EIÜVilDEn-niEUWS I Nieuws histoRische schetsen Kent U de kracht van het krediet Front van het nieuwe kerkorgel der Geref. Kerk te Middelharnis Niei welkom De ^trijcl om het befüÉaan 2e Wad Vrijdag 16 april 1965 No. 3380 Ulïhti ir ix: i^ UIT Oe K€RKSN Zuivelfabriek werd ziekenhuis Plastic Muur- en Plalondverl rv De Pilatustrap Luther in Rome Een stervend leven Vorige week had ik, in m'n artikel over de stadhouder Pontius Pilatus, ook jiog een en ander willen meedelen over ije Pilatustrap in Rome, maar de be schikbare ruimte liet dat niet toe. Nu, aan het eind van de zogenaamde Stille ffeek, willen we een ogenblik kijken jaar de Scala Sancta (de Heilige Trap) die in de volksmond altijd wordt aange duid als de Pilatustrap. Op de voor pagina van het blad „In de Rechte Straat" (8e jaargang, rio. 4, april 1965) trof ik een mooie, duidelijke foto aan yan deze trap, die volgens de traditie afkomstig is uit het rechthuis in Jeru zalem. Keizerin Helena zou omstreeks het jaar 325 de heilige trap uit Jeru zalem naar Rome hebben laten bren gen, waar hij sinds 1589 zich bevindt in een kleine kapel, vlak bij de basiliek van St. Jan van Lateranen. Op de trap zijn bloedsporen te zien, die de overle vering aan Christus toeschrijft. Evenals vele andere reliquieën in de pilatustrap nu al eeuwenlang een ob ject van de reinste afgoderij. Aan het linielend bestijgen van deze trap heeft Paus Pius X een volledige aflaat ver bonden. Eerlijkheidshalve moet worden vermeld dat de meeste Roomse gees telijken zelf de echtheid in twijfel trek ken of ontkennen. Dat is evenwel niet zo belangrijk, want ook al zou een reli- (luie niet echt zijn, dan nog kan het ge heiligd worden door de „devotie der gelovigen---- iV Onder de talloze pelgrims, die in de loop der eeuwen op hun knieën de Pi latustrap hebben beklommen, is ook Maarten Luther. In het jaar 1510 werd Luther samen met een oudere college uit de Augustijnerorde naar Rome ge zonden om daar te onderhandelen over een geschil dat binnen de orde was ontstaan. Nadat deze onenigheid was opgelost, had Luther de gelegenheid om. door de heilige stad te trekken, van de ene kerk naar de andere. Hij had zich van deze bedevaart veel voorgesteld, maar zijn hoge verwachtingen werden al spoedig de bodem ingeslagen. Zelf zou hij later zeggen: „Ik was zulk een dolle heilige, dat ik alles geloofde wat men mij voorloog." Maar hij ontdekte al gauw, dat men van de zaligheid een handelszaakje had gemaakt, waarmee trouwens de priesters zelf de spot dre ven. Toch heeft Luther gedaan wat hij kon: hij bezocht de catacomben, hij maakte de pelgrimstocht langs de zeven hoofdkerken, hij biechtte, deed gebeden en las missen. Tenslotte beklom hij op zijn blote knieën de Pilatustrap om op deze wijze de ziel van zijn overleden grootvader uit het vagevuur te bevrij den. Op elk van de 28 treden van de heilige trap bad hij het Pater Noster (Onze Vader). Maar op de hoogste trede gekomen, moet hij tegen zichzelf heb ben gezegd: „Quis scit an verum sit?" (Wie weet of het wel waar is?) ■?!r -iV Dat is alles wat met historische ze kerheid vaststaat over de^ beklimming van de Pilatustrap door Luther. Met opzet sc'hrijf ik dit nogal stellig neer, omdat er over deze gebeurtenis even veel legenden in omloop zijn als over de Pilatustrap zelf. Er is een brief van Luther's zoon Paulus, bekend, uit het jaar 1582, waarin deze vertelt, dat zijn vader halverwege de trap zich plotse ling de tekst uit Habakuk herinnerde: „De rechtvaardige zal door het geloof leven," en dat hij toen zijn gebeden heeft gestaakt. "Volgens andere overle veringen zou hij hard weggelopen zijn en geroepen hebben: „Het Evangelie is de waarheid." Op historische gronden zijn deze verhalen hoe mooi ook niet te verdedigen. Hoe ze dan in de wereld gekomen zijn? Allereerst doorLuther zelf, die de laatste jaren voor zijn dood deze ge schiedenis op verschillende manieren heeft verteld. Maar ook door zijn kin aeren en zijn studenten, die de „Tafel gesprekken" van de hervormer pas ja ren na zijn dood op schrift hebben ge steld. Ieder van hen deed dit op zijn De juiste toepassing van krediet kan de opbrengst van uw bedrijf vergroten. Bespreek het eens met ons. Het kan ook voor u van be lang zijn! BOERENLEENBANKEN RAIFFEISENBANKEN eigen wijze, zodat de historische kern haast niet meer te vinden is. Zo da teert de bovengenoemde brief van Pau- lus Luther uit 1589, maar ze gaat terug op mededelingen van Luther uit 1544 (twee jaar voor zijn dood). Uit oudere verhalen van Luther blijkt afdoende, dat hij in 1510, bij zijn bezoek aan Ro me, nog volledig overtuigd was van de waarheid van de Roomse leer en van het gezag van de kerk. Miaar naarmate hij ouder werd, heeft hij onbewust steeds meer ervaringen aan dat bezoek aan Rome vastgeknoopt. De ontdekking dat de rechtvaardige door het geloof leeft, heeft hij pas later gedaan. Intussen ligt die waarheid, dat de rechtvaardige door het geloof leeft, voor Luther, en voor allen die geloven mo gen, voor eeuwig vast in het lijden en sterven van de Heere Jezus Christus. Hij is „overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigma- king." Ook en vooral dat laatste. Want met Hem gestorven en begraven te zijn, betekent ook met Hem te zullen op staan in een nieuw leven. Daarom is 'dat veelgezongen vers: „Jezus, Uw verzoenend sterven Blijft het rustpunt van ons hart," slechts gedeeltelijk waar. De dood van Christus mag een rustpunt zijn, maar het rustpunt blijft het niet. „Indien wij met Hem gestorven zijn," zegt Paulus, „zo geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven. Wetende dat Christus uit de doden opgewekt zijnde, niet meer sterft: de dood heerst niet meer over Hem. Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven en dat Hij leeft dat leeft Hij Gode. Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode le vend zijt in Christus Jezus, onze Heere." Ben gezegend Paasfeest gewenst, met zulk een stervend leven! WAARNEMER. RIJMEN VAN TIJMEN Ze komen bij stromen Nu over de dam. De wild woeste rijders, Met heel veel tam-tam. Ze rossen en krossen, Door 't eiland Flakkee, En brengen natuurlijk, Weer anderen mee. Natuurlijk, ze zoeken Heel gaarne hun soort. Dat bromt maar heel lustig. Naar elders weer voort. Is 't zo wederkerig, In 't Schouwense land? Men brenge die nozems. Met spoed aan 't verstand: Ge zijt ons niet welkom. Al zijt ge erg vlot. Het einde kan wezen, De cel of 't cachot. Meneerse wenst rust. En dan valt het hiermee Het zelfde geldt ook Van 't aloude Zierikzee. Tenslotte, dienders. Die pakken 't wel aan. Dat bromnozems nergens, Hun straffen ontgaan. Tij men STELLENDAM Afscheidsdienst. De Geref. predikant ds. W. Netjes zal a.s. zondagmiddag in de dienst die te 4.00 begint afscheid van zijn gemeente nemen. NED. HERV. KERK Beroepen te Brandijk, Molenaars graaf, St. Annaland, Leerbroek, Wilnis en Stellendam, kand. J. H. v. d. Bank, te Wilnis. Rijssen J. H. Cirkel te Hui zen. Bennekom G. v. Estrikt te Gene muiden. Vinkeveen W. C. Hovius te Nieuw Lekkerland. Rouveen: Wegens vertrek naar Ede, nam ds. R. C. Cuperus afscheid van de ze gemeente met Matth. 28 20. Ede: Na bevestigd te zijn door zijn vader ds. J. R. Cuperus te Waddinx- veen, deed ds. R. C. Cuperus, gekomen van Rouveen, intrede met Joh. 12 32. Ameide: Wegens vertrek naar Erme- lo, nam ds. S. Meyers afscheid van de ze gemeente met Efeze 6 10. Bond van Manmenverenigingen op G.G. Deze bond houdt haar huishou delijke jaarvergadering op D.V. 24 april in hotel Smits te Utrecht. Spreker is ds. G. V. Kooten te Huizen over „Vra gen omtrent de kinderdoop." Ds. A. Meulwijk te Garderen onder ging een keeloperatie in het ziekenhuis te Amersfoort. Het ziet er naar uit, dat hij over enkele weken zijn arbeid weer zal kunnen hervatten. Ds. H. Stolk te Scheveningen hoopt 19 april a.s. zijn 40-jarig ambtsjubi leum te herdenken. De jubilaris werd in 1901 te Gorinchem geboren en deed in 1925 intrede te Briele-Nieuwland, na in Goutum gestaan te hebben, vertrok hij in 1931 naar Rotterdam. Na 1% jaar werd de herdersstaf in Scheveningen opgenomen, waar hij dus nu reeds 33 jaar arbeidt. Lunteren: Na bevestiging door de em, pred. ds. C. J. v. d. Graaf, te Put ten, deed ds. R. de Bruin, gekomen van Zetten, intrede met Zach. 4 6. 0s. M. Groenenberg, de bekende scri bent in de Utrechtse Kerkbode, wijdt een artikel aan „de nood van het ho ren." Hij wijst er op, dat er enerzijds in onze tijd ,.,de nood van de prediking" is, die steeds inhoudlozer wordt, maar aan de andere kant niet minder gespro ken kan worden over de nood van het luisteren door de gemeente. Hierbij haalt hij het volgende voorbeeld aan; „De Amsterdamse ds. v. Ginkel is langzamerhand opgeschoven van de Geref. Bond naar uiterst links vrijzin nig. In Hervormd Amsterdam is er een discussie gaande naar aanleiding van zijn boekje: „Twistgesprekken met God." Van de discussie zullen de gewo ne gemeenteleden niet zo veel begrij pen. Wel zou ik de stelling durven po neren dat bijna niemand van zijn kerk gangers deze wijziging in zijn inzich ten ontdekt heeft. Ze zitten nog in drammen bij_ hem in de kerk en ze vinden het allemaal nog even prachtig. Ze „misseii" niets eh „vinden" niets. Toen ze vroeger kwamen, kwamen ze niet om het Evangelie, maar om „iets anders." Nu ze nog komen, komen ze niet om „het andere evangelie," maar nog steecis „om iets anders." Waarom dan? Toen ik in Amsterdam stond, heb ik eens in een lezing voor 't ministerie van predikanten gezegd: 't interesseert wezenlijk niemand wat je zegt, alleen maar hoe je het zegt. Als je het maar boeien zegt, vindt men het „mooi." Dat is de enige maatstaf die de mensen aan leggen. Ds. V. Ginkel preekt nog steeds „mooi." En niemand heeft in de gaten, ciat het anders is. In Amsterdam niet en in Den Haag ook niet. Dat is de nood van 't horen." Tot zover ds. Groenen berg. ■GEREF. KERKEN Beroepen te Borger en MIarum J. v. Loo te Murmikeburen. Andijk, Buiten post, Hoogezand, Joure, Maassluis en Surhuisterveen R. Krol te Midwolda. Drachten en Leeuwarden J. C. v. Loon te IJlst. Wormer A. v. Egmond, kand. te Amsterdam. Naaldwijk W. Dekker te Noordwijk. Doetinchem P. Steenhuis te Gent, AangenoTTien naar Wormer, kand. A. V. Egmond te Amsterdam. Lutjegast, kand. D. Soepboer te Nes. Brussel P. Noomen te Wormerveer. 's G-ravenhage O., J. V. Leeuwen te Zeist. Bedankt voor Hardenberg en Souburg G. V. d. Burgh te Ameide. Achlum en 10 andere beroepen, kand. D. Soepboer te Nes. Delft en Zwolle H. Hogenhuis te Rotterdam. Winterswijk H. Sweepe te Scheveningen. Krommenie J. Rowaan te Westmaas. Barneveld R. IJpma te Amersfoort. Dr. H. Holtrap f. De Scheveningse predikant dr. H. Holtrap is plotseling overleden. Juist voordat hij de dienst zou gaan leiden waarin een aantal ca- techisanten openbare belijdenis zouden doen, werd hij onwel en enkele uren later was hij overleden. Dr. Haltrop, die de leeftijd vas 64 jaa,r bereikte, werd in 1926 predikant te Velseroord. In 1930 promoveerde hij en vertrok naar Ba tavia. In 1935 repatrieerde hij en werd predikant te Beverwijk, terwijl hij in 1942 intrede deed in Scheveningen. Vlaardingen: De predikanten van Vlaardingen ontvangen in het vervolg midden in het winterseizoen één week verplichte vakantie als onderbreking van de gespannen winterarbeid. CHR. GEREF. KERKEN Tweetal te Schiedam B. Bijleveld te Bussum en J. Kievit te Noordeloos. 's Gravenhage W. J. Brons te Bunschoten en B. V. Smeden te Amsterdam. Haar lem-N. I. de Bruyne te Rotterdam en H. Eerland te Amersfoort. Beroepen te Urk J. Brons te Bun schoten. Enschede-O. W. Heerma te Nunspeet. Bedan-fct voor N. Vennep W. de Joode te Zwaagwesteinde. Zierikzee H. Eer- land te Amersfoort. Ds. D. Biersma te Lisse moet voor lopig rust houden. Ds. J. C. Maris, europees secr. van de I.CC.C. is voor enkele maanden ver- Wij brengen hier een foto van het front van het nieuwe kerkorgel in de Geref. Kerk te Middelharnis. Dit orgel is gebouwd door de fa. Ernst Leeflang te Apeldoorn. Een verslag over de ingebruikname van dit orgel is in ons vrijdag- nuirmier opgenomen. trokken naar Geneve het Midden Oosten India Ceylon Nieuw Zeeland Australië en Amerika. Het doel is om bestaande banden met de I.CC.C. te versterken en nieuwe con tacten te leggen. GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Rotterdam-Z. P. v. d. Bijl te Genemuiden. Bedankt voor Slilikerveer G. Schip- aanboord te Apeldoorn. Poortvliet: Na bevestiging door ds. C. V. Dam, em. pred. te Werkendam met Openb. 2 10, deed ds. A. Kok, ge komen van Leerdam, intrede met Joh. 1 5—8. stilgelegde zuivelfabrieken kunnen, zo is ook in ons land gebleken, voor vele doeleinden worden gebruikt. We kennen bedrijven die tot slachterijen, wasserijen, kleine industriën en zelfs hotels zijn omgebouwd. De meest originele metamorfose heeft echter een zuivelfabriek in de Noorse plaats Romerike ondergaan. Daar is er namelijk een ziekenhuis van gemaakt, schrijft Meieriposten. CONSTANTE KWALITEIT - 25 STUKS f ).25 Hoofdstuk 116 RONDOM DE DOOP Het kindje moest ook een naam heb ben, en het kmdje moest ook gedoopt, worden. Wat de naam betreft; daarover hoefde men niet lang te disputeren. Wanneer de grootouders van Weide kan- 'ten vernoemd waren, kwamen de noams in de meutjes an de beurte. Over het algemeen genomen, was er keus genoeg. Men moest maar niet proberen, bewust of onbewust, een noam, en vooral geen meutje te passeren, want men was nog al „naemgek", hoewel men het tegen overgestelde iDeweerde. Er waren toen nog geen Betty's of Johny's, Betje en Hans, was nog wel goed. De doopnaam Elisabeth Cornelia werd als roepnaam Bettekee, Adriana, werd Arjanna. Voorts eindigden de meeste meisjesna men met tje, Besjaantje, Gerritje, Hil- letje, Kommertje. Soms werd het 'ook wel, Janne, Piete of Neele. Voor de man nen was het kortweg, Hans, Hein of Kees. Naamgeving leverde alzo geen problemen op. „As 't een meisje is nae meutje Betje, in is 't een joon nae noam Korneel (Cornells). Zo werd de naam van het kind in de familie wel gevonden. In de kerk, bij de doop, klonk die naam plechtig on der de gewelven, hetzij onder de klas sieke bogen van de Ned. Herv. kerk (of de Voorstraete) of onder het meer be scheiden dak van de Gereformeerde kerk (de Nieuwstraete). Over doop en doopsbeschouwing praten wij hier niet. Niettemin willen wij wel een enkele opmerking maken, in verband met de omkleding van deze bijzondere gebeur tenis. In de oude kerk was er nog geen vaststaande leer over de doop. Augus- tinus heeft op de leer van de doop gro te invloed gehad. Reeds in die dagen was de Kerk, in de beschouwing over de doop in strijd gewikkeld. Thomas van Aquinos, leerde, dat de kinderen, die gedoopt werden, al wat hun nog ont brak, door het geloof der Kerk ontvan gen, zonder activiteit. Deze leer werd door de Roomse kerk overgenomen. De I Luthersen namen de Roomse doopsbe schouwing met een geringe wijziging over. Calvijn beschreef de sacramenten als tekenen en zegelen van de beloften Gods in Zijn Woord. Vanzelfsprekend is er in Middelhar nis rond de doopsplechtigheid ook bui ten de kerk, van ouds veel te doen ge weest. Er lagen vragen te over, van theologische, en ook van praktische aard. Moest men wachten tot man en vader van de zeevaart terug was geko men of moest men dopen, „zo spoedig zulks mogelijk was"? Men had te ma ken met al die vragen en men trachtte deze, naar gelang de kerkelijke inslag was, gewetensvol op te lossen. Eï was eens een meisje in Middelhar nis, een meisje van een jaar of twaalf. Dat meisje had al veel broertjes en zus jes. Toen, op zekere nacht had de ooie vaar er nog twee broertjes bijgebracht. Het kind was erg blij met de broertjes. Wat waren die kindertjes klein. Een grote ligstoel was voor dubbele wieg ingericht. Het ene broertje kreeg een rose lintje om het polsje, en het an dere een groen. Zodoende kon men de broertjes onderscheiden, want ze leken als twee druppels water op elkaar. En die polsjes, met dat lintje waren zo dun. Wanneer het ene kindje begon te huilen begon het andere ook. Maar dè kinder tjes konden bijna niet huilen, ze waren zo zwak, evenals de moeder, die in het kraambed lag. De kindertjes werden gevoed met een lepeltje, en soms smak ten ze even met de lipjes. De voeding bestond uit sterk verdunde melk, want speciale zuigelingenmelk bestond nog niet, wanneer de moeder het kind zelf niet kon zogen. Het zusje van ongeveer twaalf jaar, was al verbazend handig in het opspel den van luiers. Ze had in haar school jaren de diverse jongere broertjes en zusjes al verscheidene „droage gatjes" gegeven. Ze was al bijna even handig in het strooien van aardappelmeel uit het rode pakje, het in de pak leggen, en het „uut de pak kraauwe" als moeder zelf, en als de baker. Als een tweede moedertje, nam zij al heel wat werk uit de handen, in het grote gezin. Bij het eerste bericht was zij wel even ge schrokken; nog twee broertjes er bij, hoe moet dat nau? Toen mocht ze kij ken van de baker, In de platte ligstoel, die opgevuld was met kussens, lagen de twee wezentjes. Op de tenen, met kou- sevoeten, liep ze heel voorzichtig door de schemerdonkere kamer in de rich ting van de stoel. Ze mocht van de ba ker ook de helderwitte, gesteven la kentjes terug slaan. Tussen veel doe ken kon ze heel vaag de rose kinder kopjes onderscheiden. Ze vond de kin dertjes erg lief, en ze was opeens heel blij, zo blijals een kind. „M'n haauwe twee broertjes", vertel de ze aan haar vriendinnetje van de overkant. „Joe mag d'r oak eentje drae- ge as ze gedoapt worre". Toen ging ze oefenen voor de spiegel, als moeder in de bedstee lag, om weer op krachten te komen. Ze nam de sprei, waarmee de kindertjes waren bedekt, hing deze over de schouders, en fantaseerde de kerk gang. De sprei moest de „doapdoek" voorstellen. Onder een grote witte doek n.l. werden de kinderen naar de kerk gedragen. In het grote kammenet, tus sen de motballen bewaarde men deze „doapdoek". Was men zelf niet in het bezit van dit ceremoniële bedeksel, dan was de familie of de buurt altijd bereid tot spontane hulp. Als het doapdag was, in de Nederlands Hervormde Kerk, zag men de witte gedaanten, met het kindje onder de doek, kerkwaarts gaan. Naar wij menen, was het eenmaal per'maand doapdag in de Ned. Herv. kerk. In de Ger. kerk doopte men, „zo spoedig als zulks mogelijk was" De kindertjes uit de ligstoel, met de lintjes om de tere polsjes, zijn niet ge dragen onder de witte doek. Ze waren zo zwak, zo uitermate zwak. Enkele da gen na elkander zijn ze toch het huisje uitgedragen. Door een zwarte man, zijn ze in een klein kistje, bedekt door een zwarte doek, naar het kaarkepitje ge dragen. De moeder en de kinderen- had den veel verdriet. De vader was op zee. ARJAJSrUS. per pak 1,20, Verfrollers 1,75 Verf. en witkwasten. WED. J, KURVINK'S DROGISTERIJ EN FOTOHANDEL OIIDDOUP VERVOLGVERHAAL door D. Menkens-van der Spiegel Copyright J, J. Groen Zn. N.V. „Dus Tonny gaat boven mama". Mevrouw van Overvelden vergeet het snikken. Dit is te grof. „Mama en Tonny, Tonny en mama, dat zijn mijn dierbaarsten. U zou ik nebben opgebeld. Toimy kan ik aan school moeilijk bereiken. Maar mama, bedenk toch eens, welk figuur ik onder de lui sla. Hè, dat u mij niet wUt toe staan in Leiden te wonen." „Mama is schatrijk, hè?" >,Nee, maar als we de wagen weg doen, komt het niet zoveel duurder." „En dan kon jij na de vakantie avond aan avond dat meisje op je kamer ha len", „Ja, nu zal ik naar haar kamer moe ten, als ik haar zien wil". Het zakdoekje doet weer dienst. Edu- ard kijkt op zijn horloge. Hij moet weg. Maar nu hij zover is, wil hij toch even verder doorgaan. In vredesnaam dan niaar de mmst edele snaar aan het tril len zien te brengen. „Mama, ik heb u al eerder gezegd: Tonny is van zeer respectabele familie. Haar moeder is een Verwaal. De fa milie Verwaal was niet minder in stand dan wij. Dat haar vader een zaak heeft nu ja, het is toch een eerste-klas zaak?" „Waar ze de ene bediende na de andere ontslaan", „En toch op dezelfde voet kunnen voortleven. Slapte in het bedrijf tref je overal aan en er zijn maar weinig za kenmensen die het zó kunnen doen als de Kosters, De broer die op Tonny volgt gaat medicijnen studeren. U bent wel wat onredelijk, ma! Toen ik in lang vervlogen tijden wat kalverliefde koes terde voor Gré de Ridder, heette het, dat ik liever moest uitzien naar 'een meisje met geld en nu ik er een met geld wil, deugt het ook niet". „Ik had gehoopt op geld èn stand, Eduard! In onze kringen „Mama, houd me op over die kringen. Dacht u, dat het prettig is, daar altijd op een uiterst beschaafde en overwel digend beleefde wijze te moeten horen, dat mensen zonder kapitaal feitelijk niet meetellen? Als jongen kon ik me daar al aan ergeren. Wanneer u me een dag of tien meenam naar de Rijn, gin gen zij naar Zwitserland. Toen u een jaar lang op alles bezuinigde, opdat we veertien dagen naar het Vierwaudste- denmeer konden, zei mevrouw Burger hout, dat dit een alleraardigst uitstapje was, voor mensen met een bescheiden beurs. Zij gingen met het hele gezin een maand naar St. Moritz. En daar zat je dan als het vriendje van Ferdinand, het vriendje dat geduld werd." „Je maakt het te erg". „Dat doe ik niet. De vrienden, die ik mezelf gekozen heb, bevallen me beter dan degene, die u voor me zocht. En u moest eindelijk eens ophouden met dat veroordelen zonder te kennen. U hebt Tonny op een afstand weleens gezien, ja, maar laat haar eens hier komen, dan zult u merken dat ze goede manieren heeft, dat ze een lief, beschaafd meisje is. U doet altijd, of ik haar van achter de toonbank lïeb weggehaald." „Al was ze een engel, dan bekoorde ze me nog niet, door dat onvrouwe lijke van te willen studeren. Als de mensen financieel zo sterk staan, waar om sturen ze haar dan niet naar een kostschool?" „Liefst een in Zwitserland, hè maatje? Dan zag uw verliefde zoon haar niet te vaak, dan verloor hij misschien zijn hart aan een ander. Nee, die kans is er niet. Tonny gaat naar Leiden en daar ben ik blij om. Maar, ma, nu moet ik heus gaan". Als hij langs huize „Veldzicht" rijdt, geeft hij het bekende signaal. Tonny heeft haar kamer aan de voorkant. Wat? Is ze er niet? En ze zou naar hem uitzien. Heel langzaam rijdt hij, ze kijkt nog eens om. Ze verschijnt niet. Dat is nog nooit gebeurd. Een vage onrust vervult hem. 't Liefst zou hij terug willen gaan en aanbellen. Al te dwaas. Morgen hoort hij de reden wel. „Ed!" „Tonny!" „Wat een verrassing, zeg, dat je er vandaag wéér bent" „Een verrassing, die je niet hebt ver diend. Ik moest feitelijk, als straf voor je woordbreuk, een week lang niet naar je omkijken". „Maar zo sterk van karakter was de verliefde jongeman niet", „Oók dat nog. Stap in en 'biecht eens op, waarom je gisteravond niet op post was". „'k Vond het lam genoeg, jó! 'k Had een zeer ernstig gesprek met moeder." „Zó ernstig dat je me zelfs niet hoor de?" „Ik hoorde je wel. 'k Was het liefst zó naar je toegevlogen, om je alles te ver tellen." „Is het van zoveel belang?" „Voor mij vel. 'k Ga niet studeren". „Hè? Waarom niet?" „De grote reden. De algemene kwaal. Geldzorgen. Vader heeft verliezen gele den. De zaak gaat niet meer zoals vroe ger. We moeten bezuinigen, We gaan van „Veldzicht" af en weer boven de winkel wonen. Koos z'n studie gaat door, omdat hij spoorstudent kan wor den, maar dat vinden ze voor mij te vermoeiend." „En----en wat moet jij nu?" „'k Heb de keus tussen in de huis- houding komen of een betrekking zoe ken'. „Wat doe je?" "ionny moet iets wegslikken, eer ze zeggen kan: ,,'t Liefst zocht ik een be trekking, maar 'k heb de Iiuishouding gekozen". Hij anwoordt niet. 't Is hier ook vrij druk. Hij moet zijn aandacht bij het stuur houden. Als hij in een stillere straat nog geen woorden schijnt te vin den, herneemt ze: „Je snapt zeker wel, waarom ik de huishouding koos, hè?" „Nou---- eigenlijknee, niet he lemaal." „Om je moeder. Nu kan ze me niet meer van onvrouwelijkheid beschuldi gen". „Ja, ja, dat is waar." Weet hij anders niet te zeggen? „Je vindt het zeker knapjes beroerd, hè?" „Nogal", „Zie je, ik kreeg de indruk, dat ze vooral het wonen in Leiden te duur vin den, 't Collegegeld zouden ze wel kun nen betalen." „Ja, hoeveel is dat helemaal? Een honderd of wat per jaar". „Was het maar niet zo ver, dan kon ik het fietsen." J „Stel je voor!" „Iedereen is niet zo gelukkig als jij, dat hij een auto heeft". Verder kan ze niet gaan. Zou hij----nu nog niet? ,De wagen is tenslotte ook niet van mij. Als dat zo was, dan.dan kon ik je meenemen---- tenminste, als je ou ders het goedvonden". „Waarom zouden ze niet? We zijn dan toch immers verloofd?" „Ja, ja, dat is zo. Maar zie je, jouw colleges zouden natuurlijk voor een groot deel op andere uren vallen. We zouden toch voor allerlei moeilijkheden komen. En, zoals ik zei, de wagen is van mama. Je kent haar begrippen". „Nou, troost er haar dan mee, dat ik het meest vrouwelijke beroep ga uit oefenen, dat er bestaat". „Maar kunnen ze dan bij je thuis 't Is toch oneerlijk, dat je broer wél mag studeren en jij nietAls je nou hier in de stand de een of andere cur sus volgen ging? Als je naar een indus- trieschool ging bij voorbeeld, of iets an ders----Och, ik ben niet zo op de hoog te". Beiden zwijgen ze, teleurgesteld, ge slagen. Tnnny heeft zich dit gesprek zo anders voorgesteld. Nadat ze wist, heeft ze maar één gedachte gehad: Ed. Hij zou raad schaffen, hij zou zeggen: „Je rijdt met mij mee". Hij zou troosten. Op zijn minst had ze zijn waardering ver wacht voor het feit, da ze de huishou ding koos. Dat deed ze toch ter wille van hèm, van zijn moeder.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1965 | | pagina 5