CIIATIDEn-niEUWS Domburg100 jaar badhotel Evert Kooistra Is ,,clood weer" gevaarlijk voor haripatiënter) Diijes en Daijes Auio iegen boom: vier doden, iwee gewonden 2e blad Vrijdag 23 september 1966 No. 3521 ^eeuwóe wa.pid&iln^&n WEERPRAATJE i^ -k De Reformatie en de catechese - Catechisatie, belijdenis, Avondmaal. Het is niet toevallig dat in de eeuw van de Reformatie dadelijk een groot nantal Catechismussen het licht zag. Van Luther kennen we zowel een gjelne als een Grote Catechismus. Calvijn maakte eerst een soort uittrek sel van zijn Institutie in de vorm van vragen en antwoorden. Later werd dit vereenvoudigd en omgewerkt tot dat gene wat we nu kennen als de „Cate chismus van Geneve", verdeeld in 75 zondagen. Voorts verschenen in die tijd een catechismus van Johannes a Lasco, een „Kleine Catechismus" of Kinderleere" van Marten Micron, en ^iet te vergeten de Heidelberger Ca techismus van Ursinus en Olevianus. ffel een bewijs hoeveel waarde de mannen van de Reformatie hebben ge hecht aan het onderwijs in de chris telijke leer. Bekend zijn de woorden van Calvijn uit een brief aan de her tog van Somerset: „Geloof mij, de kerk van Gpd kan niet bestaan zonder een catechismus. Zorg er dus voor dat de kinderen onderwezen worden aan de hand van een goede catechismus, die hun leert wat het ware christen dom betekent." Het gereformeerde protestantisme heeft dan ook van het begin af de catechese beschouwd als een belang rijk onderdeel van de taak van een predikant. Maar de catechese is niet het werk van de dienaar des Woords alléén. Huiscatechisatie moest de ba sis vormen, waarop kerk èn school konden voortbouwen. Helaas is dat ideaal: samenwerking tussen ouders, schoolmeesters en ambtsdragers veelal onbereikbaar ge- Weken. In sommige gevallen kwam er van christelijk onderricht thuis niets terecht, in andere gevallen waren on derwijzers en predikanten nalatig. Opvallend is dat de mannen van de Nadere Reformatie bijzonder actief zijn geweest inzake de catechese. Van Gisbertus Voetius bijvoorbeeld is be kend dat hij, hoogleraar zijnde aan de Utrechtse Universiteit, zich niet te groot achtte om één morgen per week catechisatie te geven aan de kinderen in het weeshuisWilhelmus h Bra- kel slaakte eens de verzuchting: „Ik kan niet inzien hoe een predikant met een goed geweten kan leven en ster ven, als hij geen werk maakt van het catechiseren." Abraham Hellenbroek schreef een uitvoerig catechisatieboek „Voorbeeld der Goddelijke Waarhe den", dat heden ten dage nog wel ge bruikt wordt. En om niet meer te noe men, Bemardus Smytegelt was zéér trouw in het catechiseren, getuige het boek „Maandagse Catechisatiën", dat nog onlangs werd herdrukt! Waarom hebben onze vaderen nu zo^ veel tijd en aandacht besteed aan de catechisatie? In de eerste plaats ging het hun bij de catechese om onderricht in de Chris telijke leer. Jongeren, die op het erf des Verbonds werden geboren en door de Doop in de Christelijke Kerk ingelijfd, moesten de Heilige Schrift leren kennen en vertrouwd raken met de door God geopenbaarde geloofswaarheden. Het bijbrengen van elementaire kennis is dus het eerste doel van de catechisatie. Het eerste doel, maar niet het enige. Want belangrijker dan het kunnen op zeggen van teksten, psalmverzen en vra gen uit de Catechismus is de opvoeding tot mondige leden van de gemeente van Christus. Het eerste is slechts middel, het tweede is doel. En helaas is dat laatste al te veel vergeten. Ook in onze kringen is de catechisatie te vaak ont aard in een uit het hoofd leren van verstandelijk toegestemde waarheden. En daardoor is de belijdenis des geloofs gedegradeerd tot „aangenomen worden" op belijdenis van een zogenaamd his torisch geloof. Alsof een mens met zijn verstand kan aanvaarden datgene, waar zijn hart niet bij betrokken is. Alsof de kerk genoegen kan nemen met het hoofd. Wanneer God het hart vraagt! Voor onze vaderen was de belijdenis te geloofs onafscheidelijk verbonden aan de toegang tot het Heilig Avond maal. De catechisatie vormde dan ook lie verbindingslijn tussen beide sacra menten. In de vorige eeuw is onder de heerschappij van de rede, die band los gemaakt en werd belijdenis doen een zaak van het verstand. Door openbare belijdenis te doen werd men lidmaat van de kerk, kreeg men volle rechten. En nu zitten we ook iri „rechtse" krin gen met die erfenis: men wordt lidmaat op grond van een „historisch geloof." Men schrikt soms van de motieven, waaroin iemand belijdenis doet. Meestal om van de catechisatie af te komen. Soms omdat er een kind te dopen is. Soms ik huiver om het neer te schrij ven om in aanmerking te' komen voor een stuk land van diaconie of kerkvoogdij. En in vele gevallen doen de kerkeraden maar een oogje dicht, want als er niemand belijdenis doet, zitten ze straks met een gemeente die enkel uit doopleden bestaat Moeten we dan de eis stellen dat ieder die belijdenis heeft gedaan ook aan het Avondmaal komt? Dat is het andere uiterste. We hebben als kerk en als ambtsdragers niets te eisen, we heb ben wel te wijzen op het verband tus sen belijdenis, en Avondmaal. Wanneer we dat niet doen dan geven we voedsel aan de gedachte dat enige intellectuele kennis voldoende is om lidmaat van de kerk te worden, en dat het Avondmaal een onbereikbare aangelegenheid is. Het gevolg zal zijn: volle lidmatenboe ken en lege Avondmaalstafels. En wie durft met de hand op Schrift en Belij denis verklaren dat dit een gezonde toestand is? We zijn bij de Doop begonnen des tijds, we zijn nu bij het Avondmaal uit gekomen, en dat zijn inderdaad het be gin- en het eindpunt van de catechi satie. Maar we zijn er nog niet, want dit betoog heeft die jongen van een jaar of achttien natuurlijk niet over tuigd. En of de dominé nu vriendelijk vraagt of hij óók naar de catechisatie komt en of z'n ouders nu dreigen dat hij naar de catechisatie zal, dat helpt allemaal niets en hij volhardt bij z'n besluit: „Mij niet gezien." Wat moet je daar nu mee? Ja, dat is niet zo gemakkelijk. Ik vraag nog een week bedenktijd. Waarnemer. RIJMEN VAN TIJMEN Schone dagen. Regenvlagen, Horen af en toe er bij. Oogst is ,binnen," Nu beginnen, Aan de appelplukkerij. Volle bomen, Dus ze komen. Allemaal wel aan de beurt, Rotte, rijpe, Zo voor 't grijpen. Dus 't wordt goed- of afgekeurd. Appels, peren, We waarderen. Al de vitaminen niet. Appels, peren, We proberen. Of men ons ook. koopjes biedt! Straks een nieuwe polder, „Hoofdstad" Overgooi. Honderdduizend mensen, O wat klinkt dat mooi! Twintig kilometer. Maar van Amsterdam, Of men veel forensen, Hier dus tegen kwam! In de nieuwe polder, In Zuid-Flevoland, Is er o zó spoedig. Werk dus aan de hand. Zoveel duizend huizen, Moeten er gebouwd, Het raakt met de huren. Stellig wel benauwd. Al die Overgooiers, Wonen jiiet goedkoop. Maar er is wel ruimte, Dus niet op één hoop! Kolen, olie, aardgas. Wedloop tot en met. Wat voor kachel dient er, Strakjes neergezet? Wat is het voordeligst? Wat geeft warme vloer? Vraag dat maar eens even, Aan de kolenboer. Vraag dat maar eens even, Aan de kolenman. Stellig dat 't met aardgas, In hun oog niet kan. Vraag het eens aan Slochteren, Dit zal 't antwoord zijn: Asjeblieft niks stoken. Uit een tank of mijn! TIJMEN. Anderhalve eeuw geleden was Dom burg nog een nietig stadje. Dit is geen schrijffout, hoewel de meeste mensen Domburg een dorp zullen noemen. Toch is Domburg een stad, een zoge naamde smalstad; het had geen afge vaardigde in de Staten van Zeeland, zoals de andere grote Zeeuwse steden. Wel stadsrechten, maar geen muren, wallen, grachten en poorten. Een heel oude plaats,-die al bestond in de tijd van de Romeinen omstreeks het begin van onze jaartelling. Misschien betekent de naam wel Duinburg. Het verhaaltje over de „som- me burgers" moetep we maaf als fan tasie beschouwen. Kent u het niet? Bij het bouwen van de kerk moesten de timmerlui een lange balk naar bin nen brengen. Door het raam. Ze hiel den de balk er dwars voor, maar hij was te lang. Ze gingen passen en me ten, maar met al hun zwoegen lukte het niet. Daar zagen ze een zwaluw met een lang stukje stro of hooi in de bek. Dat, moest door een nauwe opening naar het nest gebracht wor den. Wat deed de zwaluw? Hij trok de halm in de lengte door het gat. Wat een slimme vogel! Nu deden de werk lui het ook zo met de balk en het ge lukte. Wat waren ze „domme burgers" geweest! Het begon in 1835 In dit jaar had een Middelburgse familie de Scheveningse baden ge^ bruikt. Daarna bezochten ze Domburg. Waarom zouden ze hier niet kunnen baden? Een breed strand, hetzelfde water als in Scheveningen, en veel ge makkelijker te bereiken. Waarom deze mooie gelegenheid ongebruikt laten? Er werd een badkoets aangekocht en Domburg was een badplaats geworden! Zo vertelt Nagtglas in zijn boekje over Domburg. Twee jaar later werd er een badpa viljoen gebouwd met uitzicht op de zee, niet ver van het dorp (de stad). De f 8000,die timmerman Bourdrez uit Middelburg vóór de bouw nodig had, werd door vrijwillige bijdragen bijeen gebracht, met een gift van f 1000, van Koning Willem I. In 1889 werd het afgebroken en op dezelfde plaats een nieuw gebouwd, dat nog bestaat. Nu was de bouwsom f 33.000, Van de badplaats Domburg moet men* echter in deze jaren niet al te hoge' verwachtingen hebben. Wel kwamen er nogal wat dagjes mensen uit Middel burg. Vooral 's zondagsmiddags. Voor name families met eigen equipage gin gen dan na de morgenkerkdienst „duin- zijden"; een tochtje naar Domburg ma ken. Om deze zondagsontheiliging te gen te gaan, werden 's zondags de poorten van Middelburg gesloten ge houden. Maar met een fooi aan de poortwachter was meestal wel iets te bereiken. Echte badgasten voor een langer ver blijf kwamen er echter niet veel. Hoe moesten ze in Domburg komen? Zee land had nog geen spoorlijn, de reis naar Middelburg was lang en moeilijk. Van daar naar Domburg was er geen postkoets of tram. Met de boot door de Domburgse watergang of een rijtuig huren was het enige wat er op zat. Toen later de Zeeuwse spoorlijn was aangelegd en de stoomtram door Wal cheren reed, ging het heel wat gemak kelijker. Het badhotel Toen werd het badhotel gebouwd, juist 100 jaar geleden in gebruik ge nomen (28 juni 1866). Een wit en sta tig gebouw, tussen hoge bomen aan de voet van de duinen. Met een grote-zon- nige serre aan de straatkant, van de weg gescheiden door een groot gazon. Rustig gelegen even buiten Domburg. Later vergroot en uitgebreid, zodat er nu plaats is voor 140 gasten. In de wintermaanden gesloten, maar 's zo mers uitverkocht. Tegenwoordig bijna de helft Nederlanders en evenveel Duitsers. Na die tijd begonnen er steeds meer GILZE-RIJEN: Een personenatuo, die met grote snelheid een. andere wagen passeerde, is op de weg tussen Gilze- Rijen en Molenschot gaan slippen en tegen een boom gereden. Hierbij werden vier inzittenden gedood en twee gewond gasten naar Domburg te komen. Ook veel vorstelijke personen. In 1889 kwam hier voor het eerst koningin Elisabeth van Roemenië, beter bekend onder haar pseudoniem als schrijfster: Car men Sylva. Deze naam staat nog op de villa vlak aan zee, waar ze woonde. Jaar op jaar kwam ze hier terug. Ook de ouders van prins Hendrik van Mecklenburg - Schwerin zijn hier ge weest, het volgend jaar werd hun klein dochter Juliana geboren. In die tijd stond er een hele rij bad- koets j es aan het strand. Oudere lezers kunnen zich dat nog wel herinneren. Hierin kleedde men zich uit en trok een badpak aan, dat maar heel weinig van het lichaam bloot liet. Een paard trok het koetsje een eindje in zee. De ze zorgvuldige bekleding is wel een groot verschil met de bijna naakt-cul- tuur bij het tegenwoordige strandle- ven. Dr. Mezger De bekende schilder Jan Toorop heeft meermalen op Domburg vertoefd. Hier tekende hij de stoere figuren der West- kappelse dijkwerkers. Een andere beroemdheid, die 's zo mers ieder jaar te Domburg verbleef op zijn villa Irma, was Dr. Mezger. Hij was een masseur, die met zijn nieuwe methode veel succes had. Verscheidene vorstelijke personen heeft hij behan deld. Hij paste het hamersysteem toe, een methode"van zelfgenezing, zoals dat in een brochure hierover genoemd wordt. Door met een houten hamer op de buik te kloppen, voorkomt men slechte spijsvertering en daarmee weer andere ziekten, zoals kariker en tuber culose, zegt de brochure. Tegenstanders waren er ook genoeg, ze noemden hem eenvoudig een kwakzalver. Begonnen als slagersjongen, met la ter studie in gymnastiek en de medi cijnen, promoveerde hij te Leiden op een dissertatie over de behandeling van voetverstuikingen door massage. Hij heeft zijn practijk uitgeoefend in Bonn, Amsterdam. Wiesbaden en Pa rijs, ledere zomer kwam hij naar Domburg, niet alleen om er te rusten en vakantie te houden, maar ook om er te werken als masseur, voor het eerst in 1887. Het feit dat in 1910, een jaar na zijn dood, op het Groentje te Dom burg een bronzen borstbeeld (op een voestuk van Noars graniet) voor hem werd opgericht, bewijst wel dat hij succes heeft gehad. Aan de achterzij de staat dan ook ingebeiteld: zijn dank bare patiënten en vereerders. Door vrij willige bijdragen is het gedenkteken tot stand gekomen. Het is nu meer dan een h^lve eeuw geleden. Zo goed als niemand weet meer van zijn werk af. Maar niet ver geten is het strand van Domburg, waar het om deze tijd weer vol is, want „de zee klotst voort in eindeloze deining." Middelburg. L. van Wallenburg. VERVOLGVERHAAI. door JOH. VREUGDENHIL 34 »Kunt u niet een termijn stellen?" Woeg deze schuchter. „Ik vraag dit met Jiet oog op mogelijk andere soUicitan- len. U begrijpt, dat wanneer u er op in gaat, ik graag had, dat u zo spoedig •mogelijk bij mij in dienst trad." ..Laten we zeggen over twee dagen," stelde Evert voor. "Afgesproken." Mijheer van Dalen liet hem uit. Met zichtbaar welgevallen snoof wert de frisse buitenlucht op, toen de verveloze voordeur achter hem dicht- ™eg en hij de stoep afstapte. Zijn eerste gedachte was: „Ik doe het niet. 'f doe het niet. Ik zal gek zijn, om me in J- hongerloontje op te sluiten m die gevangenis." ^J^^^ttiesloten zich niet aan dat expe- "ment te wagen, liep hij stevig voort. «ar... Onwillekeurig vertraagde hij 'TO tred. Maar... wat dan? Dit was in «aer geval iets. Waar moest hij zo vad^ ander werk vandaan halen? Het ^ste besluit van zoeven om het niét te "°en, wankelde. Bovendien was hij niet verplicht daar altijd te blijven. Hij kon inmiddels steeds uit blijven zien naar iets beters. Voor broodsgebrek waren ze in ieder geval gevrijwaard. Ook had mijnheer Van Dglen niet gevraagd, waar hij vroeger gewerkt had en zou dus ook geen informaties betreffende hem gaan inv^rinnen. Want al wist hij zich niet schuldig, dat werd toch niet geloofd en de inlichtingen van mijn heer Andijk waren doorslaggevend. Dat begreep hij zo wel. Het was toch wer kelijk nog zo gek niet. Doch toen hij zich in zijn gedachten daar reeds zag zitten, temidden van die bende, voelde hij de tegenzin weer in zich toenemen. Het onaangename ge voel, dat hem overmeesterde week evenwel, toen hij zichzelf trooste met de gedachte: „Het is toch maar voor tijdelijk. Zo gauw ik een klein gaatje zie smeer ik 'em." Sneller liep hij weer voort naar huis. Hoe zou zijn moeder het opnemen? Die zou ook wel schrikken als ze het karig loontje hoorde, dat hij daar verdienen zou. Misschien raadde ze hem wel aan er niét op in te gaan. Maar terwijl die laatste gedachten in hem opkwamen, wist hij meteen al, dat ze dat niét zou doen. Daarvoor kende hij haar te goed. Nu moest zij er ook nog onder lijden. Ellendig. Ineens schoot hem te binnen, dat de vijfhonderd gulden, die Van Vliet hem voorgeschoten had, eveneens op afbe taling wachtten. Bah! Wat toch een narigheid allemaal. Hoewel het koud was, echt waterkoud, kreeg hij het warm. Hij was blij toen hij het tuin hekje binnenstapte en de sleutel in de voordeur stak. Nu werden zijn sombere gedachten tenminste enigszins afgeleid. „Zo! Al terug? En...?" De weduwe Kooistra legde haar ver stelwerk even neer en keek hem recht in de ogen. „Het is daar niet veel bijzonders, maar..." en Evert vertelde zijn gehele wedervaren; ook het besluit, dat hij onderweg genomeri had. De weduwe Kooistra keek hem met een gloedvolle blik aan, want ze be greep, wat dit besluit hem gekost had. Als hij door de omstandigheden er niet toe gedwongen was, zou hij daar nooit toe overgegaan zijn. Even bewonderde ze in stilte zijn flinkheid. Hij sloeg er zich op een kordate wijze doorheen. En wie weet, misschien werd er wel spoe dig een weg geopend, dat hij .deze be trekking verwisselen kon voor een be tere. „Heb je al volledig met mijnheer Van Dalen afgesproken?" „Nee, nog niet, doch ik heb beloofd, dat hij over twee dagen mijn definitief antwoord ontvangen zou. Doch ik ben al besloten." „Waneer denk je, dat je daar dan zult moeten beginnen?" „Hij heeft mij gevraagd, of ik het zo spoedig mogelijk vwlde doen. Ik ben van plan er Maandag maar heen te gaan," besliste Evert. „Het lijkt mij ook maar het beste om dat te doen," stemde de weduwe Kooi stra zacht toe, „en we zullen hopen, dat het maar tijdelijk is." 's Avonds liep hij een ogenblikje aan bij Van Vliet en deelde hem de hele gang van zaken mede. „Ik zal je helpen zoveel ik kan," bood Van Vliet gul aan, „en wanneer ik ergens een ander gaatje zie, dan zal ik je tijdig waarschuwen." „Ook ben ik van plan om maar di rect met de aflossing van het geleende te beginnen, al zal het dan wekelijks geengroot bedrag kunnen zijn," pro beerde Evert voorzichtig, daarbij hevig kleurend. De herinnering aan die ongelukkige zaterdagmiddag deed hem altijd on aangenaam aan. „Geen sprake van," weerde Van Vliet met beslistheid af, „van dat magere weekloontje kan je moeder geen dub beltje onnodig missen." „Ja maar..." protesteerde Evert ver legen. „Geen ja-maars. Dat schrijf ik zo lang op de grote rekening, tot je in komen wat groter is. Vanzelfsprekend bereken ik een zeer hoog percentage rente," grapte hij. Evert lachte, dat zou wel meevallen. „Maak je dus daarover maar geen (van onze weerkundige medewerker) De meeste lezers zullen wel bekend zijn ,met het verschijnsel, dat de mens zich de ene dag meer „happy" voelt dan de andere, zonder dat daarbij een oor zaak van dit verschil aanwijsbaar is. Personen met een nerveuze aanleg heb ben last van gejaagdheid en hartklop pingen, terwijl een dergelijke inzin king vroeg of laat wordt gevolgd door een periode, waarin hij zich veel rus tiger voelt. Onderzoekers, die zich bezig houden met de studie betreffende de invloed van meteorologische processen op de gezondheidstoestand van de mens, zijn geneigd te denken, dat o.ra. de electri- sche toestand van de atmosfeer hieraan niet onschuldig is. Een belangrijke eigenschap van de atm-osfeer is de z.g. potentiaalgraad: het verschijnsel van toeneming der electrostatische spanningen in een rich ting van de aarde naar de hogere lucht lagen. Bij rustig en helder weer is de toeneming 120 tot 150 volt per meter, tijdens onweer en zware hagelbuien wel eens duizenden volts per meter. Op bepaalde dagen met grote atmos ferische actie kunnen zich sterke wis selingen in het electrische veld voor doen, waarbij wordt aangenomen, dat deze de mens niet onberoerd laten. En kele onderzoekers stelden al onomsto telijk vast, dat goudhamsters, konijnen en bijen op wisselende electrische vel den reageerden o.m. met uitzetting van de fijne bloedvaten en ratten mét sa mentrekkingen der pupillen. Het is beslist niet absurd te denken, dat ook mensen gevoelig zijn voor dergelijke snelle veranderingen. Ons is een ge val bekend van een meisje, dat her haaldelijk hoofdpijn kreeg enkele uren voordat er een onweer losbarstte, zon der dat dit zich vooraf had aangekon digd. D. Kuiper maakt in de KNMI- uitgave „Mededelingen en Verhandelin gen 44" er melding van, dat in Harder wijk bij sommige buien reeds voor de zichtbare vorming der onweerswolken en ten dele tijdens' de ontwikkeling er tan gedurende korte tijd min of meer sterke positieve potentialen optreden. In Harderwijk is ook vastgesteld, dat een compact wolkendek (stratocumulus en nimbrostratus) een aanzienlijk lage re potentiaalgraad veroorzaakt, en nu zijn we meteen aangeland bij het es sentiële deel van deze bijdrage: de ge varen, die er schijnen te bestaan voor. personen met een zwak, in ieder geval niet gezond hart als er een weertype intreedt met een gesloten wolkendek. geen wind, bijzonder weinig activiteit, kortom „dood weer". Vast staat, dat bij een dergelijk pas sief weertype de electromagnetische impulsen, die anders uitgaan van ac tieve depressiecentra en koude fron ten, dan goeddeels achterwege blij ven. Ter oriëntering zij gezegd, dat het aantal impulsen pleegt te variëren tussen 500.000 per dag (of meer) in de zomer en 20 a 30.000 in de winter. We hebben hier te maken met ultra-lange golven van 6 tot 100 km en frekwen- ties van 3 tot 5 kilohertz ,die zich uit warmte-energie ontwikkelen. We laten nu enkele Duitse onderzoe kers aan het woord, die de prikkel werking op het menselijk organisme op dagen met ,,dood weer" bestudeerd hebben. Dr. Kuhnke van de Hamburg- se weerdienst vond, dat deze prikkel werking dan tot een minimum geredu- - ceerd is. Dr. Beleke en dr. Klein, res pectievelijk werkzaam in een zieken huis te Wandsbek en de Duitse weer- dienst in Hamburg, vonden, dat in 548 gevallen er statistisch verband bestond tussen het voorkomen van een hartin farct en de z.g. „Null-Wetterlage". Twee onderzoekers in Freiburg kwa men aan de hand van 217 hartaanval len tot de conclusie, dat, in de uren waarop deze plaats hadden, de „impuls straling" in alle gevallen geringer was dan normaal en in SO"/» van de geval len minimaal. Men is nog niet zo ver te durven zeggen, dat omgekeerd een hoog stra lingsniveau het aantal hartinfarcten vermindert: ongetwijfeld een uitermate belangrijke stelling met het oog op eventuele verlenginïg van de levens kansen van hartpatiënten. Verdere on derzoekingen zijn o.m. nodig naar de mogelijkheid ernstige hartpatiënten met kunstmatig opgewekte lange-golf- impulsen, afgestemd op het natuurlijke ritme, in leven te houden. Resumé Er zijn aanwijzingen, dat de hartslag van de mens in meer of mindere mate beïnvloed wordt door electromagneti sche golven. Bij actieve weertoestanden zou deze invloed het sterkst zijn, bij „dood weer" het zwakst. Dr. S. W. Tromp maakt in zijn boek je „De invloed van weer en klimaat" op de gezonde en zieke mensen („Het wereldvenster", Baarri) melding van de sterftecijfers door hartziekten in Ne derland. Deze zijn in januari en fe bruari het hoogst en in de zomer het laagst. Deze gegevens zijn niet in te genspraak met het hierboven betoogde. zorgen, dat komt alles best in orde," bemoedigde Van 'Vliet Evert, toen deze heenging. Nog een stevige handdruk en Evert spoedde zich naar huis. Twee dagen later raapte mijnheer Van Dalen een brief op uit de gang, waarin hij tot zijn grote blijdschap en opluchting las, dat Evert Kooistra maandagmorgen half negen present hoopte te zijn. Er hadden zich geen andere sollici tanten op de advertentie aangeboden. Klop, klop, klop! „Ja!" „Evert, 't is tijd." „Goed, ik kom." Hij rekte zich nog eens behaaglijk uit, bleef even nasoezen. Buiten gutste de regen neer, striemde van tijd tot tijd door nijdige rukwinden voortge- zweept tegen de ruiten. Evert luisterde er naar, keerde zich nog eens lekker om onder de dekens. Met zulk weer was het zo heerlijk in bed. Hij zag er tegen op, om er uit te stappen. Plotseling vermande hij zich, sloeg de dekens op, en sprong op de vloer. „Vooriiit, opschieten nu," vermaande hij zichzelf, „anders ben ik niet op tijd klaar." Haastig begon hij zich te kleden. „'t Zal mij benieuwen, hoe het mij daar bevallen zal," mompelde hij zacht jes. Grote verwachtingen koesterde hij er niet van, integendeel, hij zag er als een berg tegenop. Anders ging hij altijd met plezier naar zijn arbeid, maar dat was voorbij. Hij zuchtte diep. Wie zou nu zijn werk doen op het kantoor yan Mijnheer Andijk? Zou er al een nieuwe procuratiehouder benoemd zijn? Even deed het hem pijn, dat een ander op zijn plaats zou zitten, zou snuffelen in zijn papieren, in zijn laadje, dat nood lottige laadje. Het verdriet wrong een prop in zijn keel, verlamde hem even. Neen, niet meer aan denken nu. On willig schudde hij het hoofd, trachtte die nare gedachten van zich af te gooi en. Mijmerend had hij op de rand van zijn ledikant gezeten, doelloos voor zich uitstarend. Hij veerde overeind, goot water in zijn waskom en waste zich. Daar friste je helemaal van op, dat bande alle overblijfselen van je slaap weg. Hetgeen hij zaterdagavond bij Van Vlijmen gehoord had, was nu juist niet geschikt om hem voor zijn nieuwe pa troon in te nemen. Toen Evert verno men had, wat diens plannen waren, had hij het hoofd geschud. „Daar zal je je plezier op kimnen," had hij opgemerkt. „Hoe zo? Kent u hem dan?" had Evert verwonderd gevraagd, „Kennen? Dat nu juist niet. Doch wat ik er van gehoord heb, was.niet erg aanlokkelijk"

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1966 | | pagina 5