Babyion
Ren
Vo
J.d
Door de bril van Han en Rien Boomsma:
Kiixdel(iaef:>fe
GAf
cr
Nieuwbouw
Abonneert U op
»Eilanden-nietavtfS
„EILANDEN-NIEUWS"
lijdag 27 jam
Adverh
Bladz. 2
Vrijdag 27 januari il|
Foto nr. 1 is ditmaal de reconstruc
tie van de toegangspoort tot de rulnes
van de oude stad Babyion. De poort,
door Nebucadnesar de tweede gemaakt,
heette Ishar-poort, naar de godheid, die
onder zijn hoede de liefde had, en blqk-
baar naast de onmenselijke wreedheid,
die zo vaak door de oude volkeren
werd bedreven, toch nog gewaardeerd
kon worden. De liefde tot de mede
mens, bij de oude koningen gold dit
alleen tot zijn allernaasten. In de Bq-
belse geschiedenis komt Nebucadnesar
er niet zo best af. Hij is per slot van
rekening de koning geweest, die twee
malen naar Jerusalem optrok, de eerste
keer in 598 j. v. Chr. en toen de tem-
pelschatten meenam, een blqkbaar on
ontkoombaar recht van overwinnaars
over overwonnen volkeren mede te ne
men, wat van hun gading was. In 586
V. Chr. ging hij opnieuw naar Jerusa
lem toe, toen werd de stad, die zfln
naam van Eeuwige Stad zou behouden,
omdat ze, na zovele malen te zyn ver
woest geweest, vanaf het begin, mis
schien wel 3500 j. V. Chr. telkens ver
woest werd en telkens opgebouwd werd
Welnu, in 586 v. Chr. moesten de in
woners van Jerusalem, de Joden, de
stad verlaten en zich vestigen in Baby-
Ion, in de stad van Nebucadnesar de
tweede, zoon van Nabopolasser, die de
eerste koning werd van het tweede rijk
der Babyloniërs, nadat de Chaldeën, na
de dood van de Assyriesche koning As-
surbanipals, deze landstreek in bezit
hadden genomen.
Tot dit rijk van Babyion behoorde
ook toen Ur, dat de geschiedenis is in
gegaan als Ur der Chaldeën. We mogen
de mogelijkheid niet uitsluiten, dat de
Chaldeën zich éérst in Ur hebben ge
vestigd. Volgens Leopolds Encyclopedie
waren de Chaldeën een Arameesche
stam, die zich tussen 1200 en 1000 j. v.
Chr. in het zuidelijke gedeelte van
Mesopotamië, in het stroomgebied van
Eufraat en Tigris vestigde. De opvat
ting is, dat Nebucadnesar een Chaldeër
van stam was. De Chaldeërs stonden
in de oudheid bekend als beoefenaars
van de speciale Babylonische weten
schap, de astrologie, en Chaldeër was de
erenaam voor priester.
Nebucadnesar, die van 604 tot 561 v.
Chr. leefde, heeft de stad Babyion la
ten herbouwen, nadat deze verwoest
was geweest door de Assyriërs, een
koninkrijk vrij ver ten noorden van
Babyion. Hij maakte er een nieuw pa
leis en bij dit paleis hoorden de hangen
de tuinen, een van de zeven wereld
wonderen, en waarvan we nog menen
de overblijfselen te kunnen zien. Men
brengt ten minste de vreemdelingen bij
een groep door stenen opgebouwde sok
kels, daar zouden de planten op hebben
gestaan en door middel van een vernuf
tig systeem van waterpompen vanuit de
Euphraat, werden de planten tot groei
en vooral tot bloei gebracht.
Het oude Babyion was ongeveer 7
km. lang en strekte zich aan beide
oevers van de Euphraat uit. Er was
zelfs een brug, die de beide stadsdelen
met elkander verbond. Die brug is er
allang niet meer, de Euphraat is vrij
breed ter plaatse, er groeien dadelpal
men, en als ik naar de oever van de
Euphraat wil gaan, wordt dit door de
politie verboden, men was bezig op
gravingen te doen, en de vreemdeling
mocht eens iets in de bodem vinden,
dat meegenomen kon worden.
Dat oude Babyion werd dus her
bouwd met geweldige poorten en mu
ren. Deze Ishtar-poort is een nabouw,
verkleind, want de oorspronkelijke was
zo groot, dat er een vierspan paarden
door heen kon gaan. Het eerste Baby-
Ion moet zijn gesticht in de 19e eeuw
v. Chr. door Semietische emigranten.
Als stad is het dus jonger als Ur, de
stad, die 260 km. zuidelijker ligt.
Dat eerste Babyion is ook een grote
stad geweest, de naam Babyion is afge
leid van het semietische Babil, dat
Poort van God betekende. Een van de
grootste vorsten uit die tijd is Hamma-
rubi geweest. Deze heeft op een steen
zijn rechtspraak laten beitelen. Het is
wel niet het alleroudste document op
rechterlijk gebied, doch het is zeer in
teressant. In het museum te Babyion is
een afgietsel van de oorspronkelijke
steen, zoals die ongeveer 100 jaar ge
leden in de woestijn werd gevonden en
toen naar Parijs werd vervoerd.
De ontcijfering van deze inscriptie in
spükerschrift op deze steen was te dan
ken aan de ontdekking van een Duitse
taalgeleerde Grotefend, die in 1802 hulp
-onderwyzer was in Göttingen. Op een
bierfuifje ging hij een weddenschap
aan, dat hij die totaal onbekende te
kens, waarvan copieën beschikbaar wa
ren, zou kunnen ontcijferen. Betrekke
lijk kort daarop vond h^ de sleutel om
dit onbekende schrift en deze onbeken
de taal te ontcijferen, en deze ontdek
king, met zo weinig hulpmiddelen is
een der grootste ontdekkingen uit de
oude geschiedenissen.
Nu kon men ontcijferen, wat Ham-
marubi als wet gedacht had. De jonge
onderwijzer bracht het tot rector van
het Gymnasium. Het recht van Ham-
marubi gaf ons inzicht, dat deze ko
ning dacht aan bepalingen om wedu
wen en wezen te beschermen. Moorde
naars en dieven werden zwaar gestraft,
dieven, die b.v. drie maal gestolen had
den, werd een hand afgehakt. Dat zelf
de recht geldt nog steeds in Saoedië-
Arabië. Hammarubi leefde 900 j. voor
Nebucadnesar, n.m.l. 1728 - 1686 voor
Christus.
Er is hier heel veel gebeurd, in 1531
V. Chr. werd de stad ingenomen en ge
plunderd door de Hittieten, dat was een
volksstam die woonde in het huidige
Oost-Anatolië, het aziatische gedeelte
van Turkije. In 1160 v. Chr. kwamen
de Elamieten de stad veroveren, de
Elamieten woonden ten oosten van
Mesopotamië, zo in het zuidelijke ge
deelte van het huidige Iran of Perzië.
In 1137 werd Babyion weer vrij en ver
schijnt koning Nebucadnesar de eerste
endan gaat het rijk weer ten onder,
het wordt gevoegd bij het rijk der Mi-
tanni, dat was een koninkrijk dat in
Midden-Mesopotamië was ontstaan.
Uit dit rijk der Mitanni maakten de
Assyriërs zich los, hun koningen zouden
de naam krijgen van de meest barbaar
se koningen der Oudheid. Die verove
ren dan weer Babyion. Verschillende
koningen der Assyriërs staan in de ge
schiedenis zeer zwart aangetekend. Ik
neem één naam uit die reeks, koning
Sanherib, die leefde 704 - 681 v. Chr.
Hij veroverde Juda en wilde Jerusalem
belegeren. De joodse profeet Jesaja had
geprofeteerd, dat Sanherib de stad Je
rusalem niet zou benaderen, hij zou
geen pijl op de stad afschieten en met
geen schild de stad benaderen. De pro
feet had gelijk, het leger van 185.000
man van Sanherib, die in wezen een
heel begaafd mens was en bij minder
eigenzinnigheid ongetwijfeld een groot
staatsman zou zijn geworden, werd door
de pest bezocht en bij honderden stier
ven de soldaten voor ze naar Jerusalem
op konden trekken.
Men beschouwd deze Sanherib als de
verwoester van de toren van Babel, die
in Genesis is genoemd. Foto nr. 2 geeft
weer, wat er nu nog van te zien is, al
leen de grondvlakken. Men meent te
kunnen stellen, dat de toren al onder
Hammarubi bouwvallig is geweest. De
toren was naar hetzelfde model ge
maakt als de zigEourat van Ur. De
naam ziggourat is ontleend aan het
soemerisch-babylonische naam van
trappyramide, of traptoren. Deze vorm
van torens kwamen veel voor, er zijn
nog méér restanten in Mesopotamië te
vinden, we hebben ze gezien en gefoto
grafeerd, maar de toren van Babel is
de meest bekende, omdat er zoveel vol
keren aan hebben meegeholpen om die
te bouwen, dat men elkander niet kon
verstaan, de babylonische spraakver
warring.
Kort geleden, op een zaterdagmorgen,
hoorde ik om vijf voor acht in de V.P.
R.O. een uiteenzetting over deze zig-
gourats, ze waren gesteld om de goden
aan te roepen en meteen als wegwijzer
voor de kamelen-caravanen. Het lijkt
me wel juist dit aan te nemen, doch in
een uiteenzetting voor kinderen zo
als dit zaterdagmorgen programma is
kan men misschien niet alles zeggen.
Deze torens waren bestemd voor de
priesters om op de bovenste verdieping
een tempel te bezitten, waar zij met
hun goden spraken en waar vooral ge
vraagd werd om vruchtbaarheid van
het land en dat de goden welwillend
zouden zijn voor hun verzoek.
Bij het bezichtigen van de ruïne van
de ziggourat van Aquar Quf nam ik
een foto van riet, dat tussen de lagen
tichelstenen aangebracht was. Deze ru
ïne van Aquar Quf dateert van onge
veer 1500 j. V. Chr. In Middelharnis
terug gekeerd, vertelde ik dhr. Lang
broek dit, die me mededeelde, dat in
vroeger jaren riet bij het opmetselen
van muren tussen de voegen werd ge
legd om grondwater, dat opgezogen zou
kunnen worden, tegen te gaan.
Voor het maken van een ziggourat,
zoals ook de toren van Babel is, begon
men met de tichelstenen te vormen,
kleistenen, door de zon gedroogd. Die
werden op elkander gestapeld op een
grondvlak zo van 90 bij 95 meter en tot
een hoogte van 12 tot 15 meter. Als de
eerste trap klaar was, waren intussen
tichelstenen in vuur gebakken en deze
stenen werden als buitenste bekleding
tegen de eerste tichelstenenmassa aan-
gemetseld. Soms met asphalt, soms met
kalk. Wanneer deze eerste trap klaar
was en hoevele mankrachten waren
daarbij wel niet nodig, ik heb helaas
niet opgenomen, hoe groot zulk een
steen was om een berekening te maken,
hoeveel millioenen stenen er gevormd
moesten worden, dan werd op deze
eerste verdieping een tweede gebouwd,
kleiner van grondoppervlakte en dan
weer een derde, en zo ging dat door.
Koning Nebucadnesar liet een nieuwe
ziggourat bouwen, binnen de stadsmu
ren van zijn Babyion, die zelfs 7 of 8
verdiepingen kreeg. Deze torens zouden
eeuwig hebben kunnen staan, als de
mens ze weer niet verwoestte, door de
gebakken stenen weg te halen, zodat de
ongebakken tichelstenen blootgesteld
waren aan regen en in de loop van de
eeuwen min of meer zouden slijten.
Doch nog heden ten dage staan er ver
schillende oude torens in het landschap.
En tenslotte: Wij waren in Babyion
en de reisleiding had een duitse pro
fessor, die al 6 jaar lang de opgravin
gen leidt in Mesopotamië, ook hier in
Babyion, uitgenodigd om ons de oude
stad te laten zien. Eerst dus het Baby-
Ion van Nebucadnesar, daarna gingen
we naar de ruïne van de toren van
Babel. Hij vertelde: hier was men op
nieuw begonnen met graven en een
week tevoren had men, niet ver van
de toren van Babel restanten van een
muur gevonden! Men zou doorgaan met
uitgraven, zodat mettertijd archeologen
en theologen de resultaten zullen horen,
die zeker een verder inzicht geven over
Beste meisjes en jongens!
In dit hoekje wordt het laatste raad
sel van januari weer al geplaatst. Het
werd ingezonden door Jan de Bruin,
Geldermalsen.
JANUARIRAADSEL 4
I. Voor een zal een denneboom
opgaan. 2. Broer van David. 3. Vrouw
van Lamech (Genesis). 4. Zoon van Ja
kob. 5. Goddeloze koningin van Israël.
6. Krijgsoverste die door een vrouw
werd gedood. 7. Andere naam voor Na
omi. 8. Alles is (Prediker). 9.
Geweldig jager (Gen.). 10. Zoon van
Jakob; zal aan de haven der zee wonen.
II. Grootvader van David. 12. Koning
van Basan. 13. Man van Abigail; zijn
naam betekent dwaasheid. 14. Oude
naam voor geneesheer. 15. Meervoud
van vraag 8. 16. Hoofdstand van Assy-
rië, waarheen Jona moest gaan predi
ken. 17. Zoon van Mozes. 18. Koning
van Israël, die maar kort regeerde. 19.
Nakomelingen van Levi. 20. Betekent:
waar is de eer? (Eli's geschiedenis). 21.
Krachtige helden; gedienstige geesten.
22. Romeins stadhouder in Paulus' tijd.
23. Hoofdstad van Syrië. 24 Vriend van
Job.
De beginletters van deze woorden
vormen een gedeelte van hetgeen de
Heere sprak bij de doop van Christus.
BRIEVEN
Lenle D. Zoutelande. Ondertussen
ben ik op je vorige brief uitvoerig in
gegaan, zoals je wel gezien zal hebben.
En nu kom je met een vraag over de
bezorging van de krant. Dat gaat hele
maal buiten mij om. Als er iets hapert,
moet je informeren op het postkantoor.
Of anders bij de drukkerij in Middel
harnis.
Joke V. Ouddorp. Ja, met dat rapport
kan je wel naar de u.l.o., als je het
mag beleven. Je hebt alles goed inge
haald, na het onderbroken schoolbe
zoek in het verleden. Nu zal je het
boek wel gelezen hebben. Spannend,
hè? Janneke doet ook goed haar best
op school, merk ik.
Heleen van R. Zeist. Mooie cijfers!
Een halfje van aardrijkskunde zou je
bij het cijfer van rekenen moeten doen.
Dan bestond je rapport uit bijna alle
maal achten. Al vind je rekenen wat
moeilijk, toch heb je er nog een ruim
voldoende vijfer voor. Er zijn veel kin
deren, die dat cijfer niet halen voor
dat vak.
Henk G. Krabbendljke. Vond je het
eerste briefje niet naar je zin, dat je
het opnieuw ging schrijven? Nu zie ik
ineens hoe je het wél kan. Bij het ver
der lezen, merk ik, dat ik de vraag wel
had kunnen laten. Ik zie namelijk op
het onderste lijntje staan, dat het moest
van vader. Dat is fijn, dat vaders en
moeders zoveel notitie nemen van het
werk van hun kinderen. Daar zal je
nooit spijt van hebben. Je vader had
wel een goede schoolmeester kunnen
zijn; die meesters laten ook wel eens
werk overmaken.
Agatha K. MiddeUiarnis. Maar Agatha
toch! Het regent negens; ik tel er ne
gen! Dat is de moeite waard, zeg! Jam
mer dat de reis naar Zeist niet kon
doorgaan. Afijn, dat sta je dan nog te
wachten. Hoe gaat het met het neefje
van je? Was het voor het eerst dat je
tante werd? Is er al een andere leraar
gekomen? En hoe gaat het?
Henk van R. Zeist. Dat was een uit
gebreid familiebezoek, Henk! Het is al
tijd aardig om elkander weer eens te
zien en te spreken. En dat kan meestal
maar alleen in de vakanties. Nu kan
daar voorlopig niet veel meer van ko
men, want op al de scholen is het druk
leren en koers zetten naar het tweede
rapport.
Jantje H. Ouddorp. Had jij zoveel
geld opgehaald? Dat is mooi! Kon alles
er van betaald worden voor het kerst
feest? De meeste mensen houden hun
portemonnee voor dat doel niet geslo
ten. Heb je nu beide boekjes al uitge
lezen? En hoe zijn ze?
Corrle G. Krabbendyke. Dat is be
slist een mooie week geweest. En het
helpen in de winkel is zéker leuk! Wel
ke winkel was het? In Zwijndrecht ben
de geschiedenis van de toren van Babel,
waarvan U hier een foto hebt, in de
regen opgenomen. Die zo meer gehjkt,
achter de gracht op een massa aarde,
omwoeld en omgegraven, doch in wezen
een heel belangrijk oudheidkundig en
bijbels document is.
J. Boomsma.
je niet zo lang geweest natuurlijk,
want daar was geen tijd meer voor.
Het is niet zo ver naar het station van
Dordrecht. Kon je in Zwijndrecht niet
op de trein gaan?
Rien K. Sommelsdijk. Je doet goed je
best op school, hoor. AUeen voor het
vak, waarvoor je niets hebt te leren,
zou ik graag ook een acht zien. Je be
grijpt wel wat ik bedoel. Paultje was
nog te. klein om zo lang stil te zitten.
Vond Hettie het niet vervelend, dat ze
nu ook weg moest? Was het een mee
valler de vorige maand?
Jannle van R. Zeist. Ik heb ook niet
veel slechte rapporten gezien. Ook dat
van jou is best. Voor tekenen heb je
nog meer dan Ar ja. Voor dat vak moet
je een beetje aanleg hebben, nietwaar?
Ga zo maar door, hoor! Wat heb je
weer veel moeilijke woorden moeten
schrijven!
Leentje H. Ouddorp. Toen je schreef
ging alles prima, lees ik. Ik hoop dat
het nog zo is. Maar toen had je vakan
tie en nu niet; en toch kan het dan ook
prima gaan, hè? Ja, het kinderhoekje
stond er net nog in. Er was nog een
plaats vrij bij die vele advertenties.
Greetje de J. Ouddorp. Nog hartelijk
gefeliciteerd met je verjaardag, Greetje
en je vader ook geluk gewenst. Als ik
goed heb uitgerekend, is dat gisteren
geweest. Met de jaarwisseling had je
dus roodvonk, maar het kerstfeest kon
je nog meemaken. Is het boekje al ge
ruild? Heb je lang op bed moeten lig
gen? Je rapport is goed, hoor.
Leo K. Sommelsdyk. Mooie cijfers! Ik
geloof dat de kinderen tegenwoordig
heel goed kunnen leren. Ze doen vast
allemaal goed hun best. Die multimap-
pen breken veel door. Misschien leren
de kinderen daardoor zo goed. Ben je
al naar de knapenvereniging geweest?
Ik denk dat het nog niet zal meevallen
om een inleiding te houden.
Hanna de J. Ouddorp. Roodvonltk
een besmettelijke ziekte: als de een f
heeft, loopt de ander kans het ooltj
krijgen. En zo is het gegaan. Is tJ
nog gezond gebleven? Ik hoop van i
want zulke kleintjes kunnen er erg i
van zijn. Heb je het mooie boek alj'
lezen? Je rapport ziet er ook goed t;'!
Arja van R. Zeist. Over die zes >|f
ik het al gehad bij het antwoord
Jannie, hè? Maar de rest is best, y
eerste december -was een prettige
voor je. Wat heb je veel mooie diji;?]
gekregen! Is de bouwplaat nog ki|
gekomen in het oude jaar? Dat waji^
toch van plan?
Piet van K. Ouddorp. Het is nM
goed, dat je nu de raadsels niet flj
vergeten. Nu was het de moeite nogr^
je ze inzond. Dat is leuk dat i\\
groeten van Krijna kreeg. Ja, ik -é;
nog heel goed, dat ze ook meedeed, ^1.
als jij nu. Als ze weer thuiskomt, M
je ze de groeten wel terug, hè?
schien is ze wel thuis als deze kr|
komt; dan kan ze het meteen lezen,
Allemaal de brieven zijn nu beh
deld. Naar mijn beste weten heb ik
niet één vergeten.
En nu? Ja, nu is het Inzenden!
Daar moet ik toch nog iets van zf
gen. Annie Keijzer uit Rotterdam h
mij er opmerkzaam op gemaakt.
De oplossingen van de januarira;
sels mogen nu ingezonden worden a:
Oom Ko, Eilanden-nieuws, Middelfc
nis. Dat is dus geen moeilijk adres.
Verder moet er op het inge.slc
briefje jullie nauwkeurig adres en k
tijd worden vermeld. Leeftijd en ac
ook graag op de buitenkant van de;
veloppe. Meer bevelen heb ik niet
geven, denk ik. Ik wacht dus op ju:
De hartelijke groeten van OOM
Een gouden eeuw Een eeuw
van welvaart De vraag biytt:
hóé leven w\j.
In de winter is
mijn overbuur-
man niet dikwijls
te zien. Niet dat
het tot hiertoe
zo'n barre winter
is; integendeel,
maar hij heeft bij
het wisselvallige
weer vaak last
van bronchitis.
Hij komt dan
haast nooit eens
aanlopen, maar
als je hem zelf
gaat bezoeken,
dan is hij de ko
ning te rijk. Dat zegt hij niet, maar
dat merk je aan alles.
Als hij thuis zit, leest hij veel; meest
al snuffelt hij in oude geschriften. Hij
heeft helemaal geen last van de spel
ling of van de „oude druk". Dat is hem
om het even. Je hoort hem er niet over
of God met dt staat of Heere met één
e. Hij let eigenlijk niet op de spelling,
maar het gaat hem echt om de inhoud;
wat of er bedoeld wordt.
Zo had hij zich de laatste weken
verdiept in de tijd, die wij in onze ge
schiedenis de „Gouden Eeuw" noemen.
Op school werd ons niets anders ge
zegd uit die zeventiende eeuw dan dat
er prachtige schilderkunst was; dat er
bekwame dichters waren; dat er ook
veel gedaan werd aan muziek en dat de
bouwwerken uit die tijd konden wed
ijveren met de mooiste gebouwen in
het buitenland.
Maar, zei mijn overbuurman, zouden
de mensen, het gewone volk, veel van
dat goud uit die eeuw hebben gehad?
Zouden die mensen geweten hebben dat
zij in de Gouden Eeuw leefden? Ik be
twijfel het. Hoe zullen ze in de ge
schiedenisboeken de twintigste eeuw
noemen, als wij honderd jaar verder
zijn? Dat zullen wij nooit te weten ko
men. Wij, zo ging hij verder, spreken
over een welvaartsstaat, maar ik ge
loof niet, dat de twintigste eeuw de
eeuw van de welvaart zal genoemd
worden in de geschiedenisboeken.
Waarom niet? vroeg ik hem.
Wel, zei hij, in de Gouden Eeuw was
ook alles geen koek en ei. Als je de
arme mensen van toen had gezegd, dat
ze in een gouden tijdperk leefden, dan
hadden ze je verbaasd aan gekeken.
Het grootste deel van de inwoners van
ons land had armoede.
Ik kijk hem vragend aan. Ik ben niet
zo sterk in geschiedenis en ik ga al
meer beseffen, dat de tijd van vroeger
veel te rooskleurig is voorgesteld.
Ja, zegt hij, geloof je het niet? Zie
hier. En hij neemt een oud boek, waar
in te lezen staat: „Zij huisden achteraf
in kleyne straatjes, steeghjes, ganget
jes en kelders, onder de muurbogen, in
achterhuysjes, dewelcke niet beter dan
turfhocken zijn."
Dan zet hij zijn bril af en gaat ver
der, zeker om te laten zien, dat hij geen
boek meer nodig heeft: Het eten van
die mensen bestond uit pap en zwart
brood, 's Zondags hadden zij een stukje
spek en als zij toevallig wat aardappels
konden krijgen, kookten ze die in zure
melk. Veel kinderen werden te vonde
ling gelegd. Bijna de helft van de be
woners van Amsterdam behoorde in
1747 tot dat volk, dat op deze manier
zijn dagen doorbracht.
Dat volk was meestal rumoerig, voor
al als het mis liep met het een en an
der. Toen de vlootvoogd Jan Evertsen
na de nederlaag bij Lowestoff in Den
Briel aankwam, werd hij door woeden
de mannen en vrouwen uitgescholden
en het scheelde niet veel, of ze hadden
met hem gedaan als het grauw deed
met de gebroeders De Witt.
Van dat volk staat er geschreven dat
het was „van quade opvoeding, woes-
ten wandel en stout in den bek".
In het begin van de eerste engelse
oorlog was er een grote opstand in de
hoofdstad, die haast niet de kop inge
drukt kon worden. De schutterij, die
geregeld paraat moest zijn, had han
den vol werk. Pas toen de schutters
met scherp schoten, droop de menigte
af. Overal liepen daklozen, die op het
platteland langs de hoeven gingen
schooien. Als het tegen viel v.;-
kregen, dreigden ze met moord
brand. De boeren zagen ook niet gn;
hxin hoeven in de vlammen opgaan.'
de Kempen in Noord-Brabant leeft
hele kolonies van dat soort vollt. E
was er gevaarlijk om te reizen; ook
de omgeving van Arnhem, met zijn v:
bossen. Lange tijd werd gesproken c:
de Onzalige en Schelmse bossen.
De landdrost moest toezicht houi
over zijn landgoed. Kon hij het niet a;
dan gingen de dorpsldokken luiden,:
alle mannen bijeen te roepen voor t
drijfjacht op de bedelaars. En dat
dan „vermits de menigvuldigheid c:
resistentie (weerstand) der bedelaar;
Zo de bedelaars enige resistentie st
den bieden, soo kunnen zij doodtgeslt
gen worden".
De straffen waren niet mals: geva;
lijke bedelaars uit het eigen land w
de neus gespleten; vreemdelimi
moesten binnen drie dagen vertrekks
Werden ze later nog aangetroffen, t
werden ze naar de geselpaal gebra;
en daar verlangde je echt niet voor:
tweede keer naar. Later werden
straffen nog scherper: men brandme'
te de ondeugden, of bracht hen op
pijnbank en ook altijd was er de gi
nog, die een zeker einde maakte
het verschrikkelijk levenslot.
Hier houdt hij even op en kijkt:
aan.
Ik heb niet veel te zeggen. Ik da:
dat we nu in een donkere tijd leefc:
maar toen was ook alles niet zoals
had moeten zijn.
Als ik dat tegen mijn overbuurir.:
zeg, dan antwoordt hij grif: Vanaf:
zonde in het paradijs tot nu toe, is:
wereld nu eenmaal uit zijn voeg
Waar mensen leven heerst ook de zor:
De ene keer breken die voor onze of
schrikkelijker uit dan de andere, Et
alle vormen van goddeloosheid zul;
we overal blijven zien. Wij kuE-
moeilijk zeggen deze tijd was betere
die. Neem de jeugd: is die slechter c
vroeger?
Ik wil haast ja zeggen, maar hi;
me al vóór. Neen, de jeugd doet
op een andere manier dan vroeger, 1
kan je heel wat vertellen uit ii
eigen leven, maar dat zal ik liever r:
doen. Dat komt nog wel eens op e
andere keer.
Ik ga weg en ik moet veel over i
woorden nadenken. Ik ga alles ns
betrekkelijk zien: armoede en rijkd::
zijn ook betrekkelijk; Gouden Eeuw:
Eeuw van de Welvaart, wat doet
eigenlijk ons; het komt er maar op i^
hoe wij leven en wat wij zijn voor fr
en voor onze naasten.
ZWEHÏÏ
RIJMEN VAN TIJlIf
Oude
en Contr
van 2 tot
't Wordt voor al die zusters,
Toch wel „je-van-het".
Dirksland krijgt heel spoedig,
'n Echte zusterflat.
We zien in gedachte.
Deze flat al staan.
Er wordt voor die zusters.
Toch wel veel gedaan,
't Zal je overkomen,
Dat je zoiets krijgt.
Privacy voldoende!
Iets waar elk naar neigt,
't Zijn geen hunkerbunkers,
Voor een zustertal.
Daar men hier behaaglijk,
Graag vertoeven zal.
Ruimte is maar alles,
't Hoort er eenmaal bij.
En men is zeer zeker.
Nu hier meer echt vrij.
Eigen „home" is immers,
Onbetaalbaar iets.
Zonder een garage,
Is zo'n flatje niets.
Die behoren strakjes.
Allemaal er bij.
En zo leeft een zuster.
Hier echt frank en vrij.
TIJJff''
to
van 2 tot 5
to
Bezoekt de
'(I electronisch
7 tot 10 u\
;jl uur in
Koningii
Thans leve
„De Vei
Vrij blij venc
Esdoornstri