Babyion Ren Vo J.d Door de bril van Han en Rien Boomsma: Kiixdel(iaef:>fe GAf cr Nieuwbouw Abonneert U op »Eilanden-nietavtfS „EILANDEN-NIEUWS" lijdag 27 jam Adverh Bladz. 2 Vrijdag 27 januari il| Foto nr. 1 is ditmaal de reconstruc tie van de toegangspoort tot de rulnes van de oude stad Babyion. De poort, door Nebucadnesar de tweede gemaakt, heette Ishar-poort, naar de godheid, die onder zijn hoede de liefde had, en blqk- baar naast de onmenselijke wreedheid, die zo vaak door de oude volkeren werd bedreven, toch nog gewaardeerd kon worden. De liefde tot de mede mens, bij de oude koningen gold dit alleen tot zijn allernaasten. In de Bq- belse geschiedenis komt Nebucadnesar er niet zo best af. Hij is per slot van rekening de koning geweest, die twee malen naar Jerusalem optrok, de eerste keer in 598 j. v. Chr. en toen de tem- pelschatten meenam, een blqkbaar on ontkoombaar recht van overwinnaars over overwonnen volkeren mede te ne men, wat van hun gading was. In 586 V. Chr. ging hij opnieuw naar Jerusa lem toe, toen werd de stad, die zfln naam van Eeuwige Stad zou behouden, omdat ze, na zovele malen te zyn ver woest geweest, vanaf het begin, mis schien wel 3500 j. V. Chr. telkens ver woest werd en telkens opgebouwd werd Welnu, in 586 v. Chr. moesten de in woners van Jerusalem, de Joden, de stad verlaten en zich vestigen in Baby- Ion, in de stad van Nebucadnesar de tweede, zoon van Nabopolasser, die de eerste koning werd van het tweede rijk der Babyloniërs, nadat de Chaldeën, na de dood van de Assyriesche koning As- surbanipals, deze landstreek in bezit hadden genomen. Tot dit rijk van Babyion behoorde ook toen Ur, dat de geschiedenis is in gegaan als Ur der Chaldeën. We mogen de mogelijkheid niet uitsluiten, dat de Chaldeën zich éérst in Ur hebben ge vestigd. Volgens Leopolds Encyclopedie waren de Chaldeën een Arameesche stam, die zich tussen 1200 en 1000 j. v. Chr. in het zuidelijke gedeelte van Mesopotamië, in het stroomgebied van Eufraat en Tigris vestigde. De opvat ting is, dat Nebucadnesar een Chaldeër van stam was. De Chaldeërs stonden in de oudheid bekend als beoefenaars van de speciale Babylonische weten schap, de astrologie, en Chaldeër was de erenaam voor priester. Nebucadnesar, die van 604 tot 561 v. Chr. leefde, heeft de stad Babyion la ten herbouwen, nadat deze verwoest was geweest door de Assyriërs, een koninkrijk vrij ver ten noorden van Babyion. Hij maakte er een nieuw pa leis en bij dit paleis hoorden de hangen de tuinen, een van de zeven wereld wonderen, en waarvan we nog menen de overblijfselen te kunnen zien. Men brengt ten minste de vreemdelingen bij een groep door stenen opgebouwde sok kels, daar zouden de planten op hebben gestaan en door middel van een vernuf tig systeem van waterpompen vanuit de Euphraat, werden de planten tot groei en vooral tot bloei gebracht. Het oude Babyion was ongeveer 7 km. lang en strekte zich aan beide oevers van de Euphraat uit. Er was zelfs een brug, die de beide stadsdelen met elkander verbond. Die brug is er allang niet meer, de Euphraat is vrij breed ter plaatse, er groeien dadelpal men, en als ik naar de oever van de Euphraat wil gaan, wordt dit door de politie verboden, men was bezig op gravingen te doen, en de vreemdeling mocht eens iets in de bodem vinden, dat meegenomen kon worden. Dat oude Babyion werd dus her bouwd met geweldige poorten en mu ren. Deze Ishtar-poort is een nabouw, verkleind, want de oorspronkelijke was zo groot, dat er een vierspan paarden door heen kon gaan. Het eerste Baby- Ion moet zijn gesticht in de 19e eeuw v. Chr. door Semietische emigranten. Als stad is het dus jonger als Ur, de stad, die 260 km. zuidelijker ligt. Dat eerste Babyion is ook een grote stad geweest, de naam Babyion is afge leid van het semietische Babil, dat Poort van God betekende. Een van de grootste vorsten uit die tijd is Hamma- rubi geweest. Deze heeft op een steen zijn rechtspraak laten beitelen. Het is wel niet het alleroudste document op rechterlijk gebied, doch het is zeer in teressant. In het museum te Babyion is een afgietsel van de oorspronkelijke steen, zoals die ongeveer 100 jaar ge leden in de woestijn werd gevonden en toen naar Parijs werd vervoerd. De ontcijfering van deze inscriptie in spükerschrift op deze steen was te dan ken aan de ontdekking van een Duitse taalgeleerde Grotefend, die in 1802 hulp -onderwyzer was in Göttingen. Op een bierfuifje ging hij een weddenschap aan, dat hij die totaal onbekende te kens, waarvan copieën beschikbaar wa ren, zou kunnen ontcijferen. Betrekke lijk kort daarop vond h^ de sleutel om dit onbekende schrift en deze onbeken de taal te ontcijferen, en deze ontdek king, met zo weinig hulpmiddelen is een der grootste ontdekkingen uit de oude geschiedenissen. Nu kon men ontcijferen, wat Ham- marubi als wet gedacht had. De jonge onderwijzer bracht het tot rector van het Gymnasium. Het recht van Ham- marubi gaf ons inzicht, dat deze ko ning dacht aan bepalingen om wedu wen en wezen te beschermen. Moorde naars en dieven werden zwaar gestraft, dieven, die b.v. drie maal gestolen had den, werd een hand afgehakt. Dat zelf de recht geldt nog steeds in Saoedië- Arabië. Hammarubi leefde 900 j. voor Nebucadnesar, n.m.l. 1728 - 1686 voor Christus. Er is hier heel veel gebeurd, in 1531 V. Chr. werd de stad ingenomen en ge plunderd door de Hittieten, dat was een volksstam die woonde in het huidige Oost-Anatolië, het aziatische gedeelte van Turkije. In 1160 v. Chr. kwamen de Elamieten de stad veroveren, de Elamieten woonden ten oosten van Mesopotamië, zo in het zuidelijke ge deelte van het huidige Iran of Perzië. In 1137 werd Babyion weer vrij en ver schijnt koning Nebucadnesar de eerste endan gaat het rijk weer ten onder, het wordt gevoegd bij het rijk der Mi- tanni, dat was een koninkrijk dat in Midden-Mesopotamië was ontstaan. Uit dit rijk der Mitanni maakten de Assyriërs zich los, hun koningen zouden de naam krijgen van de meest barbaar se koningen der Oudheid. Die verove ren dan weer Babyion. Verschillende koningen der Assyriërs staan in de ge schiedenis zeer zwart aangetekend. Ik neem één naam uit die reeks, koning Sanherib, die leefde 704 - 681 v. Chr. Hij veroverde Juda en wilde Jerusalem belegeren. De joodse profeet Jesaja had geprofeteerd, dat Sanherib de stad Je rusalem niet zou benaderen, hij zou geen pijl op de stad afschieten en met geen schild de stad benaderen. De pro feet had gelijk, het leger van 185.000 man van Sanherib, die in wezen een heel begaafd mens was en bij minder eigenzinnigheid ongetwijfeld een groot staatsman zou zijn geworden, werd door de pest bezocht en bij honderden stier ven de soldaten voor ze naar Jerusalem op konden trekken. Men beschouwd deze Sanherib als de verwoester van de toren van Babel, die in Genesis is genoemd. Foto nr. 2 geeft weer, wat er nu nog van te zien is, al leen de grondvlakken. Men meent te kunnen stellen, dat de toren al onder Hammarubi bouwvallig is geweest. De toren was naar hetzelfde model ge maakt als de zigEourat van Ur. De naam ziggourat is ontleend aan het soemerisch-babylonische naam van trappyramide, of traptoren. Deze vorm van torens kwamen veel voor, er zijn nog méér restanten in Mesopotamië te vinden, we hebben ze gezien en gefoto grafeerd, maar de toren van Babel is de meest bekende, omdat er zoveel vol keren aan hebben meegeholpen om die te bouwen, dat men elkander niet kon verstaan, de babylonische spraakver warring. Kort geleden, op een zaterdagmorgen, hoorde ik om vijf voor acht in de V.P. R.O. een uiteenzetting over deze zig- gourats, ze waren gesteld om de goden aan te roepen en meteen als wegwijzer voor de kamelen-caravanen. Het lijkt me wel juist dit aan te nemen, doch in een uiteenzetting voor kinderen zo als dit zaterdagmorgen programma is kan men misschien niet alles zeggen. Deze torens waren bestemd voor de priesters om op de bovenste verdieping een tempel te bezitten, waar zij met hun goden spraken en waar vooral ge vraagd werd om vruchtbaarheid van het land en dat de goden welwillend zouden zijn voor hun verzoek. Bij het bezichtigen van de ruïne van de ziggourat van Aquar Quf nam ik een foto van riet, dat tussen de lagen tichelstenen aangebracht was. Deze ru ïne van Aquar Quf dateert van onge veer 1500 j. V. Chr. In Middelharnis terug gekeerd, vertelde ik dhr. Lang broek dit, die me mededeelde, dat in vroeger jaren riet bij het opmetselen van muren tussen de voegen werd ge legd om grondwater, dat opgezogen zou kunnen worden, tegen te gaan. Voor het maken van een ziggourat, zoals ook de toren van Babel is, begon men met de tichelstenen te vormen, kleistenen, door de zon gedroogd. Die werden op elkander gestapeld op een grondvlak zo van 90 bij 95 meter en tot een hoogte van 12 tot 15 meter. Als de eerste trap klaar was, waren intussen tichelstenen in vuur gebakken en deze stenen werden als buitenste bekleding tegen de eerste tichelstenenmassa aan- gemetseld. Soms met asphalt, soms met kalk. Wanneer deze eerste trap klaar was en hoevele mankrachten waren daarbij wel niet nodig, ik heb helaas niet opgenomen, hoe groot zulk een steen was om een berekening te maken, hoeveel millioenen stenen er gevormd moesten worden, dan werd op deze eerste verdieping een tweede gebouwd, kleiner van grondoppervlakte en dan weer een derde, en zo ging dat door. Koning Nebucadnesar liet een nieuwe ziggourat bouwen, binnen de stadsmu ren van zijn Babyion, die zelfs 7 of 8 verdiepingen kreeg. Deze torens zouden eeuwig hebben kunnen staan, als de mens ze weer niet verwoestte, door de gebakken stenen weg te halen, zodat de ongebakken tichelstenen blootgesteld waren aan regen en in de loop van de eeuwen min of meer zouden slijten. Doch nog heden ten dage staan er ver schillende oude torens in het landschap. En tenslotte: Wij waren in Babyion en de reisleiding had een duitse pro fessor, die al 6 jaar lang de opgravin gen leidt in Mesopotamië, ook hier in Babyion, uitgenodigd om ons de oude stad te laten zien. Eerst dus het Baby- Ion van Nebucadnesar, daarna gingen we naar de ruïne van de toren van Babel. Hij vertelde: hier was men op nieuw begonnen met graven en een week tevoren had men, niet ver van de toren van Babel restanten van een muur gevonden! Men zou doorgaan met uitgraven, zodat mettertijd archeologen en theologen de resultaten zullen horen, die zeker een verder inzicht geven over Beste meisjes en jongens! In dit hoekje wordt het laatste raad sel van januari weer al geplaatst. Het werd ingezonden door Jan de Bruin, Geldermalsen. JANUARIRAADSEL 4 I. Voor een zal een denneboom opgaan. 2. Broer van David. 3. Vrouw van Lamech (Genesis). 4. Zoon van Ja kob. 5. Goddeloze koningin van Israël. 6. Krijgsoverste die door een vrouw werd gedood. 7. Andere naam voor Na omi. 8. Alles is (Prediker). 9. Geweldig jager (Gen.). 10. Zoon van Jakob; zal aan de haven der zee wonen. II. Grootvader van David. 12. Koning van Basan. 13. Man van Abigail; zijn naam betekent dwaasheid. 14. Oude naam voor geneesheer. 15. Meervoud van vraag 8. 16. Hoofdstand van Assy- rië, waarheen Jona moest gaan predi ken. 17. Zoon van Mozes. 18. Koning van Israël, die maar kort regeerde. 19. Nakomelingen van Levi. 20. Betekent: waar is de eer? (Eli's geschiedenis). 21. Krachtige helden; gedienstige geesten. 22. Romeins stadhouder in Paulus' tijd. 23. Hoofdstad van Syrië. 24 Vriend van Job. De beginletters van deze woorden vormen een gedeelte van hetgeen de Heere sprak bij de doop van Christus. BRIEVEN Lenle D. Zoutelande. Ondertussen ben ik op je vorige brief uitvoerig in gegaan, zoals je wel gezien zal hebben. En nu kom je met een vraag over de bezorging van de krant. Dat gaat hele maal buiten mij om. Als er iets hapert, moet je informeren op het postkantoor. Of anders bij de drukkerij in Middel harnis. Joke V. Ouddorp. Ja, met dat rapport kan je wel naar de u.l.o., als je het mag beleven. Je hebt alles goed inge haald, na het onderbroken schoolbe zoek in het verleden. Nu zal je het boek wel gelezen hebben. Spannend, hè? Janneke doet ook goed haar best op school, merk ik. Heleen van R. Zeist. Mooie cijfers! Een halfje van aardrijkskunde zou je bij het cijfer van rekenen moeten doen. Dan bestond je rapport uit bijna alle maal achten. Al vind je rekenen wat moeilijk, toch heb je er nog een ruim voldoende vijfer voor. Er zijn veel kin deren, die dat cijfer niet halen voor dat vak. Henk G. Krabbendljke. Vond je het eerste briefje niet naar je zin, dat je het opnieuw ging schrijven? Nu zie ik ineens hoe je het wél kan. Bij het ver der lezen, merk ik, dat ik de vraag wel had kunnen laten. Ik zie namelijk op het onderste lijntje staan, dat het moest van vader. Dat is fijn, dat vaders en moeders zoveel notitie nemen van het werk van hun kinderen. Daar zal je nooit spijt van hebben. Je vader had wel een goede schoolmeester kunnen zijn; die meesters laten ook wel eens werk overmaken. Agatha K. MiddeUiarnis. Maar Agatha toch! Het regent negens; ik tel er ne gen! Dat is de moeite waard, zeg! Jam mer dat de reis naar Zeist niet kon doorgaan. Afijn, dat sta je dan nog te wachten. Hoe gaat het met het neefje van je? Was het voor het eerst dat je tante werd? Is er al een andere leraar gekomen? En hoe gaat het? Henk van R. Zeist. Dat was een uit gebreid familiebezoek, Henk! Het is al tijd aardig om elkander weer eens te zien en te spreken. En dat kan meestal maar alleen in de vakanties. Nu kan daar voorlopig niet veel meer van ko men, want op al de scholen is het druk leren en koers zetten naar het tweede rapport. Jantje H. Ouddorp. Had jij zoveel geld opgehaald? Dat is mooi! Kon alles er van betaald worden voor het kerst feest? De meeste mensen houden hun portemonnee voor dat doel niet geslo ten. Heb je nu beide boekjes al uitge lezen? En hoe zijn ze? Corrle G. Krabbendyke. Dat is be slist een mooie week geweest. En het helpen in de winkel is zéker leuk! Wel ke winkel was het? In Zwijndrecht ben de geschiedenis van de toren van Babel, waarvan U hier een foto hebt, in de regen opgenomen. Die zo meer gehjkt, achter de gracht op een massa aarde, omwoeld en omgegraven, doch in wezen een heel belangrijk oudheidkundig en bijbels document is. J. Boomsma. je niet zo lang geweest natuurlijk, want daar was geen tijd meer voor. Het is niet zo ver naar het station van Dordrecht. Kon je in Zwijndrecht niet op de trein gaan? Rien K. Sommelsdijk. Je doet goed je best op school, hoor. AUeen voor het vak, waarvoor je niets hebt te leren, zou ik graag ook een acht zien. Je be grijpt wel wat ik bedoel. Paultje was nog te. klein om zo lang stil te zitten. Vond Hettie het niet vervelend, dat ze nu ook weg moest? Was het een mee valler de vorige maand? Jannle van R. Zeist. Ik heb ook niet veel slechte rapporten gezien. Ook dat van jou is best. Voor tekenen heb je nog meer dan Ar ja. Voor dat vak moet je een beetje aanleg hebben, nietwaar? Ga zo maar door, hoor! Wat heb je weer veel moeilijke woorden moeten schrijven! Leentje H. Ouddorp. Toen je schreef ging alles prima, lees ik. Ik hoop dat het nog zo is. Maar toen had je vakan tie en nu niet; en toch kan het dan ook prima gaan, hè? Ja, het kinderhoekje stond er net nog in. Er was nog een plaats vrij bij die vele advertenties. Greetje de J. Ouddorp. Nog hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag, Greetje en je vader ook geluk gewenst. Als ik goed heb uitgerekend, is dat gisteren geweest. Met de jaarwisseling had je dus roodvonk, maar het kerstfeest kon je nog meemaken. Is het boekje al ge ruild? Heb je lang op bed moeten lig gen? Je rapport is goed, hoor. Leo K. Sommelsdyk. Mooie cijfers! Ik geloof dat de kinderen tegenwoordig heel goed kunnen leren. Ze doen vast allemaal goed hun best. Die multimap- pen breken veel door. Misschien leren de kinderen daardoor zo goed. Ben je al naar de knapenvereniging geweest? Ik denk dat het nog niet zal meevallen om een inleiding te houden. Hanna de J. Ouddorp. Roodvonltk een besmettelijke ziekte: als de een f heeft, loopt de ander kans het ooltj krijgen. En zo is het gegaan. Is tJ nog gezond gebleven? Ik hoop van i want zulke kleintjes kunnen er erg i van zijn. Heb je het mooie boek alj' lezen? Je rapport ziet er ook goed t;'! Arja van R. Zeist. Over die zes >|f ik het al gehad bij het antwoord Jannie, hè? Maar de rest is best, y eerste december -was een prettige voor je. Wat heb je veel mooie diji;?] gekregen! Is de bouwplaat nog ki| gekomen in het oude jaar? Dat waji^ toch van plan? Piet van K. Ouddorp. Het is nM goed, dat je nu de raadsels niet flj vergeten. Nu was het de moeite nogr^ je ze inzond. Dat is leuk dat i\\ groeten van Krijna kreeg. Ja, ik -é; nog heel goed, dat ze ook meedeed, ^1. als jij nu. Als ze weer thuiskomt, M je ze de groeten wel terug, hè? schien is ze wel thuis als deze kr| komt; dan kan ze het meteen lezen, Allemaal de brieven zijn nu beh deld. Naar mijn beste weten heb ik niet één vergeten. En nu? Ja, nu is het Inzenden! Daar moet ik toch nog iets van zf gen. Annie Keijzer uit Rotterdam h mij er opmerkzaam op gemaakt. De oplossingen van de januarira; sels mogen nu ingezonden worden a: Oom Ko, Eilanden-nieuws, Middelfc nis. Dat is dus geen moeilijk adres. Verder moet er op het inge.slc briefje jullie nauwkeurig adres en k tijd worden vermeld. Leeftijd en ac ook graag op de buitenkant van de; veloppe. Meer bevelen heb ik niet geven, denk ik. Ik wacht dus op ju: De hartelijke groeten van OOM Een gouden eeuw Een eeuw van welvaart De vraag biytt: hóé leven w\j. In de winter is mijn overbuur- man niet dikwijls te zien. Niet dat het tot hiertoe zo'n barre winter is; integendeel, maar hij heeft bij het wisselvallige weer vaak last van bronchitis. Hij komt dan haast nooit eens aanlopen, maar als je hem zelf gaat bezoeken, dan is hij de ko ning te rijk. Dat zegt hij niet, maar dat merk je aan alles. Als hij thuis zit, leest hij veel; meest al snuffelt hij in oude geschriften. Hij heeft helemaal geen last van de spel ling of van de „oude druk". Dat is hem om het even. Je hoort hem er niet over of God met dt staat of Heere met één e. Hij let eigenlijk niet op de spelling, maar het gaat hem echt om de inhoud; wat of er bedoeld wordt. Zo had hij zich de laatste weken verdiept in de tijd, die wij in onze ge schiedenis de „Gouden Eeuw" noemen. Op school werd ons niets anders ge zegd uit die zeventiende eeuw dan dat er prachtige schilderkunst was; dat er bekwame dichters waren; dat er ook veel gedaan werd aan muziek en dat de bouwwerken uit die tijd konden wed ijveren met de mooiste gebouwen in het buitenland. Maar, zei mijn overbuurman, zouden de mensen, het gewone volk, veel van dat goud uit die eeuw hebben gehad? Zouden die mensen geweten hebben dat zij in de Gouden Eeuw leefden? Ik be twijfel het. Hoe zullen ze in de ge schiedenisboeken de twintigste eeuw noemen, als wij honderd jaar verder zijn? Dat zullen wij nooit te weten ko men. Wij, zo ging hij verder, spreken over een welvaartsstaat, maar ik ge loof niet, dat de twintigste eeuw de eeuw van de welvaart zal genoemd worden in de geschiedenisboeken. Waarom niet? vroeg ik hem. Wel, zei hij, in de Gouden Eeuw was ook alles geen koek en ei. Als je de arme mensen van toen had gezegd, dat ze in een gouden tijdperk leefden, dan hadden ze je verbaasd aan gekeken. Het grootste deel van de inwoners van ons land had armoede. Ik kijk hem vragend aan. Ik ben niet zo sterk in geschiedenis en ik ga al meer beseffen, dat de tijd van vroeger veel te rooskleurig is voorgesteld. Ja, zegt hij, geloof je het niet? Zie hier. En hij neemt een oud boek, waar in te lezen staat: „Zij huisden achteraf in kleyne straatjes, steeghjes, ganget jes en kelders, onder de muurbogen, in achterhuysjes, dewelcke niet beter dan turfhocken zijn." Dan zet hij zijn bril af en gaat ver der, zeker om te laten zien, dat hij geen boek meer nodig heeft: Het eten van die mensen bestond uit pap en zwart brood, 's Zondags hadden zij een stukje spek en als zij toevallig wat aardappels konden krijgen, kookten ze die in zure melk. Veel kinderen werden te vonde ling gelegd. Bijna de helft van de be woners van Amsterdam behoorde in 1747 tot dat volk, dat op deze manier zijn dagen doorbracht. Dat volk was meestal rumoerig, voor al als het mis liep met het een en an der. Toen de vlootvoogd Jan Evertsen na de nederlaag bij Lowestoff in Den Briel aankwam, werd hij door woeden de mannen en vrouwen uitgescholden en het scheelde niet veel, of ze hadden met hem gedaan als het grauw deed met de gebroeders De Witt. Van dat volk staat er geschreven dat het was „van quade opvoeding, woes- ten wandel en stout in den bek". In het begin van de eerste engelse oorlog was er een grote opstand in de hoofdstad, die haast niet de kop inge drukt kon worden. De schutterij, die geregeld paraat moest zijn, had han den vol werk. Pas toen de schutters met scherp schoten, droop de menigte af. Overal liepen daklozen, die op het platteland langs de hoeven gingen schooien. Als het tegen viel v.;- kregen, dreigden ze met moord brand. De boeren zagen ook niet gn; hxin hoeven in de vlammen opgaan.' de Kempen in Noord-Brabant leeft hele kolonies van dat soort vollt. E was er gevaarlijk om te reizen; ook de omgeving van Arnhem, met zijn v: bossen. Lange tijd werd gesproken c: de Onzalige en Schelmse bossen. De landdrost moest toezicht houi over zijn landgoed. Kon hij het niet a; dan gingen de dorpsldokken luiden,: alle mannen bijeen te roepen voor t drijfjacht op de bedelaars. En dat dan „vermits de menigvuldigheid c: resistentie (weerstand) der bedelaar; Zo de bedelaars enige resistentie st den bieden, soo kunnen zij doodtgeslt gen worden". De straffen waren niet mals: geva; lijke bedelaars uit het eigen land w de neus gespleten; vreemdelimi moesten binnen drie dagen vertrekks Werden ze later nog aangetroffen, t werden ze naar de geselpaal gebra; en daar verlangde je echt niet voor: tweede keer naar. Later werden straffen nog scherper: men brandme' te de ondeugden, of bracht hen op pijnbank en ook altijd was er de gi nog, die een zeker einde maakte het verschrikkelijk levenslot. Hier houdt hij even op en kijkt: aan. Ik heb niet veel te zeggen. Ik da: dat we nu in een donkere tijd leefc: maar toen was ook alles niet zoals had moeten zijn. Als ik dat tegen mijn overbuurir.: zeg, dan antwoordt hij grif: Vanaf: zonde in het paradijs tot nu toe, is: wereld nu eenmaal uit zijn voeg Waar mensen leven heerst ook de zor: De ene keer breken die voor onze of schrikkelijker uit dan de andere, Et alle vormen van goddeloosheid zul; we overal blijven zien. Wij kuE- moeilijk zeggen deze tijd was betere die. Neem de jeugd: is die slechter c vroeger? Ik wil haast ja zeggen, maar hi; me al vóór. Neen, de jeugd doet op een andere manier dan vroeger, 1 kan je heel wat vertellen uit ii eigen leven, maar dat zal ik liever r: doen. Dat komt nog wel eens op e andere keer. Ik ga weg en ik moet veel over i woorden nadenken. Ik ga alles ns betrekkelijk zien: armoede en rijkd:: zijn ook betrekkelijk; Gouden Eeuw: Eeuw van de Welvaart, wat doet eigenlijk ons; het komt er maar op i^ hoe wij leven en wat wij zijn voor fr en voor onze naasten. ZWEHÏÏ RIJMEN VAN TIJlIf Oude en Contr van 2 tot 't Wordt voor al die zusters, Toch wel „je-van-het". Dirksland krijgt heel spoedig, 'n Echte zusterflat. We zien in gedachte. Deze flat al staan. Er wordt voor die zusters. Toch wel veel gedaan, 't Zal je overkomen, Dat je zoiets krijgt. Privacy voldoende! Iets waar elk naar neigt, 't Zijn geen hunkerbunkers, Voor een zustertal. Daar men hier behaaglijk, Graag vertoeven zal. Ruimte is maar alles, 't Hoort er eenmaal bij. En men is zeer zeker. Nu hier meer echt vrij. Eigen „home" is immers, Onbetaalbaar iets. Zonder een garage, Is zo'n flatje niets. Die behoren strakjes. Allemaal er bij. En zo leeft een zuster. Hier echt frank en vrij. TIJJff'' to van 2 tot 5 to Bezoekt de '(I electronisch 7 tot 10 u\ ;jl uur in Koningii Thans leve „De Vei Vrij blij venc Esdoornstri

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1967 | | pagina 6