EIIAnDEII - flIEUWS och gelukkig DESIREE „flzorenhoog" heeft twee gezichten Victor Hugo op Walcheren en Schouwen Bevestiging en intrede van Ds. C. Molenaar te nmsterdam KOLFF Zeeuwse wandelingen KEUVELAAR ik los nog steeds evenveel af, maar toch gaat het me f 100,- minder kosten... f blad Vrijdag 2 juni 1967 No. 3590 Pigma-- derm De elegante verlovhigsrhig MIDDELHARNIS WEERPRAATJE KOLFF - Middelharnis 1 Vakantieplannen Verre reizen De kerk in de vakantie Wegenwacht en pompstation. We leven weer in de tijd dat niet al leen de ene helft van het Nederlandse volk de andere helft examineert, maar ook dat de ene helft de andere deelge noot maakt van plannen voor de va kantie en van ervaringen m de vakan tie Behalve het weer, dat tot heden te koud en te nat was, en de politiek, die ook niet al te zonnig is, is dat het ge sprek van de dag: Wij gaan daar en daar naar toe, en: Waar gaan jullie dit jaar heen? Weken, zelfs maanden van tevoren worden er plannen gemaakt en nog eens weken en maanden daarna wordt er gepraat over alle belevenissen en ervaringen. Want nog altijd is het waar: „Als iemand verre reizen doet, dan kan hij veel verhalen". Daar komt dan nog bij, dat tegenwoordig iedereen beschikt over een camera of een film apparaat en een projector, zodat we desnoods tot de volgende vakantie onze vrienden en kennissen kunnen verras sen of vervelen met onze reisgenoe- gensj i. u f Als iemand verre reizen doet, schreet ik daarEn wie doet er nu tegen woordig geen verre reizen? Héél vroe ger waren onze ouders of grootouders beschermt tegen zonnebrand |''Tu!>e'\^ 2.95 blij wanneer ze een dagje op familie bezoek konden gaan. Later konden we één of twee weken uit, en wat een vreugde was dét! Nóg later gingen we even de grenzen over, naar Duitsland of België... Maar daarmee nemen we ook al geen genoegen meer. Het moet bepaald Spanje zijn of ItaUë of Grie kenland, en als het wegens de interna tionale toestand even kan, Israël. Tenslotte moet je tegen je vrienden en relaties kunnen zeggen: We zijn daar en daar geweest en we hebben zoveel kilometer gereden... Ik denk aan een puntdichtje, dat ik enkele jaren gele den ergens las: „Naar het buitenland .ggan, o, wat een feest. Want dan kun 'je zeggen: We zijn er geweest". Daarmee is uiteraard niets ten na dele gezegd van de vakantie op zich zelf en evenmin van die mensen, die echt naar het buitenland gaan om uit te rusten en om te genieten van de schoonheid van de natuur en de cul tuur. Wij, op het platteland en op de eilanden, hebben er geen vermoeden van wat vakantie betekent voor men sen, die elf maanden lang opgesloten zitten tussen de vier muren van hun kantoor of fabriek. Wij, die dagelijks ■ffinnen genieten van zon en wind en ,^ter, wij kunnen niet beseffen wat ^ét betekent, wanneer we de stadsmen- tói horen zeggen: „Ik ben hard aan vakantie toe". En daarom misgunnen we niemand het genot van een wel verdiende rust. Maar we vragen ons wel af waar die rust blijft wanneer we dagen lang maar voortjakkeren over buitenlandse autobanen, om dan hon derden kilometers van huis maar weer van de ene bezienswaardigheid naar de andere te rennen, om dan doodmoe de weg terug af te leggen... En we kunnen niet ontkomen aan de indruk dat velen gedreven worden door deze ene begeerte: zover mogelijk van huis om zovéél mogelijk te kunnen op scheppen... Stel je toch voor, wanneer je bijvoorbeeld in Rotterdam woont en je zou na de vakantie tegen je buren moeten zeggen: We zijn naar de Kra- lingse Plassen geweest! Dat zou gewoon een lachertje zijn! ■k Ik voor mij houd het ervoor, dat we in de vakantie datgene moeten doen, waaraan we in ons gewone leven niet toekom,en. Dat wil zeggen, dat de va kantie ons gegeven is voor onze rust en voor onze ontspanning, opdat we daar na weer met nieuwe en frisse moed aan het werk kunnen gaan. Wanneer We bij de hervatting van ons werk moeten uitrusten van de vakantie, dan klopte er iets niet. En toch blijkt dat veel voor te komen. Dan wordt de va kantie doel in zichzelf, inplaats van een middel om weer op adem en op krach ten te komen. Er moet me nog iets anders van het hart. Dat betreft een facet van de va kantie, waaraan blijkbaar vele mensen geen aandacht schenken, namelijk onze kerkgang in de vakantie. Bij het maken van onze vakantieplannen moeten we er terdege rekening mee houden of we in die plaats of in die streek wel naar de kerk kunnen gaan. Sommige men sen zitten rustig drie of vier weken in een vrijzinnige streek van ons land, waar ze geen prediking naar Schrift en Belijdenis kunnen beluisteren. Ande ren gaan naar landen, die geheel rooms katholiek zijn en zijn daardoor weken lang verstoken van de kerkgang. Dit moest toch alzo niet geschieden. We mogen en kunnen toch, met alle eer bied gezegd. God en Zijn Woord niet met vakantie sturen. Dat Woord heb ben we ook in onze vakantie nodig als een lamp voor onze voet en als een licht op ons pad. En dan nog iets. Laten we we leven toch niet voor onszelf alleen ook eens denken aan die mensen die minder bedeeld en daardoor ook min der bevoorrecht zijn dan wij: de men sen die niet met vakantie kunnen. En aan de langdurige zieken, die gedwon gen rust moeten nemen, en snakken naar de buitenlucht. En aan de onder ontwikkelde gebieden, waar gebrek is aan de allernoodzakelijkste levensbe hoeften. En aan de landen, waar het oorlogsgeweld al zo lang woedt (Viet nam...). Niet om daardoor onze genoe gens te bederven, maar juist om de va kantie des te meer te waarderen. Want ook onze vakantie is een gave van God, waarop we ge&a recht hebben! Het was een vakantiepraatje ditmaal. Ook voor uw Waarnemer geldt, dat de boog niet altijd gespannen kan zijn. Nu we dan toch in vakantiestemming zijn, nog een aardig beeld om mee te be sluiten (ik heb het niet van mezelf, maar kan niet laten, het aan U door te geven). Sommige mensen hebben een Wegen- wachtgeloof. Ze zijn lid van een kerk, betalen hun bijdrage aan die kerk, maar hebben die kerk niet nodig, als het goed gaat. Pas wanneer ze „pech" krij gen in hun leven, dan schakelen ze de kerk in en rekenen erop, dat ze meteen geholpen worden, op vertoon van hun lidmaatschapskaart. Er zijn echter ook mensen met een Pompstationgeloof, Ze gaan naar de kerk zoals een automobilist éénmaal per week gaat tanken. Hij rijdt langs de pomp, blijft in zijn wagen zitten, draait het raampje naar beneden en zegt: „Volgooien met super graag". De tank wordt volgegooid, de voorruit ge wassen, de banden gecontroleerd, en hij kan weer een week rijden. Zo gaan sommige mensen naar de kerk; ze zit ten erbij, ze laten zich bedienen, maar ze doen er zelf niets voor. Moet U eens denken, als U in de va kantie gaat tanken of als U wat ik niet hoop pech krijgt... WAARNEMER. Van Goes wordt het gezelschap met het rijtuig van Fransen van de Putte naar het Sloe gebracht. Daar worden ze overgezet. En op de Walcherse oever staat weer een rijtuig gereed! Van de heer Abrahams, hoofdredacteur van de Middelburgse Courant en bevriend met de Goese familie. Om ongeveer 7 uur 's avonds komen ze in Middelburg aan. Hier zullen ze logeren in het enige deftige hotel dat Middelburg heeft, het hotel van de heer Buiterijs. Hetzelfde dat later algemeen bekend is als hotel de Abdij op het oude Abdijplein en dat in 1940 bij het bom bardement verwoest is. De heer Abra hams heeft alles al in orde gemaakt en kamers voor het gezelschap besproken. Hotel-perikelen. Uit dankbaarheid voor al de goede zorgen, die de heer Abrahams besteed heeft voor Victor Hugo en zijn reisge noten, nodigt deze hem uit in het hotel te komen eten. Er wordt een diner be steld, maar de hotelhouder zegt kort en zakelijk, dat zulks niet mogelijk is. Waarom niet? Wel, heel eenvoudig. De deftige Mid delburgers dineerden in die dagen 's middags om 3 uur en hieraan hield men zich ook in hotel Buiterijs. Wie te laat kwam moest het zonder doen, ook al had hij genoeg geld bij zich om de hele etensvoorraad op te kopen! De ho telier doet dan ook niet de minste moei te om te trachten nog wat op te dienen. Misschien heeft Abrahams het al een beetje aan zien komen. Hij neemt het gezelschap mee naar zijn eigen huis daar vlak bij (bij de Gistpoort), waar een heerlijk maal de verreisde toeristen wacht. Als ze 's avonds naar hun hotel terug gaan om er te overnachten, zijn de voor hen gereserveerde kamers bezet door andere mensen! Hieraan heeft echter niemand schuld, hier is een misverstand in het spel. De onrechtmatige bezetters verlaten de kamers. Het is de Belgische schilder Arthur Stevens met enkele dames. Victor Hugo kent hem goed, ook zijn twee meer beroemde broers. Blijde ontmoeting daar in Middelburg! Stevens heeft Victor Hugo op zijn verdere reis door Zeeland vergezeld. Hij en zijn reisgenoten kunnen ook in hotel Bui terijs blijven overnachten. De hotel houder heeft ineens kamers beschik baar, terwijl hij een paar uur te voren gezegd had, dat alles bezet was. Een rare kerel, die geen gunstige indruk maakt op Victor Hugo. Op Walcheren. De volgende dag bezoeken ze de be zienswaardigheden van Middelburg; stadhuis, abdij, statenzaal met gobelins, gerechtsgebouw aan het Hofplein, mu seum. Victor Hugo zegt van het stad huis, dat hij zelden een mooier gezien heeft en hij heeft heel wat raadhuizen bewonderd, zowel in zijn vaderland als daar buiten. Daarna rijdt men naar Domburg en van hieruit bezoekt hij met zijn beide zoons de bekende Westkappelse zeedijk. Daar ze veel te Iaat zijn om nog in hun hotel te Middelburg te kunnen eten, ge bruiken ze 's avonds om half 7 het diner in het Badpaviljoen te Domburg. Maar als Victor Hugo om de rekening vraagt, blijkt deze reeds betaald te zijn! De volgende morgen vertrekken ze naar Vlissingen, dat slechts vluchtig bezichtigd wordt en dat de reizigers maar matig kan bekoren. Van hier gaan ze met een boot naar Wemeldinge, waar kapitein Van Maenen met de „Tele graaf" op hen wacht om hen naar Schouwen te brengen. Zierikzee. Door de Noordhavenpoort gaan ze het oude stadje Zierikzee binnen. In ieder geval bekijken ze deze poort, want de schrijver heeft het over het zwaard van Mondragon. Zoals beweerd wordt is dit op het torentje te zien met zijn scherpe punt in de lucht. Toen de Spaanse veld heer de stad moest ontruimen, had hij het zeker vergeten mee te nemen. Ook in deze stille vergeten hoek van Zeeland weet men van de komst van de beroemde Fransman af. De vroed schap der stad staat ter begroeting ge reed, twee kleine in het wit geklede meisjes bieden bloemen aan en een groot deel van de bevolking is op straat om het wonder te aanschouwen. Het lijkt wel een koninklijke intocht. Als Victor Hugo door het stadje wan delt om de bezienswaardigheden te be zichtigen, wordt hij steeds door een paar gemeenteraadsleden vergezeld. In de Grote Kerk bespeelt de organist ter ere van het voorname gezelschap het orgel. En de reeds 65-jarige dichter ontziet het niet om de 278 treden van de Monstertoren te beklimmen en vanaf het platform geniet hij van het prach tig vergezicht. Schouwen. De heer Van der Vliet, een rijke han delaar in meekrap, biedt Victor Hugo zijn eigen rijtuig aan, waarmee hij hem naar Brouwershaven zal brengen. Zelf doet hij dienst als koetsier. Het is het zelfde rijtuig, waarmee hij enkele jaren geleden de Koning bij diens bezoek aan de stad had rondgereden. Ze maken nog een rondrit door het stadje en overal staan de mensen voor hun huizen om Victor Hugo te begroe ten. In Brouwershaven heeft men zelfs de vlaggen uitgestoken. De burgemeester ontvangt het gezelschap en leidt zijn gasten rond. Natuurlijk horen ze hier van de dichter Jacob Cats, maar voor de Fransen en zelfs voor Victor Hugo is hij een onbekende. In het stadhuis zien ze de mooi gebonden volledige uit- Men schryft ons: Het was voor de Gereformeerde Ge meente te Amsterdam-N. een bUJde dag toen op woensdag 17 mei j.l. Ds. Mole naar zich als herder en leraar aan onze gemeente verbond. Ds. Molenaar werd bevestigd door zijn vriend en ambts broeder Ds. Elshout. Voor Ds. Elshout was dit het laatste werk wat hij mocht doen voordat by naar Amerika vertrok. Als tekst koos bevestiger Ezechiël 37 3-4. Ds. Molenaar bepaalde z^n aan dachtig gehoor bq 1 Joh. 1 3. Na de ernstige predikatie en gebrui kelijke toespraken werd het woord ge voerd door ds. Suyker, ouderling Bak van Moerkapelle en ouderling Molenaar van Amsterdam-N. Ouderling Molenaar begon te zeggen dat het een blijde dag was, toen in 1933 de Geref. Gemeente in Amsterdam-N. mocht beginnen met 5 gezinnen, die lid waren van de Geref. Gemeente te Amsterdam-C. De eerste zondagen waren feestdagen om te mo gen opgaan naar Gods huis en dan te luisteren naar een leespreek en in de week naar de onvergetelijke predikan ten Ds. van Oordt en Ds. Heykoop. Al spoedig werd overgegaan tot het stel len van ouderlingen en diakenen. In het jaar 1935 werd de gemeente zelf standig onder het consulentschap van Ds. van Oordt. Verblijdend was dat toen vele onkerkelijken nog op hun ho ge leeftijd lid werden van onze ge meente. Op 31 maart 1951 werd de eerste steen gelegd van ons eenvoudig, maar mooi kerkgebouw. De plechtig heid werd verricht door Ds. de Gier, met als tekst Gen. 28 22. In dat zelfde jaar nl. op 26 september werd de kerk in gebruik genomen. Deze dienst werd geleid door Ds. L. Rijksen met als uitgangspimt 2 Kron. 6 20. Nu dat we een eigen predikant heb ben, willen wij de predikanten harte lijk dank zeggen voor hun door de weekse beurten. Zij hebben ons altijd goed bedacht. Op 14 april 1966 werd een pastorie aangekocht, niet te denken dat deze zo spoedig in gebruik genomen kon worden. Wel gaan nu onze gedach ten uit naar hen, die met ons zijn be gonnen, met ons hebben meegeleefd, met ons in de kerkeraad gezeten hebben en nu niet meer zijn. Wel mogen we geloven dat er bij zijn, die overgegaan zijn van de strijdende in de triumpherende kerk. Wat zullen zij hun hart ophalen. Tevens vermelden wij nog dat Ds. de Gier, student van Vliet en vele afgevaardigden uit de classis, aanwezig waren. Aan het einde van de dienst werd Ds. Molenaar toegezongen Ps. 51 8. De Heere heeft grote dingen aan ons ge daan, dies zijn wij verblijd. Landsmeer. Ouderling Molenaar. gave van al zijn werken en op het marktplein staan ze enkele ogenblikken bij zijn standbeeld. De burgemeester vertelt ook van de populariteit van deze volksdichter. Volgens hem wordt in bijna elk gezin 's avonds voor het slapen gaan in zijn gedichtenbundel ge lezen. Dit zullen we wel met een korrel zout moeten nemen! Maar dat vele Zeeuwen wat van zijn gedichten of spreuken kunnen opzeggen, geldt ook nu nog. Ze bezoeken ook nog de moeder van de burgemeester, die hen ontvangt gekleed in Schouws costuum. Na hun bezoek aan het stadje van Jacob Cats keren ze terug naar Zierik zee. De volgende dag vaart kapitein Van Maenen hen naar Dordrecht. Hij moet nog verder naar Rotterdam, maar komt de andere dag terug en neemt hen mee naar Antwerpen, waar ze weer logeren in hetzelfde hotel, dat ze een week geleden verlaten hebben. Het was een prachtige reis geweest, een ware zegetocht, voor Victor Hugo en de zijnen. Middelburg. L. van Wallenburg. Wanneer u en uw vrouw nu deelnemen aan het Premie Spaarplan en elk jaar f 500,- aflossen op uw hypotheek, dan krijgt u vanaf 1972 ieder jaar honderd gulden van het Rijk! Belastingvrij! Dit geld kunt u dan weer gebruiken voor de aflossing. (Nou ja, of u moet uw collectie grammofoonplaten eens behoorlijk willen aanvullenGeïnteresseerd? Vraag dan morgen eens nadere inlichtingen. Alle Hypotheekbanken, Bouwfondsen, Banken, Boerenleenbanken, Raiffeisenbanken, Levensverzekerings maatschappijen en Spaarbanken zuilen u graag helpen. (van onze weerkundige medewerker) Het hogedrukgebied bij de Azoren heeft een bekende klank. Het is in de weeroverzichten zo vaak genoemd, dat vele mensen deze term in hun privé- weerpraatjes ter sprake brengen. Meestal niet in gunstige zin. Vóór mij ligt een brief van een lezer, waarin deze zijn verwondering uitdrukt over het feit, dat de weerbureaux voor het seizoen 1966-1967 een strenge win ter hadden voorspeld. „Ik, persoonlijk heb een zachte winter voorspeld aan de hand van bijna altijd in de natuur op gaande regels", schrijft hij. En dan verder ter verklaring: „Het Azorenhoog heeft ons bijna twee jaren van onge kende regenval bezorgd Na deze periode volgt er bijna altijd een tijdvlak met zeer veel wind en weinig regen. Vorst- invallen komen hierbij niet voor". Het is inderdaad zo, dat het Azoren- hogedrukgebied gedurende de winter maanden een zuidwestelijke tot weste lijke luchtstroming van de Oceaan naar het vasteland doet richten, waarbij de er in meekomende depressies en fronten dan de neerslag en wind produceren. Bij de schaatsliefhebber is activiteit van het Azorenhogedrukgebied in het winterseizoen' allerminst populair, om dat er dan van schaatsen niets of wei nig terecht komt, in tegenstelling tot een toestand met hogedruk boven Skandinavië. Aan de andere kant zal het oordeel van de mensen, die ijzen van ijs, na tuurlijk veel minder vernietigend uit vallen. In de zomermaanden van hetzelfde laken een pak. Een geprononceerd Azorermaaximum betekent voor ons land koel en vaak regenachtig of buiig weer bij zuidwestelijke tot westelijke winden en een minimum van zomerse dagen. Nu kan zich ook een situatie voor doen, waarbij het Azoren-maximum ons terwille is. Wanneer het nl. een uitloper ontwikkelt over Frankrijk, in de richting van Skandinavië kan dit juist een bestendiging van het Neder landse weer tot gevolg hebben, die we kenlang kan duren. Ook in de uitzon derlijk warme en fraai-zonnige zomer van 1947 hield zich, na een koele en wisselvallige start van juni, een derge lijke brug van hogedruk tot diep in de herfst op over of nabij ons land, waar het weer, afgezien van enkele vrij on betekende storingen, constant van hoge kwaliteit bleef. Het Azorenhogedrukgebied is ons dus beslist wel sympathiek wanneer het bij uitzondering zijn filialen eens niet bo ven Spanje en Italië, maar in onze contreien opbouwt. In het begin van deze week deed zich een ontwikkeling voor, die met de hier boven beschrevene wel enkele trekken gemeen had. Een Azoren-hogedrukrug breidde zich langzaam over Frankrijk naar het noord-oosten uit, kennelijk met <ie opzet contact te maken met een ander hogedrukgebied van Noord-Oost- Rusland tot de Oostzee. Indien zijn ope ratie tot een goed einde is gebracht, zullen we deze week vermoedelijk op nieuw enkele mooie zomerdagen heb ben gekregen, die de boeren kunnen hebben geïnspireerd tot de eerste hooi- winning van dit jaar. Zolang evenwel de boven wind een zuidwestelijke com ponent behoudt, mag de mogelijkheid van een regen- of onweersstoring niet worden weggecijferd. (Nadruk verboden) voor veilige verzekeringen en lage premies Bijzonder snelle schade- afwikkeling Zeer scherpe tarieven voor autoverzekeringen en.... na 1 jaar schadevrij rijden reeds 20*/« korting. Financieringen. VOORSTRAAT 36 TELEFOON (01870) 20 12. Bqna een eeuw assnrantie- a genten. ERVOLGVEBHAAL door L. KOMBRINK Copyright: 3. J. Groen en Zoon N.V., Lelden U i,Ik ken mijn moeder langer dan van- rag. Moet er soms een boodschap ge daan worden? Dat zou goed uitkomen omdat ik straks toch even weg moet". „Nee, ik heb geen boodschappen. Maar we hebben gister een brief ge- ^^ggen van oom Gerrit. Ik geloof dat Tiem nogal mag, is het niet?" ,Oom is een gemoedelijke dikkerd, t als zijn zuster", plaagt hij lachend. j,Als tante Bet net zo was ging ik er ^ag naar toe". lij wil er nog iets aan toevoegen, maar op dit moment komt de boer binnen. Frankema loopt regelrecht naar dé schoorsteen, waar zijn sigaren staan. „Ik had het met Evert over onze Gerrit, Nelis". „Zo, en heb je hem ook verteld dat ze daar een mooie ijsbaan hebben?" „Dat kan niet, vader. Ik zou niet Weten waar die baan dan zou zijn". „Dan heeft je broer gelogen, Toos", knikt de boer. „Of jullie doen het", merkt Evert op. „Zou ik die brief eens mogen lezen?" „Och, waarom?" ontwijkt de boerin. „Niet nodig", zegt Frankema krachtig. „Ik krijg het gevoel of jullie me weg willen hebben". „Je bent ondankbaar, Evert. Wie gaat nou niet graag naar zo'n prachtige hoeve! Je hebt er een leven als 'n prins. Je kunt..." „Dat wil dus zeggen dat ik hier een slecht leven heb. Goeie mensen, ik voer hier immers óók niks uit. Maar och, een week is zo voorbij. En eigenlijk is het erg aardig van oom Gerrit dat hij vraagt of ik eens kom". Frankema wijst naar buiten. „Het schaatsenrijden is nu toch afgelopen. Er ligt een dik pak sneeuw en er komt nog meer. Toen het begon te winteren was een beetje sneeuw niet zo erg. Maar ds meesten hebben de aardigheid van het rijden af en voelen weinig voor een baan vegen". Met zijn sigaar in de brand loopt Frankema de kamer uit. „Dan zal ik maar het een en ander voor je inpakken", zegt moeder Toos. Hierbij kijkt zij Evert aan, maar het is niet zeker dat hij gehoord heeft wat zij heeft gezegd. Hij staat bij de tafel en, kijkt peinzend voor zich uit. Hij ziet oom Gerrit met de dikke duimen tussen zijn vest door de stallen lopen. Hij dwaalt in gedachten door de vele ver trekken van het grote huis. Maar ook de felle kijf stem van tante ontgaat hem niet. Er bonst iets tegen de kamerdeur en dan ziet hij zijn moeder binnenko men met een koffer. „Als je maar weet dat ik met dit weer niet naar Twelst ga!" „Natuurlijk niet. Ik pak alleen maar het een en ander in. Je moet zelf maar zeggen wanneer je weg wilt." „Ik ga eens even bij de buren kijken. Ze zouden vandaag spiering gaan vis sen". „Neem een braadje mee, als ze over hebben, Evert!" Ondanks de sneeuwjacht is Buter het ijs op gegaan. Geert is thuis gebleven omdat hij nogal moet hoesten. Moeder Lize heeft hem in bed gestopt Als Evert binnenkomt, hoort hij Geert hoes ten. Hij gaat bij de kachel zitten en vraagt wanneer Buter vertrokken is. „Hij staat vlak onder de wal; je kon best eens even bij hem gaan kijken". „Moeder zei dat ik maar een zootje moest meenemen, buurvrouw". Na even te hebben gekeken naar de rappe handen van vrouw Buter, die aardappelen schilt, zegt hij; „Het zal Jellie wel spijten dat er zoveel sneeuw komt te liggen. Heeft ze er nog over gepraat om een baan te vegen?" De vraag heeft achteloos, onverschil lig geklonken. Maar hij wacht met eni ge spanning op het antwoord. „Nee, zij heeft het er nog niet over gehad. Maar ik zal het ook niet aan moedigen. Met dat geschaats blijft er een hoop werk liggen. En ik geloof dat het voor jou ook wel eens goed is dat je er een poosje mee ophoudt. Ooii meen ik dat Jellie ging rijden omdat jij het deed". Evert krijgt een kleur als vuur. Hij komt half overeind en moet een paar keer slikken voor hij kan vragen: „Heeftheeft ze dat werkelijk ge zegd, buurvrouw? Gaat ze naar het ijs omdatomdat ik „Ho ho, ventje, niet zo'n verbeelding hoor! Ik denk dat je de plank mis slaat als je gelooftHet ging haar er meer om wie het 't langst volhield". „Je denkt dus als het onze Frits ge weest was inplaats van ik, dat zij...?" „Er ook een punt achter had gezet", knikt vrouw Buter. Toch voelt zij me delijden bij zich opkomen als zij zijn ontdaan, teleurgesteld gezicht ziet. Zou die ongelukkige jongen nou werkelijk denken dat Jellie verliefd op hem is? Maar heeft zij gezegd dat het niet zo is? Jellie laat zo weinig los als het dat soort dingen betreft. Zij zou het haar eens kunnen vragen. Ze zou de smaak van haar dochter niet kunnen waarde ren, wanneer zij de voorkeur aan Evert zou geven. Als zij moest kiezen, had ze dan toch Frits liever. Maar zij heeft Jellie ondanks haar achttien jaren nog nooit over dit tedere onderwerp horen spreken. Een snelle blik naar Evert zegt haar dat deze mistroostig voor zich uit zit te kijken. En dan zegt zij op effen toon: „Onze Jellie heeft verkering in Weerdam. Hij zal birmenkort...". Ver schrikt zwijgt ze. Evert is overeind gesprongen. Zijn ogen schieten vuur als hij schreeuwt: „Dat zijn leugens, grote leugens. Zij is". Dan zwijgt hij abrupt. Verschrikt van zijn eigen woorden kijkt hij vrouw Bu ter aan. Een koude blik treft hem. Haar hand maakt een gebiedend ge baar. „Ik laat me in m'n eigen huis door niemand af snauwen, begrepen?" Met slap neerhangende armen loopt Evert naar de deur. Hij slikt iets weg en voor een kort moment lijkt het dat hij iets wil zeggen. Voorzichtig sluit hij de deur. Vrouw Buter luistert naar de zich verwijde rende voetstappen. Snel zet zij het aardappelbakje op de vloer, trekt de deur open en gaat haastig naar buiten. Evert is reeds op het weidepad. Hij loopt voorover; zijn voeten slepen door de sneeuw. „Evert... kom even terug, joh. Ik meende het niet zo hoor! Evert...!" Zij ziet hem het hoofd schudden en met een gevoel van spijt gaat ze weer naar binnen. „Het was verkeerd, en... het waren leugens", mompelt zij. „Maar is er dan iets tussen Jellie en hem? Toch heb ik nooit kunnen denken dat hij zó zou kunnen opvliegen". Vanavond zal zij Jellie eens polsen. Niet op de man af, dat is nooit goed. Hoe haalt die stakker het in z'n hoofd om te denken dat Jellie van hem zou houden. Natuurlijk, als buurmeisje. Ze gingen immers samen naar school, zijn samen opgegroeid. Hé, daar komt Tom aan. Geen spiering, jammer! Toch is hij lan ger dan twee uur weg geweest. Zij zit weer rustig te schillen als haar man binnenkomt. „Is Evert hier al geweest, Lize?" „Hij is net weggegaan. Je moet hem hebben zien lopen op het weidepad". „En heeft hij geen tabak voor me meegenomen?" klinkt het ongeduldig. „Daarvoor kwam ik naar huis. Het vangt best, maar zonder tabak is het geen harden". Glimlachend staat vrouw Buter op. „Je mag blij zijn dat je zo'n zorgzame vrouw hebt. Ik heb altijd een reserve pakje in huis, hierzo. Wat zei je, Tom, vang je ze, en zijn ze nogal aan de flinke kant?" „Prachtspiering, lize. Meest kuiters en dat legt gewicht in de schaal. Ik maak gauw dat ik weer bij mijn bijtje kom. Hoe maakt Geert het?" „Valt nogal mee. Hij hoest haast he lemaal niet. Denk je dat we van de vis kunnen verkopen, Tom? Jammer dat onze Geert ziek is. Hij is dol op spie- ringvissen. En hij had ook de spiering weg kunnen brengen". (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1967 | | pagina 5