iiAriDEn niEuws
K^ÏÜ^Daiïipo
Evert Kooistra
De verjaardag van Prinses Beatrix
«RAIFFEISENBANK
Ji
runoti'
DESIREE
N.V
tuig
dt
spaarbank en alle bankzaken
Unieke
aanbieoling
44.'
te Gouda
Vrijdag 27 januari 1967
No. 35561
-jV ir
9 enl
en
9.
ntenj
ic ie
7.30-:'
Verkoop fietsen was
zeer bevredigend
Kand. W. van Gorsel
wordt leervicaris
De elegante verlovingsring
KEUVELAAR
MIDDELHARNIS
ic -k
EIJMEN VAN TIJMEN
Een brief De kerk en de ker-
jjen Moeder en kind
Onopgeloste problemen.
Sinds enkele weken ligt er op mijn
_eau een brief uit een niet onver-
aarde stad in het westen des lands.
we noemen geen namen, noch van
laatsen, noch van personen, noch van
;rken of kerkjes. Dat maakt het ge-
irek overigens wel wat moeilijker,
ant als men de dingen niet bij de
_am kan noemen, moet men het altijd
■at gesluierd zeggen. Een ogenblik heb
dan ook overwogen, de schrijver van
genoemde brief een persoonlijk ant
woord te sturen, maar ik heb die ge
dachte onmiddellijk weer laten varen,
omdat misschien meer lezers met deze
problemen worstelen, die ik dan op deze
wijze ook kan bereiken.
Maar één ding wU ik met nadruk
voorop stellen. Ik ben (gelukkig) de
paus van Home niet en ik spreek niet
ex cathedra. Ik ben zomaar een gewone
man, die er het zijne van zegt, zonder
het laatste woord te willen hebben.
Iedereen heeft het recht met me van
mening te verschillen alleen... hij of
zij spreke of schrijve in dat geval!
Een lezer uit de randstad Holland
Jtóeft dat óók gedaan. Hij schreef eind
iporen, |^i^p,j.2g jaar een lange brief, waarin hij
^n waardering uitsprak voor de krant
in het algemeen en voor mijn wekelijk-
praatje in het bijzonder. Dat ik dit
borgeef is niet bedoeld als een „oratio
ro domo", vrij vertaald „een preek
voor eigen parochie". Mijn scribent
schreef trouwens zelf: „Onze eer ligt
in het stof en Zijn Naam moet eeuwig
eer ontvangen". Maar anderzijds is het
toch weleens bemoedigend, een blijk
van instemming te mogen ontvangen.
De geachte briefschrijver was het
echter niet in alle opzichten met me
ggns. Zijn kritiek was weliswaar zeer
lid en werd vragenderwijs geuit, maar
|aruit bleek toch duidelijk dat hij het
obleem, dat ik had aangesneden,
|ntjes had aangevoeld.
|Het ging om het citaat uit de „Toets
een" van Theodorus van der Groe,
aarmee ik m'n stukje van 16 dec. 1966
lid besloten. Van der Groe spreekt
aar over de mensen die zich van de
kerk afscheiden terwille van het ver
val om een zuiverder kerk op te richten
Voor dit separatisme heeft hij geen
goed woord over en hij stelt onomwon
den dat er een tijd zal komen, wan-
_neer het volk dat op Jeruzalems puin-
|pen zal zitten wenen, gelukkiger zal
|n dan de anderen die zijn heenge-
dealei
ominaallj
IIMGEN:'
1
i^fNu is Van der Groe niet kanoniek, en
wanneer dus iemand zou zeggen „Daar
ben ik het niet mee eens", dan is dat
zijn of haar goed recht. Maar zo is het
met mijn briefschrijver niet gesteld. Hij
Is het zó met Van der Groe eens, dat
hij om hem in het gelijk te stellen, nog
beroemde (of wil men: beruchte)
;spraak van Kohlbrügge citeert, dat
'Ie afscheiding vervloekt is van de
^re Zebaoth".
ie pluriformiteit (veelvormigheid)
van de kerk vergeef me deze Kuy-
periaanse term is dan ook voor m'n
scribent geen probleem. De afgeschei
den kerken zijn voor hem eigenlijk geen
kerken: er is maar één kerk in ons
vaderland door de Heere God geplant
en dat is de Ned. Herv. Kerk, of, om
met Van der Groe te spreken „het huis
van onze arme moeder". Deze visie
wordt voor hem van dag tot dag be
vestigd door de desolate toestand waar
in aUe gescheiden kerken verkeren.
„Als men niet willens blind is", zo
■voegt hij eraan toe, dan kan men dat
zien.
Men zou in zo'n geval zeggen: „Wel
nu, blijf dan in de vaderlandse kerk".
Maar dót is het nu juist, dat is onze
vnend ten enenmale onmogelijk. Hij
gaat er nog weleens heen, zoals hij zelf
zegt „om wat te horen, een versje te
zingen, en enige gemeenschap te zoe
ken", maar steeds komt hij „zo leeg
en onvoldaan terug".
Nu ken ik zijn woonplaats en ook de
Herv. Kerk ter plaatse onvoldoende.
Wel ken ik enkele van de predikanten
aldaar en ik dacht niet dat men de
boodschap die zij brengen zomaar naast
zich neer kon leggen.
Een hongerige ziel is bovendien alle
bitter zoet. Mijn briefschrijver schijnt
dat zelf wel aan te voelen, want hij
schrijft: „Als u denkt dat dit aan ons
zelf ligt, wil ik dat niet tegenspreken".
Maar goed, dat terzijde, het gaat niet
om de plaatselijke situatie, maar om
de toestand van de kerk in het alge
meen.
En dan laat onze vriend over de
kerk die God in deze landen heeft ge
plant, nogal harde woorden vallen. „De
Herv. Kerk heeft God verlaten, Zijn
Woord niet bewaard, niet gehandhaafd,
de heidenen hebben het erfdeel inge
nomen en het zwijn heeft de wijngaard
omgewroet. Allerlei wind van leer
wordt, en még worden verkondigd. Zij
is te vergelijken met het aardse Jeru
zalem, dat de profeten doodt en stenigt
die tot haar gezonden worden. Géén
rechtzinnige leraar van God als zoda
nig geroepen kan zich daar handhaven
zonder in conflict te komen met het
Sanhedrinenz."
Me dunkt, dat zijn zware beschuldi
gingen, die naar mijn (nog altijd be
scheiden) mening niet van alle grond
ontbloot zijn, maar die ik toch niet
gaarne voor mijn rekening zou nemen.
De Ned. Herv. Kerk is toch nog geen
valse kerk te noemen, waar de waar
heid ten enenmale zoek is, waar geen
rechtzirmig predikant het kan uithou
den en waar geen kinderen Gods meer
worden gevonden?
En al zou het allemaal nog waar zijn,
zouden we dan het verval van de kerk
(of het nu de Ned. Herv. Kerk of een
andere kerkformatie betreft) in zulke
schrille kleuren schilderen? Wanneer de
kinderen zien dat moeder haar taak in
het gezin verwaarloost en een losbandig
leven leidt, mogen ze dan de naam
van hun moeder door het slijk halen?
Ik citeerde de vorige keer Van der Groe
ik wil nu een woord van Justus Ver
meer doorgeven. Hij zegt in zijn Ca
techismus-verklaring (Zondag 38, derde
gedeelte) het volgende:
„Ook mag dit (namelijk de instellin
gen Gods) niet verwaarloosd worden
onder voorwendsel van de verdorven
heid der zichtbare kerk of haar groot
verval, en al was dit zo, dit geef ik
aan ieders oordeel, of een mens zijn
moeder verlaten en van haar scheiden
mag om haar verval, en of een mens
daarom hard mag zijn tegen zijn moe
der? Zou een ander niet met recht
mogen twijfelen of zo iemand wel een
kind van die moeder was?"
M'n briefschrijver weet dat natuur
lijk óók wel, maar daarmee is het pro
bleem niet opgelost. Hij vraagt zich ai
of Van der Groe en Justus Vermeer en
Brakel en zovele anderen, deze woor
den óók zouden hebben neergeschreven
wanneer ze één of twee eeuwen later
hadden geleefd. Ja, dat valt nooit met
zekerheid te zeggen. Ze hebben nu een
maal in de 17e en 18e eeuw geleefd
en konden niet bekijken hoe de situatie
zich zou ontwikkelen. Alleen laten
we die tijd, waarin zij leefden en werk
ten, vooral niet idealiseren. Ik voor mij
geloof niet zo in dat sprookje van die
goeie, ouwe tijd". De oude schrijvers
althans geven ons niet zo'n gunstig
beeld van die dagen! Trouwens, de wij
ze Prediker waarschuwde al: „Zeg niet:
Wat is het dat de vorige dagen beter
zijn geweest dan deze..."
Ik kan me voorstellen dat de man
die zich kerkelijk dakloos voelt, met dit
praatje niet geholpen is. Ik wilde ech
ter toch even met hem meedenken, en
moest hem af en toe tegenspreken.
Maar het probleem voor hem oplossen,
dat kan ik niet. Dat kan alleen Hij, Die
de zeven sterren in Zijn rechterhand
heeft en Die wandelt temidden van de
zeven gouden kandelaren, en Die be
loofd heeft, met zijn Godheid, genade,
majesteit en Geest nimmer van Zijn
Kerk te zullen wijken. Ook niet in 1967.
WAARNEMER.
OTJDE TONGE
Oud papier. Zaterdagmorgen a.s.
hoopt de Muziekver. „Vooruit" weer in
de gemeente, oud papier op te halen.
Verzocht wordt het papier gebonden
buiten te zetten.
n op JlC;
vond 3)
land is
-rhoogt h
naamerW;
olwassen'ï
gr. 1*1
01870) 2*i
lllllll'
VERVOLGVERHAAL
door JOH. VREUGDENHIL
„Daar maak ik mij ook helemaal
geen zorgen over, mijn jongen. Eerlijk
gezegd vallen mij de dagen wel wat
2waar ik word al een dagje ouder
moet je rekenen. Vroeger, toen ik Jaan-
t]e had, hielp zij mij en had ik aan
haar gezelligheid, maar sinds haar moe-
aer ziekelijk geworden is en zij de
huishouding moet doen en zodoende
met bij ons terug kon komen, voel ik
niij wel vaak eenzaam."
Evert was blij geweest met die open
hartige verklaring.
Bij de moeder van Dora stuitte hij op
meer tegenstand, want die wüde met
alle geweld, dat ze nog een paar jaar
zouden wachten.
Van Vlijmen zat zwijgend te luiste
ren, doch toen vroeg zijn vrouw ook
zijn mening in deze zaak.
„Jij doet precies, of jij er niets mee
te maken hebt, alsof het jou niet aan
gaat .klonk het verwijtend. „Vind jij
nu ook niet, dat ze nog best een paar
jaar kunnen wachten?"
„Wat is eigenlijk je bedoeling? Wil
je er een twaalf en een half- of vijf en
twintigjarig verlovingsjubileum van
maken?"
Leuk had hij haar komisch-ernstig
aangekeken.
't Had haar geprikkeld en venijnig
was haar antwoord geweest: „Jij denkt,
dat alles met een grapje klaar te maken
is. Ik kan met jou nu nooit eens ernstig
praten. Ik moet altijd alles alleen be
disselen".
Hij had zich van haar boze toon en
gezicht niets aangetrokken, snel een
knipoogje gegeven aan Dora, die niet
wist hoe ze zich houden moest en het
ellendig vond, dat het haar betrof.
„Je behoeft je niet zo kwaad te ma
ken vrouw, want ik bedoel er niets le
lijks mee. Maar als je dan beslist wilt
weten, hoe ik er over denk, nu, dan
geef ik Evert en Dora groot gelijk.
Waarom zullen ze nog langer wach
ten?"
Opgelucht had Evert die verklaring
aangehoord.
Mevrouw Van Vlijmen staarde haar
man onthutst aan. Daar had ze niet op
gerekend en ze voelde, dat ze het ver
loren had.
Het maakte haar kriebelig.
„Het kan jou blijkbaar niet schelen
als ik het werk niet af kan", vinnigde
ze, maar vóór ze verder kon gaan viel
Van Vlijmen haar in de rede.
Ziezo, het is nu weer normaal,
Na al die uitverkopen.
Je ziet ze niet meer in de draf.
De winkels binnen lopen.
De vrouwen krijgen nu weer rust.
De winkelier is blij.
Want er verdween op die manier.
Een aardige partij.
„'k Kon 't aan de stenen amper kwijt
En nu is 't vlot gegaan.
Omdat we in de uitverkoop,
Niet voor problemen staan.
Het gaat als 't ware dan vanzelf.
Ze kopen, kopen maar.
We zijn nu weer een hele tijd,
Met overschotjes klaar.
En soms brengt het nog veel meer op
Dan immer werd vermoed.
Zo is de uitverkoop dan weer,
Voor twee partijen goed".
■iür -iür
Ze zoeken en ze speuren,
Naar werkgelegenheid.
Dat is dan ook zeer zeker,
Een teken van de tijd.
Den Haag geeft kapitalen.
Voor die objecten uit.
Men zoekt en speurt zeer ijverig.
Men zoekt in noord en zuid.
Maar of het nu zal lukken,
Is wel de grote vraag.
Dat zijn dus de problemen,
Daarginder in Den Haag.
Men kan er dus van zeggen.
Hetgeen men zeggen wil.
Maar onze Excellenties,
Ze zitten heus niet stil.
En dat is heden nodig.
Ten bate van ons volk.
We zien nu hier, dan daar weer.
Een soms vrij zwarte wolk.
Aardgas ook niet alles!
Er dreigt vaak gevaar.
Men is met zo'n gasbel,
Ook zomaar niet klaar.
Dat is uitgekomen,
In de stad Maastricht.
En zo'n dodenaantal,
Doet de deur wel dicht.
Er dient uitgekeken.
Er dient opgelet.
Wee, als men het kraantje.
Even open zet.
Wee, als er één lekje,
In zo'n buis zich toont.
Op een klein vulkaantje.
Wordt er dan gewoond.
Het product uit Slochteren,
Levert ook gevaar.
Dat komt zo gedurig.
Weer eens openbaar.
TIJMEN.
31 januari 1967 is weer een nationale
feestdag voor ons land, niet in deze zin
dat men dan een vrije werkdag heeft,
maar wel in die zin, dat wij allen toch
dankbaar gedenken dat H.K.H. Prinses
Beatrix haar 29ste verjaardag viert.
De viering van de verjaardag van
onze Kroonprinses houdt ten nauwste
verband met het nationale leven van
ons volk. En dat nationale leven geeft
veel reden tot grote dankbaarheid. Al
leen al omdat wij onder het huidig
staatkundig bestel een stil en gerust
leven mogen en kunnen leiden. Men
heeft vooral in onze dagen veel kritiek
op de gezagsdragers en ook wel op de
leden van ons Koninklijk Huis. Natuur
lijk volmaakt zijn zij niet, maar het
komt mij toch wel gewenst voor vooral
in deze dagen dat de kritiek in allerlei
toonaarden hoogtij viert eens te wijzen
op de grote zegen die Nederland in het
Oranjehuis heeft ontvangen.
Men heeft om dat te gevoelen, zich
slechts af te vragen, welke andere na
tie kan bogen op een vorstelijk geslacht
dat zulk een schitterende rij van emi
nente staatslieden, zulke voortreffelijke
legeraanvoerders, zulke kloeke regeer
ders heeft voortgebracht. Bovendien is
bij de nationale wording bij geen ander
volk vorstenhuis en volk zo saamgewe-
ven als bij ons. Denkt u een ogenblik
Oranje weg uit onze volkshistorie, en
waar zou de leidsman zijn geweest, die
ons volk uit het diensthuis van Spanje's
tyrannie verloste en tot een vrije zelf
standige staat had gemaakt. Het is als
of de adel van het genie in dit geslacht
overerfelijk was. Van Prins Willem I
tot Prins Willem III, de koning-stad
houder, heeft elk dezer Oranjevorsteii
door de rijkste geestesgaven uitgemunt
en onschatbare diensten aan ons volk
bewezen. En al taande bij het optreden
van de latere stadhouders uit het Frie
se stamhuis, de aloude luister der
Oranjevorsten, al scheen zelfs, toen de
Franse revolutiegeest hier binnendrong,
de band met Oranje voorgoed verbro
ken te zullen worden, nauwelijks was
de overheersing van Napoleon geëin
digd en herrees Nederland als een vrije
Staat of het riep Oranje weer uit zijn
ballingschap terug en schonk het de
koningskroon. De liefde voor Oranje
zat zo diep in het hart van ons volk
ingeworteld dat de staatsgreep van de
revolutionaire elementen in november
1918 op een groot fiasco uitliep.
Toen in heel Europa de revolutie-
storm rondwaarde en de machtigste
Vorstenhuizen van de Troon werden
afgestoten, schaarde het beste deel van
ons volk zich warmer dan ooit om onze
INHOIUND
SIMIHIIÜB
Vorstin, en zou het niet geduld hebben,
dat haar ook maar een haar werd ge
krenkt. Toch wordt van zekere zijde
telkens weer op schampere wijze over
ons Vorstenhuis en de Oranjeliefde van
ons volk gesproken. Openlijk wordt de
wens geuit, dat deze Oranjeliefde zal
worden uitgeroeid. Daaruit blijkt dan
dat de oude geest der Jacobijnen, die
Oranje wegjoegen, zelfs de graven der
stadhouders niet ontzagen en kegelden
met het doodshoofd van een der edel
ste vorstinnen uit het Oranjehuis, nog
niet is uitgestorven. Wat uit de geest
der revolutie leeft, kan het op de duur
met Oranje niet vinden. Niet omdat
Oranje voor de noden ons volk niets
zou voelen of te hoog boven het volk
zou staan. Prins Willem van Oranje
was de man der kleine luyden, en de
felste tegenstanders der Oranjes waren
steeds de trotse regentenfamilies. Maar
zij waren de strijders voor recht en
vrijheid, en deze strijd zullen zij gewis
en zeker in onze dagen voeren als het
vaderland in gevaar mocht verkeren.
Als levenskorrelen heeft Oranje het
zaad der vrijheid gestrooid op het pad
van verschillende volkeren. Hoe lang
de band tussen Nederland en Oranje
nog zal bestaan weten wij niet.
Maar zolang God Oranje ons laat,
hebben wij niet alleen met de innigste
liefde, maar ook met de grootste dank
baarheid te gedenken, wat Oranje voor
ons volk gedaan en geleden heeft. Het
zou onuitwisbare schande zijn voor ons
volk, wanneer die liefde tot Oranje
ooit uit ons hart kon worden uitge
roeid.
Wij wensen dan ook dat Nederland
en Oranje tot in verre toekomst aan
I elkander verbonden zullen blijven. Wij
waren dan ook oprecht verheugd dat
de Rijksvoorlichtingsdienst op 24 okto
ber 1966 ons namens Z.K.H. Prins
Claus en H.KH. Prinses Beatrix mede
deelde dat de kroonprinses in verwach
ting is. Het prinselijk paar hoopt dat
de heuglijke gebeurtenis omstreeks
april a.s. kan worden verwacht.
Verloopt alles naar wens en bede,
wat zal het dan zijn: een Prins of een
Prinses?
Oudtijds was die vraag, althans in
vele Rijken, van meer belang dan in
onze dagen. Wij leven niet meer onder
de Salische Wet, die de vrouwelijke na
komelingen van de troon uitsloot. De
koninklijke kroon past ook zeker wel
op 't hoofd ener Vrouwe. Wij hebben
het in ons eigen land met diepen dank
kunnen constateren. Het zal ons goed
zijn, heel goed zijn, zoals God het in
zijn wijsheid beschikt. Wel is waar leeft
er in het ouderhart gemeenlijk een
hoop op een eerstgeboren zoon, daar
deze de lijn van 't geslacht doortrekt.
De kinderen, geboren uit de huwelijken
van de prinsessen Beatrix en Margriet,
blijven echter ook de naam van prins
of prinses van Oranje dragen.
Moeder worden is een ere en zegen,
maar ook een verantwoordelijke taak.
De overgang van meisje tot gehuwde
vrouw is groot, maar de overgang
van vrouw tot moeder is nog veel gro
ter.
Wij zijn dankbaar voor de bijzondere
vrouwelij lie gaven, die de kroonprinses
bezit en stellen het op grote prijs dat
zij nu reeds op menig terrein des le
vens haar gaven kan ontplooien. Maar
wij mogen bij alle waardering daarvoor
toch niet vergeten dat het moederschap
met al wat er aan vast zit de hoogste
en rijkste weelde der gehuwde vrouw
is, ook van een kroonprinses.
Wij wensen H.K.H. Prinses Beatrix
van harte geluk met de viering van
haar geboortedag. Ook voor de gehele
Koninklijke Familie en voor de natie is
het een feestdag.
De herdenking van de geboortedag
is altijd een hoogtijdag, maar thans
wensen vvdj onze Kroonprinses in het
bijzonder Gods onmisbare zegen voor
de komende maanden.
De Landelijk Vertegenwoordiger
van de Bond van Chr. Oranje
verenigingen in Nederland,
Ooltgensplaat. P. BOM.
De Nederlandse fietsenhandelaren
hebben hun boeken van het afgelopen
jaar met een opgeruimd hart kunnen
afsluiten. De verkoop is in 1966 zeer
bevredigend geweest. Rond de feestda
gen in de laatste maand van het jaar
bleek de fiets een aantrekkelijk cadeau
te zijn, terwijl ook veel aandacht werd
geschonken aan allerlei toebehoren. Er
leeft bij het Nederlandse publiek een
tendens om de fiets eerder dan tot nu
toe gebruikelijk was te vervangen. Men
wil kennelijk niet voor schut rijden.
Ie klas 17 steens
ANKER HORLOGE
Schol<vrij, antimagnelisoh
Luxueuze wijzerplaat
Edel doublé
Schriftelijke garantie
2 jaar verzekerd
idem vol-automatisch
WINKEUCENTRUM
BINNENWEG 45
ROTTERDAM, TEL. 11.66.15
SINT MAARTENSDIJK
Onze vroegere dorpsgenoot, de heer
W. van Gorsel, thans te Montfoort (U.),
slaagde dezer dagen aan de Rijks Uni
versiteit te Utrecht voor het Kerkelijk
Examen.
Na het behalen van het einddiploma
H.B.S. en het vervullen van de mili
taire dienstplicht studeerde de heer van
Gorsel aanvankelijk Nederlands (M.O.)
aan de Vrije Leergangen te Amsterdam.
De roeping tot het predikambt echter
deed hem van studierichting verande
ren, doch daartoe moest eerst de bar
rière van het aanvullend Staatsexamen
Gymnasium - A worden genomen. Toen
dat in juli 1962 was gelukt, begon de
studie aan de R.U. te Utrecht, waar in
dec. 1965 het Candidaats-, en thans dus
het Kerkelijk Examen werd afgelegd.
Inmiddels was dhr. van Gorsel in 1964
in het huwelijk getreden. Van die tijd
af woont hij in Montfoort, waar zijn
echtgenote werkzaam is bij het onder
wijs aan de School met de Bijbel.
Op 10 febr. a.s. zal de heer van Gor
sel in de Geertekerk te Utrecht zijn
proefpreek houden onder voorzitting
van Prof. Dr. S. van der Linde. Para-
nymphen zijn de candidaten I. Maas
land te Sliedrecht en H. Smit (voor
heen te Middelharnis).
Van 1 februari tot 31 mei zal kandi
daat van Gorsel als leervicaris werk
zaam zijn te Gouda onder leiding van
Ds. L. Roetman.
Voor vele lezers van ons blad zal de
heer Van Gorsel niet geheel onbekend
zijn, daar hij in de loop der jaren vele
artikelen heeft geschreven over de
kerkhistorie van de provincie Zeeland,
en met name over die van zijn geboor
teplaats. Dat laatste is uitgegroeid tot
een boek, dat in 1959 verscheen onder
de titel: „De Maartenskerk in de Smal
stad".
DEN BOMMEL
Start verkeerscursus. Maandag 30
januari a.s. te 7.30 uur begint de Veilig
Verkeerscursus in het Ver. gebouw
aan de Ben. Oostdijk 82 te Den Bom
mel. Ook degenen die zich niet aange
meld hebben, kunnen zich a.s. maandag
nog opgeven.
Familie-avond met filmvoorstelling.
Heden vrijdag 27 jan. sav. om 7.30 uur
zal in het „Trefpunt" te Stad aan 't
Haringvliet een familie-avond met film
voorstelling worden gegeven voor de
leden van de Ned. Chr. Agrarische Be-
drijfsbond. Het programma vermeld:
Opening. „Turkije, land van de halve
maan." „Hondsdagen". Pauze. „Keuze
voor uw tuin". „Pakistan". Sluiting.
„Onzin. Als het te druk voor je is,
neem je er een meisje bij. We kunnen
het gelukkig nog wel betalen. Maar
je moet niet alleen om jezelf denken,
vrouw, en daaromhier wendde
hij zich tot Evert en Dora, „ik vind
jullie plan uitstekend, kinderen.
Mijnerzijds bestaat er niet het minste
bezwaar tegen." Mevrouw Van Vlijmen
mokte nog wat na, kon er zich nog niet
mee verenigen. Gelukkig duurde dat
niet lang en toen Dora's moeder maar
eenmaal aan de gedachte, die haar die
avond wat rauw op het lijf gevallen
was, gewend raakte en er zich mee ver
zoende, ontpopte zij zich als een zorg
zame moeder, die kosten noch moeite
spaarde om haar dochter een behoorlij
ke uitzet te geven en Dora met raad
en daad terzijde stond.
Het waren drukke dagen en weken
die nu volgden, want er was nog zo
veel te regelen, dat ze schier tijd tekort
kwamen. Midden augustus betrokken
Evert en zijn moeder hun keurige huis
je.
Op een mooie herfstdag in september
trouwden ze. De bruiloft werd gevierd
bij Van Vlijmen in huis en was in één
woord af. Van Vliet en zijn vrouw wa
ren de hele dag genodigd. Hij had het
ook wel verdiend.
De dominee had tot tekst gekozen:
„Aangaande mij en mijn huis, wij zul
len de Heere dienen".
In gloedvolle woorden schilderde hij
het grote geluk van diegenen, die de
Heere in alle dingen nodig hebben.
„In het nieuwe leven dat gij nu sa
men gaat beginnen", aldus eindigde hij
zijn predikatie, „zult gij de hulpe des
Heeren zeker niet kunnen missen. Maar
welk een onuitsprekelijk voorrecht is
het, wanneer gij met uw zorgen en no
den, met uw moeiten en verdriet, die
zeer zeker ook u wedervaren zullen,
een geopende toegang mag vinden aan
de troon der genade".
Ook mijnheer Andijk kwam hen een
ogenblik feliciteren.
Het was al bij twaalven, toen ze moe
doch voldaan, na die gezellige, onver
getelijke dag, de deur van hun woning
ontsloten.
„Een ogenblik is er in Zijn toom,
maar een leven in Zijn goedgunstig
heid".
Dat heeft ook Evert ervaren.
De jaren vlogen heen.
Vier jongens en drie meisjes werden
in de loop van de tijd geboren.
Nog dertien jaren heeft Everts moe
der bij hen ingewoond en zij hebben
niets ontzien om haar levensavond te
veraangenamen. Zacht en kalm is zij
toen heengereisd. Haar laatste woorden
waren:
„Vrede, door het bloed van Christus".
Met hete brandende tranen heelt
Evert zijn moeder beweend. Er was een
stuk uit zijn leven weggevallen. Toen
ze nog boven aarde stond scheen het
hem toe, of hij er nooit overheen zou
komen.
Doch toen hij bij de geopende groeve
stond en verdrietig in de diepte staarde
waar het stoffelijk overschot van zijn
geliefde moeder zo juist in neergedaald
was, troffen hem de woorden van de
predikant, waar deze zijn toespraak
mee begon tot in het diepste van zijn
ziel.
„Wij treuren hier niet, als degenen,
die geen hope hebben".
Toen gevoelde hij duidelijk, dat hij
eigenlijk niet zo bovenmatig bedroefd
mocht zijn. Zijn moeder was de strijd
te boven. Zou hij haar dat geluk, die
zaligheid misgunnen? Neen! Neen! Een
ogenblikje kreeg hij gemeenschap met
haar in de hemel en een zalige blijd
schap vervulde zijn hart.
Toen hij de plaats verliet, waar z
rustte, totdat het bazuingeschal weer
klinken zal: „Staat óp gij doden en
komt ten oordeel!" fluisterde hij, met
ogen omfloerst door tranen: „Tot weer
ziens moeder".
En op dat ogenblik geloofde hij dat
ook.
Het middernachtelijk uur had reeds
geslagen, toen Evert en Dora zich na
die veelbewogen dag ter ruste begaven.
De diepe smart, die hem in het mor
genuur nog vervulde, had plaats ge
maakt voor een vredige rust in zijn ziel.
Hij wist, dat zijn moeder nu instemde
met het zalig lied der hemelingen.
Nog lang lag hij wakker, kón de slaap
niet vatten. Een grote steun in zijn ie
ven zou hij voortaan moeten missen,
doch wat hem ook ontviel en wat hij
ook veranderde, God verandert nooit
Die blijft ééuwig dezelfde. Déèr
schepte hij moed uit, dét gaf hem
kracht.
Eindelijk sliep hij in, met dit versje
in de gedachten:
Als een kleed zal 't al verouden;
Niets kan hier zijn stand behouden.
Wat uit stof is, neemt een end.
Door de tijd, die alles schendt.
Maar Gij hebt, o Opperwezen,
Nóóit verandering te vrezen;
Gij, die d'eeuwen acht als uren.
Zult aU' eeuwigheid verduren.
EINDE
-O-