eiiahdeii niEuws Ojrunott ZEISS Toch gelukkig De oudste Bijbels heb ik van sparen willen weten, maar nu... PREMIE SPAARPLAN iTHE» Nieuwe Voorjaarskollektie Zeeuwse wandelingen Dli'ies en Daijes t Drs K. C. van Kempen voorzitter van de C.I.B.E. Vrijdag 10 maart 1967 No. 3568 ■U2E IIJ 2052 SMEEDIJZEREIÏWANOKLOKKE» Basis voor persoonlijk bezit J. Keuvelaar Een fruitmand nodig? -slaM' i Fig cosius franse tws. Iposéuni. T 8treep]j lodekleur,' Geest en Kerk Kerk, secte en ^gezelschap Geest en ambt jk mijn praatje over de Pinkster- ipen, nu twee weken geleden, heeft rëactie opgeleverd. Volgens de [iregels, die in de journalistiek gel- raag ik deze brief eigenlijk niet „itwoorden, want de schrijver (of llirijfster) weigert zijn (of haar) naam end te maken. Dat zal pas gebeuren, leer ook Waarnemer zegt, wie hij Nu, daar zie ik de noodzaak nog It van in. Ik geloof niet, dat iemand Ivoordeel van zou hebben, mijn naam 'kennen, en evenmin dat iemand er ideel van ondervindt, die naam niet r kennen. Met de lezers ligt dat an- irs. Wanneer zij een brief aan de re- ïctie schrijven, en zeker wanneer ze like gewichtige zaken aansnijden als lijn correspondent doet, dan mogen •e op z'n minst een ondertekening ver achten. i Maar de schrijver heeft nog een an- 'ere vrees om zijn naam prijs te geven. is kennelijk bang dat de kerkelijke ^•4meenschap waartoe hij behoort, hem '"'al uitstoten, omdat hij een voorstan- er van de Pinkserbeweging is. Nu, /anneer ik zo over de kerk dacht, zoals ij blijk geeft te doen, dan zou dat oor mij geen beletsel zijn. Als het toch .raar is, dat de Heilige Geest Zich uit Ie kerk heeft teruggetrokken om Zijn rerk voort te zetten in de Pinkster- groepen, dan kan men zo'n geesteloze ;erk best vaarwel zeggen. Tenminste, vanneer ik persoonlijk daarvan over- uigd was, dat de Geest uit de kerk(en) jeweken was, dan zou ik er geen dag neer in blijven! Ik dacht althans, dat dit de teneur vas van de brief die ik ontving. Mijn ;orrespondent schrijft onder meer: „Er sijn steeds weer mensen geweest die dch los moesten maken van de kerken. Dnkerkelijken werden ze vroeger ge- 'loemd, en uit mijn jeugd herinner ik me nog dat het niet de minsten waren. Toen kwamen er grote gezelschappen bijeen van heinde en ver. Er kwam ook ^een man bij ons die dat gezelschap Leidde, ik was nog erg klein, maar ik weet nog dat hij tegen mijn moeder zei: „Er zal een tijd komen dat de Heere gaat werken buiten de kerken Eem". En ik geloof dat we daar nu aan toe zijn". Elke zin uit deze geciteerde regels roept vragen op. Is het waar dat steeds weer mensen zich los moesten maken !van de kerk? Onze belijdenis zegt pre- fcies het omgekeerde, namelijk dat ieder IE schuldig is zich bij de kerk te voegen. ,j^£^. En wanneer we de kerkgeschiedenis ""^nagaan, inderdaad, telkens weer zijn er N. lieden opgestaan, die geroepen hebben: De Geest is geweken, vlied uit Babel, maar wat is er van cil die geestelijke mensen en groepen terecht gekomen? Brakel'somt er in zijn „Redelijke Gods dienst" een heel rijtje op: Adrianus de otten gelf Herder, Jean de Labadie, Pierre Yvon, enz. Daar zouden er vandaag de dag nog heel wat aan toegevoegd kunnen worden. Maar de praktijk heeft geleerd, dat het lang niet altijd even geestelijk toeging in deze groepen, die preten deerden, de Geest te bezitten... Van der Groe waarschuwde in zijn tijd al: „Op de bergen der Ixiipaarden en in de woningen der leeuwinnen is al zo me nigeen ongelukkig verslonden, die voor zichzelf geestelijker wüde zijn dan alle andere kerkgangers samen". I /jjjji En dan die zogenaamde „onkerkelij- ken". Ik geef graag toe, dat er oprechte christenen onder hen zijn geweest, die leden onder het verval van de kerk, en die vaak ook niet kónden opgaan onder de plaatselijke bediening van het Woord Maar velen van hen waren ook niet vrij van hoogmoed. Die kerk, nu ja, die was goed genoeg voor de onbekeerden, voor „de schare die de wet niet kent", maar wie eenmaal bekeerd was, kon fonk missen. Stelt u zich dat ICIIIw eens voor: de kerk kunnen missen, met haar prediking en haar sacramenten! De instellingen van Christus kunnen missen, ik vind dat, eerlijk gezegd, een slecht teken, en een symptoom van een dor en kwijnend geloofsleven. Wat het merkwaardigste is, blijkbaar kan de kerk althans in dit gedachten- patroon, nog niet gemist worden als „bekeringsinstituut". Om tot bekering Haver: ng 7.301- Het bei en geloof te komen, is de kerk nog nèt goed genoeg, alleen zodra men bekeerd is, moet men eruit. Sommige gezel schapsmensen hebben dan onomwon den uitgesproken: „Je kunt in de kerk wel geboren worden, maar je kunt er niet in leven". Als dat waar is, dan is de kerk een moeder, die haar kinderen ter wereld brengt om ze terstond na de geboorte te vondeling te leggen... Gelukkig ken ik nog vele oprechte kinderen Gods, die niet alleen een moeder nodig had den om geboren te worden, maar ook om gevoed en verzorgd te worden. Mensen, voor wie de wekelijkse op gang naar Gods huis, en de wekelijkse bediening des Woords een vreugde is. Mensen, die ook in de kerk mogen on dervinden: „Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft. Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft..." En dat nu de tijd aangebroken zou zijn, dat de Heere begint te werken buiten de kerken om, wie bewijst- dat? De fout ligt daar, dacht ik, dat de Hei lige Geest losgemaakt wordt van de ambtelijke bediening van het Woord. Met andere woorden, dat niet meer wordt verstaan, dat de verhoogde Christus de gemeente regeert door mid del van de ambten, die Hij heeft inge steld. Men zoekt het in het buitengewo ne erl daardoor vindt men in het ge wone geenvoldoening meer. Daardoor komt het, dat mijn briefschrijver, die onder allerlei predikers heeft gekerkt (Bondsdominees, Christelijk Gerefor meerden, en predikanten van de Geref. Gem. en de Oud Geref. Gem.) volgens zijn eigen mededeling pas het volle en rijke geloofsleven heeft aangetroffen in de Pinksterbeweging. Hierin moet ik met hem van mening verschillen. De contacten die ik had met „Pinkstermensen" waren van dien aard, dat ik geneigd ben, vele vraagte kens te plaatsen. De muren van Jericho zijn inderdaad gevallen terwijl Israël op de bazuin blies, maar (hoewel ik een vele modellen met batlerJj-uurwerk reeds v.a. 0*J« WINKELCENTRUI\1 BINNENWEG 45 TELEFOON 11.66.15 - ROTTERDAM groot liefhebber van muziek ben!) ik heb nooit in de Schrift gelezen, dat we door muziek en applaus wedergeboren worden, maar wel door de bediening van Woord en Geest! En aan de kerk aan de ambten is die bedlening toebe- trouwd... Daarmee wil ik niet graag ieder lid van de Pinksterbeweging veroordelen. Ik wil uit de aard der liefde aannemen, dat onder hen oprechte kinderen Gods kunnen zijn. Maar het systeem blijf ik hoogmoedig en gevaarlijlï vinden. De Schrift zegt: „Gelooft niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn". Dat zou ik ook mijn onbekende brief schrijver dringend willen aanraden. WAARNEMER. Nu moest ik gewoon wel, want het sparen werd te aantrekkelijk. Mijn vrouw en ik sparen nu elk jaar 500,- en naast de normale rente krijgen we vanaf 1971 ieder jaar ook nog eens honderd gulden van het Rijk! Belastingvrij! €n dat telt dubbel aan. Waarom informeert u ook niet eens naar de spaarbewijzen van het Premie Spaarplan? Alle Spaarbanken, Poskantoren, Banken, Boerenleenbanken, Raiffeisenbanken en Bouwfondsen zullen u graag inlichten. Enkele weken geleden heb ik in ons blad gelezen dat er een comité is op gericht tot behoud van de Statenverta ling (Statenbijbel), Ook las ik het ver slag van een vergadering, waarin enke le minder juiste vertalingen uit de z.g- Nieuwe VertaUng van de bijbel (van 1951) werden genoemd. Zie ook het artikel van Waarnemer in de rubriek „Uit het kijkvenster" van 17 febr. j.l. Bij het onderzoek naar het ontstaan van de Statenbijbel bleek het, dat er ook een paar Zeeuwse predikanten aan deze bijbelvertaling hebben meege werkt. Daarom wil ik in een paar ar tikelen dit grote werk eens nader be spreken. Een indrukwekkend werk kunnen we het wel noemen. Ook veel moeilijker dan de Nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap van enige jaren geleden, omdat onze vade ren over veel minder kermis beschikten dan de tegenwoordige vertalers. In ruim drie eeuwen is door onderzoekin gen en opgravingen onze kennis aan zienlijk groter geworden. De oudste bqbels. Vóór de kerkhervorming vanl517 wa ren er geen volledige Nederlandse bij bels. Wel waren er gedeelten van de bijbel in onze taal verschenen. Maar de geestelijkheid werkte de vertaling in de taal van het land tegen. RIJMEN VAN TIJMEN. Weer een nieuwe spelling! Onze schone taal. Komt wel op de helling, Een en andermaal. Er wordt aan die woorden, O zo hard gewerkt. Veel gaat anders worden. 't Gaat zo ongemerkt. 't Flesje odeklonje, Geeft dezelfde reuk. Maar die nieuwe spelling, Is toch ook wel leuk. Wordt het woordje „pliessie", Straks een gangbaar woord? Spelling op de helling! Ja, 't gaat steeds maar voort. We zijn erg aan 't schaven, Ook dat hoort er bij. Voor geleerde heren, Wel een heel karwei. Al die basterd woorden. Dus een opknapbeurt. En het woordenboekje. Dus nu maar verscheurd. Hollands klare luchten. Zijn in groot gevaar. Veel wordt verontreinigd, 't Komt wel openbaar. Allerhande dampep, Stuwt men naar omhoog. En zo menig schoorsteen. Is geen lust voor 't oog. Lucht wordt verontreinigd. Hoort men telkens weer. Vele grote steden, Merken 't keer op keer. In ons kleine landje, Land van mest en mist. Kan 't gevolgen hebben, Als u 't nog niet wist. Zelfs de tuinders klagen. Dat het zo niet gaat. Wie verschaft in dezen, Nu eens goede raad? Velerlei rapporten. Zijn al uitgebracht. Men verneemt gedurig. Toch nog klacht na klacht. 't Aantal emigranten, In ons vaderland. Is al sedert maanden, Aan de lage kant. Velen kiezen Holland, Boven ieder oord. Waar men slechts van verre, Iets van heeft gehoord. „Holland über alles". Zo is 't heden wel. Emigratiekoortsen, Dalen meestal snel. Door hier hard te werken. Wordt ook wat bereikt. 't Is maar, hoe men alles, Van nabij bekijkt. De bevolkingsdichtheid. Neemt eer toe dan af.. Hetgeen vele mensen, Soms al zorgen gaf. Maar is er voorvelen. Hier geen boterham? Vraag niet wat men elders. Soms al tegen kwam. TIJMEN De Roomse kerk (dat was toen de enige kerk) bezat als goedgekeurde bij bel de Vulgata, een Latijnse bijbel, die 400 door Hieronymus vertaald was. Vulgata betekent: onder het volk ge bruikt, algemeen gangbaar. Maar deze bijbel werd helemaal niet door het volk gebruikt, het kende geen Latijn, de meesten konden trouwens helemaal niet lezen of schrijven. Het was de bij bel die in de kerk gebrvdkt werd door de geestelijken. De eerste exemplaren werden in de kloosters afgeschreven, een werk dat jaren duurde. In 1455 werd de Vulgata onder leiding van Jo- han Gutenberg voor het eerst in Mainz gedrukt. Bij vertalingen in de taal van het land werd van deze Vulgata druk ge bruik gemaakt. Het is de grote ver dienste van Luther geweest, dat hij de bijbel in het Duits heeft vertaald. In 1521, toen hij voor zijn eigen veiligheid naar de Wartburg was gevoerd, ver taalde hij het Nieuwe Testament uit de oorspronkelijke tekst in het Grieks. Hij maakte daarbij gebruik van het Griek se Nieuwe Testament van Erasmus. Hij had er slechts twaalf weken voor no dig, maar aan de vertaling van het Oude Testament heeft hij niet minder dan twaalf jaar gewerkt. Telkens wan neer er een gedeelte klaar was, ver scheen het in druk. Het moeüijke He breeuws was niet altijd gemakkelijk in het Duits weer te geven. Nederlandse bybels. Het werk van Luther vond in ons land navolging. In 1526 verscheen de eerste volledige bijbel in de Neder landse taal. Gedrukt bij Jacob van Liesveldt te Antwerpen, daarom de Liesveldt-bijbel genoemd. Voor de ver taling van het Nieuwe Testament werd gebruik gemaakt van de Lutherbijbel. Voor het Oude Testament tot en met het Hooglied eveneens (Luther was nog niet verder gekomen), de rest naar de Vulgata. Nu was de vertaling van Lu ther niet precies, nogal vrij, hij had meer oog voor het Duits van het volk dan voor de grondtekst. Onze bijbel werd dus een vertaling van een verta ling en daaraan kleven veel fouten. De Liesveldtbijbel had geen indeling in verzen, die kwam er pas een eeuw la ter. Hij was geïllustreerd en voorzien van kanttekeningen. De volgende jaren verschenen er geregeld nieuwe, gewij zigde drukken. Hoewel Jacob van Lies veldt ook Roomse boeken, zelfs plak katen tegen de ketterij drukte, werd hij waarschijnlijk door de kanttekeningen in zijn bijbel, gevangen genomen en in 1545 onthoofd. Een andere bekende volledige bijbel was de Emdenerbijbel, in 1562 te Em- den gedrukt. Dikwijls genoemd de Deux-aes-bijbel, naar de vreemde kant tekening bij Nehemia 3 5. Daarin staan vreemde woorden, ontleend aan het dobbelspel, o.a. deux-aes, de laag ste worp bij dit spel. De mensen uit die tijd begrepen de bedoeling goed, voor ons is het wat raadselachtig. Door Godfried van Wingen werd deze bijbel in het Nederlands vertaald naar vertalingen van Luther, Jan Utenhove en anderen. Dus ook weer een verta ling van een vertaling. Daardoor kleefden er aan al deze vertalingen veel gebreken. Vandaar dat op verschillende synodes het bewerken van een nauwkeuriger vertaling ter sprake kwam. Aan Marnix van St. Al- degonde werd in 1595 dit werk opge dragen. Hij verhuisde daartoe van zijn kasteel te West-Souburg naar Leiden, maar heeft alleen het boek Genesis kunnen voltooien. Zijn dood in 1598 maakte een einde aan zijn werk. Synode te Dordrecht. Meer en meer gevoelde men, dat men een bijbelvertaling moest hebben, die niet door een provinciale synode of door een of ander geleerd persoon tot stand kwam. Men had een bijbel nodig voor heel ons volk, waarachter de kerk BRILLENGLAZEN by de speciaalzaak Zandpad 32 - Mlddelhamia stond, de Gereformeerde kerk, men kon ook zeggen de Hervormde kerk de eni ge kerk in ons land die toen gezag had, waarvan men lid moest zijn om een ambt te kunnen bekleden. Tot zo'n be langrijk werk kon dus alleen een na tionale synode besluiten. Die kwam bij een in 1618 in het rechtzinnige Dord recht, de oudste stad van Holland. Vooral om de virrij f punten tussen Re monstranten en Contra-Remonstranten te onderzoeken en uit te spreken wie de ware leer had. Wat ze ook gedaan heeft. Maar vóór de Synode met de kwestie begon, werd in 7 zittingen (19-27 no vember) besloten de bijbel opnieuw te vertalen. Niet uit andere vertalingen, zoals met de gebruikte bijbels het geval was. Maar rechtstreeks uit de grondtekst: het Hebreeuws voor het Oude Testa ment, het Grieks voor het Nieuwe Tes tament. Daartoe moest men bekwame mannen kiezen, die bovendien zuiver in de leer en rein van levenswandel warten. Ze moesten ontheven worden van hun ander werk om zich uitslui tend te kunnen geven aan het vertaal werk. Ook de Apocriefe boeken werden vertaald uit het Grieks. Ze werden achter in de bijbel geplaatst met een voorwoord om de lezers te waarschu wen, dat men deze boeken niet gelijk mocht stellen met de door de Heilige Geest geïnspireerde bijbelboeken. Aan de kant werden er aantekenin gen bijgevoegd, die een nadere verkla ring gaven van de tekst of een andere vertaling die ook goed was. MIen kon dus met het moeilijke werk beginnen. Het heeft echter nog 8 jaar geduurd, voor er een begin werd gemaakt. In het volgende artikel meer hierover, waarbij ook de Zeeuwse vertalers aan de beurt komen. Middelburg. L. van Wallenburg. dan naar de „FRUITEXPRESSE" U belt Telefoon (01877) 751 en wij bezorgen over geheel Flakkee. M. VAN DER KLOOSTER ►<**«-♦♦< OOLTGENSPLAAT Drs. K. C. van Kempen is voor de volgende zittingsperiode gekozen tot voorzitter van de Europese Federatie van Bietentelersverenigingen, de C.I.B.E. Deze benoeming werd gedaan in de vergadering van genoemde federatie, welke te Berlijn werd gehouden en waarop de heer Van Kempen ook aan wezig was. Hij volgt de Duitse dr. Von Poschinger op, die de afgelopen twee jaar voorzitter was. Drs. Van Kempen, op Flakkee alom bekend, neemt een zeer vooraanstaande plaats in de Landbouwwereld in. Vanaf 1963 is hij secretaris van het bestuur van de Suikerfabriek te Puttershoek en sinds vorig jaar lid van het dagelijks bestuur van de Suiker Unie. Hij is te vens voorzitter van de Contactgroep Suiker van de drie C.L.O.'s. Van de overige werkzaamheden van deze op 16 oktober 1920 te Ooltgensplaat (Acht- huizen) geboren landbouwerszoon noe men we naast de werkzéiamheden op het eigen bedrijf, het lidmaatschap van de Hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouwschap, adviserend bestuurslid van de C.B.T.B., president-commissaris van de N.V. Nedato, een afzet- en ver pakkingsbedrijf, waarin de vier coöpe ratieve aardappeltelersvereniging op de Zuid-Hollandse EUanden samenwerken en waarin ook de Cebeco deelneemt. Voorts is hij commissaris van de N.V. Lanco, een aardappelverwerkingsbe- drijf, waaryan zowel Cebeco en Neda to als een aantal Zeeuwse Aardappel- afzetcoöperaties deelgenoot zijn. Van zijn functies op Flakkee noe men we het voorzitterschap van de Polder Sint Adolfsland en Dijkraad van het waterschap „De Dijkring Flakkee". Hoewel de heer Van Kempen prak tisch landbouwer is is hij vooral eco noom. Hij studeerde economie aan de Economische Hogeschool te Rotterdam. Zijn benoeming tot voorzitter van CIBE, wordt in vakkringen niet alleen be schouwd als een persoonlijke onder scheiding van de heer Van Kempen, maar ook als een gebeurtenis, waarmee de gehele Nederlandse suikerwereld zich gelukkig mag prijzen, aldus het „Maand blad Suiker Unie" en „Ons Platte land", orgaan van de C.B.T.B. Bij al de gelukwensen sluiten wij ons gaarne aan. zijn prat-. uwe fiets g* rijzen, iteit be* ziet getf*! -at is. adelol* wel. nd 37000. stand 2* tie. elijk' VERVOLGVERHAAL door L. KOMBRINK Copyright: J. Groen en Zoon N.V., Leiden 12 „Ik dank God dat jullie nog leven", zegt hij haperend. „Als je eens wist wat voor angst ik gehad heb, Jellie. Om juUie alle drie. Je kon soms de hele boot niet zien!" „Je hebt voor mks in de rats gezeten Evert", klinkt het luchtig. „Maar je moeder was ook bang", verdedigt de jongen zich. „Gekheid. Moeder weet best dat er geen gevaar bij is als vader aan boord IS". „Ga naar binnen, Jellie!" roept Buter zijn dochter toe. „En jij ook, Geert. JulUe zijn tot de huid toe nat". „En vader is ondanks de stortbuien kurkdroog gebleven", spot JelUe. „Hoe wist je dat we naar zee waren. Evert?" „Nogal glad! Ik ben gisteravond im mers mee geweest! Ik werd vaimaorgen heel vroeg wakker. Het stormde toen al. Toen dacht ik aan het hoekwant van Geert. En al waaide het hard, ik was er zeker van dat jullie er op uit zouden gaan". En dan sukkelt hij langzaam de hoge dijk op. De Buters zijn er op een holletje vandoor gegaan. Thuis wacht een gelukkige maar ook 'n beetje boze vrouw Buter. Zij heeft drie stel onder goed klaar gelegd. „Ik heb voor deze keer maar eens een pittige kan koffie gezet", zegt zij. Gelukkig is onze moeite niet voor niets, Lize. Ik schat de vangst op ruim zeventig pond. Maar ik geloof dat jij je ook nat hebt laten regenen!" „Dat viel mee hoor. Ik heb voor de ergste regen geschuild. Maar nou eerst andere kleren aan". In goede stemming gaan zij uiteen. Geert en Jellie naar boven, Buter ver kleedt zich in de schuur. Als hij door de keuken loopt, ruikt hij de aangena me geur van vers gezette koffie. Wat zou een nat pak? De dag is goed, heel goed zelfs. Die Geert is er eentje. Hij had die posjes weg willen gooien. Geert pikte ze aan de hoeken en hij ving zo'n slordige zeventig pond dikke paling. Misschien is het beter dat Jellie van morgen maar thuis blijft. Hoor het eens regenen! Geen hapje om met dit weer naar het dorp te fietsen. Vroeg uit haar bed, een stevige roeitocht en een nat pak. Zij heeft voor vandaag de kost wel verdiend. Maar thuis blijven doet ze vast niet. Dat dienstje ligt haar erg hoog. Bah, wat pikt zo'n natte onder broek akelig aan je dijen! Opschieten, Tom. Moeder zal eer hebhen met haar koffie. Hoor het toch eens waaien. Geen kans om de fuiken te lichten. Ziezo, de natte rommel is uit. En nu gauw naar binnen. „Ja jongen, straks mag je naar buiten hoor!" Dit tegen de geit, die ongeduldig in haar hok staat te mekkeren. „Als ik je met zo'n bui als deze buiten zou zetten sta je weer te bierren om binnen te komen. Hier- zo, daar heb je een dikke pil rogge brood". Men zit reeds op hem te wachten. Moeder heeft de koppen al volgeschon- ken. „Hoor het toch eens regenen", zegt Geert, terwijl hij zijn brood smeert. „Lekker windje naar 't dorp", lacht Jellie. Buter zegt niets. Hij denkt aan zijn fuiken. Die zullen er geducht van langs krijgen met deze storm. Bij de Frankema's zit men eveneens aan het ontbijt. De boer heeft gemop perd omdat Evert er tussenuit gegaan was. Als iedereen maar wegliep, zou het er met de koeien raar voorstaan. Evert zegt er niet veel op. Vader heeft volkomen gelijk. Maar hij kon er niets aan doen. Hij móést naar de dijk toe. De knecht kijkt ontevreden. Hij is druipnat onder zijn laatste koe wegge komen. En dat zie je nu eens weer, een boerenzoon heeft meer voorrechten dan een knecht. Vrouw Frankema doet ge woon. Zij heeft Evert een knlpoogje ge geven. Zij begrijpt haar jongen beter dan de anderen. Zij weet dat de onge rustheid van hem hoofdzakelijk Jellie betrof. En zij vraagt zich wel eens af waar dat op uit zal draaien. Maar hoe denkt Jellie over hèm? Ze hebben alle bei de leeftijd. Als het Frits nu was! Hoewel, Buter is maar een gewone vis- serman. In gedachten laat zij de dichts- bijliggende boerderijen de revue pas seren. Zij komt tot de conclusie dat er nog wel betere partijen voor de jon gens zijn. Na het ontbijt gaat ieder zijns weegs. Lies zingt tijdens haar werk in de keuken het hoogste lied. Eerst de vaat wassen, daarna de melk bussen boenen en dan „VollUek Nieuwsgierig loopt zij naar de deur. Dat is vast geen bekende die daar riep. Die zou wel over de deel binnenkomen. Met de vaatdoek in haar hand opent zij de deur. Enigszins gereserveerd doet zij een stap terug. Een marskramer! Wat moet die hier zo vroeg doen? Het is amper acht uur! „Goedemorgen, jongedame, zo, de vaat aan het wassen?" Een vrolijke lach volgt op deze vraag. „Natuurlijk, dat „jongedame" was verkeerd. Je vindt dat vreemd klinken uit de mond van iemand die nog geen drie kruisjes op z'n rug heeft staan, hè? Maar je naam ken ik niet en ik moet toch wét zeggen! Maar eh, heeft de vrouw nog iets nodig? Of ben jij de vrouw soms?" Lies antwoordt niet oruniddellijk op de laatste vraag. Zij kijkt de man die daar in de deur staat bewonderend aan. Zelden zag zij zo'n gezicht. Het donker golvende haar valt in een lok over zijn ene oog en als hij lacht lijkt het alsof zijn tanden een witte schijn terugkaat- sen. Zij schat hem vijf, zes en twantig jaar. Helemaal niet het type van een zwervende marskramer. Hij zal „Ik voel me erg gestreeld door je aandachtig bekijken, maar op die ma nier gaat mijn koffer niet lichter wor den, juffrouw!" „Ik... ik zal de boerin roepen". juist komt vrouw Frankema de keu ken binnen. Achter haar staat Evert. Hij heeft zijn moeder op de vreemde stem attent gemaakt, maar hij wil zelf ook graag weten wie daar zo vrolijk tegen Lies aan 't babbelen is. Hij ziet de verwarde blik van de meid, die nu naar het aanrecht teruggaat. Met een diepe buiging voor de boerin gaat de marskramer op zijn hurken zitten en slaat met een handige beweging de kof fer open. De gewone verzameling snuisterijen vertoont zich voor de ogen van vrouw Frankema. Wanneer de man een massa artikelen opnoemt, komt Lies een paar stappen naderbij en ook Evert staat nu achter zijn moeder te kijken. „en hier heb ik prima scheer zeep voor uw man. Deze scheermesjes kosten een kwartje per pakjeHier is de heerlijkste zeep die u ooit ge bruikte en dit parfum is het allerbeste product van Coty. En kijk dit prachtige barnstenen pijpje eens? Echte barn steen, gevonden in de Oostzee, het spre kend bewijs dat er eemnaal een tro pisch klimaat op Spitsbergen heerste..." Met groeiende verbazing kijkt Evert de man aan. Is dat een gewone mars kramer? Die praten anders, platter. Zo als die man spreekt, doen ze het hier op de boerderij niet, kunnen het ook niet. Automatisch blijft vrouw Frankema het hoofd schudden. Zij heeft niets no dig, op een afgelegen hoeve heb je al les in huis. „En uw zoon, ik zie dat hij verlan gend naar deze prachtige broche kijkt. Misschien is het iets voor hem, nee? Haarspelden, kammen. Deze kam, Ne derlands fabrikaat, onverslij tbaar, wer kelijk!" „Een doosje punaises kan ik wel ne men", aarzelt de boerin. „Juist; kijk, deze hebben witte kop pen. Uitstekend voor een valletje..." En dan stapt de boer de keuken binnen. Hij knikt stug op de joviale groet van de marskramer. „Slecht weer om te melken vanmor gen, boer? De melkgift zou er onder te lijden hebben! Eh, heeft u soms behoef te aan scheermesjes? Niet duur en..."

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1967 | | pagina 5