CIIATIDEn-niEUWS
Domburg100 jaar badhotel
Evert Kooistra
Is ,,clood weer" gevaarlijk
voor haripatiënter)
Diijes en Daijes
Auio iegen boom: vier doden, iwee gewonden
2e blad
Vrijdag 23 september 1966
No. 3521
^eeuwóe wa.pid&iln^&n
WEERPRAATJE
i^ -k
De Reformatie en de catechese
- Catechisatie, belijdenis,
Avondmaal.
Het is niet toevallig dat in de eeuw
van de Reformatie dadelijk een groot
nantal Catechismussen het licht zag.
Van Luther kennen we zowel een
gjelne als een Grote Catechismus.
Calvijn maakte eerst een soort uittrek
sel van zijn Institutie in de vorm van
vragen en antwoorden. Later werd dit
vereenvoudigd en omgewerkt tot dat
gene wat we nu kennen als de „Cate
chismus van Geneve", verdeeld in 75
zondagen. Voorts verschenen in die
tijd een catechismus van Johannes a
Lasco, een „Kleine Catechismus" of
Kinderleere" van Marten Micron, en
^iet te vergeten de Heidelberger Ca
techismus van Ursinus en Olevianus.
ffel een bewijs hoeveel waarde de
mannen van de Reformatie hebben ge
hecht aan het onderwijs in de chris
telijke leer. Bekend zijn de woorden
van Calvijn uit een brief aan de her
tog van Somerset: „Geloof mij, de
kerk van Gpd kan niet bestaan zonder
een catechismus. Zorg er dus voor dat
de kinderen onderwezen worden aan
de hand van een goede catechismus,
die hun leert wat het ware christen
dom betekent."
Het gereformeerde protestantisme
heeft dan ook van het begin af de
catechese beschouwd als een belang
rijk onderdeel van de taak van een
predikant. Maar de catechese is niet
het werk van de dienaar des Woords
alléén. Huiscatechisatie moest de ba
sis vormen, waarop kerk èn school
konden voortbouwen.
Helaas is dat ideaal: samenwerking
tussen ouders, schoolmeesters en
ambtsdragers veelal onbereikbaar ge-
Weken. In sommige gevallen kwam er
van christelijk onderricht thuis niets
terecht, in andere gevallen waren on
derwijzers en predikanten nalatig.
Opvallend is dat de mannen van de
Nadere Reformatie bijzonder actief
zijn geweest inzake de catechese. Van
Gisbertus Voetius bijvoorbeeld is be
kend dat hij, hoogleraar zijnde aan de
Utrechtse Universiteit, zich niet te
groot achtte om één morgen per week
catechisatie te geven aan de kinderen
in het weeshuisWilhelmus h Bra-
kel slaakte eens de verzuchting: „Ik
kan niet inzien hoe een predikant met
een goed geweten kan leven en ster
ven, als hij geen werk maakt van het
catechiseren." Abraham Hellenbroek
schreef een uitvoerig catechisatieboek
„Voorbeeld der Goddelijke Waarhe
den", dat heden ten dage nog wel ge
bruikt wordt. En om niet meer te noe
men, Bemardus Smytegelt was zéér
trouw in het catechiseren, getuige het
boek „Maandagse Catechisatiën", dat
nog onlangs werd herdrukt!
Waarom hebben onze vaderen nu zo^
veel tijd en aandacht besteed aan de
catechisatie?
In de eerste plaats ging het hun bij
de catechese om onderricht in de Chris
telijke leer. Jongeren, die op het erf des
Verbonds werden geboren en door de
Doop in de Christelijke Kerk ingelijfd,
moesten de Heilige Schrift leren kennen
en vertrouwd raken met de door God
geopenbaarde geloofswaarheden. Het
bijbrengen van elementaire kennis is
dus het eerste doel van de catechisatie.
Het eerste doel, maar niet het enige.
Want belangrijker dan het kunnen op
zeggen van teksten, psalmverzen en vra
gen uit de Catechismus is de opvoeding
tot mondige leden van de gemeente van
Christus. Het eerste is slechts middel,
het tweede is doel. En helaas is dat
laatste al te veel vergeten. Ook in onze
kringen is de catechisatie te vaak ont
aard in een uit het hoofd leren van
verstandelijk toegestemde waarheden.
En daardoor is de belijdenis des geloofs
gedegradeerd tot „aangenomen worden"
op belijdenis van een zogenaamd his
torisch geloof. Alsof een mens met zijn
verstand kan aanvaarden datgene, waar
zijn hart niet bij betrokken is. Alsof de
kerk genoegen kan nemen met het
hoofd. Wanneer God het hart vraagt!
Voor onze vaderen was de belijdenis
te geloofs onafscheidelijk verbonden
aan de toegang tot het Heilig Avond
maal. De catechisatie vormde dan ook
lie verbindingslijn tussen beide sacra
menten. In de vorige eeuw is onder de
heerschappij van de rede, die band los
gemaakt en werd belijdenis doen een
zaak van het verstand. Door openbare
belijdenis te doen werd men lidmaat
van de kerk, kreeg men volle rechten.
En nu zitten we ook iri „rechtse" krin
gen met die erfenis: men wordt lidmaat
op grond van een „historisch geloof."
Men schrikt soms van de motieven,
waaroin iemand belijdenis doet. Meestal
om van de catechisatie af te komen.
Soms omdat er een kind te dopen is.
Soms ik huiver om het neer te schrij
ven om in aanmerking te' komen
voor een stuk land van diaconie of
kerkvoogdij. En in vele gevallen doen
de kerkeraden maar een oogje dicht,
want als er niemand belijdenis doet,
zitten ze straks met een gemeente die
enkel uit doopleden bestaat
Moeten we dan de eis stellen dat
ieder die belijdenis heeft gedaan ook
aan het Avondmaal komt? Dat is het
andere uiterste. We hebben als kerk en
als ambtsdragers niets te eisen, we heb
ben wel te wijzen op het verband tus
sen belijdenis, en Avondmaal. Wanneer
we dat niet doen dan geven we voedsel
aan de gedachte dat enige intellectuele
kennis voldoende is om lidmaat van de
kerk te worden, en dat het Avondmaal
een onbereikbare aangelegenheid is.
Het gevolg zal zijn: volle lidmatenboe
ken en lege Avondmaalstafels. En wie
durft met de hand op Schrift en Belij
denis verklaren dat dit een gezonde
toestand is?
We zijn bij de Doop begonnen des
tijds, we zijn nu bij het Avondmaal uit
gekomen, en dat zijn inderdaad het be
gin- en het eindpunt van de catechi
satie. Maar we zijn er nog niet, want
dit betoog heeft die jongen van een
jaar of achttien natuurlijk niet over
tuigd. En of de dominé nu vriendelijk
vraagt of hij óók naar de catechisatie
komt en of z'n ouders nu dreigen dat
hij naar de catechisatie zal, dat helpt
allemaal niets en hij volhardt bij z'n
besluit: „Mij niet gezien."
Wat moet je daar nu mee? Ja, dat is
niet zo gemakkelijk. Ik vraag nog een
week bedenktijd.
Waarnemer.
RIJMEN VAN TIJMEN
Schone dagen.
Regenvlagen,
Horen af en toe er bij.
Oogst is ,binnen,"
Nu beginnen,
Aan de appelplukkerij.
Volle bomen,
Dus ze komen.
Allemaal wel aan de beurt,
Rotte, rijpe,
Zo voor 't grijpen.
Dus 't wordt goed- of afgekeurd.
Appels, peren,
We waarderen.
Al de vitaminen niet.
Appels, peren,
We proberen.
Of men ons ook. koopjes biedt!
Straks een nieuwe polder,
„Hoofdstad" Overgooi.
Honderdduizend mensen,
O wat klinkt dat mooi!
Twintig kilometer.
Maar van Amsterdam,
Of men veel forensen,
Hier dus tegen kwam!
In de nieuwe polder,
In Zuid-Flevoland,
Is er o zó spoedig.
Werk dus aan de hand.
Zoveel duizend huizen,
Moeten er gebouwd,
Het raakt met de huren.
Stellig wel benauwd.
Al die Overgooiers,
Wonen jiiet goedkoop.
Maar er is wel ruimte,
Dus niet op één hoop!
Kolen, olie, aardgas.
Wedloop tot en met.
Wat voor kachel dient er,
Strakjes neergezet?
Wat is het voordeligst?
Wat geeft warme vloer?
Vraag dat maar eens even,
Aan de kolenboer.
Vraag dat maar eens even,
Aan de kolenman.
Stellig dat 't met aardgas,
In hun oog niet kan.
Vraag het eens aan Slochteren,
Dit zal 't antwoord zijn:
Asjeblieft niks stoken.
Uit een tank of mijn!
TIJMEN.
Anderhalve eeuw geleden was Dom
burg nog een nietig stadje. Dit is geen
schrijffout, hoewel de meeste mensen
Domburg een dorp zullen noemen.
Toch is Domburg een stad, een zoge
naamde smalstad; het had geen afge
vaardigde in de Staten van Zeeland,
zoals de andere grote Zeeuwse steden.
Wel stadsrechten, maar geen muren,
wallen, grachten en poorten. Een heel
oude plaats,-die al bestond in de tijd
van de Romeinen omstreeks het begin
van onze jaartelling.
Misschien betekent de naam wel
Duinburg. Het verhaaltje over de „som-
me burgers" moetep we maaf als fan
tasie beschouwen. Kent u het niet?
Bij het bouwen van de kerk moesten
de timmerlui een lange balk naar bin
nen brengen. Door het raam. Ze hiel
den de balk er dwars voor, maar hij
was te lang. Ze gingen passen en me
ten, maar met al hun zwoegen lukte
het niet. Daar zagen ze een zwaluw
met een lang stukje stro of hooi in
de bek. Dat, moest door een nauwe
opening naar het nest gebracht wor
den. Wat deed de zwaluw? Hij trok de
halm in de lengte door het gat. Wat
een slimme vogel! Nu deden de werk
lui het ook zo met de balk en het ge
lukte. Wat waren ze „domme burgers"
geweest!
Het begon in 1835
In dit jaar had een Middelburgse
familie de Scheveningse baden ge^
bruikt. Daarna bezochten ze Domburg.
Waarom zouden ze hier niet kunnen
baden? Een breed strand, hetzelfde
water als in Scheveningen, en veel ge
makkelijker te bereiken. Waarom deze
mooie gelegenheid ongebruikt laten? Er
werd een badkoets aangekocht en
Domburg was een badplaats geworden!
Zo vertelt Nagtglas in zijn boekje over
Domburg.
Twee jaar later werd er een badpa
viljoen gebouwd met uitzicht op de zee,
niet ver van het dorp (de stad). De
f 8000,die timmerman Bourdrez uit
Middelburg vóór de bouw nodig had,
werd door vrijwillige bijdragen bijeen
gebracht, met een gift van f 1000,
van Koning Willem I. In 1889 werd
het afgebroken en op dezelfde plaats
een nieuw gebouwd, dat nog bestaat.
Nu was de bouwsom f 33.000,
Van de badplaats Domburg moet men*
echter in deze jaren niet al te hoge'
verwachtingen hebben. Wel kwamen er
nogal wat dagjes mensen uit Middel
burg. Vooral 's zondagsmiddags. Voor
name families met eigen equipage gin
gen dan na de morgenkerkdienst „duin-
zijden"; een tochtje naar Domburg ma
ken. Om deze zondagsontheiliging te
gen te gaan, werden 's zondags de
poorten van Middelburg gesloten ge
houden. Maar met een fooi aan de
poortwachter was meestal wel iets te
bereiken.
Echte badgasten voor een langer ver
blijf kwamen er echter niet veel. Hoe
moesten ze in Domburg komen? Zee
land had nog geen spoorlijn, de reis
naar Middelburg was lang en moeilijk.
Van daar naar Domburg was er geen
postkoets of tram. Met de boot door
de Domburgse watergang of een rijtuig
huren was het enige wat er op zat.
Toen later de Zeeuwse spoorlijn was
aangelegd en de stoomtram door Wal
cheren reed, ging het heel wat gemak
kelijker.
Het badhotel
Toen werd het badhotel gebouwd,
juist 100 jaar geleden in gebruik ge
nomen (28 juni 1866). Een wit en sta
tig gebouw, tussen hoge bomen aan de
voet van de duinen. Met een grote-zon-
nige serre aan de straatkant, van de
weg gescheiden door een groot gazon.
Rustig gelegen even buiten Domburg.
Later vergroot en uitgebreid, zodat
er nu plaats is voor 140 gasten. In de
wintermaanden gesloten, maar 's zo
mers uitverkocht. Tegenwoordig bijna
de helft Nederlanders en evenveel
Duitsers.
Na die tijd begonnen er steeds meer
GILZE-RIJEN: Een personenatuo, die met grote snelheid een. andere wagen passeerde, is op de weg tussen Gilze-
Rijen en Molenschot gaan slippen en tegen een boom gereden. Hierbij werden vier inzittenden gedood en twee gewond
gasten naar Domburg te komen. Ook
veel vorstelijke personen. In 1889 kwam
hier voor het eerst koningin Elisabeth
van Roemenië, beter bekend onder
haar pseudoniem als schrijfster: Car
men Sylva. Deze naam staat nog op de
villa vlak aan zee, waar ze woonde.
Jaar op jaar kwam ze hier terug.
Ook de ouders van prins Hendrik van
Mecklenburg - Schwerin zijn hier ge
weest, het volgend jaar werd hun klein
dochter Juliana geboren.
In die tijd stond er een hele rij bad-
koets j es aan het strand. Oudere lezers
kunnen zich dat nog wel herinneren.
Hierin kleedde men zich uit en trok
een badpak aan, dat maar heel weinig
van het lichaam bloot liet. Een paard
trok het koetsje een eindje in zee. De
ze zorgvuldige bekleding is wel een
groot verschil met de bijna naakt-cul-
tuur bij het tegenwoordige strandle-
ven.
Dr. Mezger
De bekende schilder Jan Toorop heeft
meermalen op Domburg vertoefd. Hier
tekende hij de stoere figuren der West-
kappelse dijkwerkers.
Een andere beroemdheid, die 's zo
mers ieder jaar te Domburg verbleef
op zijn villa Irma, was Dr. Mezger. Hij
was een masseur, die met zijn nieuwe
methode veel succes had. Verscheidene
vorstelijke personen heeft hij behan
deld. Hij paste het hamersysteem toe,
een methode"van zelfgenezing, zoals dat
in een brochure hierover genoemd
wordt. Door met een houten hamer op
de buik te kloppen, voorkomt men
slechte spijsvertering en daarmee weer
andere ziekten, zoals kariker en tuber
culose, zegt de brochure. Tegenstanders
waren er ook genoeg, ze noemden hem
eenvoudig een kwakzalver.
Begonnen als slagersjongen, met la
ter studie in gymnastiek en de medi
cijnen, promoveerde hij te Leiden op
een dissertatie over de behandeling van
voetverstuikingen door massage.
Hij heeft zijn practijk uitgeoefend
in Bonn, Amsterdam. Wiesbaden en Pa
rijs, ledere zomer kwam hij naar
Domburg, niet alleen om er te rusten en
vakantie te houden, maar ook om er
te werken als masseur, voor het eerst
in 1887. Het feit dat in 1910, een jaar
na zijn dood, op het Groentje te Dom
burg een bronzen borstbeeld (op een
voestuk van Noars graniet) voor hem
werd opgericht, bewijst wel dat hij
succes heeft gehad. Aan de achterzij
de staat dan ook ingebeiteld: zijn dank
bare patiënten en vereerders. Door vrij
willige bijdragen is het gedenkteken tot
stand gekomen.
Het is nu meer dan een h^lve eeuw
geleden. Zo goed als niemand weet
meer van zijn werk af. Maar niet ver
geten is het strand van Domburg, waar
het om deze tijd weer vol is, want „de
zee klotst voort in eindeloze deining."
Middelburg. L. van Wallenburg.
VERVOLGVERHAAI.
door JOH. VREUGDENHIL
34
»Kunt u niet een termijn stellen?"
Woeg deze schuchter. „Ik vraag dit met
Jiet oog op mogelijk andere soUicitan-
len. U begrijpt, dat wanneer u er op in
gaat, ik graag had, dat u zo spoedig
•mogelijk bij mij in dienst trad."
..Laten we zeggen over twee dagen,"
stelde Evert voor.
"Afgesproken."
Mijheer van Dalen liet hem uit.
Met zichtbaar welgevallen snoof
wert de frisse buitenlucht op, toen de
verveloze voordeur achter hem dicht-
™eg en hij de stoep afstapte. Zijn
eerste gedachte was: „Ik doe het niet.
'f doe het niet. Ik zal gek zijn, om me
in J- hongerloontje op te sluiten
m die gevangenis."
^J^^^ttiesloten zich niet aan dat expe-
"ment te wagen, liep hij stevig voort.
«ar... Onwillekeurig vertraagde hij
'TO tred. Maar... wat dan? Dit was in
«aer geval iets. Waar moest hij zo
vad^ ander werk vandaan halen? Het
^ste besluit van zoeven om het niét te
"°en, wankelde. Bovendien was hij niet
verplicht daar altijd te blijven. Hij kon
inmiddels steeds uit blijven zien naar
iets beters. Voor broodsgebrek waren
ze in ieder geval gevrijwaard. Ook had
mijnheer Van Dglen niet gevraagd,
waar hij vroeger gewerkt had en zou
dus ook geen informaties betreffende
hem gaan inv^rinnen. Want al wist hij
zich niet schuldig, dat werd toch niet
geloofd en de inlichtingen van mijn
heer Andijk waren doorslaggevend. Dat
begreep hij zo wel. Het was toch wer
kelijk nog zo gek niet.
Doch toen hij zich in zijn gedachten
daar reeds zag zitten, temidden van die
bende, voelde hij de tegenzin weer in
zich toenemen. Het onaangename ge
voel, dat hem overmeesterde week
evenwel, toen hij zichzelf trooste met
de gedachte: „Het is toch maar voor
tijdelijk. Zo gauw ik een klein gaatje
zie smeer ik 'em."
Sneller liep hij weer voort naar huis.
Hoe zou zijn moeder het opnemen? Die
zou ook wel schrikken als ze het karig
loontje hoorde, dat hij daar verdienen
zou. Misschien raadde ze hem wel aan
er niét op in te gaan. Maar terwijl die
laatste gedachten in hem opkwamen,
wist hij meteen al, dat ze dat niét zou
doen. Daarvoor kende hij haar te goed.
Nu moest zij er ook nog onder lijden.
Ellendig.
Ineens schoot hem te binnen, dat de
vijfhonderd gulden, die Van Vliet hem
voorgeschoten had, eveneens op afbe
taling wachtten. Bah! Wat toch een
narigheid allemaal. Hoewel het koud
was, echt waterkoud, kreeg hij het
warm. Hij was blij toen hij het tuin
hekje binnenstapte en de sleutel in de
voordeur stak. Nu werden zijn sombere
gedachten tenminste enigszins afgeleid.
„Zo! Al terug? En...?"
De weduwe Kooistra legde haar ver
stelwerk even neer en keek hem recht
in de ogen.
„Het is daar niet veel bijzonders,
maar..." en Evert vertelde zijn gehele
wedervaren; ook het besluit, dat hij
onderweg genomeri had.
De weduwe Kooistra keek hem met
een gloedvolle blik aan, want ze be
greep, wat dit besluit hem gekost had.
Als hij door de omstandigheden er niet
toe gedwongen was, zou hij daar nooit
toe overgegaan zijn. Even bewonderde
ze in stilte zijn flinkheid. Hij sloeg er
zich op een kordate wijze doorheen. En
wie weet, misschien werd er wel spoe
dig een weg geopend, dat hij .deze be
trekking verwisselen kon voor een be
tere.
„Heb je al volledig met mijnheer
Van Dalen afgesproken?"
„Nee, nog niet, doch ik heb beloofd,
dat hij over twee dagen mijn definitief
antwoord ontvangen zou. Doch ik ben
al besloten."
„Waneer denk je, dat je daar dan zult
moeten beginnen?"
„Hij heeft mij gevraagd, of ik het zo
spoedig mogelijk vwlde doen. Ik ben
van plan er Maandag maar heen te
gaan," besliste Evert.
„Het lijkt mij ook maar het beste om
dat te doen," stemde de weduwe Kooi
stra zacht toe, „en we zullen hopen,
dat het maar tijdelijk is."
's Avonds liep hij een ogenblikje aan
bij Van Vliet en deelde hem de hele
gang van zaken mede.
„Ik zal je helpen zoveel ik kan,"
bood Van Vliet gul aan, „en wanneer
ik ergens een ander gaatje zie, dan zal
ik je tijdig waarschuwen."
„Ook ben ik van plan om maar di
rect met de aflossing van het geleende
te beginnen, al zal het dan wekelijks
geengroot bedrag kunnen zijn," pro
beerde Evert voorzichtig, daarbij hevig
kleurend.
De herinnering aan die ongelukkige
zaterdagmiddag deed hem altijd on
aangenaam aan.
„Geen sprake van," weerde Van Vliet
met beslistheid af, „van dat magere
weekloontje kan je moeder geen dub
beltje onnodig missen."
„Ja maar..." protesteerde Evert ver
legen.
„Geen ja-maars. Dat schrijf ik zo
lang op de grote rekening, tot je in
komen wat groter is. Vanzelfsprekend
bereken ik een zeer hoog percentage
rente," grapte hij.
Evert lachte, dat zou wel meevallen.
„Maak je dus daarover maar geen
(van onze weerkundige medewerker)
De meeste lezers zullen wel bekend
zijn ,met het verschijnsel, dat de mens
zich de ene dag meer „happy" voelt dan
de andere, zonder dat daarbij een oor
zaak van dit verschil aanwijsbaar is.
Personen met een nerveuze aanleg heb
ben last van gejaagdheid en hartklop
pingen, terwijl een dergelijke inzin
king vroeg of laat wordt gevolgd door
een periode, waarin hij zich veel rus
tiger voelt.
Onderzoekers, die zich bezig houden
met de studie betreffende de invloed
van meteorologische processen op de
gezondheidstoestand van de mens, zijn
geneigd te denken, dat o.ra. de electri-
sche toestand van de atmosfeer hieraan
niet onschuldig is.
Een belangrijke eigenschap van de
atm-osfeer is de z.g. potentiaalgraad:
het verschijnsel van toeneming der
electrostatische spanningen in een rich
ting van de aarde naar de hogere lucht
lagen. Bij rustig en helder weer is de
toeneming 120 tot 150 volt per meter,
tijdens onweer en zware hagelbuien
wel eens duizenden volts per meter.
Op bepaalde dagen met grote atmos
ferische actie kunnen zich sterke wis
selingen in het electrische veld voor
doen, waarbij wordt aangenomen, dat
deze de mens niet onberoerd laten. En
kele onderzoekers stelden al onomsto
telijk vast, dat goudhamsters, konijnen
en bijen op wisselende electrische vel
den reageerden o.m. met uitzetting van
de fijne bloedvaten en ratten mét sa
mentrekkingen der pupillen. Het is
beslist niet absurd te denken, dat ook
mensen gevoelig zijn voor dergelijke
snelle veranderingen. Ons is een ge
val bekend van een meisje, dat her
haaldelijk hoofdpijn kreeg enkele uren
voordat er een onweer losbarstte, zon
der dat dit zich vooraf had aangekon
digd. D. Kuiper maakt in de KNMI-
uitgave „Mededelingen en Verhandelin
gen 44" er melding van, dat in Harder
wijk bij sommige buien reeds voor de
zichtbare vorming der onweerswolken
en ten dele tijdens' de ontwikkeling er
tan gedurende korte tijd min of meer
sterke positieve potentialen optreden.
In Harderwijk is ook vastgesteld, dat
een compact wolkendek (stratocumulus
en nimbrostratus) een aanzienlijk lage
re potentiaalgraad veroorzaakt, en nu
zijn we meteen aangeland bij het es
sentiële deel van deze bijdrage: de ge
varen, die er schijnen te bestaan voor.
personen met een zwak, in ieder geval
niet gezond hart als er een weertype
intreedt met een gesloten wolkendek.
geen wind, bijzonder weinig activiteit,
kortom „dood weer".
Vast staat, dat bij een dergelijk pas
sief weertype de electromagnetische
impulsen, die anders uitgaan van ac
tieve depressiecentra en koude fron
ten, dan goeddeels achterwege blij
ven. Ter oriëntering zij gezegd, dat
het aantal impulsen pleegt te variëren
tussen 500.000 per dag (of meer) in de
zomer en 20 a 30.000 in de winter. We
hebben hier te maken met ultra-lange
golven van 6 tot 100 km en frekwen-
ties van 3 tot 5 kilohertz ,die zich uit
warmte-energie ontwikkelen.
We laten nu enkele Duitse onderzoe
kers aan het woord, die de prikkel
werking op het menselijk organisme
op dagen met ,,dood weer" bestudeerd
hebben. Dr. Kuhnke van de Hamburg-
se weerdienst vond, dat deze prikkel
werking dan tot een minimum geredu- -
ceerd is. Dr. Beleke en dr. Klein, res
pectievelijk werkzaam in een zieken
huis te Wandsbek en de Duitse weer-
dienst in Hamburg, vonden, dat in 548
gevallen er statistisch verband bestond
tussen het voorkomen van een hartin
farct en de z.g. „Null-Wetterlage".
Twee onderzoekers in Freiburg kwa
men aan de hand van 217 hartaanval
len tot de conclusie, dat, in de uren
waarop deze plaats hadden, de „impuls
straling" in alle gevallen geringer was
dan normaal en in SO"/» van de geval
len minimaal.
Men is nog niet zo ver te durven
zeggen, dat omgekeerd een hoog stra
lingsniveau het aantal hartinfarcten
vermindert: ongetwijfeld een uitermate
belangrijke stelling met het oog op
eventuele verlenginïg van de levens
kansen van hartpatiënten. Verdere on
derzoekingen zijn o.m. nodig naar de
mogelijkheid ernstige hartpatiënten
met kunstmatig opgewekte lange-golf-
impulsen, afgestemd op het natuurlijke
ritme, in leven te houden.
Resumé
Er zijn aanwijzingen, dat de hartslag
van de mens in meer of mindere mate
beïnvloed wordt door electromagneti
sche golven. Bij actieve weertoestanden
zou deze invloed het sterkst zijn, bij
„dood weer" het zwakst.
Dr. S. W. Tromp maakt in zijn boek
je „De invloed van weer en klimaat"
op de gezonde en zieke mensen („Het
wereldvenster", Baarri) melding van de
sterftecijfers door hartziekten in Ne
derland. Deze zijn in januari en fe
bruari het hoogst en in de zomer het
laagst. Deze gegevens zijn niet in te
genspraak met het hierboven betoogde.
zorgen, dat komt alles best in orde,"
bemoedigde Van 'Vliet Evert, toen deze
heenging. Nog een stevige handdruk
en Evert spoedde zich naar huis.
Twee dagen later raapte mijnheer
Van Dalen een brief op uit de gang,
waarin hij tot zijn grote blijdschap en
opluchting las, dat Evert Kooistra
maandagmorgen half negen present
hoopte te zijn.
Er hadden zich geen andere sollici
tanten op de advertentie aangeboden.
Klop, klop, klop!
„Ja!"
„Evert, 't is tijd."
„Goed, ik kom."
Hij rekte zich nog eens behaaglijk
uit, bleef even nasoezen. Buiten gutste
de regen neer, striemde van tijd tot
tijd door nijdige rukwinden voortge-
zweept tegen de ruiten.
Evert luisterde er naar, keerde zich
nog eens lekker om onder de dekens.
Met zulk weer was het zo heerlijk in
bed. Hij zag er tegen op, om er uit te
stappen. Plotseling vermande hij zich,
sloeg de dekens op, en sprong op de
vloer.
„Vooriiit, opschieten nu," vermaande
hij zichzelf, „anders ben ik niet op tijd
klaar."
Haastig begon hij zich te kleden.
„'t Zal mij benieuwen, hoe het mij
daar bevallen zal," mompelde hij zacht
jes. Grote verwachtingen koesterde hij
er niet van, integendeel, hij zag er als
een berg tegenop. Anders ging hij altijd
met plezier naar zijn arbeid, maar dat
was voorbij. Hij zuchtte diep. Wie zou
nu zijn werk doen op het kantoor yan
Mijnheer Andijk? Zou er al een nieuwe
procuratiehouder benoemd zijn? Even
deed het hem pijn, dat een ander op
zijn plaats zou zitten, zou snuffelen in
zijn papieren, in zijn laadje, dat nood
lottige laadje. Het verdriet wrong een
prop in zijn keel, verlamde hem even.
Neen, niet meer aan denken nu. On
willig schudde hij het hoofd, trachtte
die nare gedachten van zich af te gooi
en.
Mijmerend had hij op de rand van
zijn ledikant gezeten, doelloos voor zich
uitstarend. Hij veerde overeind, goot
water in zijn waskom en waste zich.
Daar friste je helemaal van op, dat
bande alle overblijfselen van je slaap
weg.
Hetgeen hij zaterdagavond bij Van
Vlijmen gehoord had, was nu juist niet
geschikt om hem voor zijn nieuwe pa
troon in te nemen. Toen Evert verno
men had, wat diens plannen waren,
had hij het hoofd geschud.
„Daar zal je je plezier op kimnen,"
had hij opgemerkt.
„Hoe zo? Kent u hem dan?" had
Evert verwonderd gevraagd, „Kennen?
Dat nu juist niet. Doch wat ik er van
gehoord heb, was.niet erg aanlokkelijk"