EIIAI1DEn-niEUll/S
Een levensverzekering beschermt uw gezin
en helpt u sparenelk jaar neemt het Rijk
20 van de premie voor zij n rekening.
PREMIE SPAARPLAN
Evert Kooistra
Egh^^
Technische staf „De Hoop" brengt nood-
voorziening aan in defecte motor
De marlet te
Ooitgensplaat
BASIS VOOR PERSOONLIJK BEZIT
Vrijdag 2 september 1966
No. 3515
JlTtiET
iV iV
J. Keuvelaar
Trawler op eigen kracht naar huis
Een levensverzekering geeft u en uw gezin zekerheid.
Met periodieke betalingen (waarvan u zelf de hoogte
bepaalt) vormt u waardevol bezit. Het Rijk geeft hierbij
daadwerkelijke steun.met het Premie Spaarplan.
Hoeveel? Over maximaal 500,jaarlijks aan ver
zekeringspremie ontvangen u en uw vrouw i) na vier
volle kalenderjaren een belastingvrije spaarpremie
van 20%, dus maximaal 100,-2).
Hoe? Bij uw betalingen laat u eenvoudig aan
tekenen, dat u en uw vrouw deelnemen aan het
Premie Spaarplan. Na verloop van 4 jaar krijgt u
de spaarpremie uitgekeerd.
Voorbeeld Als u dit jaar f 500,-- aan ver-
zekeringspremie betaalt, krijgt u begin 1971 de spaar
premie van 100,Het betaalde bedrag mag natuur
lijk ook minder zijn dan 500,de spaarpremie is altijd
20%. Op die manier kunt u vanaf 1971 ieder jaar de
spaarpremie verdienen, zolang als u aan uw verzekering
betaalt. De bijdrage van het Rijk kan zo in de loop van
de jaren tot een flink bedrag oplopen.
Wie? U kunt aan het Premie Spaarplan deel
nemen als:
1. uw belastbaar inkomen in het voorafgaande
jaar ten hoogste 15.000,was;
2. u ten minste 21 en nog geen 60 jaar bent (en
niet reeds deelneemt aan de Zilvervloot).
Waar? Bij de Levensverzekeringmaatschappijen
en de Assurantie-tussenpersonen.
Vraag de gratis brochure!
•k
Vriienden van de Statenvertaling
Vertaling en verklaring
Niet in het defensief Een
oecumenisclie droom.
Een paar weken geleden is in Rot-
ierdam een samenkomst gehouden van
Ivrienden van de Statenvertaling".
Blijkbaar heeft dit monument van taal
In theologie nog véél vrienden, want
bolgens een krantenverslag, Waar
nemer is óók een vriend van de Sta-
lenvertaling, maar hij is niet bij die
Vergadering geweest waren er twee
luizend mensen aanwezig en hebben
*iet minder dan acht sprekers uit ver-
Ichillende kerken het woord gevoerd.
Nu, ik moet zeggen dat er in ons
landje heel wat vergaderingen aan
liinder belangrijke onderwerpen wor
sen gewijd. Meer dan drie eeuwen
lang heeft de Statenvertaling op alle
Nederlandse kansels gelegen, en door al
ie jaren heen is ze voor miljoenen
flensen geweest, zoals iemand het tref-
iend heeft geformuleerd, „het Woord
fan de levende God, sprekend in de
tederlandse taal." En nu de vertaling
fan het Nederlands Bijbel Genoot-
fchap kortweg de Nieuwe Vertaling
lenoemd bezig is, haar plaats te ver-
|veren, is het begrijpelijk, dat er hon-
|erden mensen zijn, die zeggen: „Dat
|aat zómaar niet, daar protesteren we
legen, daar hebben we desnoods onze
Irije zaterdag voor over". Voor die po-
Eng om de Statenvertaling te handha-
fen dus niets dan lof. Hoewel... ik kan
liet nalaten de laconieke opmerking
lan één van m'n vrienden door te ge
len, die zei: „Ach, wat voor zin heeft
lu zo'n samenkomst? De mensen die er
|omen, zijn tóch al voor de Statenver-
pling, en de mensen die voor de Nieu-
ie Vertaling zijn, gaan er tóch niet
leen..." Maar ik geloof niet, dat mijn
Iriend dat serieus bedoeld heeft...
JHet is hier niet de plaats op oude en
jieuwe vertaling tegen elkaar af te
fregen. Bovendien, om een juist oor-
leel te kunnen vormen, moet men de
[Tondtalen waarin de Bijbel geschreven
het Hebreeuws en het Grieks, gron-
kg kennen, en deze lof durf ik mezelf
Bet toezwaaien. Toch is kennis van de
pndtekst niet de énige vereiste voor
fen goede vertaling. Als het voor elke
prtaler geldt, dat hij zich moet inle-
fen in de tekst, en zich verbonden
loet weten met de inhoud, hoeveel te
peer geldt- dat voor de vertalers van
fet Woord Gods. In zekere zin is elke
maling tegelijk een verklaring. We
linnen dan ook veilig stellen dat een
Stheïst of een humanist, al zou hij nog
zo'n groot taalkundige zijn, de Bijbel
niet kan vertalen. Een vertaling kan
woordelijk juist zijn, en toch de geest
jran het oorspronkelijke niet ademen.
[Ik dacht dat dit het geheim van de
Itatenvertaling was, dat hier mensen
.an het werk zijn geweest, bij wie een
J:ondige talenkennis gepaard ging met
Ie vreze des Heeren. Mensen, die zich
pet alleen bogen over het Woord Gods,
Baar die ook hadden geleerd te buk-
pn onder dat Woord Gods. Mensen die
i heiligheid van God en de verdoeme-
|kheid van de zondaar als het ware
den lijve hadden ervaren en zich-
111 terugvonden in profeten, psalm-
pchters en apostelen. Ik meen dat de-
verbondenheid van de vertalers aan
auteurs het aroma aan de Staten-
^rtaling heeft gegeven, waardoor ze
drie eeuwen nog haar geur en
|iaak heeft behouden.
En dan moeten we trachten, volko-
len eerlijk te zijn, en erkennen dat
fk de Statenvertalers beperkte, zondi-
mensen zijn geweest, die niet alles
^sten en die zich ook weleens vergis-
Het kost even weinig moeite om
foutenlijstje uit de Statenvertaling
nen te stellen als uit de Nieuwe Ver-
jling. Elke vertaling is mensenwerk,
US gebrekkig. De Godsopenbaring is
ft de mensen gekomen in het He-
peuws en in het Grieks, en elke
^ergave is slechts een benadering van
J oorspronkelijke tekst. Wat sterk
fgedrukt: Jezus heeft bij Zijn om-
^ndeling op aarde Aramees gespro-
fn en géén Nederlands! Ik stel dit met
fige nadruk, omdat het gevaar in on-
i kringen niet denkbeeldig is, dat we
I Statenvertaling als absoluut en on-
floaar gaan beschouwen. De Staten-
irtalers zouden ervan schrikken als
ze het konden horen. Men hoeft slechts
de Kanttekeningen op te slaan om te
zien hoe ook zij met de tekst hebben
geworsteld.
Het gaat er dus niet zozeer om of
een vertaling meer of minder oneffen
heden heeft. De Nieuwe Vertaling heeft
ze, de Statenvertaling heeft ze ook. Al
mogen we met enige voorzichtigheid
zeggen dat de Statenvertalers nauw
keuriger en méér tekstgebonden heb
ben gewerkt dan de mannen van het
Nederlands Bijbel Genootschap. De
N.V. geeft (soms) een betere zin, de S.V.
geeft meestal beter weer wat er pre
cies staat. En bovendien laat ze in de
Kanttekeningen nog altijd ruimte voor
andere opvattingen, zodat niemand met
recht kan zeggen, dat ze een bepaalde
vertaling of verklaring aan de lezer
opdringt.
Wat mij betreft, U hebt al gemerkt,
ik zou graag de S.V. behouden. Afge
zien van haar kwaliteiten, zowel taal
kundig als theologisch, een mens doet
moeilijk afstand van wat hem ver
trouwd en lief geworden is. Ik vrees
echter dat de N.V. haar op den duur
van haar plaats zal verdringen, en dat
ze museumstuk gaat worden of lesse
naar op de kansel. (Dat laatste is ze
trouwens al...)
Die vrees nu heeft in Rotterdam
een paar duizend mensen bijeenge
bracht. Ik hoop en vertrouw niet al
leen in een afweerhouding. Ik denk na
melijk aan de bekende regels van Le-
deboer:
„Die aan des waarheids woord en
letter Maar hangt, wat scheelt die van
een ketter...?"
Eenmaal zal aan ieder mens worden
gevraagd: „Wat hebt ge met Mijn
Woord gedaan?" Dan kunnen we ant
woorden: „Ik was voor de Statenverta
ling", maar dan kan de Heere zeggen:
„En toch hebt ge Mijn Woord verwor
pen". Dat is trouwens door sommige
sprekers ook benadrukt. Mij trof al
thans deze prachtige opmerking: „We
kunnen voor de waarheid vechten,
maar als we niet door de waarheid zijn
vrijgemaakt, gaan we er met de waar
heid vandoor". Een andere spreker stak
de hand in eigen boezem en signaleer
de het verschijnsel dat ook in rechtse
kringen soms zo eenzijdig wordt ge
preekt. Ook dat is tekort doen aan de
rijkdom van Gods Woord!
-A- iV tV
Misschien mag ik daar tot slot nog
een opmerking aan toevoegen, een op
merking die voortkomt uit een hart
dat bewogen is met de nood van de
kerk in ons vaderland. David klaagt in
Psalm 141 7: „Onze beenderen zijn
strooid aan de mond van het graf, ge
lijk of iemand op de aarde iets ge
kloofd of verdeeld had." Op die ver
gadering in Rotterdam waren mensen
uit minstens zeven verschillende kerk
genootschappen bijeen. Wanneer deze
mensen elkaar één dag kunnen vinden
rondom de Statenvertaling, waarom
dan niet voorgoed rondom dezelfde
Schrift en dezelfde Belijdenis? In de
eenheid dan alleen nog te zoeken in
het negatieve, in een gezamenlijke af
weerhouding? Ik moet zeggen, dat ik
minstens zo bezorgd ben over de een
heid der Gereformeerde belijders als
over het voortbestaan van de Staten
vertaling. En dan rijkt m'n blik nog
heel wat verder dan die tweeduizend
mensen die in Rotterdam bijeenkomen.
Zou dat oecumenisch moment (één
dag in Rotterdam) geen oecumenisch
monument kunnen worden? Laat het
maar bij de Statenvertaling beginnen.
Éénheid rondom het Woord van God,
kan het mooier? Of is dat een droom?
Dromen zijn bedrog, zegt een pessi
mist. Dat geloof ik niet. Is het niet de
belofte van de Pinkstergeest, de Geest
van eenheid: „Uw jongelingen zullen
gezichten zien en uw ouderen zullen
dromen dromen"?
WAARNEMER.
Zandpad 32 - Mldd«Uiarnis
Verslag 26e reis (3 - 23 augustus 1966).
Op 23 augustus liep het hospitaal-
kerkschip „De Hoop" Europoort weer
binnen. Drie nog aan boord verblij
vende patiënten werden ontscheept.
Een opvarende van de AE 15, afkom
stig uit Bochum, werd per ambulance
naar Emden vervoerd, waar plaats was
besproken in het Stettische Kranken-
haus. Een Scheveninger ging voor ver
der herstel naar het Neboziekenhuis in
zijn woonplaats.
Gedurende de maand augustus viste
de vloot op haring ten N.O. van Dog-
gersbank, op 54° N. en 0° O/W. Be
halve op zondag 14 augustus toen het
schip de beschutting van een baai
moest opzoeken voor een rustige kerk
dienst, was het steeds goed weer.
Zoals gewoonlijk werd in deze perio
de van goede vangsten vooral 's avonds
hulp ingeroepen, zodat het vaak diep
in de nacht was voor dokter of techni
ci klaar waren.
Kerk.
Geestelijk verzorger op deze 26e reis
sinds de indienststelling van dit schip
op 14 april 1964, was Ds. A. W. Boxman
koopvaardijpredikant van de Gerefor
meerde Kerken (Vrijgemaakt).
Hij leidde zes kerkdiensten, die alle
werden uitgezonden. Van tien schepen
woonden ca. 100 bemanningsleden de
diensten in persoon bij en van 103
schepen, waaronder de coaster Britten-
burg, Lauriersgracht en Lien kwamen
berichten van goede radio-ontvangst.
Hospitaal.
De scheepsarts was deze reis geen
onbekende: dr. A. G. Hartman, rus
tend arts in Alicante, Spanje.
Vanaf het vertrek uit Rotterdam op
3 augustus behandelde hij 41 patiën
ten, waarvan 24 t.g.v. een ongeval.
Achttien werden er enige tijd opgeno
men in het scheepshospitaal, met ge
middeld 4 verpleegdagen. Indien me
disch verantwoord, gingen de patiënten
naar hun eigen schip terug als dit
thuisvoer.
Op haar beurt haalde „De Hoop" een
in Hartlepool ontscheepte Westduitser
weer op, toen men zelf naar huis ging.
De kapitein was vol lof over de agenten
te Hartlepool en Scarborough, die
steeds de ambulance etc. klaar hadden
staan, als dit nodig was. Doordat de
„Frithjof" praktisch de hele maand af
wezig was, werden opvallend veel
Duitsers behandeld (18 man). De broe
ders van de G.G.D. hebben aan de wal
in een nauw trappenhuis hun moeilijk
heden, maar de brancard met een ern
stige gewonde in het donker over het
van schubben gladde dek van een dei
nende trawler tussen de haringvaten
door manoeuvreren, valt ook niet mee.
Radio.
Op de visserijband (129 en 136 m)
werden 41 weerberichten heruitgezon
den. Van de door de stuurlieden opge
maakte weerrapportjes werden er 137
radiotelefonische naar het K.N.M.I.
overgesproken. De radio-monteur gaf
33 radio-technische adviezen en stapte
12 maal in de rubberboot om echolo
den, zenders, ontvangers, radar en
V.H.F, toestellen te repareren.
Een definitieve reparatie, en dit geld
ook voor de machinedienst, is vaak niet
mogelijk, doordat het meenemen van
reserve-onderdelen een grens heeft,
maar meestal lukt het wèl de zaak
weer te laten funktioneren tot het
schip thuisvaart.
Technische dienst.
Deze pompte tweemaal 7 ton drink
water over op een Westduits schip en
verrichtte zeven reparaties. Op de KW
80 „Dirk Maria" was de zuiger van de
koelwaterpomp kapot. Terugsiepen
leek het enige. Dan moet een collega
de visserij onderbreken, of „De Hoop"
enkele dagen haar werkterrein verla
ten. De mannen van „De Hoop" brach
ten echter een noodvoorziening aan,
waardoor de KW 80 op eigen kracht
naar huis kon.
Een Scheveninger werd naar een rus
tig plekje gesleept en ter plaatse be
vrijd van een vislijn in schroef en roer.
Op 30 augustus vertrok het hospi-
taalkerkschip weer vanuit de Scheur-
haven naar de Noordzee.
INGEZONDEN:
De correspondent van deze courant
te Ooitgensplaat is over het algemeen
een zeer actieve berichtgever. Alles wat
maar enigszins vermeldingswaard is
geeft hij door aan de courant. Zijn be
richten zijn zeer uitvoerig en soms wel
wat overdreven. Maar hij houdt van
zijn gemeente en wil dan ook gaarne
als persman zijn medewerking geven
om het welzijn van Ooitgensplaat te
bevorderen. Dit is dan ook zeer te
waarderen.
Toch is er blijkbaar een belangrijke
aangelegenheid te Ooitgensplaat aan de
verslaggever van „Eilanden-nieuws"
ontgaan. Tot dusver heb ik onder het
plaatselijk nieuws van Ooitgensplaat
nog niet gelezen dat deze gemeente,
pardon, deze dorpskern, sedert enkele
weken een markt rijker is geworden.
Dat kan gelegen zijn in het feit dat de
markt helemaal achter het Vereni
gingsgebouw 't Centrum wordt gehou
den, zodat men in het oude dorpsdeel
daarvan niets ziet, maar het kan ook
zijn dat de verslaggever als midden
stander er liever niet over spreken of
schrijven wil.
Maar de bevolking ziet de markt wel,
spreekt er over, weet de weg er heen
en koopt op de markt dat het een lust
is. Het is elke week gezellig druk op
de markt, die in een grote behoefte
voorziet. Men kan er aardig winkelen
en goedkoop kopen. En dat is belang
rijk, want ook in Ooitgensplaat is con
currentie wel nodig.
Jammer dat er b.v. op de markt geen
herenkapper is, want dat wordt in Ooit
gensplaat, nu één man het voor het zeg
gen heeft, ook een dure liefhebberij.
Een kapper in zo'n groot dorpsdeel is
nu eenmaal te weinig.
En zo is het met alle zaken, waar
men bepaalde artikelen maar bij één
man kan krijgen. Al wat schaars is, is
duur. De eerste nieuwe aardappelen
moest men kopen voor 40 cent per kilo
of meer. Geen enkele landbouwer
vraagt of men die prijs al of niet kan
betalen. In de handel bestaat er geen
medelijden. De prijzen zijn nu eenmaal
zo, en zaken zijn nu eenmaal zaken.
Hoe het zij, de bevolking van Ooit
gensplaat is menigmaal en misschien
wel terecht erg boos op het Gemeente
bestuur van Oost-flakkee geweest, om
dat het zo vriendelijk is geweest alle
plaatselijke belastingen te verhogen,
maar thans heeft het Gemeentebestuur
van Oostflakkee een pluim verdiend,
nu het de bevolking van Ooitgensplaat
door het instellen van een weekrnarkt
althans in de gelegenheid stelt wat van
de verhoogde belastingcenten terug te
verdienen door het goed en goedkoper
kopen op de markt.
Het Gemeentebestuur komt een woord
van dank en waardering toe met be
trekking tot deze zaak.
Ere wie ere toekomt!
Een Plaats huisvrouw.
NAJAARSMARKT TE ELST
Op maandag, 5 september a.s., zal te
Eist (Betuwe) de grote najaarspaarden-
markt worden gehouden. Aan deze
historische markt zal ook dit jaar een
beurs voor land- en tuinbouwwerktui-
gen worden verbonden. Op de markt
van vorig jaar waren ruim 2000 paar
den, veulens en pony's aangevoerd.
Men verwacht, dat dit jaar de aanvoer
een stijgende lijn zal vertonen. Paar-
denmarkt en beurs behoren tot de be
langrijkste jaarlijkse evenementen in
wijde omtrek.
kli\-Vf%,$^.
Per deelnemer maximaal 250,—.
Spaarpremie per deelnemer maximaal f 50,—.
jRVOLGVERHAAL
door JOH. VREUGDENHIL
^ragend hield hij op en keek mijn-
F Andijk recht in de ogen. „Die-
Jiae gedachte heb ik ook later ge-
para, net als u en ik gevoelde er al
W over, dat ik hem zo direct weg-
pagd had, maar..."
JAls de zaak zo staat, trek dan voor-
h^^A u ontslag in tot u meer zeker-
hebt," stelde Van Vliet dadelijk
hii V- ^aste overtuiging is, dat
™J hieraan onschuldig is."
nipt-t vast doen, als mij
ho, gekomen was, wat zeer
Jgwarend voor hem is," bracht mijn
er Andijk naar voren.
|iets betreffende Evert Kooistra?"
Ijfi T™ ongelovig.
B d. loen ik mijn personeel daarover
^ervroeg vertelde Van der Welle mij,
^vert op dit ogenblik schuld had.
bbp auto-ongeluk veroorzaakt
tJil schade geheel voor zijn
lv=l^ genomen, hebben."
1.5. Welle!" riep Van Vliet
K^ï"?^ .geërgerd uit. „Die haat Evert,
i ny zich gepasseerd gevoelde.
toen u Kooistra aanstelde als procura
tie-houder. Zijn die verklaringen van
hem betrouwbaar? Kooistra vertelt mij
altijd alles en wat u mij daar vertelde,
is mij totaal onbekend. Ik kan het bij
na niet geloven."
Mijnheer Andijk glimlachte even en
vervolgde rustig: „Het gehele optre
den van Van der Welle beviel mij ook
niet en daarom ben ik er direct heen-
gestapt."
„En
„De mededeling van Van der Welle
bleek geheel op waarheid te berusten.
Doordat hij niet oplette is er een auto
tegen een boom gebotst en is daarbij
lelijk gehavend. Zodoende heeft Kooi
stra een rekening thuis gekregen van
ruim vijfhonderd gulden en daar het
geld, dat vermist werd en in zijn lade
teruggevonden is óók vijfhonderd gul
den bedraagt, vind ik dat wel wat ver
dacht."
Van Vliet staarde onthutst de spreker
aan. Wat moest hij daarop zeggen? Al
les ,wèes er op, dat Evert haast de
schuldige móést wezen.
„U begrijpt," vervolgde mijnheer An
dijk, „dat ik in dit geval hem niet kan
handhaven. Het spijt mij, werkelijk, het
spijt mij, want hij was een stoere wer
ker, maar zolang er geen opheldering
in deze duistere geschiedenis gekomen
is, kan ik niets anders doen, dan op de
ingeslagen weg voortgaan."
Van Vliet stond op. Ook hij wist niet
meer wat hij er van denken moest.
„Nu de zaken zo staan, kan ik vol
komen uw standpunt begrijpen en bil
lijken. En toch vnl het er bij mij nog
niet in, dat hij waarlijk de schuldige
is, doch u houdt rekening met de feiten
en die pleiten niet in zijn voordeel.
Neemt u mij niet kwalijk dat ik op
uw tijd beslag gelegd heb."
„Ik zal mijn uiterste best doen, om
deze zaak tot een bevredigende oplos
sing te brengen, daar zal ik tijd noch
moeite voor sparen," verzekerde mijn
heer Andijk hem, terwijl hij Van Vliet
uitliet.
Met gebogen hoofd keerde deze huis
waarts.
„Zou...? Zou...?"
Allerlei vragen bestormden hem. Be
wezen was het nog wel niet, maar ook
hij was gaan twijfelen. En toch wilde
hij in zijn binnenste Evert nog niet
van diefstal beschuldigen. Toch hoopte
hij nog steeds op de ontwarring van
dit raadsel.
Evert was de morgen van diezelfde
dag op de gewone tijd ontwaakt. Veel
slaap had hij die nacht niet genoten,
want het was al heel laat geweest eer
hij eindelijk ingedommeld was. Ineens
kwam het verschrikkelijk gebeuren
van de vorige dag weer helder in zijn
herinnering en viel met volle zwaarte
op hem. De blijde gedachten, waarme
de hij de vorige avond ingeslapen was.
hadden wel iets van hun kracht verlo
ren, maar waren toch nog niet geheel
verdwenen. Hij stond direct op, kleed
de zich en boog, vóór hij zijn slaapver
trek verliet, de knieën, om opnieuw
zijn zorgen en moeite aan de Heere
bekend te maken. Terwijl hij de trap
afliep nam hij zich voor, dat niet één
keer over te slaan. Hij zou aan blijven
houden en dan zou de Heere uitkomst
geven. God vsdst toch, dat hij hierin
eerlijk en waar geweest was en inder
daad niets van dat geld afwist. Hij zou
niet gedogen, dat het onrecht zegevier
de. Toch voelde hij even dat hij het er
niet naar gemaakt had. Maar die ge
dachte drong hij haastig terug. Neen,
in dit geval was zijn zaak rechtvaardig.
Wie weet, misschien kwam mijnheer
Andijk hem straks wel roepen, of
bracht de loopjongen van het kantoor
een briefje.
Enigszins opgeruimd betrad hij het
woonvertrek, waar zijn moeder de ta
fel gereedmaakte. Vlug wierp zij een
onderzoekende blik op hem. Hoe zou
hij het vandaag opnemen?
„Al wakker?" begroette zij hem. „Ik
was anders niet van plan geweest je
te roepen. Ik zou je eens lekker heb
ben laten uitslapen."
Evert glimlachte, maar vertelde niet,
welke gedachten hij koesterde. Na het
eten bleef hij in zijn lage stoel een
poosje zitten en tuurde door het raam
naar buiten. Het was droog, doch de
lucht dreigde. Hij betrapte er zich op,
dat hij feitelijk wachtte, wachtte op een
boodschap van zijn patroon.
De tijd verstreek langzaam. Uit ver
veling nam hij een boek en begon te
lezen, probeerde het tenminste. Doch
toen de bel ging, keek hij snel op wie
het was. De melkboer...
Nu zaten ze op het kantoor te wer
ken. Wie zou zijn werk vandaag waar
nemen? Zijn stoel zou leeg blijven. Hoe
zouden ze over hem denken? Zou Bak
ker ook geloven, dat hij daaraan schul
dig stond en hem verdenken? Bah, wat
was dat alles toch ellendig. Onder ver
denking te moeten leven en toch on
schuldig te zijn, dat deed pijn. Van der
Welle twijfelde er niet aan of hij was
de dader, dat had hij maar al te dui
delijk laten merken. Wat was dat toch
een ellendeling. Hij voelde zich warm
worden. Die had nu zijn zin, die had nu
geen last meer van hem. Wie zou zijn
opvolger worden? Van der Welle mis
schien? Nee, nee, die niet, hij gunde
het hem helemaal niet. Och, onwillig
schudde hij het hoofd, wat zat hij toch
weer te piekeren en te tobben. Zo ver
zou het wel niet eens komen, dan was
het al lang uitgekomen. Vast en zeker.
Dat zou Gód nooit toelaten. In stilte
rees een zucht uit hem omhoog tot de
Alwetende.
Weet je wat, hij moest er maar eens
een poosje uitgaan, dan schoot de tijd
ook wat sneller op. Nu kropen de wij
zers van de klok zo tergend langzaam
vooruit. Hij zou maar een eindje gaan
wandelen, daar knapte hij misschien
wel wat op. Wie weet, als hij dan te
rugkwam was er mogelijk een bood
schap voor hem gekomen of misschien
mijnheer Andijk zelf wel.
„Ik ga even weg, hoor," riep hij tot
zijn moeder, die met Jaantje in de keu
ken bezig was.
Zou die het al weten? Want gister
middag, toen hij thuis kwam, was zij
juist weg geweest. Zou moeder het haar
al verteld hebben? Nu ja, dat was ook
niet erg, zij kwam het toch te weten
en bovendien was het een meisje, dat
je vertrouwen kon. Niet zo'n vervelen
de kletser, zoals er zovelen waren, die
het hele gezin over straat brachten en
altijd allerlei ommogelijke en onrede
lijke dingen vertelden en aandikten van
hun mijnheer of mevrouw, waar ze
dienden. Jaantje briefde nooit iets over.
kletste niet, noch tegen hen, noch tegen
een ander. Niet dat ze stil was, dat
bekje ratelde altijd als ze met moeder
alleen was, maar kwaadspreken deed
ze nooit.
Evert stond onder deze gedachten
op straat eer hij er erg in had. Even
bezon hij zich, waarheen hij zijn schre
den richten zou. Naar de havenkant
maar, daar was altijd wat te zien, dat
hem interresseerde. Een moment kwam
de gedachte in hem op, of hij niet naar
Dora zou gaan, het haar vertellen.