EiiAriDEn-niEui/s
Weeshuizen krap in liet geld
^t Was geen gezichtsbedrog
daar in de Lintelostraat
BANKGIRO
Cyclonen waren actief
Via
Dü'ies en Datjes
V
J>e {stryd
om het beistaan
>blad
Vrijdag 24 september 1965
No. 3422
i^ iK -k
^^eeuwóe wa.Pkd&iinqf&H
it -k
N.V.SLAVENBUItG'SBaNK
Anna en Betsy brachten beide regen in ons land
De schuld eea noodlot De dood
een geheim Geen hoop en zon
der God.
De overmacht van bloed en
duisternis
Waarin ik ben, ontvangen en geboren,
{Iet is een nacht waarin ik ga
verloren,
Jen hard geheim, dat
onontkoombaar is".
peze duistere dichtrege]s zijn niet
ontleend aan een Grieks treurspel, of
jjn een modern existentialistisch ge
dicht, hoewel dat naar de inhoud beide
mogelijk zou zijn! Ze vormen de weer
gave van Psalm 51 3 uit de „Proeve
van een nieuwe berijming". Over de on-
lierkenbare verminking van het beken
de vers „'t Is niet alleen dit kwaad -dat'
joept om straf" zijn al kolommen vol
geschreven en het is niet onze bedoe
ling, daar nog iets aan toe te voegen.
Maar deze dichtregels kwamen me voor
(Je geest bij het lezen van^nikele hoofd
stukken uit Barthold van Ginkel's
^Twistgesprekken met God". Ze hadden
lirel als motto kunnen staan boven de
hoofdstukken „De schuld die nekt" en
,^Het doodsgeheim niet te tillen" We
ïrillen eens luisteren n^ar de antwoor
den die Barthold van Ginkel geeft op
deze twee grote levensvragen: „Waar
komt het kwaad in de wereld van
daan?" en „Wat volgt er op de dood?"
Ten allen tijde zijn er mensen ge
weest die geloochend hebben, dat de
neiging tot het kwade van nature in de
mens aanwezig was. De zonde kwam
niet voort uit de. verkeerde gezindheid
van het hart, maar ontstond alleen door
het slechte voorbeeld. De mens was be
gaafd met een wil die in vrijheid voor
het goede of voor het slechte kon kie
zen. -
Ds. van Ginkel weet, door de erva
ring geleerd, dat in de' mens in elk ge
val een negatieve drang aanwezig is.
Hij noemt als voornaamste symptoom
„de drang naar zelfhandhaving". Wij
mensen, zegt hij, zijn net een toom kip
pen, we pikken elkaar weg in de rang
orde van de sterkste, zodat de zwakste
zich tevreden moet stellen met de rest
jes.
Hoe komt dat? Wel, de drang tot het
goede en de drang tot het kwade strij
den met elkaar om de overmacht in ons
bestaan. „Om een technisch beeld te ge
bruiken: wij krijgen bij onze geboorte
een vliegtuig te besturen met twee mo
toren, die onregelmatig draaien. Wij
kregen in oris innerlijk een radiobaken
mee: onze gewetensfunctie. Deze au
tomatische gewetensfunctie wordt tij
dens onze opvoeding door oiize ouders
tot ontwikkeling gebracht". De bedoe
ling van dit beeld is duidelijk: Wanneer
de motoren ongelijkmatig draaien en we
dus uit de koers dreigen te geraken,
dan laat het radiobaken een waarschu
wende fluittoon horen. Doch aangezien
deze fluittoon is ingesteld door de op-
Voeding, werkt dat baken bij ieder
mens verschillend. Bij de een klinkt de
fluittoon als gevolg van een te strenge
opvoeding veel scherper dan bij de an
der, die minder absolute normen heeft
meegekregen. En als gevolg van die te
scherpe fluit lopen nu vele mensen met
overbodige schuldgevoelens rond. Dat
komt voornamelijk voor in kringen,
waar de „zondeval" wordt gezien als
oorzaak van het kwaad. Daardoor ont
staat dat verlammende gevoel: „Altijd
op de verkeerde weg, ver van God; al
leen al door het feit dat je een mens
bent". En dan zegt Van Ginkel letterlijk
„Op deze wijze leven duizenden mensen
met schuldgevoelens die onecht zijn. Zij
dragen de last van een schuld die hun
door de opvoeding is aangepraat. De
fluittoon die zij horen, is niet de waar
schuwende fluittoon van een goddelijke
orde, maar van hun geborneerde omge
ving. Kortom, zij zijn slachtoffers van
een stoorzender."
„Hier helpt maar één beslissing: de
stoorzender uitschakelen. Het is soms
goed, als wij afscheid nemen van de
Godsvoorstelling en, van de absolute
normen, die men in onze jeugd ons wil
de inprenten. Het is een bewrijs dat wij
geestelijk volwassener worden, als wij
onszelf en alle anderen leren aarrvaar-
den als mensen met een menselijk te
kort". En daarop volgen dan enkele zin
nen, die evengoed uit de pen van de
Franse filosoof Jean Paul Sartre had
den kunnen vloeien: „Dat is niet onze
schuld, het is ons lot. Het is de tragische
afgrpnd in ons mens-zijn".
We gaan toch even die stoorzender
inschakelen, temeer omdat Ds. Van
Ginkel, eenmaal predikant van Rens-
woude en van Wezep, zelf die stoorzen
der moet hebben liediend. Ik bedoel
vraag en antwoord 7 van de Heidel-
bergse Catechismus: „Vanwaar komt
dan zulk een verdorven aard Ties men
sen? Uit de val en de ongehoorzaam
heid van onze eerste voorouders Adam
en Eva in het Paradijs, waar onze na
tuur alzo is verdorven geworden, dat
wij allen in zonden ontvangen en gebo-
reïi worden".* Natuurlijk heeft Van Gin
kel zelf die stoorzender allang uitge
schakeld! Doet hij dat ook met het
Schriftgegeven over de zondeval, Ge
nesis 3? Wonderlijk genoeg, nee. Alléén
dit verhaal hebben we altijd vei-
keerd begrepen. „Dit verhaal wil ons
op uiterst diepzinnige wijze zeggen, dat
alle maimen en alle vrouwen op deze
.wereld een paradij sdroom dromen
Nu_zegt Genesis 3: .-..wij kunnen niet
eten van de boom van alles omvattende
kennis en ook niet van de boom die ons
hier op aarde een eeuwig leven geeft".
Dat wil zeggen: onze kennis is beperkt
en ons leven is eindig; dat is de tragiek
van ons bestaan! Ja, met zo'n bandeloze
exegese sta je tenslotte nergens voor.
Van het een komt het ander: Als de
zonde niet de consequentie is van onze
val, dan kan ook de dood niet de,straf
op de zonde zijn. Voor Van Ginkel is de
dood dan ook niet meer dan een fase
in het „natuurproces van geboorte,
bloeitijd en verwelken". Wat er na die
dood komt, wie zal het zeggen? „Het is
de mens gezet eenmaal te sterven en
daarn^ het oordeel", dat staat niet in de
Bijbel van Ds. van Ginkel. Of misschien
staat het er wel in, maar dan is het
beeldspraak.^ Een hel, of een eeuwige
straf, of een'toestand van eeuwige ver
vreemding van God, is er in ieder ge
val niet. Zelfs koning Saul, die de hand
aan zijn eigen leven sloeg, is volgens de
Bijbel behouden. De Staten-Vertaling
heeft maar wat aan de tekst geknoeid
om dat te verdoezelen, want, zo zegt
ds. Van Ginkel: „Onze calvinistische
vaderen stonden wat aarzelend tegen
over radicale barmhartigheid, die-ook
Saul niet buiten de kring der gelovigen
sloot."
Als er dan niemand naar de hel gaat,
dan gaat zekei? iedereen naar de hemel?
Nee, dat zult u Van Ginkel ook niet
horen zeggen, want het is nog zeer de
vraag, of er een hemel is. Een nieuw
Jeruzalem met gouden straten en paar-
len poorten, dat is immers ook allemaal
beeldspraak! „Een oud jasje, waaraan
Luister vanavond om 7 uur naar
HET PROGRAMMA
ook voor u.
op RADIO VERONICA 192 m
Presentatie: Hans van der Mey
Dit programma wordt u aangeboden d^-r
N.V. BISCUIT- EN CHOCOLADEFABRIEK
Dordrecht
teL01850-7941
nÊ*ÊSÊ PTKsiand'
tel. 01877-268
steeds meer mensen ontgroeien". Die
oude beelden zeggen ons niets meer en
nieuwe zijn er nog niet voor in de
plaats gekomen. Een modern mens kan
hoogstens zeggen met de R.K. auteur
Godfried Bomans: „Mijn hart trilt van
verwachting". Welke verwachting, dat
wordt niet duidelijk. „We weten slechts
één ding heel zeker: wij zinken na onze
dood in moeder aarde, maar die aarde
is van God".
Dat is de troost voor het laatste uur,
die Ds. Van Ginkel aan sterfbedden uit
deelt. Alle andere troost, hoe goed be
doeld ook, is boerenbedrog. Als we het
daarmee moeten stellen, hebben we
volgen Van Ginkel „weinig contact met
het levensgevoel van deze eeuw".
Hoe kunnen we nu tijdens ons leven
duidelijk maken, dat ons hart trilt van
verwachting? Onder andere door mid
del van ons testament. We kunmen een
deel van onze nalatenschap legateren
aan de wetenschap of aan de cultuur of
aan één of andere charitatieve instel
ling. We kunnen ook op een aildere ma
nier „een teken stellen". Als we maar
zorgen, straks als dode' voort te leven
tussen de levenden. „Cfp deze wijze gaat
niet één mens voor het nageslacht ver
loren".
tV -i!r -5^
Ik wil de lezers, voorzover ze nu de
krant nog niet opzij gelegd hebben, wel
opbiechten, dat de lectuur van deze
hoofdstukken me verdrietig heeft ge
maakt, verdrietiger dan menig werk uit
de moderne literatuur me zou kunnen
maken. „Geen hoop hebbende en zon
der God in de wereld" zegt Paulus. Als
de Franse filosoof Sartre ons de uit
zichtloosheid verkondigt, dat is triest,
maar we verwachten niets anders van
hem. Maar als de Amsterdamse domi
nee Van Ginkel het doet;'dat is onein
dig triester, want van hem verwachten
we wel iets anders. Ook in zijn Bijbel
staat, dat door één mens de zonde in
de wereld gekomen is en door de zon
de de dood..-.Ook in zijn Bijbel staat,
dat Christus de dood heeft verslonden
tot overwinning. Ook in zijn Bijbel
staat, dat God degenen, die in Jezus
ontslapen zijn, zal wederbrengen met
Hem. Maar ik geef toe, deze boodschap
is moeilijk in overeenstemming te bren
gen met het moderne levensgevoel,
want zij die in dit geloof zijn gestorven,
hebben beleden, datze gasten en
vreemdelingen op aarde waren
Waarnemer
Een Sunilteam waste in Zutfen bij
mevrouw G. W. Ladrak, Lintelo
straat 13. Na afloop werd vergele
ken en... wat Sunilgewassen had,
was witter, duidelijk witter! Zie
daar de reden waaróm iedere dag
weer huisvrouwen overgaan op
Sunil. Voor de grote en de fijne
was. Want alles wint aan witheid.
Zonder bleken, zonder blauwen.
Sunil met ultra-waswerking geeft
het hoogste wit!
Tegenwoordig klagen veel instellin-^
gen over gebrek aan geld (en soms ook
wel aan personeel). Ze zouden meer
personen kunnen opnemen, de gebou
wen kunen vergroten en verbeteren, als
ze maar meer geld hadden. Op allerlei
manieren probeert men het aantal con-
tribuanten uit te breiden, puzzels moe
ten geld inbrengen, acties voor de ra
dio (met de hoop op een mooie prijs!)
moeten meehelpen.
Bij de weeshuizen was het vroeger
net zo. Denk nog maar eens aan dat
versje van Vondel „Wij groeien vast in
tal en last". Door het groeiende (aan)tal
stegen de lasten zo, dat men naar al
lerlei middelen zocht om de zaak in
stand te kunnen houden.
Geldmiddelen
In Zierikzee hield men op derde paas
dag een collecte voor het weeshuis, die
in het midden der achttiende eeuw ie
der jaar ongeveer 20O gulden opbracht,
voor die tijd een aardig bedrag. Ook
werden er bussen in de kerk en in de
herbergen gehangen.
Het weeshuis bezat ook enkele lan
derijen, waarvan het de pacht genoot.
Later ging men over tot het verhuren
van rouwkleden om over de doodskis
ten te leggen. De familie van een over
ledene had de keus uit veertien ver
schillende soorten, waarvoor huur
■moest worden betaald.
Bij begrafenissen was het de gewoon
te dat zij die achter de baar liepen een
rouwmantel droegen. Niet ieder bezat.
zo'n kledingsstuk. Geen nood, men kon
ze in het weesbuis huren, het had een
voorraad van 200 stuks in allerlei groot
te en kwaliteit. Sommige jaren was dit
voor het gesticht een meevaller van
wel duizend gulden.
Als de wezen wat groter werden gin
gen ze verdienen. Dat gebeurde vroeger
al gauw, leerplicht bestond nog niet. Als
ze tien d twaalf jaar waren, hadden ze
genoeg geleerd en moesten aan het
werk. De meisjes naaiden en breiden,
niet alleen voor het huis, maar ook voor
particulieren. Sommige moeders lieten
het uitzet voor haar huwende dochters
door weesmeisjes naaien en borduren.
Als we dan bedenken, dat er steeds 12
of 24 stuks van iedere soort textiel aan
wezig moesten zijn, kvmnen we begrij
pen dat er in zo'n uitzet honderden u-
ren werk zat, machines waren er niet,
alles moest met de hand gebeuren. Dat
bracht voor het weeshuis weer een
aardig bedrag op. Sommige wezen kre
gen een dienst als dagmeisje.
De jongens gingen bij een ambachts
man in de leer, de eerste jaren verdien
den ze weinig of niets, maar als ze het
RIJMEN VAN TIJMEN
De bieten stukken minder
Maar toch niet suikerloos.
-•■ De zon kon weinig schijiien.
Het regende zo'n poos.
Het zal wel stukken schelen,
Maar straks gaat Dinteloord,
Toch aan het produceren.
Ook Puttershoek gaat .voort.
Het wordt de zoete inval,
Maar dan met gratis slik.
Et komt wel heel wat kijken,
Eer stroop vloeit in het blik.
De dagen korten aardig.
De lamp gaat vroeger aan.
We zagen reeds de zwaluw,
Van hier naar elders gaan.
De schaarse ooievaartjes,
Ze gingen aan de trek.
Dus is de n^jaarsschoonmaak.
Zeer ?eker ook niet gek.
De kachel wordt zeer zeker.
Alweer een goede vrind.
De olie en de kolen,
We zijn ze goed gezind.
Zeer langzaam maar zeer zeker.
Gaan we de nachtschuit in.
Maar 't wordt nu wel gezellig,
In menig huisgezin.
-jV -A-
We weten het, we weten het.
Het koffertje ging open.
We weten hoe het reut en zeilt.
We blijven maar weer hopen!
Er kwam een hele massa in.
Veel is er uitgegaan.
We zijn toch nog geen bankroetiers
Elk vecht voor z'n bestaan.
Troonrede: wel een moeilijk stuk.
Begroting: Idem zo.
We krijgen het in Holland heus.
Niet één-twee-drie cadeau.
Tij men
vak wat kenden, werden de verdien
sten groter.
Meestal mochten ze een deel van hun
loon houden (in het burgerweeshuis te
Middelburg een zesde deelj, de rest was
voor het weeshuis.
Ook kregen de weeshuizen dikwijls
legaten. Niet alleert goed voor de in
richting, ook voor de kinderen. Deze
moesten dan soms meelopen in de lijk-
statie en kregen op die dag" der begra
fenis een lekkere maaltijd. Weer eens
wat anders dan het eten van elke dag.
Toen Lodewijk Napoleon in 1809 Zie
rikzee bezocht, gaf hij 1500 gulden aan
het weeshuis. Toch waren er in sommi
ge jaren grote tekorten en moest de
stad subsidie geven.
Ook in Goes moest men het hoofd
zakelijk van de collecten hebben: op
nieuwjaarsdag en verder iedere drie
maanden langs de huizen. Voorts wer<J
hier op alle biljetten, die op het pu
blieke plakbord aangeplakt werden,
door de stadsbode een gansje (het wa
pen van de stad geslagen. Het kostte de
aanplakker^ drie stuivers voor het
weeshuis.
Lepelreciht
Dan hadden o.a. Goes en Zierikzee
het recht van de lepel. Alleen overdag
was de stadspoort open. Ieder die tarwe
gerst of ander graan de stad invoerde,
moest toestaan dat bij de poort een
ambtenaar een lepel (zo groot als een
pollepel) graan uit de zak schepte. De
/Opbrengst was voor het weeshuis.
Vooral in de Franse tijd, toen er 120
kinderen in het Goese weeshuis waren,
had men weinig inkomen en moest men
weleens zijn toevlucht nemen tot een
extra-collecte.
Later verdende het weeshuis nog wat
met de honden-belasting, waaAy de
weesvader moest nagaan wie er een
hond bezat. Waneer de wezen zo oud
waren dat ze voor zichzelf konden zor
gen, moesten ze het weeshuis verlaten.
Dat was meestal op de leeftijd van 20
tot 25 jaar. Onder hen waren er wel,
die al eerdet het huis verlaten hadden.
Maar dat was niet zo mooi: ze waren
weggelopen omdat de behandeling of
het eten hen niet beviel. In sommige
gestichten waren beide slecht, maar
lang niet overal. In Middelburg bijvoor
beeld was het eten eenvoudig, maar
voldoende. Ook de kleding zag er goed
uit, iedere zaterdag kregen de kinde
ren een scfhoon hemd. Ook werden de
MAAK GEBRUIK VAN
Gratis formulieren en
interestTergoedlnx.
Inlichtingen bij -
SliddeUianiis - Sommelsdük
Kade 5 - Tel. (01870) 22 68
haren geregeld nagezien of er geen on
gewenste gasten tussen logeerden.
De vrijheid lokte
Soms lokte de vrijheid. Ze mochten
gen tabak roken, koffie of thee drinken,
niet op straat maar op de biruienplaats
spelen (Zierikzee). En dan wilden ze wel
eens wat meer van de wereld zien.
Meestal werden ze achterhaald, maar
dat gebeurde soms na weken zoeken. De
bode van het armbestuur ging dan met
een open brief op zoek: naar de burge
meesters van verschillende plaatsen,
naar de scheepskapitèins en de oversten
van troepen.
In Goes liepen eens twee jongens weg.
Na drie jaar kwamen ze terug: ze wa
ren in Oost-Indië geweest. Ze kwamen
weer netjes terug naar hun -ysreeshuis en
boden hun excuses aan. Als proef wer
den ze voor een half jaar teruggenomen
Had men het maar niet gedaan! Ze ver
telden zulke mooie versierde verhalen
over hun verblijf in Indië, dat er iedere
week deserteurs waren. Zelf konden ze
ook niet meer wennen aan de strenge
discipline. Vóór hun proeftijd om was
waren ze verdwenen: in Vlissingen
dienst genomen als matroos.
Ook weesmeisjes doken wel eens een
poosje onder, vooral in die plaatsen
waar militairen gelegerd waren. Met
soms als gevolg gezinsuitbreiding in het
weeshuis.
Bij het normale vertrek uit het wees
huis als de kinderen de leeftijd hadden
om voor zichzelf te kunnen zorgen, kre
gen ze hun uitzet mee. Wanneer ze
trouwplannen hadden kónden ze dat
goed gebruiken. Niet altijd was het af
scheid gemakkelijk, vooral niet in die
inrichtingen, waar de verhouding tus
sen vader en moeder en de kinderen
goed was. Daar hebben de weeskinde
ren van harte gemeend wat ze als af-
scheidsvers opzegden:
„Gij hebt zo trouw 't een moeder kan
Ons dek en drank en brood gegeven.
En danken we andren voor het leven,
U danken we 't behoud ervan".
Middelburg.
L. van Wallenburg
(Van onze weerkundige medewerker
In de late zomer en in het begin van
de herfst ligt de periode, die het meest
gunstig is voor de~ ontwikkeling van
tropische cyclonen in het gebied van de
Caribische Zee, Antillen en Golf van
Mexico. Al enige jaren wordt aan deze
cyclonen een meisjesnaam gegeven (ze
schijnen vrouwelijk te zijn), te beginnen
met A, en dat werd dit jaar Anna. An
na ging in de tweede helft van augus
tus op pad en werd tussen 24 en 26 aug.
boven de Oceaan aangetroffen. Vrijdag
27 augustus trok Anna, waarvan de ac
tiviteit gering was geworden, via Zuid-
Engeland naar Frankrijk en veroorzaak
te vooral in het westen en zuiden van
ons land regen, plaatselijk ruim 20 mm.
Van de wind was wéinig meer te mer
ken.
Asti^onauten zagen haar.
Op 30 augustus gaf de Amerikaanse
weersateliet Tiros IX op 400 km. ten
noorden van Porto Rico de eerste foto's
van een tweede cycloon, die de naam
Betsy kreeg. Er gingen tien dagen over
heen, alvorens Betsy de Golf van Mexi
co overstak om in het aan deze golf ge
legen New Orleans niet alleen veel
schade aan te richten.maar pok slacht
offers te eisen. Ook de Gemini-astro-
nauten Gordon Cooper en Charles Con
rad zagen van uit hun ruimtecabine de
cycloon duidelijk en zij waren zelfs ge
noodzaakt één dag vroeger te landen
dan het plan was. Nadat Betsy in
kracht ging inboeten en zich langzaam
naar de Oceaan bewoog, raakte zij uit
het nieuw^ maar verdween nog niet ge
heel van de weerkaart.
Vorige week donderdag trok het res
tant naar het midden van de Oceaan
en plotseling (van donderdag op vrij
dag) scheen Betsy een nieuwe injectie
te krijgen, waarna zij zich vorige week
vrijdag ten zuidwesten van Ierland op
nieuw tot een actieve stormdepressie
ontwikkelde. Wij hebben het gemerkt.
In de vroege uren van zaterdag j.l.
stond er langs onze kust windkracht 9
en bracht Den Helder het tot een wind
stoot van ruim 110 km. per uur. Eerst
zondag, toen de gebluste Betsy haar
laatste adem uitblies bij Noorwegen,
werd de atmosfeer weer rustig.
Het gebeurt niet zo vaak, dat een ou
de tropische cycloon bij West-Europa
nog impulsen krijgt voor een zo hevige
opleving. Slechts een klein gedeelte van
de cyclonen komt in de westelijke stro
ming boven de Oceaan terecht. De
meeste hebben vóórdien al het loodje
gelegd.
Niet tegen te houden.
De Amerikanen hebben jaren geleden
al een permanente luchtvaartpatrouille
ingesteld, die een eenmaal ontstane cy
cloon in het oog houdt. Nu men over
weersatellieten beschikt (de Tiras-sa
tellieten) krijgt men ook regelmatig fo
to's waarop een wervelstorm snel is
waar te nemen doordat het wolkenveld
een duidelijke spiraalvorm geeft, die
doet denken aan een foto van de ster
renhemel met een spiraalnevel. In het
centrum van de cycloon (het z.g. oog)
komt vaak geen bewolking voor.
Anna en Betsy, beide brachten zij
het tot West-Europa. Het is mogelijk,
dat dit deze of volgende maand aan nog
een cycloon gelukt, maar het blijft een
zeldzaamheid. De wetensch,ap is zover
gevorderd, dat zij de cyclonen snel ont
dekt en dat men, nadat zij ontdekt zijn,
steeds de hand aan de pols kan houden
om te berekenen welke koers zij vol
gen. Gelukkig zijn ze voor onze streken'
zo goed als ongevaarlijk, al kan het, zo
als zaterdag j.l., nog tot een fikse
storm komen. Wat men, ook bij Ame
rika, nog niet kan, dat is tegenhouden
en haar „mores leren" alvorens zij met
orkaanwinden gevaarlijk kunnen wor
den.
(Nadruk verboden)-
VERVOLGVERHAAL
door D. Menkens-van der Spiegel
Copyright J. J. Groen Zn. N.V.
48
Alsman is geen ezel en hij
^eet, waar de schoen wringt. En daar
komt hij verdraaid met zo'n geteem.
Gerust, vader, toen liep me de gal
over".
"Ja, Koos, maar toch deed je ver-
Koetd. Er is een versje jij kent het
allicht beter dan ik dat zo begint:
verbeter, maar verbitter niet. Jij hebt
verbittering gewekt, mijn jongen!"
iiDat heeft dominee De Ridder u ze
ker op de mouw gespeld. Ik zeg u: een
groot deel van de jongens was het met
">s eens. Ik was vandaag wel niet in
net dorp, maar ik heb genoeg gehoord."
..Ik ook. Ik heb meer gehoord, dan me
"ef was".
..Ja vader, voor u ik zéi het im-
'"ers al, het spijt me zo voor u".
...Helemaal niet voor jezelf? Vind je
"iet, dat je te dol bent doorgedraafd?
dan je laatste woord daar?"
..Ja, dat ha3 ik niet moeten zeggen.
i Was ruw".
„En je had ook niet op zulk een ma
nier moeten afgeven op dominees en
kerkmensen. Je hebt geredeneerd, of
zij "de crisis op hun geweten hebben. Er
zijn verkeerden onder, er zijn zelfs hui
chelaars bij> maar daarom mag je ze
toch niet allemaal over één kam sche
ren? En geloof je niet, dat Alsman ge
lijk had met te zeggen dat de mensen
zich moeten verootmoedigen, dat ze in
schuldbesef tot God moeten gaan?"
„Als de dominees en de kerkmensen^
daar dan maar mee beginnen. Alsman
wou de wereld vooropsturen, maar dat
is onzin. Als de wereld op de vrome
luitjes let, zal ze zich hoe langer hoe
verder van God afkeren".
„Dus jij kent helemaal geen oprecRt
gelovigen? Jij kent helemaal geen
christenen? Jij kent helemaal geen
mensen, die zich offeren voor hun naas
te?"
„O ja, maar de meerderheid----
„Die verbeter je niet, door ze af te
maken zonder dat ze er bij zijn. Zou jij
courage genoeg hebben, om de mensen
die je bedoelde, over hun tekortkomin
gen te gaan spreken?" -^
Daar moet Koos even om lachen, „Ze
zouden me aan zien komen".
„Daarom moet je ze ook niet achter
hun rug veroordelen."
„Dus je moogt je mening niet zeggen?"
„Jawel, maar dat moet je op een an
dere manier doen"
„O, als ik de gelegenheid had gehad.
me er op voor te bereiden^ dan zou ik
het wel op een andere manier hebben
gedaan".
„'t Zal het beste^ zijn dat je dit aan
het bestuur schrijft".
„Moet ik ze schrijven, vader?"
„Wou je het liever mondeling gaan
doen?"
„Bewaar me, nee, 'k ga er- niet meer
heen. Dat heb ik gisteravond al gezegd".
Koster geeft niet direct antwoord. Hij
heeft deze hele dag en in de lange
nacht, die er aan voorafging zijn her
sens gepijnigd met de vraag; wat moet
ik. Hoever gingen je vaderplichten in
een geval als dit.- Je moest de jongen
natuurlijk aansporen tot excuus vragen,
maar minder om wat hij gezegd had
dan om de wijze, waarop hij het deed.
Zo'n jongen had er datgene uitgegooid,
wat je zelf al jarenlang in je binnenste
smoorde. Kon je hem dwingen, zich
daarover te verontschuldigen? Mocht je
dat doen? Ten opzichte van de dominee
had hij zich aan de zijde van de jon
gen geschaard. Was het recht, zich nu
tegen hem te stellen?
„U wilt toch niet, dat ik er weer
heenga,vader? Heus, ik kan niet.
„Staat het niet een beetje, of je de
gevolgen vreest, als je je niet meer
laat zien?"
„Daar heb ik zelf ook over gedacht.
Maar weet u,- als ik ga, krijg ik een
bende dikke woorden te slikken. Hard
kans of de geachte ere-voorzitter is zelf
aanwezig. Dan vader, dan zouden er
nog zwaarder woorden vallen".
„Als het er zo voorstaat, doe je beter
een briefje te schrijven".
„Wat moet daar dan in?"
„Je vraagt excuus voor je ruwheid,
zegt dat het je spijt, je niet in betere
vorm te hebben uitgedrukt. En dan be
dank je (voor je lidmaatschap, neemt
met een paar beleefde woorden af
scheid".
Koos straalt. Beste vader heeft hij
toch. Een andere pipa zou eisen dat je
een voetval deed.
„Vader, u en u
Hij grijpt vaders hand.
„Ja?"
„Is het weer goed tussen ons, vader?"
„Ig het kwaad geweest?"
„Nee, maar ik bedoel of of u het
me vergeeft".
„'t Moeilijke woord is er uit, hè jo?"
„Nou ja----
„Zeker, Koos, ik vergeef het je. Maar
doe me een plezier en weeg in 't ver
volg je woorden. Morgen moet je hier
het dorp in, dan krijg je veel te horen,
wees daar verzekerd van. Zeg dan geen
harde dingen. Haal je schouders op,
zwijg, of zeg dat je driftig werd. Ga in
géén geval op dat oude stokpaardje
doordraven. Je bereikt er toch niets
mee. Er is veel verkeerds, maar door
het aan te pakken zoals jij deed, wordt
weinig nut gesticht. Je bent ook nog te
jong, om alles zuiver te beoordelen. Och
jongen, ik kan dat niet eens. Doordat
we in de druk zijn gekomen, houden
we te veel rekening met onszelf. Dat is
ook een vorm van egoisme. Misschien is
dat in Gods oog wel erger dan het
plichtsverzuim van een dominee of de
hebzucht van een kerkeraadslid. Laten
we de naastenliefde niet in de eerste
plaats zoeken in het hart van een an
der. Laten we ons afvragen, hoever we
zelf zijn. Praten zullen we er nu ver
der niet meer over, tenzij je het zelf
zou willen. Alleen nog dit. Het briefje,
dat je aanstaande donderdag instuurt,
wil ik lezen".
„Ja, vader! Natuurlijk, vader!"
Koos weet, dat hij het zwaarste nu
achter de rug heeft. Met moeder is het
al in orde. Daar heeft hij even mee ge
praat, straks, toen ze in de keuken zijn
late maaltijd bereidde. Moeder heeft ge
zegd dat hij niet zo opvliegend moet
zijn en nog iets meer van die aard.
Maar ze heeft beloofd: „Als je het met
vader inorde hebt, is het tussen ons
beiden ook van de baan." Wat kan hem
nu de rest schelen? Alleen om zijn ou
ders heeft hij zich vandaag bezwaard
gevoeld. Maar dat is voorbij. Als mor
gen de mevrouwen en juffrouwen wat
te vertellen hebben, maakt hij er zich
met een grapje af. Dat kan hij.
Toöh wordt de zaterdag moeilijker
dan hij had kunnen denken. En het al
lermoeilijkste is wel, bij enkelen te ho
ren dat men hem niet meer aan de deur
wU zien.
Een dier deuren hoort aan het huis
van dominee Bolderman. Jammer van.
de leverantie, stijgt het hem naar de
lippen. De vorige week werd hem de
somma van twee en zeventig cent uit
betaald. Hij houdt echter rekening met
wat vader zei en zwijgt, 't Ergste is, dat
hij met zo'n boodschap thuis moet ko
men. Vier klanten verloren!
Vader neemt het kalm op. Die klan
ten kwijt? Welnee! Tonny moet maar
direct om de boekjes gaan.
Tonny doet het en het is alleen me
vrouw Bolderman, die geen bestelling
heeft.
„Zie je wel, dat het goed afloopt",
zegt vader.
Een klant als Bolderman slaat vader
even hoog aan als ik, denkt Koos.
Zondagsmiddags schrijft hij het brief
je. Dat ligt alvast klaar voor donder
dag. Evenwel eer het verzoHden
wordt, verandert hij er nog het een en
ander aan en, als het tenslotte bezorgd
is, is hij er nog niet geheel over tevre
den. Maar vader is het wel en dat is
voor Koos het voornaamste. Wat deert
hem verder die historie?
Dat andere! Gré! Déar denkt hij over.
Al waren hun ontmoetingen sinds lang
geëindigd, zijn liefde heeft hij nog niet
kunnen overwirmen. Hij heeft daar ook
nooit erg zijn best voor gedaan.
(Wordt vervolgd)