EiiAriDEn niEUWs
;he
Lv.
[Erunott
folklore
M gelukkig
CAMERA
UILACTIE!
„Anka"
KOLFF
0ostflakkeeruimf6700.-
voor Israël
Ditjes en Daijes
FOTOGRAFIE j. ZANDSTRA
Bejaarden hadden een
prachtige reis
Insecten of Houtworni'
K^ SNEL
-k -k
tV -k
I Een fruitmand nodig? t
J M. VAN DER KLOOSTER
i^ it
en
KOLFF - Middelharnis
Bloedafname-avond v.h.
Ned. Rode Kruis
Stortplaats voor lanilbouwafval
ï^blad
Vrijdag 16 juni 1967
No. 3594
uittel
llandeij
lop zee,|
Verder I
Igeineael
st repa-l
Itallatiesl
emisclie|
komen I
aar ver-|
I en overl
Daatl
en opT
l'sschoolj
Izoon i
aan te|
SROEP
1176920
Klare W^n De Bijbel is Gods
Woord De Bijbel is een Oosters
boek Statisch of dynamisch
We zouden vandaag met elkaar na
denken over „Klare Wijn", het geschrift
dat de synode van de Ned. Herv. Kerk
het licht deed zien, en dat handelt over
;eschiedenis, geheim en gezag van de
is natuurlijk alles voor te zeggen
.Qa*.'de synode van een kerk zich uit
spreekt over de betekenis van de Heili
ge Schrift, vooral warmeer het gezag
van die Schrift op alle mogelijke ma
nieren wordt aangevallen. Die uitspraak
■t zich dan uiteraard wel bewegen
len het belijden der kerk. De belij-
die ook de belijdenis van de
V. Kerk is bevat over de H.S. zeer
lelijke uitspraken, en men mag
rachten dat de samenstellers van
jeschrift zich bij hun arbeid heb-
laten leiden door wat de kerk in
iger eeuwen heeft beleden inzake
jfwoord Gods. Ik denk als vanzelf
de artikelen 2 tot en met 7 van
Ned. Geloofsbelijdenis, waarin de
V/^ BESCHERMT
gkenis, het gezag en de genoegzaam
van de H.S. op duidelijke wijze
Iden gesteld. De kerk der Reformatie
Bdt daarin o.m.: wijgeloven
der enige twijfel al wat daarin be-
ben is, en dat niet zozeer omdat de
ze aanneemt en voor zodanige
fdt; maar inzonderheid omdat de
|ige Geest ons getuigenis geeft in
harten dat ze van God zijn; en
lat ze ook het bewijs daarvan in
zelf hebben
let allereerste dat dus van een ge-
rift over de Bijbel mag worden
vacht, is de belijdenis dat de H.S.
cis Woord is. Nu, dat staat er dan
nadrukkelijk in. Dat is op zichzelf
uitspraak waarover we hartelijli
blijd kunnen zijn, temeer wanneer
Ibedenken, dat dit niet altijd zo on-
vonden door de kerk is beleden.
3s de opkomst van de Schriftkritiek
Ï£t de kerk vaak alleen maar durven
^den dat Gods Woord in de Bijbel is
pat de Bijbel een menselijk boek is
Gods handelen, maar niet dat de
lel het Woord van God Zelf is. Dat
ait nu wel doet, lijkt ons een stap
pe goede richting.
lléén... hoe moeten wij deze stelling
|rpreteren? „De Bijbel is Gods
Eird", dat klinkt op het eerste ge-
inderdaad bijzonder positief, maar
ie praktijk is deze uitspraak voor
ir dan één uitleg vatbaar gebleken.
Jook in Klare Wijn is een zekere
|gheid en een zekere halfslachtigheid
liskenbaar.
|erecht, dacht ik, wordt er van uit
kan dat de Bijbel een Oosters, nog
|er een Joods boek is. Al te lang
de Christenheid uit het oog ver
in dat God Zich op een bijzondere
Ie heeft geopenbaard aan het volk
lël. „Hij maakt Jacob Zijn woorden
lend, Israël Zijn inzettingen en Zijn
llten. Alzo heeft Hij aan geen volk
aan en Zijn rechten kennen zij niet".
iBijbel draagt een Oosters kleed en
1 is goed, ons daarvan telkens weer
Eenschap te geven, anders verstaan
Ue de zin der Schriften maar half of
[helemaal niet.
^ods spreken tot Israël is handelen.
Woord is daad. De sprekende God
Reeft ingegrepen in de geschiedenis.
Ook daarvoor heeft Klare Wijn alle
aandacht. Uitvoerig wordt stilgestaan
bij de Bijbelse uitdrukkingen: „En het
schiedde", „en het gebeurde". Van
|t er geschied is in Israël, daarvan
|ft de Bijbel verslag. Gods openba-
aan mensen is een geschiedenis,
gebeuren. „Al lezend in de Bijbel
|len we daarin de polsslag van een
|tig gebeuren. Gods geschiedenis met
volk en met de volken is aan de
g. Hier is dynamiek en handeling".
Natuurlijk, zouden we zeggen, waar
gehandeld wordt, daar is dynamiek. In
de geschiedenis is handeling en vaart.
Maar met deze op zichzelf juiste op
vatting gaat Klare Wijn toch een on
juiste kant uit. Want een dynamische
openbaring is nog niet hetzelfde als een
dynamische waarheid. En dat is nu juist
de verkeerde consequentie die getrok
ken wordt. Klare Wijn is blijkbaar erg
bang voor een zogenaamde statische
opvatting van de Heilige Schrift en
daardoor komt het tot een nogal dyna
misch waarheidsbegrip. De Waarheid is,
volgens het geschrift van de synode,
geen leer, maar een gebeuren. En van
dat gebeuren is slechts een deel in de
Heilige Schrift vastgelegd.
Hieruit kan men tot merkwaardige
conclusies komen. Enerzijds kan men
wel zeggen: „De Bijbel is Gods Woord",
maar anderzijds kan men niet zeggen:
„Gods Woord is de Bijbel". Immers,
lang niet alle woorden Gods zijn in de
Heilige Schrift vastgelegd. God heeft
veel meer gezegd dan wat er in de Bij
bel staat. Dat kan wel waar zijn en dat
zal ook wel waar zijn. Hoe zouden wij,
mensen met een verdorven verstand,
ons verbeelden alles té weten wat God
heeft gezegd? Maar wat doet dat ertoe?
Alles wat nodig is tot onze zaligheid
staat in de Bijbel. En met de andere
woorden van God hebben wij, met eer
bied gezegd, niets te maken. „Wij heb
ben het profetische Woord, dat zeer
vast is, en gij doet wel dat gij daarop
acht hebt als op een licht, schijnende in
een duistere plaats, totdat de dag aan-
lichte en de morgenster opga in uwe
harten" (2 Petrus 1 19).
Samenvattend kunnen we voorlopig
zeggen dat Klare Wijn de zaak inge
wikkelder maakt dan ze in werkelijk
heid is. Het verzet zich als het ware
doorlopend tegen de opvatting dat de
Bijbel een „leer" zou zijn, en het legt
daarom een sterk accent op de open
baring Gods als een gebeuren. Maar
dat, zoals de Bijbel zelf zegt, „al de
Schrift van God is ingegeven", dat
zoekt men eigenlijk tevergeefs in dit
boek. De orthodoxe inspiratie-leer
komt er niet al te best af. Ook de in
spiratie wordt als een gebeuren gezien,
waarin de Geest Gods de mens over
weldigt. Zo ontstaat er een grenzeloze
verwarring ten aanzien van de verhou
ding tussen Woord en Geest, en zo
komt men zelfs tot uitspraken als: „Het
Woord is tegelijk Geest". Dat alles komt
me dogmatisch nogal aanvechtbaar
voor. Maar de anti-dogmatische ge
zindheid is een typisch verschijnsel van
onze tijd. De dogmatiek is te star, te
weinig beweeglijk, te statisch. En in
onze tijd is juist alles voortdurend in
beweging, niets kan op zijn plaats blij
ven staan.
Het geschrift „Klare Wijn" is een
voorbeeld van die beweeglijkheid. Het
wil helderheid brengen in de Schriftbe
schouwing, maar er blijft veel in de
mist hangen en er is veel uit de Refor
matorische Schriftopvatting op drift ge
raakt. Volgende week hopen we daar
nader op terug te komen.
Waarnemer.
dan naar de
1 „FRUITEXPRESSE"
i U belt Telefoon (01870) 3086 en
T wij bezorgen iver geheel Flakkee
De aktie voor hulpverlening aan Is
raël is te Oostflakkee afgesloten. Na de
inzameling van j.l. donderdagavond
(f 6135,99) zijn er zondag nog een groot
aantal giften bij de kerken binnen ge
komen.
De definitieve uitslag is nu als volgt:
Ooltgensplaat f 3302,06
Den Bommel f 721,—
Oude Tonge f 2014,94
Achthuizen f 391,
Langstraat f 336,
Totaal f 6765,—
Het bedrag is door ds. Vermaat aan
de Collectieve Israël Actie te Amster
dam overgemaakt. Alle gevers, en zij
die zich met de inzameling hebben be
zig gehouden, worden langs deze weg
hartelijk dank gezegd.
Zware massief GOUDEN RING co 5I
elegant model met cultivè parel uCi
Dit is slechts één voorbeeld
uit onze bijzonder mooie
kolhktie Gouden Ringen
WINKELCENTRUM BINNENWEG 45
TELEFOON 11.66.15 - ROTTERDAM
RIJMEN VAN TIJMEN.
Iedereen leeft mede.
Met het wel en wee.
Van dat kleine landje.
Waar het woordje „vree",
Niet kan uitgesproken.
Of vol heimwee dan.
Omdat men die natie,
Maar niet hebben kan.
Jaloezie speelt parten,
Bij die volken daar.
Toch is men met Iraël,
Niet zo spoedig klaar.
Het is klein maar dapper,
Heeft een leeuwenhart.
Juist dat maakt de toestand,
Ginder zo verward.
Nasser was er werkelijk,
Als de kippen bij.
En dit is het einde:
Lijdende partij.
Wie kent al de borden,
Nodig voor 't verkeer?^
Wie telt al die horden,
Dagelijks in de weer,
Om ze te negeren,
Doen of z; er niet zijn?
't Aantal overtreders.
Dat is lang niet klein.
Er wordt heel wat boete,
Daglijks opgelegd.
Dat is voor de schatkist,
Ook nog niet zo slecht.
Maar het moest bij voorbaat,
Glad niet nodig zijn.
Want voor twee partijen.
Is dat geld niet fijn.
Als het eens kon spreken,
Wel, het zei gewis,
Dat er voor zeer velen,
Veel te leren is.
En dat er al rijdend,
Veel dient afgeleerd.
Ondapks veel verkeersles,
Gaat het vaak verkeerd.
■iV -k
Ze stalen en roofden,
't Ging alles zo vlot.
Ze dachten totaal niet
Aan, cel of cachot.
Politie vermiste,
Een dienstpak zowaar.
Ze dachten: Nu zijn we
Van zessen wel klaar.
Zo'n uniform immers,
Doet wonderen dan,
Wijl men voor agent dus
Ook wel spelen kan.
Ze roofden en stalen,
Nog meer dan weleer.
En dit is het einde:
Nou doen ze 't niet meer.
Ze werden gegrepen,
't Ging alles zo vlot.
Nu dragen ze 't pakje,
Dat past bij 't cachot!
OOLTGENSPLAAT
Huizen verkocht. De heer L. Jonge-
jan, die binnenkort met zijn gezin naar
Heerjansdam vertrekt, heeft zijn wo
ning Margrietstraat 1, onderhands ver
kocht aan de heer G. van Dam Mzn.
thans wonende Julianastraat 7. De heer
A. de Bonte Wzn., die met zijn gezin
verhuisd is naar Molendijk 95, heeft
zijn woning Esdoornstraat 40, onder
hands verkocht aan de heer L. Hokke
Wzn. Genoemd pand wordt bewoond
door het echtpaar M. de Waal-Hokke.
Woning toegewezen. De bejaarden
woning Irenestraat 23, voorheen be
woond door mej. E. van Eek, die in
het rusthuis „De Goede Ree" te Som-
melsdijk is opgenomen, is toegewezen
aan dhr. M. Wouters en zuster te Lang
straat.
2e serie 147
Toen ik van 1 mei 1897 tot 19 april
1901 aan de Rijksnormaallessen te Som-
melsdijk werd opgeleid, moest ik een
nacht per week in Flakkee overblijven.
Ik logeerde bij de winkelier Hans Boe-
ser op de Westdijk over de trap naar
de Krak. Een paar huizen er vandaan
woonde de Joodse slager Gazan, als
zodanig algemeen geacht en gewaar
deerd. Hij had een groot aantal goede
klanten, die wisten, dat men bij hem
altijd goed vlees kreeg. In die tijd wa
ren er nog geen ijskasten en bij Gazan,
die op zaterdagavond na de sabbat nog
een beest slachtte konden de liefheb
bers 's zondags vers vlees op tafel heb
ben van ritueel geslachte runderen.
Enkele malen heb ik naar het werk
daar gekeken. Volgens Lev. 11 mogen
de Joden alleen van de grote dieren
eten, die in tweeën gespleten hoeven
hebben en herkauwen, dus runderen,
schapen en geiten. Uitdrukkelijk wordt
er in Lev. 17 op gewezen, dat er geen
bloed in het vlees mag achterblijven en
de Joden alleen van gezonde dieren, dus
Kousjere, mogen eten. De rabbi komt de
dieren keuren op t.b.c. en andere ver
borgen ziekten.
Ik zag daar, hoe het te slachten rund
in de hal werd gebracht en stevig aan
de poten gebonden omver werd getrok
ken met de keel over een put in 't
midden. Met een haarscherpe vlijm
sneed de rabbi het dier de nek af. Het
bloed spoot in de put en bleef net zo
lang vloeien als het rund, steeds zwak
ker, bleef ademen; daarna werd het nog
goed uitgedrukt. Het werd gevild en
opgehangen, de rabbi sneed het open en
onderzocht vooral de nieren en 't hart.
Als alles in orde was, dan mochten de
Joden er van eten, zo niet dan was het
vlees alleen voor de niet-joodse klan
ten. Het hele gezin, ook de oude moe
der, was bij 't slachten tegenwoordig.
Van één maart 1902 tot één decem
ber 1905 was ik onderwijzer aan de O.
L,S. iri Middelharnis en woonde op het
Zandpad. In mijn klas zaten twee Jood
se leerlingen, Leo Haagens van de ma-
nufacturier op de Westdijk en Jacques
Hartogs van de kleine donkere goud
smid. Het waren beiden pientere kna
pen, waarvan de laatste dokter is ge
worden.
's Zaterdags, hun sabbat, bleven ze
weg, ook op de Joodse feestdagen. Dan
gingen ze met hun vaders naar de Jood
se kerk, de sjoel, op het Zandpad. De
voorganger, rabbi of gazan genoemd,
woonde er naast. Dat was destijds dhr.
Slager, die in een schoollokaal in zijn
woning de Joodse kinderen onderwees
in het Hebreeuws en de Thora. Enkele
keren ben ik wel eens in de Joodse kerk
geweest. Men mocht hun dienst bijwo
nen mits men zich gedekt hield, dus
de hoed of pet op. De uitdrukking:
Houd je maar gedekt wordt algemeen
gebruikt om iemand tot kalmte te ra
den. De Joden gingen ter kerke in 't
zwart met de hoge hoed op, hun vrou
wen kwamen alleen op enkele bijzon
dere dagen in 't gebouw. Ook zij waren
op de sabbath stemmig in 't zwart ge-
kleed.
De Joodse bevolking vormde op 't
eiland een door ieder gerespecteerde
groep; de meesten strekten hun werk
zaamheden uit over 't gehele eiland,
zoals ik in mijn vorig artikel al mee
deelde. Van anti-semitisme was feitelijk
geen sprake. Iedereen was diep begaan
met het wrede lot, dat de bezetters hen
in de laatste oorlog heeft doen onder
gaan. Des te pijnlijker heeft het velen
getroffen, dat er van hun kerk al zo
gauw een cafetaria gemaakt is. Juf
frouw Rood in Apeldoorn schreef me,
hoe verontwaardigd ze nog altijd is
over de afwikkeling, de liquidatie van
de Joodse bezittingeij, door de destijds
aangewezen zaakwaarnemer. Wie in
zijn herinnering de Joden nog kan te
rugroepen, de deftige heer Schooning
met zijn dochters, waarvan er een de
tweede vrouw is geworden van dhr.
Slager, de beide goudsmeden Hartogs,
de manifacturier Haagens, de druk
doende Polakken met hun ongelukkige
Gooi uw oude camera niet wegvAj nemen ze graag in en geven
u er f 7,50, 10,—, 15,— of 20,— voor.
SOMMELSDÏJK
Kwaliteit en service de basis van onze zaak.
„Noem het baby-olifantje maar naar
mij", schreef Anka Mestrom (9), Krom
wijkerkade 41 uit Woerden aan Mimi
Benda van Avro-televisie, „want ze
noemen mij vaak het kamerolifantje
omdat ik zo dik ben."
Dat was de reactie van het Woer-
dense meisje op een enkele weken ge
leden voor de televisie uitgeschreven
prijsvraag onder Neerlands jeugd om
voor het in Ouwehands Dierenpark
aangekomen baby-olifantje uit Thai
land een naam te bedenken.
Er waren onnoemelijk vele inzen
dingen binnen gekomen, maar die van
Anka kreeg de bekroning. Ze is er erg
blij mee, dat ze de prijsvraag heeft ge
wonnen. De televisiekijkende jeugd
heeft haar inmiddels al met haar naam
genoot op het scherm kunnen zien.
Ouwehands Dierenpark heeft nog twee
dikhuidjes „in bestelling". Zodra ze
binnen zijn zullen ook voor deze na-
komers namen moeten worden bedacht.
voor veilige verzekeringen en
lage premies
Bijzonder snelle schade
afwikkeling
Zeer scherpe tarieven voor
autoverzekeringen en.
na 1 jaar schadevrij rijden
reeds 20*/» korting.
Financieringen.
VOORSTRAAT 36
TELEFOON (01870) 20 12.
B^na een eenw assurantie
agenten.
zoon Abram, Rood de pettenmaker, de
Gazans en Hammelburgs en de gebroe
ders de Haas, die vraagt zich nog af,
hoe is het mogelijk geweest, dat al die
nijvere burgers zo wreed uit de ge
meenschap zijn uitgesneden.
Als je vroeger als vreemdeling in
Menheersen en Sommerdiek kwam wo
nen, werd je niet gemakkelijk in de
dorpsgemeenschap opgenomen. Mis-
I schien is het nu anders, maar eertijds
vormden de ingekomenen hun eigen
groepen. De sociëteit bij Spee werd
hoofdzakelijk door vreemden bezocht.
Ik ging om met een paar onderwijzers
in Middelharnis en Sommelsdijk, met de
klerk van de ontvanger en de postamb-
tenaar Herman de Vries. De Joodse fa
milie De Vries woonde op 't Zandpad
hun oudste dochter was getrouwd met
David de Haas en had twee kinderen
bij hem. Na haar overlijden hertrouwde
hij met de jongste zuster, die al spoedig
met de beide kinderen naar Utrecht
vertrok zonder in een echtscheiding toe
te stemmen.
Door zoon Herman kwam ik meerma
len in het Joodse millieu van de familie
De Vries, die zich streng aan de oude
voorschriften hield. De sabbat werd er
zo streng in acht genomen, dat geen der
gezinsleden enig werk verrichtte en
zelfs 's avonds een buurvrouw de lamp
moest komen aansteken. Ze vierden de
Joodse feestdagen als Pasen, Grote Ver
zoendag, 't Loofhuttenfeest zoals de va
deren van ouds. Zo zaten ze bij het
laatste onder groene takken buiten in
hun tuintje. De vader las de gebeden
en vertelde in 't gezin de oude geschie
denissen van de Uittocht uit Egypte,
over de mislukking van Hamans boze
plannen in het boek Ester enz.
Ik zal het hierbij laten en alleen de
hoop uitspreken, dat het de boze mach
ten, die het op de volkomen vernieti
ging van de Israëlieten in Palestina toe
gelegd hebben, niet zal gelukken hun
doel te bereiken. Dat het geteisterde
volk eindelijk in vrede zal mogen leven
en werken.
F. den Eerzamen.
MIDDELHARNIS-SOMMELSDIJK
In tegenstelling tot de berichten dat
er momenteel bij het Ned. Rode Kruis
voldoende bloed zou zijn, deelt de heer
W. J. Meeuwis, hoofdadministrateur van
de Centrale bloedtransfusiecommissie
mee, dat dit niet juist is.
Op een direct verzoek van het Isra
ëlische Rode Kruis aan het Ned. Rode
Kruis zijn snel grote hoeveelheden plas
ma naar Israël verzonden. En op een
kort geleden Arabische vraag aan het
Internationale Rode Kruis om bloed-
plasma heeft het Ned. Rode Kruis uiter
aard ook direct gereageerd; er zijn een
groot aantal flessen naar Geneve ge
stuurd. Het is nog niet bekend hoeveel
slachtofers er zijn; bovendien zijn er
bloedtransfusies nodig, ook al is de oor
log al lang afgelopen.
We zouden dus nogmaals uw aan
dacht willen vestigen op de bloedaf
name avond van de afdeling Middel
harnis van het Ned. Rode Kruis op 26
juni a.s.; velen gaven zich reeds op,
maar teveel kunnen er nooit komen.
Geef u dus alsnog op, schriftelijk of te
lefonisch bij P. R. Bakker, Voorstraat
30 Sommelsdijk, tel. 01870-2710.
---------O---------
Donderdag, 8 juni 1967, werd door de
Bejaarden Sociëteit „het Diekhuus" het
jaarlijks reisje gemaakt. Hieraan na
men 83 dames en heren deel.
Ongeveer half acht ^werd vanaf het
parkeerterrein aan het Zandpad, ver
trokken met twee autobussen van de
firma Buijsse alhier. Vóór het vertrek
waren de dames voorzien van een fijn
zakje bonbons en de heren van siga
ren. De reis ging over de Haringvliet-
brug en de Brienenoordbrug naar de
schuif in de rivier de Lek. Dat was
voor allen geheel nieuw en overweldi
gend. Hierna werd gereden door de
KrimpenejTvaard en de Lopikerwaard
naar Vreeswijk en over de stad Utrecht
naar Doorn, alwaar de commissie het
gezelschap een kop koffie met een
amandelbroodje aanbood. De tocht
werd hierna voortgezet in de richting
Arnhem, dus door het mooiste gedeel
te van ons land.
In Arnhem werd de koffietafel ge
bruikt. Deze maaltijd was bepaald zeer
goed. Na ongeveer 1 uur werd de reis
voortgezet naar de Posbank, waar het
gezelschap tot 3 uur gelegenheid kreeg
rond te wandelen. Hierna werd ver
trokken naar Oudewater alwaar om 5
uur werd aangekomen. De commissie
bood hier voor de laatste maal het ge
zelschap een consumptie aan. Onge
veer 6 uur werd de reis voortgezet en
wel naar huis alwaar wij te ongeveer
half acht aankwamen.
Hetzij nog vermeld dat door de heer
van Dijk, groentenhandelaar aan de
Westdijk voor alle deelnemers aan de
ze buitengewone mooie tocht, een si
naasappel beschikbaar werd gesteld,
wat zeer op prijs werd gesteld.
De commissie is verheugd dat deze
reis zo buitengewoon is geslaagd en
hoopt binnenkort nog een reisje uit te
schrijven.
C. KARDUX
Dirksland - TeL 219
OOSTFLAKKEE
In de gemeente Oostflakkee bestaat
de mogelijkheid om lanrbouwafval-
producten en dergelijke te storten elke
woensdagmiddag tussen 2 en 4 uur op
de Gemeentelijke stortplaats aan de
Langeweg te Ooltgensplaat.
VERVOLGVERHAAL
door L. KOMBRINK
C!opyriglit:
J. J. Groen en Zoon N.v;, Leiden
anneer het Amen is uitgesproken,
schraapt tante haar keel. Dit is een on
feilbaar teken dat zij iets gaat zeggen.
En omdat zij Evert aankijkt, weet deze
dat het iets tegen hém zal zijn. Maar
eerst smeert ze een sneetje brood en
belegt het met kaas. Dan wijst ze met
naar mesje naar hem en zegt: „Ik houd
niet van mensen die van de hak op de
tak springen, neef Evert!"
„Wat wilt u daarmee zeggen, tante?"
„Ik heb horen zeggen dat jij de enige
Horizon bent die christelijk is".
jlvert glimlacht flauwtjes.
ijWas, tante! Ik ben het nu niet meer
jor!"
zegt dat net alsof je er blij om bent"
|at ben ik misschien ook wel, tante".
lEn waarom ben je daar blij om?"
«agt Paasman rustig.
_^Met in de ene hand een stukje brood,
•Hl de andere het mesje, staart Evert
voor zich uit. De boer geeft zijn vrouw
een heimelijke wenk en schouderopha
lend begint zij te eten. Alleen Evert eet
niet, hij denkten denkt.
„Ik geloof dat je met gepieker niet
ver komt, jongen. Ik heb al eerder aan
je gemerkt dat je ergens over loopt te
tobben".
Met een stem die hij vast poogt te
doen klinken, zegt Evert:
„Dat is ook zo, oom Gerrit. Als je van
alle kanten tegengewerkt wordt en
iedereen laat merken dat hij medelijden
met je heeft, dan zeg je in 't laatst: wat
kan mij de hele rommel schelen. Wat
ik hier nu zeg, heb ik thuis nooit kun
nen of durven zeggen. Maar dat komt
misschien omdat u anders bent dan
vader. De laatste tijd bid of dank ik
niet meer. Je wordt toch maar in de
maling genomen".
„Daar moet je boven verheven zijn,
jongen. Ik weet zeker dat nooit iemand
op jullie hoeve jou heeft verteld hoe
je er uitziet. Iedereen heeft je de hand
boven het hoofd gehouden en het is lo
gisch dat je dat op den duur vervelend
zult vinden".
„De laatste weken heeft niemand meer
wat tegen mij gezegd daarover".
„En ging het toen beter?"
„Nee, het ging niet beter. Ik probeer
de tegen de anderen op te werken".
„En toen ben je wel eens naar bed
gegaan met de gedachte dat het geen
mens wat kon schelen als je je „dood
werkte", om het eens kras uit te druk
ken?"
„Ja", zegt Evert aarzelend, „ik geloof
het wel, oom Gerrit".
„En daarom moet je werk zoeken in
een ander milieu, ik bedoel in een an
dere omgeving. We hadden het daar
gisteravond al over. Je moet daar nog
maar eens rustig over nadenken".
Nadat er gelezen en gedankt is, gaan
zij samen naar de stallen. Ze moeten
die door om in de grote wagenschuur te
komen. Er klinken luide stemmen en
Evert ziet dat oom Gerrit zijn wenk
brauwen fronst.
„Ik geloof dat het Bram niet naar de
zin gaat, neef".
Ietwat vlugger loopt Paasman nu
naar de deur en duv/t hem los. Bij een
harkmachine staan twee mannen. Of
eigenlijk staat er een in gebukte hou
ding. Bram, de eerste knecht, staat hef
tig te gesticuleren en wanneer de boer
en Evert dicht bij hem komen, richt de
andere man zich op. Met een uitroep
van verrassing loopt Evert naar de man
toe.
„Victorhoe kom jijwat moet
jijik dacht dat jeVerder komt
hij vooreerst niet. Bram wijst naar
Victor, maar hij kijkt de boer aan. Het
gezicht van de kleine man is rood van
drift.
„Er bestaat op de hele wereld geen
eigenwijzer stuk mens dan die daar,
boer!"
Victor hoort deze aantijging rustig
aan. Hij kijkt zelfs vrolijk op de kleine
Bram neer. Hij laat een grote kwast in
zijn hand op en neer wippen en zegt:
„Ik moet oppassen dat ik de meester
knecht niet tegen me in het harnas jaag
anders raak ik mijn broodje kwijt. Als
je denkt dat ik met deze grote kwast
moet werken dan doe ik dat. Ik zei al
leen maar dat ik, wanneer ik verf, dat
met kleine kwastjes doe".
Nu reikt hij Evert de hand.
„Elkaar in geen tijden gezien. Evert.
'Ik had jou hier niet verwacht".
„Evert is mijn neef", legt Paasman
uit. „Hij logeert hier wel eens vaker.
Maar het is niet zijn bedoeling de da
gen in ledigheid door te brengen en
daarom heb ik hem vergunning gege
ven om je te helpen schilderen".
„Dan moet hij maar een kleinere
kwast nemen", zegt Bram brommerig.
„En als jullie met je tweeën gaat klad
den, bemoei ik me er niet meer mee",
en met deze woorden beent Bram snel
weg.
„Dus jullie kennen elkaar al?" knikt
Paasman.
„Ik was een paar keer met mijn mars
op Horizon", vertelt Victor aarzelend.
Evert heeft de weifeling opgemerkt.
Hij ziet ook dat zijn oom Victor lang
durig aankijkt, eindelijk knikt, en zegt
„Juist".
De situatie is enigszins vreemd. Evert
voelt dat duidelijk aan, maar hij kan
zijn gedachten geen vaste vorm geven.
Misschien is er in zijn onderbewustzijn
iets dat hem zegt dat er een zeker con
tact bestaat tussen oom Gerrit en de
marskramer. Maar dan geeft geen van
beiden blijk dat er zo'n contact aan
wezig is.
„Wij zullen maar eens beginnen, col
lega", zegt Victor eindelijk.. Paasman
buigt zich even over een voUe bus met
verf.
„Als die leeg is, zal er niet veel meer
te verven zijn, denk ik", zegt hij en dan
loopt hij de wagenschuur uit.
Evert begint zwijgend te werken. Er
is nu eigenlijk zoveel te praten en te
vragen. Maar hij voelt iets beklem-
mends, iets onzekers. Victor fluit een
vrolijk wijsje. Hij smeert er lustig op
los en Evert merkt niet dat hij zo nu
en dan wordt aangekeken.
„Ik zou wel eens willen weten hoe jij
hier komt", barst hij eindelijk los.
„Wat is daar voor vreemds aan. Evert?
Ik kwam hier om iets te verkopen en
later nog eens. Toen hoorde ik dat hier
ziek volk was en ik vroeg je oom of
hij werk voor mij had. Is het vreemd
dat een msirskramer werk zoekt?"
„De meesten hebben een broertje dood
aan werken", klinkt bet kort.
„Maar ik niet, ik werk zelfs graag. En
ik moet werken wil ik niet verhonge
ren".
„Had mijn oom dan zo'n haast met
dat verven dat hij jou aannam om dit
werk te doen?"
„Je zoekt spijkers op laag water.
Evert. Misschien dat die knechts die nu
ziek zijn, helemaal niet met de kwast
kunnen omgaan".
„Mijn oom moet nog afwachten of jij
het wèl kunt", sneert Evert.
„Wanneer je je voor een bepaald kar
weitje aanbiedt moet je er zeker van
zijn dat je dat werk onder de knie hebt.
Anders schiet je een bok".
„Je bent er dus zeker van dat je goed
kunt schilderen!"
„Ik zou het liever behoorlijk willen
noemen".
„Maar je was zostraks nog niet eens
begonnen, toen Bram tegen je stond te
schreeuwen. Hoe verklaar je dat dan?"
„Dat zou een vakman moeten uitma
ken".
„Wat bedoel je?"
„Wel, of ik gelijk had of Bram. Met
zo'n grote kwast kom je niet in de hoe
ken en gaten. Kijk, we doen het zo. Jij
hebt een klein kwastje, dus jij verft
daar waar ik niet kan komen. Je zult
zien hoe goed dat gaat".
Het gaat inderdaad goed. Zij werken
zo een tijdje voort, totdat de staldeur
opengaat en Bram binnenstapt. Evert
ziet onmiddellijk dat het hem niet naar
de zin gaat. Doch wellicht bedenkt hij
intijds dat hij nu ook met een neef van
de boer te rnaken heeft, want op ge
dwongen rustige toon zegt hij: Zou het
niet beter zijn dat jullie ieder een ma
chine onder handen neemt. Evert?"
(Wordf vervolgd)