iiArfDEn - niEuws
g
Waar komt ons rood-wit-blauw vandaan
ZEISS
us
Even Kooistra
IVOROL
KOLFF
Ditjes en Daijes
blad
Vrijdag 20 januari 1967
No. 3554
rting
p,50
k,5Q
|8,50
44
4,95
de
Jeren
iG.
ons
HET BEHOUD VAN UW TAWDEi^l
■lfl>
ni-
ereid
rten
luari
zaak
che-
gen
elen,
■NIS
J. Keuvelaar
KOLFF - Middelharnis
Nuttige straf voor
slome scholieren
fens-
ioch
classis Dordrecht van 1573 tot
1609 Een leerzaam stukje kerk
geschiedenis.
tijd tot tijd neem ik de lezers
eens mee naar de boekhandel,
m een recensie te geven (dat ge-
i, elders in dit blad óók) maar om
landacht te vestigen op een boek,
ik zelf enige aangename uren
oeleefd.
■t werk dat ik ditmaal op het oog
'en dat keurig uitgegeven vóór me
is alweer meer dan een jaar oud.
,is het proefschrift, waarop Dr. C.
Tukker (thans Ned. Herv. predikant
inderdijk) in dec. 1965 is gepromo-
,*^id tot doctor in de theologie aan de
Leidse Universiteit. De titel luidt: „De
classis Dordrecht van 1573 tot 1609". De
'uitgav't' kwam tot stand met steun van
,de Nederlandse Organisatie voor Zuiver
Wetenschappelijk Onderzoek en is ver
zorgd door de Universitaire Pers te Lei-
dea Nu kan ik me voorstellen dat ie
mand, na kennis genomen te hebben
van deze gegevens, denkt: „Dat is aan
mij niet besteed. Een strikt wetenschap
pelijk boek, op academisch niveau ge
schreven, en dan handelend over een
streek, die mij geheel vreemd is". Toch
is dat oordeel te voorbarig.
In de eerste plaats hebben we welis
waar met een nogal specialistisch werk
te doen, maar dat is nog niet hetzelfde
als onleesbaar! Een kerkhistoricus moet
uiteraard nauwgezet en precies te werk
gaan, maar Dr. Tukker verstaat de
kunst om op zichzelf droge gegevens uit
57 I^Onbetwist de beste tandpasta
een ver verleden tot een boeiend ge
heel te verwerken.
En ten tweede: de classis Dordt was
in die dagen groter dan U denkt! Wist
U bijvoorbeeld dat haar gebied zich
uitstrekte niet alleen over de Alblasser-
waard en de Vijfherenlanden, maar ook
over de Krimpenerwaard en de Lopi-
kerwaard, ja zelfs over de westhoek
van Brabant? Dat kwam doordat de
jonge kerk der reformatie nog in een
noodtoestand verkeerde. Later, toen er
meer predikanten waren, ontstonden
ook nieuwe classes.
Uit deze grote classis Dordrecht nu
heeft Dr. Tukker de acta van de eerste
35 jaar nauwkeurig getranscribeerd.
Men kan zich enigszins voorstellen wat
een werk deze transcriptie op zichzelf
al is geweest. Maar de auteur geeft
meer dan wat feitenmateriaal uit een
grijs verleden. Hij heeft al deze gege
vens gerubriceerd en in bepaalde ver
banden geplaatst. Nadat hij in Hoofd
stuk 1 het ontstaan en de omvang der
verschillende classes heeft beschreven,
h&ndelt hij in Hoofdstuk IX over „Kerk
orde en Kerkrecht", in Hoofdstuk III
over „Kerk en Overheid", terwijl
Hoofdstuk IV gewijd is aan de inrich
ting van de eredienst en de opleiding
tot het ambt. Men ziet, het zijn stuk
voor stuk boeiende onderwerpen, die
aan actualiteit nog niets hebben ver
loren.
Er is uit dit boek niet weinig te le
ren. Onder andere over de vestiging
van de gereformeerde kerk in deze lan
den, die plaatselijk slechts moeizaam
tot stand kwam. Maar ook over de zorg
van de nog jonge kerk voor het wel
zijn van héél het volk, met betrekking
tot de sociale zorg en het onderwijs aan
de jeugd. En niet te vergeten over het
eindeloze touwtrekken tussen kerk en
overheid wanneer ergens een predikant
beroepen zou worden. Dat alles wordt
dan toegelicht met vele smakelijke
soms ook vermakelijke voorbeelden
uit de toenmahge kerkelijke praxis.
Wat mij persoonlijk nog wel het
meest heeft geboeid is het gedeelte dat
handelt over de verhouding: plaatselij
ke gemeente of algemene kerk. In de
dagen van Afscheiding en Doleantie en
ook telkens daarna is het Gereformeer
de kerkrecht vaak eenzijdig gehanteerd
eargeinterpreteerd. Men deed het dan
gaarne voorkomen alsof de meerdere
vergaderingen slechts een soort parle
ment vormden, waarin de afgevaardig
den van volstrekt autonome gemeenten
het voor het zeggen hadden. Deze voor
stelling is een schoolvoorbeeld van con-
gregationalisme en voert tenslotte elke
kerk op de weg naar de sekte. Men
vergelijke slechts de ontwikkeling in
de Gereformeerde Kerken (Vrijge
maakt). Daar zijn de kerkeraden zó
absoluut en oppermachtig, dat ze de
adviezen van de meerdere vergaderin
gen rustig naast zich neerleggen!
Dr. Tukker toont in zijn proefschrift
bij de stukken aan, dat het „van den
beginne alzo niet geweest is..." De kerk
wordt naar gereformeerd kerkrecht wel
„van onderop" geregeerd, maar er vie
len toch heus wel beslissingen „van bo
venaf". Dat werd mede veroorzaakt
doordat de jonge kerkeraden in zekere
zin nog onmondig waren; later was het
optreden van gemeenten tegenover
classis en synode zelfstandiger. Maar de
meerdei e vergaderingen zijn nooit zon
der gezag over de mindere geweest.
Al met al heeft Dr. Tukker met deze
dissertatie alle liefhebbers van de va
derlandse kerkgeschiedenis een grote
dienst bewezen. Wie de kerk en haar
historie liefheeft, moet dit boek aan
schaffen en bestuderen. Het verleden
maakt het heden verstaanbaar.
Waarnemer.
RIJMEN VAN TIJMEN
Zeer veel spoorwegklachten.
Er is hoge nood.
Weer zijn de verliezen.
Daar byzonder groot,
't Loopt in de miljoenen.
Teken van de tijd.
En dat is op heden,
Lang geen kleinigheid.
Wie zal dat betalen?
Zeker, Vader Staat,
Is met zulke dingen,
Ook wel zeer gebaat.
Strakjes minder treinen,
Tegen duur tarief?
Maar dat geeft zeer zeker.
Toch wel menig grief.
Treinen zijn natuurlijk,
'n Onmisbaar iets.
Heden is de trekschuit.
Absoluut toch niets.
Moet ze weer gaan varen,
Daar 't niet anders kan?
U weet er bij voortaaa^"',
Dus wel alles van.
't Is met de rivieren.
Heden zo gesteld:
't Lijken wel riolen.
Naar er wordt gemeld.
Enkel d' olieafval.
Is al heel enorm.
Plus wat er nog bijkomt,
In een andere vorm.
Vele vissen sterven,
Een gewisse dood.
Waterverontreiniging,
Is byzonder groot.
En er kan tenslotte.
Weinig aan gedaan.
Wie zal die problemen,
Hier oplossen gaan?
Het is haast onmogelijk,
't Neemt niet af maar toe.
Enkel voor de tuinders.
Reeds een naar gedoe.
Denk aan de verziltüig.
Waar is hier de grens?
't Gaat met de rivieren,
Heden niet naar wens.
iK
Als Philips gaat minderen.
Zegt dit ons wel wat.
Voor zeer vele werkers.
Schaduw op hun pad.
Vijfentwintighonderd,
Moeten er daar uit.
Terwijl Sneek, Zaltbommel,
Goed de deuren sluit.
Allemaal een teken,
Dat het niet meer gaat.
'd' Een volgt hier de ander.
Hetzij vroeg of laat.
Dagen vol ontslagen.
Zijn geen zeldzaamheid.
Allemaal een teken.
Van neergaande tijd.
Denk aan jaren dertig.
Crisis tot en met.
Hebben economen.
Toch niet opgelet?
TIJMEN
Dinsdag 10 januari, wapperden de
vlaggen weer. Het rood-wit-blauw van
de nationale vlag woei vrolyk uit, met
daarboven de oranje wimpel, als sym
bool van de verbondenheid van het Ne
derlandse volk met z^jn koningshuis.
Zó vertrouwd is ons het rood-wit-
blauw, dat wij ons tegenwoordig zelden
meer afvragen waar die vlaggekleuren
eigenlijk vandaan komen. Toch is het
de moeite waard, eens een paar stappen
terug te doen in de historie van ons
land. We zullen dan een grotere ver
scheidenheid van vlaggen tegenkomen
dan we wellicht zouden vermoeden: de
verticale banen van het Franse rouge-
blanc-bleu en het rood-wit-blauw van
de Bataafse Republiek, met voor de
Marine een voorgeschreven embleem
(vrijheidsmaagd met leeuw) in de bo
venste rode baan. Rode vlaggen met
een gele leeuw. Gele vlaggen met een
rode leeuw. Vlaggen in rood-wit-blauw
en vlaggen in oranje-wit-blauw.
Een land als Denemarken kan met
rechtmatige trots wijzen op het jaartal
1219, toen de Deense vlag als eerste van
de nu nog bestaande natievlaggen wet
telijk werd vastgelegd. Maar zo simpel
als het met dat witte kruis op zijn
rode veld is toegegaan, zo gecompli
ceerd lijkt het ontstaan van de Neder
landse vlag.
Helemaól niet gecompliceerd, zeggen
sommigen. Het vlaggerood wijst van
ouds op de adel, het wit op de geeste
lijkheid, het blauw op de burgerij.
Onjuist, zeggen anderen. Het rood-
wit-blauw is een erfenis van de graven
van het Beierse of het Bourgondische
Huis!
Onze nationale vlag? Ontleend aan
het rood-wit-blauw uit de vlag van het
gewest Zeeland, luidt een derde me
ning.
En daarmee zijn we nog niet aan het
eind. Het rood-wit-blauw van onze vlag
is ook wel teruggevoerd tot de kleuren
van het stamwapen der Oranjes, een
blauwe jachthoorn met zilveren beslag
en rode snoeren. Maar dan stuiten we
op een bezwaar: in 1556 nog werd dit
wapen afgebeeld als een blauwe jacht
hoorn op een gouden schild het zil
veren beslag en de rode snoeren ont
braken! Pas later werd het rood eraan
toegevoegd en nog weer later het wit.
Tenslotte zijn er nog de livreikleuren
van de prins van Oranje, die aanleiding
geven tot de nodige bespiegelingen.
Maar vermoedelijk zal het altijd wel
een gissen en veronderstellen blijven
waar de kleuren van onze vlag nu pre
cies vandaan komen, simpelweg omdat
onze vlag niet, zoals bij jonge staten
tegenwoordig wél het geval kan zijn,
welbewust is uitgedacht, maar door de
omstandigheden is ontstaan.
prinsenvlag.
Toch zijn er wel feiten die in een be
paalde richting wijzen. De naam prin
senvlag bijvoorbeeld. Hij duikt heel
plotseling op: kort na de inneming van
Den Briel op 1 april 1572, en we weten
dat toen het oranje-wit-blauw van de
Brielse toren heeft gewapperd, kenne
lijk ter ere van prins Willem van
Oranje.
Het bleef niet bij die ene prinsenvlag.
Het oranje-wit-blauw sloeg in, het
werd een symbool van het verzet tegen
de Spaanse overheersing. Uit de jaren
na 1577 zijn gekleurde tekeningen be
kend van ruiters van de prins, gesto
ken in blauw kostuum met witte stre
pen en witte mouwen, met een oranje
sjerp en op hun hoeden oranje en groe
ne pluimen. In een boekje, dat in 1582
is verschenen bij drukkerij Plantijn in
Antwerpen, lezen we dat de kleuren
van de prins van Oranje „den Spain-
giaerden groote vrees plegen aente-
jaeghen".
Naast het oranje-wit-blauwe vlagge-
doek, dat sindsdien in de rekeningen
van admiraliteiten en steden wordt
vermeld, kwamen er ook andere vlag
gen en vaandels voor. Op schepen wer
den bijvoorbeeld vaak de vlaggen ge
voerd van de stad van afkomst en van
het gewest. Maar de „prinsenvlag"
kreeg voor scheepsvolk én burgerij een
heel andere gevoelswaarde dan welke
andere vlag ook. Toen omstreeks 1630
het oranje uit de prinsenvlag langza
merhand verdrongen werd door rood,
blééf die vlag favoriet. De leeuwen
vlag van de Staten-Generaal kon daar
niet tegenop en is van lieverlee geruis
loos verdwenen.
oranje werd rood.
Waaróm het oranje van de prinsen
vlag in rood is overgegaan, weten we
niet met zekerheid. Politieke motieven
speelden althans in de tijd van Frederik
Hendrik nog geen rol.
Mogelijk heeft de toepassing van an
dere textielverfstoffen het oranje in de
richting van het rood geschoven. De
kleurverandering van de vlag viel na
melijk samen met het tijdstip waarop
een nieuwe meekrapsoort (rode verfstof)
in ons land zijn intree deed. Deze mee
krap moet het vlaggendoek zó sterlv
rood hebben aangeverfd, dat de (gele)
wouw het rood niet meer zoals vroeger
óm kon krijgen naar oranje.
Dat zou tegelijkertijd verklaren
waarom men steeds van prinsenvlag is
blijven spreken, óók toen men na 1630
vermoedelijk meer vermiljoen dan
oranje in de vlaggen heeft gezien. Wel
licht is het gebruik van een rode bo-
venbaan mede in de hand gewerkt
doordat het rood zich op zee veel beter
hield (het oranje vervaalde zeer snel).
In verschillende oude Nederlandse
vlaggenboeken wordt geschreven over
„oranje, wit en blaauw", terwijl de te
keningen zijn ingekleurd met rood-wit-
blauw. Ook een gevolg van die mee
krap-affaire?? In ieder geval viel het
verschil tussen schrijfwijze en kleur-
stelling zó op, dat later wel is veron
dersteld dat „rood of oranje" weinig
verschil zou hebben uitgemaakt voor de
Nederlanders uit laten we zeggen de
17e eeuw. En misschien was dat ook
wel zo. Politieke moeilijkheden ont
stonden er vooral later, toen de patri
otten zich in de tweede helft van de
18e eeuw tegen het gebruik van oranje
begonnen te verzetten (Kaat Mossel!).
vlaggeconflicten.
Wie zich in veel later tijd bijzonder
druk hebben gemaakt over het „rood
of oranje", waren de mensen die om
streeks 1865 het halve-eeuwfeest van
het Koninkrijk der Nederlanden gingen
vieren. Verontwaardigd maakten de
voorstanders van een oranje-wit-blau
we vlag zich op, om de voorvechters
van het rood-wit-blauw de mantel uit
te vegen. Alleen gebrek aan liefde voor
het vorstenhuis kon iemand de ogen
doen sluiten voor dat afschuwelijke,
Franse rood en blauw...
„Onzin", verweerde professor Robert
Pruin zich, „onze vlag had al een hele
tijd vóór de Bataafse Republiek een
bovenbaan van vermiljoen. Het is blijk
baar praktischer gebleken... en boven
dien is het in ons grauwe Nederlandse
klimaat heel wat plezieriger om helder
rood en helder blauw te zien wapperen,
dan een vervalend oranje en de daar
mee combinerende lichtere kleur
blauw..." Een nuchtere mening, die ook
in onze eeuw, met name in de dertiger
jaren, met instemming is aangehaald.
Want in de jaren '35 en '36 laait de
strijd om de vlaggekleuren opnieuw op.
In de weinig stabiele politieke situatie
van het ogenblik voelen velen zich ge
drongen tot het betuigen van hun trouw
aan de monarchie. Steeds meer wordt
er met het „oranje-blanje-bleu" gevlagd
in plaats van met het rood-wit-blauw,
althans boven de grote rivieren.
Over het toenemend gebruik van de
oranje-wit-blauwe vlag worden vragen
gesteld in de Kamer. Is de regering be
reid een eind te maken aan „de steeds
groter wordende verwarring ten aan
zien van de vlaggekleuren"? Met ande
re woorden: wil de regering duidelijk
uitspreken, dat rood, wit en blauw de
nationale vlaggekleuren zijn?
De afgevaardigde De Savornin Loh-
man gaat daar fel tegenin. Hij voorziet
tweespalt onder het Nederlandse volk
als „het, een groot deel der natie op
historische gronden zo dierbare, oranje-
blanje-bleu in de ban wordt gedaan".
Minister Colijn neemt het daarop op
voor het rood-wit-blauw, overigens
zonder zijn tegenstander te overtuigen.
Op 19 februari 1937 verschijnt er
tenslotte een Koninklijk Besluit, onder
tekend door Koningin Wilhelmina:
„De klexu-en van de vlag van het
Koninkrijk der Nederlanden zul
len zün rood, wit en blauw".
Het zal nog een kleine dertig jaar
duren, voor de vondst van een oud
document zal bewijzen, dat deze beslis
sing historisch bezien juist is...
Maar voorlopig blijven, het Konink
lijk Besluit ten spijt, de prinsenvlaggen
wapperen. Wie er tenslotte op afdoende
wijze een einde maakt aan de bestaan
de controverse „rood - oranje" is... de
N.S.B. Als die in de oorlog de oude
prinsenvlag, voorzien van de zwarte
N.S.B.-driehoek, gaat misbruiken, gaat
bezet Nederland die vlag zien als een
besmette zaak. Na 1945 heeft het oranje
-wit-blauw voor de Nederlandse bevol
king afgedaan.
een vergeten document.
In 1965 is een functionaris van de
sectie Krijgsgeschiedenis en ceremoni
eel van het hoofdkwartier van de Ko
ninklijke Landmacht bezig met een his
torisch onderzoek. In oude boeken en
vergeelde archiefstukken zoekt hij naar
aanwijzingen die hem mogelijk op het
spoor kunnen brengen van oude, au
thentieke documenten over vlaggen en
standaarden. Een moeizaam, tijdrovend
onderzoek. De kans dat er ergens een
tot dusver onbekend document zal op
duiken is gering. Maar deze keer wordt
het speurwerk op verrassende wijze be
loond: het Rijksarchief geeft een met
de hand getekende en geaquarelleerde
vlaggenkaart prijs uit... 1816.
De vondst wekt evenveel verrassing
als verbazing. Verbazing, dat er dus
tóch wel eens een speld uit een hooi
berg tevoorschijn komt. Want dit stuli
is niet zómaar een vlaggenkaart. In
kleuren vertoont de kaart alle onder-
scheidingsvlaggen, standaarden en wim
pels, die koning Willem I heeft inge
steld bij het ontstaan van het Konink
rijk der Nederlanden.
Meer dan 150 jaar geleden, toen de
nachtmerrie van de Franse tijd ten
einde liep, richtte prins Willem Frede
rik (later koning Willem I) zich in een
proclamatie tot het Nederlandse volk
met de woorden:
„De oude Vlag is weder het punt
van vereniging, en die oude vlag
zal ook den ouden moed weder
doen keren!"
Uit de gevonden vlaggenkaart weten
we nu met zekerheid, dat de prins met
die oude vlag de rood-wit-blauwe vlag
moet hebben bedoeld.
Want de derde en vierde vlag op deze
kaart, die beide worden aangeduid als
„de ordinaire Nederlandsche vlag", zijn
onmiskenbaar geaquarelleerd in rood,
wit en blauw!
Uit datum en nummer op de vlaggen
kaart valt op te maken, dat hij is be
doeld als toelichting op een Koninklijk
Besluit van 16 maart 1816, dat inhoudt
het „Reglement op de eerbewijzingen
en saluten aan boord en door Zijner
Majesteits jachten en schepen van oor
log binnen 's lands".
Achteraf wordt duidelijk, waarom
men van het bestaan van dit kleurige
document niet op de hoogte kón zijn. In
het bewuste Kon. Besluit wordt met
geen woord gerept over de vlaggen
kaart die erbij behoort!
Een administratieve tekortkoming
kunnen we dat in die tijd nauwelijks
noemen. Het ging in die eerste dagen
van het Koninkrijk allemaal wat een
voudiger toe dan nu. Het K.B. en de
vlaggenkaart (waarvan er maar één
was gemaakt) waren ter hand gesteld
aan de Marine als enige belanghebben
de en dat was naar de normen van
die tijd voldoende. Er waren trouwens
belangrijker zaken die de aandacht
vroegen. De vrijheid van het land was
opnieuw in gevaar: Napoleon was van
Elba ontsnapt en maakte zich op om
slag te leveren tegen de Geallieerden
(Waterloo!)...
BR1l,lëNGL,AZEN
bü de speciaalzaak
Zandpad 32 - Middeltaamis
Nadat de geschetste onderscheidings-
vlaggen, standaarden en wimpels een
maal waren vervaardigd en het bijbe
horende K.B. in een Marinereglement
was verwerkt, is de vlaggenkaart er
gens opgeborgen, aanvankelijk wellicht
in het Kabinet van de Koning of in een
Marinearchief. Na verloop van tijd is
het stuk tenslotte in het Rijksarchief
beland. Intussen was de authentieke
vlaggenkaart bij niemand meer bekend.
Het zou tot 1965 duren voor hij weer
aan het licht werd gebracht.
Mocht er in Nederland ooit nog eens
een wet op de landsvlag komen, dan
zijn de voorbereidingen daarvoor, dank
zij deze vondst, wellicht enigermate
vereenvoudigd. Óver de vlaggekleuren
behoeft in elk geval geen onduidelijk
heid meer te bestaan.
Het Koninkrqk der Nederlanden is in
1815 zijn bestaan begonnen onder de
kleuren rood, wit en blauw!
In november 1958 is het rood-wit-blauw
nader gepreciseerd. T.N.O. heeft in op
dracht van de regering de vlaggekleu
ren wetenschappelijk vastgelegd in z.g.
kleurcoördinaten. Ze worden sindsdien
omschreven als helder vermiljoen en
kobaltblauw.
voor veilige verzekeringen en
lage premies
Bijzonder snelle schade
afwikkeling
Zeer scherpe tarieven voor
autoverzekeringen en....
na 1 jaar schadevrij rijden
reeds ZO'/» korting.
Financieringen.
VOORSTRAAT 36
TELEFOON (01870) 2012.
syna een eeuw assurantie
agenten.
Zoals in de meeste jonge staten is in
de pas kort geleden onafhankehjk ge
worden Afrikaanse staat Dahomey de
overheid steeds in de weer om de na
tionale trots aan te kweken en aldus
het zelfbewustzijn en het saamhorig
heidsgevoel van de inwoners te stimu
leren. Daartoe wordt ook op de scholen
het nodige gedaan. Leerlingen, die naar
het oordeel van de leerkrachten te wei
nig belangstelling hebben voor de
grootheid van hun vaderland moeten
nuvoor straf de gedenktekens, die se
dert de onafhankelijksheidsverklaring
in groten getale in de hoofdstad Kotonu
zijn onthuld, met water, zeep en bor
stels reinigen. Zo'n schoonmaakbeurt
komt niet alleen de gedenktekens, maar
ook de leerlingen ten goede, want als
ze een ochtendje aan het beeld van een
van de grote mannen van hun land
hebben gepoetst zullen ze zijn naam
niet licht meer vergeten. (DIA)
-iale
3 73
ERVOLGVERHAAL
door JOH. VRETJODENHIL
66
i.Je behoeft me nu anders niet meer
te beklagen", klonk het opgewekt naast
haar, „want dat leed is gelukkig gele-
.>Wat is het toch alles wonderlijk ge
lopen", merkte Dora op, „heel anders
dan we verwacht hadden. Dat hadden
we geen van tweeën kunnen vermoeden
dat het zó gaan zou. Door onze ver
wachtingen is een streep getrokken".
«Daar heb je gelijk in", beaamde
^vert, „doch het is nog beter gegaan
dan we ooit hebben durven hopen. De
Heere heeft méér gegeven dan we ver
diend hadden".
Zijn ogen kregen een vochtige glans,
toen hij dat zeide. Hij kon het niet op,
dat God zo goed was. „Dan mag het
voor mijn part wel altijd weg blijven",
had hij eens uitgeroepen in boosheid.
Het was niet weggebleven, integendeel,
God had wonderlijk gezorgd. Ook in
deze had Evert geleerd, dat God het
niet gedaan had om zijn goeddoen,
nïaar omdat de Heere groot en onbe-
Smpelijk goed was.
Nu ze daarover eenmaal begonnen
waren hadden ze stof genoeg en dank
baar bespraken ze met elkaar de ge
beurtenissen van de laatste maanden.
Eerst de donkere tijd, die daaraan
vooraf ging, toen de ene tegenslag op
de andere volgde. Nog voelde de her
innering aan die moeilijke jaren pijn
lijk aan. Maar met blijdschap haalden
ze ook de wonderlijke uitredding op uit
het verleden. Die omkeer in hun be
narde levensomstandigheden was eigen
lijk begonnen op de dag, toen mijnheer
Andijk hem in zijn woning opgezocht
had en de blijde boodschap had ge
bracht, dat hij volledig in zijn eer her
steld was. Daar hadden ze de eerst
volgende dagen op geteerd.
Toen was onverwacht, op een avond,
het bericht gekomen, dat hij de volgen
de middag om drie uur op het kantoor
van de firma Westerink verwacht werd,
om geheel vrijblijvend nader kennis te
komen maken en enige besprekingen
te voeren.
Met kloppend hart had hij zich op
het vastgestelde uur daar gemeld en
was er zeer welwillend ontvangen. Ze
hadden geïnformeerd naar zijn be
kwaamheden en zijn staat van dienst.
Doch daar er nog meerdere sollicitan
ten waren, was er door de firmanten
geen beslissing genomen, doch ze had
den hem beloofd, dat hij in ieder ge
val bericht zou krijgen, wanneer de
uitslag bekend was.
Dat de keuze van die heren toen
reeds zo goed als zeker op hem geval
len was, hadden ze hem niet verteld.
Evenmin wist hij, dat hij dat groten
deels te danken had aan zijn vroegere
patroon, mijnheer Andijk, die de mor
gen, volgende op de dag van zijn be
zoek bij Evert, een grote brief geschre
ven had aan de firma Westerink, waar
in hij hen Evert Kooistra van harte
aanbeval en de gunstigste inlichtingen
omtrent hem verschaft had.
Een weekje van spanning was ge
volgd. Wat was hij in die dagen van
afwachten geslingerd tussen hoop en
vrees. Nu eens bezorgd, dat hij opnieuw
teleurgesteld zou worden, dan weer ho
pend op een gunstige uitslag.
Eindelijk was het verbeide bericht
binnengekomen.
Even had hij geaarzeld om de brief,
die beslissen zou over zijn wel of wee,
open te maken. Tenslotte had hij hem
voorzichtig losgesneden, met bevende
handen het voor hem zo gewichtig blad
ontvouwd en gelezen, dat hij de aan
stelling gekregen had. Als een onge
kende weelde was het door hem heen-
getinteld. Opgewonden was hij naar de
keuken gesneld, had het getypte vel in
de handen van zijn moeder gedrukt met
de woorden: „Hier, lees eens".
Samen verkneuterden zij zich nu bij
het herdenken van die blijde dag.
„Die avond vergeet ik nooit meer",
viel Dora uit.
Het was dan ook een prachtbetrek-
king. Hij verdiende nu meer dan hij
ooit bij mijnheer Andijk gekregen had.
Begin Mei was hij daar in dienst ge
treden en verrichtte iedere dag opnieuw
met plezier zijn arbeid. Hij had, vanaf
zijn werktafel, een schitterend uitzicht
op de haven, want het kantoor was op
de eerste verdieping, boven het pak
huis gebouwd. De verstandhouding met
het talrijke, aan hem ondergeschikte
personeel, liet niets te wensen over.
Zijgend doorleefden ze opnieuw die
gelukkige dagen en tuurden beiden
naar de zon, die als een vuurrode bal
steeds dieper zonk.
„Zeg, en weet je nog...?" begon Dora
weer, die er behagen in schepte, om
alles nog eens op te halen.
Ruim een week later was mijnheer
Andijk voor de tweede keer hen komen
opzoeken. Stralend van blijdschap had
Evert hem zijn benoeming laten lezen.
Ook deze was aangenaam verrast ge
weest. Bij het heengaan had hij Evert
een gesloten enveloppe overhandigd.
„Ik voelde mij toch verplicht u een
kleine vergoeding te geven voor al het
leed en de ellende, die u onschuldig
aan het u ten laste gelegde hebt moe
ten doorleven," had hij gezegd, terwijl
hij hem en zijn moeder de hand reikte.
„En mocht ik u ooit nog eens van dienst
kunnen zijn, dan kunt u op mij reke
nen". Zij hadden hem enigszins verle
gen bedankt.
Nauwelijks was Evert teruggekeerd
in de kamer of met zenuwachtige
nieuwsgierigheid had hij de enveloppe
open geritst.
Zijn moeder was bij hem komen staan.
Onthutst en sprakeloos van verba
zing hadden ze elkander aangestaard,
want de inhoud bleek te bestaan uit
een cheque, waarop Evert bij de bank
1500 kon gaan halen. Het was te
overweldigend geweest. Verbijsterd had
hij een ogenblikje op het nietige, maar
waardevolle papiertje, dat in zijn hand
trilde gestaard.
„En dat noemt hij een kleine ver
goeding", had hij tenslotte uitgeroepen
met een stem, die beefde van opge
wondenheid.
„Zou hij dat wel kunnen missen?"
had zijn moeder nog met bezorgdheid
gevraagd.
Evert was in de lach geschoten.
„Heb daarover maar geen zorg, moe
dertje. Het betekent voor ons méér dan
voor hem".
Hij had haar overmoedig op de
schouder geklopt.
„Nu, wat zegt u er van?"
„Het is een prachtige gift. Ik ben er
eigenlijk een beetje verlegen mee".
Samen hadden ze toen overwogen
welke bestemming ze aan al dat geld
zouden geven.
„Weet je wat?" had zijn moeder plot
seling geopperd. „Laten we nu eerst die
500,aan Van Vliet teruggeven".
„Ja, dat doen we", had hij grif inge
stemd, „die heeft nu lang genoeg ge
wacht zou ik denken. Daar had ik zo
gauw niet aan gedacht".
Hij had er dadelijk heen vsdllen gaan,
doch zijn moeder had hem tegen ge
houden.
„Zou je niet liever wachten tot mor
genavond, dan komt hij hier toch. Het
is beter, dat we dat rustig met elkaar
regelen", had ze voorgesteld.
„Ook goed".
Van Vliet had zijn ogen bijna niet
kunnen geloven, toen Evert hem de
vojgende avond de cheque liet zien.
„We hebben gisterenavond samen
overlegd om nu eerst onze schuld, of
liever mijn schuld, bij u te vereffenen".
En lachend voegde hij er aan toe:
„Want ik zou niet graag willen, dat u
failliet sloeg,"
„Gelukkig, wat ben ik daar blij mee",
kaatste deze kwasi ernstig terug. „Het
is juist op tijd, ik stond op het randje".
Evert schaterde.
Ook zijn moeder lachte smakelijk
mee. „Evert is door het dolle heen",
merkte ze vrolijk op.
„Dat merk ik", antwoordde Van Vliet
glimlachend. Daarop vervolgde hij za
kelijk: „Ik vind het mooi van jullie, dat
je eerst aan mij denkt, maar..."
Peinzend en zich beradend streek hij
zich met de hand over het voorhoofd.
Wordt vervolgd.