EiiAnDEn-niEuws De molenaar leeft van de wind DUJABDIN PUROL *-k-k NIEUWS Nce^ jbe^o(xiuviy Diijes en Daijes Monument in Neuengamme e Bruid van üchokland I blad Vrijdag 12 november 1965 No. 3436 mer- ^&&uwóe. wandelln^&n VI EUX •k it ii •k -ü UIT Pt KfRKtM J. Keuvelaar rij. Ikom! de arnis De krant Kranten en krantenlezers De sensatiepers De krant kun je niet missen geen j" zegt de dagbladpers van zichzelf, .n'liet is nog waar ook. Wanneer de ezorger per ongeluk onze deur voor- lijgegaan is, en de krant dus niet op de -ewone tijd in de brievenbus zit, dan rijpen we een uurtje later al naar de elefoon. Want als de krant er niet is, an is er toch eigenlijk een lacune ont- taan in de dagelijkse gang van zaken. \le voelen ons dan beroofd van dat ge- ellige bladeren door ons dagblad, en re voelen ons eerlijk gezegd ook een leetje geïsoleerd van de buitenwereld, mdat we niet weten, iaat er de laatste ier-en-twintig uur in die wereld is ge- eurd! Nu zijn er allerlei soorten krantenle- =rs. Sommige mensen kijken allereerst aar de ongelukken en de advertenties ,doodberichten," zeggen we op de ei nden). Anderen zoeken eerst de beurs 'richten of de kamerdebatten op. Wéér aderen slaan blad na blad om en be erken zich tot de koppen. Op deze ma- er kost het lezen niet teveel tijd en iijft men toch „bij". En nóg anderen ebben een speciale belangstelling voor e ingezonden stukken. Het zou de loeite waard zijn, op grond van deze ;rsoonlijke voorkeur een indeling te 'aken van de krantenlezers. Misschien RUWE HANDEN kat er nogeens iemand promoveren op fet onderwerp: „De psychologie van de ïantenlezer." In elk geval staat wel bst, dat we allen de vluchtige le er en degene die de krant spelt op |n of andere wijze betrokken zijn bij voorlichting. De krant kunnen we |et missen, daar heeft de reclame van I dagbladpers gelijk in. IWat tegenwoordig een voorname le- Insbehoefte is, was vroeger een onge- Inde luxe. Alles, wat er vandaag ge- lurt, weten we morgen. Vroeger dron- En de grote gebeurtenissen pas na taanden door, en daar ze van mond It mond werden overgeleverd, was er |n nog het nodige bijgekomen! Het wereldje van onze vaderen was In klein, maar toch ook wel knus. Et werd niet beroerd door al die schok- Inde verslagen over natuurrampen en Igelukken, of door de dreigende be- phten over oorlogen en revoluties. We |nnen weleens terugverlangen naar die d, toen al het wereldleed nog niet via nieuwsberichten door de huiskamer llfde tijdens het ontbijt en toen de frigheid nog niet met het dagblad in brievenbus gleed vlak voor het londeten! Wat moeten die mensen oeger over een zee van tijd hebben gehikt! We kijken er weleens van op, sommigen van hen in een betrek ijk kort leven zoveel hebben gepres- rd, maar dat is niet zó verwonder- Ze hadden geen afleiding door al publiciteits media: geen krant, geen io's, geen televisie. Ze konden hun indelen zoals ze dat zelf wilden. En oefte aan veel ontspanning hadden kennelijk ook niet, gewoon omdat ze niet kenden! Maar wij kunnen de k niet terugzetten, we zijn mensen de twintigste eeuw, en we dienen de hoogte te zijn van wat er in on grote en toch zo kleine wereld ge- rt! l5r -^ anneer we 's zomers in het buiten- d zijn en daar eens een Franse of een itse krant in handen krijgen, dan t het ons altijd weer op, dat wij Hol ders, een nuchter soort mensen zijn. Nederlandse krant heeft tegenover buitenlandse bladen steeds de goede m gehad behoudens een enkele ondering dat ze niet belust was sensatie. In het buitenland is dat ers. Dat is de krant minder middel objectieve voorlichting en meer ele- t van ontspanning. Met name de enaamde boulevard bladen stellen een eer in, niet waarheidsgetrouw ws weer te geven, maar desnoods behulp van de dikke duim van journalisten, nieuws aam, te bieden. Moorden, misdrijven, schandaaltjes, echtscheidingen, misstanden in hogere kringen, liefst aan het hof, belioren tot de onuitputtelijke nieuwsbronnen. Het is ons, en naar ik meen, de meeste Hollanders, altijd een dubbel raadsel geweest, enerzijds hoe de journalisten er altijd weer in slagen, zo'n krant, vol te krijgen, anderzijds hoe het lezend pu bliek zich altijd weer zand in de ogen laat strooien door dit soort „voorlich ting." Helaas moet ik schrijven „het is al tijd een raadsel geweest," want het ver schijnsel „boulevardblad" is thans ook tot ons land doorgedrongen. Ook in Nederland heeft de sensatiepers, haar intrede gedaan. We hebben een paar maal kennis genomen van deze nieuwe aanwinst en we moeten zeggen, dat we ons over de verschijning van dit soort bladen moesten schamen. Onze reputa tie van „nuchtere Hollanders" hebben we er voorgoed mee verspeeld. Want dat zulke kranten kunnen verschijnen, is niet te wijten aan de uitgevers en dé journalisten, maar aan de lezers. Het is niet de redactie, maar het publiek, dat het karakter van een krant be paalt. Zijn we nu ook al zo geïnfecteerd door die jacht op nieuws, dat voor minstens driekwart uit de lucht gegre pen is? Tellen we daarvoor onze dub beltjes en kwartjes neer, om ons te ver- SKODA DEALER: Autobedrijf J. C. v. d. WERF Bouwdijk 343, IVIelissant, tel. 466 meien in de aantasting van de goede naam van onze naaste? Die sensatiekranten zijn voor nfiij niets meer en niets minder dan zonde tegen het negende gebod, waarvan de Catechismus zegt: „Dat ik tegen nie mand vals getuigenis geef, niemands woorden verdraai, geen achterklapper of lasteraar zij, niemand lichtelijk of onverhoord oordeel of help veroorde len...." Me dunkt, dat zulk soort lec tuur in een Christelijk gezin niet thuis hoort! WAARNEMER Daarom staan de molens liefst op een wat hogere plaats en niet gehinderd door hoog geboomte. Want het antwoord op het raadsel: wie leeft er van de wind? is natuurlijk: de molenaar. „De wind, een wonder van Gods macht, Doet de molen draaien door Zijn kracht, Laat Gij, o Hemelheer, Uw zegen dalen op deez' molen neer" De zwaaiende wieken moeten hem in het leven houden. Dat zijn „de vier lan ge mannen, die konden elkaar niet vangen". Volgens een rijmpje van Tholen: „Vier grote heren in lange witte kleren Ze lopen dat ze hijgen Eh ze kunnen elkaar niet krijgen" Je kunt ze ook noemen: „Vier oude wijven die kunnen elkaar niet krijgen." Zo bestaan er verschillende rijmpjes en raadsels over molens en wieken en mulders, maar het blijft een feit: de molenaar moet het van de wind hebben. Windrecht In de 13e eeuw horen we voor het eerst van windmolens (1274 te Haarlem) Toen en ook in de volgende eeuwen was het de grote tijd van de ambachts heren. Ze bezaten de heerlijke rechten van hun ambacht: jachtrecht, visrecht, plantrecht en nog meer dergelijke rech ten. Ook windrecht. De wind waaide over zijn ambacht, dus was hij zijn ei gendom! Met die wind kon hij wat doen Hij liet een molen bouwen en verpachte die aan een molenaar. Soms ook ver kocht hij zijn molen, op voorwaarde dat de molenaar ieder jaar een bepaald be drag aan windrecht betaalde. Nog zijn er molens in Zeeland (en misschien ook wel daarbuiten), waarvan de eigenaar jaarlijks een zekere som erfpacht moet betalen aan de ambachtsheer, of als de ze niet meer bestaat, aan de gemeente of de kerk. Als bezitter van dit recht van de wind, ook wel dwang- of banrecht ge noemd, dwong de ambachtsheer de be woners van zijn heerlijkheid hun graan op deze dwangmolen te laten malen voor een door hem vastgesteld bedrag. Bij stil weer ging een molenaar eens naar zijn ambachtsheer en vroeg om een flinke portie wind. „Hoe kan ik u daaraan helpen?" „Ik betaal er toch voor", zei de pach ter van zo'n dwangmolen zeer adrem! Toen de Fransen hier kwamen, is er in 1798 een-einde gemaakt aan wind recht en Molendwang. Schepgeld De molenaar moest dus pacht betalen aan zijn ambachtsheer. Wat waren nu zijn verdiensten? Op sommige plaatsen vroeg hij maalloon, idem zoveel per zak graan. Maar er waren ook plaatsen waar hiji moest leven van het sohep- geld. Met een speciale schep mocht hij een deel van het aangevoerde graan uit de zak scheppen. Dat varieerde al naar de woonplaats van 1/16 tot 1/24 van de inhoud, van 4 tot B^/o dus. Dat was zijn loon, dat geschepte graan verkocht hij aan de bakker van het dorp. Ging het eerlijk met het scheppen? Volgens de rijmpjes die ik erover vond niet altijd. Goede raad en bij opvolging hiervan een goed geweten in: „Neem een kleine schepper en schept een klein getal, Maar vrees de grote Schepper, de Schepper van 't heelal". Er waren onder de molenaars niet al leen eerlijke tevreden kleine scheppers, maar ook die het met hun scheprecht niet al te nauw namen en afkeurend spottend wel „de almachtige schepper" werden genoemd. Op Goeree schijnt men het niet op de molenaars voorzien te hebben, evenmin als op de bakkers, getuige het rijmpje: „Meulenaars en bakkers Die knoeien als rakkers". Voelt u de steek onder water in dit versje: „Waarom is in langen Geen molenaar gehangen Noch hier, noch hieromtrent? De reden is bekend: RIJMEN VAN TIJMEN Scholen vroeg gesloten, In de zomertijd. Liefst begin van jullie. Staken.met de vlijt. Heel die maand vakantie. Liefst een week of zes. En dan in augustus. Al vrij vroeg om les. Dat zijn dus de plannen. Voor de toekomst hoor, En ze gaan er zeker. Wettelijk straks door. Heel veel van het oude Gaat zeer vlug voorbij. En de jeugd van heden. Heeft wel heel vroeg vrij. Sigaretten nu reeds. Flink gerantsoeneerd. Anders loopt het strakjes. Helemaal verkeerd. Et mag niet gehamsterd. Juist door de grossier. E'r is in de toekomst. Weer een stijging hier. 't Rokertje wordt dan wel, Extra duur betaald. Daarom mag er heden. Niet teveel gehaald. Vraag: Hoeveel miljoenen. Blazen we in de lucht. Een hoevelen zetten Hier zich onder tucht? Tijger in de tank, Maar ezel achter 't stuur. Aanrijding in de flank. M reed niet zo secuur. Dat is vandaag de dag. Gedurig weer 't geval. Hetgeen bij druk verkeer, Zich wel herhalen zal. Want ezels achter 't stuur. Zijn roekeloze lieden. Men moest hen levenslang. Het rijden maar verbieden. Tij men Als al die stelen storven 't Hele ambacht waar bedorven!" Nachtmalen Op de buil van de molen te Haamste de staat dit opschrift: „Als de winden waaien Door lucht en wolken heen. Dan wil dit kruis wel draaien. Ja, zelfs voor iedereen". Maar als de winden niet willen waaien, wat dan? Ja, dan heeft de molenaar geen werk en de boeren kunnen hun graan niet laten malen. Dani heeft de molen „graanhonger", zoals men dat in Middelharnis noemde. Dat kon soms da gen duren, soms wel weken. Eens viel- len de musseneieren uit de zeilen van de wieken, zo lang hadden ze stilge staan. Het gebeurde dan wel, dat er 's nachts gemalen werd als er wat wind kwam. In sommige streken van ons land zelfs 's zondags. Een molenaar heeft nu eenmaal geen geregelde werk uren, hij hangt af van de wind. .,Als hij 's nachts moet uit zijn kooi, 'Al is het weer dan ook niet mooi. Toch moet hij malen, slaap of niet. Want zonder meel zijn kan hij niet". Dat waren zware nachten, vooral wanneer de nieuwe oogst binnen was en er soms overdag ook nog wat gema len werd. Zo heeft de molenaar van Oud- Vossemeer een halve eeuw gele den eens de hele oudejaarsavonden ge malen. Om 12 uur hield hij de molen even stil, keek eens naar buiten waar hij het schieten hoorde en daarna ging hij gewoon door, het nieuwejaar in. De molenaar te Elkerzee verbood zijn knecht op de zakken te gaan zitten, hij kon dan gemakkelijker in slaap vallen, 't Was beter dat hij naar buiten keek en op de wind lette. Dat nachtmalen was niet altijd prettig en u begrijpt nu dit rijmpje wel: „Het molenaarsleven heeft God ons gegeven. Maar het malen bij nacht heeft de duivel bedacht." Toch vonden sommige molenaars het niet zo heel erg. Meestal is de wind 's- nachts regelmatiger dan overdag. Ook was het rustiger, ze kregen geen bezoek van een klant, handelaar of buurman. En overdag konden ze na een kort slaapje met enig leedvermaak Üoor het dorp kuieren en zien hoe ieder druk aan het werk was! Destijds werd er een accijns op het gemaal geheven, een soort belasting op het bij de molenaar aangevoerde graan. Controleurs kwamen op de molen kij ken of wel van alle graan het accijns betaald was. De molenaar moest zelf het meel naar de boeren brengen, ver gezeld van een geleidebiljet („meul- briefje") om goed te kunnen zien of het HAMBURG: In het voormalig concentratiekamp Neuengamme is een monu ment onthuld ter nagedachtenis van de tienduizenden mensen, die er tussen 1938 en 1945 om het leven zijn gekomen. In Neuengamme hebben vele inwo ners uit Putten het leven gelaten. Het gedenkteken bestaat uit een 27 meter hoge kolom en een kunstwerk van Francoise Salmon (voorgrond). In een lange rij marmeren platen staan de namen van 31 landen, waaruit de slachtoffers afkomstig waren. Ned. Herv. Kerk Beroepen te Bennekom A. den Her- togh te Bodegraven. Ouderkerk en Ga meren B. Haverkamp te Groenekan. Ameide J. Kooien te Reeuwijk. Stad aan 't Haringvliet H. Jongebreur te Heyplaat. Wanninxveen L. Doppebe- te Wilsum. Bedankt voor Veenendaal G. v. Es trik te Genemuiden. Voorthuizen J. Smit te Werkendam. Wouterswoude T. Lekkerkerker te Hagestein. Ede P. J. Bos te Sprang. De predikantstractementen zijn dit •jaar met 70/0 verhoogd en zullen vol gend jaar een Mijging van ll"/o onder gaan. Meeuwen. Na bevestiging door ds. G. Biesbroek te Vlaardingen met 1 Cor. 9 16, deed kand. B. de Graaf uit Oud Vossemeer zijn intrede alhier, spreken de over Jacobus 1 21b. „Ontvangt in zachtmoedigheid het woord dat in U geplant wordt, hetwelk uw zielen kan zalig maken. Geref. Kerken Beroepen te Buitenpost en Harlingen R. v. Reenen te H.I. Ambacht. Aangenomen naar Ferwerd W. C. P. den Boer te Uithuizen. Sleeg W. Schenk te Godlinze. Rulnerwold W. Wamsteker te Wagenborgen. Zeist J. v. Peppel te Ede. Nederhorst den Berg H. H. Wind, kand. te Zwolle, 's Hertogenbosch I. de Jong te Hantum. Bedankt voor Rotterdam en Utrecht B. Strijker te Dieren. Utrecht N. I. Meijer te Oegstgeest. Rotterdam-IJs- selmonde G. Megnen te Utrecht en K. klopte, moest dit transport op en wa gen met open ladders plaats hebben. En niet voor zonsopgang of na zonsonder gang. Ook mocht een molenaar niet te gelijk bakker zijn, bovendien moest hij minstens 50 roeden van de naaste bak ker wonen. Belastingontduiking ook toen. In sommige molens waren grote smokkelkasten ingebouwd, waarin „be lastingvrij" graan werd weggewerkt. Ook waarschuwden de molenaars huri collega's wel door een bepaalde wiek- stand, wanneer er commiezen op pad waren. In 1855 is deze gehate belasting af geschaft. Zoals er de laatste jaren zo veel veranderd is in het Iven op en rond de molen. Daarover in een slotartikel. Middelburg L. van Wallenburg Zandpad 32 - Middelharnis Smit te voorschoten. Rotterdam-Kra- lingseveer A. Scherpenisse te Scheve- ningen. Arnhem C. Timmers te Am stelveen. Chr. Geref. Kerken Beroepen te Driebergen P. v. Zonne veld te Bennekom. Amsterdam-W. D. Biesma te Aalsmeer. Mitchell (Canada) L. Overduin te Aldergrove (Canada). Bedankt voor Assen D. Beesma te Lisse. Boskoop G. Buijs te Murmerwou- de. Dokkum T. v. Zonneveld te Benne kom. Gouda D. Biesma te Aalsmeer. 's Gravenzande. Wegens vertrek naar Elburg, nam ds. Ml. S. Roos afscheid met Hebr. 4 12. Rijnsburg. Na bevestiging door ds. J. Kampman te Ede met Jes. 52 7, deed ds. J. de Vries gekomen van 's Gra vendeel intrede met 2 Cor. 4 5. Middelburg. Na bevestiging door ds. C. op den Velde te Mijdrecht met 2 Tim. 2 15, deed kand. J. v. Amstel intrede alhier met Jac. 1 21b. Ds. K. V. Smede te Utrecht gaat met emeritaat. Hij is 77 jaar. Hij werd in 1924 predikant te Kampen en diende vervolgens de kerken van Haarlem, Enschede, Groningen en Utrecht, waar hij 3 mei 1950 intrede deed. Ds. W. de Graaf te Hasselt is 25 jaar predikant. Hij werd in 1904 geboren en in 1940 tot het predikambt toegelaten. Hij diende de kerk van Zutphen, De- demsvaart, 's Gravenmoer, Broekster- woude en Hasselt. Musset Na bevestiging door ds. P. V. Marrum te Ulrum met Jes. 52 7, deed ds. R. Slofstra, gekomen van Har lingen, intrede in deze gemeente met Jesaja 55 10, 11. Geref. Gemeenten Bedankt voor Vineland A. Vergunst te Rotterdam. Borssele A. Hofman te Zeist. Toronto C. Harinck te Utrecht. Beroepen te Oostkapelle en N. Beijer- land A. Hofman te Zeist. RVOL GVERHAAL door 11. KOMBRINK yright J. J, Groen Zn. N.V. iet nodig, broer, ik red me wel", en een luchtig sprongetje staat ze op plankier. Als eerste omhelst ze haar der, dan vader en daarna krijgen broers een beurt. Een kleine hond t onder voortdurend geblaf om het pje heen gesprongen, maar nu ■dt hij door Nanne van de straat ge- t en terdege geknuffeld. ee, Boei, ik vergeet jou ook niet kleine rakker!" ensen op de botter hebben lachend gekeken; nu vraagt Douwe Brand: |t ben ik je schuldig De Boer?" Schuldig, wat bedoel je Douwe, dat |e dochter heb thuisgebracht?" 7a. dat bedoel ik. Je had hier toch boodschap, is 't wel." ^at niet, maar ik zou me schamen je daar geld voor af te vragen!" De £cht stoot de botter af en trekt met halen de zeilen bij. pan vriendelijk dank De Boer, en tot "rdienst bereid hè?" Nog een armzwaai en het schip ver dwijnt achter het Zuider havenhoofd, op weg naar de vaste wal. Met ge lukkige gezichten heeft de familie Brand de vertrekkende schuit nageke ken en keren allen zich weer tot Nanne. Zij zal heel wat te vertellen hebben, want het is al weer lang geleden sinds ze op Schokland was. „We moeten maar naar binnen gaan", stelt vrouw Brand voor. „Je zult wel trek in een kopje thee hebben, denk ik Nanne?" Even later zit Nanne druè te vertel len van Bessien, haar vriendinnetjes en zo meer. Eigenlijk is vader haar ge duldigste toehoorder. Die verhalen over meisjes en zo kunnen Gart en Jaap niet interesseren, en ook moeder luistert slechts met een half oor. Haar ogen zijn op de kleding van haar dochter gericht. Ze drukken afkeuring uit en het is haast wel zeker, dat vrouw Brand he lemaal niet hoort, waar haar dochter over spreekt. Bij een kleine adempauze meent ze de gelegenheid waar te moeten nemen om haar afkeuring omtrent Nanne's kle ding kenbaar te maken. „Foei meisje, kon je nu geen andere jurk aantrekken? De mensen zouden denken, dat jeniets anders had. Foei, wat een verkreukeld ding! Ik schaam me voor je". Een beetje uit het veld geslagen, heeft Nanne deze, bestraffende woorden aan gehoord. Ze krijgt een kleur en haar broers lachen. Maar Brand klopt z'n dochter eens op haar schouder en zegt lachend: „Trek je vandaag nou maar eens niets van moeders gemopper aan, Nanneke. Ik vind het zo dom nog niet om een oud dingetje aan te trekken in zo'n botter, wat jullie jongens?" Doch vrouw Brand wacht hun ant woord niet af. Dat manvolk spande in zulk soort dingen toch samen. „Vooruit jongens, brengen jullie Nan ne's koffers eens naar haar kamertje". Ze doen het en Nanne volgt hen op de voet. En even later is het daar boven een lawaai van je welste. „Die rakkers, ze zouden dwars door de zolder heentrappen". Maar reeds is zijn vrouw de trap opgeklommen en als bij toverslag houdt de herrie op. Onwillekeurig moet Brand glim lachen. Zijn Jante heeft er de wind goed onder, beter dan hij. Maar och, ze zijn immers allemaal blij, dat Nanne voor goed thuis komt. Doch moeder houdt nu eenmaal niet van die drukte, hoewel ze in haar hart niet minder blij is. Wanneer allen weer in de woonkamer terug zijn, zegt hij: „Wat zou je er van zeggen als we de thuiskomst van Nanne eens feestelijk vierden vanavond, moe der?" „Hè ja, moeder", roepen haar kinde ren dooreen, „chocolademelk met mop pen?" „Misschien hoor; eerst eens kijken, hoeveel melk ik kan missen." „Moeder is weer krenterig", moppert Gart. „Er lopen meer dan twintig scha-, pen in het land en nog weet moeder niet hoeveel melk ze zal kunnen mis sen." Met een schijnbaar zuur gezicht geeft ze toe en ze wordt meegevoerd in een rondedans, waar ook Boei aan mee doet. „Schei uit met die gekheid", roept ze. „Douwe, zeg eens wat!" „Laat ze springen moeder, we zijn im mers allemaal vrolijk omdat Nanne nu voortaan hier blijft!" Met een onver wachte beweging zet hij zijn dochter op zijn schouder en loopt enige keren rond de tafel. De dienstpet valt hem van het hoofd en Boei zet er onmiddellijk zijn tanden in. Verschrikt laat Brand het meisje op de vloer zakken, want het is een nieuwe pet en Boei zal hem kap'ot maken. Hij kruipt op handen en voe ten onder de tafel en Jaap gaat weer met Nanne aan het ravotten. Maar nu maakt vrouw Brand er een einde aan. „Afgelopen nu hoor! Het is tijd om de schapen te melken en Nanne en ik gaan naar boven om haar koffers uit te pak ken." 0 Met luid geraas slaa,t de Friese staart klok zes slagen en het brengt een trek van afkeuring op haar gezicht. Ze had den al een halfuur weg moeten zijn. De stomme dieren zullen niet weten hoe ze 't hebben. Het is niet goed om ze zo lang te laten lopen. „Kom kind, laten we naar boven gaan. Er kan volk komen en dan moet ik naar de winkel." In de woonkamer keert de rust weer Het is een gezellig vertrek, dat uitziet op de haven. Voor elk raam staat een bloeiende clivia. Aan de tegenoverge stelde wand hangt de klok en tegen de rechterzijde van de kamer staat het or gel. Om de tafel, die zich in het midden van de kamer bevindt, staan de stoelen. Op de vloer liggen dikke biezen matten. Het geheel spreekt van orde en netheid, zindelijkheid en en nijvere vrouwen hand. Achter de deur, daar naast de klok, bevindt zich de gang, die naar de winkel leidt; en in de gang is ook de trap, die naar de kamertjes van Nanne en haar broers leidt. Nanne's kamertje is een knus en aardig vertrekje. Het ene raam ziet uit op de haven. Er staan een ledikant, een nachtkast je, een tafel met twee stoelen en er hangen wat kleine schilderijtjes en snuisterijen aan de wanden. Vrouw Brand is ijverig bezig om de inhoud van beide koffers aan een onderzoek te on derwerpen. Wat heel en schoon is, bergt ze in het kastje; het andere gooit ze op de vloer. „Ik had toch zelf m'n spullen wel op kunnen bergen, moeder!" „Nee kind, laat mij nou maar begaan. Ik weet hoe dat gaat. Alles wordt weg gelegd en later is er dit kapot of dat moet in de was". 'n Beetje beteuterd staat Nanne er bij te kijken. Niks aardig van moeder om zo te praten. Kwam grootmoeder ooit op haar kamertje, nooit toch! „Zo Nanne, dit gaat mee naar bene den. Dat verstelwerk en het andere wassen we maandag even mee". Dan loopt ze naar de deur en laat Nanne al leen. Het meisje loopt naar het raam en kijkt naar buiten. Haar blikken dwalen over de zee. Heel ver is Vollenhove zichtbaar en iets verder naar rechts, het wazige boomgroepje van Genemuiden. Nog meer naar rechts strekt zich het Kampereiland uit. Ze schuift het gor dijn iets verder aan de kant om beter te kunnen kijken. Daar staan Jaap en Gart op de voorplecht van een botter. Nu gaan ze omlaag en verdwijnen in het vooronder. Daar komt vader aan lopen. Hij schijnt iets te zoeken en Nan ne vermoedt dat Gart de gezochte wel zal zijn. „Zeg eens, denk je dat de schapen zichzelf kunnen melken! Kom eens als de drommel van die schuit af. En is Jaap daar ook? Moet hij soms z'n ande re been ook nog breken?" Haast even vlug als Gart staat Jaap aan de wal en hij zegt: „Riekelt had nog een pannetje gestoofde aal en dat moest op, vader". (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1965 | | pagina 5