iiAriDEn niEuws
De verjaardag en het huwelijk
van Prinses Margriet Francisca
i «RAIFFEISENBANK I
ZEISS
Evert Kooistra
Schippersleed
geleden
Handen en Li ppen
j.- spaarbank en alle bankzaken
Angolese vrijheidsstrijders in opleiding
Diijes en Datjes
blad
Vrijdag 6 januari 1967
No. 3550
JlTHfcl
Boekbespreking
J. Keuvelaar
Vyftien jaar C.S.F.R. Wie ze
is en wat ze doet Belangr^k
voor kerk en staat.
Het is een goede gewoonte van vele
nensen, dat ze in het oude jaar hun
tchulden betalen om in het nieuwe jaar
[met een schone lei" te kunen beginnen
klij is dat helaas in 1966 niet gelukt,
vèl wat de fiscus betreft, maar niet
net het oog op de verzorging van deze
ubriek. Verschillende onderwerpen, die
Ik nog in het oude jaar had willen aan
snijden, moesten blijven liggen, en gin-
feen mee over de drempel van 1967.
r De eerste zaak die in dit nieuwe jaar
bnze aandacht vraagt is het derde lus
trum van de C.S.F.R. Deze letters, die
vat moeilijk in het gehoor en nog
noeilijker in de uitspraak blijken te
liggen, zijn de afkorting van Civitas
Studiosorum in Fundamento Reformato
tVereniging van studenten op Gerefor
meerde Grondslag) Deze vereniging, op
gericht in 1951, heeft in december van
tiet voorbijgegane jaar, dus haar vijf-
jienjarig bestaan gevierd. Deze viering
had plaats in Utrecht op 16 en 17 de-
bember. Hoogtepunten waren een con
cert in de Domkerk en een openbare
vergadering in het gebouw voor Kun
sten en Wetenschappen. Onder het the-
na: „Conservatief of Progressief?" wer-
ilen verschillende actuele vragen be
sproken door een forum, dat geleid
verd door Prof. Dr. H. Jonker, en
vaarin verder zitting hadden: Ds. L.
Cievit (Ned. Herv.) Prof. Dr. J. Verkuyl
iGer.), Prof. Dr. W. H. Velema (Chr.
jer.) en Ds. A. Vergunst (Ger. Gem.)
VooT deze vergadering bestond een gro-
|e publieke belangstelling.
Bij dit derde lustrum is de C.S.F.R.
tiog op een andere wijze in de publici-
leit gekomen, en wel door de uitgave
yan een bundel opstellen over weten-
Ichap, maatschappij en kerk onder de
iitel „Hagepreek en beeldenstorm". De
luteurs van de verschillende bijdragen
lijn allen nog student en laten door
|eze publicaties iets zien van de wijze
yaarop in de C.S.F.R. over de heden-
laagse problematiek wordt gedacht en
gediscussieerd.
Nu is het niet mijn bedoeling, op deze
Elaats dit boek te bespreken of een
lerslag te geven van bovengenoemde
ustrum-vergadering. De grote bladen
lebben aan een en ander ruimschoots
landacht besteed. Dat is al een bewijs
lat deze vereniging in betrekkelijk kor-
|e tijd nog maar vijftien jaar zich
en belangrijke plaats heeft weten te
leroveren. Daarom wil ik graag deze
jelegenheid aangrijpen om iets te ver-
pUen over de C.S.F.R., de vereniging
paarin vele van onze academici op een
peciale wijze hun -vorming ontvangen.
■A- -A-
De C.S.F.R. werd opgericht op 13 juli
151 door een aantal studenten uit de
htervleugel van de gereformeerde
izindte. De overgang uit het be-
[eschermende milieu van de ouderlijke
oning naar de universiteitsstad en de
itsing tussen geloof en wetenschap
eed de behoefte ontstaan deze proble-
atlek gezamenlijk aan te vatten. De
S.F.R. is dan ook niet, zoals de meeste
identenverenigingen, gezelligheids-
f ereniging maar studievereniging (hoe
wel de gezelligheid uiteraard niet ont
breekt) Haar leden hebben, in landelijk
en plaatselijk verband, maar ook indi
vidueel en in kleine kring de taak op
zich genomen, de problemen waarvoor
yetenschap en cultuur hen plaatsen, te
istuderen in het licht van Gods Woord
Al spoedig bleek de C.S.F.R. in een
ote behoefte te voorzien. Om een wat
afgesleten beeld te gebruiken, het klei
ne stekje is een grote boom geworden.
Er bestaan thans disputen in Delft, in
Utrecht, in Amsterdam, in Rotterdam
en in Leiden. Het ledental van al deze
disputen samen ligt tussen de 200 en
300. Afgezien van de velen die in vijf
tien jaar tijds zijn afgestudeerd. Dat
ook deze academici nog niet stilzitten
bewijst het maandblad „Wapenveld",
dat in brede kring gelezen wordt.
Om een indruk te geven van de sa
menstelling van de C.S.F.R. laten we
hier een staatje volgen, dat in procen
ten aangeeft tot welke kerken de leden
behoren:
Ned. Herv. Kerk 46 »/o
GerefGemeenten 41 "/o
Chr. Geref. Kerken 5 »/o
Geref. Gem. (uitgetreden) 3 »/o
Oud Geref. Gemeente 2 »/o
Overige groepen 3
Hieruit blijkt dat de C.S.F.R. een in
terkerkelijke vereniging is. De leden
voelen dit allerminst aan als een be
zwaar, maar juist als een voordeel. An
derzijds wordt deze kerkelijke verdeeld
heid door allen pijnlijk ervaren, en be
schouwd als een zondig verschijnsel,
waarinniemand zomaar mag berusten.
■A- -A-
Juist met het oog op de jammerlijke
verdeeldheid van kerken met dezelfde
belijdenis acht ik het bestaan en de
arbeid van de C.S.F.R. een verheugend
verschijnsel. Het gesprek met elkaar en
de toenadering tot elkaar moet toch
ergens beginnen. Laat het dan eens be
ginnen bij jonge, wetenschappelijk ge
vormde mensen, die er onmogelijk vre
de mee kunnen hebben dat ze door een
aantal misschien wel verklaarbare,
maar zeker niet aanvaardbare scheids
muren van elkaar gescheiden zijn. Ik
hoop dan ook van harte dat de diverse
kerken het werk van de C.S.F.R. niet
alleen zullen blijven volgen, maar ook
begeleiden (desnoods kritisch, daar kun
nen studenten wel tegen!) Maar gene
geerd worden, doodgezwegen worden,
dat willen ze niet. En helaas zijn er
kerken die het niet veel verder bren
gen in hun waardering voor de C.S.F.R.!
En dat, terwijl vanuit deze vereniging
zelf zo dringend wordt gevraagd om de
voorbede en het medeleven van het
„thuisfront".
Een andere sector, die belang heeft
bij de vorming door middel van de
C.S.F.R. is die van de politiek. Vele af
gestudeerden zijn werkzaam als predi
kant, als ingenieur, als arts, als leraar,
enz., maar haast nog niemand is in de
politiek terechtgekomen. Juist deze aca
demici komen uit de S.G.P. en uit de
rechtergroep van de A.R.P. op de C.H.U.
Hebben deze partijen geen behoefte aan
geschoold kader? Het is maar een vraag
Maar dan toch een vraag die dringend
antwoord behoeft.
it
Het is ons een behoefte, de C.S.F.R.
nog een lang leven toe te wensen. On
der Gods zegen zou ze misschien een
nieuw réveil kunnen inluiden in kerk,
staat en maatschappij.
WAARNEMER.
Bovenstaand „kopje" troffen we aan
in „Nederlandse Gedachten" van 31 dec
j.l., officieel weekblad van de Anti Rev.
Partij. Het werd geschreven door het
A.R. Tweede Kamerlid, Mr. W. R. van
der Sluis, naar aanleiding van de Be
grotingsbehandeling in de Tweede Ka
mer. Bij de beantwoording van vragen
en opmerkingen betreffende Onderwijs
zaken deelde Mr. J. H. Grosheide,
Staatssecretaris van Onderwijs en We
tenschappen (A.R.) mede, dat dit (zit-
tings) jaar een regeling zal worden
voorgesteld waarin de leerplicht voor
schipperskinderen zal worden voorge
steld en waarin ook anderszins deze
kinderen met andere leeftijdsgenoten
zullen worden gelijkgesteld. Men be
grijpt, aldus Mr. v. d. Sluis, dat deze
mededeling bij de schippers, die al lang
voor zulk een oplossing hebben gepleit
goed gevallen is. Als het ware namens
hen, bedankte dhr. J. A. van Bennekom
de bewindsman dan ook tijdens zijn
repliek. Tot zover Mr. van der Sluis.
Dhr. Van Bennekom (ook A.R.) is een
van hen die in de Kamer geregeld heb
ben gehamerd op het doorvoeren van
de leerplicht voor schipperskinderen.
De kwestie van het onderwijs voor
schipperskinderen loopt al tientallen
jaren. Op iedere vergadering van
„Schuttevaer" (de Kon. Schippersver-
eniging) en op die van de Bonden kon
men de klachten aangaande dit ach-
tergezette onderwijs vernemen. Men zie
daarvoor het verslag van „Schutte
vaer" in het vorige nummer. N.a.v. het
bovenstaande is de oplossing nu in 't
zicht.
Daar is' nog nooit een tqd geweest,
waarin het leven zich, omhoog en om
laag, te land en ter zee, in de lucht en
in het hart der aarde, zó ontwikkelde,
als in onze dagen. Maar het is ook een
tyd, waarin te midden dier ontwikke
ling van cultuur en techniek de mach
ten der duisternis zeer bruut naar bui
ten treden om te verderven en ten
ondergang te brengen.
Maar het is ook een tijd, waarin Gode
zij dank, veelvuldig door rijken en ar
men, intellectuelen en eenvoudige zie
len op zo velerlei levensterrein getracht
wordt om te redden wat te redden is
en de lijn uit te werpen naar hetgeen
dreigt weg te zinken in de vloed. Bij
het vele bedroevende, niet zelden het
schrikkelijk ontstellende, waarvan elke
dag getuigt en de nieuwsbladen ons be
richt doen en de radio en de televisie
ons te horen en te zien geven, is dat
het verblijdende, en te midden van de
donkerheid is dat het licht.
Duizenden gegriefde Nederlanders
komen in verzet tegen de via radio, te
levisie en pers in stijgende mate tot
uiting komende anti-monarchistische
stromingen, zoals die b.v. enige tijd ge
leden te beluisteren vielen in een ge
ruchtmakende t.v. uitzending, toen
Theo Eerdmans, een deelnemer aan het
Vara-spel: „Tel uit je winst" met al
lerlei ,anti-Oranjegezlnde opmerkingen
dit spel trachtte te vermaken.
Niet alleen de Bond van Chr. Oranje
verenigingen in Nederland, maar ook
vele vooraanstaande Nederlanders, vele
leden van invloedrijke organisaties, zo
als het Veteranenlegioen, de Nationale
Reserve, de Vereniging Expogé, enz.
enz. komen in actie om het verzet tegen
de ondermijning van de Monarchie met
kracht te bestrijden.
Op initiatief van onze Bond van Chr.
Oranjeverenigingen in Nederland, is
dan ook op zaterdag, 17 december 1966
te Amersfoort een Stichting „Gezags-
herstel" in het leven geroepen. Op deze
oprichtingsvergadering waren aanwe
zig vele vooraanstaande Nederlanders
uit allerlei maatschappelijke kringen.
Op ons allen rust de dure plicht om
paraat te zijn; niet de kat uit de boom
te kijken, maar wij allen moeten be
seffen dat het in dit' opzicht algemene
dienstplicht is.
Nog maar nauwelijks heeft het jaar
1967 zijn intrede gedaan of er is weer
een belangrijke gebeurtenis in ons Vor
stenhuis, n.l. het huwelijk van H.K.H.
Prinses Margriet Francisca met Mr.
Pieter van Vollenhoven, op 10 januari
1967.
En op 19 januari a.s. hoopt Prinses
Margriet haar 24ste verjaardag te vie
ren. Het Nederlandse volk laat ook de
herdenking van de geboortedag van de
ze Prinses niet onopgemerkt voorbij
gaan. Zij is niet alleen populair bij heel
ons volk, maar wij vergeten ook nooit
dat zij geboren is in voor ons land
donkere tijden. En juist in tijden van
nood blijken de banden tussen Oranje
en Nederland het sterkst te zijn. En zo
was het ook in 1943. Ver van ons heeft
haar geboorte een glimlach op menig
gezicht getoverd. Men zag er meer in
dan de komst van een derde kind in
ons toenmalig Prinselijk Gezin, het was
bijna een bezegeling van onze onzeker
heid dat zij eens als een vrije Prinses
in een vrij Nederland zou kunnen ver
keren. Iemand heeft gezegd: „Het is
vreemd als de geboorte van een mens
de last van een volk verlicht".
En nu gaat Prinses Margriet op 10
januari a.s. trouwen. Wanneer twee
mensen met elkander in het huwelijk
treden is dat altijd een belangrijke ge
beurtenis. Belangrijk voor het bruids
paar zelf, voor de maatschappij, en ook
voor Staat en Kerk.
Op 10 januari 1967 wordt D.V. het
huwelijk dus voltrokken in het Oude
Stadhuis, Javastraat 26, Den Haag.
Daarna vindt de kerkelijke inzegening
van het huwelijk plaats door Prof. Dr.
H. Berkhof. Bij de huwelijksvoltrekking
van H.K.H. Prinses Margriet Francisca
met Mr. Pieter van Vollenhoven komen
dus Kerk en Staat met elkander in
aanraking. De Staat en de Kerk, de
burgerlijke stand en de kerkeraad ont
moeten op 10 januari a.s. van aange
zicht tot aangezicht bij deze huwelijks
voltrekking.
Dit huwelijk is vooral van grote
staatkundige betekenis, omdat H.K.H.
Prinses Margriet Francisca de tweede
is in de lijn van de Nederlandse troon
opvolging. Als zodanig moest dit huwe
lijk bij de wet worden goedgekeurd.
Dit is dan ook geschied, zodat er in
staatrechtelijke zin geen beletselen zijn
om tot de voltrekking van het huwe-
IN HOIUND
SIMIfENHIS
Een foto, welke via Peking is ontvangen, laat Angolese vrijheidsstrijders zien,
die worden opgeleid voor de strijd tegen het Portugese kolonialisme. Het
kost de Portugezen extra inspanning om Angola en Mozambique te zuiveren
van infiltranten.
lijk over te gaan. Dit huwelijk geeft
reden tot grote blijdschap.
Met grote genegenheid heeft het Ne
derlandse volk en de andere delen van
ons Koninkrijk Prinses Margriet ge
volgd op haar levensweg. Daarbij is
het een ieder opgevallen met hoeveel
toewijding en opgewektheid zij zich
verdiept heeft in de problemen van on
ze samenleving.
Het is dus 10 januari a.s. feest in den
lande, niet alleen in Den Haag, waar
het huwelijk wordt voltrokken, maar in
alle steden en dorpen van Nederland.
Dan wappert de driekleur van torens
en transen, van de openbare gebouwen
en de particuliere woningen, met de
oranjewimpel er aan. In de donkerste
en de koudste dagen van het jaar, ook
al zou de oranjezon ons in de steek
laten, krijgen het rood-wit-blauw en
het oranje een feestelijk karakter, dat
de harten verwarmt.
Wij hebben alle reden aan te nemen
dat deze vorstelijke echtverbintenis
rust op een goed fundament, n.l. de op
rechte wederzijdse liefde, omdat Prin
ses Margriet de vrije inspraak van haar
hart heeft gevolgd.
Prinses Margriet en Mr. Pieter van
Vollenhoven kennen elkaar vanaf het
voorjaar 1963. Hun eerste ontmoeting
had plaats in het studentenleven; bij de
lustrumviering te Wageningen ontstond
dat contact. Vanaf deze tijd kan de
Prinses zeggen, zoals Brederode het in
zijn gedicht: „Grote bronnen der min
nen" heeft gezegd:
Hertog van mijn gedachten
Gij Prins van mijn gemoed,
Met u val ik verwachten
Geluk en tegenspoed.
Wat God ons gunt
Mijn lief en vrund
Het zij dan suur oft soet.
En zo is het. Want ook dit jonge
Paar gaat vanaf hun trouwdag voor
goed geluk en tegenspoed, bitter en
soet met elkander delen.
Wij feliciteren H.K.H. Prinses Mar
griet en Mr. Pieter van Vollenhoven
met hun voorgenomen huwelijk en wij
spreken de wens uit dat Grod zijn zegen
over dit huwelijk wil schenken, en dat
dit hoge bruidspaar weinig het „suur"
van de moeilijkheden des levens zal
proeven, doch ruimschoots het „Soet"
van een blijvend geluk mag vinden.
Laten virij land- en rijksgenoten, den
lOen januari 1967 dus samen vieren in
trouw aan ons Oranjehuis en in groot
vertrouwen op de toekomst.
Ooltgensplaat 6 januari 1967.
De Landelijk Vertegenwoordiger
van de Bond van Chr. Oranje
verenigingen in Nederland,
P. BOM.
Bqbelse raadsels door E. v. Oos
terom. 3e druk. Uitgave Boeyen-
ga's Boekhandel en Uitgever^,
Sneek. Postgiro 831769.
Dit is een boekje met 353 Bijbelse
raadsels met de antwoorden. Wij geven
er hier een paar: „Waar ziet ge dat
een goede daad, vermengd met leugen
ons niet baat? (Hand. 5) Zeg mij hoe
heet, de eerste boetprofeet? (Henoch).
Wie mochten er van al de „ieten", in
Kanaan wel overschieten? b.v. van de
Jebusieten, Hetieten, Amorieten, Girga-
zieten enz.? (Israëlieten).
Bijzonder leerzaam voor kinderen om
hun Bijbelkennis te vermeerderen.
Aanbevolen. Prijs 1,90.
BRIJul^ENGLAZEN
bü de speciaalzaak
Zandpad 32 - Middelbarnis
RIJMEN VAN TIJMEN.
Trein '67 snelt alweer,
Met sneltreinvaart vooruit.
Staat hier en daar maar even stil.
Hard gillend gaat de fluit.
Gejaagde mensen stappen in'.
Ze kijken even om.
Ja, '66 is voorbij.
En 't is wel oliedom,
Te denken dat 't nu anders gaat.
Het blijft hetzelfde hoor.
Alleen trein '67 gaat
'n Tikje vlugger door.
Dat 't haast niet bij te houden is.
Dat merken we heus wel.
Het gaat in een gejaagde tijd,
Haast sneller nog dan snel.
We raken soms het spoor haast kwijt
We piekeren nog wat.
Die o zo goeie ouwe tijd.
Dat was me toch ook wat.
Nu koerst men richting van de maan
Of andere planeten.
En moeder Aarde wordt steeds meer.
Door mensen schier vergeten.
Want een raket je naar de maan.
Had velen kunnen voeden.
We laten Moeder Aarde maar
Uit vele wonden bloeden.
Regen was geweldig,
In het oudejaar.
Alle dagen immers.
Was de lucht loodzwaar.
Vele milimeters.
Toonden duidelijk aan.
Dat er door de boeren.
Weinig kon gedaan.
Blanke uiterwaarden,
Langs de Maas en Rijn,
Toonden dat het hier ook,
Heel erg raak kan zijn.
„Nooit zoveel geregend".
Zeggen oudjes dan.
Maar we zien ook hoe men.
Zich vergissen kan.
Lest schijnt best te heugen.
Maar er viel wel veel.
En ons waterig landje.
Kreeg wel weer z'n deel.
Zal het met de lonen.
Veel naar boven gaan?
Dat zijn wel problemen,
Die in 't centrum staan.
Zal het met de prijzen,
Dito, dito zijn?
Zit er in die dingen,
Een opgaande lijn?
Onze economen.
Tobben heel wat af.
Daar hen vast en zeker,
Dit veel zorgen gaf.
d' Allerbeste stuurlui,
Staan ook nu aan wal.
Kunnen nu al zeggen,
Wat in elk geval;
Er in deze kwestie,
Zoal dient gedaan.
Excellentie wezen,
Is vandaag geen baan.
ERVOLGVERHAAIi
door JOH. VEEUGDENHIL
P^an der Welle kon maar niet begrij-
n of vermoeden, waarom zijn patroon
|t allemaal tegen hem zeide. Deze zou
»"i toch niet apart geroepen hebben
een gezellig praatje met hem te
^--Ken? Nu ja, wat kon het hem ook
scïhelen, hij was zich van geen kwaad
bewust, dus...
,,Het is dan ook alleen uit de overwe-
»ig, dat ik uw zorgzame ouders niet in
.«peihjkheden brengen wil en hen op
gn oude dag het verdriet besparen
Wi. dat Ik u niet op staande voet uw
fslag geef", klonk ineens de stem
zijn chef hem koel en dreigend in
oren.
jjJe ogen van Van der Welle spalkten
2fch \vi]d open en in de uiterste verba-
zmg staarde hij zijn patroon aan.
„Mag ik ook weten waarom?" sta
melde hij.
,,Is het nog nodig, dat ik u daar een
nadere verklaring van geef?" vroeg
mijnheer Andijk scherp.
„Ik begrijp werkelijk niet wat u be-
gelt, mijnheer".
„Zo, dan schijnt u een slecht geheu-j
gen te bezitten", klonk het ironisch, i
Van der Welle voelde zich boos wor
den. Wat bezielde die vent toch van
middag en bits antwoordde hij: „Het is
mij nog niet opgevallen, doch als u het
zegt, zal het wel zo zijn. Wellicht komt
het dan ook daardoor, dat ik volstrekt
niet vermoeden kan, wat u bedoelt.
Hebt u soms aanmerkingen op mijn
werk?"
„Neen, dat niet, de zaak is veel ern
stiger. Ik vind het laag van u, dat u
moedwillig een collega, die volkomen
onschuldig is, in het ongeluk stort. Be
grijpt u mij nu, mijnheer Van der
Welle?"
Doordringend, met een zweem van
spot in de halftoegeknepen ogen, keek
hij zijn bediende aan.
Deze verschoot van kleur, raakte een
moment in verwarring.
„Wa... wat bedoelt u?" stotterde hij.
„U spreekt voor mij in raadsels".
„Ben ik dan nóg niet duidelijk ge
noeg geweest", beet zijn chef hem toe,
terwijl zijn ogen hem onheilspellend
tegenfonkelden. „Dan zal ik het anders
zeggen. Ik beschuldig u openlijk ervan,
dat u destijds de vijf bankbiljetten van
honderd gulden weggenomen hebt en
ze in de lade van mijnheer Kooistra
verborgen om zodoende de schuld op
hem te werpen".
Een asgrauwe kleur verspreidde zich
over het gelaat van Van der Welle. Hij
sidderde. Ontzet staarde hij zijn be
schuldiger aan, niet in staat één woord
te uiten. Een dodelijke stilte heerste er.
Misnoegd rommelde mijnheer Andijk
wat in de papieren, die zijn werktafel
bedekten.
Van der Welle spande zijn uiterste
kracht in om zijn kalmte te herwinnen
zijn gedachten werkten koortsachtig.
Tevergeeft wroette, hij in zijn herinne
ring, of hij ook mogelijk een fout ge
maakt had, of hij zich per ongeluk iets
had laten ontvallen tegen de een of de
ander. Mijnheer Andijk ken dat niet
weten, want niemand wist het. Maar
hoe kwam hij er dan aan? Ja, dat wist
Van der Welle óók niet. Zou het een
list zijn om hem er in te laten lopen?
Hij herstelde zich enigszins en begreep
dat alleen een beslist ontkennen hem
nog redden kon.
„Hoe komt u aan die onzin?" klonk
het brutaal.
Mijnheer Andijk veerde op, een toor
nig rood vloog over zijn gelaat en met
verontwaardiging barstte hij los.
„Onzin?... Onzin?... Hoe durft u dat
te zeggen? Maar goed, als dat uw laat
ste woord is, dan kunt u gaan, mijnheer
Van der Welle. Bedenk wel, dat ik al
leen ter wille van uw ouders u nog
een kans gegeven heb, doch wilt u die
niet benutten, dan moet u het natuur
lijk zelf weten. Indien u daarbij blijft,
bent u vanaf dit ogenblik ontslagen".
Gespannen wachtte hij het antwoord
af. Van der Welle aarzelde, kón nog
niet besluiten alles te vertellen. Zijn
patroon bemerkte die aarzeling.
„Ik laat het er vanzelfsprekend niet
bij zitten, dat zal u, hoop ik, wel dui
delijk zijn", waarschuwde hij nadruk
kelijk, „doch verkiest u liever een on
derzoek door de rechterlijke macht, met
al de gevolgen daarvan, dan staat u dat
vrij".
Grote zweetdroppels parelden op het
voorhoofd van Van der Welle.
„Als u nog enig gevoel voor uw ou
ders hebt, bespaar hun dan die ellende
en die schande", voegde mijnheer An
dijk er nog overredend aan toe.
Van der Welle zag geen uitkomst meer.
„Ik haal mijn woorden van zoeven
terug", hakkelde hij.
„Dat lijkt mij ook het verstandigste",
klonk het bars. „U wilt zeker wel zo
goed zijn mij alles nauwkeurig te ver
tellen. Tracht mij niet een rad voor de
ogen te draaien, ik waarschuw u in uw
eigen belang. Van leugens ben ik niet
gediend. Gaat uw gang".
Het klonk als een bevel, waaraan
niet te ontkomen viel.
Zenuwachtig en met bevende stem
vertelde Van der Welle.
„Ik kon het niet verkroppen, dat u
Kooistra als uw procuratiehouder aan
gesteld had, terwijl wij. Bakker en ik,
reeds veel langer op uw kantoor werk
zaam waren".
„Dat zijn mijn zaken", viel mijnheer
Andijk hem ongeduldig in de rede.
Van der Welle zweeg en slikte zijn
verdere, heimelijke beschuldigingen in.
Even wachtte hij en vervolgde toen met
toonloze stem:
„Hoe ik er toe gekomen ben, weet ik
eigenlijk zelf niet, maar toen ik daar
dat kistje open zag staan en die bank
biljetten zo voor het grijpen lagen, kon
ik de verleiding niet weerstaan".
„Wat deed u op mijn kantoor, daar
had u toch niets te maken?"
„Ik wilde uit nieuwsgierigheid eens
even kijken".
„Waar waren Kooistra en Bakker
dan?"
„Kooistra was even naar het maga
zijn gegaan en Bakker had zich even
eens een ogenblikje verwijderd. Daar
de loopjongen op dat ogenblik naar de
bank was, was ik op dat moment al
leen. De deur van uw kantoor stond
half open en toen heb ik er even in
gekeken, zag het geld liggen en deed
er een greep naar. Nauwelijks zat ik
weer op mijn plaats of Bakker kwam
terug, weldra gevolgd door Kooistra.
Doch toen u de diefstal dadelijk be
merkte en ons ter verantwoording riep,
voelde ik me niet meer veilig en be
sloot er mij zo spoedig mogelijk van te
ontdoen. Indien ik kans gezien had om
ze weer op de oude plaats neer te leg
gen, had ik dét gedaan, doch dat was
niet meer mogelijk. Toen heeft de te
genzin, die ik tegen mijnheer Kooistra
had, mij parten gespeeld. Expres ben
ik toen de volgende dag heel vroeg
naar het kantoor gegaan. Uw vertrek
was gesloten. Toen kwam het plan bij
mij op om er mijnheer Kooistra in te
laten lopen. Hij had blijkbaar vergeten
zijn lade te sluiten, want die was ten
minste open. Ik heb ze toen snel daarin
weggemoffeld en het verdere verloop
weet u".
Verlegen staarde hij naar de grond,
durfde niet opkijken.
Mijnheer Andijk verbeet zijn boos
heid.
„U moet het niet mooier voorstellen
dan het is. Van der Welle want uw
verklaring, dat u het liever op zijn ge
wone plaats neergelegd zou hebben,
trek ik zeer in twijfel. Waarom beschul
digde u dan mijnheer Kooistra op die
ongelukkige middag zo openlijk, toen
ik vroeg, of u hem daartoe in staat
achtte?"
Van der Welle zweeg en bleef het
antwoord schuldig.
Mijnheer Andijk wond zich op en
vervolgde heftig: „En al die maanden
hebt u in uw houding volhardt, onge
voelig voor al het leed, dat u Kooistra
berokkende. Het is een van de gemeen
ste schurkenstreken, die ik ooit meege
maakt heb. Ik kan er gewoon geen
woorden voor vinden".
Wordt vervolgd.