EIIAnDEII - flIEUWS
och gelukkig
DESIREE
„flzorenhoog" heeft twee gezichten
Victor Hugo op Walcheren en Schouwen
Bevestiging en
intrede van
Ds. C. Molenaar
te nmsterdam
KOLFF
Zeeuwse wandelingen
KEUVELAAR
ik los nog steeds evenveel af,
maar toch gaat het me
f 100,- minder kosten...
f blad
Vrijdag 2 juni 1967
No. 3590
Pigma--
derm
De elegante verlovhigsrhig
MIDDELHARNIS
WEERPRAATJE
KOLFF - Middelharnis
1
Vakantieplannen Verre reizen
De kerk in de vakantie
Wegenwacht en pompstation.
We leven weer in de tijd dat niet al
leen de ene helft van het Nederlandse
volk de andere helft examineert, maar
ook dat de ene helft de andere deelge
noot maakt van plannen voor de va
kantie en van ervaringen m de vakan
tie Behalve het weer, dat tot heden te
koud en te nat was, en de politiek, die
ook niet al te zonnig is, is dat het ge
sprek van de dag: Wij gaan daar en
daar naar toe, en: Waar gaan jullie dit
jaar heen? Weken, zelfs maanden van
tevoren worden er plannen gemaakt en
nog eens weken en maanden daarna
wordt er gepraat over alle belevenissen
en ervaringen. Want nog altijd is het
waar: „Als iemand verre reizen doet,
dan kan hij veel verhalen". Daar komt
dan nog bij, dat tegenwoordig iedereen
beschikt over een camera of een film
apparaat en een projector, zodat we
desnoods tot de volgende vakantie onze
vrienden en kennissen kunnen verras
sen of vervelen met onze reisgenoe-
gensj i. u f
Als iemand verre reizen doet, schreet
ik daarEn wie doet er nu tegen
woordig geen verre reizen? Héél vroe
ger waren onze ouders of grootouders
beschermt
tegen
zonnebrand
|''Tu!>e'\^
2.95
blij wanneer ze een dagje op familie
bezoek konden gaan. Later konden we
één of twee weken uit, en wat een
vreugde was dét! Nóg later gingen we
even de grenzen over, naar Duitsland
of België... Maar daarmee nemen we
ook al geen genoegen meer. Het moet
bepaald Spanje zijn of ItaUë of Grie
kenland, en als het wegens de interna
tionale toestand even kan, Israël.
Tenslotte moet je tegen je vrienden
en relaties kunnen zeggen: We zijn daar
en daar geweest en we hebben zoveel
kilometer gereden... Ik denk aan een
puntdichtje, dat ik enkele jaren gele
den ergens las: „Naar het buitenland
.ggan, o, wat een feest. Want dan kun
'je zeggen: We zijn er geweest".
Daarmee is uiteraard niets ten na
dele gezegd van de vakantie op zich
zelf en evenmin van die mensen, die
echt naar het buitenland gaan om uit
te rusten en om te genieten van de
schoonheid van de natuur en de cul
tuur. Wij, op het platteland en op de
eilanden, hebben er geen vermoeden
van wat vakantie betekent voor men
sen, die elf maanden lang opgesloten
zitten tussen de vier muren van hun
kantoor of fabriek. Wij, die dagelijks
■ffinnen genieten van zon en wind en
,^ter, wij kunnen niet beseffen wat
^ét betekent, wanneer we de stadsmen-
tói horen zeggen: „Ik ben hard aan
vakantie toe". En daarom misgunnen
we niemand het genot van een wel
verdiende rust. Maar we vragen ons
wel af waar die rust blijft wanneer we
dagen lang maar voortjakkeren over
buitenlandse autobanen, om dan hon
derden kilometers van huis maar weer
van de ene bezienswaardigheid naar de
andere te rennen, om dan doodmoe de
weg terug af te leggen...
En we kunnen niet ontkomen aan de
indruk dat velen gedreven worden door
deze ene begeerte: zover mogelijk van
huis om zovéél mogelijk te kunnen op
scheppen... Stel je toch voor, wanneer
je bijvoorbeeld in Rotterdam woont en
je zou na de vakantie tegen je buren
moeten zeggen: We zijn naar de Kra-
lingse Plassen geweest! Dat zou gewoon
een lachertje zijn!
■k
Ik voor mij houd het ervoor, dat we
in de vakantie datgene moeten doen,
waaraan we in ons gewone leven niet
toekom,en. Dat wil zeggen, dat de va
kantie ons gegeven is voor onze rust en
voor onze ontspanning, opdat we daar
na weer met nieuwe en frisse moed
aan het werk kunnen gaan. Wanneer
We bij de hervatting van ons werk
moeten uitrusten van de vakantie, dan
klopte er iets niet. En toch blijkt dat
veel voor te komen. Dan wordt de va
kantie doel in zichzelf, inplaats van een
middel om weer op adem en op krach
ten te komen.
Er moet me nog iets anders van het
hart. Dat betreft een facet van de va
kantie, waaraan blijkbaar vele mensen
geen aandacht schenken, namelijk onze
kerkgang in de vakantie. Bij het maken
van onze vakantieplannen moeten we
er terdege rekening mee houden of we
in die plaats of in die streek wel naar
de kerk kunnen gaan. Sommige men
sen zitten rustig drie of vier weken in
een vrijzinnige streek van ons land,
waar ze geen prediking naar Schrift en
Belijdenis kunnen beluisteren. Ande
ren gaan naar landen, die geheel rooms
katholiek zijn en zijn daardoor weken
lang verstoken van de kerkgang. Dit
moest toch alzo niet geschieden. We
mogen en kunnen toch, met alle eer
bied gezegd. God en Zijn Woord niet
met vakantie sturen. Dat Woord heb
ben we ook in onze vakantie nodig als
een lamp voor onze voet en als een
licht op ons pad.
En dan nog iets. Laten we we
leven toch niet voor onszelf alleen
ook eens denken aan die mensen die
minder bedeeld en daardoor ook min
der bevoorrecht zijn dan wij: de men
sen die niet met vakantie kunnen. En
aan de langdurige zieken, die gedwon
gen rust moeten nemen, en snakken
naar de buitenlucht. En aan de onder
ontwikkelde gebieden, waar gebrek is
aan de allernoodzakelijkste levensbe
hoeften. En aan de landen, waar het
oorlogsgeweld al zo lang woedt (Viet
nam...). Niet om daardoor onze genoe
gens te bederven, maar juist om de va
kantie des te meer te waarderen. Want
ook onze vakantie is een gave van God,
waarop we ge&a recht hebben!
Het was een vakantiepraatje ditmaal.
Ook voor uw Waarnemer geldt, dat de
boog niet altijd gespannen kan zijn. Nu
we dan toch in vakantiestemming zijn,
nog een aardig beeld om mee te be
sluiten (ik heb het niet van mezelf,
maar kan niet laten, het aan U door te
geven).
Sommige mensen hebben een Wegen-
wachtgeloof. Ze zijn lid van een kerk,
betalen hun bijdrage aan die kerk, maar
hebben die kerk niet nodig, als het
goed gaat. Pas wanneer ze „pech" krij
gen in hun leven, dan schakelen ze de
kerk in en rekenen erop, dat ze meteen
geholpen worden, op vertoon van hun
lidmaatschapskaart.
Er zijn echter ook mensen met een
Pompstationgeloof, Ze gaan naar de
kerk zoals een automobilist éénmaal
per week gaat tanken. Hij rijdt langs
de pomp, blijft in zijn wagen zitten,
draait het raampje naar beneden en
zegt: „Volgooien met super graag". De
tank wordt volgegooid, de voorruit ge
wassen, de banden gecontroleerd, en hij
kan weer een week rijden. Zo gaan
sommige mensen naar de kerk; ze zit
ten erbij, ze laten zich bedienen, maar
ze doen er zelf niets voor.
Moet U eens denken, als U in de va
kantie gaat tanken of als U wat ik
niet hoop pech krijgt...
WAARNEMER.
Van Goes wordt het gezelschap met
het rijtuig van Fransen van de Putte
naar het Sloe gebracht. Daar worden
ze overgezet. En op de Walcherse oever
staat weer een rijtuig gereed! Van de
heer Abrahams, hoofdredacteur van de
Middelburgse Courant en bevriend met
de Goese familie.
Om ongeveer 7 uur 's avonds komen
ze in Middelburg aan. Hier zullen ze
logeren in het enige deftige hotel dat
Middelburg heeft, het hotel van de heer
Buiterijs. Hetzelfde dat later algemeen
bekend is als hotel de Abdij op het oude
Abdijplein en dat in 1940 bij het bom
bardement verwoest is. De heer Abra
hams heeft alles al in orde gemaakt en
kamers voor het gezelschap besproken.
Hotel-perikelen.
Uit dankbaarheid voor al de goede
zorgen, die de heer Abrahams besteed
heeft voor Victor Hugo en zijn reisge
noten, nodigt deze hem uit in het hotel
te komen eten. Er wordt een diner be
steld, maar de hotelhouder zegt kort en
zakelijk, dat zulks niet mogelijk is.
Waarom niet?
Wel, heel eenvoudig. De deftige Mid
delburgers dineerden in die dagen
's middags om 3 uur en hieraan hield
men zich ook in hotel Buiterijs. Wie te
laat kwam moest het zonder doen, ook
al had hij genoeg geld bij zich om de
hele etensvoorraad op te kopen! De ho
telier doet dan ook niet de minste moei
te om te trachten nog wat op te dienen.
Misschien heeft Abrahams het al een
beetje aan zien komen. Hij neemt het
gezelschap mee naar zijn eigen huis
daar vlak bij (bij de Gistpoort), waar
een heerlijk maal de verreisde toeristen
wacht.
Als ze 's avonds naar hun hotel terug
gaan om er te overnachten, zijn de voor
hen gereserveerde kamers bezet door
andere mensen! Hieraan heeft echter
niemand schuld, hier is een misverstand
in het spel. De onrechtmatige bezetters
verlaten de kamers. Het is de Belgische
schilder Arthur Stevens met enkele
dames. Victor Hugo kent hem goed, ook
zijn twee meer beroemde broers. Blijde
ontmoeting daar in Middelburg! Stevens
heeft Victor Hugo op zijn verdere reis
door Zeeland vergezeld. Hij en zijn
reisgenoten kunnen ook in hotel Bui
terijs blijven overnachten. De hotel
houder heeft ineens kamers beschik
baar, terwijl hij een paar uur te voren
gezegd had, dat alles bezet was. Een
rare kerel, die geen gunstige indruk
maakt op Victor Hugo.
Op Walcheren.
De volgende dag bezoeken ze de be
zienswaardigheden van Middelburg;
stadhuis, abdij, statenzaal met gobelins,
gerechtsgebouw aan het Hofplein, mu
seum. Victor Hugo zegt van het stad
huis, dat hij zelden een mooier gezien
heeft en hij heeft heel wat raadhuizen
bewonderd, zowel in zijn vaderland als
daar buiten.
Daarna rijdt men naar Domburg en
van hieruit bezoekt hij met zijn beide
zoons de bekende Westkappelse zeedijk.
Daar ze veel te Iaat zijn om nog in hun
hotel te Middelburg te kunnen eten, ge
bruiken ze 's avonds om half 7 het
diner in het Badpaviljoen te Domburg.
Maar als Victor Hugo om de rekening
vraagt, blijkt deze reeds betaald te zijn!
De volgende morgen vertrekken ze
naar Vlissingen, dat slechts vluchtig
bezichtigd wordt en dat de reizigers
maar matig kan bekoren. Van hier gaan
ze met een boot naar Wemeldinge, waar
kapitein Van Maenen met de „Tele
graaf" op hen wacht om hen naar
Schouwen te brengen.
Zierikzee.
Door de Noordhavenpoort gaan ze het
oude stadje Zierikzee binnen. In ieder
geval bekijken ze deze poort, want de
schrijver heeft het over het zwaard van
Mondragon. Zoals beweerd wordt is dit
op het torentje te zien met zijn scherpe
punt in de lucht. Toen de Spaanse veld
heer de stad moest ontruimen, had hij
het zeker vergeten mee te nemen.
Ook in deze stille vergeten hoek van
Zeeland weet men van de komst van
de beroemde Fransman af. De vroed
schap der stad staat ter begroeting ge
reed, twee kleine in het wit geklede
meisjes bieden bloemen aan en een
groot deel van de bevolking is op straat
om het wonder te aanschouwen. Het
lijkt wel een koninklijke intocht.
Als Victor Hugo door het stadje wan
delt om de bezienswaardigheden te be
zichtigen, wordt hij steeds door een
paar gemeenteraadsleden vergezeld.
In de Grote Kerk bespeelt de organist
ter ere van het voorname gezelschap
het orgel. En de reeds 65-jarige dichter
ontziet het niet om de 278 treden van
de Monstertoren te beklimmen en vanaf
het platform geniet hij van het prach
tig vergezicht.
Schouwen.
De heer Van der Vliet, een rijke han
delaar in meekrap, biedt Victor Hugo
zijn eigen rijtuig aan, waarmee hij hem
naar Brouwershaven zal brengen. Zelf
doet hij dienst als koetsier. Het is het
zelfde rijtuig, waarmee hij enkele jaren
geleden de Koning bij diens bezoek aan
de stad had rondgereden.
Ze maken nog een rondrit door het
stadje en overal staan de mensen voor
hun huizen om Victor Hugo te begroe
ten.
In Brouwershaven heeft men zelfs de
vlaggen uitgestoken. De burgemeester
ontvangt het gezelschap en leidt zijn
gasten rond. Natuurlijk horen ze hier
van de dichter Jacob Cats, maar voor
de Fransen en zelfs voor Victor Hugo
is hij een onbekende. In het stadhuis
zien ze de mooi gebonden volledige uit-
Men schryft ons:
Het was voor de Gereformeerde Ge
meente te Amsterdam-N. een bUJde dag
toen op woensdag 17 mei j.l. Ds. Mole
naar zich als herder en leraar aan onze
gemeente verbond. Ds. Molenaar werd
bevestigd door zijn vriend en ambts
broeder Ds. Elshout. Voor Ds. Elshout
was dit het laatste werk wat hij mocht
doen voordat by naar Amerika vertrok.
Als tekst koos bevestiger Ezechiël 37
3-4. Ds. Molenaar bepaalde z^n aan
dachtig gehoor bq 1 Joh. 1 3.
Na de ernstige predikatie en gebrui
kelijke toespraken werd het woord ge
voerd door ds. Suyker, ouderling Bak
van Moerkapelle en ouderling Molenaar
van Amsterdam-N. Ouderling Molenaar
begon te zeggen dat het een blijde dag
was, toen in 1933 de Geref. Gemeente
in Amsterdam-N. mocht beginnen met
5 gezinnen, die lid waren van de Geref.
Gemeente te Amsterdam-C. De eerste
zondagen waren feestdagen om te mo
gen opgaan naar Gods huis en dan te
luisteren naar een leespreek en in de
week naar de onvergetelijke predikan
ten Ds. van Oordt en Ds. Heykoop. Al
spoedig werd overgegaan tot het stel
len van ouderlingen en diakenen. In
het jaar 1935 werd de gemeente zelf
standig onder het consulentschap van
Ds. van Oordt. Verblijdend was dat
toen vele onkerkelijken nog op hun ho
ge leeftijd lid werden van onze ge
meente. Op 31 maart 1951 werd de
eerste steen gelegd van ons eenvoudig,
maar mooi kerkgebouw. De plechtig
heid werd verricht door Ds. de Gier,
met als tekst Gen. 28 22. In dat zelfde
jaar nl. op 26 september werd de kerk
in gebruik genomen. Deze dienst werd
geleid door Ds. L. Rijksen met als
uitgangspimt 2 Kron. 6 20.
Nu dat we een eigen predikant heb
ben, willen wij de predikanten harte
lijk dank zeggen voor hun door de
weekse beurten. Zij hebben ons altijd
goed bedacht. Op 14 april 1966 werd een
pastorie aangekocht, niet te denken dat
deze zo spoedig in gebruik genomen
kon worden. Wel gaan nu onze gedach
ten uit naar hen, die met ons zijn be
gonnen, met ons hebben meegeleefd,
met ons in de kerkeraad gezeten hebben
en nu niet meer zijn.
Wel mogen we geloven dat er bij zijn,
die overgegaan zijn van de strijdende
in de triumpherende kerk. Wat zullen
zij hun hart ophalen. Tevens vermelden
wij nog dat Ds. de Gier, student van
Vliet en vele afgevaardigden uit de
classis, aanwezig waren.
Aan het einde van de dienst werd Ds.
Molenaar toegezongen Ps. 51 8. De
Heere heeft grote dingen aan ons ge
daan, dies zijn wij verblijd.
Landsmeer. Ouderling Molenaar.
gave van al zijn werken en op het
marktplein staan ze enkele ogenblikken
bij zijn standbeeld. De burgemeester
vertelt ook van de populariteit van
deze volksdichter. Volgens hem wordt
in bijna elk gezin 's avonds voor het
slapen gaan in zijn gedichtenbundel ge
lezen. Dit zullen we wel met een korrel
zout moeten nemen! Maar dat vele
Zeeuwen wat van zijn gedichten of
spreuken kunnen opzeggen, geldt ook
nu nog. Ze bezoeken ook nog de moeder
van de burgemeester, die hen ontvangt
gekleed in Schouws costuum.
Na hun bezoek aan het stadje van
Jacob Cats keren ze terug naar Zierik
zee. De volgende dag vaart kapitein
Van Maenen hen naar Dordrecht. Hij
moet nog verder naar Rotterdam, maar
komt de andere dag terug en neemt
hen mee naar Antwerpen, waar ze
weer logeren in hetzelfde hotel, dat ze
een week geleden verlaten hebben.
Het was een prachtige reis geweest,
een ware zegetocht, voor Victor Hugo
en de zijnen.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Wanneer u en uw vrouw nu deelnemen aan het Premie Spaarplan
en elk jaar f 500,- aflossen op uw hypotheek, dan krijgt u vanaf
1972 ieder jaar honderd gulden van het Rijk! Belastingvrij!
Dit geld kunt u dan weer gebruiken voor de aflossing. (Nou ja, of u
moet uw collectie grammofoonplaten eens behoorlijk willen
aanvullenGeïnteresseerd? Vraag dan morgen eens nadere
inlichtingen. Alle Hypotheekbanken, Bouwfondsen, Banken,
Boerenleenbanken, Raiffeisenbanken, Levensverzekerings
maatschappijen en Spaarbanken zuilen u graag helpen.
(van onze weerkundige medewerker)
Het hogedrukgebied bij de Azoren
heeft een bekende klank. Het is in de
weeroverzichten zo vaak genoemd, dat
vele mensen deze term in hun privé-
weerpraatjes ter sprake brengen.
Meestal niet in gunstige zin.
Vóór mij ligt een brief van een lezer,
waarin deze zijn verwondering uitdrukt
over het feit, dat de weerbureaux voor
het seizoen 1966-1967 een strenge win
ter hadden voorspeld. „Ik, persoonlijk
heb een zachte winter voorspeld aan de
hand van bijna altijd in de natuur op
gaande regels", schrijft hij. En dan
verder ter verklaring: „Het Azorenhoog
heeft ons bijna twee jaren van onge
kende regenval bezorgd Na deze periode
volgt er bijna altijd een tijdvlak met
zeer veel wind en weinig regen. Vorst-
invallen komen hierbij niet voor".
Het is inderdaad zo, dat het Azoren-
hogedrukgebied gedurende de winter
maanden een zuidwestelijke tot weste
lijke luchtstroming van de Oceaan naar
het vasteland doet richten, waarbij de
er in meekomende depressies en fronten
dan de neerslag en wind produceren.
Bij de schaatsliefhebber is activiteit
van het Azorenhogedrukgebied in het
winterseizoen' allerminst populair, om
dat er dan van schaatsen niets of wei
nig terecht komt, in tegenstelling tot
een toestand met hogedruk boven
Skandinavië.
Aan de andere kant zal het oordeel
van de mensen, die ijzen van ijs, na
tuurlijk veel minder vernietigend uit
vallen.
In de zomermaanden van hetzelfde
laken een pak. Een geprononceerd
Azorermaaximum betekent voor ons
land koel en vaak regenachtig of buiig
weer bij zuidwestelijke tot westelijke
winden en een minimum van zomerse
dagen.
Nu kan zich ook een situatie voor
doen, waarbij het Azoren-maximum
ons terwille is. Wanneer het nl. een
uitloper ontwikkelt over Frankrijk, in
de richting van Skandinavië kan dit
juist een bestendiging van het Neder
landse weer tot gevolg hebben, die we
kenlang kan duren. Ook in de uitzon
derlijk warme en fraai-zonnige zomer
van 1947 hield zich, na een koele en
wisselvallige start van juni, een derge
lijke brug van hogedruk tot diep in de
herfst op over of nabij ons land, waar
het weer, afgezien van enkele vrij on
betekende storingen, constant van hoge
kwaliteit bleef.
Het Azorenhogedrukgebied is ons dus
beslist wel sympathiek wanneer het bij
uitzondering zijn filialen eens niet bo
ven Spanje en Italië, maar in onze
contreien opbouwt.
In het begin van deze week deed zich
een ontwikkeling voor, die met de hier
boven beschrevene wel enkele trekken
gemeen had. Een Azoren-hogedrukrug
breidde zich langzaam over Frankrijk
naar het noord-oosten uit, kennelijk
met <ie opzet contact te maken met een
ander hogedrukgebied van Noord-Oost-
Rusland tot de Oostzee. Indien zijn ope
ratie tot een goed einde is gebracht,
zullen we deze week vermoedelijk op
nieuw enkele mooie zomerdagen heb
ben gekregen, die de boeren kunnen
hebben geïnspireerd tot de eerste hooi-
winning van dit jaar. Zolang evenwel
de boven wind een zuidwestelijke com
ponent behoudt, mag de mogelijkheid
van een regen- of onweersstoring niet
worden weggecijferd.
(Nadruk verboden)
voor veilige verzekeringen en
lage premies
Bijzonder snelle schade-
afwikkeling
Zeer scherpe tarieven voor
autoverzekeringen en....
na 1 jaar schadevrij rijden
reeds 20*/« korting.
Financieringen.
VOORSTRAAT 36
TELEFOON (01870) 20 12.
Bqna een eeuw assnrantie-
a genten.
ERVOLGVEBHAAL
door L. KOMBRINK
Copyright:
3. J. Groen en Zoon N.V., Lelden
U
i,Ik ken mijn moeder langer dan van-
rag. Moet er soms een boodschap ge
daan worden? Dat zou goed uitkomen
omdat ik straks toch even weg moet".
„Nee, ik heb geen boodschappen.
Maar we hebben gister een brief ge-
^^ggen van oom Gerrit. Ik geloof dat
Tiem nogal mag, is het niet?"
,Oom is een gemoedelijke dikkerd,
t als zijn zuster", plaagt hij lachend.
j,Als tante Bet net zo was ging ik er
^ag naar toe".
lij wil er nog iets aan toevoegen,
maar op dit moment komt de boer
binnen. Frankema loopt regelrecht naar
dé schoorsteen, waar zijn sigaren staan.
„Ik had het met Evert over onze
Gerrit, Nelis".
„Zo, en heb je hem ook verteld dat
ze daar een mooie ijsbaan hebben?"
„Dat kan niet, vader. Ik zou niet
Weten waar die baan dan zou zijn".
„Dan heeft je broer gelogen, Toos",
knikt de boer.
„Of jullie doen het", merkt Evert op.
„Zou ik die brief eens mogen lezen?"
„Och, waarom?" ontwijkt de boerin.
„Niet nodig", zegt Frankema krachtig.
„Ik krijg het gevoel of jullie me weg
willen hebben".
„Je bent ondankbaar, Evert. Wie gaat
nou niet graag naar zo'n prachtige
hoeve! Je hebt er een leven als 'n
prins. Je kunt..."
„Dat wil dus zeggen dat ik hier een
slecht leven heb. Goeie mensen, ik voer
hier immers óók niks uit. Maar och,
een week is zo voorbij. En eigenlijk is
het erg aardig van oom Gerrit dat hij
vraagt of ik eens kom".
Frankema wijst naar buiten. „Het
schaatsenrijden is nu toch afgelopen.
Er ligt een dik pak sneeuw en er komt
nog meer.
Toen het begon te winteren was een
beetje sneeuw niet zo erg. Maar ds
meesten hebben de aardigheid van het
rijden af en voelen weinig voor een
baan vegen".
Met zijn sigaar in de brand loopt
Frankema de kamer uit.
„Dan zal ik maar het een en ander
voor je inpakken", zegt moeder Toos.
Hierbij kijkt zij Evert aan, maar het is
niet zeker dat hij gehoord heeft wat zij
heeft gezegd. Hij staat bij de tafel en,
kijkt peinzend voor zich uit. Hij ziet
oom Gerrit met de dikke duimen tussen
zijn vest door de stallen lopen. Hij
dwaalt in gedachten door de vele ver
trekken van het grote huis. Maar ook
de felle kijf stem van tante ontgaat hem
niet. Er bonst iets tegen de kamerdeur
en dan ziet hij zijn moeder binnenko
men met een koffer.
„Als je maar weet dat ik met dit
weer niet naar Twelst ga!"
„Natuurlijk niet. Ik pak alleen maar
het een en ander in. Je moet zelf maar
zeggen wanneer je weg wilt."
„Ik ga eens even bij de buren kijken.
Ze zouden vandaag spiering gaan vis
sen".
„Neem een braadje mee, als ze over
hebben, Evert!"
Ondanks de sneeuwjacht is Buter het
ijs op gegaan. Geert is thuis gebleven
omdat hij nogal moet hoesten. Moeder
Lize heeft hem in bed gestopt Als
Evert binnenkomt, hoort hij Geert hoes
ten. Hij gaat bij de kachel zitten en
vraagt wanneer Buter vertrokken is.
„Hij staat vlak onder de wal; je kon
best eens even bij hem gaan kijken".
„Moeder zei dat ik maar een zootje
moest meenemen, buurvrouw".
Na even te hebben gekeken naar de
rappe handen van vrouw Buter, die
aardappelen schilt, zegt hij; „Het zal
Jellie wel spijten dat er zoveel sneeuw
komt te liggen. Heeft ze er nog over
gepraat om een baan te vegen?"
De vraag heeft achteloos, onverschil
lig geklonken. Maar hij wacht met eni
ge spanning op het antwoord.
„Nee, zij heeft het er nog niet over
gehad. Maar ik zal het ook niet aan
moedigen. Met dat geschaats blijft er
een hoop werk liggen. En ik geloof dat
het voor jou ook wel eens goed is dat
je er een poosje mee ophoudt. Ooii
meen ik dat Jellie ging rijden omdat jij
het deed".
Evert krijgt een kleur als vuur. Hij
komt half overeind en moet een paar
keer slikken voor hij kan vragen:
„Heeftheeft ze dat werkelijk ge
zegd, buurvrouw? Gaat ze naar het ijs
omdatomdat ik
„Ho ho, ventje, niet zo'n verbeelding
hoor! Ik denk dat je de plank mis slaat
als je gelooftHet ging haar er
meer om wie het 't langst volhield".
„Je denkt dus als het onze Frits ge
weest was inplaats van ik, dat zij...?"
„Er ook een punt achter had gezet",
knikt vrouw Buter. Toch voelt zij me
delijden bij zich opkomen als zij zijn
ontdaan, teleurgesteld gezicht ziet. Zou
die ongelukkige jongen nou werkelijk
denken dat Jellie verliefd op hem is?
Maar heeft zij gezegd dat het niet zo is?
Jellie laat zo weinig los als het dat
soort dingen betreft. Zij zou het haar
eens kunnen vragen. Ze zou de smaak
van haar dochter niet kunnen waarde
ren, wanneer zij de voorkeur aan Evert
zou geven. Als zij moest kiezen, had ze
dan toch Frits liever. Maar zij heeft
Jellie ondanks haar achttien jaren nog
nooit over dit tedere onderwerp horen
spreken. Een snelle blik naar Evert zegt
haar dat deze mistroostig voor zich uit
zit te kijken. En dan zegt zij op effen
toon: „Onze Jellie heeft verkering in
Weerdam. Hij zal birmenkort...". Ver
schrikt zwijgt ze.
Evert is overeind gesprongen. Zijn
ogen schieten vuur als hij schreeuwt:
„Dat zijn leugens, grote leugens. Zij is".
Dan zwijgt hij abrupt. Verschrikt van
zijn eigen woorden kijkt hij vrouw Bu
ter aan. Een koude blik treft hem.
Haar hand maakt een gebiedend ge
baar. „Ik laat me in m'n eigen huis
door niemand af snauwen, begrepen?"
Met slap neerhangende armen loopt
Evert naar de deur. Hij slikt iets weg
en voor een kort moment lijkt het dat
hij iets wil zeggen.
Voorzichtig sluit hij de deur. Vrouw
Buter luistert naar de zich verwijde
rende voetstappen. Snel zet zij het
aardappelbakje op de vloer, trekt de
deur open en gaat haastig naar buiten.
Evert is reeds op het weidepad. Hij
loopt voorover; zijn voeten slepen door
de sneeuw.
„Evert... kom even terug, joh. Ik
meende het niet zo hoor! Evert...!"
Zij ziet hem het hoofd schudden en
met een gevoel van spijt gaat ze weer
naar binnen. „Het was verkeerd, en...
het waren leugens", mompelt zij. „Maar
is er dan iets tussen Jellie en hem?
Toch heb ik nooit kunnen denken dat
hij zó zou kunnen opvliegen". Vanavond
zal zij Jellie eens polsen. Niet op de
man af, dat is nooit goed. Hoe haalt
die stakker het in z'n hoofd om te
denken dat Jellie van hem zou houden.
Natuurlijk, als buurmeisje. Ze gingen
immers samen naar school, zijn samen
opgegroeid. Hé, daar komt Tom aan.
Geen spiering, jammer! Toch is hij lan
ger dan twee uur weg geweest.
Zij zit weer rustig te schillen als haar
man binnenkomt.
„Is Evert hier al geweest, Lize?"
„Hij is net weggegaan. Je moet hem
hebben zien lopen op het weidepad".
„En heeft hij geen tabak voor me
meegenomen?" klinkt het ongeduldig.
„Daarvoor kwam ik naar huis. Het
vangt best, maar zonder tabak is het
geen harden".
Glimlachend staat vrouw Buter op.
„Je mag blij zijn dat je zo'n zorgzame
vrouw hebt. Ik heb altijd een reserve
pakje in huis, hierzo. Wat zei je, Tom,
vang je ze, en zijn ze nogal aan de
flinke kant?"
„Prachtspiering, lize. Meest kuiters
en dat legt gewicht in de schaal. Ik
maak gauw dat ik weer bij mijn bijtje
kom. Hoe maakt Geert het?"
„Valt nogal mee. Hij hoest haast he
lemaal niet. Denk je dat we van de vis
kunnen verkopen, Tom? Jammer dat
onze Geert ziek is. Hij is dol op spie-
ringvissen. En hij had ook de spiering
weg kunnen brengen".
(Wordt vervolgd)