eiiahdeii niEuws
Ojrunott
ZEISS
Toch gelukkig
De oudste Bijbels
heb ik van sparen willen weten,
maar nu...
PREMIE SPAARPLAN
iTHE»
Nieuwe
Voorjaarskollektie
Zeeuwse wandelingen
Dli'ies en Daijes
t
Drs K. C. van Kempen
voorzitter van de C.I.B.E.
Vrijdag 10 maart 1967
No. 3568
■U2E
IIJ
2052
SMEEDIJZEREIÏWANOKLOKKE»
Basis voor persoonlijk bezit
J. Keuvelaar
Een fruitmand nodig?
-slaM' i
Fig cosius
franse tws.
Iposéuni.
T 8treep]j
lodekleur,'
Geest en Kerk Kerk, secte en
^gezelschap Geest en ambt
jk mijn praatje over de Pinkster-
ipen, nu twee weken geleden, heeft
rëactie opgeleverd. Volgens de
[iregels, die in de journalistiek gel-
raag ik deze brief eigenlijk niet
„itwoorden, want de schrijver (of
llirijfster) weigert zijn (of haar) naam
end te maken. Dat zal pas gebeuren,
leer ook Waarnemer zegt, wie hij
Nu, daar zie ik de noodzaak nog
It van in. Ik geloof niet, dat iemand
Ivoordeel van zou hebben, mijn naam
'kennen, en evenmin dat iemand er
ideel van ondervindt, die naam niet
r kennen. Met de lezers ligt dat an-
irs. Wanneer zij een brief aan de re-
ïctie schrijven, en zeker wanneer ze
like gewichtige zaken aansnijden als
lijn correspondent doet, dan mogen
•e op z'n minst een ondertekening ver
achten.
i Maar de schrijver heeft nog een an-
'ere vrees om zijn naam prijs te geven.
is kennelijk bang dat de kerkelijke
^•4meenschap waartoe hij behoort, hem
'"'al uitstoten, omdat hij een voorstan-
er van de Pinkserbeweging is. Nu,
/anneer ik zo over de kerk dacht, zoals
ij blijk geeft te doen, dan zou dat
oor mij geen beletsel zijn. Als het toch
.raar is, dat de Heilige Geest Zich uit
Ie kerk heeft teruggetrokken om Zijn
rerk voort te zetten in de Pinkster-
groepen, dan kan men zo'n geesteloze
;erk best vaarwel zeggen. Tenminste,
vanneer ik persoonlijk daarvan over-
uigd was, dat de Geest uit de kerk(en)
jeweken was, dan zou ik er geen dag
neer in blijven!
Ik dacht althans, dat dit de teneur
vas van de brief die ik ontving. Mijn
;orrespondent schrijft onder meer: „Er
sijn steeds weer mensen geweest die
dch los moesten maken van de kerken.
Dnkerkelijken werden ze vroeger ge-
'loemd, en uit mijn jeugd herinner ik
me nog dat het niet de minsten waren.
Toen kwamen er grote gezelschappen
bijeen van heinde en ver. Er kwam ook
^een man bij ons die dat gezelschap
Leidde, ik was nog erg klein, maar ik
weet nog dat hij tegen mijn moeder
zei: „Er zal een tijd komen dat de
Heere gaat werken buiten de kerken
Eem". En ik geloof dat we daar nu aan
toe zijn".
Elke zin uit deze geciteerde regels
roept vragen op. Is het waar dat steeds
weer mensen zich los moesten maken
!van de kerk? Onze belijdenis zegt pre-
fcies het omgekeerde, namelijk dat ieder
IE schuldig is zich bij de kerk te voegen.
,j^£^. En wanneer we de kerkgeschiedenis
""^nagaan, inderdaad, telkens weer zijn er
N.
lieden opgestaan, die geroepen hebben:
De Geest is geweken, vlied uit Babel,
maar wat is er van cil die geestelijke
mensen en groepen terecht gekomen?
Brakel'somt er in zijn „Redelijke Gods
dienst" een heel rijtje op: Adrianus de
otten gelf Herder, Jean de Labadie, Pierre Yvon,
enz. Daar zouden er vandaag de dag
nog heel wat aan toegevoegd kunnen
worden. Maar de praktijk heeft geleerd,
dat het lang niet altijd even geestelijk
toeging in deze groepen, die preten
deerden, de Geest te bezitten... Van
der Groe waarschuwde in zijn tijd al:
„Op de bergen der Ixiipaarden en in de
woningen der leeuwinnen is al zo me
nigeen ongelukkig verslonden, die voor
zichzelf geestelijker wüde zijn dan alle
andere kerkgangers samen".
I /jjjji En dan die zogenaamde „onkerkelij-
ken". Ik geef graag toe, dat er oprechte
christenen onder hen zijn geweest, die
leden onder het verval van de kerk, en
die vaak ook niet kónden opgaan onder
de plaatselijke bediening van het Woord
Maar velen van hen waren ook niet
vrij van hoogmoed. Die kerk, nu ja, die
was goed genoeg voor de onbekeerden,
voor „de schare die de wet niet kent",
maar wie eenmaal bekeerd was, kon
fonk missen. Stelt u zich dat
ICIIIw eens voor: de kerk kunnen missen, met
haar prediking en haar sacramenten!
De instellingen van Christus kunnen
missen, ik vind dat, eerlijk gezegd, een
slecht teken, en een symptoom van een
dor en kwijnend geloofsleven.
Wat het merkwaardigste is, blijkbaar
kan de kerk althans in dit gedachten-
patroon, nog niet gemist worden als
„bekeringsinstituut". Om tot bekering
Haver:
ng 7.301-
Het bei
en geloof te komen, is de kerk nog nèt
goed genoeg, alleen zodra men bekeerd
is, moet men eruit. Sommige gezel
schapsmensen hebben dan onomwon
den uitgesproken: „Je kunt in de kerk
wel geboren worden, maar je kunt er
niet in leven".
Als dat waar is, dan is de kerk een
moeder, die haar kinderen ter wereld
brengt om ze terstond na de geboorte
te vondeling te leggen... Gelukkig ken
ik nog vele oprechte kinderen Gods,
die niet alleen een moeder nodig had
den om geboren te worden, maar ook
om gevoed en verzorgd te worden.
Mensen, voor wie de wekelijkse op
gang naar Gods huis, en de wekelijkse
bediening des Woords een vreugde is.
Mensen, die ook in de kerk mogen on
dervinden:
„Merk op, mijn ziel, wat antwoord
God u geeft.
Hij spreekt gewis tot elk die voor
Hem leeft..."
En dat nu de tijd aangebroken zou
zijn, dat de Heere begint te werken
buiten de kerken om, wie bewijst- dat?
De fout ligt daar, dacht ik, dat de Hei
lige Geest losgemaakt wordt van de
ambtelijke bediening van het Woord.
Met andere woorden, dat niet meer
wordt verstaan, dat de verhoogde
Christus de gemeente regeert door mid
del van de ambten, die Hij heeft inge
steld. Men zoekt het in het buitengewo
ne erl daardoor vindt men in het ge
wone geenvoldoening meer. Daardoor
komt het, dat mijn briefschrijver, die
onder allerlei predikers heeft gekerkt
(Bondsdominees, Christelijk Gerefor
meerden, en predikanten van de Geref.
Gem. en de Oud Geref. Gem.) volgens
zijn eigen mededeling pas het volle en
rijke geloofsleven heeft aangetroffen in
de Pinksterbeweging.
Hierin moet ik met hem van mening
verschillen. De contacten die ik had
met „Pinkstermensen" waren van dien
aard, dat ik geneigd ben, vele vraagte
kens te plaatsen. De muren van Jericho
zijn inderdaad gevallen terwijl Israël
op de bazuin blies, maar (hoewel ik een
vele modellen met batlerJj-uurwerk
reeds v.a. 0*J«
WINKELCENTRUI\1 BINNENWEG 45
TELEFOON 11.66.15 - ROTTERDAM
groot liefhebber van muziek ben!) ik
heb nooit in de Schrift gelezen, dat we
door muziek en applaus wedergeboren
worden, maar wel door de bediening
van Woord en Geest! En aan de kerk
aan de ambten is die bedlening toebe-
trouwd...
Daarmee wil ik niet graag ieder lid
van de Pinksterbeweging veroordelen.
Ik wil uit de aard der liefde aannemen,
dat onder hen oprechte kinderen Gods
kunnen zijn. Maar het systeem blijf ik
hoogmoedig en gevaarlijlï vinden.
De Schrift zegt: „Gelooft niet iedere
geest, maar beproeft de geesten of zij
uit God zijn".
Dat zou ik ook mijn onbekende brief
schrijver dringend willen aanraden.
WAARNEMER.
Nu moest ik gewoon wel, want het sparen werd te aantrekkelijk.
Mijn vrouw en ik sparen nu elk jaar 500,- en naast de normale
rente krijgen we vanaf 1971 ieder jaar ook nog eens honderd
gulden van het Rijk! Belastingvrij! €n dat telt dubbel aan.
Waarom informeert u ook niet eens naar de spaarbewijzen van
het Premie Spaarplan? Alle Spaarbanken, Poskantoren, Banken,
Boerenleenbanken, Raiffeisenbanken en Bouwfondsen zullen u
graag inlichten.
Enkele weken geleden heb ik in ons
blad gelezen dat er een comité is op
gericht tot behoud van de Statenverta
ling (Statenbijbel), Ook las ik het ver
slag van een vergadering, waarin enke
le minder juiste vertalingen uit de z.g-
Nieuwe VertaUng van de bijbel (van
1951) werden genoemd. Zie ook het
artikel van Waarnemer in de rubriek
„Uit het kijkvenster" van 17 febr. j.l.
Bij het onderzoek naar het ontstaan
van de Statenbijbel bleek het, dat er
ook een paar Zeeuwse predikanten aan
deze bijbelvertaling hebben meege
werkt. Daarom wil ik in een paar ar
tikelen dit grote werk eens nader be
spreken. Een indrukwekkend werk
kunnen we het wel noemen. Ook veel
moeilijker dan de Nieuwe vertaling van
het Nederlands Bijbelgenootschap van
enige jaren geleden, omdat onze vade
ren over veel minder kermis beschikten
dan de tegenwoordige vertalers. In
ruim drie eeuwen is door onderzoekin
gen en opgravingen onze kennis aan
zienlijk groter geworden.
De oudste bqbels.
Vóór de kerkhervorming vanl517 wa
ren er geen volledige Nederlandse bij
bels. Wel waren er gedeelten van de
bijbel in onze taal verschenen. Maar
de geestelijkheid werkte de vertaling in
de taal van het land tegen.
RIJMEN VAN TIJMEN.
Weer een nieuwe spelling!
Onze schone taal.
Komt wel op de helling,
Een en andermaal.
Er wordt aan die woorden,
O zo hard gewerkt.
Veel gaat anders worden.
't Gaat zo ongemerkt.
't Flesje odeklonje,
Geeft dezelfde reuk.
Maar die nieuwe spelling,
Is toch ook wel leuk.
Wordt het woordje „pliessie",
Straks een gangbaar woord?
Spelling op de helling!
Ja, 't gaat steeds maar voort.
We zijn erg aan 't schaven,
Ook dat hoort er bij.
Voor geleerde heren,
Wel een heel karwei.
Al die basterd woorden.
Dus een opknapbeurt.
En het woordenboekje.
Dus nu maar verscheurd.
Hollands klare luchten.
Zijn in groot gevaar.
Veel wordt verontreinigd,
't Komt wel openbaar.
Allerhande dampep,
Stuwt men naar omhoog.
En zo menig schoorsteen.
Is geen lust voor 't oog.
Lucht wordt verontreinigd.
Hoort men telkens weer.
Vele grote steden,
Merken 't keer op keer.
In ons kleine landje,
Land van mest en mist.
Kan 't gevolgen hebben,
Als u 't nog niet wist.
Zelfs de tuinders klagen.
Dat het zo niet gaat.
Wie verschaft in dezen,
Nu eens goede raad?
Velerlei rapporten.
Zijn al uitgebracht.
Men verneemt gedurig.
Toch nog klacht na klacht.
't Aantal emigranten,
In ons vaderland.
Is al sedert maanden,
Aan de lage kant.
Velen kiezen Holland,
Boven ieder oord.
Waar men slechts van verre,
Iets van heeft gehoord.
„Holland über alles".
Zo is 't heden wel.
Emigratiekoortsen,
Dalen meestal snel.
Door hier hard te werken.
Wordt ook wat bereikt.
't Is maar, hoe men alles,
Van nabij bekijkt.
De bevolkingsdichtheid.
Neemt eer toe dan af..
Hetgeen vele mensen,
Soms al zorgen gaf.
Maar is er voorvelen.
Hier geen boterham?
Vraag niet wat men elders.
Soms al tegen kwam.
TIJMEN
De Roomse kerk (dat was toen de
enige kerk) bezat als goedgekeurde bij
bel de Vulgata, een Latijnse bijbel, die
400 door Hieronymus vertaald was.
Vulgata betekent: onder het volk ge
bruikt, algemeen gangbaar. Maar deze
bijbel werd helemaal niet door het volk
gebruikt, het kende geen Latijn, de
meesten konden trouwens helemaal
niet lezen of schrijven. Het was de bij
bel die in de kerk gebrvdkt werd door
de geestelijken. De eerste exemplaren
werden in de kloosters afgeschreven,
een werk dat jaren duurde. In 1455
werd de Vulgata onder leiding van Jo-
han Gutenberg voor het eerst in Mainz
gedrukt.
Bij vertalingen in de taal van het
land werd van deze Vulgata druk ge
bruik gemaakt. Het is de grote ver
dienste van Luther geweest, dat hij de
bijbel in het Duits heeft vertaald. In
1521, toen hij voor zijn eigen veiligheid
naar de Wartburg was gevoerd, ver
taalde hij het Nieuwe Testament uit de
oorspronkelijke tekst in het Grieks. Hij
maakte daarbij gebruik van het Griek
se Nieuwe Testament van Erasmus. Hij
had er slechts twaalf weken voor no
dig, maar aan de vertaling van het
Oude Testament heeft hij niet minder
dan twaalf jaar gewerkt. Telkens wan
neer er een gedeelte klaar was, ver
scheen het in druk. Het moeüijke He
breeuws was niet altijd gemakkelijk in
het Duits weer te geven.
Nederlandse bybels.
Het werk van Luther vond in ons
land navolging. In 1526 verscheen de
eerste volledige bijbel in de Neder
landse taal. Gedrukt bij Jacob van
Liesveldt te Antwerpen, daarom de
Liesveldt-bijbel genoemd. Voor de ver
taling van het Nieuwe Testament werd
gebruik gemaakt van de Lutherbijbel.
Voor het Oude Testament tot en met
het Hooglied eveneens (Luther was nog
niet verder gekomen), de rest naar de
Vulgata. Nu was de vertaling van Lu
ther niet precies, nogal vrij, hij had
meer oog voor het Duits van het volk
dan voor de grondtekst. Onze bijbel
werd dus een vertaling van een verta
ling en daaraan kleven veel fouten. De
Liesveldtbijbel had geen indeling in
verzen, die kwam er pas een eeuw la
ter. Hij was geïllustreerd en voorzien
van kanttekeningen. De volgende jaren
verschenen er geregeld nieuwe, gewij
zigde drukken. Hoewel Jacob van Lies
veldt ook Roomse boeken, zelfs plak
katen tegen de ketterij drukte, werd hij
waarschijnlijk door de kanttekeningen
in zijn bijbel, gevangen genomen en in
1545 onthoofd.
Een andere bekende volledige bijbel
was de Emdenerbijbel, in 1562 te Em-
den gedrukt. Dikwijls genoemd de
Deux-aes-bijbel, naar de vreemde kant
tekening bij Nehemia 3 5. Daarin
staan vreemde woorden, ontleend aan
het dobbelspel, o.a. deux-aes, de laag
ste worp bij dit spel. De mensen uit die
tijd begrepen de bedoeling goed, voor
ons is het wat raadselachtig.
Door Godfried van Wingen werd deze
bijbel in het Nederlands vertaald naar
vertalingen van Luther, Jan Utenhove
en anderen. Dus ook weer een verta
ling van een vertaling.
Daardoor kleefden er aan al deze
vertalingen veel gebreken. Vandaar dat
op verschillende synodes het bewerken
van een nauwkeuriger vertaling ter
sprake kwam. Aan Marnix van St. Al-
degonde werd in 1595 dit werk opge
dragen. Hij verhuisde daartoe van zijn
kasteel te West-Souburg naar Leiden,
maar heeft alleen het boek Genesis
kunnen voltooien. Zijn dood in 1598
maakte een einde aan zijn werk.
Synode te Dordrecht.
Meer en meer gevoelde men, dat men
een bijbelvertaling moest hebben, die
niet door een provinciale synode of
door een of ander geleerd persoon tot
stand kwam. Men had een bijbel nodig
voor heel ons volk, waarachter de kerk
BRILLENGLAZEN
by de speciaalzaak
Zandpad 32 - Mlddelhamia
stond, de Gereformeerde kerk, men kon
ook zeggen de Hervormde kerk de eni
ge kerk in ons land die toen gezag had,
waarvan men lid moest zijn om een
ambt te kunnen bekleden. Tot zo'n be
langrijk werk kon dus alleen een na
tionale synode besluiten. Die kwam bij
een in 1618 in het rechtzinnige Dord
recht, de oudste stad van Holland.
Vooral om de virrij f punten tussen Re
monstranten en Contra-Remonstranten
te onderzoeken en uit te spreken wie
de ware leer had. Wat ze ook gedaan
heeft.
Maar vóór de Synode met de kwestie
begon, werd in 7 zittingen (19-27 no
vember) besloten de bijbel opnieuw te
vertalen.
Niet uit andere vertalingen, zoals met
de gebruikte bijbels het geval was.
Maar rechtstreeks uit de grondtekst:
het Hebreeuws voor het Oude Testa
ment, het Grieks voor het Nieuwe Tes
tament. Daartoe moest men bekwame
mannen kiezen, die bovendien zuiver
in de leer en rein van levenswandel
warten. Ze moesten ontheven worden
van hun ander werk om zich uitslui
tend te kunnen geven aan het vertaal
werk.
Ook de Apocriefe boeken werden
vertaald uit het Grieks. Ze werden
achter in de bijbel geplaatst met een
voorwoord om de lezers te waarschu
wen, dat men deze boeken niet gelijk
mocht stellen met de door de Heilige
Geest geïnspireerde bijbelboeken.
Aan de kant werden er aantekenin
gen bijgevoegd, die een nadere verkla
ring gaven van de tekst of een andere
vertaling die ook goed was. MIen kon
dus met het moeilijke werk beginnen.
Het heeft echter nog 8 jaar geduurd,
voor er een begin werd gemaakt. In het
volgende artikel meer hierover, waarbij
ook de Zeeuwse vertalers aan de beurt
komen.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
dan naar de
„FRUITEXPRESSE"
U belt Telefoon (01877) 751 en wij
bezorgen over geheel Flakkee.
M. VAN DER KLOOSTER
►<**«-♦♦<
OOLTGENSPLAAT
Drs. K. C. van Kempen is voor de
volgende zittingsperiode gekozen tot
voorzitter van de Europese Federatie
van Bietentelersverenigingen, de C.I.B.E.
Deze benoeming werd gedaan in de
vergadering van genoemde federatie,
welke te Berlijn werd gehouden en
waarop de heer Van Kempen ook aan
wezig was. Hij volgt de Duitse dr.
Von Poschinger op, die de afgelopen
twee jaar voorzitter was. Drs. Van
Kempen, op Flakkee alom bekend,
neemt een zeer vooraanstaande plaats
in de Landbouwwereld in. Vanaf 1963
is hij secretaris van het bestuur van
de Suikerfabriek te Puttershoek en
sinds vorig jaar lid van het dagelijks
bestuur van de Suiker Unie. Hij is te
vens voorzitter van de Contactgroep
Suiker van de drie C.L.O.'s. Van de
overige werkzaamheden van deze op 16
oktober 1920 te Ooltgensplaat (Acht-
huizen) geboren landbouwerszoon noe
men we naast de werkzéiamheden op
het eigen bedrijf, het lidmaatschap van
de Hoofdafdeling Akkerbouw van het
Landbouwschap, adviserend bestuurslid
van de C.B.T.B., president-commissaris
van de N.V. Nedato, een afzet- en ver
pakkingsbedrijf, waarin de vier coöpe
ratieve aardappeltelersvereniging op de
Zuid-Hollandse EUanden samenwerken
en waarin ook de Cebeco deelneemt.
Voorts is hij commissaris van de N.V.
Lanco, een aardappelverwerkingsbe-
drijf, waaryan zowel Cebeco en Neda
to als een aantal Zeeuwse Aardappel-
afzetcoöperaties deelgenoot zijn.
Van zijn functies op Flakkee noe
men we het voorzitterschap van de
Polder Sint Adolfsland en Dijkraad van
het waterschap „De Dijkring Flakkee".
Hoewel de heer Van Kempen prak
tisch landbouwer is is hij vooral eco
noom. Hij studeerde economie aan de
Economische Hogeschool te Rotterdam.
Zijn benoeming tot voorzitter van CIBE,
wordt in vakkringen niet alleen be
schouwd als een persoonlijke onder
scheiding van de heer Van Kempen,
maar ook als een gebeurtenis, waarmee
de gehele Nederlandse suikerwereld zich
gelukkig mag prijzen, aldus het „Maand
blad Suiker Unie" en „Ons Platte
land", orgaan van de C.B.T.B. Bij al
de gelukwensen sluiten wij ons gaarne
aan.
zijn prat-.
uwe
fiets g*
rijzen,
iteit be*
ziet getf*!
-at is.
adelol*
wel.
nd 37000.
stand 2*
tie.
elijk'
VERVOLGVERHAAL
door L. KOMBRINK
Copyright:
J. Groen en Zoon N.V., Leiden
12
„Ik dank God dat jullie nog leven",
zegt hij haperend. „Als je eens wist wat
voor angst ik gehad heb, Jellie. Om
juUie alle drie. Je kon soms de hele
boot niet zien!"
„Je hebt voor mks in de rats gezeten
Evert", klinkt het luchtig.
„Maar je moeder was ook bang",
verdedigt de jongen zich.
„Gekheid. Moeder weet best dat er
geen gevaar bij is als vader aan boord
IS".
„Ga naar binnen, Jellie!" roept Buter
zijn dochter toe. „En jij ook, Geert.
JulUe zijn tot de huid toe nat".
„En vader is ondanks de stortbuien
kurkdroog gebleven", spot JelUe. „Hoe
wist je dat we naar zee waren. Evert?"
„Nogal glad! Ik ben gisteravond im
mers mee geweest! Ik werd vaimaorgen
heel vroeg wakker. Het stormde toen al.
Toen dacht ik aan het hoekwant van
Geert. En al waaide het hard, ik was er
zeker van dat jullie er op uit zouden
gaan". En dan sukkelt hij langzaam de
hoge dijk op. De Buters zijn er op een
holletje vandoor gegaan. Thuis wacht
een gelukkige maar ook 'n beetje boze
vrouw Buter. Zij heeft drie stel onder
goed klaar gelegd.
„Ik heb voor deze keer maar eens een
pittige kan koffie gezet", zegt zij.
Gelukkig is onze moeite niet voor
niets, Lize. Ik schat de vangst op ruim
zeventig pond. Maar ik geloof dat jij je
ook nat hebt laten regenen!"
„Dat viel mee hoor. Ik heb voor de
ergste regen geschuild. Maar nou eerst
andere kleren aan".
In goede stemming gaan zij uiteen.
Geert en Jellie naar boven, Buter ver
kleedt zich in de schuur. Als hij door
de keuken loopt, ruikt hij de aangena
me geur van vers gezette koffie. Wat
zou een nat pak? De dag is goed, heel
goed zelfs. Die Geert is er eentje. Hij
had die posjes weg willen gooien. Geert
pikte ze aan de hoeken en hij ving zo'n
slordige zeventig pond dikke paling.
Misschien is het beter dat Jellie van
morgen maar thuis blijft. Hoor het eens
regenen! Geen hapje om met dit weer
naar het dorp te fietsen. Vroeg uit haar
bed, een stevige roeitocht en een nat
pak. Zij heeft voor vandaag de kost
wel verdiend. Maar thuis blijven doet
ze vast niet. Dat dienstje ligt haar erg
hoog. Bah, wat pikt zo'n natte onder
broek akelig aan je dijen! Opschieten,
Tom. Moeder zal eer hebhen met haar
koffie. Hoor het toch eens waaien.
Geen kans om de fuiken te lichten.
Ziezo, de natte rommel is uit. En nu
gauw naar binnen. „Ja jongen, straks
mag je naar buiten hoor!" Dit tegen de
geit, die ongeduldig in haar hok staat
te mekkeren. „Als ik je met zo'n bui
als deze buiten zou zetten sta je weer
te bierren om binnen te komen. Hier-
zo, daar heb je een dikke pil rogge
brood".
Men zit reeds op hem te wachten.
Moeder heeft de koppen al volgeschon-
ken.
„Hoor het toch eens regenen", zegt
Geert, terwijl hij zijn brood smeert.
„Lekker windje naar 't dorp", lacht
Jellie.
Buter zegt niets. Hij denkt aan zijn
fuiken. Die zullen er geducht van langs
krijgen met deze storm.
Bij de Frankema's zit men eveneens
aan het ontbijt. De boer heeft gemop
perd omdat Evert er tussenuit gegaan
was. Als iedereen maar wegliep, zou
het er met de koeien raar voorstaan.
Evert zegt er niet veel op. Vader
heeft volkomen gelijk. Maar hij kon er
niets aan doen. Hij móést naar de dijk
toe. De knecht kijkt ontevreden. Hij is
druipnat onder zijn laatste koe wegge
komen. En dat zie je nu eens weer, een
boerenzoon heeft meer voorrechten dan
een knecht. Vrouw Frankema doet ge
woon. Zij heeft Evert een knlpoogje ge
geven. Zij begrijpt haar jongen beter
dan de anderen. Zij weet dat de onge
rustheid van hem hoofdzakelijk Jellie
betrof. En zij vraagt zich wel eens af
waar dat op uit zal draaien. Maar hoe
denkt Jellie over hèm? Ze hebben alle
bei de leeftijd. Als het Frits nu was!
Hoewel, Buter is maar een gewone vis-
serman. In gedachten laat zij de dichts-
bijliggende boerderijen de revue pas
seren. Zij komt tot de conclusie dat er
nog wel betere partijen voor de jon
gens zijn. Na het ontbijt gaat ieder
zijns weegs. Lies zingt tijdens haar
werk in de keuken het hoogste lied.
Eerst de vaat wassen, daarna de melk
bussen boenen en dan
„VollUek
Nieuwsgierig loopt zij naar de deur.
Dat is vast geen bekende die daar riep.
Die zou wel over de deel binnenkomen.
Met de vaatdoek in haar hand opent
zij de deur. Enigszins gereserveerd doet
zij een stap terug.
Een marskramer! Wat moet die hier
zo vroeg doen? Het is amper acht uur!
„Goedemorgen, jongedame, zo, de vaat
aan het wassen?"
Een vrolijke lach volgt op deze vraag.
„Natuurlijk, dat „jongedame" was
verkeerd. Je vindt dat vreemd klinken
uit de mond van iemand die nog geen
drie kruisjes op z'n rug heeft staan,
hè? Maar je naam ken ik niet en ik
moet toch wét zeggen! Maar eh, heeft
de vrouw nog iets nodig? Of ben jij de
vrouw soms?"
Lies antwoordt niet oruniddellijk op
de laatste vraag. Zij kijkt de man die
daar in de deur staat bewonderend aan.
Zelden zag zij zo'n gezicht. Het donker
golvende haar valt in een lok over zijn
ene oog en als hij lacht lijkt het alsof
zijn tanden een witte schijn terugkaat-
sen. Zij schat hem vijf, zes en twantig
jaar. Helemaal niet het type van een
zwervende marskramer. Hij zal
„Ik voel me erg gestreeld door je
aandachtig bekijken, maar op die ma
nier gaat mijn koffer niet lichter wor
den, juffrouw!"
„Ik... ik zal de boerin roepen".
juist komt vrouw Frankema de keu
ken binnen. Achter haar staat Evert.
Hij heeft zijn moeder op de vreemde
stem attent gemaakt, maar hij wil zelf
ook graag weten wie daar zo vrolijk
tegen Lies aan 't babbelen is. Hij ziet
de verwarde blik van de meid, die nu
naar het aanrecht teruggaat. Met een
diepe buiging voor de boerin gaat de
marskramer op zijn hurken zitten en
slaat met een handige beweging de kof
fer open. De gewone verzameling
snuisterijen vertoont zich voor de ogen
van vrouw Frankema. Wanneer de man
een massa artikelen opnoemt, komt
Lies een paar stappen naderbij en ook
Evert staat nu achter zijn moeder te
kijken.
„en hier heb ik prima scheer
zeep voor uw man. Deze scheermesjes
kosten een kwartje per pakjeHier
is de heerlijkste zeep die u ooit ge
bruikte en dit parfum is het allerbeste
product van Coty. En kijk dit prachtige
barnstenen pijpje eens? Echte barn
steen, gevonden in de Oostzee, het spre
kend bewijs dat er eemnaal een tro
pisch klimaat op Spitsbergen heerste..."
Met groeiende verbazing kijkt Evert
de man aan. Is dat een gewone mars
kramer? Die praten anders, platter. Zo
als die man spreekt, doen ze het hier
op de boerderij niet, kunnen het ook
niet.
Automatisch blijft vrouw Frankema
het hoofd schudden. Zij heeft niets no
dig, op een afgelegen hoeve heb je al
les in huis.
„En uw zoon, ik zie dat hij verlan
gend naar deze prachtige broche kijkt.
Misschien is het iets voor hem, nee?
Haarspelden, kammen. Deze kam, Ne
derlands fabrikaat, onverslij tbaar, wer
kelijk!"
„Een doosje punaises kan ik wel ne
men", aarzelt de boerin.
„Juist; kijk, deze hebben witte kop
pen. Uitstekend voor een valletje..." En
dan stapt de boer de keuken binnen.
Hij knikt stug op de joviale groet van
de marskramer.
„Slecht weer om te melken vanmor
gen, boer? De melkgift zou er onder te
lijden hebben! Eh, heeft u soms behoef
te aan scheermesjes? Niet duur en..."