EiiAriDEn niEUWs ;he Lv. [Erunott folklore M gelukkig CAMERA UILACTIE! „Anka" KOLFF 0ostflakkeeruimf6700.- voor Israël Ditjes en Daijes FOTOGRAFIE j. ZANDSTRA Bejaarden hadden een prachtige reis Insecten of Houtworni' K^ SNEL -k -k tV -k I Een fruitmand nodig? t J M. VAN DER KLOOSTER i^ it en KOLFF - Middelharnis Bloedafname-avond v.h. Ned. Rode Kruis Stortplaats voor lanilbouwafval ï^blad Vrijdag 16 juni 1967 No. 3594 uittel llandeij lop zee,| Verder I Igeineael st repa-l Itallatiesl emisclie| komen I aar ver-| I en overl Daatl en opT l'sschoolj Izoon i aan te| SROEP 1176920 Klare W^n De Bijbel is Gods Woord De Bijbel is een Oosters boek Statisch of dynamisch We zouden vandaag met elkaar na denken over „Klare Wijn", het geschrift dat de synode van de Ned. Herv. Kerk het licht deed zien, en dat handelt over ;eschiedenis, geheim en gezag van de is natuurlijk alles voor te zeggen .Qa*.'de synode van een kerk zich uit spreekt over de betekenis van de Heili ge Schrift, vooral warmeer het gezag van die Schrift op alle mogelijke ma nieren wordt aangevallen. Die uitspraak ■t zich dan uiteraard wel bewegen len het belijden der kerk. De belij- die ook de belijdenis van de V. Kerk is bevat over de H.S. zeer lelijke uitspraken, en men mag rachten dat de samenstellers van jeschrift zich bij hun arbeid heb- laten leiden door wat de kerk in iger eeuwen heeft beleden inzake jfwoord Gods. Ik denk als vanzelf de artikelen 2 tot en met 7 van Ned. Geloofsbelijdenis, waarin de V/^ BESCHERMT gkenis, het gezag en de genoegzaam van de H.S. op duidelijke wijze Iden gesteld. De kerk der Reformatie Bdt daarin o.m.: wijgeloven der enige twijfel al wat daarin be- ben is, en dat niet zozeer omdat de ze aanneemt en voor zodanige fdt; maar inzonderheid omdat de |ige Geest ons getuigenis geeft in harten dat ze van God zijn; en lat ze ook het bewijs daarvan in zelf hebben let allereerste dat dus van een ge- rift over de Bijbel mag worden vacht, is de belijdenis dat de H.S. cis Woord is. Nu, dat staat er dan nadrukkelijk in. Dat is op zichzelf uitspraak waarover we hartelijli blijd kunnen zijn, temeer wanneer Ibedenken, dat dit niet altijd zo on- vonden door de kerk is beleden. 3s de opkomst van de Schriftkritiek Ï£t de kerk vaak alleen maar durven ^den dat Gods Woord in de Bijbel is pat de Bijbel een menselijk boek is Gods handelen, maar niet dat de lel het Woord van God Zelf is. Dat ait nu wel doet, lijkt ons een stap pe goede richting. lléén... hoe moeten wij deze stelling |rpreteren? „De Bijbel is Gods Eird", dat klinkt op het eerste ge- inderdaad bijzonder positief, maar ie praktijk is deze uitspraak voor ir dan één uitleg vatbaar gebleken. Jook in Klare Wijn is een zekere |gheid en een zekere halfslachtigheid liskenbaar. |erecht, dacht ik, wordt er van uit kan dat de Bijbel een Oosters, nog |er een Joods boek is. Al te lang de Christenheid uit het oog ver in dat God Zich op een bijzondere Ie heeft geopenbaard aan het volk lël. „Hij maakt Jacob Zijn woorden lend, Israël Zijn inzettingen en Zijn llten. Alzo heeft Hij aan geen volk aan en Zijn rechten kennen zij niet". iBijbel draagt een Oosters kleed en 1 is goed, ons daarvan telkens weer Eenschap te geven, anders verstaan Ue de zin der Schriften maar half of [helemaal niet. ^ods spreken tot Israël is handelen. Woord is daad. De sprekende God Reeft ingegrepen in de geschiedenis. Ook daarvoor heeft Klare Wijn alle aandacht. Uitvoerig wordt stilgestaan bij de Bijbelse uitdrukkingen: „En het schiedde", „en het gebeurde". Van |t er geschied is in Israël, daarvan |ft de Bijbel verslag. Gods openba- aan mensen is een geschiedenis, gebeuren. „Al lezend in de Bijbel |len we daarin de polsslag van een |tig gebeuren. Gods geschiedenis met volk en met de volken is aan de g. Hier is dynamiek en handeling". Natuurlijk, zouden we zeggen, waar gehandeld wordt, daar is dynamiek. In de geschiedenis is handeling en vaart. Maar met deze op zichzelf juiste op vatting gaat Klare Wijn toch een on juiste kant uit. Want een dynamische openbaring is nog niet hetzelfde als een dynamische waarheid. En dat is nu juist de verkeerde consequentie die getrok ken wordt. Klare Wijn is blijkbaar erg bang voor een zogenaamde statische opvatting van de Heilige Schrift en daardoor komt het tot een nogal dyna misch waarheidsbegrip. De Waarheid is, volgens het geschrift van de synode, geen leer, maar een gebeuren. En van dat gebeuren is slechts een deel in de Heilige Schrift vastgelegd. Hieruit kan men tot merkwaardige conclusies komen. Enerzijds kan men wel zeggen: „De Bijbel is Gods Woord", maar anderzijds kan men niet zeggen: „Gods Woord is de Bijbel". Immers, lang niet alle woorden Gods zijn in de Heilige Schrift vastgelegd. God heeft veel meer gezegd dan wat er in de Bij bel staat. Dat kan wel waar zijn en dat zal ook wel waar zijn. Hoe zouden wij, mensen met een verdorven verstand, ons verbeelden alles té weten wat God heeft gezegd? Maar wat doet dat ertoe? Alles wat nodig is tot onze zaligheid staat in de Bijbel. En met de andere woorden van God hebben wij, met eer bied gezegd, niets te maken. „Wij heb ben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel dat gij daarop acht hebt als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aan- lichte en de morgenster opga in uwe harten" (2 Petrus 1 19). Samenvattend kunnen we voorlopig zeggen dat Klare Wijn de zaak inge wikkelder maakt dan ze in werkelijk heid is. Het verzet zich als het ware doorlopend tegen de opvatting dat de Bijbel een „leer" zou zijn, en het legt daarom een sterk accent op de open baring Gods als een gebeuren. Maar dat, zoals de Bijbel zelf zegt, „al de Schrift van God is ingegeven", dat zoekt men eigenlijk tevergeefs in dit boek. De orthodoxe inspiratie-leer komt er niet al te best af. Ook de in spiratie wordt als een gebeuren gezien, waarin de Geest Gods de mens over weldigt. Zo ontstaat er een grenzeloze verwarring ten aanzien van de verhou ding tussen Woord en Geest, en zo komt men zelfs tot uitspraken als: „Het Woord is tegelijk Geest". Dat alles komt me dogmatisch nogal aanvechtbaar voor. Maar de anti-dogmatische ge zindheid is een typisch verschijnsel van onze tijd. De dogmatiek is te star, te weinig beweeglijk, te statisch. En in onze tijd is juist alles voortdurend in beweging, niets kan op zijn plaats blij ven staan. Het geschrift „Klare Wijn" is een voorbeeld van die beweeglijkheid. Het wil helderheid brengen in de Schriftbe schouwing, maar er blijft veel in de mist hangen en er is veel uit de Refor matorische Schriftopvatting op drift ge raakt. Volgende week hopen we daar nader op terug te komen. Waarnemer. dan naar de 1 „FRUITEXPRESSE" i U belt Telefoon (01870) 3086 en T wij bezorgen iver geheel Flakkee De aktie voor hulpverlening aan Is raël is te Oostflakkee afgesloten. Na de inzameling van j.l. donderdagavond (f 6135,99) zijn er zondag nog een groot aantal giften bij de kerken binnen ge komen. De definitieve uitslag is nu als volgt: Ooltgensplaat f 3302,06 Den Bommel f 721,— Oude Tonge f 2014,94 Achthuizen f 391, Langstraat f 336, Totaal f 6765,— Het bedrag is door ds. Vermaat aan de Collectieve Israël Actie te Amster dam overgemaakt. Alle gevers, en zij die zich met de inzameling hebben be zig gehouden, worden langs deze weg hartelijk dank gezegd. Zware massief GOUDEN RING co 5I elegant model met cultivè parel uCi Dit is slechts één voorbeeld uit onze bijzonder mooie kolhktie Gouden Ringen WINKELCENTRUM BINNENWEG 45 TELEFOON 11.66.15 - ROTTERDAM RIJMEN VAN TIJMEN. Iedereen leeft mede. Met het wel en wee. Van dat kleine landje. Waar het woordje „vree", Niet kan uitgesproken. Of vol heimwee dan. Omdat men die natie, Maar niet hebben kan. Jaloezie speelt parten, Bij die volken daar. Toch is men met Iraël, Niet zo spoedig klaar. Het is klein maar dapper, Heeft een leeuwenhart. Juist dat maakt de toestand, Ginder zo verward. Nasser was er werkelijk, Als de kippen bij. En dit is het einde: Lijdende partij. Wie kent al de borden, Nodig voor 't verkeer?^ Wie telt al die horden, Dagelijks in de weer, Om ze te negeren, Doen of z; er niet zijn? 't Aantal overtreders. Dat is lang niet klein. Er wordt heel wat boete, Daglijks opgelegd. Dat is voor de schatkist, Ook nog niet zo slecht. Maar het moest bij voorbaat, Glad niet nodig zijn. Want voor twee partijen. Is dat geld niet fijn. Als het eens kon spreken, Wel, het zei gewis, Dat er voor zeer velen, Veel te leren is. En dat er al rijdend, Veel dient afgeleerd. Ondapks veel verkeersles, Gaat het vaak verkeerd. ■iV -k Ze stalen en roofden, 't Ging alles zo vlot. Ze dachten totaal niet Aan, cel of cachot. Politie vermiste, Een dienstpak zowaar. Ze dachten: Nu zijn we Van zessen wel klaar. Zo'n uniform immers, Doet wonderen dan, Wijl men voor agent dus Ook wel spelen kan. Ze roofden en stalen, Nog meer dan weleer. En dit is het einde: Nou doen ze 't niet meer. Ze werden gegrepen, 't Ging alles zo vlot. Nu dragen ze 't pakje, Dat past bij 't cachot! OOLTGENSPLAAT Huizen verkocht. De heer L. Jonge- jan, die binnenkort met zijn gezin naar Heerjansdam vertrekt, heeft zijn wo ning Margrietstraat 1, onderhands ver kocht aan de heer G. van Dam Mzn. thans wonende Julianastraat 7. De heer A. de Bonte Wzn., die met zijn gezin verhuisd is naar Molendijk 95, heeft zijn woning Esdoornstraat 40, onder hands verkocht aan de heer L. Hokke Wzn. Genoemd pand wordt bewoond door het echtpaar M. de Waal-Hokke. Woning toegewezen. De bejaarden woning Irenestraat 23, voorheen be woond door mej. E. van Eek, die in het rusthuis „De Goede Ree" te Som- melsdijk is opgenomen, is toegewezen aan dhr. M. Wouters en zuster te Lang straat. 2e serie 147 Toen ik van 1 mei 1897 tot 19 april 1901 aan de Rijksnormaallessen te Som- melsdijk werd opgeleid, moest ik een nacht per week in Flakkee overblijven. Ik logeerde bij de winkelier Hans Boe- ser op de Westdijk over de trap naar de Krak. Een paar huizen er vandaan woonde de Joodse slager Gazan, als zodanig algemeen geacht en gewaar deerd. Hij had een groot aantal goede klanten, die wisten, dat men bij hem altijd goed vlees kreeg. In die tijd wa ren er nog geen ijskasten en bij Gazan, die op zaterdagavond na de sabbat nog een beest slachtte konden de liefheb bers 's zondags vers vlees op tafel heb ben van ritueel geslachte runderen. Enkele malen heb ik naar het werk daar gekeken. Volgens Lev. 11 mogen de Joden alleen van de grote dieren eten, die in tweeën gespleten hoeven hebben en herkauwen, dus runderen, schapen en geiten. Uitdrukkelijk wordt er in Lev. 17 op gewezen, dat er geen bloed in het vlees mag achterblijven en de Joden alleen van gezonde dieren, dus Kousjere, mogen eten. De rabbi komt de dieren keuren op t.b.c. en andere ver borgen ziekten. Ik zag daar, hoe het te slachten rund in de hal werd gebracht en stevig aan de poten gebonden omver werd getrok ken met de keel over een put in 't midden. Met een haarscherpe vlijm sneed de rabbi het dier de nek af. Het bloed spoot in de put en bleef net zo lang vloeien als het rund, steeds zwak ker, bleef ademen; daarna werd het nog goed uitgedrukt. Het werd gevild en opgehangen, de rabbi sneed het open en onderzocht vooral de nieren en 't hart. Als alles in orde was, dan mochten de Joden er van eten, zo niet dan was het vlees alleen voor de niet-joodse klan ten. Het hele gezin, ook de oude moe der, was bij 't slachten tegenwoordig. Van één maart 1902 tot één decem ber 1905 was ik onderwijzer aan de O. L,S. iri Middelharnis en woonde op het Zandpad. In mijn klas zaten twee Jood se leerlingen, Leo Haagens van de ma- nufacturier op de Westdijk en Jacques Hartogs van de kleine donkere goud smid. Het waren beiden pientere kna pen, waarvan de laatste dokter is ge worden. 's Zaterdags, hun sabbat, bleven ze weg, ook op de Joodse feestdagen. Dan gingen ze met hun vaders naar de Jood se kerk, de sjoel, op het Zandpad. De voorganger, rabbi of gazan genoemd, woonde er naast. Dat was destijds dhr. Slager, die in een schoollokaal in zijn woning de Joodse kinderen onderwees in het Hebreeuws en de Thora. Enkele keren ben ik wel eens in de Joodse kerk geweest. Men mocht hun dienst bijwo nen mits men zich gedekt hield, dus de hoed of pet op. De uitdrukking: Houd je maar gedekt wordt algemeen gebruikt om iemand tot kalmte te ra den. De Joden gingen ter kerke in 't zwart met de hoge hoed op, hun vrou wen kwamen alleen op enkele bijzon dere dagen in 't gebouw. Ook zij waren op de sabbath stemmig in 't zwart ge- kleed. De Joodse bevolking vormde op 't eiland een door ieder gerespecteerde groep; de meesten strekten hun werk zaamheden uit over 't gehele eiland, zoals ik in mijn vorig artikel al mee deelde. Van anti-semitisme was feitelijk geen sprake. Iedereen was diep begaan met het wrede lot, dat de bezetters hen in de laatste oorlog heeft doen onder gaan. Des te pijnlijker heeft het velen getroffen, dat er van hun kerk al zo gauw een cafetaria gemaakt is. Juf frouw Rood in Apeldoorn schreef me, hoe verontwaardigd ze nog altijd is over de afwikkeling, de liquidatie van de Joodse bezittingeij, door de destijds aangewezen zaakwaarnemer. Wie in zijn herinnering de Joden nog kan te rugroepen, de deftige heer Schooning met zijn dochters, waarvan er een de tweede vrouw is geworden van dhr. Slager, de beide goudsmeden Hartogs, de manifacturier Haagens, de druk doende Polakken met hun ongelukkige Gooi uw oude camera niet wegvAj nemen ze graag in en geven u er f 7,50, 10,—, 15,— of 20,— voor. SOMMELSDÏJK Kwaliteit en service de basis van onze zaak. „Noem het baby-olifantje maar naar mij", schreef Anka Mestrom (9), Krom wijkerkade 41 uit Woerden aan Mimi Benda van Avro-televisie, „want ze noemen mij vaak het kamerolifantje omdat ik zo dik ben." Dat was de reactie van het Woer- dense meisje op een enkele weken ge leden voor de televisie uitgeschreven prijsvraag onder Neerlands jeugd om voor het in Ouwehands Dierenpark aangekomen baby-olifantje uit Thai land een naam te bedenken. Er waren onnoemelijk vele inzen dingen binnen gekomen, maar die van Anka kreeg de bekroning. Ze is er erg blij mee, dat ze de prijsvraag heeft ge wonnen. De televisiekijkende jeugd heeft haar inmiddels al met haar naam genoot op het scherm kunnen zien. Ouwehands Dierenpark heeft nog twee dikhuidjes „in bestelling". Zodra ze binnen zijn zullen ook voor deze na- komers namen moeten worden bedacht. voor veilige verzekeringen en lage premies Bijzonder snelle schade afwikkeling Zeer scherpe tarieven voor autoverzekeringen en. na 1 jaar schadevrij rijden reeds 20*/» korting. Financieringen. VOORSTRAAT 36 TELEFOON (01870) 20 12. B^na een eenw assurantie agenten. zoon Abram, Rood de pettenmaker, de Gazans en Hammelburgs en de gebroe ders de Haas, die vraagt zich nog af, hoe is het mogelijk geweest, dat al die nijvere burgers zo wreed uit de ge meenschap zijn uitgesneden. Als je vroeger als vreemdeling in Menheersen en Sommerdiek kwam wo nen, werd je niet gemakkelijk in de dorpsgemeenschap opgenomen. Mis- I schien is het nu anders, maar eertijds vormden de ingekomenen hun eigen groepen. De sociëteit bij Spee werd hoofdzakelijk door vreemden bezocht. Ik ging om met een paar onderwijzers in Middelharnis en Sommelsdijk, met de klerk van de ontvanger en de postamb- tenaar Herman de Vries. De Joodse fa milie De Vries woonde op 't Zandpad hun oudste dochter was getrouwd met David de Haas en had twee kinderen bij hem. Na haar overlijden hertrouwde hij met de jongste zuster, die al spoedig met de beide kinderen naar Utrecht vertrok zonder in een echtscheiding toe te stemmen. Door zoon Herman kwam ik meerma len in het Joodse millieu van de familie De Vries, die zich streng aan de oude voorschriften hield. De sabbat werd er zo streng in acht genomen, dat geen der gezinsleden enig werk verrichtte en zelfs 's avonds een buurvrouw de lamp moest komen aansteken. Ze vierden de Joodse feestdagen als Pasen, Grote Ver zoendag, 't Loofhuttenfeest zoals de va deren van ouds. Zo zaten ze bij het laatste onder groene takken buiten in hun tuintje. De vader las de gebeden en vertelde in 't gezin de oude geschie denissen van de Uittocht uit Egypte, over de mislukking van Hamans boze plannen in het boek Ester enz. Ik zal het hierbij laten en alleen de hoop uitspreken, dat het de boze mach ten, die het op de volkomen vernieti ging van de Israëlieten in Palestina toe gelegd hebben, niet zal gelukken hun doel te bereiken. Dat het geteisterde volk eindelijk in vrede zal mogen leven en werken. F. den Eerzamen. MIDDELHARNIS-SOMMELSDIJK In tegenstelling tot de berichten dat er momenteel bij het Ned. Rode Kruis voldoende bloed zou zijn, deelt de heer W. J. Meeuwis, hoofdadministrateur van de Centrale bloedtransfusiecommissie mee, dat dit niet juist is. Op een direct verzoek van het Isra ëlische Rode Kruis aan het Ned. Rode Kruis zijn snel grote hoeveelheden plas ma naar Israël verzonden. En op een kort geleden Arabische vraag aan het Internationale Rode Kruis om bloed- plasma heeft het Ned. Rode Kruis uiter aard ook direct gereageerd; er zijn een groot aantal flessen naar Geneve ge stuurd. Het is nog niet bekend hoeveel slachtofers er zijn; bovendien zijn er bloedtransfusies nodig, ook al is de oor log al lang afgelopen. We zouden dus nogmaals uw aan dacht willen vestigen op de bloedaf name avond van de afdeling Middel harnis van het Ned. Rode Kruis op 26 juni a.s.; velen gaven zich reeds op, maar teveel kunnen er nooit komen. Geef u dus alsnog op, schriftelijk of te lefonisch bij P. R. Bakker, Voorstraat 30 Sommelsdijk, tel. 01870-2710. ---------O--------- Donderdag, 8 juni 1967, werd door de Bejaarden Sociëteit „het Diekhuus" het jaarlijks reisje gemaakt. Hieraan na men 83 dames en heren deel. Ongeveer half acht ^werd vanaf het parkeerterrein aan het Zandpad, ver trokken met twee autobussen van de firma Buijsse alhier. Vóór het vertrek waren de dames voorzien van een fijn zakje bonbons en de heren van siga ren. De reis ging over de Haringvliet- brug en de Brienenoordbrug naar de schuif in de rivier de Lek. Dat was voor allen geheel nieuw en overweldi gend. Hierna werd gereden door de KrimpenejTvaard en de Lopikerwaard naar Vreeswijk en over de stad Utrecht naar Doorn, alwaar de commissie het gezelschap een kop koffie met een amandelbroodje aanbood. De tocht werd hierna voortgezet in de richting Arnhem, dus door het mooiste gedeel te van ons land. In Arnhem werd de koffietafel ge bruikt. Deze maaltijd was bepaald zeer goed. Na ongeveer 1 uur werd de reis voortgezet naar de Posbank, waar het gezelschap tot 3 uur gelegenheid kreeg rond te wandelen. Hierna werd ver trokken naar Oudewater alwaar om 5 uur werd aangekomen. De commissie bood hier voor de laatste maal het ge zelschap een consumptie aan. Onge veer 6 uur werd de reis voortgezet en wel naar huis alwaar wij te ongeveer half acht aankwamen. Hetzij nog vermeld dat door de heer van Dijk, groentenhandelaar aan de Westdijk voor alle deelnemers aan de ze buitengewone mooie tocht, een si naasappel beschikbaar werd gesteld, wat zeer op prijs werd gesteld. De commissie is verheugd dat deze reis zo buitengewoon is geslaagd en hoopt binnenkort nog een reisje uit te schrijven. C. KARDUX Dirksland - TeL 219 OOSTFLAKKEE In de gemeente Oostflakkee bestaat de mogelijkheid om lanrbouwafval- producten en dergelijke te storten elke woensdagmiddag tussen 2 en 4 uur op de Gemeentelijke stortplaats aan de Langeweg te Ooltgensplaat. VERVOLGVERHAAL door L. KOMBRINK C!opyriglit: J. J. Groen en Zoon N.v;, Leiden anneer het Amen is uitgesproken, schraapt tante haar keel. Dit is een on feilbaar teken dat zij iets gaat zeggen. En omdat zij Evert aankijkt, weet deze dat het iets tegen hém zal zijn. Maar eerst smeert ze een sneetje brood en belegt het met kaas. Dan wijst ze met naar mesje naar hem en zegt: „Ik houd niet van mensen die van de hak op de tak springen, neef Evert!" „Wat wilt u daarmee zeggen, tante?" „Ik heb horen zeggen dat jij de enige Horizon bent die christelijk is". jlvert glimlacht flauwtjes. ijWas, tante! Ik ben het nu niet meer jor!" zegt dat net alsof je er blij om bent" |at ben ik misschien ook wel, tante". lEn waarom ben je daar blij om?" «agt Paasman rustig. _^Met in de ene hand een stukje brood, •Hl de andere het mesje, staart Evert voor zich uit. De boer geeft zijn vrouw een heimelijke wenk en schouderopha lend begint zij te eten. Alleen Evert eet niet, hij denkten denkt. „Ik geloof dat je met gepieker niet ver komt, jongen. Ik heb al eerder aan je gemerkt dat je ergens over loopt te tobben". Met een stem die hij vast poogt te doen klinken, zegt Evert: „Dat is ook zo, oom Gerrit. Als je van alle kanten tegengewerkt wordt en iedereen laat merken dat hij medelijden met je heeft, dan zeg je in 't laatst: wat kan mij de hele rommel schelen. Wat ik hier nu zeg, heb ik thuis nooit kun nen of durven zeggen. Maar dat komt misschien omdat u anders bent dan vader. De laatste tijd bid of dank ik niet meer. Je wordt toch maar in de maling genomen". „Daar moet je boven verheven zijn, jongen. Ik weet zeker dat nooit iemand op jullie hoeve jou heeft verteld hoe je er uitziet. Iedereen heeft je de hand boven het hoofd gehouden en het is lo gisch dat je dat op den duur vervelend zult vinden". „De laatste weken heeft niemand meer wat tegen mij gezegd daarover". „En ging het toen beter?" „Nee, het ging niet beter. Ik probeer de tegen de anderen op te werken". „En toen ben je wel eens naar bed gegaan met de gedachte dat het geen mens wat kon schelen als je je „dood werkte", om het eens kras uit te druk ken?" „Ja", zegt Evert aarzelend, „ik geloof het wel, oom Gerrit". „En daarom moet je werk zoeken in een ander milieu, ik bedoel in een an dere omgeving. We hadden het daar gisteravond al over. Je moet daar nog maar eens rustig over nadenken". Nadat er gelezen en gedankt is, gaan zij samen naar de stallen. Ze moeten die door om in de grote wagenschuur te komen. Er klinken luide stemmen en Evert ziet dat oom Gerrit zijn wenk brauwen fronst. „Ik geloof dat het Bram niet naar de zin gaat, neef". Ietwat vlugger loopt Paasman nu naar de deur en duv/t hem los. Bij een harkmachine staan twee mannen. Of eigenlijk staat er een in gebukte hou ding. Bram, de eerste knecht, staat hef tig te gesticuleren en wanneer de boer en Evert dicht bij hem komen, richt de andere man zich op. Met een uitroep van verrassing loopt Evert naar de man toe. „Victorhoe kom jijwat moet jijik dacht dat jeVerder komt hij vooreerst niet. Bram wijst naar Victor, maar hij kijkt de boer aan. Het gezicht van de kleine man is rood van drift. „Er bestaat op de hele wereld geen eigenwijzer stuk mens dan die daar, boer!" Victor hoort deze aantijging rustig aan. Hij kijkt zelfs vrolijk op de kleine Bram neer. Hij laat een grote kwast in zijn hand op en neer wippen en zegt: „Ik moet oppassen dat ik de meester knecht niet tegen me in het harnas jaag anders raak ik mijn broodje kwijt. Als je denkt dat ik met deze grote kwast moet werken dan doe ik dat. Ik zei al leen maar dat ik, wanneer ik verf, dat met kleine kwastjes doe". Nu reikt hij Evert de hand. „Elkaar in geen tijden gezien. Evert. 'Ik had jou hier niet verwacht". „Evert is mijn neef", legt Paasman uit. „Hij logeert hier wel eens vaker. Maar het is niet zijn bedoeling de da gen in ledigheid door te brengen en daarom heb ik hem vergunning gege ven om je te helpen schilderen". „Dan moet hij maar een kleinere kwast nemen", zegt Bram brommerig. „En als jullie met je tweeën gaat klad den, bemoei ik me er niet meer mee", en met deze woorden beent Bram snel weg. „Dus jullie kennen elkaar al?" knikt Paasman. „Ik was een paar keer met mijn mars op Horizon", vertelt Victor aarzelend. Evert heeft de weifeling opgemerkt. Hij ziet ook dat zijn oom Victor lang durig aankijkt, eindelijk knikt, en zegt „Juist". De situatie is enigszins vreemd. Evert voelt dat duidelijk aan, maar hij kan zijn gedachten geen vaste vorm geven. Misschien is er in zijn onderbewustzijn iets dat hem zegt dat er een zeker con tact bestaat tussen oom Gerrit en de marskramer. Maar dan geeft geen van beiden blijk dat er zo'n contact aan wezig is. „Wij zullen maar eens beginnen, col lega", zegt Victor eindelijk.. Paasman buigt zich even over een voUe bus met verf. „Als die leeg is, zal er niet veel meer te verven zijn, denk ik", zegt hij en dan loopt hij de wagenschuur uit. Evert begint zwijgend te werken. Er is nu eigenlijk zoveel te praten en te vragen. Maar hij voelt iets beklem- mends, iets onzekers. Victor fluit een vrolijk wijsje. Hij smeert er lustig op los en Evert merkt niet dat hij zo nu en dan wordt aangekeken. „Ik zou wel eens willen weten hoe jij hier komt", barst hij eindelijk los. „Wat is daar voor vreemds aan. Evert? Ik kwam hier om iets te verkopen en later nog eens. Toen hoorde ik dat hier ziek volk was en ik vroeg je oom of hij werk voor mij had. Is het vreemd dat een msirskramer werk zoekt?" „De meesten hebben een broertje dood aan werken", klinkt bet kort. „Maar ik niet, ik werk zelfs graag. En ik moet werken wil ik niet verhonge ren". „Had mijn oom dan zo'n haast met dat verven dat hij jou aannam om dit werk te doen?" „Je zoekt spijkers op laag water. Evert. Misschien dat die knechts die nu ziek zijn, helemaal niet met de kwast kunnen omgaan". „Mijn oom moet nog afwachten of jij het wèl kunt", sneert Evert. „Wanneer je je voor een bepaald kar weitje aanbiedt moet je er zeker van zijn dat je dat werk onder de knie hebt. Anders schiet je een bok". „Je bent er dus zeker van dat je goed kunt schilderen!" „Ik zou het liever behoorlijk willen noemen". „Maar je was zostraks nog niet eens begonnen, toen Bram tegen je stond te schreeuwen. Hoe verklaar je dat dan?" „Dat zou een vakman moeten uitma ken". „Wat bedoel je?" „Wel, of ik gelijk had of Bram. Met zo'n grote kwast kom je niet in de hoe ken en gaten. Kijk, we doen het zo. Jij hebt een klein kwastje, dus jij verft daar waar ik niet kan komen. Je zult zien hoe goed dat gaat". Het gaat inderdaad goed. Zij werken zo een tijdje voort, totdat de staldeur opengaat en Bram binnenstapt. Evert ziet onmiddellijk dat het hem niet naar de zin gaat. Doch wellicht bedenkt hij intijds dat hij nu ook met een neef van de boer te rnaken heeft, want op ge dwongen rustige toon zegt hij: Zou het niet beter zijn dat jullie ieder een ma chine onder handen neemt. Evert?" (Wordf vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1967 | | pagina 5