Bij de 300 ste geboortedag
van Bernardus Smytegelt
Demonstratie met „Nu-Swift"
brandbjusapparatén te Dirksland
NU-SWIFT"
VAUXtlALL
om het beütaan
Nieuwe vetarme kaas
geperfectioneerde
brandblusapparaten
Vervolg Ziekenhuis
Van Weel en Bethesda
Dirksland
Garage-Knöps
99
Agent voor Goeree-Overflakkee:
P. VERKERKE sommelsduk - nieuwe tonge
Geïnstalleerd op 31 oorlogsvloten.
100% betrouwbaar
10 jaar garantie op de dmkhouders.
Bladz. 2
„EILANDEN-NIEUW S"
Dinsdag 17 augustus 1965.
Uit de aangeliaalde testamentaire be
paling blijl!;t namelijk dat de opdracht
tot de bouw van een ziekenhuis van een
zodanige streldcing was dat deze mo
gelijkheid inhield om ook andere dan
on- en minvermogende zieken tegen be
taling op te nemen. Door aan deze be
paling, die volgens de letterlijke be
woordingen van liet testament beperkt
was tot de Dirkslandse ingezetenen, een
ruimere uitleg te geven, ook om rede
nen van praktische aard, werd het mo
gelijk gemaakt een contact te leggen
met de toen reeds bestaande Hervorm
de Diaconale Ziekenhuisvereniging, be
kend onder de naam „Bethesda", die
zich ten doel stelde te komen tot de
stichting van een Flakkees streekzie
kenhuis.
Deze omstandigheid heeft ertoe geleid
dat beide instellingen, dus de Van Weel
Stichting en de vereniging Bethesda,
elkaar gevonden hebben in het sluiten
van een overeenkomst op 10 december
1931, krachtens welke werd gebouwd en
in 1934 in gebruik' genomen het thans in
Dirksland aanwezige ziekenhuis, bekend
onder de naam „Het Gecombineerd Van
Weel-Bethesda Ziekenhuis te Dirks
land".
Om dit contract nu gaat het in feite
bij de behandeling van de onderhavige
aangelegenheid. Dit contract is de basis
van het Gecombineerd Ziekenhuisbe
stuur en mitsdien ook van het bestuurs
beleid. Een contract gaat uit van de
aanwezigheid van twee partijen die zich
verbinden een gemeenschappelijk be
lang te behartigen. Er waren en er zijn
dus twee zelfstandige instellingen, die
samen een ziekenhuis besturen. Deze
vorm van ziekenhuisbestuur, die voor
zover bekend enig in den lande is, toont
aan, en nu citeren wij een uitspraak in
het aan het verzoekschrift ten grond
slag liggende rapport van de Algemeen
Voorzitter, „dat beide instellingen er
bewust of onbewust de voorkeur aan
gaven geheel zelfstandig te blijven niet
tegenstaande zij, ook op levensbeschou
welijk gebied, een vrijwel gelijk ge
richte doelstelling nastreefden. Immers
ook van de Van Weel Stichting met
haar sterk (hervormd) kerkelijke inslag
kan gezegd worden dat zij zich de chris
telijke ziekenverpleging ten doel sïelt.
Als een der oorzaken van deze voor
keur voor zelfstandigheid kan worden
aangemerkt de testamentaire opdracht
ten aanzien van de verzorging van de
behoeftige Dirkslandse zieken, welke
verzorging men wellicht niet uit handen
wenste te geven aan een niet specifieke
Dirkslandse instelling. Dit argument
moet uiteraard worden bezien in het
licht van de toen geldende ongunstige
omstandigheden op medisch-sociaal ge
bied.
De Van Weel Stichting was vooral in
de dertiger jaren een sociale instelling
bij uitnemendheid, een toeverlaat voor
de toen nog velen die waren verstoken
van enigerlei voorziening bij ziekte en
ongeval, die anders op de openbare of
kerkelijke liefdadigheid waren aange
wezen.
Hoewel de tegenwoordige generatie
zich moeilijk meer kan verplaatsen in
de gedachtengang van de initiatiefne
mers kan wel worden aangenomen dat
deze zich de federatieve samenwerking
te idealistisch hebben voorgesteld. Dit
is verklaarbaar, alleen reeds door het
feit dat men geen voorstelling had van
de praktische uitvoerbaarheid van de
eigen schepping en er op vertrouwd
werd dat de liefde tot het gemeenschap
pelijk object, weliswaar met gescheiden
functionering, voldoende waarborg was
voor het welslagen der gemeenschappe
lijke onderneming. Te weinig heeft men
zich gerealiseerd, ook weer alleszins be
grijpelijk, dat een tweeledig bestaan
met een tweeledige taak, ook een twee
ledige belangenbehartiging in stand
houdt, of duidelijker uitgedrukt, dat
beide partijen in hun beleid zich te zeer
zouden richten op het eigen terrein
hunner bemoeiingen, zulks ten nadele
van het algemeen welzijn. Dat de een
heid van het ziekenhuis geen tweeledige
belangenbehartiging gedoogt is iets wat
eerst in de praktijk moest worden on
dervonden".
In bedoeld rapport wordt dan nader
ingegaan op de praktische bezwaren die
aan dit gecombineerd ziekenhuisbestuur
verbonden zijn. Als belangrijkste mogen
worden vermeld:
a. De ingewikkelde bestuursconstella-
tie. Er zijn zes bestuursorganen, te
weten een algemeen en een dage
lijks bestuur van de Van Weel
Stichting, een algemene vergadering
en een bestuur van de vereniging
Bethesda en een gecombineerd al
gemeen en een gecombineerd dage-
lijlcs bestuur.
Dit logge bestuursapparaat werkt
zeer belemmerend voor een doelma
tig en slagvaardig bestuursbeleid en
is oorzaak van een gebrek aan be-
stuvu-sluracht.
b. De competentie-regelinig. De over
eenkomst van 1934 regelt de be-
voegheden van de bustuurspartners
ten aanzien van gecombineerde
aangelegenheden. De praktij Ic heeft
bewezen dat deze regeling in be
paalde gevallen niet of vrijwel niet
uitvoerbaar is, waarvan voor het
ziekenhuis nadelige situaties het ge
volg kunnen zijn.
c. Systeem financiële verhouding. De
gecombineerde bestuursvorm maakt
de aanwezigheid van een financieel
verhoudingssysteem met een daar
op afgestemde dubbele boekhouding
en administratie noodzakelijk. Deze
zijn van een zodanige ingewUdield-
heid, dat vereenvoudiging dringend
gewenst is, hetgeen evenwel bij
continuering van de dubbele be-
stuursconstellatie niet te verwezen
lijken is.
Deze en andere omstandigheden heb
ben het huidige bestuur er toe geleid
zich te beraden op de vraag of de twee
ledige bestuursconstellatie, mede in ver
band met de gewijzigde tijdsomstandig
heden, nog wel reden van bestaan heeft
eii of de situatie van het ogenblik, ver
geleken met die ten tijde van de tot
standkoming, deze constellatie nog wel
rechtvaardigt, gezien de niet geringe
bezwaren die daaraan kleven. Het be
stuur verantwoordt het beraad op deze
vraag aldus:
„De belangrijke plaats die dit zieken
huis op ons eiland inneemt, ten a'anzien
waarvan de gehele bevolking er van
uitgaat dat dit op de meest juiste en
doelmatige wijze w-ordt bestuurd, maakt
het in ieder geval noodzakelijk deze
vraag niet uit de weg te gaan maar de
ze eerlijk onder ogen te zien".
Dit beraad is, blijkens het adres,-zeer
langdurig en diepgaand geweest en
heeft uiteindelijk geleid tot algehele
overeenstemming met betrekking tot
het creëren van een geheel nieuwe be
stuursorganisatie op basis van een ont-
Werp-stichtingsakte. Dit ontwerp is door
het Algemeen Gecombineerd Bestuur in
zijn vergadering van 17 juni 1965 met
algemene stemmen goedgekeurd.
Nieuwe naam: „Stichtinig Het Van
Weel-Bethesda Ziekenhuis"
Dit ontwerp-stichtingsakte regelt de
fusie van de beide instellingen Van
Weel en Bethesda in een nieuwe stich
ting, genaamd: „Stichting Het Van Wee!
Bethesda Ziekenhuis". Deze nieuwe
stichting neemt over alle rechte^ en
verplichtingen, alle bezittingen en
schulden van de beide thans bestaande
instellingen. Voor de Van Weel Stich
ting is van belang de opneming in de
Stichtingsakte van de volgende hepa-
ling:
1. Het bestuur van de Stichting is be
last met het beheer van het „Van
Weelfonds", momenteel bestaande
uit het daartoe specifiek onder dat
hoofd afgezonderde grootboekkapi
taal.
2. Het bestuur komt de verplichtingen
na welke zijn vermeld in het testa
ment van Vrouwe Paulina IV^ria
Van Weel, verleden voor notaris H.
S. Ariëns te 's-Gravenhagè, op vijf
tien februari negentienhonderdzes-
entwintig, tot kosteloze verpleging
van min. of onvermogende Dirks
landse ingezetenen.
3. Ten laste van de inkomsten van dit
fonds wordt aan de gewone reke
ning der Stichting vergoed een ver-
pleegtirüs naar het all-in tarief per
verpleegdag in de laagste tarief
klasse. De lasten van dit fonds mo
gen de baten niet overtreffen.
4. De in het testament genoemde on-
en minvermogende zieken worden
verpleegd in het op het ziekenhuis
terrein zich bevindende paviljoen,
dat daarvoor uitsluitend bestemd
blqtt. Verpleging in het paviljoen
van andere zieken is slechts moge-
Iqh als de plaatsruimte zulks toe
laat.
Uit deze bepaling blijkt, dat de testa
mentaire opdracht van Vrouwe Van
Weel onverkort wordt overgenomen en
zelfs nog nader wordt geconcretiseerd
door het treffen van een ruimtelijke
voorziening. Wij zien in deze bepaling
een deugdelijke waarborg voor het na
leven van -de verplichtingen krachtens
het Van Weel-legaat. En het is met na-
rr^e deze bepaling die ons de vrijmoe
digheid geeft uw raad voor te stellen
gunstig op het verzoekschrift te be-
schiliken op de wijze zoals is voorge
steld. Met de aldus gewaarborgde na
leving van het Van Weel-legaat is er
geen redelijk bezwaar meer in te bren
gen tegen de opheffing van de Van Weel
Stichting, nu daarmede het algemeen
ziekenhuisbelang zo zeer kan worden
gediend.
r^iddalh.rnii'- iéUfoo^ 2043
Blijkens een persbericht van het Ame
rikaanse Ministerie van Landbouw
werd in de Verenigde Staten onlangs
de bereiding van een nieuw soort kaas
met een laag vetgehalte ontwikkeld, al
dus het „Officieel ""Orgaan". Deze kaas
wordt gemaakt van ondermelk, ziet er
uit en smaakt als zeer milde cheddar,
bevat slechts 5 a 7«/o melkvet (tegen 31
'/o in normale cheddar), doch meer
vocht en vetvrije bestanddelen. De be
reidingstijd voor deze vetarme kaas be
draagt twee en een half uur en voor
rijping is slechts één tot drie maanden
voeding, vergeleken met zes en een half
uur voor de bereiding en zes tot der
tien maanden voor rijping voor gewone
cheddar. Er heeft nog geen proefver-
koop plaats gevonden, hoewel verschei
dene honderden consumenten deze kaas
tijdens demonstraties hebben gekeurd.
De grote meerderheid zou hebben ver
klaard dat de kwaliteit uitstekend of
goed was.
Zaterdag 21 augustus a.s. zullen te
Dirksland op het terrein aan de Haven-
dijk Jeugdbrahdweerwedstrijden ge
houden worden. Deze vangen aan te
2.15 uur.
Hierna, plm. 3.15 uur zullen de „Nu
Swift" brandblusapparaten worden ge
demonstreerd, o.a. poederblussers, nat-
blusapparaten enz.
Deze demonstratie zal zeer interes
sant zijn voor H.H. Landbouwers, eige
naren van droogschuren, opslagplaatsen
en dergelijke om zich op het gebied van
brandbeveiliging te oriënteren.
Na afloop zullen belangstellenden in
de gelegenheid worden gesteld op het
terrein adviezen en inlichtingen in te
winnen.
Nadat we in een vorig artikel een be
knopt overzicht van Smytegelts leven
hebben gegeven willen we ditmaal een
beschouwing wijden aan zijn persoon en
werk om dan tot slot te trachten, een
antwoord te vinden op de vraag waar
aan deze Middelburgse prediker zijn
grote populariteit te danken heeft.
Smytegelt als mens
Voor zover we weten, bestaat er geen
portret van Bernardus Smytegelt. Het
kan zijn, dat hij zich nimmer heeft la
ten portretteren het is ook mogelijk,
dat er wel één of meer, portretten van
hem bestaan, doch dat ze in de loop der
eeuwen verloren zijn gegaan.
Hoe het ook zij, om een, indruk te krij
gen van zijn persoon, zullen we moeten
afgaan op mededelingen van zijn tijdge
noten. De uitvperigste beschrijving van
zijn karakter vinden we in de „Voor
rede" op zijn prekenbundel „Des Chris
tens heil en sieraad", van de hand van
zijn opvolger, ds. A. W. de Beveren.
Aan de betrouwbaarheid van diens in
lichtingen behoeft niet te worden ge
twijfeld, daar De Beveren hem van zeer
nabij heeft gekend, en intiem met hem
bevriend is geweest. Hoogstens heeft de
liefde voor de zo vereerde voorganger
diens beeld wel wat geïdealiseerd.
De'Beveren tekent Smytegelt als een
man met een helder verstand en een
buitengewoon sterk geheugen. Behalve
over een grondige kennis beschikte hij
over een degelijk inzicht en over de
de gave om zijn opvattingen en advie
zen op eenvoudige wijze aan anderen
mee te delen. Niet alleen op theologisch,
maar ook op maatschappelijk en poli
tiek terrein lag zijn interesse. Uit zijn
gelegenheidspreken blijkt duidelijk dat
hij geen studeerkamergeleerde was of
een kluizenaar, maar dat hij midden in
het leven stond en dat er weinig aan
zijn aandacht ontsnapte.
Smytegelt was een Zeeuw en heeft
zijn leven lang in Zeeland gewoond'en
gewerkt. Ook hij bezat de eigenschap
pen, waaraan de Zeeuwen over het al
gemeen te kennen zijn. Hij was vrien
delijk, eenvoudig en natuurlijk. Als hij
ergens een afkeer van had, dan was het
van gemaaktheid. Hij zei weleehs: „Ik
draag mijn wezen, zoals mijn Schepper
dat heeft gevormd, ongefronsd en onge
maakt". Met evenveel gemak had hij
omgang met eenvoudigen en aanzien
lijken: kenmerk van een aangeboren
beschaving.
Als predikant dwong hij algemeen
respect af, leer en leven waren met el
kaar in evenwicht. Hij verafschuwde
het „wel te prediken en kwalijk te le
ven". Zulke predikanten waren slechte
voorbeelden voor de gemeente, vond hij
want „de mensen kijken altijd meer
naar de zon, wanneer ze verduisterd
wordt, dan wanneer ze schijnt".
Maar bij deze goede eigenschappen
behield hij een geringe dunk van zich
zelf. Het was geen voorgewende nede
righeid wanneer 'hij soms zei: „Als ik
gewoon kerkganger was, zou ik liever
andere predikanten horen dan Smyte-:
geit!"
Hoe weinig waarde hij aan zijn eigen
werk hechtte blijkt ook uit zijn voort
durende weigering om preken in druk
uit te geven. Tijdens zijn leven is slechts
één preek van hem verschenen, en dat
nog tegen zijn zin. Hij wilde zelfs niet,
dat na zijn dood zijn leven zou worden
beschreven, hij zei: „Dat behoeft over
mij niet. Als ik bij de Drieënige God
ben, heb ik eer genoeg". Een bescha
mend voorbeeld dachten we, voor pre
dikers, die zich tot het geestelijk nage
slacht van Smytegelt rekenen en hoe
wel ze niet in zijn schaduw kunnen
staan, toch tijdens hun leven reeds hun
biografie het licht doen zien, vermeer
derd met enkele preken!
Smytegelt als prediker
Over Smytegelts kanselwerk zouden
we zogoed als niets weten, indien hij
zijn zin had gekregen. Hij had namelijk
testamentair vastgelegd, dat al zijn
uitgeschreven preken, preekschetsen,
aantekeningen en andere manuscripten
onder zijn drie erfgenamen moesten
worden verdeeld (Smytegelt was name
lijk ongehuwd). De erfgenamen moch
ten ze niet uitlenen of overschrijven,
anders moesten de papieren worden
verbrand. Dat laatste zal wel gebeurd
zijn: de erfgenamen zullen er trouwens
niet veel aan gehad hebben, want Smy
tegelt schreef onleesbaar!
Dat er op het ogenblik toch zo om en
nabij 500 gedrukte preken van Smyte
gelt in omloop zijn, hebben we te dan-
VERVOLGVERHAAL
door D. Menkens-van der Spiegel
Copyright J. J. Groen Zn. N.V.
37
Dominee Boldermans woning is niet
van de achterkant te bereiken en nie
mand heeft ooit de wagen van Alberts
aan de voordeur zien staan, maar detas-
sen, die mevrouw uit de stad sleept,
schijnen steeds zwaarder te worden. In
evenredigheid daarmee mindert de
weekrekening in Kosters boekje. Mevr.
is niet meer in de winkel geweest sinds
die decemberdag. Als er nu reclame^
artikelen zijn, die haar aanstaan, stuurt
ze het dienstmeisje, om deze te bekijken
en zo mogelijk op zicht te vragen.
Koos heeft mevrouw nog een keer ge
sproken. Hij had het om zijn ouders
toch maar beter gevonden, excuus te
gaan vragen. Hij had aangebeld en ge
vraagd, of hij dominee even spreken
mocht. Mevrouw was gekomen en had
gezegd:: „Je kunt mij wel vertellen, wat
je aan dominee zeggen wou."
Manmoedig heeft Koos zich beheerst
en geantwoord: „Ik wou dominee zeg
gen dat ik er spijt van heb, in drift naar
hem toe gekomen te zijn. Als ik een dag
gewacht had, zou ik de dingen anders
hebben gezegd en geen ruwe woorden
hebben gebruikt."
„Heb je anders niets te zeggen?" heeft
ze zeer uit de hoogte gevraagd.
„Ik wou dominee excuus vragen".
„Is dat alles?"
„Ja, mevrouw!"
„Zo, jongeman", heeft ze toen gezegd,
„als dat alles is,'vind ik het heel weinig.
Maar ik zal de boodschap aan dominee
overbrengen. Je kunt gaan".
Sindsdien zijn de bestelling nog klei
ner geworden. Neen, van dominee Bol
derman is geen hulp te wachten, maar
als vader eens naar dominee De Rid-"
der ging? Koos wil dat toch eens voor
stellen.
„Nee, Koos", zegt vader, „in dit op
zicht zijn mijn gedachten nog zo goed
als onveranderd. Stel, dat dominee De
Ridder pressie kon en wou uitoefenen
dan zou ik het toch niet willen".
„Nou ja, pressie uitoefenen dat is
de bedoeling niet, maar hij kan toch de
lui aanraden, om bij ons te kopen; hij
komt toch met zoveel mensen in aan
raking. Als hij wist, hoe slecht het ons
ging en dat aan anderen vertelde het
lijkt wel stuitend, als de mensen uit
meelij terugkomen, maar in ons geval is
het van het grootste belang, dat ze ko
men".
„Zeker, Koos! En hoe stuitend dat te
rugkomen uit meelij ook zou zijn, toch
zou ik er dankbaar voor wezen. Maar
ze komen niet terug, ook niet uit mee
lij. Ze hebben hun geld liever dan hun
medemens. Het egoisme heerst overal,
jo; aan egoisme gaat een hele wereld te
gronde, dus waarom wij niet? Zie om je
heen, overal zijn mensen, handelaars,
ambachtslui, die te redden zouden zijn,
als het egoisme verdween. Ik verwacht
van mijn naasten al lang geen hulp
meer."
„Als God dan maar helpt". Terluiks
kijkt Koos vader aan. Zal hij nu einde
lijk eens iets zeggen, waar je houvast
aan hebt?
Niet direkt komt het antwoord en va
ders stem is onvast, wanneer hij zegt:
„Ja, als God dan maar helpt en als wij
maar tevreden kunnen zijn met de ma
nier, waarop Hij het doet".
Er is weinig bemoedigends in deze
woorden en toch vindt Koos ze mooi,
omdat het vader is, die ze zegt.
Koos tracht vertrouwend de achttien
de april tegen te gaan, maar, als die
dag aanbreekt, lijkt hem toch de toe
komst heel donker. Wat een dag.^ Nog
niet de helft van de vorige week heeft
hij te bezorgen, geen vierde van een
jaar geleden. En telkens moet hij langs
de Weiburgseweg, telkens ziet hij de
keurige etalages van het moderne win-
kelhuis op de hoek, telkens ziet hij, hoe
bloemstukken worden binnengedragen
en hoe zich nu, in de morgenuren, de
kijklustigen al verdringen voor de brede
spiegelruiten.
Alles wat hij in deze richting te doen
heeft, moet voor twee uur zijn afge
lopen, heeft hij zich voorgenomen. Het
gelukt. Maar om half twee ziet hij toch
hoe de queue te groeien begint, tegen
tweeën merkt hij, hoe er zelfs een paar
politiemannen zijn gekomen, om onder
de wachtenden de orde te bewaren.
Geen wonder. Alberts heeft in de laats
te dagen nog extra-verrstssingen bekend
gemaakt, die het deel zullen worden
van de honderdste koper, van de twee
honderdste, de vijfhonderdste;...
Een zaterdag zo stil als deze, hebben
ze bij Koster nog nooit beleefd.
's Avonds kunnen zé rustig bij elkaar
.zittenr Slechts een enkele maal gaat de
winkelbel. Dan kijken ze elkaar aan.
Alle zes zijn ze thuis. Tonny is niet te
bewegen geweest, deze avond naar Ada
te gaan. Ze heeft die bezoeken hele
maal willen staken, toen de juffrouw
kwam, maar daarvan heeft niemand der
huisgenoten willen weten. Zaterdags
neemt Ans de juffrouw voor haar reke
ning en Jan springt overal bij, waar bij
te springen is. Nochtans op deze za
terdag waarderen de anderen het, dat
hun oudste dochter en zuster bij hen is
gebleven. Het samendragen geeft een
gevoel van veiligheid, bijna van geluk.
Alleen die stilte, dat zwijgen, drukt zo
zwaar. Koos kan daar het minst te
gen. Hij moet iets horen, iets zeggen.
ken aan de arbeid van „stenografen"
die tijdens de kerkdiensten of daarna
het gesprokene te boek stelden. De be
kendste onder hen is mej. Maria Boter,
die dertig jaar lang met grote nauw
keurigheid Smytegelts preken^heeft op
geschreven. Het zijn meestal haar ma
nuscripten geweest, die dienst gedaan
hebben bij de uitgave van de diverse
prekenbundels. Naar het oordeel van de
tijdgenoten zijn deze preken niet alleen
zakelijk, maar zelfs woordelijk gelijk
aan de preken zoals Smytegelt ze op de
Middelburgse kansels heeft uitgespro
ken. Tegenover het voordeel dat we nu
een zo getrouw mogelijk beeld van
Smytegelts preekwerk hebben, staat ui
teraard het nadeel, dat een geïmprovi
seerde toespraak (Smytegelt preekte uit
het hoofd, grote uitzondering in die
tijd!) zich niet gemakkelijk laat lezen.
Ook naar de vorm verschillen de pre
ken van Smytegelt van die van zijn
tijdgenoten. Geen spoor van gewichtig-
doenerij, geen vertoon van geleerdheid,
geen gezochte exegese, geen langdradi
ge betogen, zoals we van de 18e eeuwers
gewend zijn, maar gewone schriftver
klaring, eenvoudige toepassing, prakti
sch, op de man-af, in een taal, die de
mensen verstonden, voor ons gevoel
soms net te plat. We kunnen er in elk
geval van leren dat we als predikers de
taal van onze eigen tijd moeten spreken:
de taal die Smytegelt in zijn tijd sprak,
doet nu wel ouderwets aan, maar was
rond 1700 hypermodern.
Wat de inhoud betreft, Smytegelt was
voluit V.D.M.: Dienaar des Goddelijken
Woords, Zijn prediking was Schrif
tuurlijk-bevindelijk. Maar er zijn twee
aspecten van deze prediking, die een
afzonderlijke vermelding verdienen. Al
lereerst, dat Smytegelt een geweldig
boeteprediker en zondenbestraffer is ge
weest. Hij schroomde niet, het kind bij
de naam te noemen, onverschillig of
het nu de gewone man of de aanzienlij
ken gold. Zijn vele biddagspreken zijn
daarvan even zovele voorbeelden. En
vervolgens, dat Smytegelt zich in de
prediking voornamelijk richtte tot de
genen, „die van verre staan". „Het ge-
krookte riet" is een reeks preken voor
de bekommerden met series kenmerken,
die moesten dienen tot zelfonderzoek en
-beproeving.
Deze twee aspecten, boeteprediking
en troostprediking, stempelden Smyte
gelt als man van de Nadere Reformatie,
zij het ook niet meer in de bloeitijd.
Waarbij moet worden opgemerkt, dat
hij langzamerhand minder van Boaner
ges en meer van Barnabas heeft gekre
gen, met andere woorden, dat hij in zijn
begintijd meer wettisch, later veel meer
evangelisch preekte.
Een aardige bijzonderheid over Smy
tegelts optreden op de kansel is, dat hij,
ook weer in zijn beginperiode ontzet
tend tekeer ging. Ooggetuigen vertel
len dat hij in zijn handen sloeg, met zijn
voeten stampte, soms zijn hoofd in zijn
handen verborg.... Missoliien is dat
een afreageren van zijn kanselvrees ge
weest. Smytegelt was al predikant, toen
hij nog, telkens wanneer hij de kansel
op moest, dacht, „het te zullen bester
ven van angst", zoals hij zelf zegt. La
ter werd hij bezadigder in zijn optre
den en werd ook zijn preektoon, die te
voren naar zijn eigen woorden „lij-
merig" was, meer natuurlijk.
Smytegelt als pastor..
Men hoeft niet veel preken van Smy
tegelt gelezen te hebben om tot de ont
dekking te komen, dat hij een pasto
raal-bewogen hart had. Niet alleen „het
gekrookte riet", maar al zijn preken leg.
gen er getuigenis van af, dat hij een
herder was, die zijn schapen kende. Zija
vermaning en vertroosting op de kan
sel is de rechtstreekse neerslag^ van ge
sprekken op huisbezoek. Er waren zo
veel mensen in de gemeente, die zijn
raad nodig hadden, dat hij moest zeg
gen: „Houdt u maar onder de bedie
ning, daar zal ik over deze dingen spre
ken" Zo hield hij als het ware op de
preekstoel huisbezoek op grote schaal!
Een fijn pastoraal trekje: hij, verwees
de mensen in hun zielenood niet naar
de gezelschappen: „Van het begin van
mijn dienst af heb ik altijd veel tegen
de gezelschappen gehad. Ik heb ze al-
,tijd gehouden voor het verderf en de
verwildering der vromen", zegt Smyte
gelt ergens. „Wij schriltken als wij er
aan denken, zij durven er het vonnis
van leven en dood uitspreken, waar de
uitnemendste predikant beeft om het
hart van de rechtvaardige niet te be
droeven en het hart van de goddeloze
niet te stijven. Wacht u toch voor uw
zielen! Wat doen zij? De klem, die an
ders de bediening van het Woord zou
hebben, nemen ze stilletjes weg
Smytegelt hield zijn mensen bij de
kerk en onder de openbare bediening
van het Woord, om juist in die bedie-,
ning op hun persoonlijke noden in te
gaan. Zo maakte zijn prediking de ge
zelschappen overbodig, of liever: zo
werden de gezelschappen geïncorpo
reerd in de kerk. Eh als er onderlinge
samenkomsten worden gehouden, zegt
Smytegelt, dan moet men met elkaar
de gehoorde preken repeteren, in de
vorm van vragen en antwoorden. Zo
bleef hij,, de man van de bevindelijke
vromen, volledig de man van de kerk,
de dienaar van het Woord, en van de
Sacramenten! Ook daarin gaf hij blijk,
niet overgeestelijk te willen zijn, en
niet wijzer dan God, Die Zich heeft ge
bonden aan Zijn eigen instellingen. Hij
was reeds emeritus, toen hij nog vaak
vroeg, te mogen voorgaan in een doop-
dienst, want, zei hij: „Ik schat dat
Bondszegel zo hoog!" Aan mensen die
in duisternis verkeerden, vroeg hij
soms:: „Zijt ge weleens ingeleid in Uw
Doop? Daar wordt dikwijls het minst
mee gewerkt".
Ook ten aanzien van het Avondmaal
drong Smytegelt erop aan, de weg der
middelen te bewandelen: „Die zich ont
trekt, daar heef de Heere geen welge
vallen aan. Ach, zult ge zeggen, ik ben
niet in staat aan het Avondmaal te gaan
Zijt ge dan wel in staat om te sterven
en God te ontmoeten?"
■jür -jV
We moeten eindigen. Smytegelts pre-i
ken zijn niet lang, ook dit artikel mag
niet te lang worden. De slotbeschou
wing zullen we voor de volgende maal
bewaren. W. v. G.
WAT EEN STATION!
Een bijzondere attractie in Noord Wa
les is de langste naam op enig spoor
station in Groot-Brittannië. Nu dreigt
het station te worden gesloten in ver
band met modemiseringsplannen welke
overal in het land plaats vinden. Maar
de plaatselijke bevolking zal vechten
voor het station en zijn naam waar ze
zo trots op is. Het trekt ieder jaar dui
zenden bezoekers die dan reuzenperron-
kaartjes kopen.als souvenier. Dat is
helemaal zo gek nog niet, want de
naam luidt„Llanfairpwligwyngyll-
gogerychwyrndrobwUllantysiliogogo-
goch!
OOLTGENSPLAAT
Kerkdienst. Donderdagavond 19 aug.
des n.m. 7 uur hoopt voor de Ger. Gem.
voor te gaan ds. P. Blok van Dirksland.
Te Middelburg is ook een straat die de naam van Ds. Bernardus
Smytegelt in herinnering houdt. Op bovenstaande foto ziet men het
straatbordje. Links op de foto is gedeeltelijk het gebouw van de
„Bernardus Smytegeltschool" te zien, de Ulo der Gèref. Gremeente.
„'t Volgend jaar kan ik in dienst zijn"
„En je ^ou uitstel vragen, tot ik van
school ben", stuift Jan op.
„Ja, ik zeg ook: ik kan in dienst zijn.
Natuurlijk wil ik uitstel'vragen en tot
het volgend najaar krijg ik dat zeker.
Als we bewijzen kunnen, dat ik hier
onmisbaar ben, krijg ik een veel langer
uitstel, maar ben ik nog wel onmisbaar,
als het zó gaat?"
„Natuurlijk ben je onmisbaar", zegt
Tonny. „Wie zou anders met de bak-
fiets weg? En je moet nou niet denken,
dat het zo slecht zal blijven gaan, als
deze laatste weken. Dacht je, dat Al
berts al de mensen houdt, die vandaag
bij hem kopen? Vast niet."
„Nee, dat zal wel niet. Maar wat de
balrfiets betreft, vader, lonen die toch
de moeite nog wel?"
„Nog wel. Maar in de toekomst och
laten we maar afwachten".
„Als ik de dienst achter de rug had,
kon ik een betrekking zoeken. Soms
denk ik: ik kon dat nu al wel doen. Ver
dien ik met dat gesjouw eigenlijk wel
vijf en twintig gulden per maand, va
der? En dat kan ik op een kantoor toch
ook allicht maken. Nou, en dan begon
ik direkt met typen en steno ja, en
ik ging voor Mercurius aan de gang.
„Maar die klanten kunnen we toch
niet missen?" vraagt moeder angstig.
„Ik kan wel van school, als ik veer
tien ben", zegt Jan.-
„En ik kan dan best met de bakfiets
weg. Wat maal ik om dat mulo-diploma
„Ben jaar langer leren en je hebt het,
jongen", antwoordt moeder.
Daarmee is vader het eens. Haar ver
der wanneer je van die verre tochten
de kosten opweegt tegen de verdiensten
en als je dan denkt^ hoe zo'n jongen
moet werken.
„Als je wezenlijk een betrekking krij
gen kon", aarzelt hij.
„En dan een paar maanden later het
soldatenpak aan", lacht Jan.
„Welnee", zegt Koos. „Dan kon ik
net zo goed uitstel krijgen. Vader kan
immers aantonen, dat hij het niet bui
ten mijn verdiensten stellen kan? Her
man van Zanten heeft het op die ma
nier ook klaargekregen.
„De Van Zantens kunnen altijd meer
dan een ander", antwoordt vader. „Ik
geloof nooit, dat je in zo'n geval uitstel
zou krijgen. Als je aan de zaak bleef,
tot Jan zijn diploma heeft
Vaders woorden gaan verloren in een
zucht. Zal de zaak er nog zijn, als Jan
van de mulo komt?
„Je moet wachten tot van de zomer",
raadt Ans. „Als ik van school kom, kun
je makkelijker een baan zoeken".
„Dan ga jij er zeker met die bakfiets
op uit."
Ondanks de misère, moeten ze daar
even om lachen. Maar Ans laat niet om
zich lachen,
(Wordt vervolgd)