lIAnDEn-tllEUI/S
Zevende te kaude maand
Purolhpud,tj3g
Klompenmakersbe^rijven verdwijnen
[HET
tn.
Diijes en Daijes
^^eeuwóe
wandelingen.
l>e istrijd
om het beistaan
Vrijdag 8 oktober 1965
No. 3426
■k i^ ik
•k is:
i)c ir it
Worden de Verenigde
Staten een Rooms-
Katholiek bastion
WEERPRAATJE
M smetteloos zuiver
RIS
297
Het getnigeniis van de Schrift
Een moderne geloofsbelijdenis
De beUde van Korach.
Je theologie van Barthold van Gin-
tilijft er, zoals we hebben gezien,
spaan van het Evangelie over. Zo
jrlijk mogelijk en tegelijk zo eerbie-
jiogelijk opgevat: geen spaan van
jtruis, de verzoening met God door
itus. En dat is het hart van het
ielie!
Van Ginkel is predikant en van
predikant mag worden verwacht,
liij de Schrift verklaart. Het zou
hemzelf, gemakkelijker zijn en
t de kerk beter, wanneer hij zijn
it neerlegde en literaire óf filosofi-
voordrachten ging houden, dén
hij zijn gedachten ontlenen aan
^lo of aan Seneca of aan Sartre. Maar
jionsekwentie heeft hij tot nog toe
■taangedurfd, dus blijft de Bijbel zijn
ilotiteit. Natuurlijk moet u die Bijbel
j lezen dopr de bril van Barthold van
Dat is geen leesbril, die de
ift verduidelijkt, maar een zonne-
die het felle licht wat tempert
paar voorbeelden:
ffl Ginkel weet als theoloog wel,
in de Bijbel de hoofdmotieven zijn;
[cring, verzoening, uitverkiezing,
naar hun grondbetekenis passen
legrippen niet in de beschouwin-
van Van Ginkel. Geen ilood! Hij
ze domweg pasklaar, alweer let-
jlc; domweg! Bij een woord als be-
ig moeten we vooraf niet denken
„een magere lange vinger, die op-.
t tot een neerslachtig makende
jlfiwelling. De bijbel bedoelt met be-
ig: de ommekeer naar de taak die
speciaal voor ons bestemd heeft".
in schuld is uiteraard geen sprake:
;e schuld is ons lot! Schuld ig niets
Mere dan „onze verplichting als mens
verplichting lïeeft Jezus op Zijn
ttouders genomen. -
,Laat u met God verzoenen" wil zeg
en: „Zit neer onder de eik en luister
laar het heilig waaien. Verzoen u met
et feit dat in dit waaien een stem
üakt die u oproept tot radicale mede-
lenselijkheid".
Kn de uitverkiezing dan? Dat wil niet
;jgen, aldus ds. van Ginkel: „ik ben
litverkoren tot het clubje der vromen
koste van anderen, (die helaas ver
oren gaan)". Tussen twee haakjes dat
sook niet de Bijbelse leer van Gods
etkiezing, ds. van Ginkel, dat kon u
)eter weten! Maar uitverkiezing, zo
eert Van Ginkel, dat is „de proclamatie
lal wij al^ mens uitverkoren zijn om
taak te vprvullen ten bate van an
ten".
iemand soms nog een tekst heeft,
lie hij moeilijk vindt, of waartegen zijn
lart zich verzet, laat hij of zij ds. van
'Ginkel om de uitleg vragen. Voor deze
ixegese is géén problem te zwaar. Ik
'oor mij zal echter wel één tekst over-
[houfen, deze, dat het Evangelie van het
'uis voor de Joden een ergernis en
'oor de Grieken een dwaasheid is. Die
lergernis en die dwaasheid heeft ds. van
tcfinkel er namelijk uit weggenomen
Het sluit nu als een bus!
Met de toverstaf, waarmee Van Gin
kel de Heüige Schrift een metamorfose
laat ondergaan, probeert hij ook de be
lijdenis der eeuwen om te toveren. Ik
bedoel de belijdenis van de Goddelijke
Erieëenheid, zoals die geformuleerd is
op de concilies van Nicéa (325) en Con-
statitinopel (381). De zogenaamde ge
loofsbelijdenis van Athanasius zegt aan
het slot: „Dit is het algemeen geloof. En
zo iemand het niet getrouw en vast ge
looft, die zal niet zalig kunnen worden"
In z'n traditionele -vorm kan Van
Ginkel dit geloofsstuk natuurlijk niet
aanvaarden. Dat befioeft ook niet, want,
zo interpreteert hij„Men kan deze for
mules zien als een poging om aan te
duiden:
het Godsgeheim als oorsprong van al
le dingen (vader);
het Godsgeheim op ons toetredend in
een persoonlijke gestalte (zoon)
het Godsgeheim aanwezig in ons
En de leer van de twee naturen in
Christus die voor het concilie van Chal-
oédon (451) zó onbegrijpelijk diep was,
dat het alleen heeft gezegd, hoe het niet
Was? Van Ginkel heeft er een oplossing
voor: „Men kan de leer van de twee na
turen bij Jezus nog zien als een poging
om aan ^e duiden, dat God met de
mens wil samen zijn in een onbegrijpe
lijke synthese".
Te lang reeds heb ik de lezers ver
moeid met de theorieën van Barthold
van Ginkel. Ik had aan zijn boekje
„Twistgesprekken met God" geen regel
gewijd, wanneer de schrijver vrijdenker
was geweest of leider van een of andere
religieuze secte. Maar Barthold van
Ginkel is predikant, wettig geordend
predikant van de Ned. Herv. kerk. Een
kerk, die in artikel 10 van de Kerkorde
onder meer zegt^ te belijden „in dank
bare gehoorzaamheid aan de Heilige
Schrift, in gemeenschap met de belijde
nis der vaderen en in het besef van
haar verantwoordelijkheid voor het he
den". Een Kerk, die in hetzelfde artikel
zichzelf oplegt, te weren „al wat haar
belijden weerspreekt". Dat is klare taal.
En ds. van Ginkel spreekt ook klare
taal. Als hijzelf niet de konsekwentie
kan of wil trekken van zijn ketterse ge
voelens, dan zal de Kerk dat moeten
doen. Een andere weg is er niet. Die
weg is in verschillende kerkelijke or
ganen reds aangewezen.
Een weg, die nog uitnemender is, is
deze, dat Ds. van Ginkel zou terugkeren
tot het getuigenis van de Heilige Schrift
en tot de belijdenis der Kerk, Met een
beetje wetenschappelijke exegese zou
hij al een heel eind komen, gewone
taalkundige exegese, en géén exegese
op grond van het moderne levensge
voel. Om het'getuigenis van de Schrift
te verstaan, moet men leerling van de
Schrift willen zijn. „Exegese, mijne he
ren", zou Karl Barth zeggen.
Over Barth gesproken, deze moderne
theologen kunnen in zijn ogen weinig
genade vinden. In een interview, dat in
enkele Nederlandse dagbladen werd ge
publiceerd, heeft Barth onder meer op
gemerkt:
„Zo roept men de oude spoken weer
op van de vorige eeuw, door middel van
existentialisering en mythologisering.
Wanneer ik in toorn aan deze lieden
denk, dan noem,ik ze de bende van Ko-
rach; wanneer ik in serener stemming
'aan ze denk, dan volsta ik met in me
zelf te mompelen: Tuinkaboutertjes al
ler landen, verenigt u....!"
Waarnemer.
RIJMEN VAN TIJMEN
Grond en huizen dalen,
letewat in prijs.
Vele kopers gaan niet.
Over één nacht ijs.
Men dient uit te kijken.
Juist op dit gebied.
Extra hoge prijzen.
Geeft men heden niet.
Om nu geld te lenen.
Dat wordt aardig duur.
Alles dient bekeken.
En liefst heel secuur.
Voor de geldbeleggirïg,
Is vaak menig huis. i
Juist in deze dagen,
Toch ook nog een kruis.
Langste brug straks open.
Ech^t wel een primeur.
Bruggenbouwers stellen,
Ons 'weer niet teleur.
Ruim vijf kilometer
Is er aangelegd.
Keurig zijn de delen,
Aan elkaar gehecht.
Zeeland gaat er zeker.
Toch wel op vooruit.
En een heel nieuw tijdperk.
Wordt er ingeluid.
Luctor et Emergo, -
Kwam hier openbaar.
Langste brug gaat open,
Nog vóór oudejaar!
Jantje bij de dokter,
Stak z'n tong flink uit.
Eh keek ietwat angstig,
Met z'n leuke snuit.
Dokter, half tevreden.
Zei: „Nog verder Jan",
Iets wat hij onmogelijk,
Eén minuut ook kan.
„Toe nog verder jongen".
Toen zei deze gast:
„'t Kan onmogelijk dokter.
- 't Zit vanachter vast".
Tijmen
Ofschoon er van de 116 miljoen vol
wassenen in de Verenigde Staten van
Noord-Amerika, 44 miljoen Rooms-
Katholiek en 66 miljoen Protestant zijn,
is Amerika thans een der grootste
Rooms-Katholieke machten der aarde
geworden. Bekende persoonlijkheden
werden Rooms, wij noemen hier: Henry
Ford, Clare Boothe Luce en een dochter
van de President van de Verenigde Sta
ten. Langs zulke personen weet Rome
zichzelf toegang te verschaffen in Han
del en industrie, in Staat en partij, en
zij maakt daarvan ook daadwerkelijk
gebruik. De „commissarissen van de
paus van Rome", de kardinalen in Ame
rika Kardinaal Francis Spellman,
kardinaal Lawrence J. Shehan, kardi
naal Joseph E. Ritter, kardinaal Ri
chard J. Gushing en kardinaal Francis
McIntyre maken van deze steeds toe
nemende invloed een gretig gebruik orri
van de Verenigde Staten een Rooms-
Katholiek bastion te maken. Een dank
baar gebruik maakt men ook in Ame
rika van protestantse theologen als me
dewerkers aan Rooms-Katholieke cou
ranten en bladen.
Op maandag 4 oktober heeft de paus
van Rome een bezoek aan New York
gebracht en in het honkbal-stadion voor
90.000 toehoorders een mis gelezen, een
vredes-appel tot de Verenigde Naties
gericht, een bezoek gebracht aan de we
reldtentoonstelling. De voorbereidingen
voor dit bezoek werden door kardinaal
Spellman getroffen. De President der
Verenigde Staten Johnson, heeft ook
een onderhoud met de paus gehad en
er gaan geruchten dat de paus van Ro
me bij de president heeft aangedrongen
op een diplomatiek vertegenwoordiger,
dus op een gezantschap bij de paus. De
ze erkenning gaat echter in tegen de
belangen van de protestantse meerder
heid en het is derhalve zeer de vraag
of de president daarin zal toestemmen.
Dat de geept van de fanaticus McCarthy
en de dweepzieke roomse loge der
„Knights of Columbus" (Ridders van
Columbus) nog steeds grote invloed
heeft vooral onder het politieappa
raat is ook in het politieke leven van
Amerika zichtbaar. De Rooms-Katho
lieke kerk maakt in Amerika gebruik
van alle haar ten diel^ste staande mid
delen, zoals, pers, radio, televisie, enz.
enz. In een land waar de Rooms-Katho
lieken nog een minderheid vormen is
Rome verdraagzamer als in overwegend
Rooms-Katholieke landen en zo is dat
ook het geva^ in Amerika. Immers
Amerika was het land waar men grote
streken aantrof waar een streng puri
teinse bevolking woonde, wiens voor
ouders afkomstig waren uit landen als,
Nederland, Engeland en Schotland. Het
waren juist deze puriteinen, die, streng
godsdienstig, zich niet inlatend met we
reldse vermaken, hun nieuwe vader
land, vorm hebfeen gegeven en een sterk
geestelijke grondslag. Deze zo princi
piële groep moet het nu aanzien, dat de
paus van Rome met-ongekende luister
ontvangen wordt op Amerikaanse bo
dem. Na het bezoek aan Jordanië en Is
rael en Bombay werd nu New York uit
gekozen door het Vaticaan en het lijkt
er nu op, dat Amerika werd uitgezocht
om dit land te maken tot een Rooms-
Katholiek bastion. Lukt dat, dan is Ro
me op weg om met de steun der groten
dezer aarde, de grootste politieke macht
ter wereld te worden. Het gaat er bij
Rome om, in steeds toenemende mate
zowel nationale als internationale poli
tiek te kunnen beïnvloeden.
Wassenaar F. Th. Roeters van Lennep
NIEUWE TONGE
Tweede kleuterleidster. Door de
groei van het aantal leerlingen van de
Chr. kleuterschool in onze gemeente
heeft het bestuur van deze school toe
stemming gekregen van het ministerie
van Onderwijs en Wetenschappen een
tweede leerkracht te benoemen. Be
noemd werd mejuffr. S. Zweerus uit
Middelharnis, die enkele maanden ge
leden, als leerlinge van de P.C.O.K.
haar akte behaalde.
De meeste lezers zullen er wel over
heen gelezen hebben. Ik bedoel het
kleine stukje onder „Sprokkelhoutjes"
in ons blad van 2 maart: „Wist u dat
ons land nog slechts 500 klompenmake
rijen telt met ongeveer 800 werkers?
Hoezeer de rubberlaars en de vetleren
schoen de klomp hebben verdrongen
blijkt wel hieruit dat er in de goede ou
de tijd in ons landje ruim 4000 klom
penmakerijen te vinden waren, waarin
bijna 10.000 mensen hun werk vonden".
Tot zover dit berichtje. Misschien in
teresseerde het u niét? Ik had er echter
wel belangstelling voor, omdat ik er
voor de oorlog enkele keren op uitge
trokken ben om bij een paar klompen
makers het bedrijf wat van nabij te be
zien.
Op Walcheren is er maar één, het be
drijf van gebr. de Klerk op het Oude
Dorp bij Nieuw en St. Joosland. Op Z.-
Beveland waren er verscheidene dor
pen, waar ik ze aan het werk heb ge
zien: Lewedorp, Kwadendamme, Oud
Sabbinge bij Wolphaartsdijk. Het groot
ste aantal woonde echter in het zuid
oosten van ZeeUwsch-Vlaanderen, dicht
bij de Belgische grens, in ^ulst, Clinge,
Koewacht, Sint-Jansteen.
Nu ben ik we«ff eens op verkenning
gegaan. Maar verscheidene vroegere
„klompenkennissen" bestonden niet
meer: opgeheven het bedrijf. Dat klopt
met bovenstaand berichtje, slechts on
geveer 10°/o is er nog over van „de goe
de oude tijd", zoals het daarin genoemd
wordt
En de romantiek ervan is weg, het
handwerk van vroeger is verdwenen,
alles is gemechaniseerd, de klompen
makerijen zijn klompenfabrieken ge
worden.
Vroeger handwerk
Lang behoef je niet te zoeken om te
weten waar een klompermaaker woont:
een stapel bomen bij het huis wijst de
weg. Het zijn meest populieren waar
van .men tegenwoordig de klompen
maakt. Gemakkelijk te krijgen, veel be
ter dan wilgenhout, dat een beter soott
klompen levert, maar zo goed als niet
meer te krijgen.
De boom wordt in stukken gezaagd,
iets groter dan de lengte van een klomp.
Deze blokken worden in kleinere ge
hakt, juist ter grootte van een stuk hout
waaruit men een klomp kan maken.
Hier is uitkijken en oppassen geboden
om het zo voordelig mogelijk te doen,
zoveel mogelijk klompen uit een blok.
Eerst wordt er zoveel afgekapt, dat
uit het ruwe blok duidelijk de vorm van
een.klomp te vootschijn komt: de hak
en de zool met de holte er tussen en
aan de bovenkant de welving van de
voet (de kap of „neus" van de klomp).
Alleen de voet zal er moeilijk in te
krijgen zijn, want de holte hiervoor is
er nog niet ingemaakt, 't is nog een
massieve klomp.
Nu wordt de klomp tussen de schroef
van een soort draaibank vastgezet en
met een beitel worden de stukken er
uitgehaald. Deze ruwe holte wordt met
een scherp boormes van een eigenaar
dige ronde vorm verder bewerkt tot de
klomp van binnen klaar is.
De klompen moeten nu nog gedroogd
worden. Men heeft bij de behandeling
namelijk nat hout gebruikt, dat beter
te bewerken is dan droog hout, ook om
het scheuren te voorkomen. Dit drogen
geschiedt op verschillende manieren. Ik
zag een klompenmaker, die in een over
dekte ruimte waar de wind doorheen
waaien kan, tientallen paren had opge
hangen. Een ander legde ze doodeen
voudig op de bomen' of hing ze aan de
zonkan^t van zijn werkplaats.
Met schuurlinnen of een stukje glas
wordt nu de enigszins ruwe oppervlak
te gladgemaakt. Tenslotte worden er
SKODA DEALER:
Autobedrijf J. C. v. d. WERF
Bouwdijk 343, Meiissanl, tel. 466
ZjRVOLGVERHAAL
door D. Menkens-vsn der Spiegel
Copyright J. J. Groen-Zn. N.V.
52
«Die wötdt ontrouw aan zijn leuze
van doe-wat-de-hand-vindt", heeft Ans
f^P'aagd. Ans. Wat zij gelukkig is. Als
K daar Tonny naast zetArme Ton,
™e zal ze het uithouden ver weg in
Zeeland, als sloof van oom Chiel en
™te Jannetje. Het loon^van een dienst-
«>de zal ze krijgen, zij, die zeker meer
moeten doen, dan twee gewone
pisen samen. Duvelstoejager wordt ze
'iie zaak, waar behalve kruideniers
waren, ook manufacturen en zelfs
wandstoffen worden verkocht, en ze zal
ach moeten doodwerken in het grote,
°nikke gezin. Ton, die het gym afliep
ra mevrouw Van Overvelden had kun-
heten.
Jan is nog het minst te beklagen. Hij,
mag eerst mulo-examen doen, moet'
liaan
na wel naar oom Harm, maar oom
een beste kerel en tante een harte-
J^^'^s vrouw. Jan krijgt het goed, al jam-
I "l^J' hij dat hi] het er geen week zal
i "''houden en geen kruidenier worden
wil, nu hij toch nooit vaders zaak zal
hebben.
Als Koos tegen de maartse wind op-
trapt, voelt hij zich het minst ellendig.
Het ergst zijn de avonden. Vader zit ge
woonlijk alleen in zijn kantoor, wil daar
alleen zijn, moeder en Tonny zitten
zwijgend en bleek aan de tafel. En dan
de gedachte, dat het over enige weken
afgelopen is, dat er dan geen winkel
meer zal zijn, dat ze dit huis uit zullen
moeten. Waarheen? Dat blijft voorlopig
de vraag. De dames onderwijzeressen
hebben niet vast beloofd mee te gaan
naar een andere woning. Zp hebben ge
vraagd wat vader ging doen, ze hebben:
gevraagd wat voor soort woning moe
der dacht te nemen, ze hebben veel
meer nog gevraagd, maar zelf weinig
gezegd. Moeder denlct dat ze bang zijn,
het slechter te'krijgen, straks als vader
geen inkomen meer heeft. Ze menen
misschien dat het gezin zal moeten le
ven van wat zij betalen. Als moeder
maar zeker was van de dames, zou ze
wel weten welk huis er moest worden
gehuurd. Ze zou dan trachten nog een
paar mensen er bij te krijgen. Maar als
je niet de minste zekerheid hebt, kun
je geen groot huis huren. Vader en
moeder denken er nu eenmaal niet zo
gemakkelijk over ais indertijd de fa
milie van Dijk deed.
Die zaterdagavond heeft de winkel
een goede beurt nodig. Veel voeten be
traden de vloer en de lege vakken zijn
stoffig, de toonbank is vuil.
„Waarvoor eigenlijk?" vraagt Koos.
„Verkopen doen we toch wel".
„Onze winkel is altijd netjes geweest,
jo, we moeten hem tot het laatste toe
zo houden", is moeders antwoord.
Tonny en Koos gaan samen aan de
gang. Jan wil ook helpen, maar wordt
weggestuurd.
„Dat dit hou voor het laatst is'-*, zegt
Koos.
„En dat jij en ik over een paar we
kenTonny's opgekropt verdriet
breekt los.
„Ik ga over een half jaar in dienst,
maar jij. Ton, zie toch wat anders te
krijgen, yerdraaid nog toe, je hebt toch
je diploma
„Waarmee ik nooit vijf gulden per
week plus de volle kost kan verdienen".
„Wat zegt Ada er. wel van?"
„Och, wat zou ze zeggen".
„En haar verloofde, - en die meneer
Smith, zeg Ton, dié zou die ons niet
kunnen helpto?"
Tonny keert zich om, begint in grote
haast een vak uit te stoffen. „Ik begrijp
je niet", zegt ze. „Wat zouden zulke
mensen voor ons kunnen doen?"
„Ze zijn allebei leraar. Wielendaal
wis- en natuurkunde, maar Smith, zeg,
zou Smith niet wat voor mij willen
doen? Hij met zijn letteren, je weet, ik
heb die schetsen, die jij, nogal aardig
vondZeg, wil je ze hem niet eens
ter beoordeling sturen?"
met een rjtsmesje wat eenvoudige ver
sieringen op gekrast, enkele streepjes
of kruisjes en klaar is de klomp. Soms
worden ze geschilderd, er zijn mensen
die graag geelachtigbruine of zwarte
klompen dragen.
tr ziet dat er heel wat werk aan te
doen is voordat een stuk hout als klomp
aan onze voeten pa^t. Om zeven a acht
paar op een dag te kunen maken, moet
er hard gewerkt worden.
Wat ik hierboven heb verteld over het
maken van een klomp, is nu verleden
tijd geworden. In deze jachtige tijd is
er voor dit langzame handwerk geen
plaats meer. De machines hebben de
mensenhanden verdrongen.
Doelmatig schoeisel
Ons land is een klompenland. Kijk
maar eens naar de reclameplaten, die
dienen moeten om vreemdelingen naar
ons land te lokken. Haast altijd staan er
enkele Volendammer vissers op, wat
kindertjes van Marken of een paar
Zeeuwse boertjes en boerinnetjes op
klompen. Maar wanneer deze vreemde
toeristen ons land bezoeken, staan ze
verwonderd te kijken, dat ze hier ook
mensen in gewoon burgercostuum zien,
die op doodgewone schoenen lopen. Ze
zullen ook wel gedacht hebben: „nou
breekt mijn klomp"!
Met het verdwijnen der klederdrach
ten gaat ook het dragen van klompen
achteruit, vooral ook nu gummilaarzen
goede diensten bewijzen en in nat en
modder de klomp vervangen. Misschien
heeft de grotere welvaart van tegen
woordig er wel schuld aan. Sprak men
vroeger niet van de klompensohool in
tegenstelling met een meer deftige
school, waar de kinderen altijd schoe
nen aan hadden.
Toch is de klomp een zeer doelmatige
voetbekleding, in drassig land, op vis
sersschepen, in melkfabrieken, overal
waar het nat onder de voet is. Ze laten
geen water door en zijn lekker warm.
Kunen gemakkelijk uitgetrokken wor
den als men thuis komt, ^waarmee voor
al moeder de vrouw gebaat is.
Vooral ook gemakkelijk voor kinde
ren, die anders kapitalen aan schoenen
verslijten. Kwajongens kunnen er bij
vechtpartijen met de klomp op slaan. In
hun vakantie kunnen ze zich met een
oude klomp met een mast en een zeiltje
erop aan de waterkant vermaken. Ook
in België worden klompen gemaakt en
gedragen. Toen de Belgische dichter Pol
de Mont voor een armoedige vissershut
een rij klompjes zag staan, kreeg hij de
volgende inspiratie;
KLOMPENMAKERIJ OP
ZUID-BEVELAND
„En naadrend zag ik, vlak voor
't deurtje in 't mul
gerangschikt, blankgeschuurd,
met blikken bandjes*
beslagen, twaalf paar houten
klompen staan,
eerst één zeer groot, al de andre
kindervoetjes
bestemd, en twee als voor een
poppenvoet.
En daaglijks.kwam ik langs
hetzelfde pad,
op 't ^igen uur, en telde met
een glimlach
de klompjes na, waaraan geen
paar ontbrak".
Blikken bandjes worden wel over
de kap gedaan als hierin een scheur is
om het afbreken ervan te voorkomen.
De toeristen nemen ze mee naar verre
landen, mooi beschilderd en versierd
met molens en landschappen, zoals geen
enkele boer of visserman ze draagt. Ze
zijn ook niet om gedragen te worden,
maar om als souvenir van ons land te
worden bewaard of gebruikt als asbak,
bloemenvaas of spaarpot. Op de don
derdagse markt in Middelburg zijn ze
's zomers bij verschillende kramen in
alle maten te koop.
Middelburg.
L. van Wallenburg
(van onze weerkundige medewerker)'
Br wil nog maar geen eind komen aan
de reeks te koude maanden. Zojuist
hebben we er weer één gehad. De af
gelopen september was gemiddeld over
het etmaal in De Bilt anderhalve graad
te koud; in het noorden lag het gemid
delde ongeveer een halve graad boven,
normaal. Nederland kon bogen op de
zevende te koude maand in successie.
Gelet op deze ontwikkeling is men ge
neigd aan te nemen, dat er nu weldra
wel wéér eens een warmere maand zal
komen. Hoe langer de kou immers duurt,
hoe waarschijnlijker het wordt, dat het
weertype omslaat. Vastgesteld kon wor
den dat oktober dit jaar erg zoet is be
gonnen. Het afgelopen weekeinde b.v.
was overwegend vriendelijk en de lucht'
drukverdeling speelde de warme zuide
lijke winden in de kaart. Toch is het
.helemaal niet gezegd, dat het maandge-
middelde straks ook boven normaal zal
komen te liggen. Wanneer er boven
Skandinavië b.v. een droog hogedruk-
gebied voor anker gaat en de wind oos
telijk wordt, betekent dat in deze tijd
beslist geen pure warmte meer. Vooral
de nachten koelen dan sterk af en de al
vrij laag gekomen zon ziet ^een kans
overdag voor een thermische compensa
tie te zorgen. Er zijn al enkele weer
amateurs, die him zegje over de ko
mende, winter hebben gezegd. Ons
kwam een prognose onder ogen van ie
mand, die het houdt op een---- barre
winter. Hij is van mening, dat er nu
een tijdperk aanbreekt met grote acti
viteit van hogedrukgebieden in Noord-
Europa. Een dergelijk uitspraak op dit
moment lijkt ons niet meer dan een
gok. De meeste beroepsmeteorologen,
die zich bezig houden met voorspellin
gen op langere terniijn hebben zich trou
wens over de winter nog niet uitgela
ten, om de doodeenvoudige reden, dat
de toekomst nog te veel onzekerheden
biedt. Alleen van Duitse zijde is er een
bericht in de pers verschenen, waarin
gewag werd gemaakt van een op handen
zijnde koude winter en een er op vol
gende warme en zonnige zomer, zulks
op grond van de zonnevlekken. Als die
er eens niet waren.
Jammer, dat de dieren niet spreken
kunnen. Die zijn vaak veel weérgevoe-
liger dan de mensen. Luister maar eens
naar een verhaal, dat we enige tijd ge
leden opgetekend uit de mond van een
inwoonster uit Leeuwarden, die het op
haar beurt had vernomen van een oude
vrouw uit Vlieland.
„Vroeger had men op Vlieland veel
geiten, die de hele dag in de duinen
werden losgelaten. Ze kwanaen dan 's-
avonds weer in het dorp, maar soms
kwamen ze al vroeg in de middag terug
en zooht elk dier zijn eigen hok op. Dan
zei men: „Er komt onweer,' want de gei
ten komen thuis!" Dieren blijken erg
gevoelig te zijn voor veranderingen in
de atmosfeer (luchtdruk). Ergens lazen
we, dat een gans door zijn luide ge.-
kwaak de mensen van een Duitse stad
wakker had gemaakt in de 2e wereld
oorlog, alvorens er nog luchtalarm was
gegeven. Na de oorlog richtte men een
standbeeld op voor de gans met als on
derschrift: „Das Tier ahnt und klaget
an" (Het dier voorvoelt en slaat alarm).
Letterlijk vertaald betekent „anklagen":
aanklagen, beschuldigen. Jammer, dat
de poezen en honden ons niet een pootje
helpen op momenten dat onze vooruit
blik op een winter of zomer zo wazig is.
„Laten we eerst maar zien dat we
hier klaarkomen. Je voert niet te veel
uit en het is al half elf".
„Als jij het^ raar vindt, om aan hem
te schrijven, zie dan zijn adres voor me
te krijgen, dan doe ik het zelf. Je weet
het zeker wel ten naastebij, want je
zou hem immers een adresverandering
sturen?"
Tonny herademt. Ze vreesde al dat, hij
wist van de brieven, die ze met Smith
gewisseld heeft. „We 5;ullen weleens
zien", zegt ze. „Maar laten, we nou
voortmaken. 'k Ben doodop."
„Wat ben ik toch een driedubbele
egoïst", scheldt Koos zich in stilte. „Ik
sta hipr maar over mezelf tejdetsen,
terwijl haar een veel harder lot wacht.
Geen wonder, dat ze me niet veel ant
woord geeft".
Het is half een, als ze eindelijk naar
boven gaan. Morgen zal Ans zeggen dat
de winkel is „om bij te huilen, zo keu
rig", maar zij zijn tevreden en te moe
om verder te denken.
Moe, doodmoe is Tonny ook zondags
morgens. Ze is moe van het werken,
maar erger nog van het denken en van
de benauwde dromien, die haar kwelden
de weinige uren dat ze niet wakker lag.
Graag bleef ze op haar zolderkamertje,
liefst met gesloten gordijnen, maar dat
kan niet. Ei- is ook op zondagmorgen
werk dat haar wacht. De dames ver
langen om half negen te ontbijten en
wensen dat hun kamers aan kant zijn.
voordat ze kerkwaarts gaan. De dames
zijn des zondags geheel voor Tonny's
rekening. -
Koos is verkouden. Hij stuurt-Jan
naar beneden met de boodschap dat hij
niet naar de kerk gaat en vanmorgen in
bed blijven wil. „Maar je haalt me een
behoorlijke boterham, hoor", voegt hij
er bij. Koos bezit een onverwoestbare
eetlust, die het voor de tegenslagen nog
niet aflegde: Zodra hij zich alleen in
huis weet staat hij op en herleest nog
eens de beide schetsen, waarvoor hij op
Tonny's aan-yvijzing de stof uit zijn eer
ste verhaal lichtte. Tonny noemt ze
goed, maar zelf is hij er lang niet zo te
vreden over als over zijn eerste werk.
Och, ms^ar hij is eigenlijk nergens meer
over tevreden, hij durft ook nergens
meer op te hopen. Smith leek een ge
schikte kerel, jawel, maar dat leek do
minee Bolderman ook. Bovendien
straks, als Tonny in Zeeland zit, komt
ze helemaal niet meer bij Ada en ver
liest ze alle contact metTiaar vroegere
vriendenkring.
Kom, hij zal maar eens naar Ü&neden
gaan. Voor zo'n beetje verkoudheid in
bed liggen zijn ze niet v^an hem gewoon,
't Liefst ging hij een flinke wandeling
maken. Je zou wat horen, als hij dat
deed. Net naar de kerk en dan wande-
len!
Beneden gekomen neemt hij de krant,
zoekt naar het radio-nieuws. Ben gids
hebben ze sinds lang niet meer. Voor
wat die per jaar kost, koopt moeder
zich zp nodig een heel costuum.
Vanmorgen geen kerkdienst, maar
vanavond.... ha, dat is er een, die
naam heeft. Prachtig. Koos is vanavond
nog' verkouden.
's Middags is Ans enkele uren vrij. Ze
komt naar huis gefietst. Zegt vader
daar niets van? Niet dat hij haar ooit
op vrije zondagen het fietsen verboden
heeft, maar nu komt ze vandaag hele
maal niet in de kerk; Vanmorgen had
ze dienst, vanavond ook.hier begint
de kerk om zes uur, maar in de stad
vangen een paar kerken om vijf uur
aan. Daar zou ze heen kunnen gaan,
want eerst om zeven uur moet ze weer
binnen zijn. Zal vader haar wegsturen,
als het vier uur is? Nee, vader doet het
niet. Vader spreekt zelfs niet over de
kerk.
Moeder heeft er wel over gesproken,
vertelt Ans, als ze voor haar vertrek
nog een klein half uur met Koos alleen
is. „Maar, jo, ik kan niet rustig in de
kerk ztten tegenwoordig", zegt ze. „Ik
zou liever al de tijd, die je aan zo'n
kerk besteedt, gebruiken om voor jullie
te bidden. Voor mij is het niet zo erg,
maar voor jullie.
Ondanks alles moet Koos lachen. Hij
vraagt; „Waarom doe je dat niet?"
„Wat?"
„Anderhalf uur achter elkaar voor
ons bidden?"
(Wordt vervolgd)