iiAriDEn niEuws K^ÏÜ^Daiïipo Evert Kooistra De verjaardag van Prinses Beatrix «RAIFFEISENBANK Ji runoti' DESIREE N.V tuig dt spaarbank en alle bankzaken Unieke aanbieoling 44.' te Gouda Vrijdag 27 januari 1967 No. 35561 -jV ir 9 enl en 9. ntenj ic ie 7.30-:' Verkoop fietsen was zeer bevredigend Kand. W. van Gorsel wordt leervicaris De elegante verlovingsring KEUVELAAR MIDDELHARNIS ic -k EIJMEN VAN TIJMEN Een brief De kerk en de ker- jjen Moeder en kind Onopgeloste problemen. Sinds enkele weken ligt er op mijn _eau een brief uit een niet onver- aarde stad in het westen des lands. we noemen geen namen, noch van laatsen, noch van personen, noch van ;rken of kerkjes. Dat maakt het ge- irek overigens wel wat moeilijker, ant als men de dingen niet bij de _am kan noemen, moet men het altijd ■at gesluierd zeggen. Een ogenblik heb dan ook overwogen, de schrijver van genoemde brief een persoonlijk ant woord te sturen, maar ik heb die ge dachte onmiddellijk weer laten varen, omdat misschien meer lezers met deze problemen worstelen, die ik dan op deze wijze ook kan bereiken. Maar één ding wU ik met nadruk voorop stellen. Ik ben (gelukkig) de paus van Home niet en ik spreek niet ex cathedra. Ik ben zomaar een gewone man, die er het zijne van zegt, zonder het laatste woord te willen hebben. Iedereen heeft het recht met me van mening te verschillen alleen... hij of zij spreke of schrijve in dat geval! Een lezer uit de randstad Holland Jtóeft dat óók gedaan. Hij schreef eind iporen, |^i^p,j.2g jaar een lange brief, waarin hij ^n waardering uitsprak voor de krant in het algemeen en voor mijn wekelijk- praatje in het bijzonder. Dat ik dit borgeef is niet bedoeld als een „oratio ro domo", vrij vertaald „een preek voor eigen parochie". Mijn scribent schreef trouwens zelf: „Onze eer ligt in het stof en Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen". Maar anderzijds is het toch weleens bemoedigend, een blijk van instemming te mogen ontvangen. De geachte briefschrijver was het echter niet in alle opzichten met me ggns. Zijn kritiek was weliswaar zeer lid en werd vragenderwijs geuit, maar |aruit bleek toch duidelijk dat hij het obleem, dat ik had aangesneden, |ntjes had aangevoeld. |Het ging om het citaat uit de „Toets een" van Theodorus van der Groe, aarmee ik m'n stukje van 16 dec. 1966 lid besloten. Van der Groe spreekt aar over de mensen die zich van de kerk afscheiden terwille van het ver val om een zuiverder kerk op te richten Voor dit separatisme heeft hij geen goed woord over en hij stelt onomwon den dat er een tijd zal komen, wan- _neer het volk dat op Jeruzalems puin- |pen zal zitten wenen, gelukkiger zal |n dan de anderen die zijn heenge- dealei ominaallj IIMGEN:' 1 i^fNu is Van der Groe niet kanoniek, en wanneer dus iemand zou zeggen „Daar ben ik het niet mee eens", dan is dat zijn of haar goed recht. Maar zo is het met mijn briefschrijver niet gesteld. Hij Is het zó met Van der Groe eens, dat hij om hem in het gelijk te stellen, nog beroemde (of wil men: beruchte) ;spraak van Kohlbrügge citeert, dat 'Ie afscheiding vervloekt is van de ^re Zebaoth". ie pluriformiteit (veelvormigheid) van de kerk vergeef me deze Kuy- periaanse term is dan ook voor m'n scribent geen probleem. De afgeschei den kerken zijn voor hem eigenlijk geen kerken: er is maar één kerk in ons vaderland door de Heere God geplant en dat is de Ned. Herv. Kerk, of, om met Van der Groe te spreken „het huis van onze arme moeder". Deze visie wordt voor hem van dag tot dag be vestigd door de desolate toestand waar in aUe gescheiden kerken verkeren. „Als men niet willens blind is", zo ■voegt hij eraan toe, dan kan men dat zien. Men zou in zo'n geval zeggen: „Wel nu, blijf dan in de vaderlandse kerk". Maar dót is het nu juist, dat is onze vnend ten enenmale onmogelijk. Hij gaat er nog weleens heen, zoals hij zelf zegt „om wat te horen, een versje te zingen, en enige gemeenschap te zoe ken", maar steeds komt hij „zo leeg en onvoldaan terug". Nu ken ik zijn woonplaats en ook de Herv. Kerk ter plaatse onvoldoende. Wel ken ik enkele van de predikanten aldaar en ik dacht niet dat men de boodschap die zij brengen zomaar naast zich neer kon leggen. Een hongerige ziel is bovendien alle bitter zoet. Mijn briefschrijver schijnt dat zelf wel aan te voelen, want hij schrijft: „Als u denkt dat dit aan ons zelf ligt, wil ik dat niet tegenspreken". Maar goed, dat terzijde, het gaat niet om de plaatselijke situatie, maar om de toestand van de kerk in het alge meen. En dan laat onze vriend over de kerk die God in deze landen heeft ge plant, nogal harde woorden vallen. „De Herv. Kerk heeft God verlaten, Zijn Woord niet bewaard, niet gehandhaafd, de heidenen hebben het erfdeel inge nomen en het zwijn heeft de wijngaard omgewroet. Allerlei wind van leer wordt, en még worden verkondigd. Zij is te vergelijken met het aardse Jeru zalem, dat de profeten doodt en stenigt die tot haar gezonden worden. Géén rechtzinnige leraar van God als zoda nig geroepen kan zich daar handhaven zonder in conflict te komen met het Sanhedrinenz." Me dunkt, dat zijn zware beschuldi gingen, die naar mijn (nog altijd be scheiden) mening niet van alle grond ontbloot zijn, maar die ik toch niet gaarne voor mijn rekening zou nemen. De Ned. Herv. Kerk is toch nog geen valse kerk te noemen, waar de waar heid ten enenmale zoek is, waar geen rechtzirmig predikant het kan uithou den en waar geen kinderen Gods meer worden gevonden? En al zou het allemaal nog waar zijn, zouden we dan het verval van de kerk (of het nu de Ned. Herv. Kerk of een andere kerkformatie betreft) in zulke schrille kleuren schilderen? Wanneer de kinderen zien dat moeder haar taak in het gezin verwaarloost en een losbandig leven leidt, mogen ze dan de naam van hun moeder door het slijk halen? Ik citeerde de vorige keer Van der Groe ik wil nu een woord van Justus Ver meer doorgeven. Hij zegt in zijn Ca techismus-verklaring (Zondag 38, derde gedeelte) het volgende: „Ook mag dit (namelijk de instellin gen Gods) niet verwaarloosd worden onder voorwendsel van de verdorven heid der zichtbare kerk of haar groot verval, en al was dit zo, dit geef ik aan ieders oordeel, of een mens zijn moeder verlaten en van haar scheiden mag om haar verval, en of een mens daarom hard mag zijn tegen zijn moe der? Zou een ander niet met recht mogen twijfelen of zo iemand wel een kind van die moeder was?" M'n briefschrijver weet dat natuur lijk óók wel, maar daarmee is het pro bleem niet opgelost. Hij vraagt zich ai of Van der Groe en Justus Vermeer en Brakel en zovele anderen, deze woor den óók zouden hebben neergeschreven wanneer ze één of twee eeuwen later hadden geleefd. Ja, dat valt nooit met zekerheid te zeggen. Ze hebben nu een maal in de 17e en 18e eeuw geleefd en konden niet bekijken hoe de situatie zich zou ontwikkelen. Alleen laten we die tijd, waarin zij leefden en werk ten, vooral niet idealiseren. Ik voor mij geloof niet zo in dat sprookje van die goeie, ouwe tijd". De oude schrijvers althans geven ons niet zo'n gunstig beeld van die dagen! Trouwens, de wij ze Prediker waarschuwde al: „Zeg niet: Wat is het dat de vorige dagen beter zijn geweest dan deze..." Ik kan me voorstellen dat de man die zich kerkelijk dakloos voelt, met dit praatje niet geholpen is. Ik wilde ech ter toch even met hem meedenken, en moest hem af en toe tegenspreken. Maar het probleem voor hem oplossen, dat kan ik niet. Dat kan alleen Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechterhand heeft en Die wandelt temidden van de zeven gouden kandelaren, en Die be loofd heeft, met zijn Godheid, genade, majesteit en Geest nimmer van Zijn Kerk te zullen wijken. Ook niet in 1967. WAARNEMER. OTJDE TONGE Oud papier. Zaterdagmorgen a.s. hoopt de Muziekver. „Vooruit" weer in de gemeente, oud papier op te halen. Verzocht wordt het papier gebonden buiten te zetten. n op JlC; vond 3) land is -rhoogt h naamerW; olwassen'ï gr. 1*1 01870) 2*i lllllll' VERVOLGVERHAAL door JOH. VREUGDENHIL „Daar maak ik mij ook helemaal geen zorgen over, mijn jongen. Eerlijk gezegd vallen mij de dagen wel wat 2waar ik word al een dagje ouder moet je rekenen. Vroeger, toen ik Jaan- t]e had, hielp zij mij en had ik aan haar gezelligheid, maar sinds haar moe- aer ziekelijk geworden is en zij de huishouding moet doen en zodoende met bij ons terug kon komen, voel ik niij wel vaak eenzaam." Evert was blij geweest met die open hartige verklaring. Bij de moeder van Dora stuitte hij op meer tegenstand, want die wüde met alle geweld, dat ze nog een paar jaar zouden wachten. Van Vlijmen zat zwijgend te luiste ren, doch toen vroeg zijn vrouw ook zijn mening in deze zaak. „Jij doet precies, of jij er niets mee te maken hebt, alsof het jou niet aan gaat .klonk het verwijtend. „Vind jij nu ook niet, dat ze nog best een paar jaar kunnen wachten?" „Wat is eigenlijk je bedoeling? Wil je er een twaalf en een half- of vijf en twintigjarig verlovingsjubileum van maken?" Leuk had hij haar komisch-ernstig aangekeken. 't Had haar geprikkeld en venijnig was haar antwoord geweest: „Jij denkt, dat alles met een grapje klaar te maken is. Ik kan met jou nu nooit eens ernstig praten. Ik moet altijd alles alleen be disselen". Hij had zich van haar boze toon en gezicht niets aangetrokken, snel een knipoogje gegeven aan Dora, die niet wist hoe ze zich houden moest en het ellendig vond, dat het haar betrof. „Je behoeft je niet zo kwaad te ma ken vrouw, want ik bedoel er niets le lijks mee. Maar als je dan beslist wilt weten, hoe ik er over denk, nu, dan geef ik Evert en Dora groot gelijk. Waarom zullen ze nog langer wach ten?" Opgelucht had Evert die verklaring aangehoord. Mevrouw Van Vlijmen staarde haar man onthutst aan. Daar had ze niet op gerekend en ze voelde, dat ze het ver loren had. Het maakte haar kriebelig. „Het kan jou blijkbaar niet schelen als ik het werk niet af kan", vinnigde ze, maar vóór ze verder kon gaan viel Van Vlijmen haar in de rede. Ziezo, het is nu weer normaal, Na al die uitverkopen. Je ziet ze niet meer in de draf. De winkels binnen lopen. De vrouwen krijgen nu weer rust. De winkelier is blij. Want er verdween op die manier. Een aardige partij. „'k Kon 't aan de stenen amper kwijt En nu is 't vlot gegaan. Omdat we in de uitverkoop, Niet voor problemen staan. Het gaat als 't ware dan vanzelf. Ze kopen, kopen maar. We zijn nu weer een hele tijd, Met overschotjes klaar. En soms brengt het nog veel meer op Dan immer werd vermoed. Zo is de uitverkoop dan weer, Voor twee partijen goed". ■iür -iür Ze zoeken en ze speuren, Naar werkgelegenheid. Dat is dan ook zeer zeker, Een teken van de tijd. Den Haag geeft kapitalen. Voor die objecten uit. Men zoekt en speurt zeer ijverig. Men zoekt in noord en zuid. Maar of het nu zal lukken, Is wel de grote vraag. Dat zijn dus de problemen, Daarginder in Den Haag. Men kan er dus van zeggen. Hetgeen men zeggen wil. Maar onze Excellenties, Ze zitten heus niet stil. En dat is heden nodig. Ten bate van ons volk. We zien nu hier, dan daar weer. Een soms vrij zwarte wolk. Aardgas ook niet alles! Er dreigt vaak gevaar. Men is met zo'n gasbel, Ook zomaar niet klaar. Dat is uitgekomen, In de stad Maastricht. En zo'n dodenaantal, Doet de deur wel dicht. Er dient uitgekeken. Er dient opgelet. Wee, als men het kraantje. Even open zet. Wee, als er één lekje, In zo'n buis zich toont. Op een klein vulkaantje. Wordt er dan gewoond. Het product uit Slochteren, Levert ook gevaar. Dat komt zo gedurig. Weer eens openbaar. TIJMEN. 31 januari 1967 is weer een nationale feestdag voor ons land, niet in deze zin dat men dan een vrije werkdag heeft, maar wel in die zin, dat wij allen toch dankbaar gedenken dat H.K.H. Prinses Beatrix haar 29ste verjaardag viert. De viering van de verjaardag van onze Kroonprinses houdt ten nauwste verband met het nationale leven van ons volk. En dat nationale leven geeft veel reden tot grote dankbaarheid. Al leen al omdat wij onder het huidig staatkundig bestel een stil en gerust leven mogen en kunnen leiden. Men heeft vooral in onze dagen veel kritiek op de gezagsdragers en ook wel op de leden van ons Koninklijk Huis. Natuur lijk volmaakt zijn zij niet, maar het komt mij toch wel gewenst voor vooral in deze dagen dat de kritiek in allerlei toonaarden hoogtij viert eens te wijzen op de grote zegen die Nederland in het Oranjehuis heeft ontvangen. Men heeft om dat te gevoelen, zich slechts af te vragen, welke andere na tie kan bogen op een vorstelijk geslacht dat zulk een schitterende rij van emi nente staatslieden, zulke voortreffelijke legeraanvoerders, zulke kloeke regeer ders heeft voortgebracht. Bovendien is bij de nationale wording bij geen ander volk vorstenhuis en volk zo saamgewe- ven als bij ons. Denkt u een ogenblik Oranje weg uit onze volkshistorie, en waar zou de leidsman zijn geweest, die ons volk uit het diensthuis van Spanje's tyrannie verloste en tot een vrije zelf standige staat had gemaakt. Het is als of de adel van het genie in dit geslacht overerfelijk was. Van Prins Willem I tot Prins Willem III, de koning-stad houder, heeft elk dezer Oranjevorsteii door de rijkste geestesgaven uitgemunt en onschatbare diensten aan ons volk bewezen. En al taande bij het optreden van de latere stadhouders uit het Frie se stamhuis, de aloude luister der Oranjevorsten, al scheen zelfs, toen de Franse revolutiegeest hier binnendrong, de band met Oranje voorgoed verbro ken te zullen worden, nauwelijks was de overheersing van Napoleon geëin digd en herrees Nederland als een vrije Staat of het riep Oranje weer uit zijn ballingschap terug en schonk het de koningskroon. De liefde voor Oranje zat zo diep in het hart van ons volk ingeworteld dat de staatsgreep van de revolutionaire elementen in november 1918 op een groot fiasco uitliep. Toen in heel Europa de revolutie- storm rondwaarde en de machtigste Vorstenhuizen van de Troon werden afgestoten, schaarde het beste deel van ons volk zich warmer dan ooit om onze INHOIUND SIMIHIIÜB Vorstin, en zou het niet geduld hebben, dat haar ook maar een haar werd ge krenkt. Toch wordt van zekere zijde telkens weer op schampere wijze over ons Vorstenhuis en de Oranjeliefde van ons volk gesproken. Openlijk wordt de wens geuit, dat deze Oranjeliefde zal worden uitgeroeid. Daaruit blijkt dan dat de oude geest der Jacobijnen, die Oranje wegjoegen, zelfs de graven der stadhouders niet ontzagen en kegelden met het doodshoofd van een der edel ste vorstinnen uit het Oranjehuis, nog niet is uitgestorven. Wat uit de geest der revolutie leeft, kan het op de duur met Oranje niet vinden. Niet omdat Oranje voor de noden ons volk niets zou voelen of te hoog boven het volk zou staan. Prins Willem van Oranje was de man der kleine luyden, en de felste tegenstanders der Oranjes waren steeds de trotse regentenfamilies. Maar zij waren de strijders voor recht en vrijheid, en deze strijd zullen zij gewis en zeker in onze dagen voeren als het vaderland in gevaar mocht verkeren. Als levenskorrelen heeft Oranje het zaad der vrijheid gestrooid op het pad van verschillende volkeren. Hoe lang de band tussen Nederland en Oranje nog zal bestaan weten wij niet. Maar zolang God Oranje ons laat, hebben wij niet alleen met de innigste liefde, maar ook met de grootste dank baarheid te gedenken, wat Oranje voor ons volk gedaan en geleden heeft. Het zou onuitwisbare schande zijn voor ons volk, wanneer die liefde tot Oranje ooit uit ons hart kon worden uitge roeid. Wij wensen dan ook dat Nederland en Oranje tot in verre toekomst aan I elkander verbonden zullen blijven. Wij waren dan ook oprecht verheugd dat de Rijksvoorlichtingsdienst op 24 okto ber 1966 ons namens Z.K.H. Prins Claus en H.KH. Prinses Beatrix mede deelde dat de kroonprinses in verwach ting is. Het prinselijk paar hoopt dat de heuglijke gebeurtenis omstreeks april a.s. kan worden verwacht. Verloopt alles naar wens en bede, wat zal het dan zijn: een Prins of een Prinses? Oudtijds was die vraag, althans in vele Rijken, van meer belang dan in onze dagen. Wij leven niet meer onder de Salische Wet, die de vrouwelijke na komelingen van de troon uitsloot. De koninklijke kroon past ook zeker wel op 't hoofd ener Vrouwe. Wij hebben het in ons eigen land met diepen dank kunnen constateren. Het zal ons goed zijn, heel goed zijn, zoals God het in zijn wijsheid beschikt. Wel is waar leeft er in het ouderhart gemeenlijk een hoop op een eerstgeboren zoon, daar deze de lijn van 't geslacht doortrekt. De kinderen, geboren uit de huwelijken van de prinsessen Beatrix en Margriet, blijven echter ook de naam van prins of prinses van Oranje dragen. Moeder worden is een ere en zegen, maar ook een verantwoordelijke taak. De overgang van meisje tot gehuwde vrouw is groot, maar de overgang van vrouw tot moeder is nog veel gro ter. Wij zijn dankbaar voor de bijzondere vrouwelij lie gaven, die de kroonprinses bezit en stellen het op grote prijs dat zij nu reeds op menig terrein des le vens haar gaven kan ontplooien. Maar wij mogen bij alle waardering daarvoor toch niet vergeten dat het moederschap met al wat er aan vast zit de hoogste en rijkste weelde der gehuwde vrouw is, ook van een kroonprinses. Wij wensen H.K.H. Prinses Beatrix van harte geluk met de viering van haar geboortedag. Ook voor de gehele Koninklijke Familie en voor de natie is het een feestdag. De herdenking van de geboortedag is altijd een hoogtijdag, maar thans wensen vvdj onze Kroonprinses in het bijzonder Gods onmisbare zegen voor de komende maanden. De Landelijk Vertegenwoordiger van de Bond van Chr. Oranje verenigingen in Nederland, Ooltgensplaat. P. BOM. De Nederlandse fietsenhandelaren hebben hun boeken van het afgelopen jaar met een opgeruimd hart kunnen afsluiten. De verkoop is in 1966 zeer bevredigend geweest. Rond de feestda gen in de laatste maand van het jaar bleek de fiets een aantrekkelijk cadeau te zijn, terwijl ook veel aandacht werd geschonken aan allerlei toebehoren. Er leeft bij het Nederlandse publiek een tendens om de fiets eerder dan tot nu toe gebruikelijk was te vervangen. Men wil kennelijk niet voor schut rijden. Ie klas 17 steens ANKER HORLOGE Schol<vrij, antimagnelisoh Luxueuze wijzerplaat Edel doublé Schriftelijke garantie 2 jaar verzekerd idem vol-automatisch WINKEUCENTRUM BINNENWEG 45 ROTTERDAM, TEL. 11.66.15 SINT MAARTENSDIJK Onze vroegere dorpsgenoot, de heer W. van Gorsel, thans te Montfoort (U.), slaagde dezer dagen aan de Rijks Uni versiteit te Utrecht voor het Kerkelijk Examen. Na het behalen van het einddiploma H.B.S. en het vervullen van de mili taire dienstplicht studeerde de heer van Gorsel aanvankelijk Nederlands (M.O.) aan de Vrije Leergangen te Amsterdam. De roeping tot het predikambt echter deed hem van studierichting verande ren, doch daartoe moest eerst de bar rière van het aanvullend Staatsexamen Gymnasium - A worden genomen. Toen dat in juli 1962 was gelukt, begon de studie aan de R.U. te Utrecht, waar in dec. 1965 het Candidaats-, en thans dus het Kerkelijk Examen werd afgelegd. Inmiddels was dhr. van Gorsel in 1964 in het huwelijk getreden. Van die tijd af woont hij in Montfoort, waar zijn echtgenote werkzaam is bij het onder wijs aan de School met de Bijbel. Op 10 febr. a.s. zal de heer van Gor sel in de Geertekerk te Utrecht zijn proefpreek houden onder voorzitting van Prof. Dr. S. van der Linde. Para- nymphen zijn de candidaten I. Maas land te Sliedrecht en H. Smit (voor heen te Middelharnis). Van 1 februari tot 31 mei zal kandi daat van Gorsel als leervicaris werk zaam zijn te Gouda onder leiding van Ds. L. Roetman. Voor vele lezers van ons blad zal de heer Van Gorsel niet geheel onbekend zijn, daar hij in de loop der jaren vele artikelen heeft geschreven over de kerkhistorie van de provincie Zeeland, en met name over die van zijn geboor teplaats. Dat laatste is uitgegroeid tot een boek, dat in 1959 verscheen onder de titel: „De Maartenskerk in de Smal stad". DEN BOMMEL Start verkeerscursus. Maandag 30 januari a.s. te 7.30 uur begint de Veilig Verkeerscursus in het Ver. gebouw aan de Ben. Oostdijk 82 te Den Bom mel. Ook degenen die zich niet aange meld hebben, kunnen zich a.s. maandag nog opgeven. Familie-avond met filmvoorstelling. Heden vrijdag 27 jan. sav. om 7.30 uur zal in het „Trefpunt" te Stad aan 't Haringvliet een familie-avond met film voorstelling worden gegeven voor de leden van de Ned. Chr. Agrarische Be- drijfsbond. Het programma vermeld: Opening. „Turkije, land van de halve maan." „Hondsdagen". Pauze. „Keuze voor uw tuin". „Pakistan". Sluiting. „Onzin. Als het te druk voor je is, neem je er een meisje bij. We kunnen het gelukkig nog wel betalen. Maar je moet niet alleen om jezelf denken, vrouw, en daaromhier wendde hij zich tot Evert en Dora, „ik vind jullie plan uitstekend, kinderen. Mijnerzijds bestaat er niet het minste bezwaar tegen." Mevrouw Van Vlijmen mokte nog wat na, kon er zich nog niet mee verenigen. Gelukkig duurde dat niet lang en toen Dora's moeder maar eenmaal aan de gedachte, die haar die avond wat rauw op het lijf gevallen was, gewend raakte en er zich mee ver zoende, ontpopte zij zich als een zorg zame moeder, die kosten noch moeite spaarde om haar dochter een behoorlij ke uitzet te geven en Dora met raad en daad terzijde stond. Het waren drukke dagen en weken die nu volgden, want er was nog zo veel te regelen, dat ze schier tijd tekort kwamen. Midden augustus betrokken Evert en zijn moeder hun keurige huis je. Op een mooie herfstdag in september trouwden ze. De bruiloft werd gevierd bij Van Vlijmen in huis en was in één woord af. Van Vliet en zijn vrouw wa ren de hele dag genodigd. Hij had het ook wel verdiend. De dominee had tot tekst gekozen: „Aangaande mij en mijn huis, wij zul len de Heere dienen". In gloedvolle woorden schilderde hij het grote geluk van diegenen, die de Heere in alle dingen nodig hebben. „In het nieuwe leven dat gij nu sa men gaat beginnen", aldus eindigde hij zijn predikatie, „zult gij de hulpe des Heeren zeker niet kunnen missen. Maar welk een onuitsprekelijk voorrecht is het, wanneer gij met uw zorgen en no den, met uw moeiten en verdriet, die zeer zeker ook u wedervaren zullen, een geopende toegang mag vinden aan de troon der genade". Ook mijnheer Andijk kwam hen een ogenblik feliciteren. Het was al bij twaalven, toen ze moe doch voldaan, na die gezellige, onver getelijke dag, de deur van hun woning ontsloten. „Een ogenblik is er in Zijn toom, maar een leven in Zijn goedgunstig heid". Dat heeft ook Evert ervaren. De jaren vlogen heen. Vier jongens en drie meisjes werden in de loop van de tijd geboren. Nog dertien jaren heeft Everts moe der bij hen ingewoond en zij hebben niets ontzien om haar levensavond te veraangenamen. Zacht en kalm is zij toen heengereisd. Haar laatste woorden waren: „Vrede, door het bloed van Christus". Met hete brandende tranen heelt Evert zijn moeder beweend. Er was een stuk uit zijn leven weggevallen. Toen ze nog boven aarde stond scheen het hem toe, of hij er nooit overheen zou komen. Doch toen hij bij de geopende groeve stond en verdrietig in de diepte staarde waar het stoffelijk overschot van zijn geliefde moeder zo juist in neergedaald was, troffen hem de woorden van de predikant, waar deze zijn toespraak mee begon tot in het diepste van zijn ziel. „Wij treuren hier niet, als degenen, die geen hope hebben". Toen gevoelde hij duidelijk, dat hij eigenlijk niet zo bovenmatig bedroefd mocht zijn. Zijn moeder was de strijd te boven. Zou hij haar dat geluk, die zaligheid misgunnen? Neen! Neen! Een ogenblikje kreeg hij gemeenschap met haar in de hemel en een zalige blijd schap vervulde zijn hart. Toen hij de plaats verliet, waar z rustte, totdat het bazuingeschal weer klinken zal: „Staat óp gij doden en komt ten oordeel!" fluisterde hij, met ogen omfloerst door tranen: „Tot weer ziens moeder". En op dat ogenblik geloofde hij dat ook. Het middernachtelijk uur had reeds geslagen, toen Evert en Dora zich na die veelbewogen dag ter ruste begaven. De diepe smart, die hem in het mor genuur nog vervulde, had plaats ge maakt voor een vredige rust in zijn ziel. Hij wist, dat zijn moeder nu instemde met het zalig lied der hemelingen. Nog lang lag hij wakker, kón de slaap niet vatten. Een grote steun in zijn ie ven zou hij voortaan moeten missen, doch wat hem ook ontviel en wat hij ook veranderde, God verandert nooit Die blijft ééuwig dezelfde. Déèr schepte hij moed uit, dét gaf hem kracht. Eindelijk sliep hij in, met dit versje in de gedachten: Als een kleed zal 't al verouden; Niets kan hier zijn stand behouden. Wat uit stof is, neemt een end. Door de tijd, die alles schendt. Maar Gij hebt, o Opperwezen, Nóóit verandering te vrezen; Gij, die d'eeuwen acht als uren. Zult aU' eeuwigheid verduren. EINDE -O-

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1967 | | pagina 5