luvnDEn - niEuws
Toch gelukkig
De Koning opent de nieuwe liaven
van Middelburg
U bent geld waard!
De fapade van de Zweedse welvaart
bruidsfoto's
DESIREE:
Nieuws over de fiets
Algemene Bank Nederland
Ditjes en Daijes
Zeeuwse wandelingen
"k Wieg tot graf verzorging lost niet alle
sociale problemen op
look
Vrijdag 4 augustus 1967
No. 3608
lenl
6E
it
«BVOLGVERHAAL
De elegante verlovingsring
KEUVELAAR
MIDDELHARNIS
X De witte pomp steunt UX
NEBOH NEÜSSE
voor
FOTOGRAFIE
J. ZANDSTRA
SOMIÜIELSDUE
Jacobus
3, Ps,
Vis.
mee hij
uidelijk
Rotter-
ugustus
•art ge-
uppers-
'UWEB,
en.
LDEES
op 26
wagen
reeds
ultiva-1
ssende
oof te I
iets, u
huis.
refe-
lugus-
►♦♦♦♦{t
Het Congres der Doopsgezinden
Een bonte verscheidenheid
De Nederlandse Doopsgezinden
'orige week is in Amsterdam het
.aarlijltse wereldcongres van de
ipsgezinden gehouden. Uit alle delen
de wereld waren de „Mennonie-
opgekomen om met elkaar te spre-
over een onderwerp dat de Doper-
na aan het hart ligt: de Persoon
het werk van de Heilige Geest,
irer gelegenheid van dit congres heb-
._in de dagbladen ons ingelicht over
de bonte verscheidenheid, die kenmer-
,d is voor de volgelingen van Men-
Simons. Want doopsgezind en doops-
d is niet hetzelfdeEr zijn in
wereld op het ogenblik zo ongeveer
,000 Doopsgezinden, verspreid over
groot aantal landen; de meesten
len in de Verenigde Staten. Maar
onder hen zijn allerlei richtingen
stromingen en modaliteiten, laten
voor het gemak zeggen van uiterst
ts tot uiterst links. Wij, hier in
and hebben dikwijls een totaal ver-
(rde voorstelling van de geestelijke
ging" van de Mennonieten, door-
de meeste Nederlandse Doopsgezin-
vrijzinnige opvattingen huldigen,
vinden we ook onder hen diverse
iakéringen. De doopsgezinden in
lerika echter zijn van een totaal an
dere signatuur, hun levensopvattingen
wellicht nog het best te vergelij-
met die van de Oud Gereformeer-
in ons land. Zelfs in hun cultuur-
•oon zijn ze zo weinig aangepast aan
moderne tijd, dat ze èen object vor
men voor het toerisme, echt een „be
zienswaardigheid"Zowel mannen
als vrouwen gaan in het zwart gekleed,
ze rijden nog in huifkarren, verwerpen
de moderne vervoersmiddelen, ook de
moderne communicatiemiddelen, zoals
telefoon en telegraaf, en het behoeft
nauwelijks te worden vermeld dat ze
felle tegstanders zijn van radio,
visie en allerlei vormen van ver-
ak en ontspanning. Uiteraard was er
VSn deze zogenaamde „amische doops
gezinden" niemand aanwezig op het
wereldcongres in Amsterdam
'oe komt het nu dat de Doopsge-
iden over de hele wereld zo uit el-
zijn gegroeid? Daar zijn natuurlijk
'erlei oorzaken voor aan te wijzen,
e Doopsgezinden (Anabaptisten) vor-
naar alle waarschijnlijkheid een
:oper van de middeleeuwse kloos-
Toomheid. Ze traden in ons land
vrijwel tegelijkertijd met de Refor-
itie. Aanvankelijk gedroegen ze zich
irastig en vreedzaam, maar later werden
velen van hen fanatieke dwepers, die
het Koninkrijk Gods desnoods met ge
weld wilden vestigen (denk aan de
aanslagen op Amsterdam en Munster).
Deze aktiviteit heeft aan hun zaak,
maar ook aan de zaak der Reformatie
meer kwaad dan goed gedaan. Het ge
volg was dat de Dopers niet alleen
door Rome, maar ook door de Kerk der
Hervorming werden vervolgd. De her
en der verspreide Dopersen werden
later door Menno Simons, tevoren R.K.
'ester te Witmarsum, weer vergaderd
gezuiverd van allerlei revolutionai-
elementen. Deze Dopers leefden in
fflle rust en vrede, hoewel de heersen
de kerk hier te lande dikwijls met ge-
Weid tegen hen optrad. Ze kenmerkten
zich door verwerping van de kinder
doop, verwerping ook van alle vormen
van gezag, zowel kerkelijk als wereld-
Bik, en weigerden dienst te nemen in
it leger en de eed af te leggen. Ze
';den sterk de nadruk op de heiliging
het leven en op een praktisch
stendom, afkerig van belijdenis en
'korde.
'De strenge eisen die de Dopers stel
den en' de tuchtoefening die daarmee
ffipaard ging hadden vele onderlinge
Wisten en scheuringen tot gevolg.
»oral toen in de 18e eeuw velen van
«n naar Duitsland en Rusland emi-
®eerden en later naar Amerika, wer
den de verdeeldheid en de verbrokke
ling steeds groter. Zoals we zagen zijn
er in de Verenigde Staten nog zeer be
houdende groepen, de Nederlandse
opsgezinden daarentegen zijn voor
[t grootste deel vrijzinnig. Deze laat-
'n staan ook niet meer zo afwijzend
ten opzichte van de erkenning van het
gezag, en van de waardering van de
cultuur.
Tenslotte nog iets over de organisatie
van de Doopsgezinden. Deze is uiter
aard sterk afhankelijk van de theolo
gische inzichten. Wat Nederland be
treft, in 1811 hebben de verspreide ge
meenten in ons land zich verenigd in
de A.D.S. (Algemene Doopsgezinde So
ciëteit. Aanvankelijk had deze Sociëteit
ten doel een seminarie in stand te hou
den voor de opleiding van predikanten.
Later werd de Sociëteit meer het cen
trale orgaan van de Doopsgezinden, dat
echter op geen enkele wijze een ge-
zagsorgaan^wil zijn. De gemeenten zijn
volledig zelfstandig en kennen geen
classes en sjmoden.
Ook de opleiding tot het predikambt
is totaal van karakter veranderd. Vroe
ger hadden de Doopsgezinden geen we
tenschappelijk gevormde predikers,
maar een soort „leke-predikers" (het
best te vergelijken met de „oefenzaak").
Deze ,vermaners", zoals ze werden ge
noemd, werden niet voor hun werk
betaald en vervulden naast deze ar
beid een functie in het maatschappelijk
leven. Tegenwoordig echter studeren
de toekomstige voorgangers aan de
Universiteit van Amsterdam en aan
het Doopsgezind Seminarie aldaar.
De Doopsgezinde Broederschap telt
in ons land ruim 40.000 leden. Er zijn
ongeveer 150 gemeenten met 110 pre
dikanten. Vergeleken met het buiten
land vertonen de Doopsgezinden in ons
land een zeer grote eenheid.
Waarnemer.
RIJMEN VAN TIJMEN.
Neen, op hete kolen,
Zit haast niemand meer.
Men mag echt wel zeggen:
„Zo was het weleer."
Aardgas en de olie,
Zijn hier concurrent.
En dat scheelt de mijnen,
Ook 'n fUnke cent.
Op 't gebied van stoken,
Is er steeds wel wat.
Daar zo menig kachel,
Heel geen werk meer had.
Zo staat menig Zwart-Jan,
Ergens bij de schroot.
Want de vraag naar zulke,
Is niet bijster groot.
En het wordt nog minder,
Zoals men voorspelt.
Er kan voor de kolen.
Niet veel goeds gemeld.
In heel vele huizen.
Is 't verleden tijd.
Er verdwijnt dan echter.
Ook gezelligheid
Haast de mooiste zomer,
Sedert tvdntig jaar.
En dat komt in alles,
Duidelijk openbaar.
Heel veel zonne-xiren.
Reuze voor de boer.
Maar om fit te blijven,
Ook een hele toer.
Zweet bij fikse stralen.
Moeheid tot en met.
En er wordt zo daaglijks,
Heel wat werk verzet.
Oogstmaand aangebroken.
Is ze droog of nat?
Meestal is aug\istus,
Op dat punt heel wat.
Hoeveel borden staan er,
Heden langs de weg?
Oudere mensen klagen:
„'k Weet geen heg of steg.
't Is niet bij te houden.
Er komt bord na bord.
Wat op onze leeftijd.
Heel bar lastig wordt."
Allemaal uit oorzaak,
Van het snelverkeer.
Wat was alles anders.
Wat was dat weleer.
Toch verbazend makkelijk.
Maar dat is voorbij.
Al die borden kennen,
Is me een karwei.
Dat kost uren tiiren,
In zo'n akelig boek.
Zoveel nieuwe borden,
Is geen zoete koek.
Maar bij knappe koppen,
Gaat 't als koek er in.
Als ze mogen slagen.
Wacht een nieuw begin.
TIJIVIEN.
door L. KOMBRINK
Copyricht:
J. J. Groen tm Xeoo N.V, Leiden
„Die spot zeker ook?" veronderstelt
Evert.
„Ja. hij spot ook."
„Dan is hij ook geen atat
„Atheïst", helpt Victor hem.
„Juist. Als iemand niet aan een Op-
Perwezen gelooft, kan hij er toch niet
mee spotten. Hoe kan je nou spotten
over iemand waarvan je denkt dat hij
niet is! Dat kan immers niet!"
ji;>,Dan zouden we eigenlijk moeten ge-
pven dat hij toch wel ergens aan ge
looft."
„Natuurlijk. En die vriend van je had
vorige zondag eens bij ons in de
irk moeten zitten."
Victor knikt en dan gaan zijn ogen
Weer over het landschap. Dan gaat
staan. Hij maakt een allesomvattend
baar met zijn armen.
„De schone natuur, die voortdrijvende
'Iken, de sterren bij nacht, kortom
es wat zich in het grote onmetelijke
ielal ophoudt, dit alles dankt zijn
Die opening van Middelburgs nieuwe
haven had precies 150 jaar geleden
plaats: op 9 augustus 1817. Het was de
derde haven van de Zeeuwse hoofdstad.
Met de eerste twee was het sukkelen
geweest.
De eerste haven was de Ame, eigen
lijk een soort riviertje, dat vermoedelijk
ontsprong aan de voet der duinen er
gens in de buurt van Oostkapelle. Met
veel kronkelingen stroohide het in de
Lemmer, een van de wateren tussen de
eilanden Walcheren en Zuid-Beveland,
die later de algemene naam Sloe dragen.
Aan de mond (mude) lag de voorhaven
Arnemuiden. Maar voor de mond van
de Arne ontstond de zandbank Ame-
muiderzand. Het bochtige riviertje
werd steeds moeilijker bevaarbaar voor
grotere schepen en Middelburg moest
beslist een nieuwe, betere haven heb
ben.
Die het ook gekregen heeft van onze
landsheer Karel V. Hij liet een kanaal
graven van de stad naar het kanaal
van Welsinge, een van de wateren van
het Sloe (1535). Weer na verloop van
tijd hetzelfde als bij de Arne: zowel ha
venmond als haven verzandden. Slechts
met hoge baggerkosten weet men de
haven enigszins bruikbaar te houden.
Middelburg was nodig aan een nieuwe,
een derde haven toe.
De nieuwe haven.
In de Franse tijd heeft men wel wat
anders te doen dan aan havens te den
ken, hoewel de Franse koning Lode wijk
Napoleon er nog een beloofd heeft met
ruim een miljoen gulden erbij voor de
graafkosten. Maar er is niets van ge
komen, zijn broer keizer Napoleon lijfde
heel ons land bij Frankrijk in en het
nieuwe-havenplan werd vergeten.
Toen ons land van de Fransen be
vrijd was en we in Willem I weer een
eigen vorst uit het huis van Oranje had
den gekregen, bezocht deze reeds in
1814 Middelburg. Daar hoorde hij na
tuurlijk de klaagliederen over de haven
naar het kanaal van Welsinge. Ook hij
was ervan overtuigd dat Middelburg een
nieuwe haven niet kon missen. Hij be
loofde de stad een renteloos voorschot
van één miljoen gulden, waarvan ieder
jaar 25.000,moest terugbetaald wor
den.
De nieuw geprojecteerde haven liep
in een geheel andere richting dan de
vorige, n.l. naar Veere. Ongeveer een
km ten zuiden van dit stadje liep de
haven bij de hofstede Wulpenburg in
het Veerse gat uit.
Op 29 juni 1815 werd de eerste spade
in de grond gestoken door de gouver
neur van Zeeland J. H. Schorer (nu
zegt men: commissaris der Koningin).
Een fraai versierde kruiwagen werd ge
laden en weggereden. Het begin was er
en na precies twee jaar werken was
het havenkanaal voltooid. De Koning
had zich bereid verklaard zelf de nieu
we haven te komen openen. De dag hier
van werd bepaald op 9 augustus 1817.
De Koning komt.
De hevige regenbuien konden niet
verhinderen, dat ook velen buiten Mid
delburg naar de hoofdstad waren ge
trokken om de Koning, vergezeld van
Prins Frederik, te zien. Het koninkUjk
jacht met bijbehorende vaartuigen was
het eerste dat het nieuwe kanaal binnen
voer. Een erewacht te paard reed als
begeleiding langs de dijk.
Naar oude gewoonte werden hem in
Middelburg de sleutels der stad aange
boden en aan toespraken ontbrak het
vanzelf niet. Des middags verleende hij
audiëntie in de Abdij, 's Avonds woonde
hij in de schouwburg de voorstelling
van een toneelstuk bij, waarin zinne
beeldig de opening van de haven werd
voorgesteld, getiteld „Mercuur en Ce
res." (Mercurius was de Romeinse god
van de handel en Ceres de godin van
de landbouw: de handelsstad Middel-
burg midden in het landbouwgebied
Walcheren).
Ook maakte hij diezelfde avond nog
een rondrit door de geïllumineerde stad,
maar de hevige vnnd had een deel der
verlichting vernield.
De volgende dag 10 augustus was een
zondag, 's Morgens woonde de Koning
in de Nieuwe Kerk de godsdienstoefe
ning bij, waarna hij een rondrit door
Walcheren maakte.
's Maandags bezocht hij het museum
en 's middags vertrok hij over Vlissin-
gen naar Breskens en vandaar naar
Brussel, de residentie voor dat jaar
(Nederland en België waren toen tot
één koninkrijk verenigd). Zo was de ope
ning van de haven nog geworden tot
een driedaags bezoek van Willem I aan
Walcheren.
Peiming en monument.
Vooral de kooplieden verwachtten veel
van Middelburgs nieuwe haven. Als
herinnering aan de opening lieten ze
een gedenkpenning slaan. De ene zijde
stelde de haven voor met het koninklij
ke jacht voorop, gevolgd door een drie
master en verscheidene andere vaartui
gen. Aan de keerzijde zit de stedemaagd
van Middelburg onder de Oranjeboom
met de hoorn des overvloeds aan haar
voeten, 't gezicht gewend naar de stad
met haar torens en molens. Het rand
schrift zinspeelt op de Oranjeboom:
„Onder zijne schaduw herleeft mijne
welvaart." Van deze penning werd aan
de Koning een gouden en aan Prins
Frederik een zilveren exemplaar aan
geboden.
Ook was er bij het bezoek van de Ko
ning een houten voorbeeld te zien van
een gedenkteken, dat men later hoopte
op te richten. Twee jaar daarna heeft
men bij de ingang van de haven een
hardstenen gedenknaald opgericht met
de wapens van Zeeland en Middelburg
en deze woorden ingebeiteld: „Aan den
Koning bij het openen der Nieuwe Ha
ven IX Augustus MDCCCXVII." Dit
monument staat er nog, maar ik ver
moed dat veel Zeeuwen en zelfs heel
wat Middelburgers niet weten, wat dit
gedenkteeken voorstelt en waarom het
hier staat.
Bloei bleef uit.
De koninklijke schepen werden die
zaterdag gevolgd door het fregat „Mid
delburgs Nieuwe Haven", het eerste zee
schip dat van deze nieuwe haven ge
bruik maakte. Op de dag van 's Konings
X U steunt toch ook de witte pomp? 4
Benzine- en oliehandel 4
Nieuwe Tonge
vertrek liep het schip „Middelburg" de
Zeeuwse hoofdstad binnen met een la
ding thee uit Kanton. Het was reeds
een paar maanden geleden in Veere
aangekomen en had daar gewacht tot
de haven naar Middelburg klaar was.
Waren dit voortekenen van nieuwe
handelsbloei voor Middelburg? Helaas
neen, de stad zou nooit meer de wel
vaart van vorige eeuwen bereiken. De
eerste jaren gingen er slechts gemid
deld vijftig schepen per jaar de haven
in en uit. Nog niet eens de helft van wat
er vóór de Franse tijd door de oude ha
ven in Middelburg kwam.
Het nieuwe kanaal door Walcheren,
dat in 1873 werd geopend, heeft de
plaats van deze haven ingenomen. Al
leen het laatste stuk langs Wulpenburg is
niet gebruikt en heeft men later inge
polderd. Men heeft dit kanaal tot vlak
langs Veere geleid.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Gekleurde jasbeschermers
Sinds kort zijn er in Nederland naast
gekleurde plastic kettingkasten ook dito
jasbeschermers in de handel die aan
de vaak zo statige fiets een vrolijk
tintje gaan geven. Vooral voor kinder
en jeugdfietsen verwacht men grote
aftrek van dit nieuwe produkt. De be
schikbare kleuren zijn thans: wit, crè
me, grijs, geel, roze, oranje, rood, licht
blauw, groen en donkerblauw.
bestaan aan een Schepper. Het is al
leen maar zo jammer dat we het een
atheïst zo moeilijk kunnen bevnijzen."
„Als het te bewijzen was, zou het
geen geloof meer zijn," knikt Evert.
„Geloof is een axioma", mompelt
Victor voor zich heen, maar toch heeft
Evert hem verstaan.
„Wat betekent dat woord?"
„Een axioma is iets dat niet valt te
bewijzen, maar dat zonder een bewijs
wordt aanvaard. Bijveerbeeld, als de
buurman van je hier langs zou komen
en ons vertelde dat hij vannacht twee
honderd pond paling gevangen heeft,
dan geloven wij dat. Maar als wij
naar zijn haventje gaan en wij zien in
derdaad al die palingen, dan geloven
we het niet meer, dan weten we het."
„Maar dan is het geloven in God
toch heel wat moeilijker. Wij weten
eigenlijk niets. De dominé preekt ergens
over en als je hem hoort praten denk
je: hij zelf gelooft het vast en zeker.
Maar hij heeft het zelf niet gezien."
„Toch probeert hij ons met zijn woor
den te overtuigen. Een dominé haalt
voorbeelden aan uit de bijbel. Hij
„Precies, daar dacht ik ook aan! Ik
begrijp niet dat de mensen die al die
wonderen zagen gebeuren, niet wdlden
geloven!"
„Wees niet te haastig met je oordeel.
Evert. Vergeet niet dat dit alles ge
beurde in het Oosten. Er leefden toen
bezweerders en tovenaars. Denk aan
de geschiedenis van Mozes. Mozes wierp
zijn stok op de grond en het werd een
slang. Maar de tovenaars konden dat
ook. En in die tijd van Jezus omwan-
deling op aarde waren er ook mannen
die meer konden dan de gewone men
sen."
„Denk je dat er nu ook nog mensen
leven die meer Kunnen dan jij en ik?"
„Zeker denk ik dat. Je hebt misschien
wel eens gehoord van wichelroedelo
pers"?
„Jawel, maar ik geloof dat het alle
maal verlakkerij is."
„Als je het werken van zo'n man
eens had meegemaakt, zou je je me
ning moeten herzien, vriendje! Er zijn
veel dingen tussen hemel en aarde
waar wij geen besef of begrip van
hebben. Maar ik ga inpakken. De zon
staat op het punt ons vaarwel te zeg
gen en er komen te, veel schaduwen."
„Hoe lang loop je er over naar je
caravan?"
„O, een klein half uurtje. Een mooie
wandeling, vooral met dit prachtige
weer."
„Dan stap ik ook maar eens op, wel
terusten."
„Goedennacht, en denk om je lood
wit. Meisjes zien gaarne goedverzorgde
handen."
Er gaan enige maanden voorbij. Evert
is goed op weg om een bekwaam vak
man te worden. Hij streeft in handig
heid en ijver de anderen voorbij. En
dat kan leiden tot afgunst. Vooral Piet,
de oudste knecht, ziet het een en ander
met lede ogen aan. Hij noemt Evert
een uitslover en een ogendiener.
Er is een tijd geweest waarin Evert
in twijfel verkeerde omtrent de toe
komst. Maar dat is nu voorbij. Dui
delijk ziet hij thans zijn weg uitgete
kend. Hij is bezig zich te bekwamen
als schilder. Hij verdient reeds een
behoorlijk loon en Woorfcman is een
goede baas. Bovendien bezit hij een
meisje. En juist deze wetenschap is
een stimulans voor hem om door te
zetten. Hij reageert niet op de schimp
scheuten van Piet, noch wat betreft zijn
omgang met Jellie, noch wat zijn trou
we kerkgang aangaat, noch zijn werk
lust. Hij wil vooruit, iets bereiken in
het leven. En Woortman moedigt hem
aan. Hij leert Evert kleuren maken en
eiken deuren vernissen. Reeds schildert
hij een schoorsteen in marmerkleuren
zoals de andere drie knechts het niet
kunnen en het nimmer zullen leren.
Bovendien volgt hij een schriftelijke
cursus. En juist deze cursus dreigt een
zekere verwijdering te brengen in de
verhouding met Jellie.
Evert heeft zijn wekelijkse taak ach
ter de rug. Hij is naar huis gefietst
en na het eten begaf hij zich onmiddel
lijk naar boven. De ramen van de dak
kapel staan wijd open. Er waait een
licht zeebriesje dat een heerlijke ver
koeling brengt. Eigeniijk is het zonde
Denkt U daar eens aan wanneer U iets wilt aanschaffen óf
wanneer U om andere redenen voor een grote uitgave komt
te staan en niet direct over contant geld kunt beschikken.
U persoonlijk lenen wij dan het benodigde bedrag (van
500,- tot ƒ5.000,-): zónder borg of andere zeker
heid;
zónder beperkingen voor
wat de besteding betreft;
mèt kwijtschelding van de
nog te betalen termijnen bij
onverhoopt overlijden.
Over de PERSOONLIJKE LENING zal mem U gaarne op al onze
kantoren (meer dan 370) iedere gewenste inlichting geven.
Zweden heeft de hoogste levensstand
aard van West-Europa. De inwoners
genieten tal van financiële en sociale
voorzieningen. Enkele voorbeelden: de
woningbouw wordt gesubsidieerd; de
lagere inkomensgroepen krijgen huur-
aftrek; opname in een ziekenhuis is
gratis; de staat betaalt een deel van
de dokters- en apothekersrekening van
de Zweden en bovendien is de kraam
zorg gratis en er zijn zwangerschaps
uitkeringen. Dit is nog lang niet alles
wat er voor de Zweedse gemeenschap
wordt gedaan. Zo ontvangt men gratis
hoger onderwijs, ziekengeld en werk
loosheidsuitkeringen. Verder bestaat er
ouderdoms- en invaliditeitspensioen.
Zweden heeft geen werkelijke armoede
en evenmin kennen de Zweedse steden
achterbuurten.
Ondanks al deze zegeningen van dit
hoogontwikkelde land, zo schrijft Het
Beste in zijn augustus-uitgave, zijn veel
Zweden ontevreden. Paradoxaal ge
noeg heeft dit land, dat zich in twin
tig jaar tijd tot de vermaardste wel
vaartsstaat heeft weten op te werken,
veel van zijn oorspronkelijke proble
men niet opgelost; in sommige geval
len zijn ze zelfs in omvang toegeno
men.
Alle kostbare sociale verzorging en
onderwijshervormingen ten spijt heeft
men sociale misstanden, zoals crimina
liteit, alcoholisme en verslaving aan
verdovende middelen niet aan banden
kunnen leggen. Sinds 1950 is de mis
dadigheid verdubbeld. Tussen 1963 en
1966 is het aantal moorden en berovin
gen met 80 procent gestegen; verkrach
tingen met 28 procent.
Het alcoholisme geeft reden tot gro
te bezorgdheid, terwijl volgens de poli
tie het gebruik van verdovende mid
delen zich onder jonge mensen als een
epidemie verbreidt. Over het algemeen
schrijft men deze weinig goeds voor
spellende situatie toe aan de verslech
tering van het gezinsleven.
Woningbouw
De gesubsidieerde woningbouw is een
werkstuk waarop de sociale plannen
makers het meest trots zijn. Dit neemt
niet weg, dat juist de huisvesting thans
een van de meest ingewikkelde proble
men in Zweden is. Overheidsbeperkin-
gen en hoge loonkosten hebben de par
ticuliere huizenbouw ontmoedigd. On
danks een lage bevolkingsgroei zit het
land midden in een huisvestingscrisis.
In 1947 bedroeg het aantal ingeschre
ven woningzoekenden in Stockholm
23.000. Dit cijfer bedraagt nu 120.000,
waarbij nog 50.000 mensen behoren te
worden gevoegd die in de voorsteden
een huis zoeken. Geen gering aantal
dus voor een stad met 800.000 inwo
ners.
Hoge belastingen
Het spreekt vanzelf, dat de eerder
genoemde sociale voorzieningen, be
lastingen eisen, die tot de zwaarste
van Europa behoren. Deze last wordt
gedragen door hen, die het meeste van
deze voorzieningen profiteren: de men
sen met lage of middelmatige inko
mens. De Zweedse belasting bedraagt
met inbegrip van de sociale lasten 40
procent van het Bruto Nationaal Pro
dukt. Een gehuwde Zweed, die 18.000
gulden per jaar verdient, betaalt 30
procent van zijn salaris aan inkom
stenbelasting en sociale lasten; een vrij
gezel betaalt in een dergelijk geval 37
procent. Van inkomens rond de 70.000
gulden gaat bij gehuwden 50 procent af
en bij vrijgezellen 53 procent. Over het
geheel dus een nog iets zwaardere fis
cale druk dan in ons land. Bovendien
zijn zeer vele producten aan fikse be
lastingen onderhevig. Tweederde van
het bedrag dat men voor een liter
benzine betaalt, 80 procent van de prijs
van een pakje sigaretten en zelfs 90
procent van de prijs van een fles ster
ke drank, gaan naar de fiscus. De kos
ten van het levensonderhoud zijn sinds
1960 met 30 procent gestegen. De lo
nen en salarissen zijn weliswaar even
eens omhoog gegaan, doch de loonin-
flatie begint nu de concurrentiepositie
van sommige industrieën te ondermij
nen. De huidige volledige werkgelegen
heid wordt door de stijgende prijzen en
het verlies van buitenlandse markten
in gevaar gebracht. Zweden reageert
op deze bedreigingen met een beweging
naar links. Naarmate de sociaal-demo
cratische regering naar links schuift
om de dreiging van het communisme
te ontkrachten, verliest zij de steun
van de zakenwereld en andere „gema
tigde" elementen. De in Zweden tra
ditioneel goede verstandhouding tus
sen regering en bedrijfsleven is, aldus
Het Beste, aan het verslechteren. Een
verontrustend beeld gaat achter de fa-
gade van de Zweedse welvaartsstaat
schuil en niet het gezicht van een land
dat zijn sociale problemen heeft opge
lost, of van een natie die het recept
voor tevredenheid heeft gevonden.
OUDDORP
Geslaagd. De heer L. v. Wijk werk
zaam bij elektriciteitsbedrijf van Splun-
der slaagde 17 juli j.l. te Rotterdam
voor sterkstroom monteur.
om met dit prachtige weer binnen te
blijven. Maar een blik op de kalender
vertelt hem wel anders. Het is vandaag
zevenentwintig juli, het einde van de
maand dus. Vandaag moeten de lessen
klaar. Maandagmorgen moet alles met
de post mee. Dus niet langer n.aar bui
ten staan kijken, maar vlug aan de
slag. Hij haalt zijn paperassen uit de
kast en legt alles op tafel. Opeens valt
zijn oog op de brief die nog altijd ver
borgen ligt onder het kastpapier. Hij
staat er even peinzend naar te kijken,
dan haalt hij de brief te voorschijn en
steekt hem in de zak. Er komt een
flauw glimlachje van zelfbespotting op
zijn gezicht. Nee, die brief kan hij nu
wel opruimen. Die tijd is gelukkig voor
bij. Als hij naar beneden gaat zal hij
hem in het fornuis gooien. Zo, en nu
als de drommel aan de studie.
Hij is ongeveer een half uurtje aan
het werk als het bekende „joe-hoe"
van Jellie tot hem doordringt. Snel
loopt hij naar het raam. Daar staat zij.
Jellie draagt een luchtig japonnetje en
zij houdt haar fiets aan de hand. Ze
wuift hem toe en zegt vrolijk: „Ga je
mee een eindje fietsen? Ik heb moeder
nog even geholpen met het werk en
toen heb ik me gauw aangekleed, ga
je mee?"
„Erg jammer, maar ik heb beslist
geen tijd, Jellie. Het is vandaag de ze
ven en twintigste en mijn lessen moe
ten vandaag af."
„Toe joh, doe niet zo flauw! Er ko
men nog meer dagen hoor!"
„Dat zullen we tenminste hopen!
Maar toch maak ik vandaag mijn werk
af."
„Je gaat dus niet mee?"
„Ik dacht dat je het wel begreep.
Het móet vandaag klaar. Maar van
avond na zessen. Om een uur of vijf
ben ik wel klaar, denk ik."
Jellie stampt boos met haar voet in
het gras.
„Als die vervelende cursus voor mij
gaat, dan weet ik het wel. Dan ga je
vanavond maar alleen fietsen, het bes
te er mee."
Even verkeert Evert in twijfel. Maar
niet lang. Hij kijkt haar na, nu zij in
gebogen houding terugfietst naar huis.
Maar halverwege het weidepad remt
zij en keert haar rijwiel. Evert wil bij
het raam weggaan, doch hij bedenkt
zich. Misschien wU zij nog iets zeggen.
Dit is inderdaad het geval. Ze kijkt
omhoog en zegt snauwerig: „Als je
denkt dat ik nu in huis ga zitten grie
nen, dan heb je het mis hoor! Ik ga
naar het dorp en zal me daar best ver
maken, saaie tinus!" En weg is ze,
voor hij nog iets te zijner verdediging
kan aanvoeren. Maar hij had ook niets
kunnen zeggen. Het bloed is hem naar
het hoofd gevlogen en zijn tanden
knersen hoorbaar. Met gebalde vuisten
kijkt hij haar na.
(Wordt vervolgd)
I