EiiAnDEn-niEuws
De molenaar leeft van de wind
DUJABDIN
PUROL
*-k-k
NIEUWS
Nce^ jbe^o(xiuviy
Diijes en Daijes
Monument in Neuengamme
e Bruid van
üchokland
I blad
Vrijdag 12 november 1965
No. 3436
mer-
^&&uwóe.
wandelln^&n
VI EUX
•k it ii
•k -ü
UIT Pt KfRKtM
J. Keuvelaar
rij.
Ikom!
de
arnis
De krant
Kranten en krantenlezers
De sensatiepers
De krant kun je niet missen geen
j" zegt de dagbladpers van zichzelf,
.n'liet is nog waar ook. Wanneer de
ezorger per ongeluk onze deur voor-
lijgegaan is, en de krant dus niet op de
-ewone tijd in de brievenbus zit, dan
rijpen we een uurtje later al naar de
elefoon. Want als de krant er niet is,
an is er toch eigenlijk een lacune ont-
taan in de dagelijkse gang van zaken.
\le voelen ons dan beroofd van dat ge-
ellige bladeren door ons dagblad, en
re voelen ons eerlijk gezegd ook een
leetje geïsoleerd van de buitenwereld,
mdat we niet weten, iaat er de laatste
ier-en-twintig uur in die wereld is ge-
eurd!
Nu zijn er allerlei soorten krantenle-
=rs. Sommige mensen kijken allereerst
aar de ongelukken en de advertenties
,doodberichten," zeggen we op de ei
nden). Anderen zoeken eerst de beurs
'richten of de kamerdebatten op. Wéér
aderen slaan blad na blad om en be
erken zich tot de koppen. Op deze ma-
er kost het lezen niet teveel tijd en
iijft men toch „bij". En nóg anderen
ebben een speciale belangstelling voor
e ingezonden stukken. Het zou de
loeite waard zijn, op grond van deze
;rsoonlijke voorkeur een indeling te
'aken van de krantenlezers. Misschien
RUWE HANDEN
kat er nogeens iemand promoveren op
fet onderwerp: „De psychologie van de
ïantenlezer." In elk geval staat wel
bst, dat we allen de vluchtige le
er en degene die de krant spelt op
|n of andere wijze betrokken zijn bij
voorlichting. De krant kunnen we
|et missen, daar heeft de reclame van
I dagbladpers gelijk in.
IWat tegenwoordig een voorname le-
Insbehoefte is, was vroeger een onge-
Inde luxe. Alles, wat er vandaag ge-
lurt, weten we morgen. Vroeger dron-
En de grote gebeurtenissen pas na
taanden door, en daar ze van mond
It mond werden overgeleverd, was er
|n nog het nodige bijgekomen!
Het wereldje van onze vaderen was
In klein, maar toch ook wel knus.
Et werd niet beroerd door al die schok-
Inde verslagen over natuurrampen en
Igelukken, of door de dreigende be-
phten over oorlogen en revoluties. We
|nnen weleens terugverlangen naar die
d, toen al het wereldleed nog niet via
nieuwsberichten door de huiskamer
llfde tijdens het ontbijt en toen de
frigheid nog niet met het dagblad in
brievenbus gleed vlak voor het
londeten! Wat moeten die mensen
oeger over een zee van tijd hebben
gehikt! We kijken er weleens van op,
sommigen van hen in een betrek
ijk kort leven zoveel hebben gepres-
rd, maar dat is niet zó verwonder-
Ze hadden geen afleiding door al
publiciteits media: geen krant, geen
io's, geen televisie. Ze konden hun
indelen zoals ze dat zelf wilden. En
oefte aan veel ontspanning hadden
kennelijk ook niet, gewoon omdat ze
niet kenden! Maar wij kunnen de
k niet terugzetten, we zijn mensen
de twintigste eeuw, en we dienen
de hoogte te zijn van wat er in on
grote en toch zo kleine wereld ge-
rt!
l5r -^
anneer we 's zomers in het buiten-
d zijn en daar eens een Franse of een
itse krant in handen krijgen, dan
t het ons altijd weer op, dat wij Hol
ders, een nuchter soort mensen zijn.
Nederlandse krant heeft tegenover
buitenlandse bladen steeds de goede
m gehad behoudens een enkele
ondering dat ze niet belust was
sensatie. In het buitenland is dat
ers. Dat is de krant minder middel
objectieve voorlichting en meer ele-
t van ontspanning. Met name de
enaamde boulevard bladen stellen
een eer in, niet waarheidsgetrouw
ws weer te geven, maar desnoods
behulp van de dikke duim van
journalisten, nieuws aam, te bieden.
Moorden, misdrijven, schandaaltjes,
echtscheidingen, misstanden in hogere
kringen, liefst aan het hof, belioren
tot de onuitputtelijke nieuwsbronnen.
Het is ons, en naar ik meen, de meeste
Hollanders, altijd een dubbel raadsel
geweest, enerzijds hoe de journalisten
er altijd weer in slagen, zo'n krant, vol
te krijgen, anderzijds hoe het lezend pu
bliek zich altijd weer zand in de ogen
laat strooien door dit soort „voorlich
ting."
Helaas moet ik schrijven „het is al
tijd een raadsel geweest," want het ver
schijnsel „boulevardblad" is thans ook
tot ons land doorgedrongen. Ook in
Nederland heeft de sensatiepers, haar
intrede gedaan. We hebben een paar
maal kennis genomen van deze nieuwe
aanwinst en we moeten zeggen, dat we
ons over de verschijning van dit soort
bladen moesten schamen. Onze reputa
tie van „nuchtere Hollanders" hebben
we er voorgoed mee verspeeld. Want
dat zulke kranten kunnen verschijnen,
is niet te wijten aan de uitgevers en
dé journalisten, maar aan de lezers. Het
is niet de redactie, maar het publiek,
dat het karakter van een krant be
paalt. Zijn we nu ook al zo geïnfecteerd
door die jacht op nieuws, dat voor
minstens driekwart uit de lucht gegre
pen is? Tellen we daarvoor onze dub
beltjes en kwartjes neer, om ons te ver-
SKODA DEALER:
Autobedrijf J. C. v. d. WERF
Bouwdijk 343, IVIelissant, tel. 466
meien in de aantasting van de goede
naam van onze naaste?
Die sensatiekranten zijn voor nfiij
niets meer en niets minder dan zonde
tegen het negende gebod, waarvan de
Catechismus zegt: „Dat ik tegen nie
mand vals getuigenis geef, niemands
woorden verdraai, geen achterklapper
of lasteraar zij, niemand lichtelijk of
onverhoord oordeel of help veroorde
len...." Me dunkt, dat zulk soort lec
tuur in een Christelijk gezin niet thuis
hoort!
WAARNEMER
Daarom staan de molens liefst op een
wat hogere plaats en niet gehinderd
door hoog geboomte. Want het antwoord
op het raadsel: wie leeft er van de
wind? is natuurlijk: de molenaar.
„De wind, een wonder van Gods
macht,
Doet de molen draaien door Zijn
kracht,
Laat Gij, o Hemelheer,
Uw zegen dalen op deez' molen neer"
De zwaaiende wieken moeten hem in
het leven houden. Dat zijn „de vier lan
ge mannen, die konden elkaar niet
vangen".
Volgens een rijmpje van Tholen:
„Vier grote heren
in lange witte kleren
Ze lopen dat ze hijgen
Eh ze kunnen elkaar niet krijgen"
Je kunt ze ook noemen:
„Vier oude wijven
die kunnen elkaar niet krijgen."
Zo bestaan er verschillende rijmpjes
en raadsels over molens en wieken en
mulders, maar het blijft een feit: de
molenaar moet het van de wind hebben.
Windrecht
In de 13e eeuw horen we voor het
eerst van windmolens (1274 te Haarlem)
Toen en ook in de volgende eeuwen
was het de grote tijd van de ambachts
heren. Ze bezaten de heerlijke rechten
van hun ambacht: jachtrecht, visrecht,
plantrecht en nog meer dergelijke rech
ten. Ook windrecht. De wind waaide
over zijn ambacht, dus was hij zijn ei
gendom! Met die wind kon hij wat doen
Hij liet een molen bouwen en verpachte
die aan een molenaar. Soms ook ver
kocht hij zijn molen, op voorwaarde dat
de molenaar ieder jaar een bepaald be
drag aan windrecht betaalde. Nog zijn
er molens in Zeeland (en misschien ook
wel daarbuiten), waarvan de eigenaar
jaarlijks een zekere som erfpacht moet
betalen aan de ambachtsheer, of als de
ze niet meer bestaat, aan de gemeente
of de kerk.
Als bezitter van dit recht van de
wind, ook wel dwang- of banrecht ge
noemd, dwong de ambachtsheer de be
woners van zijn heerlijkheid hun graan
op deze dwangmolen te laten malen
voor een door hem vastgesteld bedrag.
Bij stil weer ging een molenaar eens
naar zijn ambachtsheer en vroeg om
een flinke portie wind.
„Hoe kan ik u daaraan helpen?"
„Ik betaal er toch voor", zei de pach
ter van zo'n dwangmolen zeer adrem!
Toen de Fransen hier kwamen, is er
in 1798 een-einde gemaakt aan wind
recht en Molendwang.
Schepgeld
De molenaar moest dus pacht betalen
aan zijn ambachtsheer. Wat waren nu
zijn verdiensten? Op sommige plaatsen
vroeg hij maalloon, idem zoveel per
zak graan. Maar er waren ook plaatsen
waar hiji moest leven van het sohep-
geld. Met een speciale schep mocht hij
een deel van het aangevoerde graan uit
de zak scheppen. Dat varieerde al naar
de woonplaats van 1/16 tot 1/24 van de
inhoud, van 4 tot B^/o dus. Dat was zijn
loon, dat geschepte graan verkocht hij
aan de bakker van het dorp.
Ging het eerlijk met het scheppen?
Volgens de rijmpjes die ik erover vond
niet altijd. Goede raad en bij opvolging
hiervan een goed geweten in:
„Neem een kleine schepper
en schept een klein getal,
Maar vrees de grote Schepper,
de Schepper van 't heelal".
Er waren onder de molenaars niet al
leen eerlijke tevreden kleine scheppers,
maar ook die het met hun scheprecht
niet al te nauw namen en afkeurend
spottend wel „de almachtige schepper"
werden genoemd.
Op Goeree schijnt men het niet op de
molenaars voorzien te hebben, evenmin
als op de bakkers, getuige het rijmpje:
„Meulenaars en bakkers
Die knoeien als rakkers".
Voelt u de steek onder water in dit
versje:
„Waarom is in langen
Geen molenaar gehangen
Noch hier, noch hieromtrent?
De reden is bekend:
RIJMEN VAN TIJMEN
Scholen vroeg gesloten,
In de zomertijd.
Liefst begin van jullie.
Staken.met de vlijt.
Heel die maand vakantie.
Liefst een week of zes.
En dan in augustus.
Al vrij vroeg om les.
Dat zijn dus de plannen.
Voor de toekomst hoor,
En ze gaan er zeker.
Wettelijk straks door.
Heel veel van het oude
Gaat zeer vlug voorbij.
En de jeugd van heden.
Heeft wel heel vroeg vrij.
Sigaretten nu reeds.
Flink gerantsoeneerd.
Anders loopt het strakjes.
Helemaal verkeerd.
Et mag niet gehamsterd.
Juist door de grossier.
E'r is in de toekomst.
Weer een stijging hier.
't Rokertje wordt dan wel,
Extra duur betaald.
Daarom mag er heden.
Niet teveel gehaald.
Vraag: Hoeveel miljoenen.
Blazen we in de lucht.
Een hoevelen zetten
Hier zich onder tucht?
Tijger in de tank,
Maar ezel achter 't stuur.
Aanrijding in de flank.
M reed niet zo secuur.
Dat is vandaag de dag.
Gedurig weer 't geval.
Hetgeen bij druk verkeer,
Zich wel herhalen zal.
Want ezels achter 't stuur.
Zijn roekeloze lieden.
Men moest hen levenslang.
Het rijden maar verbieden.
Tij men
Als al die stelen storven
't Hele ambacht waar bedorven!"
Nachtmalen
Op de buil van de molen te Haamste
de staat dit opschrift:
„Als de winden waaien
Door lucht en wolken heen.
Dan wil dit kruis wel draaien.
Ja, zelfs voor iedereen".
Maar als de winden niet willen waaien,
wat dan? Ja, dan heeft de molenaar
geen werk en de boeren kunnen hun
graan niet laten malen. Dani heeft de
molen „graanhonger", zoals men dat in
Middelharnis noemde. Dat kon soms da
gen duren, soms wel weken. Eens viel-
len de musseneieren uit de zeilen van
de wieken, zo lang hadden ze stilge
staan. Het gebeurde dan wel, dat er 's
nachts gemalen werd als er wat wind
kwam. In sommige streken van ons
land zelfs 's zondags. Een molenaar
heeft nu eenmaal geen geregelde werk
uren, hij hangt af van de wind.
.,Als hij 's nachts moet uit zijn kooi,
'Al is het weer dan ook niet mooi.
Toch moet hij malen, slaap of niet.
Want zonder meel zijn kan hij niet".
Dat waren zware nachten, vooral
wanneer de nieuwe oogst binnen was
en er soms overdag ook nog wat gema
len werd. Zo heeft de molenaar van
Oud- Vossemeer een halve eeuw gele
den eens de hele oudejaarsavonden ge
malen. Om 12 uur hield hij de molen
even stil, keek eens naar buiten waar
hij het schieten hoorde en daarna ging
hij gewoon door, het nieuwejaar in.
De molenaar te Elkerzee verbood zijn
knecht op de zakken te gaan zitten, hij
kon dan gemakkelijker in slaap vallen,
't Was beter dat hij naar buiten keek
en op de wind lette. Dat nachtmalen
was niet altijd prettig en u begrijpt nu
dit rijmpje wel:
„Het molenaarsleven
heeft God ons gegeven.
Maar het malen bij nacht
heeft de duivel bedacht."
Toch vonden sommige molenaars het
niet zo heel erg. Meestal is de wind 's-
nachts regelmatiger dan overdag. Ook
was het rustiger, ze kregen geen bezoek
van een klant, handelaar of buurman.
En overdag konden ze na een kort
slaapje met enig leedvermaak Üoor het
dorp kuieren en zien hoe ieder druk aan
het werk was!
Destijds werd er een accijns op het
gemaal geheven, een soort belasting op
het bij de molenaar aangevoerde graan.
Controleurs kwamen op de molen kij
ken of wel van alle graan het accijns
betaald was. De molenaar moest zelf
het meel naar de boeren brengen, ver
gezeld van een geleidebiljet („meul-
briefje") om goed te kunnen zien of het
HAMBURG: In het voormalig concentratiekamp Neuengamme is een monu
ment onthuld ter nagedachtenis van de tienduizenden mensen, die er tussen
1938 en 1945 om het leven zijn gekomen. In Neuengamme hebben vele inwo
ners uit Putten het leven gelaten. Het gedenkteken bestaat uit een 27 meter
hoge kolom en een kunstwerk van Francoise Salmon (voorgrond). In een lange
rij marmeren platen staan de namen van 31 landen, waaruit de slachtoffers
afkomstig waren.
Ned. Herv. Kerk
Beroepen te Bennekom A. den Her-
togh te Bodegraven. Ouderkerk en Ga
meren B. Haverkamp te Groenekan.
Ameide J. Kooien te Reeuwijk. Stad
aan 't Haringvliet H. Jongebreur te
Heyplaat. Wanninxveen L. Doppebe-
te Wilsum.
Bedankt voor Veenendaal G. v. Es
trik te Genemuiden. Voorthuizen J.
Smit te Werkendam. Wouterswoude T.
Lekkerkerker te Hagestein. Ede P. J.
Bos te Sprang.
De predikantstractementen zijn dit
•jaar met 70/0 verhoogd en zullen vol
gend jaar een Mijging van ll"/o onder
gaan.
Meeuwen. Na bevestiging door ds. G.
Biesbroek te Vlaardingen met 1 Cor.
9 16, deed kand. B. de Graaf uit Oud
Vossemeer zijn intrede alhier, spreken
de over Jacobus 1 21b. „Ontvangt in
zachtmoedigheid het woord dat in U
geplant wordt, hetwelk uw zielen kan
zalig maken.
Geref. Kerken
Beroepen te Buitenpost en Harlingen
R. v. Reenen te H.I. Ambacht.
Aangenomen naar Ferwerd W. C. P.
den Boer te Uithuizen. Sleeg W. Schenk
te Godlinze. Rulnerwold W. Wamsteker
te Wagenborgen. Zeist J. v. Peppel te
Ede. Nederhorst den Berg H. H. Wind,
kand. te Zwolle, 's Hertogenbosch I. de
Jong te Hantum.
Bedankt voor Rotterdam en Utrecht
B. Strijker te Dieren. Utrecht N. I.
Meijer te Oegstgeest. Rotterdam-IJs-
selmonde G. Megnen te Utrecht en K.
klopte, moest dit transport op en wa
gen met open ladders plaats hebben. En
niet voor zonsopgang of na zonsonder
gang. Ook mocht een molenaar niet te
gelijk bakker zijn, bovendien moest hij
minstens 50 roeden van de naaste bak
ker wonen. Belastingontduiking ook
toen. In sommige molens waren grote
smokkelkasten ingebouwd, waarin „be
lastingvrij" graan werd weggewerkt.
Ook waarschuwden de molenaars huri
collega's wel door een bepaalde wiek-
stand, wanneer er commiezen op pad
waren.
In 1855 is deze gehate belasting af
geschaft. Zoals er de laatste jaren zo
veel veranderd is in het Iven op en rond
de molen. Daarover in een slotartikel.
Middelburg
L. van Wallenburg
Zandpad 32 - Middelharnis
Smit te voorschoten. Rotterdam-Kra-
lingseveer A. Scherpenisse te Scheve-
ningen. Arnhem C. Timmers te Am
stelveen.
Chr. Geref. Kerken
Beroepen te Driebergen P. v. Zonne
veld te Bennekom. Amsterdam-W. D.
Biesma te Aalsmeer. Mitchell (Canada)
L. Overduin te Aldergrove (Canada).
Bedankt voor Assen D. Beesma te
Lisse. Boskoop G. Buijs te Murmerwou-
de. Dokkum T. v. Zonneveld te Benne
kom. Gouda D. Biesma te Aalsmeer.
's Gravenzande. Wegens vertrek naar
Elburg, nam ds. Ml. S. Roos afscheid
met Hebr. 4 12.
Rijnsburg. Na bevestiging door ds. J.
Kampman te Ede met Jes. 52 7, deed
ds. J. de Vries gekomen van 's Gra
vendeel intrede met 2 Cor. 4 5.
Middelburg. Na bevestiging door ds.
C. op den Velde te Mijdrecht met 2 Tim.
2 15, deed kand. J. v. Amstel intrede
alhier met Jac. 1 21b.
Ds. K. V. Smede te Utrecht gaat met
emeritaat. Hij is 77 jaar. Hij werd in
1924 predikant te Kampen en diende
vervolgens de kerken van Haarlem,
Enschede, Groningen en Utrecht, waar
hij 3 mei 1950 intrede deed.
Ds. W. de Graaf te Hasselt is 25 jaar
predikant. Hij werd in 1904 geboren en
in 1940 tot het predikambt toegelaten.
Hij diende de kerk van Zutphen, De-
demsvaart, 's Gravenmoer, Broekster-
woude en Hasselt.
Musset Na bevestiging door ds. P.
V. Marrum te Ulrum met Jes. 52 7,
deed ds. R. Slofstra, gekomen van Har
lingen, intrede in deze gemeente met
Jesaja 55 10, 11.
Geref. Gemeenten
Bedankt voor Vineland A. Vergunst
te Rotterdam. Borssele A. Hofman te
Zeist. Toronto C. Harinck te Utrecht.
Beroepen te Oostkapelle en N. Beijer-
land A. Hofman te Zeist.
RVOL GVERHAAL
door 11. KOMBRINK
yright J. J, Groen Zn. N.V.
iet nodig, broer, ik red me wel", en
een luchtig sprongetje staat ze op
plankier. Als eerste omhelst ze haar
der, dan vader en daarna krijgen
broers een beurt. Een kleine hond
t onder voortdurend geblaf om het
pje heen gesprongen, maar nu
■dt hij door Nanne van de straat ge-
t en terdege geknuffeld.
ee, Boei, ik vergeet jou ook niet
kleine rakker!"
ensen op de botter hebben lachend
gekeken; nu vraagt Douwe Brand:
|t ben ik je schuldig De Boer?"
Schuldig, wat bedoel je Douwe, dat
|e dochter heb thuisgebracht?"
7a. dat bedoel ik. Je had hier toch
boodschap, is 't wel."
^at niet, maar ik zou me schamen
je daar geld voor af te vragen!" De
£cht stoot de botter af en trekt met
halen de zeilen bij.
pan vriendelijk dank De Boer, en tot
"rdienst bereid hè?"
Nog een armzwaai en het schip ver
dwijnt achter het Zuider havenhoofd,
op weg naar de vaste wal. Met ge
lukkige gezichten heeft de familie
Brand de vertrekkende schuit nageke
ken en keren allen zich weer tot Nanne.
Zij zal heel wat te vertellen hebben,
want het is al weer lang geleden sinds
ze op Schokland was.
„We moeten maar naar binnen gaan",
stelt vrouw Brand voor. „Je zult wel
trek in een kopje thee hebben, denk ik
Nanne?"
Even later zit Nanne druè te vertel
len van Bessien, haar vriendinnetjes en
zo meer. Eigenlijk is vader haar ge
duldigste toehoorder. Die verhalen over
meisjes en zo kunnen Gart en Jaap niet
interesseren, en ook moeder luistert
slechts met een half oor. Haar ogen zijn
op de kleding van haar dochter gericht.
Ze drukken afkeuring uit en het is
haast wel zeker, dat vrouw Brand he
lemaal niet hoort, waar haar dochter
over spreekt.
Bij een kleine adempauze meent ze de
gelegenheid waar te moeten nemen om
haar afkeuring omtrent Nanne's kle
ding kenbaar te maken.
„Foei meisje, kon je nu geen andere
jurk aantrekken? De mensen zouden
denken, dat jeniets anders had. Foei,
wat een verkreukeld ding! Ik schaam
me voor je".
Een beetje uit het veld geslagen, heeft
Nanne deze, bestraffende woorden aan
gehoord. Ze krijgt een kleur en haar
broers lachen. Maar Brand klopt z'n
dochter eens op haar schouder en zegt
lachend: „Trek je vandaag nou maar
eens niets van moeders gemopper aan,
Nanneke. Ik vind het zo dom nog niet
om een oud dingetje aan te trekken in
zo'n botter, wat jullie jongens?"
Doch vrouw Brand wacht hun ant
woord niet af. Dat manvolk spande in
zulk soort dingen toch samen.
„Vooruit jongens, brengen jullie Nan
ne's koffers eens naar haar kamertje".
Ze doen het en Nanne volgt hen op de
voet. En even later is het daar boven
een lawaai van je welste.
„Die rakkers, ze zouden dwars door
de zolder heentrappen". Maar reeds is
zijn vrouw de trap opgeklommen en als
bij toverslag houdt de herrie op.
Onwillekeurig moet Brand glim
lachen. Zijn Jante heeft er de wind goed
onder, beter dan hij. Maar och, ze zijn
immers allemaal blij, dat Nanne voor
goed thuis komt. Doch moeder houdt
nu eenmaal niet van die drukte, hoewel
ze in haar hart niet minder blij is.
Wanneer allen weer in de woonkamer
terug zijn, zegt hij: „Wat zou je er van
zeggen als we de thuiskomst van Nanne
eens feestelijk vierden vanavond, moe
der?"
„Hè ja, moeder", roepen haar kinde
ren dooreen, „chocolademelk met mop
pen?"
„Misschien hoor; eerst eens kijken,
hoeveel melk ik kan missen."
„Moeder is weer krenterig", moppert
Gart. „Er lopen meer dan twintig scha-,
pen in het land en nog weet moeder
niet hoeveel melk ze zal kunnen mis
sen."
Met een schijnbaar zuur gezicht geeft
ze toe en ze wordt meegevoerd in een
rondedans, waar ook Boei aan mee
doet.
„Schei uit met die gekheid", roept ze.
„Douwe, zeg eens wat!"
„Laat ze springen moeder, we zijn im
mers allemaal vrolijk omdat Nanne nu
voortaan hier blijft!" Met een onver
wachte beweging zet hij zijn dochter op
zijn schouder en loopt enige keren rond
de tafel. De dienstpet valt hem van het
hoofd en Boei zet er onmiddellijk zijn
tanden in. Verschrikt laat Brand het
meisje op de vloer zakken, want het is
een nieuwe pet en Boei zal hem kap'ot
maken. Hij kruipt op handen en voe
ten onder de tafel en Jaap gaat weer
met Nanne aan het ravotten. Maar nu
maakt vrouw Brand er een einde aan.
„Afgelopen nu hoor! Het is tijd om de
schapen te melken en Nanne en ik gaan
naar boven om haar koffers uit te pak
ken." 0
Met luid geraas slaa,t de Friese staart
klok zes slagen en het brengt een trek
van afkeuring op haar gezicht. Ze had
den al een halfuur weg moeten zijn. De
stomme dieren zullen niet weten hoe
ze 't hebben. Het is niet goed om ze zo
lang te laten lopen.
„Kom kind, laten we naar boven
gaan. Er kan volk komen en dan moet
ik naar de winkel."
In de woonkamer keert de rust weer
Het is een gezellig vertrek, dat uitziet
op de haven. Voor elk raam staat een
bloeiende clivia. Aan de tegenoverge
stelde wand hangt de klok en tegen de
rechterzijde van de kamer staat het or
gel. Om de tafel, die zich in het midden
van de kamer bevindt, staan de stoelen.
Op de vloer liggen dikke biezen matten.
Het geheel spreekt van orde en netheid,
zindelijkheid en en nijvere vrouwen
hand. Achter de deur, daar naast de
klok, bevindt zich de gang, die naar de
winkel leidt; en in de gang is ook de
trap, die naar de kamertjes van Nanne
en haar broers leidt. Nanne's kamertje
is een knus en aardig vertrekje. Het ene
raam ziet uit op de haven.
Er staan een ledikant, een nachtkast
je, een tafel met twee stoelen en er
hangen wat kleine schilderijtjes en
snuisterijen aan de wanden. Vrouw
Brand is ijverig bezig om de inhoud van
beide koffers aan een onderzoek te on
derwerpen. Wat heel en schoon is, bergt
ze in het kastje; het andere gooit ze op
de vloer.
„Ik had toch zelf m'n spullen wel op
kunnen bergen, moeder!"
„Nee kind, laat mij nou maar begaan.
Ik weet hoe dat gaat. Alles wordt weg
gelegd en later is er dit kapot of dat
moet in de was".
'n Beetje beteuterd staat Nanne er
bij te kijken. Niks aardig van moeder
om zo te praten. Kwam grootmoeder
ooit op haar kamertje, nooit toch!
„Zo Nanne, dit gaat mee naar bene
den. Dat verstelwerk en het andere
wassen we maandag even mee". Dan
loopt ze naar de deur en laat Nanne al
leen.
Het meisje loopt naar het raam en
kijkt naar buiten. Haar blikken dwalen
over de zee. Heel ver is Vollenhove
zichtbaar en iets verder naar rechts, het
wazige boomgroepje van Genemuiden.
Nog meer naar rechts strekt zich het
Kampereiland uit. Ze schuift het gor
dijn iets verder aan de kant om beter
te kunnen kijken. Daar staan Jaap en
Gart op de voorplecht van een botter.
Nu gaan ze omlaag en verdwijnen in
het vooronder. Daar komt vader aan
lopen. Hij schijnt iets te zoeken en Nan
ne vermoedt dat Gart de gezochte wel
zal zijn.
„Zeg eens, denk je dat de schapen
zichzelf kunnen melken! Kom eens als
de drommel van die schuit af. En is
Jaap daar ook? Moet hij soms z'n ande
re been ook nog breken?"
Haast even vlug als Gart staat Jaap
aan de wal en hij zegt: „Riekelt had
nog een pannetje gestoofde aal en dat
moest op, vader".
(Wordt vervolgd)