EIIIVnDEII-niEUWS óe vliepstRuik De verjaartiag van Prins BernhartÊ Examen doen? Openings-uren Streekmuseum Goeree-Overflakkee l>e istrijd om het bentaan 't Mooiste bruin Dii\es en Daijes 2e blad Vrijdag 25 juni 1965 No. 3398 uil riLi Mijnhardt's Zenuwtabletten en beschermt tegen zonnebrand Pigmaderm. Tube f 2,95 DEMONSTRATIE NEDERLANDERS IN PRETOR'A •U it Voorlopers van de Pinksterbe weging' Novatianen en Dona- tisten De Geest en het ambt. De Pinksterbeweging, die in onze tijd naar duizenden verslaat, heeft een lan ge voorgeschiedenis. Vorige week maak ten we kennis met het Montanisme, dat een geweldige verzoeking voor de Ou de Kerk heeft betekend, en waarmee de Pinkstergroepen veel gemeen hebben. Wanneer we nu al is het maar met grote zevenmijlslaarzen door de kerkgeschiedenis heen lopen, dan ont moeten we telkens weer secten en stro mingen, die spiritualistische trekken vertonen. Dit spiritualisme gaat vrij- wel steeds gepaard met onderschatting van kerk en ambt, streven naar vol maaktheid en sterke toekomstverwach ting. Het Montanisme was nog lang niet uitgestorven, toen zich in de derde eeuw een soortgelijke groep van de kerk af- scheide. Volgens de opvatting van de Oude Kerk mocht een Christen, die een maal gedoopt was, niet meer in dood zonde vallen. „Lichtere" zonden kon men boeten door gebed, vasten en aal moezen. Maar wie ontucht of moord had gepleegd, of van hetgeloof was af gevallen, die werd uitgebannen en voorgoed aan het heidendom prijsge geven. IWCaar naarmate de kerk groeide, naar die mate bleek deze strenge tucht oefening minder uitvoerbaar. Bisschop Calixtus van Rome hakte in 217 de knoop door en liet onder zware boete doening de gevallen die metterdaad be rouw toonden, weer toe in de schoot der kerk. Aanvankelijk was deze mogelijk heid er alleen voor hen die zich aan moord of ontucht hadden schuldig ge maakt, later werden ook degenen die in de hitte der vervolging hun geloof had den verloochend weer in de kerk opge nomen. Deze verruiming in de boete praktijk werd gegrond op de Schrif tuurlijke opvatting dat de kerk een dorsvloer is waarop zowel kaf als ko ren wordt gevonden. Natuurlijk kwamien er protesten te gen de „verwereldlijking" van de kerk. j Eerst trad de presbyter Hippolytus met een grote groep volgelingen uit de kerk, later scheidde ook de presbyter Nova- tianus geheten zich af. Diens aanhan gers, naar hem Novitianen geheten noemden zichzelf graag katharen (is i reinen). Hun idelaal was de zuiverheid der gemeente, hetgeen bereikt moest worden door middel van een strenge tucht. Doordat dit protest tegen een verwe reldlijkte kerk velen aantrok, ontston den overal Novatiaanse gemeenten, die zich lang hebben weten te handhaven. De man die een beslissende rol heeft gespeeld in dit conflict, enerzijds in de positiebepaling tegenover de bisschop van Rome, anderzijds in de houding ten aanzien van de ketters, is de kerkvader Cyprianus. Van hem zijn de beroemd geworden uitspraken: „Buiten de Kerk is geen zaligheid" en „Wie de kerk niet heeft tot moeder, kan God niet hebben tot Vader." -k ii Een veel grotere bedreiging voor de kerk ontstond in de vierde eeuw in de vorm van het Donatisme. De leider van deze beweging de bisschop Donatus, ijverde in Noord-Afrika voor de hei ligheid van de kerk, en maakte de gel digheid van de sacramenten afhankelijk van de persoon die ze bediende. De Do- natisten erkenden de sacramenten niet, wanneer ze bediend waren door bis schoppen die in zware zonden leefden. Slechts daar, waar de ambtsdragers hei lig waren, daar werd de kerk als zuiver erkend. Het spreekt vanzelf, dat deze opvat ting chaotische gevolgen had. Immers, welke instantie zal uitmaken of de ambtsdragers inderdaad heilig zijn? En gesteld dat hiervoor een maatstaf zou zijn, en de ambtsdragers dat kenmerk van heiligheid niet zouden vertonen, maakt dat de bediening der sacramen ten niet krachteloos? De Donatisten ga ven hierop een bevestigend antwoord. Daarom werden allen die de kerk ver lieten en overkwamen tot het Donatis me, voor de zekerheid overgedoopt! Het Donatisme heeft tegen het jaar 400 een geweldige opgang gemaakt, zelfs zo, dat het de kerk dreigde te overvleugelen. Dat dit laatste niet is gebeurd, is middelijkerwijs te danken aan Augustinus, die op alle mogelijke manieren heeft geprobeerd, eerst de Donatisten van hun dwalingen te over- tmgen, later hen zelfs met geweld te dwingen tot de kerk terug te keren. Augustinus zocht de heiligheid van de Kerk niet in haar leden, maar in haar Hoofd. De ge''ovigen zijn niet heilig in zichzelf, maar in hun gemeenschap aan Christus. Het is onvermijdelijk dat er hypocrieten in de kerk zijn, maar wij mogen niet oordelen. Tucht is nodig, niet om te verderven, maar om te be houden. Of, zoals Augustinus het zelf heeft uitgedrukt: „Tucht is niet het zwaard van de wondende vijand, maar het mes van de opererende chirurg." ■sV -jiV TÜr Gelukkig heeft de opvatting van Au gustinus het gewonnen in de kerk, al zijn de donatistische tendenzen nooit geheel verdwenen. Tegenover de per soonlijke gesteldheid van de ambtsdra ger heeft de Roomse Kerk steeds de na druk gelegd op het genadekarakter van het sacrament, het Protestantisme op de kracht van het Woord Gods. Toch blijkt Rome, bij nader inzien, inzake de ambtsopvatting niet helemaal aan het Donatisme te zijn ontkomen. Het sacrament is namelijk slechts dan absoluut geldig, warmeer de priester de goede intentie had, d.w.z. bedoelde met het sacrament wat de kerk ermee be doelt. En aangezien dat achteraf moei lijk uit te maken is, komt de geldigheid van het sacrament toch weer op losse schroeven te staan. Hedendaagse Room se theologen zitten met deze kwestie nogal in hun maag en willen graag de intentie van de individuele priester la ten opgaan in de intentie van de alge mene kerk, maar ik vrees dat Trente dit niet zo heeft bedoeld. Ik ben blij dat ik niet Rooms ben, want dan zou ik m'n leven lang aan de geldigheid van m'n doop moeten twijfe len. Ik kan immers nooit zeker weten of de priester op dat moment de juiste intentie heeft gehad? Zo is toch het sacrament enigszins afhankelijk van de bedienaar. Is dat geen Donatistisch trekje? Voor de Reformatie legt de innerlijke gesteldheid van de dienaar geen eniel gewicht in de schaal. Kras gezegd: Al zou een predikant in z'n hart een fgod- loochenaar zijn of bijvoorbeeld dronken zijn, terwijl hij het sacrament bedient, dan doet dat nog niets af aan de gel digheid van het sacrament. En omge keerd, ook al zou hij de godzaligste zijn van alle mensen, dan heeft het sacra ment geen enkele waarde. Is dat niet een hoge opvatting van het ambt? Dat komt, doordat de Reformatie niet zoals Rome het ambt uitsluitend van Christus afleidt, maar ook van de Hei lige Geest. De roeping tot het ambt, de bekwaammaking tot het ambt, de or- dinatie tot het ambt, dat alles is het werk van de Heilige Geest. Dat gaat echter meestal niet zo extra-ordinair toe, maar gewoon door verkiezing, be roeping, benoeming en bevestiging. De formulieren zeggen het met zoveel woorden: „of gij gevoelt in uw hart, dat gij wettig van Gods gemeente en mits dien van God Zelf tot deze heilige dienst geroepen zijt. Het had alle schijn, dat we nu wel ver waren afgedwaald. In werkelijkheid zijn we nu precies, waar we moeten zijn. Want alle geestdrijverij, die zich beroept op innerlijk licht of bijzondere openbaring of extra-ordinaire roeping, wordt de pas afgesneden door die nuch tere, Reformatorische opmerking: „van de gemeente en mitsdien van God Zelf". Niet zozeer de bekwaamheid als wel de bevoegdheid bepaalt het ambt. Zoals Bernardus Smytegelt zegt in één van z'n preken: „Sommige mensen zeggen: ik kan evengoed preken als die dominé Best mogelijk, maar daarom hebt ge nog geen opdracht. jGe kunt wel zeg gen: ik kan evengoed regeren als de re genten. Het kan wel zijn, maar daarom moogt ge nog niet op het kussen gaan zitten!" Waarnemer De winter was zo lang en koud, met sneeuw bedekt uw dorre hout, de gure winden bliezen. Het scheen of er geen leven kwam aan Uw verdorde vliersstruikstam, verstorven door het vriezen. Maar toen de zon wat hoger klom, verrezen uit de grond alom de eerste lentebloemen. De sneeuwklok en de hazelaar vertelden ons van 't nieuwe jaar. De bijen ging zoemen. Toen zwollen ook uw knoppen weer, er kwamen twijgjes, jong en teer, uw dode struik omkleden. In enkele dagen was uw kleed voor 't schone lentefeest gereed. De hommel zong tevreden. Nu breken ook uw bloemen los en pralend st&at uw witte dos in zomerzon te geuren. Elk kelkje van uw tros bevat een overvloedig zoete schat, waar rondom bijen neuren. Na 't bloeien hangt uw vruchtendraoht, waarmee uw takken zijn bevracht, om 't vogelvolk 't onthalen. O vlier, ik min uw bloemenpracht! Uw vruchten worden blij verwacht! Blijf lang nog voor ons pralen. M. Nijsse In Pretoria hebben duizenden Nederlanders een felle demonstratie gehouden voor de Nederlandse Ambassade uit protest tegen het feit dat de Nederlandse regering een som van 100.000 gulden beschikbaar heeft gesteld voor bijstand aan slachtoffers van de apartheid. De foto laat zien hoe de demonstranten de politiewacht opzijdrukten. Toen Vondel in 1667 ter gelegenheid van het sluiten van de Vede van Breda met zijn zegezang „De Zeeleeuw op de Theems" Hollands glorie en dapperheid in de gerechtvaardigde strijd met het veeleisende Engeland personifieerde in de koenen De Ruyter, zong hij: I „Toen de Zeeleeuw uwen standerd Streek,, en zonder schrik en schroom En braveerde op uwen stroom, En Breda van toon veranderd. Leer zwichten voor deez' kans Van onsterfelijken glans". Het was ook hier de Hollandse Leeuw, die in de voorstelling onzer Vaderen nu eens de nobelste eigenschappen van ons volk uitbeeldde, dan weer de drager en personificatie was van individuele moed en dapperheid, en die in de wapperende vlaggen en golvende banieren, op pen ningen en munten en historische teke ningen of schilderijen weergaf, wat er leefde in de ziel der natie, die trots haar minderheid in aantal meerdere in geestelijk en stoffelijk opzicht bleek van de haar omringende volkeren. Hier past wel met recht het beeld van de Leeuw, die door de Ouden tot koning der dieren was verheven, omdat men van zijn lichaamssterkte, deugden als moed en grootmoedigheid, behendigheid en kracht de loffelijkste gedachten koesterde. En overal waar wij de Leeuw dan ook zien, op wapens en standbeelden, ba- nieren en penningen, leeft weer voor ons geestesoog het dappere Nederland in zijn moeilijke tijden. Ja, Nederland was in de jaren 1940- 1945 wel door de Duitsers bezet, maar de Nederlandse Leeuw heeft in deze tijd gebruld, zijn manen geschud en zijn staart gekruld. De steigerende en pijl voerende Leeuw besprong overal waar hij kon de vijandelijke machten. Ter- 1 wijl de bezetter op steeds driester wijze 1 probeerde aan de bevolking in het be- 1 zette gebied zijn wil op te leggen voch- i ten elders vrije Nederlanders door om het behoud van onze onafhankelijkheid. Vochten onze jongens niet als leeuwen, terwijl het verzet in ons land steeds krachtiger werd. Ook Prins Bernhard heeft alles wat in zijn vermogen is gedaan om een belang rijke bijdrage te leveren voor de be vrijding van ons land. Op 10 augustus 1940 is te Londen het Prins Bemhard- fonds gesticht, met als doel gelden bij een te brengen voor aankoop van ma teriaal. Z.K.H. Prins Bernhard heeft in zijn toespraak op donderdag 20 mei 1965, ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Prins Bemhardfonds er met grote erkentelijkheid aan herinnerd dat onze langgenoten in de oologsjaren ruim 21 miljoen gulden hebben bijeen gebracht voor het aanschaffen van ge vechtsmateriaal, zoals jachtvliegtuigen, bommenwerpers, tanks en een torpedo jager. In zijn functie van regent van het Prins Bemhardfonds overhandigde Prins Bernhard eind 1941 een cheque van 6.50O.0OO,— aan Koningin Wi^hel- mina, bestemd voor de bouw van de nieuwe torpedojager Jan van Galen. Niet alleen gedurende de bezettings jaren heeft Z.K.H. Prins Bernhard als bevelhebber van de Nederlandse Strijd krachten den lande belangrijke en ge wichtige diensten bewezen, maar ook na 1945 heeft hij in moeilijke situaties gro te voortvarendheid en improvisatieta lent aan de dag gelegd. Als er één ei genschap is, waarmee Prins Bernhard indruk heeft gemaakt, dan is het zijn streven naar perfectie. Bij al zijn activi teiten, hoe uiteenlopend die ook zijn, legt hij een grote nauwkeurigheid aan de dag. Hij is in zijn optreden beslist en vraagt bij al wat hem in de handen gelegd wordt en bij de vervulling van zijn waarlijk niet aanlokkende positie: Wat is mijn plicht. Eh nu komt,de tijdgeest als een brul lende Leeuw om onze jongens en meis jes te verslinden. Ook de Prins houdt zich als het ware van dag tot dag met het Jeugdprobleem bezig. Hij spreekt veel tot de Nederlandse jeugd, in bij eenkomsten en voor de radio. Het ge drag der jeugd geeft over het algemeen aanleiding tot grote bezorgdheid. Ddt openbaart zich meestal niet in excessen, doch vooral in die nuanceringen, die buiten het bereik van het Strafwetboek vallen. En nu zegt de Prins, m.i. te recht: „Als je tot jonge mensen spreekt, zeg je dat in hun eigen taal, in hun ei gen doen en laten, en op een manier, die zij accepteren. Daardoor verliest het ernstige woord het karakter van een preek en het heeft tegelijk door de glimlach, waarmee het gezegd wordt, effect." Sedert 1936, toen Z.K.H. Prins Bern hard zijn intrede in ons land deed, is er veel veranderd in onze samen"" eving. Wij denken aan de adembenemende vlucht van televisie en verkeer, de kle ding, de woninginrichting en de vrije tijdsbesteding. Onze tijd vraagt de vol le aandacht voor wat de jeugd bezielt; voor de mateloze vorderingen van we tenschap en techniek. En vooral niet te vergeten voor wat leeft en beweegt in het Christendom. Onze tijd is modern, snel en actueel. Toen Prins Bernhard op 9 juni 1965 drie keer het „Zilveren Stuurwiel" uit reikte aan voor het automobilisme en het verkeer verdienstelijke personen, zeide hij dat het verkeer van vandaag al onze aandacht nodig heeft. Dit geldt echter niet alleen op de autosnelwegen, maar ook in het kerkelijk leven. Men mag aan de predikanten, die er in sla gen om de jeugd met grote tact en wijs heid te brengen in het rechte spoor wel „Een Gouden Stuurwiel" uitreiken. In het officiële wapen van het Ko ninkrijk der Nederlanden staat de stei gerende Leeuw om ons allen te herin neren aan de dure plicht om voor ons Vaderland en Vorstenhuis en voor het behoud van de geestelijke waarden, die ons lief en dierbaar zijn, met leeuwen moed te strijden. Deze Leeuw blijve voor alle Neder landers zonder onderscheid het symbool van kracht en strijdvaardigheid en te vens het onderscheidingsteken voor de edelste persoonlijke eigenschappen, ga ven en krachten en toewijding voor de belangen van Kerk, Staat en Maat schappij. En zo mogen wij weer dankbaar de verjaardag van Z.K.H. Prins Bernhard vieren. Voor wat hij gedurende bijna 29 jaren voor Nederland heeft gedaan, past en betaamt ons grote dank. Wij spreken de wens uit dat God de Prins der Nederlanden nog vele jaren voor H.M. de Koningin en zijn kinderen, maar ook voor land en volk zal sparen. Ooltgénsplaat, 29 juni 1965. De Landelijke Vertegenwoordiger van de Bond van Chr. Oranje verenigingen in Nederland, P. BOM. Het streekmuseum Goeree-Overflak kee, gevestigd in de Kerkstraat te Som- melsdijk, mag zich vooral gedurende de zomermaanden in een druk bezoek ver heugen. Wij geven hier nogmaals de openings uren door. Het museum is geopend op werkda gen (behalve 's maandags) van des n.m. 2 tot 5 uur. Wanneer er groepen zijn van vereni gingen e.d. die het museum willen be zoeken, doet men er goed aan, dit tijdig op te geven aan de voorzitter de heer A. J. Kruider te Sommelsdijk,-tel. 01870 -2467 óf aan de secretaris, de heer W. H. S. Sypkens te Middelharnis, telef. (01870) 21 36. Is de groep groter dan 15 man, wordt deze bij de rondleiding in tweeën ge splitst. RIJK STEENKOOLVELD GEVONDEN In de Noordelijke districten van de Zuidafrikaanse provincie Natal zijn gro te nieuwe steenkoolvelden gevonden. Britse en Duitse maatschappijen to nen grote belangstelling voor deze vondst en de Zuidafrikaanse regering heeft reeds besloten een electrische cen trale in dit gebied te bouwen. Men verwacht dat de nieuwe steen koolvelden gedurende de volgende zes tig jaar meer dan veertig miljoen ton uitvoer anthraciet zullen leveren 30.000 ton per maand. IN WEST-DUITSLAND GAAT JAARLIJKS VIJF MILJOEN TON VERGIF DE LUCHT IN Luchtverontreiniging is geen speci fiek Nederlands probleem. In West- Duitsland had een onderzoek tot resul taat, dat in 1964 ongeveer twee miljoen ton stof en roet per jaar de lucht inge blazen wordt, maar vervolgens ook weer uit de lucht gevallen komt. Veel gevaarlijker is echter de vergiftiging van de lucht door zwaveldioxyde, waar van jaarlijks vijf miljoen ton wordt geproduceerd": 35 procent daarvan komt uit fabrieksschoorstenen, 23 uit die van woonhuizen, en 42 procent wordt geproduceerd door de auto's RI.IMEN VAN TIJMEN Ze vragen twee procenten. Br wordt nog niet gedreigd! Weer gaat het om de duppies Men hoopt dat men die krijgt. Dat geeft weer conferenties. En praatstof bij de vleet. Bij velen is airede. Die extra gift „besteed" Zal het hen toch gelukken? Wordt het straks uitgekeerd? Dan wordt er in ons Holland, Weer aardig potverteerd. iV -iV -jV Geruchten en zuchten: Wat is er van waar? Geruchten ontvluchten. Lukt dat ooit zo'n paar? De grenzen der leuzen, Ze reiken heel ver. Men stuurt 't uit de Vuurse, Naar her en naar der Naar waarheid en klaarheid, Wordt vaak niet gevraagd. Geruchten ontvluchten? Maarsteeds weer belaagd! Alle grassen-rassen Tieren in ons land. Regen allerwegen. Zie de waterstand. Eten voor de koeien. Is er bij de vleet. Daar hoeft heden weinig. Aandacht aan besteed. De goudgele boter. Toont wel duidelijk aan, Het is onze koeien, Niet bar slecht gegaan. VERVOLGVERHAAL door D. Menkeus-van der Spiegel Copyright J. J. Groen Zn. N.V. 24 „Ja mevrouw, maar ziet u, anders worden is niet hetzelfde als anders ma ken. Ik druk mijv misschien niet goed uit, maar hijhij zal. Hij geeft al prekend de indruk zich de man te voe len, die alles zal en alles kan." „Dan moet je afwachten, wat hij zal en wat hij kan. Ik geloof niet, Tonny, flat jij je nieuwe dominee al voldoende kent, om je een oordeel over hem te vormen. Wanneer hij zich geroepen voelt tot grote daden, mag hij zo spre ken, want dan weet hij zich door God gedragen en kan hij verzekerd zijn dat, wat hij in 's Heeren kracht onderneemt, niet mislukken zal. Me dunkt, er zijn daar bij jullie wel toestanden, die voor Verbetering in aanmerking komen. Wat je zo nu en dan verteld hebt, geeft te denken. Die schraapzucht, dat egoisme, dat ben-ik-mijn-broeders-hoeder och, 't zal hier in de stad wel niet veel beter zijn, je kent hier elkaar niet zo, maar ik moet je zeggen: 't heeft me soms verbaasd. Dat mensen, die uiterst rechtzinnig heten, die trouw kerkgaan. Bijbellezen, lid van de kerkeraad zijn, zo weinig aan hun naasten denken, is meer dan verschrikkelijk". „Zeker, mevrouw, maar ik vind do minees eigen gedrag nou ook niet be paald dat. Of eigenlijk, nee, ik mag hem misschien niet beschuldigen, 't lijkt me toe, dat zijn vouw hem de baas is en die vrouw, nee, dat is niet de ware." „Je mocht haar al niet voor je haar zag, Tonny, je was bevooroordeeld." „Als ze maar genoegen genomen had met „Veldzicht", meiske", imiteert Ada haar moeders ernstige toon. Tonny vindt niet direct woorden. Ja, ze was bevooroordeeld. Ze had zo stel lig gehoopt, dat „Veldzicht" de tweede pastorie worden zou, 't was vader al zo goed als beloofd en daar sprong het af om mevrouw Bolderman. Zij met haar moderne meubelen.Net of een ge meente een pastorie leveren kon, die paste bij dominee's meubelen, 't Huis van dominee De Ridder is zeker een eeuw ouder en daar zal over een jaar of wat ook een jonge dominee in moe ten trekken. „Wat ontbreekt er aan dominees ge drag, Tonny?" „Nou mevrouw, ik vind, als je naas tenliefde predikt, moet je ook het heil van je naaste bevorderen. Maar hoe ging het? De mensen, die dachten iets aan de inrichting van het huis te ver dienen, grepen er naast. Dat moest een fijne zaak uit de stad doen. En verder ach, zoals wij ook, vader ging er heen, vroeg mevrouw te spreken, voor de klandizie natuurlijk, maar mevrouw liet door de dienstbode zeggen^ dat hij een prijscourant kon sturen. Dat heeft hij gedaan, maar de leveranties vallen bitter tegen. Toen vader een keer te gen de dominee zei (zo'n beetje lachend, helemaal niet hatelijk, hoor), dat hij op een betere klant gehoopt had, vooral nu de zaken toch al zo slecht gaan, zei dominee dat dit het terrein van zijn vrouw was en de volgende dag ver scheen mevrouw in de winkel om te vertellen, dat het niet te pas kwam, do minee met huishoudelijke zaken lastig te vallen. Vader was de beleefdheid zelf, gaf haar gelijk, verontschuldigde zich met de opmerking dat hij nog steeds vergeefs gepoogd had haar te spreken te krijgen en zei, dat het hem een genoegen was, nu deze eer te ge nieten. De stumper hoopte, dat haar kooplust aan haar nieuwsgierigheid evenredig zou zijn (ze informeerde na melijk naar alle mogelijke artikelen en prijzen), maar dat viel tegen. Aan de De Ridders hebben we ook geen beste klanten, dat is waar, en ik denk dat do minee er slecht over te spreken zou zijn als hij wist hoe mevrouw onder catechi satietijd Alberts aan de achterdeur laat komen^ maar ik neem het mevrouw De Ridder toch lang niet zo kwalijk als mevrouw Bolderman. Alberts is onge looflijk goedkoop met sommige dingen en, als je rekent wat dominees trage zoons met hun studie gekost hebben, wat Fred en de meisjes nog kosten, och dan begrijp je dat ze graag gebruik maakt van zo'n voordeeltje. Nu domi nee die tien procent liet vallen, is hun inkomen ook vierhonderd gulden min der geworden. Maar zo'n mevrouw Bol derman met één kind en een man, die nog met schrijven verdient op de koop toe, dat vind ik erger en, mag dominee De Ridder onkundig zijn van mevrouws bezuinigingsmaatregelen, dominee Bol derman is dat niet. Die weet wel, dat mevrouwt je alles en nog wat uit de stad sleept." „Wie weet, hoeveel verdriet de brave man er van heeft", zucht Ada met een smachtende blik naar het plafond. „Dat kan. Maar als hij zijn eigen vrouw niet verbeteren kan, moet hij zich niet verbeelden bij vreemden meer succes te hebben." „Wat zegt u van zo'n wijsheid, mams?" „Wat ik daarvan zeg? Dat ik met dominee Bolderman diep meelij heb, als hij inderdaad de verkeerde vrouw heeft getroffen. Voor elke man is dat erg, maar voor een dominee wel heel in 't bijzonder èn om de plaats, die hij bekle den moet en om zijn ambt. Bekijk de zaak eens zo. Dominee Bolderman is ie mand, die goed kan preken, die vervuld is van ijver, die wantoestanden ziet en deze wil bestrijden, die met heel zijn ziel verlangt, een trouw dienstknecht van zijn Meester te zijn, maar bij dit alles wordt hij geremd door zijn vrouw. Begijp me goed, ik zeg niet dat dit zo is, daarvoor zal ik me wel wachten, aangezien ik mensen niet ken, maar ik stel de mogelijkheid. Nu kunnen we wel zeggen: hij moet flink zijn, hij moet zijn huis wel regeren, maar we weten niet, hoe sterk die vrouw is. Vrouwen kunnen héél sterk zijn, dat weten jul lie zo goed als ik. Een goede dominees vrouw is een zegen voor de gemeente, maar ik heb er gekend, die een kruis waren voor hun man en voor de ge meente een ellende. Wanneer het met dominee en mevrouw Bolderman inder daad zo gesteld is, als Tonny meent, is het zaak voor beiden te bidden. Na tuurlijk voor hem, maar ook voor haar. Veel is haar gegeven, veel zal van haar geëist worden. Voor de mensen bidden is beter dan ze te bepraten. Bepraat worden ze zeker al geducht, hè?" „Toch niet, mevrouw! Bepraat werd mevrouw veel meer vóór ze er was. Daar op de hei vonden ze haar trots, maar met de Berkendalers kan ze het in 't algemeen wel vinden. Mevrouw De Ridder is oud en was altijd wat stijf, maar mevrouw Bolderman redeneert over alles en met iedereen. In de win kel werd ze van de week maar liefst een leuk wijf genoemd. En dominee van hem zijn ze weg. Zoals hij preekt, kan niemand het, menen ze en dat juist vind ik zo onuit staanbaar. Ik heb altijd moeite met me zelf, als ze 's maandags in de winkel van die nabetrachtingen houden. Het is tegenwoordig net, of er aan dominee De Ridder niets meer deugt en heus, zo machtig veel hoger staan Boldermans preken niet, tenminste niet wat betreft de inhoud. Dominee Bolderman heeft véél mee. Een aardig voorkomen, een mooie voordracht, een goede woordkeus de gewoonste dingen weet hij met een geweldig pathos te zeggen, weet u, hij slaagt er in de belangstelling te wekken en gaande te houden, wat die arme do minee De Ridder nu eenmaal niet kan. Als dominee De Ridder op zijn eento nige manier een preek van dominee Bolderman voorlas, zou de halve kerk zitten suffen en zou niemand zeggen dat het mooi was. Ja, dat is ook geweldig in dominee Boldermans voordeel, dat hij uit het hoofd preekt, wat we in Berken- daal nooit gewend zijn geweest, maar het zal nog moeten blijken of hij een even trouw werker in de gemeente is als dominee De Ridder. Op het ogenblik m,erken we er nog niet veel van. Voor visites maken heeft hij voorlopig geen tijd, heeft hij gezegd, gewoon huisbe zoek is natuurlijk meer iets voor de wintermaanden en, als ze hem voor een zieke komen halen, moet hij eerst ter dege onderzoeken, of het wel in zijn wijk is".

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1965 | | pagina 5