EIIAnDEII-niEUl/5
RANG
RAKG
RANG
Kenau Simonsdr. Hasselaar
Zij zag het
met eigen ogen
Engelsen en Amerikanen
verwachten weinig van augustus
Spaar met de
„Zilvervloot
J>e sstrifd
om het bestaan
is alleen
als er
op staat
^^eeuwóe wandelingen
2e blad
Vrijdag 13 augustus 1965
No. 3410
UIT «tl
•k -k it
Fruitdrops
en diverse andere
smaken
J. Keuvelaar
WEERPRAATJE
De Pinksterbeweging en wö
Waardering en beawaren De
Geest niet met mate.
Er zou nog veel over de Pinksterbe
weging te zeggen zijn, maar het wordt
tijd, dat we een voorlopige balans gaan
opmaken. Welke posten kunnen we op
de debet welke moeten we op de
creditzijde noteren?
In. het voorgaande hebben we reeds
gepoogd, aan te tonen dat de Pinkster
mensen ernst willen maken met het Bij
belse gegeven van de doop met de Hei
lige Geest. Afgezien van de vraag of zij
daarmee steeds bedoelen, wat wij er
graag onder zouden verstaan, zij het
tot onze verootmoediging gezegd, dat
virij in de Kerk vaak geen raad weten
met de onderscheidende bediening van
de Heilige Geest. ]ffe hebben Zijn werk
beperkt tot het levendmakeii van de do
de zondaar, hoogstens zien we Hem nog
bezig als „de Geest des oordeels en der
uitbranding", dus in Zijn ontdekkende
en afbjfekende functie, maar van Zijn
bediening als Trooster, Paracleet, Ver
zegelaar wordt al te vaak gezwegen.
Daardoor is ook het leven uit het vol
brachte Middelaarswerk van Christus
(de Geest neemt het immers uit Hem
om het ons te verkondigen) en het deel
hebben aan de vruchten van de Geest
buiten onze gezichtskring gekomen. De
verzekering des geloofs wordt haast on
bereikbaar geacht en de onzekerheid
wordt als normaal voorgesteld. Onze
geest gaat heersen over de Heilige
Geest en onze ervaring komt in de
plaats van Gods openbaring. Is het
wonder dat er allerwegen wordt ge
klaagd over de matheid in de ingezon
kenheid van het geestelijk leven?
Een ander manco, dat .de Pinkster
mensen in de kerken aanwijzen, en dat
met het voorgaande in verband staat, is
liet tekort aan geloof. Ik weet wel, bij
vele Pinkstermensen komt dat „geloof"
uit, maar geloven we in de kerken nog
nauwelijks boven het „wondergeloof"
wel dat we een God hebben. Die de oren
wonderen doet op wonderen horen"?
Waar gaan we heen met onze ziekten?
Toch allereerst naar de dokter?- Hoe
voorzien we in onze maatschappelijke
noden en zorgen? Toch via de verze
kering? Ik bedoel hiermee niets kwaads
te zeggen van de medische wetenschap,
ook niet alle voorzorgsmaatregelen te
veroordelen, maar we zijn tegenwoor
dig van de wieg tot het graf zodanig
gedekt, dat-de Heere, met eerbied ge
zegd, geen kans meer krijgt om te zor
gen, „als 't leed genaakt".
Noem het desnoods een wondergeloof,
noem het een voorzieningsgeloof, noem
het een algemeen Godsvertrouwen,
maar ik heb vaak beschaamd gestaan,
als ik hoorde hoe mensen uit de Pink-
stergroepen zich toevertrouwden aan
Gods leiding en zorg over hun leven.
Als kerkmensen kunnen we ook in dit
opzicht wel wat van hen leren.
En hoe staat het om maar niet
meer te noemen met onze toekomst
ver-wachting? Hebben we ons, als kerk
mensen, zelfs als ware gelovigen, niet
zó ingeburgerd op aarde, dat er geen
verlangen meer is naar de nieuwe he
mel en de nieuwe aarde? Wordt het ge
bed nog gebeden, in de kerk en in de
binnenkamer: „Kom, Heere Jezus, ja
kom haastig"? Of vinden we in ons
hart dat Maranatha-geroep wellicht wat
overdreven?
Naast deze waardering voor bepaalde
accenten, die de Pinksterbeweging legt,
moeten we ook enkele bezwaren oppe
ren.
Daar schuilt in de accentuering van
de volheid des Geestes het gevaar, dat
men zich krampachtig op een hoog
geestelijk niveau stelt, waaraan de wer
kelijkheid niet beantwoordt. Met andere
woorden, vele Pinkstermensen leven
ver boven him stand. We moeten hier
van de eerstelingen leven, de oogst
wordt voor later bewaard.
Het geloof, waarin de Pinksterrnensen
roemen, blijkt vaak meer een prestatie
van henzelf dan een gave Gods te zijn.
Dat komt duidelijk uit in hun opvatting
over uitreddingen uit bepaalde noden
en genezing op het gebed. Wanneer God
wonderen doet (en dat doet Hij!) dan
wordt dat dikwijls, openlijk of bedekt,
uitgelegd als de onvermijdelijke conse-
quentie van een groot geloof. Blijven
uitreddingen of genezingen achterwege,
dan wordt dit uitblijven geweten aan
een tekort aan geloof. Gevolg is dat de
mensen met een zogenaamd groot ge
loof op een Voetstuk worden geplaatst,
terwijl de kleingelovigen worden ge
minacht.
Voorts hebben we tegen de Pinkster-
groepen dit bezwaar dat ze teveel gees
telijk en te weinig kerkelijk denken. De
Heilige Geest doet Zijn werk in relatie
met het Woord, en de bediening van het
Woord is toebetrouwd aan de zichtbare
Kerk, dat wil zeggen aan de door God
ingestelde ambten. Wie dit loslaat (en
vele Pinkstermensen hebben dit losge
laten!) wordt individualistisch en spiri
tualistisch en onherroepelijk sectaris-
tisch. Daardoor heeft de inlijving in
Christus Kerk door het Sacrament van
de Doop en het verkeren op het erf des
Verbonds ook geen waarde voor de
Pinkstergroepen. Zij zien niet dat de
Heere werkt in de lijn der geslachten
en dat wij in de regel tot Zijn gemeen
schap worden gebracht langs de weg
van het Verbond. Het is de opmerking
waard, dat Calvijn, die voortdurend te
gen de Dopers had te strijden, zich vele
malen beroept op die wonderschone
tekst, Jesaja 59 21: „Mij aangaande,
dit is Mijn verbond met hen, zegt de
Heere: Mijn Geest Die op u is, en Mijn
woorden Die Ik in uw mond gelegd heb,
die zullen van uw mond niet wijken,
noch van de mond van uw zaad, noch
van de mond van het zaad van uw zaad,
zegt de 'Heere, van nu aan tot in eeu
wigheid toe".
tV -iiV -iSr
En daarmee nemen we afscheid van
de Pinksterbeweging. Ons kennen is
maar ten dele, ook ons kennen van hen
die buiten zijn. Ook de Geest is alleen
met mate aan de Kerk geschonken.
Eén is er, die de Geest niet met mate
heeft, dat is de Zoon. Een meisje van
een jaar of tien had daar iets van be
grepen. „Wat zou dat toch betekenen",
vroeg de doininee, „God geeft Hem de
G-eest niet met mate"? Met stralende
ogen antwoordde het kind: „Dat be
tekent, dat Hij zóveel macht van de Va
der heeft gekregen, dat Hij vandaag
héél Rotterdam kan bekeren en morgen
héél Den Haag!"
Waarnemer.
Zandpad MUddellimml*
In veel geschiedenisboeken, waarin
over het beleg van Haarlem wordt ge
schreven, wordt meestal ook genoemd
de naam van een dappere vrouw: Ke
nau Simons Hasselaar. Wat echter zo
goed als niemand weet is, dat ze ook
een paar jaar in Arnemuiden heeft ge
woond. Daarom een artikel over haar.
In december 1572 sloegen de Span
jaarden het beleg voor Haarlem. Een
belangrijke plaats, aan de enige ver
bindingsweg tussen noordelijk en zuide
lijk Holland. Dan was er nog een ver
binding over de Haarlemmermeer. Maar
toen de Spanjaarden met schepen op dit
meer kwamen was de communicatie te
water afgesloten. Toen besloot de vij
and de stad steeds nauwer in te slui
ten om de bewoners te dwingen zich
bij gebrek aan voedsel over te geven.
Een veel gebruikte methode in die tijd
om door uithongering een stad in bezit
te krijgen. Met Haarlem is het gelukt:
in juli 1573, na een beleg van ruim Vz
jaar, moest men zich overgeven.
Kenau in Haarlem
In oude stadsregisters wordt ze steeds
genoemd Kenau Simonsdochter. De la
ter bijgevoegde naam Hasselaar is van
moederszijde afkomstig.
Bij het beleg van een stad moesten de
vrouwen en meisjes de mannen op de
wallen helpen:, zoals een spotliedje van
de Spanjaarden zegt: „Die meiskens van
Haarlem, zij zijn zo mal. Zij dragen die
eerd al op de wal".
Aarde aanbrengen om de geschoten
bressen op te -vullen, niet alleen grond
maar ook stenen. Ze deden nog meer,
ze brachten ook eten en drinken en ko-~
gels naar de strijdende soldaten. Ze
hielpen ook zelf meevechten, misschien
wel niet met geweren, maar op andere
manier. Volgens de verhalen gooiden ze
kokende olie op de Spanjaarden, die de
muren bestormden, slingerden branden
de pekkransen rond hun hoofden, als
een „vierige croon".
Zoals in dit vers staat:
„Want de vrouwen quamen
I soo stoutelick an.
Met, steenen; peckreepen,
vier ende vlam,
Wierpen se de Spaengiaerts
van de mueren,
Sij kreeten als leelicke dieren".
Een ander dicht:
.'Selfs quamen onse Vrouwen
Als mannen op de wal
den vijand stucken houwen.
En gingen hun met vuer,
met zulfer, peck en teer.
Met sonderlingen moed en
wondren lust te keer.
O Kenau, vroome vrou! dij moet
men ere geven.
Gij die so menich stuck van
kloeckheid hebt bedreven.
Heldin van 't Nederland!
Hier wordt dus in 't bijzonder Kenau
genoemd, „een zeer mannelijke vrouw,
met recht een maiminne genoemd." Vol
gens sommige schrijvers was ze zelfs
aanvoerster van een aantal (30O, wordt
wel beweerd) dappere burgeressen. Dit
is door Emanuel van Meeteren in zijn
geschiedboek beweerd, door Hooft en
andere schrijvers is het naverteld. Uit
de oude stukken is hiervan echter niets
gebleken. Men heeft haar tQt een sym
bool gemaakt van al wat "dapper was.
Op prenten en schilderijen is ze vereeu
wigd, dikwijls afgebeeld met een speer
in de harid, aan de gordel zwaard, pis
tool en kruithoorn. In gedichten heeft
men haar naam bovenal geprezen.
Vermoedelijk heeft ze hetzelfde ge
daan als de andere vrouwen van Haar
lem: geholpen op de wallen om de vij
and tegen te houden. Dapper geholpen,
want „ze heeft altoos boven alle ander
een mannelijk hart in het lijf gehad".
Inderdaad. Maar dat moest ook wel.
Haar man Nanning Gerbrandsz. (Borst)
had een goedbeklante scheepswerf. Als
meisje van ongeveer 18 jaar was ze
met hem getrouwd, maar na een huwe
lijk van 18 jaar overleed hij. Een
weduwe van 36 jaar, die 4 kinderen op
te voeden had: 3 dochters en een zoon.
Bovendien zorgde ze ervoor, dat de
scheepsbouw op de werf, meestal sche
pen voor de binnenvaart, doorging
(sceepmaexter" wordt ze wel genoemd).
Dat niet alleen, ze bedreef ook hout-
handel. Haar eigen schepen haalden het
soms uit Noorwegen, ook als materiaal
voor de te bouwen schepen.
Tijdens het beleg van Haarlem was ze
46 jaar een vrouw met haar op d'r tan
den ,die er warmpjes bijzat, maar erg
op de penning was. Ze bezat ook enkele
huizen en een hofstede te Overveen.
Maar ze liet zich niet op d'r kop zitten,
vandaar de vele processen die ze ge
voerd heeft. Soms een doodgewone bu
renruzie, maar ook wel als een klant
haar niet of niet op tijd wilde betalen
of als ze meende achteruitgezet te zijn.
Zo had ze tijdens de belegering hout
aan het stadsbestuur geleverd en hier
voor wilde ze schadevergoeding hebben.
Ze kreeg het niet, zelfs niet met de hulp
van twee oud-burgemeesters. Eerst na
haar dood wordt het aan haar erfgena
men betaald.
Ze was een vrouw, die geen onderge
schikte positie kon innemen en daarom
wordt ze bij de hulp op de wallen mis
schien wel de leidster en aanvoerster
genoemd.
Noch de dappere verdediging van de
mannen, noch de flinke hulp- van „vrou
wen, maechden en jongedochters"
mocht baten: in juli 1573 moest Haar
lem zich overgeven.
Naar Zeeland
Vermoedelijk varend op haar eigen
schip vertrekt ze naar Arnemuiden.
Aan haar zoon Gerbrand laat ze de
zorg voor de scheepswerf over. Niet om
hier een stil en gerust le-ven te hebben.
Ze moet toch leven, door de overgave
van Haarlem heeft ze geen of weinig
verdienste meer en daarom zoekt ze
werk. Ze solliciteert naar de betrekking
van waagmeester en coUectrice van de
impost op de turf, een soort belasting
ambtenares, die de belasting op turf
moet innen. Van de gouverneurs en Ra
den van Zeeland krijgt ze deze post op
5 jiüi 1574.
Het is dus niet, zoals wel beweerd
wordt, dat ze deze betrekking uit dank
baarheid gekregen heeft, omdat ze zo
flink had geholpen in Haarlem. Ze
heeft gewoon gesolliciteerd. Zo vlot ging
het echter niet met het vervullen van
deze baan. Simon Romboutz, baljuw van
Arnemuiden, wil haar zelfs niet toe
staan deze betrekking te aanvaarden.
Waarom weten we niet. Had hij mis
schien een goede kennis onder de ge
gadigden?
Tenslotte is het toch doorgegaan en
krijgt ze op 2 september vanwege de
Staten van Holland haar aanstelling. Ze
moest hier zelfs een borg stellen en de
ze is bakker Hubrecht Willemsz., die
zich borg voor haar stelt bij burge
meester Cornells W. van de Herpe. Deze
bakker is vermoedelijk een van haar
klanten aan wie ze tarwe en rogge ver
kocht of vervoerde.
Ook in Arnemuiden heeft ze dikwijls
geprocedeerd, in het gerechtelijk archief
komt 16 keer haar naam voor als eiseres
in procedures. Hier een paar voorbeel
den, Jacob Willemsz wilde haar rüet of
niet tijdig geiioeg 2 pond Vlaams
12,voor 2 tonnen bier betalen.
Aan een ander heeft ze „tot des
scheepsbehoef" o.a. boter en kaas ge
leverd tot een waarde van 22,Ze
kreeg haar geld niet en daarom legde
ze beslag op touwen en ander scheeps-
■gereedschap.
Verder was er onenigheid over een
gekocht overkleed in Middelburg, dat
ze teruggegeven heeft.
In datzelfde jaar 1574 was haar zwa
ger Adriaan de Jonge (in 't Latijn Ha-
drianus Junius) benoemd tot stadsge
neesheer van Middelburg. Het volgende
jaar stierf hij te Arpemuiden, misschien
wel tijdens een bezoek aan zijn schoon
zuster. In de Koorkerk te Middelburg
werd hij begraven.
Na 2 jaar verblijf in Arnemuiden ging
ze weer terug naar Haarlem, waar ze
het scheepsbouwbedrijf weer op zich
nam.
Haar einde was tragisch. In 1588 voer
ze op haar eigen schip naar Noorwegen
om hout en balken te kopen. Van deze
reis is ze niet meer teruggekeerd. Ver
moedelijk is haar schip door zeerovers
overvallen en zal ze met haar beman
ning naar de gewoonte van die tijd
wel over boord geworpen zijn. Haar
lijk is nooit gevonden. Wel was het
schip later terug in ons land en werd
ff
Die vloot ligt bij onze banken
voor anker. Voor jongelui tussen
15 en 21 jaar. Spaar met een ex
tra premie „van overbeidswege"
Haal de buit binnen en open een
zilvervlootspaarrekening. Maak
hoge rente van uw geld. Zilver-
vlootrente.
BOERENLEENBANKEN
RAIFFEISENBANKEN
VERVOLGVERHAAL
door D. Menbens-van der Spiegel
Copyright J. J. Groen Zn. N.V.
36
i.Dan scheiden 2ach hier onze wegen.
Maf ze".
i,'t Zelfde. Misschien zie je me nog,-
eer je zover bent".
Koos wacht nog even, maar Tonny
°"]ft hem te lang beneden. Hij gaat
naar bed, al vreest hij, niet te kunnen
slapen. Inderdaad is hij nog wakker, als
lonny een klein half uur later weer bo
ven komt.
..Slaap je al?"
..Nee, kom maar binnen."
..Je hebt gelijk, hoor! De stemming
ontbrak. Maar 't was om een andere re-,
^sn. Oom Karel zit in grote moeilijk-
fleden. Hij moet hypotheek aflossen en
Kan het niet. Nu zullen zijn hmzen ver-
Kocht worden en natuurlijk ver bene-
aen de waarde. De stakker gaat mis
schien wel failliet. Vreselijk hè?"
..Schei uit. Bah. wat een tijd. 'k Wou,
oat Ik nooit geboren was".
..Dat zullen er wel meer zeggen", ant
woordt Tonny met een zucht.
Als het nieuwe jaar een paar maan
den oud is, verschijnt er een koper voor
„Veldzicht". „Veldzicht" staat leeg. Van
ÉHjk is vertrokken een dag voor hij bij
rechterlijk vonnis er uit zou zijn gezet.
Koster weet nu wel, dat -twaalf mille
het hoogste is geworden, wat hij er voor
■vragen kan. Als hij dat krijgt, hoeft hij
tenminste aan de hypotheekbank niet
bij te passen. Evenwel hij krijgt het
niet. Voor tienduizend moet hij het huis
laten gaan, een huis, dat meer dan
tweemaal zoveÉwaard was, toen hij er
inkwam.
Hij verkoop zijn laatste effecten, om
de hypotheek aan te zuiveren. Nu bezit
hij niets nïeer dan een zaak, die slecht
gaat, in een gebouw, waarop een te
zwaarzilverendak rust. Het gebouw en
de zaak samen zullen onder dat dak be
zwijken, vreest hij. Het zijn z'n beste
dagen, als hij nog vrezen kan. Vaak is
hij prooi van een allesoverheersende
apathie. Dan doet hij zelfs geen moeite,
om de koopsters aangenaam bezig te
houden. De welwillendste klanten beti
telen hem op zulke dagen als een „suf
fer". Anderen noemen hem „bok" of
„zuurmuil".
Er worden tegenwoordig weinig op
wekkende woorden gehoord in de wo
ning der Kosters. Zelfs Koos weet er
geen meer te vinden, sinds de verkoop
van „Veldzicht". Even heeft toen zijn
optimisme nog gezegevierd over de te
leurstelling. „Vader", heeft hij gezegd.
„'t is wel een strop, dat u er zo weinig
voor krijgt, maar nu bent u er tenmins
te af. Die hypotheekrente en de verdere
kosten hoeft u in elk geval niet meer te
betalen."
Koster heeft bij 'die gelegenheid aan
zijn jongen, wiens levenservaring het
van zijn jaren wint, precies verteld, hoe
het er bij stond. „De laatste hulpbron
nen zijn uitgedroogd. Koos", heeft hij
zuchtend gezegd.
Moeder en Tonny weten ook. Elk de
zer vier mensen aanvaardt op eigen
manier het leven, maar ze dragen de
last samen en trachten die voor elkan
der te verlichten. Ze trachten er ook
naar, in het leven der jongste twee nog
wat zon te brengen. Dit gelukt hun
slechts ten dele.
Moeder heeft opnieuw gesproken van
kamers verhuren. Ze heeft doorgezet,
wat haar ditmaal weinig moeite kostte.
Moeilijker was het verhuren zelf, maar
ze is nu in zoverre geslaagd, dat er op
1 april een onderwijzeres de voorkamer
met het zijkamertje op de tweede ver
dieping zal betrekken. De juffrouw gaat
50,per maand betalen. Het is niet
veel, maar voor deze prijs kan men bij
na overal terecht. Het is waar, dat de
juffrouw hier een betere meubilering
krijgt en niet onder de hoede van een
ervaren hospita komt, maar daarvoor
gaat ze toch niet meer betalen? Ze had
er graag een paar rijksdaalders af ge
kregen, omdat het tweehoog was. Toen
echter heeft Koster zelf getoond, dat
zijn handelsgeest nog leefde. Hij heeft
er op gewezen, hoeveel rustiger het op
de tweede verdieping is, waar inen geen
winkelbel hoort en hoeveel ruimer het
uitzicht er is. Hij heeft het er op ge
waagd, de kamers één-hoog aan te bie
den voor dezelfde prijs. Gelukkig heeft
de juffrouw daarvoor bedankt en het
afdingen gestaakt. Straks, als het april
is, zullen ze dan toch de „vreemde" in
huis hebben en ze zijn er nog blij om
ook.
De aprilmaand brengt meer nieuws.
De zaak van Alberts zal worden ge
opend.
Op een zaterdagmiddag zal het fees
telijk gebeuren plaats hebben. Het is
terdege voorbereid. Advertenties en
strooibiljetten hebben de inwoners van
Berkendaal er van verwittigd, dat op
zaterdag 18 april, des namiddags om 2
uur, zal geopend worden het zeven en
negentigste filiaal van het levensmid-
delenbedrjjf der firma J. Alberts Zn.
N.V. en dat er bij deze opening allerlei
verrassingen de kopers wachten. Wie
voor een gulden besteedt, krijgt een ta
blet chocolade, wie twee gulden uit
geeft, krijgt een aardig blikje biscuit,
wie de vijf gulden overschrijdt, wordt
gelukkig gemaakt met een doos bonbons
en wie het over het hart kan verkrijgen
meerdan tien gulden uit te geven, zal
zelfs in het bezit worden gesteld van
een fles advocaat. Aangezien dit heug-
Verbaasd keek mevr. A. M. Frans-
sen, Haansberg 36, Brimssum
naar haar was. Zij had altijd gedacht
dat die niet witter kon. Maar nu
zag zij met eigen ogen dathetSunil-
team haar was nog witter kreeg.
"Hoe kan dat", vroeg zij, "het Sunil-
team wast net als ik". Het antwoord
op haar vraag is: Sunil. Alleen door
Sunil werd haar was witter. En uw
was? Gebruik de eerstvolgende keer
Sunil. Uzult 't zien.-Sunil met ultra-
waswerking geeft het hoogste wit.
(van onze weerkundige medewerker)
In VARA's „Weer of geen weer" wa
ren de optimistische geluiden weer niet
van de (bewolkte) lucht.
Het weer wordt beter! De zomer komt
nog! Na de vijftiende augustus gaat het
beginnen! We hopen van harte, dat deze
als morele- injecties bedoelde exclama
ties door de feiten achterhaald worden,
maar zijn zo vrij het ergste te vrezen.
Een van onze Saksische kennissen
pleegt in zulke gevallen te zeggen: „Wie
't leuft hét 'n kalf in 't heufd".
De voorspellingen voor de lopende
maand augustus, die ons van deskim-
dige zijde bereikten, duiden helemaal
niet op een ingrijpende en doorzettende
verbetering.
De geleerden, die na het in rekening
brengen van een reeks van factoren een
prognose samenstelden voor de huidige
maand, zijn niet optimistisch.
De Amerikanen konden de Westeuro
peanen niet wat beters beloven dan een
natte en koude maand en de Engelse
meteorologen in Brackneel lieten zich
eveneens in pessimistische zin uit. De
laatsten geven steeds een tameHjk ge-'
detailleerde voorspelling, die niet alleen
daarom belangwekkend genoeg is om
hier te worden weergegeven, maar ook
het herkend door haar dochters. De
schipper ervan vertelde dat hij het in
Denemarken gekocht had. Maar daar
namen deze dochters geen genoegen
mee. Die hadden een aardje naar haar
moertje en procedeerden al even graag.
Ze hebben het schip teruggekregen.
Deze twee dochters Geerte (Geertruid)
en Griete (Margriet) waren ook niet
voor de poes. Door haar schoonzuster
werd Griete zelfs beschuldigd, dat zij
er de oorzaak van was dat haar man zo
vroeg gestorven was. Met haar tweede
man had ze soms zo'n hevige ruzie,dat
de burgemeester er aan te pas moest
komen.
Die schoonzuster (de vrouw van Ger
brand) schold ze zelfs uit voor heksen
en toverkollen. Een zware beschuldi
ging .in die tijd, toen er duizenden zo
genaamde heksen ter dood zijn ge
bracht.
Voorwaar, deze twee dochters van
Kenau waren geen katjes om zonder
handschoenen aan te vatten. Misschien
konden ze daarom in haar jonge jaren
geen man krijgen: ze waren beide al in
de veertig toen ze trouwden!
In een spreekwijze is de naam van de
dappere Haarlemse vrouw blijven be
staan, als we van een bazige vrouw zeg
gen: „dat is een Kenau".
Middelburg.
L. van Wallenburg
omdat ze in de anderhalf jaar, dat ze
hun uitspraken nu publiekelijk doen,
bepaald niet over gebrek aan succes te
klagen hadden.
Over augustus zeggen ze:
„Voor een groot deel van de maand is
.gestoord weer waarschijnlijk en er is
geen aanwijzing voor een droge periode
van wat langere duur. Er zal minder
zonneschijn zijn dan normaal is voor
augustus, vooral in Engeland en Wales.
De maand zal overwegend koel zijn,
wat nu en dan een warme dag niet uit
sluit, vooral in de tweede helft van de
maand. De gemiddelde maandtempera-
tuur zal beneden normaal zijn en de'
regenval vrijwel overal er boven".
Van „ons" K.N.M.I. krijgt men geeni
maandvoorspelling te horen. Dit wil niet
zeggen, dat men onverschillig zou zijn
voor deze vooral voor de economie zo
belangrijke sector van de weersvoor
spelling, maar men vindt de resultaten
nog niet goed genoeg om de bruikbaar
heid ervan in de praktijk te kunnen
verantwoorden.
Binnenskamers werkt men er wel aan
Vlak voor de tweede wereldoorlog gaf
het K.N.M.I. wel maand- en seizoen
voorspellingen in de openbaarheid,
maar de mislukkelingen waren te mar
kant ^m er mee door te gaan.
Bij het opmaken van een voorspel
ling vlak voor het begin van een nieu-
v^e maand speelt ook een belangrijke
rol het weertype, dat er in die dagen
heerst en de „trend", welke zich op dat
moment in het algemene stromingsveld
aftekent.
Verder zal het onze lezers interesse
ren, dat de analogie als voorheen een
voorname rol speelt. Zo wijzen de En
gelse weerkundigen er b.v. op, dat het
weer in de afgelopen julimaand veel
overeenstemming vertoonde met dat in
de juli's van 1962, 1960, 1958 en 1910. In
al deze jaren was augustus meer de-
pressionnair dan normaal en dat is dus
een reden om ook het huidige nog res-
tererende augustusweer met een bezorgd
gezicht tegemoet te zien. Verder toont
een statistisch overzicht aan, dat in Ne
derland de laatste honderd jaren een
slechte juni en juli in maar twee ge
vallen gevolgd werden door een zonnige
en warme augustus. Ook al geen be
moedigend aspect.
OPNIEUW PREDIKANT BEBOET
Een Spaans predikant, aan wie een
Nieuw Testament werd toegestuurd,
kreeg van de gouverneur van Toledo
kortgeleden een boete van 15,op
gelegd wegens „het ontvangen van ver
boden lectuur".
Ujk nieuws veertien dagen van te voren
al bekend is, kan ieder er rekening mee
houden en, door zo weinig mogelijk uit
te geven, sparen voor de grote dag. Als
men het geld maar bij elkaar heeft, is
men er. In zo'n zaak zijn immers ge
noeg artikelen te krijgen, dié weken, ja
maandenlang goed blijven?
De winkels in Berkendaal merken het
in die eerste aprilweken. Alleen het
nodigste wordt gekocht.
Jochemse, de roomse kruidenier, die
meer collega dan concurrent van Koster
is, vraagt aan Koos, of het bij hen ook
zo slap is.
Jochemse heeft al onderzocht, hoe het
met de kerkelijke richting der firma J.
Alberts Zonen N.V. staat.
„Ze geloven nergens aan, jo", vertelt
hij in vertrouwen. „De chef, die er in
komt, behoort aan geen enkele kerk! Ik
zal er eens met meneer pastoor over
praten en jullie klampen je dominees
maar eens aan. Als de mensen van onze
eigen kerk bij ons kopen, schieten we
een eind in de richting".
Dan ben jij er, denkt Koos. Jochem
se is de enige roomse kruidenier van
betekenis.
Koster is de enige hervormde. Kosters
klanten zijn vogels van verschillende
pluimage. Koster ging altijd op het'ge
bied der fijnere artikelen wat verder
dan Jochemse. Zo heeft hij een paar
maal zelfs aan meneer pastoor mogen
leveren. Hij heeft er nooit van gehou
den, klanten te zoeken ter wille van het
7,huisgenootschap des geloofs". Hij heeft
altijd gezegd: de mensen-moeten bij m@
kopen, omdat mijn artikelen goed zijn
en Ik hen naar genoegen bedien, maar
niet omdat ik tot hun kerk behoor. Kos
ter heeft het minderwaardig gevonden,
als hij merkte, hoe anderen het lidmaat
schap van hun kerk misbruikten om
hun medeleden te bewerken. Koos heeft
in besloten kring soms op dezulken ge
scholden. Na het gesprek met Jochemse
evenwel is hij ömgezwenkt. Als het eens
mogelijk was, dat alle hervormden hun
klanten werden! Zeg desnoods: alle
goed gesitueerde hervormden. Laat de
kleine man, die zelf niet weet hoe rond
te komen, dan bij Alberts kopen, als al
le kwekers en boeren en de twee do
minees maar bij hen kwamen.
De dominees! Meneer pastoor mocht,
wat hij by Jochemse niet krijgen kon,
bij een ander bestellen, verder bleef hij
'zijn parochiaan geheel en al trouw. Na
men de dominees daar maar eens een
voorbeeld aan. Mevrouw De Ridder
koopt al lang bij Alberts. Of de dominee
daarvan weet? Mogelijk niet. De grote
wagen stopt in de Willemstraat, die
langs de achterzijde van de pastorietuin
loopt. Mevrouw De Ridder meent zeker,
dat het minder in 't oog loopt, als ze
aan de keukendeur bediend wordt. Non
sens. Het is al lang bekend en boven
dien kun je zo iets toch immers wel aan
je eigen leveranties merken?