EiiAnoEn niEuws Het beleg van Middelburg (1.) Medisch geweld in optima forma l pasfoto's |TocIi gelul(l(ig De Kwalileils r KOLFF SYnode waagt m.a.s. een nieuwe gooi BUIJSSE UIT HET Diijes en Daijes Zeeuwse wandelingen STIJLGROEP 2e blad Vrijdag 14 april 1967 No. 3577 Een Spaans eiland tussen de Geuzen. KOLFF - Middelharnis Uw Modehuis Te weinig jonge boeren in Denemarken Liever koeien dan antiek X Ook voor FOTOGRAFIE t J. ZANDSTRA SOMMELSDIJK H^i H. F. Kohlhrügge, zijn jeugd en zijn studie Eerste en tweede bekering Het vrome vlees. Hermann Friedrich Kohlbrügge werd geboren in Amsterdam op 15 aug. 1803. Hij werd in de Hervormde Gemeente aldaar gedoopt, doch kort daarna sloten ^ijn ouders zich aan bij de Lutherse ge- Iieente. Onder invloed van zijn God vrezende grootmoeder rijpte bij de jon- le Hermann het verlangen om later Iredikant te worden. Hoewel hij een Wakke gezondheid had, was hij zéér begaafd en op de Latijnse school blonk Jij uit, vooral in de oude talen. Ach- leruitgang in de zaak van zijn vader leen zeepziederij) en jeugdige twijfel %an de waarheid van Gods Woord brachten zijn kinderlijk geloof aan het fcankelen en doofden de begeerte naar liet ambt. In 1824 echter kwam de fcmmekeer in zijn leven, hij leerde zich- feelf als zondaar voor God kennen en Il zijn gerechtigheid in Christus zoe ten. De studie werd weer opgevat en hetzelfde jaar werd hij candidaat de theologie. Bij de voorbereiding fran zijn eerste preek (gehouden in de Herv. Kerk te Loenen aan de Vecht) doorleefde hij, wat hij noemde „zijn |erste bekering." Hulpprediker geworden bij de Lu- Jierse gemeente in Amsterdam trad hij fenkele malen op voor grote scharen Inensen. Men noemde hem „een jonge- Bing in de natuur, maar een oude in üe genade." In 1827 echter werd hij hls hulpprediker afgezet, omdat hij een bodem predikant van onrechtzinnig- heid had beschuldigd en omdat hij die ...en niet duurder dan andere beschuldiging niet wilde herroepen. Hij ging toen werken aan zijn proefschrift promoveerde in 1829 tot doctor in Ide godgeleerdheid aan de Universiteit Ivan Utrecht, over Psalm 45, die hij Iverklaarde als een bruiloftslied van ■Christus en Zijn Kerk. Kort daarop ■trad hij in het huwelijk met Catharina lEngelberts. Het jonge paar vestigde zich [in Utrecht. Met dat alles had hij geen kerkelijk lak boven zijn hoofd. Zijn Gerefor- Imeerde opvatting van de Predestinatie |verhinderde hem, Luthers te blijven, en Herv. Kerk wUde hem niet onder haar lidmaten opnemen. Kohlbrügge Iheeft over de kwetsende behandeling Idoor de liberale kerkbesturen een bro- Ichure geschreven, getiteld: „Het lid- Imaatschap bij de Hervormde Gemeente Ihier te lande mij willekeurig belet." 1(1833). In hetzelfde jaar stierf ook zijn Ivrouw. En zo stond hij in meer dan léén opzicht alleen Ziek van ellende en verdriet onder- Inam Kohlbrügge een reis naar het IWuppertal, waar hij in aanraking kwam [met de Gereformeerde Gemeente in El- Iberfeld. Daar werd hij af en toe uit- I genodigd, in een kerkdienst voor te (gaan. En daar kwam het ook tot wat jhij later „zijn tweede bekering" noem- Ide. Bij de voorbereiding van een preek lover Rom. 7 14 viel er een geheel Inieuw licht op het leven der heiligma- Iking. De aanleiding was niet méér dan Ide plaats van een komma. Steeds had iKohlbrügge aldus gelezen: „Ik ben vle- fselijk verkocht onder de zonde," d.w.z.: [„zolang ik vleselijk ben, ben ik aan de Izonde onderworpen," Maar nu zag hij lachter het woord „vleselijk" een kom- Ima staan. Dat wilde dus zeggen: ook I de wedergeborene is en blijft vlees, én [verkocht onder de zonde. Dat bracht Ihem tot de wetenschap dat Christus Iniet alleen gewin is tot rechtvaardig- Iheid, maar ook tot heiligheid. Alle stre- Iven naar eigen heiigheid is dus tekort idoen aan het volbrachte Middelaars- [werk van Christus. Van die dag af heeft Kohlbrügge zéér I radicaal met alles wat mens en dus vlees is, afgerekend, om de rechtvaar digheid en de heiligheid alléén buiten zichzelf in Christus te zoeken. Daarbij deed hij soms zéér krasse uitspraken, zoals: „De Wet is ons een lijk gewor den" en „Werp uw heiligingskrukken maar weg, gij kunt er toch de berg Sion niet mee op." Met zulke gezegden heeft hij zich (overigens zonder grond) de verdenking van antinomianisme op de hals gehaald. Vooral met sommige vrienden uit de kring van het Réveil, onder andere met Isaac da Costa, kwam het tot een breuk. Dit onbegrip heeft Kohlbrügge veel verdriet gedaan. Juist in de tijd dat Kohlbrügge ker kelijk dakloos en dus ook ambtloos was, brak de Afscheiding uit. Wat lag méér in de lijn der verwachtingen, dan dat hij zich bij de Afgescheidenen zou voegen? Hoe gaarne de Afgeschei denen dat ook hebben gewild, hij dacht er zelfs niet aan. Dat had met zijn theologische inzichten te maken. Hij zag elke poging om de kerk te zuive ren en te heiligen, als „vroom vlees". In dat licht moeten we de uitspraak bezien, die later zo beroemd (of be rucht?) geworden is: „Alle Afscheiding is vervloekt van de Heere Zebaoth". Twaalf jaar lang heeft Kohlbrügge in Utrecht gewoond, waar hij zijn tijd productief maakte met het schrijven van theologische en stichtelijke werken. Toch zou de kansel voor hem open gaan, alleen geheel anders dan hij had gehoopt en verwacht. Dat hopen we de volgende week te zien. Waarnemer. RIJMEN VAN TIJMEN Amsterdam weer even, In het middelpunt. Rijen van de provo's Aardig vlot gedund. Even grote schooimiaak. Op het station. Iets wat men al maanden. Daar niet houden kon. Lange haren zaten. Aardig in de klem. En ze beven nu nog. Voor zo'n Jannenstem. Een enorme schoonmaak, In de maatschappij. Hoort er zo gedurig. Ook maar weer eens bij. O zo menig nietsnut. Koos het hazenpad. En zo biedt de hoofdstad. Ons weer telkens wat. Maar het is toch zelden, Maar iets, goeds, nietwaar. Lange haren klitten, Heel graag bij elkaar. Nog meer gas in 't Noorden, Dan wel werd vermoed. Met de bodemschatten, Zit het heus wel goed. Het scheelt weer miljarden, Voor de Staatskas hoor. Ofgaat dit bedragje, Ongemerkt er door? Dat is niet te hopen. Ondanks deze bel. Zo zijn bodemschatten. Toch wel zeer in tel. En het is te hopen. Dat men 't zo beheert. Dat er nu eens echt niet, Hier wordt potverteerd. Wel een late lente. Voor zo menig boer. Om nog bij te komen. Is een hele toer. Een zeer zachte winter, Zegt nog niet zo veel. Dan zijn andere zorgen. Menigmaal ons deel. En eten vrij laat voorjaar, Is in deze tijd. Nu we zo gehaast zijn, Ook geen kleinigheid. Zonloos zijn veel dagen. Ook al weer geweest. Een zeer koude lente, Staat ons voor de geest. In ons kille Holland, Speelt 't klimaat een rol. Heden zijn de stranden, Nog niet overvol. TIJMEN. Dit jaar bestaat Middelburg als stad 750 jaar: in 1217 kreeg het stadsrechten. In juni wil men dit historische feit op sobere wijze herdenken, voor een uit bundige feestviering heeft men geen geld genoeg. Ieder kent natuurlijk het interessante verhaal met het mooie lied van de inneming van Den Briel door de Watergeuzen. Dat was op 1 april 1572. „Op de eerste april verloor Alva zijn bril." Ook zullen liefhebbers van de Zeeuw se historie de regels wel kennen: „Op april zes verloor Alva zijn fles." Zes dagen na de inneming van Den Briel koos Vlissingen (heeft als wapen een fles) de zijde van de Prins van Oranje. Een maand later (4 mei) deed Veere hetzelfde, weldra gevolgd door Arnemuiden en het platteland van Wal cheren voor een groot deel. Nu lag Mid delburg daar als een Spaansgezind eilandje te midden van Oranjeklanten en Geuzen. Het spreekt vanzelf, dat de aanhan gers van de Prins alle moeite deden om ook de hoofdstad aan hun zijde te krijgen. Tenslotte is het hun gelukt, maarna een belegering van bijna 2 jaar. De meesten weten weinig of niets van dit beleg af, ook de Zeeuwen niet. Toch is de geschiedenis ervan even boeiend als de belegering van Haar lem, Alkmaar en Leiden. Daarvan we ten we genoeg, alle geschiedenisboeken handelen er uitvoerig over. We zijn vertrouwd geraakt met de dappere Haarlemse vrouw Kenau Simans Has selaar; we kennen de burgemeester Pieter van der Werf uit Leiden beter dan onze buren; we dansten van vreug de bij het horen ,van Alkmaar begint de victorie." Maar bij het beleg van Middelburg trekken we een verwonderd gezicht en halen onze schouders op. Daarom in het jaar van het 750-jarig bestaan der Zeeuwse hoofdstad een paar artikelen over deze belangrijke gebeurtenis. Aanvallen op de stad De belegering van een stad stellen we ons meestal zo voor: een stad met dikke muren en diepe grachten, de mu ren versterkt en bevolkt met soldaten, de poorten bewaakt, de bruggen opge haald. Daaromheen de vijand, die de stad aan alle kanten insluit, achter schansen en in loopgraven beschut. Aanvallen op de stad en uitvallen uit de stad op de belegeraars. In de meeste gevallen gebeurde het ook zo. Maar bij de belegering van Middelburg ging het anders toe, van een nauwe insluiting is geen sprake geweest. Vanuit Vlissingen heeft Treslong een paar keer geprobeerd door een aanval Middelburg te veroveren, maar het is hem niet gelukt. Reeds in april 1572 deed hij een aan val op de Noorddampoort, die echter mislukte. Hij werd teruggeslagen en op zijn terugtocht naar Vlissingen nam hij en passant het slot. Ter Hooge, waarvan de bewoner Jan van ter Hooge tijdig was gevlucht. Een paar weken later beproefde hij zijn geheel bij de Zuiddampoort weer tevergeefs. Kort daarna kreeg Middelburg ver sterking. Een vloot van admiraal d' Avila zette hij fort den Haak te Vrou wenpolder 1200 Spaanse en- Waalse sol daten op het strand, die vechtend hun weg naar Middelburg vonden. Het aldus versterkte garnizoen deed een uitval op de belegeraars, die met achterlating van hun geschut naar Arnemuiden vluchtten. De Spanjaarden achtervolg den hen en-wisten zelfs Arnemuiden te heroveren, waarbij 400 burgers en geu- zensoldaten sneuvelden. Verovering door verraad? Een jaar later (1 juli 1573) hebben de Geuzen nog een keer geprobeerd Middelburg te veroveren met de hulp van de Middelburgse busschieter' (ka nonnier) Aart de Mesmaker. Ongeveer 1000 man uit Vlissingen zouden zich 's nachts dicht bij de stad in de tuinen verbergen, 's Morgens vroeg zou bij Arnemuiden alaim ge- «laakt worden, loos alarm. Trokken de Spaanse soldaten dan uit Middelburg om daar te gaan helpen, dan zou Aart de Mesmaker zorgen, dat de poort voor de weggekropen Vlissingers werd open gedaan. Hij had verzekerd dat wel 2 a 300 burgers hem zouden helpen om de Vlissingse troepen binnen te laten. Ook deze poging is niet gelukt. Schild wachten op de muur ontdekten de ver stekelingen en van het mooie plan kwam niets terecht. In de stad begreep tnen dat er verraad in het spel was. Men maakte pijnbank en geselkoord gereed om de verraders te ontdekken. Op het hoofd van de ergste schuldige zette men f 600,beloning, maar Aart wist uit de stad te ontsnappen. Nu moesten de Spanjaarden genoegen ne men met het verhoren en martelan van 5 verdachte personen. Ze werden op het galgenveld buiten de stad aan de galg gehangen. Zoals het de gewoonte in die tijd was, bleven de lijken daar als een afschrikwekkend voorbeeld hangen tot ze verteerd waren. Pas na de overgave der stad hebben de fami lieleden gelegenheid gekregen de half vergane lichamen van de galg af te ne men en te begraven. Verbroken verbindingen Door rechtstreekse aanvallen de stad veroveren ging dus niet. Daarom pasten de Geuzen een andere taktiek toe: ze zouden de verbindingswegen afsnijden, zoals dat bij de tegenwoordige oorlog voering heet. Deze methode is hun prachtig gelukt: door de honger ge dwongen heeft Middelburg zich ten slotte moeten overgeven. Nu Arnemuiden weer in Spaanse handen was; kon er door de smalle on diepe Arne wel eens wat in de stad gebracht worden. Vooral uit Goes, dat eveneens nog Spaans was. Wel heeft Tseeraarts vanuit Vlissingen gepro beerd Goes te veroveren, maar na een beleg van een paar maanden moest hij terugtrekken. Dat kwam ook doordat Alva's dappere officier Mondragon van uit Bergen' op Zoom door het verdron ken land van Zuid-Beveland waadde en hulp aan Goes bracht. Toen moest Tseeraarts maken dat hij wegkwam. De Geuzenschepen zwalkten op het Sloe voor de mond van de Arne en be letten de hulp aan Middelburg zo goed mogelijk. Door dit onbeduidende vaarwater konden trouwens alleen kleine schepen terecht. De voornaamste waterweg naar Mid delburg was het kanaal, dat tijdens Ka- rel V 30 jaar geleden gegraven, was van de stad naar het fort Rammekens of Zeeburg. Wanneer deze verbindings weg was afgesneden, dan was Middel burg verloren. Rammekens veroverd Vanuit Vlissingen legde men er zich dus op toe om Rammekens te verove ren. Op 30 juli 1573 deed men een schijnaanval op Arnemuiden. Zo werden de Spanjaarden uit het kasteel gelokt om hun makkers in Arnemuiden te gaan helpen. Er bleven slechts 70 man bij het fort, waarvan de meesten bezig waren om koren te snijden in de om geving. Nu werd Rammekens zowel van de land- als van de zeezijde be schoten. Een loopgraaf werd naar de muur aangelegd om die in de lucht te laten vliegen. Zover is het echter niet gekomen. Op 4 augustus gaf de bezet ting zich over, op voorwaarde dat ze vrije uittocht naar Middelburg kreeg. In het kasteel vond men 18 stuks ge schut, veel kruit en kogels en wel voor drie maanden vlees, koren en wijn. Men was dus wel berekend op een langdurig beleg. Door de verovering van Rammekens kwam de toegang tot de haven van Middelburg in het bezit der Geuzen. Zo goed als niets kon er meer door. Dit was het begin van het einde der stad, zoals we in het volgend artikel zullen Middelburg. L. van Wallenburg. voor veilige verzekeringen en lage premies Bijzonder snelle schade afwikkeling Zeer soherpe -tarieven voor autoverzekeringen en. na 1 jaar schadevrij rijden reeds ZW» korting. Financieringen. VOORSTRAAT 36 TELEFOON (01870) 2012. Bqna een eeu-w assurantie agenten. Onder deze kop wordt in het refor- matorisch-christelijk toekomstblad, uit gave van de Evangelische boekhandel „Horizont" Postbus 77 te Hoogeveen een critische beschouwing gegeven op de fluoridering en de grote voorvech ter daarvan Prof. Muntendam. Ook klinkt een scherp protest tot prof. dr. A. de Froe in wie Farao herleefd is... Het blad zegt: 1. Prof. Muntendam heeft de hof stad zwaar beledigd en is daarvoor op de -vingers getikt door de burgemeester van 's-Gravenhage welke doorluchte stad met Elspeet, „achterlijk" Veluws dorp, werd vergeleken. Wat zulke drij vers van de volksvergiftiging al niet durven! Zij tasten zelfs de schepping van GOD aan; hoe zouden ze dan het karakter van welk mens of welke stad ook, NIET aantasten? Den Haag heeft de fluoridering van het water dat aan IEDER toekomt niet alleen aan prof. Muntendam en zijn afgodische bende niet willen la ten vergiften en is tot dat besluit na raadslag „op hoog niveau" gekomen; wie mag dan zeggen dat het een gedrag als van eenvoudigen in Elspeet is? Ter wijl Den Haag en zijn vroedschap meer karakter getoond heeft dan de leidslie- den, kerkelijk bijzonder, van Elspeet; zelfs dan een draaibord als ds. Wisse en zijn Geref. Gemeente-volk, een „ja en nee"-groep. Van karakter gesproken, ben ik er trots op een Hagenaar te zijn en geen vooraanstaande van de El- speetse gemeente, al zullen daar den kelijk wel een handjevol of minder, burgers zijn die nog geuzebloed, nog reformatorisch karakter hebben? We hopen het eens te merken, want onze ervaringen daar waren droef 2. Erger nog dan prof. Muntendam maakt prof. dr. A. de Froe het, in wie FARAO HERLEEFD is, de Farao van Israels uittocht uit Egypte. Zoals die Farao de knaapjes liet verdrinken om al toen geboorte-beperking toe te pas sen, tot straf waarvoor de Heere hem zelf en al zijn krijgsvolk verdronken heeft in de zee zo wil deze Farao redivi-vus zijn moordenaarshanden slaan aan Neerlands mannelijke jeugd, van welk goddeloos plan de ATHEÏST HUXLEY, volgens zijn eigen leer fa milie van de aap, latere auctor intel lectualis is. „Een aanmerkelijke beper king van het aantal mannelijke ge boorten, dus op de duur van het aan tal mannen, zou de VREDE OP AARDE ten goede komendat dacht Fa rao ook, die toen enkel aan zijn land dacht; de Farao redivivus denkt nu aan de gehele wereldom daarna naar de maan te gaan? Ds. A. van der Kooij, Hervormd pre dikant te Noorden (v.h. te Nieuwe Ton- ge van 1938-1949( schrijft in de kerk bode „Hervormd Ringblad" voor Noor den en omstreken het volgende: Ter synode stemden nog sommigen tegen de volledige opensteling van de ambten voor de vrouw. Maar met alge mene stemmen blijkt aanvaard het ge schrift „Klare wijn." Het is een soort „leer aangaande de Heilige Schrift." Een nadere uiteenzetting. Het heet daarin: „daarom wagen wij nu een nieuwe gooi" (blz. 78). Dus: géén ge loof s-stuk! Op blz. 89 vertelt men ons: „De grove Simson-verhalen" zijn mis schien wel „legenden"! Blz. 106 ver werpt de Dordtsche verkiezingsleer. We laten het hier nu bij. Dit ge schrift moet verheldering brengen „in de theologische onzekerheid", zo gezegd. Betekent zulks dat we nog méér „entsichert" moeten worden? Met al gemene stemmen aanvaard door „De Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk", dit geschrift! Mis schien wordt er zo een „obstakel" uit de weg geruimd om „samen" met de rooms-katholieke kerk de Bijbel te gaan lezen?! „Wat zou ons" (nu nog?!) „ver hinderen?", zo lezen we althans op bladzijde 256. Een SYNODE, DIE ER, MET ALGE MENE STEMMEN, EEN GOOI NAAR DOET...?! zuivir scbetnvol GRONINGEN NATUURLIJK BIJ MIDDELHARNIS Het aantal voor de overname van een landbouwbedrijf beschikbare jonge boeren in Denemarken is nu zo gering, dat zij slechts een derde van het aan tal landbouwbedrijven, dat jaarlijks gemiddeld vrijkomt door generatiewis seling, zullen kunnen bemannen. Er is nog wel een reserve aan te trekken uit jongere lichtingen, maar dan moet het wel duidelijk worden gemaakt dat de landbouw betere tijden in het vooruit zicht heeft. Velen zijn van mening dat de Deense agrarische export in het ko mende jaar hogere prijzen zal opleve ren. Het is de vraag hoe de ontwikke ling verder zal zijn. Of een groot deel van de jongeren zal als landbou-wfunc- tionaris gaan werken op de grote tot zeer grote bedrijven en nooit zelfstan dig boer worden, óf de regering zal ex tra financieringsfaciliteiten moeten bie den die de bedrijfsovername aantrekke lijker maken, aldus „Landbouwdocu- mentatie". De Tweede-Kamerfractie van de Boerenpartij bestaat sedert de verkiezingen van 15 februari uit zeven man; daarvoor telde zij er slechts drie. Een grotere fractie heeft behoefte aan een ruimere fractiekamer en die is de Boe renpartij dan ook ter beschik king gesteld. Het is een keurige, deftige kamer op de eerste ver dieping, met meubilair van on bestemde stijl. Aan de wand hangen twee antieke schilderijen, beide van Cornelis Cels, ge maakt omstreeks het einde van de achttiende eeuw. Het zijn fraaie portretten, die mr. A. Hoyinck van Papendrecht en me vrouw Paulina Loeff Heshusiv^ voorstellen. De heer Koekoek is met deze schilderijen, beschikbaar gesteld, door de Stichting Nederlfmds Kunstbezit, niet gelvSkkig, aldus dit bericht, dat we uit de N. Rott. Crt. knipten. En wat heeft hij ge daan? Hij heeft beide portretten omgekeerd. Ze hangen nog wel aan de wand, maar men ziet al leen de achterzijde. De heer Kokoek zou liever schilderijen in zijn fractiekamer hebben waar koeien op afgebeeld staan en zij behoeven ook niet antiek te zijn. iVERVOLGVERHAAL door L. KOMBRINK Copyright: J. J. Groen en Zoon N.V., Leiden ,21 Het meisje haalt de schouders op en zet haar fiets in de schuur. Buter volgt haar op de voet, omdat zijn schaatsen in de schuur moeten hangen. Zij hangen er inderdaad, maar er zitten geen tou-wtjes aan. „Dat heeft Geert 'm geflikt", mop pert hij boos. Maar goed dat hij nog banden in reserve heeft. Toch zal hij het de jongen goed zeggen. Hij moet van deze schaatsen afblijven. Jellie heeft hem wel horen mopperen, maar zij let er niet op. Zij is verlangend om op het ijs te komen. Ze is erg benieuwd of ze het nog zal kurmen. Vlug gaat zij naar haar kamer om meer passende kleding voor het schaatsen aan te trek ken. Als ze in de kamer komt, ge kleed in nauwe broek en -witte trui, hoort zij dat vader haar moeder pro beert over te halen om ook een baantje te gaan rijdeji. Vrouw Buter aarzelt. Het is -vrijdag en ze is nog niet klaar met haar werk. Buter -wimpelt haar bezwaar weg. „Werk zal er wel blijven, maar ijs niet. Wie weet hoe gauw het weer gaat dooien". En dan geeft moeder zich ge wonnen. „Wacht maar niet op ons, Jellie. Nee, wacht even. Wat zou ik aandoen?" „Trek die geruite rok aan moeder. Die zal erg goed bij je grijze trui staan. En neem dan die geblokte hoofddoek. Nou, dan ga ik maar. Tot kijk hoor!" Geert is op het moment dat zijn zus ter op het ijs komt, het middelpunt van belangstelling. Hij is bezig een serie fraaie rondjes te beschrijven met een dorpsmeisje. Er staan heel wat mensten naar te kijken en daardoor raken zij opeens de kluts kwijt. Het meisje klopt haar broek schoon en Geert gaat er met een rooie kop vandoor. Een eindje verder staat Evert uit te blazen. Buter junior remt af en ihakt met zijn mes een stukje ijs los. „Zag je ons die tuimeling maken. Evert? Het was niet gebeurd als er geen mens naar ons had gekeken". Nu ziet hij dat Evert in gesparmen aandacht ergens naar kijkt. „Het kan niet, maar anders zou ik durven wedden dat Jellie daar aan komt krassen. Kijk, dat meisje met die -witte trui aan. Geert!" „Het is Jellie", knikt Geert. „Maar ik zie nog meer. Daar komen vader en moeder ook aan en jouw vader ook! Sjonge Evert, had je dót gedacht?" Met de handen op haar rug passeert Jellie de twee jongens. Ze kijken haar na en Evert zegt: „Ik geloof dat ze het nog beter doet dan verleden jaar". Geert knikt. Hij ziet zijn zuster stop pen en terugkeren. Met een harde ruk staat ze bij hen stil. „Heb je vrij gekregen?" vraagt Geert. „Ik kon kiezen tussen vanmiddag en morgenmiddag", legt zij uit. „Dan ben je een domme gans dat je nou vrij neemt", verklaart Geert. Evert knikt bedachtzaam. „Er zijn op zaterdagmiddag veel meer rijders, Jel lie". „Ik ga op het ijs om te rijden en niet o mde mensen. Samen een baantje. Evert? Op het ijs mag een meisje dat vragen, is 't niet?" „Daar weet ik niet veel van af, maar ik vind het best. Kruiselings of achter elkaar, Jellie?" „Eerst maar eens kruiselings. Voor uit, Geert, zoek jij EUie Hoek maar weer op. Ik heb liever dat de mensen naar jullie kijken dan naar ons. Hier met je handen, Evert!" Buter heeft zijn klompen naast die van zijn zoon gezet, want beiden kno pen hun schaatsen onder de kousen vast. Zijn vrouw draagt speciale laars jes, maar Frankema heeft zijn voeten en enkels in een paar ruige vetleren kistjes gestoken. Het zijn lompe doch waterdichte schoenen, waarmee je een flinke plas water kunt nemen zonder nat te worden. Al gauw rost de boer met wiekende armen over het ijs. Hij houdt stevig koers en iedereen moet maar uit-wijken voor de robuust voort- - snijdende Frankema. Buter heeft eerst zijn plichten als echtgenoot te vervul len. Moeder Lize is wel niet zo corpu lent als haar buurvrouw, maar toch valt haar een diep bukken niet mee. Daarom prutst haar man de schaatsen vast. Frankema komt al weer terug. „Mooi ijsje, mensen. Wat denk je buurvrouw, zou je het nog kunnen?" „Schaatsenrijden verleer je nooit", zegt Buter en hij richt zich op. „Zo, probeer maar eens of je nog vooruit kunt komen, -vrouw!" Frankema wil de eerste slagen van zijn buurvrouw maar niet afwachten. Hij zet zich hard af, zodat de schilfers ijs rondvliegen. „Je moest maar even opleggen, Tom". „Best, maar je moet je niet laten glijden hoor!" Langzaam komen de echtelieden in beweging. Vrouw Buter leunt zwaar en haar handen knijpen hevig in die van haar man. Maar het gaat, zij het lang zaam. Jellie en Evert komen even naast haar rijden. „Je benen beter uitgooien, moeder", instrueerd het meisje, Buter kijkt-grim mig dwarsaf. „Wil jij soms eens probe ren om je moeder vooruit te krijgen?" „Dan gaan we maar weer. Evert. Je rijdt best, joh. Maar ik ben bang dat moeder het niet lang zal maken. Het is net alsof er een dik stuk elastiek om haar knieën zit. Haar benen klappen iedere keer tegen elkaar aan". „Wie zal zeggen hoe -wij het doen als we zo oud zijn. Kijk, jullie Geert draait weer krullen met Ellie!" Evert knikt maar eens. Hij praat liever niet te veel. Hij heeft al zijn krachten nodig nu. Hij rijdt met forse halen en Jellie is wel genoodzaakt om hetzelfde te doen, -wil zij niet schuin achter hem komen te rijden. Een ander paartje gaat hen, hoewel langzaam, voorbij. Evert bijt op zijn tanden. Jellie voelt aan het knijpen van zijn handen dat hij zich daar aan ergert. „Laat ze maar schuiven hoor!" zegt zij rustig. „'t Is nooit prettig als ze je voorbij rijden, Jellie". „Er is altijd baas boven baas. Waar om zouden we oTis druk maken?" Zij ziet de grimmige grimas niet die op zijn gezicht ligt. Zich niet druk ma ken, zegt ze. Zij moest eens weten hoe hij zich op 't ogenblik voelt. Maar hij valt er liever bij neer dan te laten merken dat dit rijden eigenlijk boven zijn krachten gaat. Hij -wil tonen dat hij mee kan doen. Hij zal die lui uit het dorp eens laten zien dat een bochel ook schaatsen kan. „Wij moesten maar eens stoppen. Zo ver we nu zijn is nog niemand geweest. En vader zegt dat je op zeeijs altijd voorzichtig moet zijn". Maar al te graag geeft hij aan haar voorstel gevolg. „Even uitblazen en dan weer op huis aan." Evert kijkt de andere kant op. Daar om ziet zij niet hoe hol zijn ogen staan. Evenmin merkt zij het snelle hijgen van zijn borst, „Waarom schaats je vanmiddag? Je had toch beter morgenmiddag vrij kunnen nemen?" Het zijn korte volzinnen, die hij met grote moeite zonder haperen uitspreekt. „Weet je wel dat onze Frits morgen voor het weekend thuis komt?" „Je moeder vertelde het mij eergister al. Kom, we gaan weer. Ik heb geen zin om 'n verkoudheid op te lopen... Evert... wat zijn je handen koud!" Nu kijkt zij hem aan en schrikt van zijn. gezicht. „Daar is het winter voor. Wij hadden misschien beter handschoenen aan kun nen trekken". „Wij hadden beter wat rustiger kun nen rijden. En ik had -wijzer moeten zijn. Zijn we soms vreemden voor el kaar? Denk je dat ik van je verlang dat wij iedereen voorbij moeten? Ik waar deer je trots hoor, maar dat was niet nodig. Evert!" „Ik vertik het om altijd te worden ontzien. En als jij nu ook al begint..." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1967 | | pagina 5