EiiAriDEn-niEui/s Weeshuizen krap in liet geld ^t Was geen gezichtsbedrog daar in de Lintelostraat BANKGIRO Cyclonen waren actief Via Dü'ies en Datjes V J>e {stryd om het beistaan >blad Vrijdag 24 september 1965 No. 3422 i^ iK -k ^^eeuwóe wa.Pkd&iinqf&H it -k N.V.SLAVENBUItG'SBaNK Anna en Betsy brachten beide regen in ons land De schuld eea noodlot De dood een geheim Geen hoop en zon der God. De overmacht van bloed en duisternis Waarin ik ben, ontvangen en geboren, {Iet is een nacht waarin ik ga verloren, Jen hard geheim, dat onontkoombaar is". peze duistere dichtrege]s zijn niet ontleend aan een Grieks treurspel, of jjn een modern existentialistisch ge dicht, hoewel dat naar de inhoud beide mogelijk zou zijn! Ze vormen de weer gave van Psalm 51 3 uit de „Proeve van een nieuwe berijming". Over de on- lierkenbare verminking van het beken de vers „'t Is niet alleen dit kwaad -dat' joept om straf" zijn al kolommen vol geschreven en het is niet onze bedoe ling, daar nog iets aan toe te voegen. Maar deze dichtregels kwamen me voor (Je geest bij het lezen van^nikele hoofd stukken uit Barthold van Ginkel's ^Twistgesprekken met God". Ze hadden lirel als motto kunnen staan boven de hoofdstukken „De schuld die nekt" en ,^Het doodsgeheim niet te tillen" We ïrillen eens luisteren n^ar de antwoor den die Barthold van Ginkel geeft op deze twee grote levensvragen: „Waar komt het kwaad in de wereld van daan?" en „Wat volgt er op de dood?" Ten allen tijde zijn er mensen ge weest die geloochend hebben, dat de neiging tot het kwade van nature in de mens aanwezig was. De zonde kwam niet voort uit de. verkeerde gezindheid van het hart, maar ontstond alleen door het slechte voorbeeld. De mens was be gaafd met een wil die in vrijheid voor het goede of voor het slechte kon kie zen. - Ds. van Ginkel weet, door de erva ring geleerd, dat in de' mens in elk ge val een negatieve drang aanwezig is. Hij noemt als voornaamste symptoom „de drang naar zelfhandhaving". Wij mensen, zegt hij, zijn net een toom kip pen, we pikken elkaar weg in de rang orde van de sterkste, zodat de zwakste zich tevreden moet stellen met de rest jes. Hoe komt dat? Wel, de drang tot het goede en de drang tot het kwade strij den met elkaar om de overmacht in ons bestaan. „Om een technisch beeld te ge bruiken: wij krijgen bij onze geboorte een vliegtuig te besturen met twee mo toren, die onregelmatig draaien. Wij kregen in oris innerlijk een radiobaken mee: onze gewetensfunctie. Deze au tomatische gewetensfunctie wordt tij dens onze opvoeding door oiize ouders tot ontwikkeling gebracht". De bedoe ling van dit beeld is duidelijk: Wanneer de motoren ongelijkmatig draaien en we dus uit de koers dreigen te geraken, dan laat het radiobaken een waarschu wende fluittoon horen. Doch aangezien deze fluittoon is ingesteld door de op- Voeding, werkt dat baken bij ieder mens verschillend. Bij de een klinkt de fluittoon als gevolg van een te strenge opvoeding veel scherper dan bij de an der, die minder absolute normen heeft meegekregen. En als gevolg van die te scherpe fluit lopen nu vele mensen met overbodige schuldgevoelens rond. Dat komt voornamelijk voor in kringen, waar de „zondeval" wordt gezien als oorzaak van het kwaad. Daardoor ont staat dat verlammende gevoel: „Altijd op de verkeerde weg, ver van God; al leen al door het feit dat je een mens bent". En dan zegt Van Ginkel letterlijk „Op deze wijze leven duizenden mensen met schuldgevoelens die onecht zijn. Zij dragen de last van een schuld die hun door de opvoeding is aangepraat. De fluittoon die zij horen, is niet de waar schuwende fluittoon van een goddelijke orde, maar van hun geborneerde omge ving. Kortom, zij zijn slachtoffers van een stoorzender." „Hier helpt maar één beslissing: de stoorzender uitschakelen. Het is soms goed, als wij afscheid nemen van de Godsvoorstelling en, van de absolute normen, die men in onze jeugd ons wil de inprenten. Het is een bewrijs dat wij geestelijk volwassener worden, als wij onszelf en alle anderen leren aarrvaar- den als mensen met een menselijk te kort". En daarop volgen dan enkele zin nen, die evengoed uit de pen van de Franse filosoof Jean Paul Sartre had den kunnen vloeien: „Dat is niet onze schuld, het is ons lot. Het is de tragische afgrpnd in ons mens-zijn". We gaan toch even die stoorzender inschakelen, temeer omdat Ds. Van Ginkel, eenmaal predikant van Rens- woude en van Wezep, zelf die stoorzen der moet hebben liediend. Ik bedoel vraag en antwoord 7 van de Heidel- bergse Catechismus: „Vanwaar komt dan zulk een verdorven aard Ties men sen? Uit de val en de ongehoorzaam heid van onze eerste voorouders Adam en Eva in het Paradijs, waar onze na tuur alzo is verdorven geworden, dat wij allen in zonden ontvangen en gebo- reïi worden".* Natuurlijk heeft Van Gin kel zelf die stoorzender allang uitge schakeld! Doet hij dat ook met het Schriftgegeven over de zondeval, Ge nesis 3? Wonderlijk genoeg, nee. Alléén dit verhaal hebben we altijd vei- keerd begrepen. „Dit verhaal wil ons op uiterst diepzinnige wijze zeggen, dat alle maimen en alle vrouwen op deze .wereld een paradij sdroom dromen Nu_zegt Genesis 3: .-..wij kunnen niet eten van de boom van alles omvattende kennis en ook niet van de boom die ons hier op aarde een eeuwig leven geeft". Dat wil zeggen: onze kennis is beperkt en ons leven is eindig; dat is de tragiek van ons bestaan! Ja, met zo'n bandeloze exegese sta je tenslotte nergens voor. Van het een komt het ander: Als de zonde niet de consequentie is van onze val, dan kan ook de dood niet de,straf op de zonde zijn. Voor Van Ginkel is de dood dan ook niet meer dan een fase in het „natuurproces van geboorte, bloeitijd en verwelken". Wat er na die dood komt, wie zal het zeggen? „Het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarn^ het oordeel", dat staat niet in de Bijbel van Ds. van Ginkel. Of misschien staat het er wel in, maar dan is het beeldspraak.^ Een hel, of een eeuwige straf, of een'toestand van eeuwige ver vreemding van God, is er in ieder ge val niet. Zelfs koning Saul, die de hand aan zijn eigen leven sloeg, is volgens de Bijbel behouden. De Staten-Vertaling heeft maar wat aan de tekst geknoeid om dat te verdoezelen, want, zo zegt ds. Van Ginkel: „Onze calvinistische vaderen stonden wat aarzelend tegen over radicale barmhartigheid, die-ook Saul niet buiten de kring der gelovigen sloot." Als er dan niemand naar de hel gaat, dan gaat zekei? iedereen naar de hemel? Nee, dat zult u Van Ginkel ook niet horen zeggen, want het is nog zeer de vraag, of er een hemel is. Een nieuw Jeruzalem met gouden straten en paar- len poorten, dat is immers ook allemaal beeldspraak! „Een oud jasje, waaraan Luister vanavond om 7 uur naar HET PROGRAMMA ook voor u. op RADIO VERONICA 192 m Presentatie: Hans van der Mey Dit programma wordt u aangeboden d^-r N.V. BISCUIT- EN CHOCOLADEFABRIEK Dordrecht teL01850-7941 nÊ*ÊSÊ PTKsiand' tel. 01877-268 steeds meer mensen ontgroeien". Die oude beelden zeggen ons niets meer en nieuwe zijn er nog niet voor in de plaats gekomen. Een modern mens kan hoogstens zeggen met de R.K. auteur Godfried Bomans: „Mijn hart trilt van verwachting". Welke verwachting, dat wordt niet duidelijk. „We weten slechts één ding heel zeker: wij zinken na onze dood in moeder aarde, maar die aarde is van God". Dat is de troost voor het laatste uur, die Ds. Van Ginkel aan sterfbedden uit deelt. Alle andere troost, hoe goed be doeld ook, is boerenbedrog. Als we het daarmee moeten stellen, hebben we volgen Van Ginkel „weinig contact met het levensgevoel van deze eeuw". Hoe kunnen we nu tijdens ons leven duidelijk maken, dat ons hart trilt van verwachting? Onder andere door mid del van ons testament. We kunmen een deel van onze nalatenschap legateren aan de wetenschap of aan de cultuur of aan één of andere charitatieve instel ling. We kunnen ook op een aildere ma nier „een teken stellen". Als we maar zorgen, straks als dode' voort te leven tussen de levenden. „Cfp deze wijze gaat niet één mens voor het nageslacht ver loren". tV -i!r -5^ Ik wil de lezers, voorzover ze nu de krant nog niet opzij gelegd hebben, wel opbiechten, dat de lectuur van deze hoofdstukken me verdrietig heeft ge maakt, verdrietiger dan menig werk uit de moderne literatuur me zou kunnen maken. „Geen hoop hebbende en zon der God in de wereld" zegt Paulus. Als de Franse filosoof Sartre ons de uit zichtloosheid verkondigt, dat is triest, maar we verwachten niets anders van hem. Maar als de Amsterdamse domi nee Van Ginkel het doet;'dat is onein dig triester, want van hem verwachten we wel iets anders. Ook in zijn Bijbel staat, dat door één mens de zonde in de wereld gekomen is en door de zon de de dood..-.Ook in zijn Bijbel staat, dat Christus de dood heeft verslonden tot overwinning. Ook in zijn Bijbel staat, dat God degenen, die in Jezus ontslapen zijn, zal wederbrengen met Hem. Maar ik geef toe, deze boodschap is moeilijk in overeenstemming te bren gen met het moderne levensgevoel, want zij die in dit geloof zijn gestorven, hebben beleden, datze gasten en vreemdelingen op aarde waren Waarnemer Een Sunilteam waste in Zutfen bij mevrouw G. W. Ladrak, Lintelo straat 13. Na afloop werd vergele ken en... wat Sunilgewassen had, was witter, duidelijk witter! Zie daar de reden waaróm iedere dag weer huisvrouwen overgaan op Sunil. Voor de grote en de fijne was. Want alles wint aan witheid. Zonder bleken, zonder blauwen. Sunil met ultra-waswerking geeft het hoogste wit! Tegenwoordig klagen veel instellin-^ gen over gebrek aan geld (en soms ook wel aan personeel). Ze zouden meer personen kunnen opnemen, de gebou wen kunen vergroten en verbeteren, als ze maar meer geld hadden. Op allerlei manieren probeert men het aantal con- tribuanten uit te breiden, puzzels moe ten geld inbrengen, acties voor de ra dio (met de hoop op een mooie prijs!) moeten meehelpen. Bij de weeshuizen was het vroeger net zo. Denk nog maar eens aan dat versje van Vondel „Wij groeien vast in tal en last". Door het groeiende (aan)tal stegen de lasten zo, dat men naar al lerlei middelen zocht om de zaak in stand te kunnen houden. Geldmiddelen In Zierikzee hield men op derde paas dag een collecte voor het weeshuis, die in het midden der achttiende eeuw ie der jaar ongeveer 20O gulden opbracht, voor die tijd een aardig bedrag. Ook werden er bussen in de kerk en in de herbergen gehangen. Het weeshuis bezat ook enkele lan derijen, waarvan het de pacht genoot. Later ging men over tot het verhuren van rouwkleden om over de doodskis ten te leggen. De familie van een over ledene had de keus uit veertien ver schillende soorten, waarvoor huur ■moest worden betaald. Bij begrafenissen was het de gewoon te dat zij die achter de baar liepen een rouwmantel droegen. Niet ieder bezat. zo'n kledingsstuk. Geen nood, men kon ze in het weesbuis huren, het had een voorraad van 200 stuks in allerlei groot te en kwaliteit. Sommige jaren was dit voor het gesticht een meevaller van wel duizend gulden. Als de wezen wat groter werden gin gen ze verdienen. Dat gebeurde vroeger al gauw, leerplicht bestond nog niet. Als ze tien d twaalf jaar waren, hadden ze genoeg geleerd en moesten aan het werk. De meisjes naaiden en breiden, niet alleen voor het huis, maar ook voor particulieren. Sommige moeders lieten het uitzet voor haar huwende dochters door weesmeisjes naaien en borduren. Als we dan bedenken, dat er steeds 12 of 24 stuks van iedere soort textiel aan wezig moesten zijn, kvmnen we begrij pen dat er in zo'n uitzet honderden u- ren werk zat, machines waren er niet, alles moest met de hand gebeuren. Dat bracht voor het weeshuis weer een aardig bedrag op. Sommige wezen kre gen een dienst als dagmeisje. De jongens gingen bij een ambachts man in de leer, de eerste jaren verdien den ze weinig of niets, maar als ze het RIJMEN VAN TIJMEN De bieten stukken minder Maar toch niet suikerloos. -•■ De zon kon weinig schijiien. Het regende zo'n poos. Het zal wel stukken schelen, Maar straks gaat Dinteloord, Toch aan het produceren. Ook Puttershoek gaat .voort. Het wordt de zoete inval, Maar dan met gratis slik. Et komt wel heel wat kijken, Eer stroop vloeit in het blik. De dagen korten aardig. De lamp gaat vroeger aan. We zagen reeds de zwaluw, Van hier naar elders gaan. De schaarse ooievaartjes, Ze gingen aan de trek. Dus is de n^jaarsschoonmaak. Zeer ?eker ook niet gek. De kachel wordt zeer zeker. Alweer een goede vrind. De olie en de kolen, We zijn ze goed gezind. Zeer langzaam maar zeer zeker. Gaan we de nachtschuit in. Maar 't wordt nu wel gezellig, In menig huisgezin. -jV -A- We weten het, we weten het. Het koffertje ging open. We weten hoe het reut en zeilt. We blijven maar weer hopen! Er kwam een hele massa in. Veel is er uitgegaan. We zijn toch nog geen bankroetiers Elk vecht voor z'n bestaan. Troonrede: wel een moeilijk stuk. Begroting: Idem zo. We krijgen het in Holland heus. Niet één-twee-drie cadeau. Tij men vak wat kenden, werden de verdien sten groter. Meestal mochten ze een deel van hun loon houden (in het burgerweeshuis te Middelburg een zesde deelj, de rest was voor het weeshuis. Ook kregen de weeshuizen dikwijls legaten. Niet alleert goed voor de in richting, ook voor de kinderen. Deze moesten dan soms meelopen in de lijk- statie en kregen op die dag" der begra fenis een lekkere maaltijd. Weer eens wat anders dan het eten van elke dag. Toen Lodewijk Napoleon in 1809 Zie rikzee bezocht, gaf hij 1500 gulden aan het weeshuis. Toch waren er in sommi ge jaren grote tekorten en moest de stad subsidie geven. Ook in Goes moest men het hoofd zakelijk van de collecten hebben: op nieuwjaarsdag en verder iedere drie maanden langs de huizen. Voorts wer<J hier op alle biljetten, die op het pu blieke plakbord aangeplakt werden, door de stadsbode een gansje (het wa pen van de stad geslagen. Het kostte de aanplakker^ drie stuivers voor het weeshuis. Lepelreciht Dan hadden o.a. Goes en Zierikzee het recht van de lepel. Alleen overdag was de stadspoort open. Ieder die tarwe gerst of ander graan de stad invoerde, moest toestaan dat bij de poort een ambtenaar een lepel (zo groot als een pollepel) graan uit de zak schepte. De /Opbrengst was voor het weeshuis. Vooral in de Franse tijd, toen er 120 kinderen in het Goese weeshuis waren, had men weinig inkomen en moest men weleens zijn toevlucht nemen tot een extra-collecte. Later verdende het weeshuis nog wat met de honden-belasting, waaAy de weesvader moest nagaan wie er een hond bezat. Waneer de wezen zo oud waren dat ze voor zichzelf konden zor gen, moesten ze het weeshuis verlaten. Dat was meestal op de leeftijd van 20 tot 25 jaar. Onder hen waren er wel, die al eerdet het huis verlaten hadden. Maar dat was niet zo mooi: ze waren weggelopen omdat de behandeling of het eten hen niet beviel. In sommige gestichten waren beide slecht, maar lang niet overal. In Middelburg bijvoor beeld was het eten eenvoudig, maar voldoende. Ook de kleding zag er goed uit, iedere zaterdag kregen de kinde ren een scfhoon hemd. Ook werden de MAAK GEBRUIK VAN Gratis formulieren en interestTergoedlnx. Inlichtingen bij - SliddeUianiis - Sommelsdük Kade 5 - Tel. (01870) 22 68 haren geregeld nagezien of er geen on gewenste gasten tussen logeerden. De vrijheid lokte Soms lokte de vrijheid. Ze mochten gen tabak roken, koffie of thee drinken, niet op straat maar op de biruienplaats spelen (Zierikzee). En dan wilden ze wel eens wat meer van de wereld zien. Meestal werden ze achterhaald, maar dat gebeurde soms na weken zoeken. De bode van het armbestuur ging dan met een open brief op zoek: naar de burge meesters van verschillende plaatsen, naar de scheepskapitèins en de oversten van troepen. In Goes liepen eens twee jongens weg. Na drie jaar kwamen ze terug: ze wa ren in Oost-Indië geweest. Ze kwamen weer netjes terug naar hun -ysreeshuis en boden hun excuses aan. Als proef wer den ze voor een half jaar teruggenomen Had men het maar niet gedaan! Ze ver telden zulke mooie versierde verhalen over hun verblijf in Indië, dat er iedere week deserteurs waren. Zelf konden ze ook niet meer wennen aan de strenge discipline. Vóór hun proeftijd om was waren ze verdwenen: in Vlissingen dienst genomen als matroos. Ook weesmeisjes doken wel eens een poosje onder, vooral in die plaatsen waar militairen gelegerd waren. Met soms als gevolg gezinsuitbreiding in het weeshuis. Bij het normale vertrek uit het wees huis als de kinderen de leeftijd hadden om voor zichzelf te kunnen zorgen, kre gen ze hun uitzet mee. Wanneer ze trouwplannen hadden kónden ze dat goed gebruiken. Niet altijd was het af scheid gemakkelijk, vooral niet in die inrichtingen, waar de verhouding tus sen vader en moeder en de kinderen goed was. Daar hebben de weeskinde ren van harte gemeend wat ze als af- scheidsvers opzegden: „Gij hebt zo trouw 't een moeder kan Ons dek en drank en brood gegeven. En danken we andren voor het leven, U danken we 't behoud ervan". Middelburg. L. van Wallenburg (Van onze weerkundige medewerker In de late zomer en in het begin van de herfst ligt de periode, die het meest gunstig is voor de~ ontwikkeling van tropische cyclonen in het gebied van de Caribische Zee, Antillen en Golf van Mexico. Al enige jaren wordt aan deze cyclonen een meisjesnaam gegeven (ze schijnen vrouwelijk te zijn), te beginnen met A, en dat werd dit jaar Anna. An na ging in de tweede helft van augus tus op pad en werd tussen 24 en 26 aug. boven de Oceaan aangetroffen. Vrijdag 27 augustus trok Anna, waarvan de ac tiviteit gering was geworden, via Zuid- Engeland naar Frankrijk en veroorzaak te vooral in het westen en zuiden van ons land regen, plaatselijk ruim 20 mm. Van de wind was wéinig meer te mer ken. Asti^onauten zagen haar. Op 30 augustus gaf de Amerikaanse weersateliet Tiros IX op 400 km. ten noorden van Porto Rico de eerste foto's van een tweede cycloon, die de naam Betsy kreeg. Er gingen tien dagen over heen, alvorens Betsy de Golf van Mexi co overstak om in het aan deze golf ge legen New Orleans niet alleen veel schade aan te richten.maar pok slacht offers te eisen. Ook de Gemini-astro- nauten Gordon Cooper en Charles Con rad zagen van uit hun ruimtecabine de cycloon duidelijk en zij waren zelfs ge noodzaakt één dag vroeger te landen dan het plan was. Nadat Betsy in kracht ging inboeten en zich langzaam naar de Oceaan bewoog, raakte zij uit het nieuw^ maar verdween nog niet ge heel van de weerkaart. Vorige week donderdag trok het res tant naar het midden van de Oceaan en plotseling (van donderdag op vrij dag) scheen Betsy een nieuwe injectie te krijgen, waarna zij zich vorige week vrijdag ten zuidwesten van Ierland op nieuw tot een actieve stormdepressie ontwikkelde. Wij hebben het gemerkt. In de vroege uren van zaterdag j.l. stond er langs onze kust windkracht 9 en bracht Den Helder het tot een wind stoot van ruim 110 km. per uur. Eerst zondag, toen de gebluste Betsy haar laatste adem uitblies bij Noorwegen, werd de atmosfeer weer rustig. Het gebeurt niet zo vaak, dat een ou de tropische cycloon bij West-Europa nog impulsen krijgt voor een zo hevige opleving. Slechts een klein gedeelte van de cyclonen komt in de westelijke stro ming boven de Oceaan terecht. De meeste hebben vóórdien al het loodje gelegd. Niet tegen te houden. De Amerikanen hebben jaren geleden al een permanente luchtvaartpatrouille ingesteld, die een eenmaal ontstane cy cloon in het oog houdt. Nu men over weersatellieten beschikt (de Tiras-sa tellieten) krijgt men ook regelmatig fo to's waarop een wervelstorm snel is waar te nemen doordat het wolkenveld een duidelijke spiraalvorm geeft, die doet denken aan een foto van de ster renhemel met een spiraalnevel. In het centrum van de cycloon (het z.g. oog) komt vaak geen bewolking voor. Anna en Betsy, beide brachten zij het tot West-Europa. Het is mogelijk, dat dit deze of volgende maand aan nog een cycloon gelukt, maar het blijft een zeldzaamheid. De wetensch,ap is zover gevorderd, dat zij de cyclonen snel ont dekt en dat men, nadat zij ontdekt zijn, steeds de hand aan de pols kan houden om te berekenen welke koers zij vol gen. Gelukkig zijn ze voor onze streken' zo goed als ongevaarlijk, al kan het, zo als zaterdag j.l., nog tot een fikse storm komen. Wat men, ook bij Ame rika, nog niet kan, dat is tegenhouden en haar „mores leren" alvorens zij met orkaanwinden gevaarlijk kunnen wor den. (Nadruk verboden)- VERVOLGVERHAAL door D. Menkens-van der Spiegel Copyright J. J. Groen Zn. N.V. 48 Alsman is geen ezel en hij ^eet, waar de schoen wringt. En daar komt hij verdraaid met zo'n geteem. Gerust, vader, toen liep me de gal over". "Ja, Koos, maar toch deed je ver- Koetd. Er is een versje jij kent het allicht beter dan ik dat zo begint: verbeter, maar verbitter niet. Jij hebt verbittering gewekt, mijn jongen!" iiDat heeft dominee De Ridder u ze ker op de mouw gespeld. Ik zeg u: een groot deel van de jongens was het met ">s eens. Ik was vandaag wel niet in net dorp, maar ik heb genoeg gehoord." ..Ik ook. Ik heb meer gehoord, dan me "ef was". ..Ja vader, voor u ik zéi het im- '"ers al, het spijt me zo voor u". ...Helemaal niet voor jezelf? Vind je "iet, dat je te dol bent doorgedraafd? dan je laatste woord daar?" ..Ja, dat ha3 ik niet moeten zeggen. i Was ruw". „En je had ook niet op zulk een ma nier moeten afgeven op dominees en kerkmensen. Je hebt geredeneerd, of zij "de crisis op hun geweten hebben. Er zijn verkeerden onder, er zijn zelfs hui chelaars bij> maar daarom mag je ze toch niet allemaal over één kam sche ren? En geloof je niet, dat Alsman ge lijk had met te zeggen dat de mensen zich moeten verootmoedigen, dat ze in schuldbesef tot God moeten gaan?" „Als de dominees en de kerkmensen^ daar dan maar mee beginnen. Alsman wou de wereld vooropsturen, maar dat is onzin. Als de wereld op de vrome luitjes let, zal ze zich hoe langer hoe verder van God afkeren". „Dus jij kent helemaal geen oprecRt gelovigen? Jij kent helemaal geen christenen? Jij kent helemaal geen mensen, die zich offeren voor hun naas te?" „O ja, maar de meerderheid---- „Die verbeter je niet, door ze af te maken zonder dat ze er bij zijn. Zou jij courage genoeg hebben, om de mensen die je bedoelde, over hun tekortkomin gen te gaan spreken?" -^ Daar moet Koos even om lachen, „Ze zouden me aan zien komen". „Daarom moet je ze ook niet achter hun rug veroordelen." „Dus je moogt je mening niet zeggen?" „Jawel, maar dat moet je op een an dere manier doen" „O, als ik de gelegenheid had gehad. me er op voor te bereiden^ dan zou ik het wel op een andere manier hebben gedaan". „'t Zal het beste^ zijn dat je dit aan het bestuur schrijft". „Moet ik ze schrijven, vader?" „Wou je het liever mondeling gaan doen?" „Bewaar me, nee, 'k ga er- niet meer heen. Dat heb ik gisteravond al gezegd". Koster geeft niet direct antwoord. Hij heeft deze hele dag en in de lange nacht, die er aan voorafging zijn her sens gepijnigd met de vraag; wat moet ik. Hoever gingen je vaderplichten in een geval als dit.- Je moest de jongen natuurlijk aansporen tot excuus vragen, maar minder om wat hij gezegd had dan om de wijze, waarop hij het deed. Zo'n jongen had er datgene uitgegooid, wat je zelf al jarenlang in je binnenste smoorde. Kon je hem dwingen, zich daarover te verontschuldigen? Mocht je dat doen? Ten opzichte van de dominee had hij zich aan de zijde van de jon gen geschaard. Was het recht, zich nu tegen hem te stellen? „U wilt toch niet, dat ik er weer heenga,vader? Heus, ik kan niet. „Staat het niet een beetje, of je de gevolgen vreest, als je je niet meer laat zien?" „Daar heb ik zelf ook over gedacht. Maar weet u,- als ik ga, krijg ik een bende dikke woorden te slikken. Hard kans of de geachte ere-voorzitter is zelf aanwezig. Dan vader, dan zouden er nog zwaarder woorden vallen". „Als het er zo voorstaat, doe je beter een briefje te schrijven". „Wat moet daar dan in?" „Je vraagt excuus voor je ruwheid, zegt dat het je spijt, je niet in betere vorm te hebben uitgedrukt. En dan be dank je (voor je lidmaatschap, neemt met een paar beleefde woorden af scheid". Koos straalt. Beste vader heeft hij toch. Een andere pipa zou eisen dat je een voetval deed. „Vader, u en u Hij grijpt vaders hand. „Ja?" „Is het weer goed tussen ons, vader?" „Ig het kwaad geweest?" „Nee, maar ik bedoel of of u het me vergeeft". „'t Moeilijke woord is er uit, hè jo?" „Nou ja---- „Zeker, Koos, ik vergeef het je. Maar doe me een plezier en weeg in 't ver volg je woorden. Morgen moet je hier het dorp in, dan krijg je veel te horen, wees daar verzekerd van. Zeg dan geen harde dingen. Haal je schouders op, zwijg, of zeg dat je driftig werd. Ga in géén geval op dat oude stokpaardje doordraven. Je bereikt er toch niets mee. Er is veel verkeerds, maar door het aan te pakken zoals jij deed, wordt weinig nut gesticht. Je bent ook nog te jong, om alles zuiver te beoordelen. Och jongen, ik kan dat niet eens. Doordat we in de druk zijn gekomen, houden we te veel rekening met onszelf. Dat is ook een vorm van egoisme. Misschien is dat in Gods oog wel erger dan het plichtsverzuim van een dominee of de hebzucht van een kerkeraadslid. Laten we de naastenliefde niet in de eerste plaats zoeken in het hart van een an der. Laten we ons afvragen, hoever we zelf zijn. Praten zullen we er nu ver der niet meer over, tenzij je het zelf zou willen. Alleen nog dit. Het briefje, dat je aanstaande donderdag instuurt, wil ik lezen". „Ja, vader! Natuurlijk, vader!" Koos weet, dat hij het zwaarste nu achter de rug heeft. Met moeder is het al in orde. Daar heeft hij even mee ge praat, straks, toen ze in de keuken zijn late maaltijd bereidde. Moeder heeft ge zegd dat hij niet zo opvliegend moet zijn en nog iets meer van die aard. Maar ze heeft beloofd: „Als je het met vader inorde hebt, is het tussen ons beiden ook van de baan." Wat kan hem nu de rest schelen? Alleen om zijn ou ders heeft hij zich vandaag bezwaard gevoeld. Maar dat is voorbij. Als mor gen de mevrouwen en juffrouwen wat te vertellen hebben, maakt hij er zich met een grapje af. Dat kan hij. Toöh wordt de zaterdag moeilijker dan hij had kunnen denken. En het al lermoeilijkste is wel, bij enkelen te ho ren dat men hem niet meer aan de deur wU zien. Een dier deuren hoort aan het huis van dominee Bolderman. Jammer van. de leverantie, stijgt het hem naar de lippen. De vorige week werd hem de somma van twee en zeventig cent uit betaald. Hij houdt echter rekening met wat vader zei en zwijgt, 't Ergste is, dat hij met zo'n boodschap thuis moet ko men. Vier klanten verloren! Vader neemt het kalm op. Die klan ten kwijt? Welnee! Tonny moet maar direct om de boekjes gaan. Tonny doet het en het is alleen me vrouw Bolderman, die geen bestelling heeft. „Zie je wel, dat het goed afloopt", zegt vader. Een klant als Bolderman slaat vader even hoog aan als ik, denkt Koos. Zondagsmiddags schrijft hij het brief je. Dat ligt alvast klaar voor donder dag. Evenwel eer het verzoHden wordt, verandert hij er nog het een en ander aan en, als het tenslotte bezorgd is, is hij er nog niet geheel over tevre den. Maar vader is het wel en dat is voor Koos het voornaamste. Wat deert hem verder die historie? Dat andere! Gré! Déar denkt hij over. Al waren hun ontmoetingen sinds lang geëindigd, zijn liefde heeft hij nog niet kunnen overwirmen. Hij heeft daar ook nooit erg zijn best voor gedaan. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1965 | | pagina 5