zakcentje in je zak. En hoe bevalt het nichtje?" „Ik vind Lucie een schat. Jullie had den het er verleden week over, dat zij met zeven paarden uit de Zeeuwse klei getrokken moest worden, maar 'k heb er niets van gemerkt. Zij zou wel een Haags meisje kunnen zijn". „Ze is mij ook erg meegevallen. Wel ernstig, maar ja, als je je moeder pas hebt verloren, en dan zó, en je vader is voor zijn gezondheid naar het buiten land. En nou ja, haar kleren, niet be paald de nieuwste mode, maar toch smaakvol". „Zij geeft misschien niet zoveel om kleren als mama en jullie. Maar hoor eens even, jullie hebben ik weet niet wat gekocht, zelfs ook nog iets voor mij, waar komt dat geld ineens van daan? Of moeten we het op de een of andere manier bezuren?" „Er is zeker een schip met geld geko men", antwoordde Hermien op luchtige toon. „Maak dat de kat wijs! Ik loop er niet in. Hoe zit dat. Mien! Toch niet op de pof gekocht?" „Ik weet het niet... nou je, niet weten. Ik vermoed Op de trap klonken schreden, dus zweeg Hermien. Lucie verscheen, om naar haar kamertje te gaan. Zij had, evenals Loes, een frisse kleur en bracht de zeelucht mee. „Loes staat net verslag te doen", zei Hermien. „'t Was gezellig, hé?" „Ja, heerlijk weer. En als je met Loes bent, behoef je, als je niet wilt, niets te zeggen", glimlachte Lucie. „Die praat voor twee". „De leeftijd moet je rekenen", plaagde Hermien, die een tik op de arm kreeg van Loes, ook plagend. Uit uitlatingen van Loes en uit wat zijzelf opmerkte was Lucie tot de con clusie gekomen, dat die twee zusters het best met elkaar konden opschieten; dat Heleen en Hermien het niet steeds met elkaar konden vinden en dat er tussen Heleen en Loes een permanente toestand van gewapende vrede was, die zo nu en dan uitbarstte in een oorlog. Heleen domineerde in het gezin. Zelfs haar moeder had, ten opzichte van haar weinig in te brengen. En oom Jochem zou het dan zeker niet hebben. Als zij eerlijk met zichzelf te rade ging, moest zij erkennen, dat Heleen haar ook maar matig beviel, hoewel zij, wandelend op de boulevard en luisterend naar de praatzieke Loes, deze verschillende ma len had vermaand, niet zo minachtend over haar oudste zuster te spreken. Na zich verkleed te hebben, ging zij naar beneden. Oom Jochem, van het departement thuisgekomen, zat in „Het Vaderland" te lezen en tante dekte de tafel voor het diner. Van Adrigem legde de krant neer en informeerde, hoe Lucie zich voelde en hoe zij de middag had doorgebracht. Heleen, binnenkomend, bleek niet zo snibbig te zijn als des morgens en schertste met haar vader, wiens blik evenwel versomberde, toen hij vernam, dat zij die avond weer uitging. „Ja, en het liefst naar Leiden", merk te mevrouw Van Adrigem op. Het leek Lucie toe, dat haar toon triomferend klonk, hoeveel zij daar uiteraard niets van begreep, omdat zij die morgen nog gezegd had; maak het niet te bont. He leen. „Naar Leiden?" vroeg oom Jochem verbaasd. „Wat moet Je daar gaan doen?" „Alfred heeft een avondje met stu denten Ik ben ook genodigd", ant woordde Heleen lachend. „O". Meer niet. Lucie voelde onmiddellijk aan dat die éne letter afkeuring bete kende. Zij verwachtte een uitval van Heleen, maar die bleef uit. Wie Alfred was, begreep zij, want Loes had, toen zij in het restaurant in Scheveningen zaten op haar manier verteld, dat Heleen omgang had met een student van adel. „Die meent er natuurlijk niets van", had zij er eigenwijs aan toegevoegd, niet meedelend, dat die mening uit de koker van Hermien kwam. Over Leiden werd niet meer gepraat, ook niet aan tafel, waaraan niet onge zellig geconverseerd werd, hoewel He leen tekenen van ongeduld liet blijken. (Woró,t vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1967 | | pagina 5