iiArfDEn - niEuws g Waar komt ons rood-wit-blauw vandaan ZEISS us Even Kooistra IVOROL KOLFF Ditjes en Daijes blad Vrijdag 20 januari 1967 No. 3554 rting p,50 k,5Q |8,50 44 4,95 de Jeren iG. ons HET BEHOUD VAN UW TAWDEi^l ■lfl> ni- ereid rten luari zaak che- gen elen, ■NIS J. Keuvelaar KOLFF - Middelharnis Nuttige straf voor slome scholieren fens- ioch classis Dordrecht van 1573 tot 1609 Een leerzaam stukje kerk geschiedenis. tijd tot tijd neem ik de lezers eens mee naar de boekhandel, m een recensie te geven (dat ge- i, elders in dit blad óók) maar om landacht te vestigen op een boek, ik zelf enige aangename uren oeleefd. ■t werk dat ik ditmaal op het oog 'en dat keurig uitgegeven vóór me is alweer meer dan een jaar oud. ,is het proefschrift, waarop Dr. C. Tukker (thans Ned. Herv. predikant inderdijk) in dec. 1965 is gepromo- ,*^id tot doctor in de theologie aan de Leidse Universiteit. De titel luidt: „De classis Dordrecht van 1573 tot 1609". De 'uitgav't' kwam tot stand met steun van ,de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek en is ver zorgd door de Universitaire Pers te Lei- dea Nu kan ik me voorstellen dat ie mand, na kennis genomen te hebben van deze gegevens, denkt: „Dat is aan mij niet besteed. Een strikt wetenschap pelijk boek, op academisch niveau ge schreven, en dan handelend over een streek, die mij geheel vreemd is". Toch is dat oordeel te voorbarig. In de eerste plaats hebben we welis waar met een nogal specialistisch werk te doen, maar dat is nog niet hetzelfde als onleesbaar! Een kerkhistoricus moet uiteraard nauwgezet en precies te werk gaan, maar Dr. Tukker verstaat de kunst om op zichzelf droge gegevens uit 57 I^Onbetwist de beste tandpasta een ver verleden tot een boeiend ge heel te verwerken. En ten tweede: de classis Dordt was in die dagen groter dan U denkt! Wist U bijvoorbeeld dat haar gebied zich uitstrekte niet alleen over de Alblasser- waard en de Vijfherenlanden, maar ook over de Krimpenerwaard en de Lopi- kerwaard, ja zelfs over de westhoek van Brabant? Dat kwam doordat de jonge kerk der reformatie nog in een noodtoestand verkeerde. Later, toen er meer predikanten waren, ontstonden ook nieuwe classes. Uit deze grote classis Dordrecht nu heeft Dr. Tukker de acta van de eerste 35 jaar nauwkeurig getranscribeerd. Men kan zich enigszins voorstellen wat een werk deze transcriptie op zichzelf al is geweest. Maar de auteur geeft meer dan wat feitenmateriaal uit een grijs verleden. Hij heeft al deze gege vens gerubriceerd en in bepaalde ver banden geplaatst. Nadat hij in Hoofd stuk 1 het ontstaan en de omvang der verschillende classes heeft beschreven, h&ndelt hij in Hoofdstuk IX over „Kerk orde en Kerkrecht", in Hoofdstuk III over „Kerk en Overheid", terwijl Hoofdstuk IV gewijd is aan de inrich ting van de eredienst en de opleiding tot het ambt. Men ziet, het zijn stuk voor stuk boeiende onderwerpen, die aan actualiteit nog niets hebben ver loren. Er is uit dit boek niet weinig te le ren. Onder andere over de vestiging van de gereformeerde kerk in deze lan den, die plaatselijk slechts moeizaam tot stand kwam. Maar ook over de zorg van de nog jonge kerk voor het wel zijn van héél het volk, met betrekking tot de sociale zorg en het onderwijs aan de jeugd. En niet te vergeten over het eindeloze touwtrekken tussen kerk en overheid wanneer ergens een predikant beroepen zou worden. Dat alles wordt dan toegelicht met vele smakelijke soms ook vermakelijke voorbeelden uit de toenmahge kerkelijke praxis. Wat mij persoonlijk nog wel het meest heeft geboeid is het gedeelte dat handelt over de verhouding: plaatselij ke gemeente of algemene kerk. In de dagen van Afscheiding en Doleantie en ook telkens daarna is het Gereformeer de kerkrecht vaak eenzijdig gehanteerd eargeinterpreteerd. Men deed het dan gaarne voorkomen alsof de meerdere vergaderingen slechts een soort parle ment vormden, waarin de afgevaardig den van volstrekt autonome gemeenten het voor het zeggen hadden. Deze voor stelling is een schoolvoorbeeld van con- gregationalisme en voert tenslotte elke kerk op de weg naar de sekte. Men vergelijke slechts de ontwikkeling in de Gereformeerde Kerken (Vrijge maakt). Daar zijn de kerkeraden zó absoluut en oppermachtig, dat ze de adviezen van de meerdere vergaderin gen rustig naast zich neerleggen! Dr. Tukker toont in zijn proefschrift bij de stukken aan, dat het „van den beginne alzo niet geweest is..." De kerk wordt naar gereformeerd kerkrecht wel „van onderop" geregeerd, maar er vie len toch heus wel beslissingen „van bo venaf". Dat werd mede veroorzaakt doordat de jonge kerkeraden in zekere zin nog onmondig waren; later was het optreden van gemeenten tegenover classis en synode zelfstandiger. Maar de meerdei e vergaderingen zijn nooit zon der gezag over de mindere geweest. Al met al heeft Dr. Tukker met deze dissertatie alle liefhebbers van de va derlandse kerkgeschiedenis een grote dienst bewezen. Wie de kerk en haar historie liefheeft, moet dit boek aan schaffen en bestuderen. Het verleden maakt het heden verstaanbaar. Waarnemer. RIJMEN VAN TIJMEN Zeer veel spoorwegklachten. Er is hoge nood. Weer zijn de verliezen. Daar byzonder groot, 't Loopt in de miljoenen. Teken van de tijd. En dat is op heden, Lang geen kleinigheid. Wie zal dat betalen? Zeker, Vader Staat, Is met zulke dingen, Ook wel zeer gebaat. Strakjes minder treinen, Tegen duur tarief? Maar dat geeft zeer zeker. Toch wel menig grief. Treinen zijn natuurlijk, 'n Onmisbaar iets. Heden is de trekschuit. Absoluut toch niets. Moet ze weer gaan varen, Daar 't niet anders kan? U weet er bij voortaaa^"', Dus wel alles van. 't Is met de rivieren. Heden zo gesteld: 't Lijken wel riolen. Naar er wordt gemeld. Enkel d' olieafval. Is al heel enorm. Plus wat er nog bijkomt, In een andere vorm. Vele vissen sterven, Een gewisse dood. Waterverontreiniging, Is byzonder groot. En er kan tenslotte. Weinig aan gedaan. Wie zal die problemen, Hier oplossen gaan? Het is haast onmogelijk, 't Neemt niet af maar toe. Enkel voor de tuinders. Reeds een naar gedoe. Denk aan de verziltüig. Waar is hier de grens? 't Gaat met de rivieren, Heden niet naar wens. iK Als Philips gaat minderen. Zegt dit ons wel wat. Voor zeer vele werkers. Schaduw op hun pad. Vijfentwintighonderd, Moeten er daar uit. Terwijl Sneek, Zaltbommel, Goed de deuren sluit. Allemaal een teken, Dat het niet meer gaat. 'd' Een volgt hier de ander. Hetzij vroeg of laat. Dagen vol ontslagen. Zijn geen zeldzaamheid. Allemaal een teken. Van neergaande tijd. Denk aan jaren dertig. Crisis tot en met. Hebben economen. Toch niet opgelet? TIJMEN Dinsdag 10 januari, wapperden de vlaggen weer. Het rood-wit-blauw van de nationale vlag woei vrolyk uit, met daarboven de oranje wimpel, als sym bool van de verbondenheid van het Ne derlandse volk met z^jn koningshuis. Zó vertrouwd is ons het rood-wit- blauw, dat wij ons tegenwoordig zelden meer afvragen waar die vlaggekleuren eigenlijk vandaan komen. Toch is het de moeite waard, eens een paar stappen terug te doen in de historie van ons land. We zullen dan een grotere ver scheidenheid van vlaggen tegenkomen dan we wellicht zouden vermoeden: de verticale banen van het Franse rouge- blanc-bleu en het rood-wit-blauw van de Bataafse Republiek, met voor de Marine een voorgeschreven embleem (vrijheidsmaagd met leeuw) in de bo venste rode baan. Rode vlaggen met een gele leeuw. Gele vlaggen met een rode leeuw. Vlaggen in rood-wit-blauw en vlaggen in oranje-wit-blauw. Een land als Denemarken kan met rechtmatige trots wijzen op het jaartal 1219, toen de Deense vlag als eerste van de nu nog bestaande natievlaggen wet telijk werd vastgelegd. Maar zo simpel als het met dat witte kruis op zijn rode veld is toegegaan, zo gecompli ceerd lijkt het ontstaan van de Neder landse vlag. Helemaól niet gecompliceerd, zeggen sommigen. Het vlaggerood wijst van ouds op de adel, het wit op de geeste lijkheid, het blauw op de burgerij. Onjuist, zeggen anderen. Het rood- wit-blauw is een erfenis van de graven van het Beierse of het Bourgondische Huis! Onze nationale vlag? Ontleend aan het rood-wit-blauw uit de vlag van het gewest Zeeland, luidt een derde me ning. En daarmee zijn we nog niet aan het eind. Het rood-wit-blauw van onze vlag is ook wel teruggevoerd tot de kleuren van het stamwapen der Oranjes, een blauwe jachthoorn met zilveren beslag en rode snoeren. Maar dan stuiten we op een bezwaar: in 1556 nog werd dit wapen afgebeeld als een blauwe jacht hoorn op een gouden schild het zil veren beslag en de rode snoeren ont braken! Pas later werd het rood eraan toegevoegd en nog weer later het wit. Tenslotte zijn er nog de livreikleuren van de prins van Oranje, die aanleiding geven tot de nodige bespiegelingen. Maar vermoedelijk zal het altijd wel een gissen en veronderstellen blijven waar de kleuren van onze vlag nu pre cies vandaan komen, simpelweg omdat onze vlag niet, zoals bij jonge staten tegenwoordig wél het geval kan zijn, welbewust is uitgedacht, maar door de omstandigheden is ontstaan. prinsenvlag. Toch zijn er wel feiten die in een be paalde richting wijzen. De naam prin senvlag bijvoorbeeld. Hij duikt heel plotseling op: kort na de inneming van Den Briel op 1 april 1572, en we weten dat toen het oranje-wit-blauw van de Brielse toren heeft gewapperd, kenne lijk ter ere van prins Willem van Oranje. Het bleef niet bij die ene prinsenvlag. Het oranje-wit-blauw sloeg in, het werd een symbool van het verzet tegen de Spaanse overheersing. Uit de jaren na 1577 zijn gekleurde tekeningen be kend van ruiters van de prins, gesto ken in blauw kostuum met witte stre pen en witte mouwen, met een oranje sjerp en op hun hoeden oranje en groe ne pluimen. In een boekje, dat in 1582 is verschenen bij drukkerij Plantijn in Antwerpen, lezen we dat de kleuren van de prins van Oranje „den Spain- giaerden groote vrees plegen aente- jaeghen". Naast het oranje-wit-blauwe vlagge- doek, dat sindsdien in de rekeningen van admiraliteiten en steden wordt vermeld, kwamen er ook andere vlag gen en vaandels voor. Op schepen wer den bijvoorbeeld vaak de vlaggen ge voerd van de stad van afkomst en van het gewest. Maar de „prinsenvlag" kreeg voor scheepsvolk én burgerij een heel andere gevoelswaarde dan welke andere vlag ook. Toen omstreeks 1630 het oranje uit de prinsenvlag langza merhand verdrongen werd door rood, blééf die vlag favoriet. De leeuwen vlag van de Staten-Generaal kon daar niet tegenop en is van lieverlee geruis loos verdwenen. oranje werd rood. Waaróm het oranje van de prinsen vlag in rood is overgegaan, weten we niet met zekerheid. Politieke motieven speelden althans in de tijd van Frederik Hendrik nog geen rol. Mogelijk heeft de toepassing van an dere textielverfstoffen het oranje in de richting van het rood geschoven. De kleurverandering van de vlag viel na melijk samen met het tijdstip waarop een nieuwe meekrapsoort (rode verfstof) in ons land zijn intree deed. Deze mee krap moet het vlaggendoek zó sterlv rood hebben aangeverfd, dat de (gele) wouw het rood niet meer zoals vroeger óm kon krijgen naar oranje. Dat zou tegelijkertijd verklaren waarom men steeds van prinsenvlag is blijven spreken, óók toen men na 1630 vermoedelijk meer vermiljoen dan oranje in de vlaggen heeft gezien. Wel licht is het gebruik van een rode bo- venbaan mede in de hand gewerkt doordat het rood zich op zee veel beter hield (het oranje vervaalde zeer snel). In verschillende oude Nederlandse vlaggenboeken wordt geschreven over „oranje, wit en blaauw", terwijl de te keningen zijn ingekleurd met rood-wit- blauw. Ook een gevolg van die mee krap-affaire?? In ieder geval viel het verschil tussen schrijfwijze en kleur- stelling zó op, dat later wel is veron dersteld dat „rood of oranje" weinig verschil zou hebben uitgemaakt voor de Nederlanders uit laten we zeggen de 17e eeuw. En misschien was dat ook wel zo. Politieke moeilijkheden ont stonden er vooral later, toen de patri otten zich in de tweede helft van de 18e eeuw tegen het gebruik van oranje begonnen te verzetten (Kaat Mossel!). vlaggeconflicten. Wie zich in veel later tijd bijzonder druk hebben gemaakt over het „rood of oranje", waren de mensen die om streeks 1865 het halve-eeuwfeest van het Koninkrijk der Nederlanden gingen vieren. Verontwaardigd maakten de voorstanders van een oranje-wit-blau we vlag zich op, om de voorvechters van het rood-wit-blauw de mantel uit te vegen. Alleen gebrek aan liefde voor het vorstenhuis kon iemand de ogen doen sluiten voor dat afschuwelijke, Franse rood en blauw... „Onzin", verweerde professor Robert Pruin zich, „onze vlag had al een hele tijd vóór de Bataafse Republiek een bovenbaan van vermiljoen. Het is blijk baar praktischer gebleken... en boven dien is het in ons grauwe Nederlandse klimaat heel wat plezieriger om helder rood en helder blauw te zien wapperen, dan een vervalend oranje en de daar mee combinerende lichtere kleur blauw..." Een nuchtere mening, die ook in onze eeuw, met name in de dertiger jaren, met instemming is aangehaald. Want in de jaren '35 en '36 laait de strijd om de vlaggekleuren opnieuw op. In de weinig stabiele politieke situatie van het ogenblik voelen velen zich ge drongen tot het betuigen van hun trouw aan de monarchie. Steeds meer wordt er met het „oranje-blanje-bleu" gevlagd in plaats van met het rood-wit-blauw, althans boven de grote rivieren. Over het toenemend gebruik van de oranje-wit-blauwe vlag worden vragen gesteld in de Kamer. Is de regering be reid een eind te maken aan „de steeds groter wordende verwarring ten aan zien van de vlaggekleuren"? Met ande re woorden: wil de regering duidelijk uitspreken, dat rood, wit en blauw de nationale vlaggekleuren zijn? De afgevaardigde De Savornin Loh- man gaat daar fel tegenin. Hij voorziet tweespalt onder het Nederlandse volk als „het, een groot deel der natie op historische gronden zo dierbare, oranje- blanje-bleu in de ban wordt gedaan". Minister Colijn neemt het daarop op voor het rood-wit-blauw, overigens zonder zijn tegenstander te overtuigen. Op 19 februari 1937 verschijnt er tenslotte een Koninklijk Besluit, onder tekend door Koningin Wilhelmina: „De klexu-en van de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden zul len zün rood, wit en blauw". Het zal nog een kleine dertig jaar duren, voor de vondst van een oud document zal bewijzen, dat deze beslis sing historisch bezien juist is... Maar voorlopig blijven, het Konink lijk Besluit ten spijt, de prinsenvlaggen wapperen. Wie er tenslotte op afdoende wijze een einde maakt aan de bestaan de controverse „rood - oranje" is... de N.S.B. Als die in de oorlog de oude prinsenvlag, voorzien van de zwarte N.S.B.-driehoek, gaat misbruiken, gaat bezet Nederland die vlag zien als een besmette zaak. Na 1945 heeft het oranje -wit-blauw voor de Nederlandse bevol king afgedaan. een vergeten document. In 1965 is een functionaris van de sectie Krijgsgeschiedenis en ceremoni eel van het hoofdkwartier van de Ko ninklijke Landmacht bezig met een his torisch onderzoek. In oude boeken en vergeelde archiefstukken zoekt hij naar aanwijzingen die hem mogelijk op het spoor kunnen brengen van oude, au thentieke documenten over vlaggen en standaarden. Een moeizaam, tijdrovend onderzoek. De kans dat er ergens een tot dusver onbekend document zal op duiken is gering. Maar deze keer wordt het speurwerk op verrassende wijze be loond: het Rijksarchief geeft een met de hand getekende en geaquarelleerde vlaggenkaart prijs uit... 1816. De vondst wekt evenveel verrassing als verbazing. Verbazing, dat er dus tóch wel eens een speld uit een hooi berg tevoorschijn komt. Want dit stuli is niet zómaar een vlaggenkaart. In kleuren vertoont de kaart alle onder- scheidingsvlaggen, standaarden en wim pels, die koning Willem I heeft inge steld bij het ontstaan van het Konink rijk der Nederlanden. Meer dan 150 jaar geleden, toen de nachtmerrie van de Franse tijd ten einde liep, richtte prins Willem Frede rik (later koning Willem I) zich in een proclamatie tot het Nederlandse volk met de woorden: „De oude Vlag is weder het punt van vereniging, en die oude vlag zal ook den ouden moed weder doen keren!" Uit de gevonden vlaggenkaart weten we nu met zekerheid, dat de prins met die oude vlag de rood-wit-blauwe vlag moet hebben bedoeld. Want de derde en vierde vlag op deze kaart, die beide worden aangeduid als „de ordinaire Nederlandsche vlag", zijn onmiskenbaar geaquarelleerd in rood, wit en blauw! Uit datum en nummer op de vlaggen kaart valt op te maken, dat hij is be doeld als toelichting op een Koninklijk Besluit van 16 maart 1816, dat inhoudt het „Reglement op de eerbewijzingen en saluten aan boord en door Zijner Majesteits jachten en schepen van oor log binnen 's lands". Achteraf wordt duidelijk, waarom men van het bestaan van dit kleurige document niet op de hoogte kón zijn. In het bewuste Kon. Besluit wordt met geen woord gerept over de vlaggen kaart die erbij behoort! Een administratieve tekortkoming kunnen we dat in die tijd nauwelijks noemen. Het ging in die eerste dagen van het Koninkrijk allemaal wat een voudiger toe dan nu. Het K.B. en de vlaggenkaart (waarvan er maar één was gemaakt) waren ter hand gesteld aan de Marine als enige belanghebben de en dat was naar de normen van die tijd voldoende. Er waren trouwens belangrijker zaken die de aandacht vroegen. De vrijheid van het land was opnieuw in gevaar: Napoleon was van Elba ontsnapt en maakte zich op om slag te leveren tegen de Geallieerden (Waterloo!)... BR1l,lëNGL,AZEN bü de speciaalzaak Zandpad 32 - Middeltaamis Nadat de geschetste onderscheidings- vlaggen, standaarden en wimpels een maal waren vervaardigd en het bijbe horende K.B. in een Marinereglement was verwerkt, is de vlaggenkaart er gens opgeborgen, aanvankelijk wellicht in het Kabinet van de Koning of in een Marinearchief. Na verloop van tijd is het stuk tenslotte in het Rijksarchief beland. Intussen was de authentieke vlaggenkaart bij niemand meer bekend. Het zou tot 1965 duren voor hij weer aan het licht werd gebracht. Mocht er in Nederland ooit nog eens een wet op de landsvlag komen, dan zijn de voorbereidingen daarvoor, dank zij deze vondst, wellicht enigermate vereenvoudigd. Óver de vlaggekleuren behoeft in elk geval geen onduidelijk heid meer te bestaan. Het Koninkrqk der Nederlanden is in 1815 zijn bestaan begonnen onder de kleuren rood, wit en blauw! In november 1958 is het rood-wit-blauw nader gepreciseerd. T.N.O. heeft in op dracht van de regering de vlaggekleu ren wetenschappelijk vastgelegd in z.g. kleurcoördinaten. Ze worden sindsdien omschreven als helder vermiljoen en kobaltblauw. voor veilige verzekeringen en lage premies Bijzonder snelle schade afwikkeling Zeer scherpe tarieven voor autoverzekeringen en.... na 1 jaar schadevrij rijden reeds ZO'/» korting. Financieringen. VOORSTRAAT 36 TELEFOON (01870) 2012. syna een eeuw assurantie agenten. Zoals in de meeste jonge staten is in de pas kort geleden onafhankehjk ge worden Afrikaanse staat Dahomey de overheid steeds in de weer om de na tionale trots aan te kweken en aldus het zelfbewustzijn en het saamhorig heidsgevoel van de inwoners te stimu leren. Daartoe wordt ook op de scholen het nodige gedaan. Leerlingen, die naar het oordeel van de leerkrachten te wei nig belangstelling hebben voor de grootheid van hun vaderland moeten nuvoor straf de gedenktekens, die se dert de onafhankelijksheidsverklaring in groten getale in de hoofdstad Kotonu zijn onthuld, met water, zeep en bor stels reinigen. Zo'n schoonmaakbeurt komt niet alleen de gedenktekens, maar ook de leerlingen ten goede, want als ze een ochtendje aan het beeld van een van de grote mannen van hun land hebben gepoetst zullen ze zijn naam niet licht meer vergeten. (DIA) -iale 3 73 ERVOLGVERHAAL door JOH. VRETJODENHIL 66 i.Je behoeft me nu anders niet meer te beklagen", klonk het opgewekt naast haar, „want dat leed is gelukkig gele- .>Wat is het toch alles wonderlijk ge lopen", merkte Dora op, „heel anders dan we verwacht hadden. Dat hadden we geen van tweeën kunnen vermoeden dat het zó gaan zou. Door onze ver wachtingen is een streep getrokken". «Daar heb je gelijk in", beaamde ^vert, „doch het is nog beter gegaan dan we ooit hebben durven hopen. De Heere heeft méér gegeven dan we ver diend hadden". Zijn ogen kregen een vochtige glans, toen hij dat zeide. Hij kon het niet op, dat God zo goed was. „Dan mag het voor mijn part wel altijd weg blijven", had hij eens uitgeroepen in boosheid. Het was niet weggebleven, integendeel, God had wonderlijk gezorgd. Ook in deze had Evert geleerd, dat God het niet gedaan had om zijn goeddoen, nïaar omdat de Heere groot en onbe- Smpelijk goed was. Nu ze daarover eenmaal begonnen waren hadden ze stof genoeg en dank baar bespraken ze met elkaar de ge beurtenissen van de laatste maanden. Eerst de donkere tijd, die daaraan vooraf ging, toen de ene tegenslag op de andere volgde. Nog voelde de her innering aan die moeilijke jaren pijn lijk aan. Maar met blijdschap haalden ze ook de wonderlijke uitredding op uit het verleden. Die omkeer in hun be narde levensomstandigheden was eigen lijk begonnen op de dag, toen mijnheer Andijk hem in zijn woning opgezocht had en de blijde boodschap had ge bracht, dat hij volledig in zijn eer her steld was. Daar hadden ze de eerst volgende dagen op geteerd. Toen was onverwacht, op een avond, het bericht gekomen, dat hij de volgen de middag om drie uur op het kantoor van de firma Westerink verwacht werd, om geheel vrijblijvend nader kennis te komen maken en enige besprekingen te voeren. Met kloppend hart had hij zich op het vastgestelde uur daar gemeld en was er zeer welwillend ontvangen. Ze hadden geïnformeerd naar zijn be kwaamheden en zijn staat van dienst. Doch daar er nog meerdere sollicitan ten waren, was er door de firmanten geen beslissing genomen, doch ze had den hem beloofd, dat hij in ieder ge val bericht zou krijgen, wanneer de uitslag bekend was. Dat de keuze van die heren toen reeds zo goed als zeker op hem geval len was, hadden ze hem niet verteld. Evenmin wist hij, dat hij dat groten deels te danken had aan zijn vroegere patroon, mijnheer Andijk, die de mor gen, volgende op de dag van zijn be zoek bij Evert, een grote brief geschre ven had aan de firma Westerink, waar in hij hen Evert Kooistra van harte aanbeval en de gunstigste inlichtingen omtrent hem verschaft had. Een weekje van spanning was ge volgd. Wat was hij in die dagen van afwachten geslingerd tussen hoop en vrees. Nu eens bezorgd, dat hij opnieuw teleurgesteld zou worden, dan weer ho pend op een gunstige uitslag. Eindelijk was het verbeide bericht binnengekomen. Even had hij geaarzeld om de brief, die beslissen zou over zijn wel of wee, open te maken. Tenslotte had hij hem voorzichtig losgesneden, met bevende handen het voor hem zo gewichtig blad ontvouwd en gelezen, dat hij de aan stelling gekregen had. Als een onge kende weelde was het door hem heen- getinteld. Opgewonden was hij naar de keuken gesneld, had het getypte vel in de handen van zijn moeder gedrukt met de woorden: „Hier, lees eens". Samen verkneuterden zij zich nu bij het herdenken van die blijde dag. „Die avond vergeet ik nooit meer", viel Dora uit. Het was dan ook een prachtbetrek- king. Hij verdiende nu meer dan hij ooit bij mijnheer Andijk gekregen had. Begin Mei was hij daar in dienst ge treden en verrichtte iedere dag opnieuw met plezier zijn arbeid. Hij had, vanaf zijn werktafel, een schitterend uitzicht op de haven, want het kantoor was op de eerste verdieping, boven het pak huis gebouwd. De verstandhouding met het talrijke, aan hem ondergeschikte personeel, liet niets te wensen over. Zijgend doorleefden ze opnieuw die gelukkige dagen en tuurden beiden naar de zon, die als een vuurrode bal steeds dieper zonk. „Zeg, en weet je nog...?" begon Dora weer, die er behagen in schepte, om alles nog eens op te halen. Ruim een week later was mijnheer Andijk voor de tweede keer hen komen opzoeken. Stralend van blijdschap had Evert hem zijn benoeming laten lezen. Ook deze was aangenaam verrast ge weest. Bij het heengaan had hij Evert een gesloten enveloppe overhandigd. „Ik voelde mij toch verplicht u een kleine vergoeding te geven voor al het leed en de ellende, die u onschuldig aan het u ten laste gelegde hebt moe ten doorleven," had hij gezegd, terwijl hij hem en zijn moeder de hand reikte. „En mocht ik u ooit nog eens van dienst kunnen zijn, dan kunt u op mij reke nen". Zij hadden hem enigszins verle gen bedankt. Nauwelijks was Evert teruggekeerd in de kamer of met zenuwachtige nieuwsgierigheid had hij de enveloppe open geritst. Zijn moeder was bij hem komen staan. Onthutst en sprakeloos van verba zing hadden ze elkander aangestaard, want de inhoud bleek te bestaan uit een cheque, waarop Evert bij de bank 1500 kon gaan halen. Het was te overweldigend geweest. Verbijsterd had hij een ogenblikje op het nietige, maar waardevolle papiertje, dat in zijn hand trilde gestaard. „En dat noemt hij een kleine ver goeding", had hij tenslotte uitgeroepen met een stem, die beefde van opge wondenheid. „Zou hij dat wel kunnen missen?" had zijn moeder nog met bezorgdheid gevraagd. Evert was in de lach geschoten. „Heb daarover maar geen zorg, moe dertje. Het betekent voor ons méér dan voor hem". Hij had haar overmoedig op de schouder geklopt. „Nu, wat zegt u er van?" „Het is een prachtige gift. Ik ben er eigenlijk een beetje verlegen mee". Samen hadden ze toen overwogen welke bestemming ze aan al dat geld zouden geven. „Weet je wat?" had zijn moeder plot seling geopperd. „Laten we nu eerst die 500,aan Van Vliet teruggeven". „Ja, dat doen we", had hij grif inge stemd, „die heeft nu lang genoeg ge wacht zou ik denken. Daar had ik zo gauw niet aan gedacht". Hij had er dadelijk heen vsdllen gaan, doch zijn moeder had hem tegen ge houden. „Zou je niet liever wachten tot mor genavond, dan komt hij hier toch. Het is beter, dat we dat rustig met elkaar regelen", had ze voorgesteld. „Ook goed". Van Vliet had zijn ogen bijna niet kunnen geloven, toen Evert hem de vojgende avond de cheque liet zien. „We hebben gisterenavond samen overlegd om nu eerst onze schuld, of liever mijn schuld, bij u te vereffenen". En lachend voegde hij er aan toe: „Want ik zou niet graag willen, dat u failliet sloeg," „Gelukkig, wat ben ik daar blij mee", kaatste deze kwasi ernstig terug. „Het is juist op tijd, ik stond op het randje". Evert schaterde. Ook zijn moeder lachte smakelijk mee. „Evert is door het dolle heen", merkte ze vrolijk op. „Dat merk ik", antwoordde Van Vliet glimlachend. Daarop vervolgde hij za kelijk: „Ik vind het mooi van jullie, dat je eerst aan mij denkt, maar..." Peinzend en zich beradend streek hij zich met de hand over het voorhoofd. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1967 | | pagina 5