iiAriDEn niEuws De verjaardag en het huwelijk van Prinses Margriet Francisca i «RAIFFEISENBANK I ZEISS Evert Kooistra Schippersleed geleden Handen en Li ppen j.- spaarbank en alle bankzaken Angolese vrijheidsstrijders in opleiding Diijes en Datjes blad Vrijdag 6 januari 1967 No. 3550 JlTHfcl Boekbespreking J. Keuvelaar Vyftien jaar C.S.F.R. Wie ze is en wat ze doet Belangr^k voor kerk en staat. Het is een goede gewoonte van vele nensen, dat ze in het oude jaar hun tchulden betalen om in het nieuwe jaar [met een schone lei" te kunen beginnen klij is dat helaas in 1966 niet gelukt, vèl wat de fiscus betreft, maar niet net het oog op de verzorging van deze ubriek. Verschillende onderwerpen, die Ik nog in het oude jaar had willen aan snijden, moesten blijven liggen, en gin- feen mee over de drempel van 1967. r De eerste zaak die in dit nieuwe jaar bnze aandacht vraagt is het derde lus trum van de C.S.F.R. Deze letters, die vat moeilijk in het gehoor en nog noeilijker in de uitspraak blijken te liggen, zijn de afkorting van Civitas Studiosorum in Fundamento Reformato tVereniging van studenten op Gerefor meerde Grondslag) Deze vereniging, op gericht in 1951, heeft in december van tiet voorbijgegane jaar, dus haar vijf- jienjarig bestaan gevierd. Deze viering had plaats in Utrecht op 16 en 17 de- bember. Hoogtepunten waren een con cert in de Domkerk en een openbare vergadering in het gebouw voor Kun sten en Wetenschappen. Onder het the- na: „Conservatief of Progressief?" wer- ilen verschillende actuele vragen be sproken door een forum, dat geleid verd door Prof. Dr. H. Jonker, en vaarin verder zitting hadden: Ds. L. Cievit (Ned. Herv.) Prof. Dr. J. Verkuyl iGer.), Prof. Dr. W. H. Velema (Chr. jer.) en Ds. A. Vergunst (Ger. Gem.) VooT deze vergadering bestond een gro- |e publieke belangstelling. Bij dit derde lustrum is de C.S.F.R. tiog op een andere wijze in de publici- leit gekomen, en wel door de uitgave yan een bundel opstellen over weten- Ichap, maatschappij en kerk onder de iitel „Hagepreek en beeldenstorm". De luteurs van de verschillende bijdragen lijn allen nog student en laten door |eze publicaties iets zien van de wijze yaarop in de C.S.F.R. over de heden- laagse problematiek wordt gedacht en gediscussieerd. Nu is het niet mijn bedoeling, op deze Elaats dit boek te bespreken of een lerslag te geven van bovengenoemde ustrum-vergadering. De grote bladen lebben aan een en ander ruimschoots landacht besteed. Dat is al een bewijs lat deze vereniging in betrekkelijk kor- |e tijd nog maar vijftien jaar zich en belangrijke plaats heeft weten te leroveren. Daarom wil ik graag deze jelegenheid aangrijpen om iets te ver- pUen over de C.S.F.R., de vereniging paarin vele van onze academici op een peciale wijze hun -vorming ontvangen. ■A- -A- De C.S.F.R. werd opgericht op 13 juli 151 door een aantal studenten uit de htervleugel van de gereformeerde izindte. De overgang uit het be- [eschermende milieu van de ouderlijke oning naar de universiteitsstad en de itsing tussen geloof en wetenschap eed de behoefte ontstaan deze proble- atlek gezamenlijk aan te vatten. De S.F.R. is dan ook niet, zoals de meeste identenverenigingen, gezelligheids- f ereniging maar studievereniging (hoe wel de gezelligheid uiteraard niet ont breekt) Haar leden hebben, in landelijk en plaatselijk verband, maar ook indi vidueel en in kleine kring de taak op zich genomen, de problemen waarvoor yetenschap en cultuur hen plaatsen, te istuderen in het licht van Gods Woord Al spoedig bleek de C.S.F.R. in een ote behoefte te voorzien. Om een wat afgesleten beeld te gebruiken, het klei ne stekje is een grote boom geworden. Er bestaan thans disputen in Delft, in Utrecht, in Amsterdam, in Rotterdam en in Leiden. Het ledental van al deze disputen samen ligt tussen de 200 en 300. Afgezien van de velen die in vijf tien jaar tijds zijn afgestudeerd. Dat ook deze academici nog niet stilzitten bewijst het maandblad „Wapenveld", dat in brede kring gelezen wordt. Om een indruk te geven van de sa menstelling van de C.S.F.R. laten we hier een staatje volgen, dat in procen ten aangeeft tot welke kerken de leden behoren: Ned. Herv. Kerk 46 »/o GerefGemeenten 41 "/o Chr. Geref. Kerken 5 »/o Geref. Gem. (uitgetreden) 3 »/o Oud Geref. Gemeente 2 »/o Overige groepen 3 Hieruit blijkt dat de C.S.F.R. een in terkerkelijke vereniging is. De leden voelen dit allerminst aan als een be zwaar, maar juist als een voordeel. An derzijds wordt deze kerkelijke verdeeld heid door allen pijnlijk ervaren, en be schouwd als een zondig verschijnsel, waarinniemand zomaar mag berusten. ■A- -A- Juist met het oog op de jammerlijke verdeeldheid van kerken met dezelfde belijdenis acht ik het bestaan en de arbeid van de C.S.F.R. een verheugend verschijnsel. Het gesprek met elkaar en de toenadering tot elkaar moet toch ergens beginnen. Laat het dan eens be ginnen bij jonge, wetenschappelijk ge vormde mensen, die er onmogelijk vre de mee kunnen hebben dat ze door een aantal misschien wel verklaarbare, maar zeker niet aanvaardbare scheids muren van elkaar gescheiden zijn. Ik hoop dan ook van harte dat de diverse kerken het werk van de C.S.F.R. niet alleen zullen blijven volgen, maar ook begeleiden (desnoods kritisch, daar kun nen studenten wel tegen!) Maar gene geerd worden, doodgezwegen worden, dat willen ze niet. En helaas zijn er kerken die het niet veel verder bren gen in hun waardering voor de C.S.F.R.! En dat, terwijl vanuit deze vereniging zelf zo dringend wordt gevraagd om de voorbede en het medeleven van het „thuisfront". Een andere sector, die belang heeft bij de vorming door middel van de C.S.F.R. is die van de politiek. Vele af gestudeerden zijn werkzaam als predi kant, als ingenieur, als arts, als leraar, enz., maar haast nog niemand is in de politiek terechtgekomen. Juist deze aca demici komen uit de S.G.P. en uit de rechtergroep van de A.R.P. op de C.H.U. Hebben deze partijen geen behoefte aan geschoold kader? Het is maar een vraag Maar dan toch een vraag die dringend antwoord behoeft. it Het is ons een behoefte, de C.S.F.R. nog een lang leven toe te wensen. On der Gods zegen zou ze misschien een nieuw réveil kunnen inluiden in kerk, staat en maatschappij. WAARNEMER. Bovenstaand „kopje" troffen we aan in „Nederlandse Gedachten" van 31 dec j.l., officieel weekblad van de Anti Rev. Partij. Het werd geschreven door het A.R. Tweede Kamerlid, Mr. W. R. van der Sluis, naar aanleiding van de Be grotingsbehandeling in de Tweede Ka mer. Bij de beantwoording van vragen en opmerkingen betreffende Onderwijs zaken deelde Mr. J. H. Grosheide, Staatssecretaris van Onderwijs en We tenschappen (A.R.) mede, dat dit (zit- tings) jaar een regeling zal worden voorgesteld waarin de leerplicht voor schipperskinderen zal worden voorge steld en waarin ook anderszins deze kinderen met andere leeftijdsgenoten zullen worden gelijkgesteld. Men be grijpt, aldus Mr. v. d. Sluis, dat deze mededeling bij de schippers, die al lang voor zulk een oplossing hebben gepleit goed gevallen is. Als het ware namens hen, bedankte dhr. J. A. van Bennekom de bewindsman dan ook tijdens zijn repliek. Tot zover Mr. van der Sluis. Dhr. Van Bennekom (ook A.R.) is een van hen die in de Kamer geregeld heb ben gehamerd op het doorvoeren van de leerplicht voor schipperskinderen. De kwestie van het onderwijs voor schipperskinderen loopt al tientallen jaren. Op iedere vergadering van „Schuttevaer" (de Kon. Schippersver- eniging) en op die van de Bonden kon men de klachten aangaande dit ach- tergezette onderwijs vernemen. Men zie daarvoor het verslag van „Schutte vaer" in het vorige nummer. N.a.v. het bovenstaande is de oplossing nu in 't zicht. Daar is' nog nooit een tqd geweest, waarin het leven zich, omhoog en om laag, te land en ter zee, in de lucht en in het hart der aarde, zó ontwikkelde, als in onze dagen. Maar het is ook een tyd, waarin te midden dier ontwikke ling van cultuur en techniek de mach ten der duisternis zeer bruut naar bui ten treden om te verderven en ten ondergang te brengen. Maar het is ook een tijd, waarin Gode zij dank, veelvuldig door rijken en ar men, intellectuelen en eenvoudige zie len op zo velerlei levensterrein getracht wordt om te redden wat te redden is en de lijn uit te werpen naar hetgeen dreigt weg te zinken in de vloed. Bij het vele bedroevende, niet zelden het schrikkelijk ontstellende, waarvan elke dag getuigt en de nieuwsbladen ons be richt doen en de radio en de televisie ons te horen en te zien geven, is dat het verblijdende, en te midden van de donkerheid is dat het licht. Duizenden gegriefde Nederlanders komen in verzet tegen de via radio, te levisie en pers in stijgende mate tot uiting komende anti-monarchistische stromingen, zoals die b.v. enige tijd ge leden te beluisteren vielen in een ge ruchtmakende t.v. uitzending, toen Theo Eerdmans, een deelnemer aan het Vara-spel: „Tel uit je winst" met al lerlei ,anti-Oranjegezlnde opmerkingen dit spel trachtte te vermaken. Niet alleen de Bond van Chr. Oranje verenigingen in Nederland, maar ook vele vooraanstaande Nederlanders, vele leden van invloedrijke organisaties, zo als het Veteranenlegioen, de Nationale Reserve, de Vereniging Expogé, enz. enz. komen in actie om het verzet tegen de ondermijning van de Monarchie met kracht te bestrijden. Op initiatief van onze Bond van Chr. Oranjeverenigingen in Nederland, is dan ook op zaterdag, 17 december 1966 te Amersfoort een Stichting „Gezags- herstel" in het leven geroepen. Op deze oprichtingsvergadering waren aanwe zig vele vooraanstaande Nederlanders uit allerlei maatschappelijke kringen. Op ons allen rust de dure plicht om paraat te zijn; niet de kat uit de boom te kijken, maar wij allen moeten be seffen dat het in dit' opzicht algemene dienstplicht is. Nog maar nauwelijks heeft het jaar 1967 zijn intrede gedaan of er is weer een belangrijke gebeurtenis in ons Vor stenhuis, n.l. het huwelijk van H.K.H. Prinses Margriet Francisca met Mr. Pieter van Vollenhoven, op 10 januari 1967. En op 19 januari a.s. hoopt Prinses Margriet haar 24ste verjaardag te vie ren. Het Nederlandse volk laat ook de herdenking van de geboortedag van de ze Prinses niet onopgemerkt voorbij gaan. Zij is niet alleen populair bij heel ons volk, maar wij vergeten ook nooit dat zij geboren is in voor ons land donkere tijden. En juist in tijden van nood blijken de banden tussen Oranje en Nederland het sterkst te zijn. En zo was het ook in 1943. Ver van ons heeft haar geboorte een glimlach op menig gezicht getoverd. Men zag er meer in dan de komst van een derde kind in ons toenmalig Prinselijk Gezin, het was bijna een bezegeling van onze onzeker heid dat zij eens als een vrije Prinses in een vrij Nederland zou kunnen ver keren. Iemand heeft gezegd: „Het is vreemd als de geboorte van een mens de last van een volk verlicht". En nu gaat Prinses Margriet op 10 januari a.s. trouwen. Wanneer twee mensen met elkander in het huwelijk treden is dat altijd een belangrijke ge beurtenis. Belangrijk voor het bruids paar zelf, voor de maatschappij, en ook voor Staat en Kerk. Op 10 januari 1967 wordt D.V. het huwelijk dus voltrokken in het Oude Stadhuis, Javastraat 26, Den Haag. Daarna vindt de kerkelijke inzegening van het huwelijk plaats door Prof. Dr. H. Berkhof. Bij de huwelijksvoltrekking van H.K.H. Prinses Margriet Francisca met Mr. Pieter van Vollenhoven komen dus Kerk en Staat met elkander in aanraking. De Staat en de Kerk, de burgerlijke stand en de kerkeraad ont moeten op 10 januari a.s. van aange zicht tot aangezicht bij deze huwelijks voltrekking. Dit huwelijk is vooral van grote staatkundige betekenis, omdat H.K.H. Prinses Margriet Francisca de tweede is in de lijn van de Nederlandse troon opvolging. Als zodanig moest dit huwe lijk bij de wet worden goedgekeurd. Dit is dan ook geschied, zodat er in staatrechtelijke zin geen beletselen zijn om tot de voltrekking van het huwe- IN HOIUND SIMIfENHIS Een foto, welke via Peking is ontvangen, laat Angolese vrijheidsstrijders zien, die worden opgeleid voor de strijd tegen het Portugese kolonialisme. Het kost de Portugezen extra inspanning om Angola en Mozambique te zuiveren van infiltranten. lijk over te gaan. Dit huwelijk geeft reden tot grote blijdschap. Met grote genegenheid heeft het Ne derlandse volk en de andere delen van ons Koninkrijk Prinses Margriet ge volgd op haar levensweg. Daarbij is het een ieder opgevallen met hoeveel toewijding en opgewektheid zij zich verdiept heeft in de problemen van on ze samenleving. Het is dus 10 januari a.s. feest in den lande, niet alleen in Den Haag, waar het huwelijk wordt voltrokken, maar in alle steden en dorpen van Nederland. Dan wappert de driekleur van torens en transen, van de openbare gebouwen en de particuliere woningen, met de oranjewimpel er aan. In de donkerste en de koudste dagen van het jaar, ook al zou de oranjezon ons in de steek laten, krijgen het rood-wit-blauw en het oranje een feestelijk karakter, dat de harten verwarmt. Wij hebben alle reden aan te nemen dat deze vorstelijke echtverbintenis rust op een goed fundament, n.l. de op rechte wederzijdse liefde, omdat Prin ses Margriet de vrije inspraak van haar hart heeft gevolgd. Prinses Margriet en Mr. Pieter van Vollenhoven kennen elkaar vanaf het voorjaar 1963. Hun eerste ontmoeting had plaats in het studentenleven; bij de lustrumviering te Wageningen ontstond dat contact. Vanaf deze tijd kan de Prinses zeggen, zoals Brederode het in zijn gedicht: „Grote bronnen der min nen" heeft gezegd: Hertog van mijn gedachten Gij Prins van mijn gemoed, Met u val ik verwachten Geluk en tegenspoed. Wat God ons gunt Mijn lief en vrund Het zij dan suur oft soet. En zo is het. Want ook dit jonge Paar gaat vanaf hun trouwdag voor goed geluk en tegenspoed, bitter en soet met elkander delen. Wij feliciteren H.K.H. Prinses Mar griet en Mr. Pieter van Vollenhoven met hun voorgenomen huwelijk en wij spreken de wens uit dat Grod zijn zegen over dit huwelijk wil schenken, en dat dit hoge bruidspaar weinig het „suur" van de moeilijkheden des levens zal proeven, doch ruimschoots het „Soet" van een blijvend geluk mag vinden. Laten virij land- en rijksgenoten, den lOen januari 1967 dus samen vieren in trouw aan ons Oranjehuis en in groot vertrouwen op de toekomst. Ooltgensplaat 6 januari 1967. De Landelijk Vertegenwoordiger van de Bond van Chr. Oranje verenigingen in Nederland, P. BOM. Bqbelse raadsels door E. v. Oos terom. 3e druk. Uitgave Boeyen- ga's Boekhandel en Uitgever^, Sneek. Postgiro 831769. Dit is een boekje met 353 Bijbelse raadsels met de antwoorden. Wij geven er hier een paar: „Waar ziet ge dat een goede daad, vermengd met leugen ons niet baat? (Hand. 5) Zeg mij hoe heet, de eerste boetprofeet? (Henoch). Wie mochten er van al de „ieten", in Kanaan wel overschieten? b.v. van de Jebusieten, Hetieten, Amorieten, Girga- zieten enz.? (Israëlieten). Bijzonder leerzaam voor kinderen om hun Bijbelkennis te vermeerderen. Aanbevolen. Prijs 1,90. BRIJul^ENGLAZEN bü de speciaalzaak Zandpad 32 - Middelbarnis RIJMEN VAN TIJMEN. Trein '67 snelt alweer, Met sneltreinvaart vooruit. Staat hier en daar maar even stil. Hard gillend gaat de fluit. Gejaagde mensen stappen in'. Ze kijken even om. Ja, '66 is voorbij. En 't is wel oliedom, Te denken dat 't nu anders gaat. Het blijft hetzelfde hoor. Alleen trein '67 gaat 'n Tikje vlugger door. Dat 't haast niet bij te houden is. Dat merken we heus wel. Het gaat in een gejaagde tijd, Haast sneller nog dan snel. We raken soms het spoor haast kwijt We piekeren nog wat. Die o zo goeie ouwe tijd. Dat was me toch ook wat. Nu koerst men richting van de maan Of andere planeten. En moeder Aarde wordt steeds meer. Door mensen schier vergeten. Want een raket je naar de maan. Had velen kunnen voeden. We laten Moeder Aarde maar Uit vele wonden bloeden. Regen was geweldig, In het oudejaar. Alle dagen immers. Was de lucht loodzwaar. Vele milimeters. Toonden duidelijk aan. Dat er door de boeren. Weinig kon gedaan. Blanke uiterwaarden, Langs de Maas en Rijn, Toonden dat het hier ook, Heel erg raak kan zijn. „Nooit zoveel geregend". Zeggen oudjes dan. Maar we zien ook hoe men. Zich vergissen kan. Lest schijnt best te heugen. Maar er viel wel veel. En ons waterig landje. Kreeg wel weer z'n deel. Zal het met de lonen. Veel naar boven gaan? Dat zijn wel problemen, Die in 't centrum staan. Zal het met de prijzen, Dito, dito zijn? Zit er in die dingen, Een opgaande lijn? Onze economen. Tobben heel wat af. Daar hen vast en zeker, Dit veel zorgen gaf. d' Allerbeste stuurlui, Staan ook nu aan wal. Kunnen nu al zeggen, Wat in elk geval; Er in deze kwestie, Zoal dient gedaan. Excellentie wezen, Is vandaag geen baan. ERVOLGVERHAAIi door JOH. VEEUGDENHIL P^an der Welle kon maar niet begrij- n of vermoeden, waarom zijn patroon |t allemaal tegen hem zeide. Deze zou »"i toch niet apart geroepen hebben een gezellig praatje met hem te ^--Ken? Nu ja, wat kon het hem ook scïhelen, hij was zich van geen kwaad bewust, dus... ,,Het is dan ook alleen uit de overwe- »ig, dat ik uw zorgzame ouders niet in .«peihjkheden brengen wil en hen op gn oude dag het verdriet besparen Wi. dat Ik u niet op staande voet uw fslag geef", klonk ineens de stem zijn chef hem koel en dreigend in oren. jjJe ogen van Van der Welle spalkten 2fch \vi]d open en in de uiterste verba- zmg staarde hij zijn patroon aan. „Mag ik ook weten waarom?" sta melde hij. ,,Is het nog nodig, dat ik u daar een nadere verklaring van geef?" vroeg mijnheer Andijk scherp. „Ik begrijp werkelijk niet wat u be- gelt, mijnheer". „Zo, dan schijnt u een slecht geheu-j gen te bezitten", klonk het ironisch, i Van der Welle voelde zich boos wor den. Wat bezielde die vent toch van middag en bits antwoordde hij: „Het is mij nog niet opgevallen, doch als u het zegt, zal het wel zo zijn. Wellicht komt het dan ook daardoor, dat ik volstrekt niet vermoeden kan, wat u bedoelt. Hebt u soms aanmerkingen op mijn werk?" „Neen, dat niet, de zaak is veel ern stiger. Ik vind het laag van u, dat u moedwillig een collega, die volkomen onschuldig is, in het ongeluk stort. Be grijpt u mij nu, mijnheer Van der Welle?" Doordringend, met een zweem van spot in de halftoegeknepen ogen, keek hij zijn bediende aan. Deze verschoot van kleur, raakte een moment in verwarring. „Wa... wat bedoelt u?" stotterde hij. „U spreekt voor mij in raadsels". „Ben ik dan nóg niet duidelijk ge noeg geweest", beet zijn chef hem toe, terwijl zijn ogen hem onheilspellend tegenfonkelden. „Dan zal ik het anders zeggen. Ik beschuldig u openlijk ervan, dat u destijds de vijf bankbiljetten van honderd gulden weggenomen hebt en ze in de lade van mijnheer Kooistra verborgen om zodoende de schuld op hem te werpen". Een asgrauwe kleur verspreidde zich over het gelaat van Van der Welle. Hij sidderde. Ontzet staarde hij zijn be schuldiger aan, niet in staat één woord te uiten. Een dodelijke stilte heerste er. Misnoegd rommelde mijnheer Andijk wat in de papieren, die zijn werktafel bedekten. Van der Welle spande zijn uiterste kracht in om zijn kalmte te herwinnen zijn gedachten werkten koortsachtig. Tevergeeft wroette, hij in zijn herinne ring, of hij ook mogelijk een fout ge maakt had, of hij zich per ongeluk iets had laten ontvallen tegen de een of de ander. Mijnheer Andijk ken dat niet weten, want niemand wist het. Maar hoe kwam hij er dan aan? Ja, dat wist Van der Welle óók niet. Zou het een list zijn om hem er in te laten lopen? Hij herstelde zich enigszins en begreep dat alleen een beslist ontkennen hem nog redden kon. „Hoe komt u aan die onzin?" klonk het brutaal. Mijnheer Andijk veerde op, een toor nig rood vloog over zijn gelaat en met verontwaardiging barstte hij los. „Onzin?... Onzin?... Hoe durft u dat te zeggen? Maar goed, als dat uw laat ste woord is, dan kunt u gaan, mijnheer Van der Welle. Bedenk wel, dat ik al leen ter wille van uw ouders u nog een kans gegeven heb, doch wilt u die niet benutten, dan moet u het natuur lijk zelf weten. Indien u daarbij blijft, bent u vanaf dit ogenblik ontslagen". Gespannen wachtte hij het antwoord af. Van der Welle aarzelde, kón nog niet besluiten alles te vertellen. Zijn patroon bemerkte die aarzeling. „Ik laat het er vanzelfsprekend niet bij zitten, dat zal u, hoop ik, wel dui delijk zijn", waarschuwde hij nadruk kelijk, „doch verkiest u liever een on derzoek door de rechterlijke macht, met al de gevolgen daarvan, dan staat u dat vrij". Grote zweetdroppels parelden op het voorhoofd van Van der Welle. „Als u nog enig gevoel voor uw ou ders hebt, bespaar hun dan die ellende en die schande", voegde mijnheer An dijk er nog overredend aan toe. Van der Welle zag geen uitkomst meer. „Ik haal mijn woorden van zoeven terug", hakkelde hij. „Dat lijkt mij ook het verstandigste", klonk het bars. „U wilt zeker wel zo goed zijn mij alles nauwkeurig te ver tellen. Tracht mij niet een rad voor de ogen te draaien, ik waarschuw u in uw eigen belang. Van leugens ben ik niet gediend. Gaat uw gang". Het klonk als een bevel, waaraan niet te ontkomen viel. Zenuwachtig en met bevende stem vertelde Van der Welle. „Ik kon het niet verkroppen, dat u Kooistra als uw procuratiehouder aan gesteld had, terwijl wij. Bakker en ik, reeds veel langer op uw kantoor werk zaam waren". „Dat zijn mijn zaken", viel mijnheer Andijk hem ongeduldig in de rede. Van der Welle zweeg en slikte zijn verdere, heimelijke beschuldigingen in. Even wachtte hij en vervolgde toen met toonloze stem: „Hoe ik er toe gekomen ben, weet ik eigenlijk zelf niet, maar toen ik daar dat kistje open zag staan en die bank biljetten zo voor het grijpen lagen, kon ik de verleiding niet weerstaan". „Wat deed u op mijn kantoor, daar had u toch niets te maken?" „Ik wilde uit nieuwsgierigheid eens even kijken". „Waar waren Kooistra en Bakker dan?" „Kooistra was even naar het maga zijn gegaan en Bakker had zich even eens een ogenblikje verwijderd. Daar de loopjongen op dat ogenblik naar de bank was, was ik op dat moment al leen. De deur van uw kantoor stond half open en toen heb ik er even in gekeken, zag het geld liggen en deed er een greep naar. Nauwelijks zat ik weer op mijn plaats of Bakker kwam terug, weldra gevolgd door Kooistra. Doch toen u de diefstal dadelijk be merkte en ons ter verantwoording riep, voelde ik me niet meer veilig en be sloot er mij zo spoedig mogelijk van te ontdoen. Indien ik kans gezien had om ze weer op de oude plaats neer te leg gen, had ik dét gedaan, doch dat was niet meer mogelijk. Toen heeft de te genzin, die ik tegen mijnheer Kooistra had, mij parten gespeeld. Expres ben ik toen de volgende dag heel vroeg naar het kantoor gegaan. Uw vertrek was gesloten. Toen kwam het plan bij mij op om er mijnheer Kooistra in te laten lopen. Hij had blijkbaar vergeten zijn lade te sluiten, want die was ten minste open. Ik heb ze toen snel daarin weggemoffeld en het verdere verloop weet u". Verlegen staarde hij naar de grond, durfde niet opkijken. Mijnheer Andijk verbeet zijn boos heid. „U moet het niet mooier voorstellen dan het is. Van der Welle want uw verklaring, dat u het liever op zijn ge wone plaats neergelegd zou hebben, trek ik zeer in twijfel. Waarom beschul digde u dan mijnheer Kooistra op die ongelukkige middag zo openlijk, toen ik vroeg, of u hem daartoe in staat achtte?" Van der Welle zweeg en bleef het antwoord schuldig. Mijnheer Andijk wond zich op en vervolgde heftig: „En al die maanden hebt u in uw houding volhardt, onge voelig voor al het leed, dat u Kooistra berokkende. Het is een van de gemeen ste schurkenstreken, die ik ooit meege maakt heb. Ik kan er gewoon geen woorden voor vinden". Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1967 | | pagina 5