EIÜVilDEn-niEUWS
I
Nieuws
histoRische
schetsen
Kent U de kracht
van het krediet
Front van het nieuwe kerkorgel der
Geref. Kerk te Middelharnis
Niei welkom
De ^trijcl
om het befüÉaan
2e Wad
Vrijdag 16 april 1965
No. 3380
Ulïhti
ir ix: i^
UIT Oe K€RKSN
Zuivelfabriek werd
ziekenhuis
Plastic Muur- en
Plalondverl
rv
De Pilatustrap
Luther in Rome
Een stervend leven
Vorige week had ik, in m'n artikel
over de stadhouder Pontius Pilatus, ook
jiog een en ander willen meedelen over
ije Pilatustrap in Rome, maar de be
schikbare ruimte liet dat niet toe. Nu,
aan het eind van de zogenaamde Stille
ffeek, willen we een ogenblik kijken
jaar de Scala Sancta (de Heilige Trap)
die in de volksmond altijd wordt aange
duid als de Pilatustrap. Op de voor
pagina van het blad „In de Rechte
Straat" (8e jaargang, rio. 4, april 1965)
trof ik een mooie, duidelijke foto aan
yan deze trap, die volgens de traditie
afkomstig is uit het rechthuis in Jeru
zalem. Keizerin Helena zou omstreeks
het jaar 325 de heilige trap uit Jeru
zalem naar Rome hebben laten bren
gen, waar hij sinds 1589 zich bevindt
in een kleine kapel, vlak bij de basiliek
van St. Jan van Lateranen. Op de trap
zijn bloedsporen te zien, die de overle
vering aan Christus toeschrijft.
Evenals vele andere reliquieën in de
pilatustrap nu al eeuwenlang een ob
ject van de reinste afgoderij. Aan het
linielend bestijgen van deze trap heeft
Paus Pius X een volledige aflaat ver
bonden. Eerlijkheidshalve moet worden
vermeld dat de meeste Roomse gees
telijken zelf de echtheid in twijfel trek
ken of ontkennen. Dat is evenwel niet
zo belangrijk, want ook al zou een reli-
(luie niet echt zijn, dan nog kan het ge
heiligd worden door de „devotie der
gelovigen----
iV
Onder de talloze pelgrims, die in de
loop der eeuwen op hun knieën de Pi
latustrap hebben beklommen, is ook
Maarten Luther. In het jaar 1510 werd
Luther samen met een oudere college
uit de Augustijnerorde naar Rome ge
zonden om daar te onderhandelen over
een geschil dat binnen de orde was
ontstaan. Nadat deze onenigheid was
opgelost, had Luther de gelegenheid om.
door de heilige stad te trekken, van de
ene kerk naar de andere. Hij had zich
van deze bedevaart veel voorgesteld,
maar zijn hoge verwachtingen werden
al spoedig de bodem ingeslagen. Zelf
zou hij later zeggen: „Ik was zulk een
dolle heilige, dat ik alles geloofde wat
men mij voorloog." Maar hij ontdekte
al gauw, dat men van de zaligheid een
handelszaakje had gemaakt, waarmee
trouwens de priesters zelf de spot dre
ven. Toch heeft Luther gedaan wat hij
kon: hij bezocht de catacomben, hij
maakte de pelgrimstocht langs de zeven
hoofdkerken, hij biechtte, deed gebeden
en las missen. Tenslotte beklom hij op
zijn blote knieën de Pilatustrap om op
deze wijze de ziel van zijn overleden
grootvader uit het vagevuur te bevrij
den. Op elk van de 28 treden van de
heilige trap bad hij het Pater Noster
(Onze Vader). Maar op de hoogste trede
gekomen, moet hij tegen zichzelf heb
ben gezegd: „Quis scit an verum sit?"
(Wie weet of het wel waar is?)
■?!r -iV
Dat is alles wat met historische ze
kerheid vaststaat over de^ beklimming
van de Pilatustrap door Luther. Met
opzet sc'hrijf ik dit nogal stellig neer,
omdat er over deze gebeurtenis even
veel legenden in omloop zijn als over de
Pilatustrap zelf. Er is een brief van
Luther's zoon Paulus, bekend, uit het
jaar 1582, waarin deze vertelt, dat zijn
vader halverwege de trap zich plotse
ling de tekst uit Habakuk herinnerde:
„De rechtvaardige zal door het geloof
leven," en dat hij toen zijn gebeden
heeft gestaakt. "Volgens andere overle
veringen zou hij hard weggelopen zijn
en geroepen hebben: „Het Evangelie is
de waarheid." Op historische gronden
zijn deze verhalen hoe mooi ook
niet te verdedigen.
Hoe ze dan in de wereld gekomen
zijn?
Allereerst doorLuther zelf, die
de laatste jaren voor zijn dood deze ge
schiedenis op verschillende manieren
heeft verteld. Maar ook door zijn kin
aeren en zijn studenten, die de „Tafel
gesprekken" van de hervormer pas ja
ren na zijn dood op schrift hebben ge
steld. Ieder van hen deed dit op zijn
De juiste toepassing van krediet
kan de opbrengst van uw bedrijf
vergroten. Bespreek het eens met
ons. Het kan ook voor u van be
lang zijn!
BOERENLEENBANKEN
RAIFFEISENBANKEN
eigen wijze, zodat de historische kern
haast niet meer te vinden is. Zo da
teert de bovengenoemde brief van Pau-
lus Luther uit 1589, maar ze gaat terug
op mededelingen van Luther uit 1544
(twee jaar voor zijn dood). Uit oudere
verhalen van Luther blijkt afdoende,
dat hij in 1510, bij zijn bezoek aan Ro
me, nog volledig overtuigd was van de
waarheid van de Roomse leer en van
het gezag van de kerk. Miaar naarmate
hij ouder werd, heeft hij onbewust
steeds meer ervaringen aan dat bezoek
aan Rome vastgeknoopt. De ontdekking
dat de rechtvaardige door het geloof
leeft, heeft hij pas later gedaan.
Intussen ligt die waarheid, dat de
rechtvaardige door het geloof leeft, voor
Luther, en voor allen die geloven mo
gen, voor eeuwig vast in het lijden en
sterven van de Heere Jezus Christus.
Hij is „overgeleverd om onze zonden en
opgewekt om onze rechtvaardigma-
king." Ook en vooral dat laatste. Want
met Hem gestorven en begraven te zijn,
betekent ook met Hem te zullen op
staan in een nieuw leven. Daarom is
'dat veelgezongen vers:
„Jezus, Uw verzoenend sterven
Blijft het rustpunt van ons hart,"
slechts gedeeltelijk waar. De dood van
Christus mag een rustpunt zijn, maar
het rustpunt blijft het niet. „Indien wij
met Hem gestorven zijn," zegt Paulus,
„zo geloven wij dat wij ook met Hem
zullen leven. Wetende dat Christus uit
de doden opgewekt zijnde, niet meer
sterft: de dood heerst niet meer over
Hem. Want dat Hij gestorven is, dat is
Hij der zonde eenmaal gestorven en dat
Hij leeft dat leeft Hij Gode. Alzo ook
gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij
wel der zonde dood zijt, maar Gode le
vend zijt in Christus Jezus, onze Heere."
Ben gezegend Paasfeest gewenst, met
zulk een stervend leven!
WAARNEMER.
RIJMEN VAN TIJMEN
Ze komen bij stromen
Nu over de dam.
De wild woeste rijders,
Met heel veel tam-tam.
Ze rossen en krossen,
Door 't eiland Flakkee,
En brengen natuurlijk,
Weer anderen mee.
Natuurlijk, ze zoeken
Heel gaarne hun soort.
Dat bromt maar heel lustig.
Naar elders weer voort.
Is 't zo wederkerig,
In 't Schouwense land?
Men brenge die nozems.
Met spoed aan 't verstand:
Ge zijt ons niet welkom.
Al zijt ge erg vlot.
Het einde kan wezen,
De cel of 't cachot.
Meneerse wenst rust.
En dan valt het hiermee
Het zelfde geldt ook
Van 't aloude Zierikzee.
Tenslotte, dienders.
Die pakken 't wel aan.
Dat bromnozems nergens,
Hun straffen ontgaan.
Tij men
STELLENDAM
Afscheidsdienst. De Geref. predikant
ds. W. Netjes zal a.s. zondagmiddag in
de dienst die te 4.00 begint afscheid van
zijn gemeente nemen.
NED. HERV. KERK
Beroepen te Brandijk, Molenaars
graaf, St. Annaland, Leerbroek, Wilnis
en Stellendam, kand. J. H. v. d. Bank,
te Wilnis. Rijssen J. H. Cirkel te Hui
zen. Bennekom G. v. Estrikt te Gene
muiden. Vinkeveen W. C. Hovius te
Nieuw Lekkerland.
Rouveen: Wegens vertrek naar Ede,
nam ds. R. C. Cuperus afscheid van de
ze gemeente met Matth. 28 20.
Ede: Na bevestigd te zijn door zijn
vader ds. J. R. Cuperus te Waddinx-
veen, deed ds. R. C. Cuperus, gekomen
van Rouveen, intrede met Joh. 12 32.
Ameide: Wegens vertrek naar Erme-
lo, nam ds. S. Meyers afscheid van de
ze gemeente met Efeze 6 10.
Bond van Manmenverenigingen op
G.G. Deze bond houdt haar huishou
delijke jaarvergadering op D.V. 24
april in hotel Smits te Utrecht. Spreker
is ds. G. V. Kooten te Huizen over „Vra
gen omtrent de kinderdoop."
Ds. A. Meulwijk te Garderen onder
ging een keeloperatie in het ziekenhuis
te Amersfoort. Het ziet er naar uit, dat
hij over enkele weken zijn arbeid weer
zal kunnen hervatten.
Ds. H. Stolk te Scheveningen hoopt
19 april a.s. zijn 40-jarig ambtsjubi
leum te herdenken. De jubilaris werd
in 1901 te Gorinchem geboren en deed
in 1925 intrede te Briele-Nieuwland, na
in Goutum gestaan te hebben, vertrok
hij in 1931 naar Rotterdam. Na 1% jaar
werd de herdersstaf in Scheveningen
opgenomen, waar hij dus nu reeds 33
jaar arbeidt.
Lunteren: Na bevestiging door de
em, pred. ds. C. J. v. d. Graaf, te Put
ten, deed ds. R. de Bruin, gekomen van
Zetten, intrede met Zach. 4 6.
0s. M. Groenenberg, de bekende scri
bent in de Utrechtse Kerkbode, wijdt
een artikel aan „de nood van het ho
ren." Hij wijst er op, dat er enerzijds
in onze tijd ,.,de nood van de prediking"
is, die steeds inhoudlozer wordt, maar
aan de andere kant niet minder gespro
ken kan worden over de nood van het
luisteren door de gemeente. Hierbij
haalt hij het volgende voorbeeld aan;
„De Amsterdamse ds. v. Ginkel is
langzamerhand opgeschoven van de
Geref. Bond naar uiterst links vrijzin
nig. In Hervormd Amsterdam is er een
discussie gaande naar aanleiding van
zijn boekje: „Twistgesprekken met
God." Van de discussie zullen de gewo
ne gemeenteleden niet zo veel begrij
pen. Wel zou ik de stelling durven po
neren dat bijna niemand van zijn kerk
gangers deze wijziging in zijn inzich
ten ontdekt heeft. Ze zitten nog in
drammen bij_ hem in de kerk en ze
vinden het allemaal nog even prachtig.
Ze „misseii" niets eh „vinden" niets.
Toen ze vroeger kwamen, kwamen ze
niet om het Evangelie, maar om „iets
anders." Nu ze nog komen, komen ze
niet om „het andere evangelie," maar
nog steecis „om iets anders." Waarom
dan? Toen ik in Amsterdam stond, heb
ik eens in een lezing voor 't ministerie
van predikanten gezegd: 't interesseert
wezenlijk niemand wat je zegt, alleen
maar hoe je het zegt. Als je het maar
boeien zegt, vindt men het „mooi." Dat
is de enige maatstaf die de mensen aan
leggen. Ds. V. Ginkel preekt nog steeds
„mooi." En niemand heeft in de gaten,
ciat het anders is. In Amsterdam niet en
in Den Haag ook niet. Dat is de nood
van 't horen." Tot zover ds. Groenen
berg.
■GEREF. KERKEN
Beroepen te Borger en MIarum J. v.
Loo te Murmikeburen. Andijk, Buiten
post, Hoogezand, Joure, Maassluis en
Surhuisterveen R. Krol te Midwolda.
Drachten en Leeuwarden J. C. v. Loon
te IJlst. Wormer A. v. Egmond, kand.
te Amsterdam. Naaldwijk W. Dekker te
Noordwijk. Doetinchem P. Steenhuis te
Gent,
AangenoTTien naar Wormer, kand. A.
V. Egmond te Amsterdam. Lutjegast,
kand. D. Soepboer te Nes. Brussel P.
Noomen te Wormerveer. 's G-ravenhage
O., J. V. Leeuwen te Zeist.
Bedankt voor Hardenberg en Souburg
G. V. d. Burgh te Ameide. Achlum en 10
andere beroepen, kand. D. Soepboer te
Nes. Delft en Zwolle H. Hogenhuis te
Rotterdam. Winterswijk H. Sweepe te
Scheveningen. Krommenie J. Rowaan te
Westmaas. Barneveld R. IJpma te
Amersfoort.
Dr. H. Holtrap f. De Scheveningse
predikant dr. H. Holtrap is plotseling
overleden. Juist voordat hij de dienst
zou gaan leiden waarin een aantal ca-
techisanten openbare belijdenis zouden
doen, werd hij onwel en enkele uren
later was hij overleden. Dr. Haltrop, die
de leeftijd vas 64 jaa,r bereikte, werd in
1926 predikant te Velseroord. In 1930
promoveerde hij en vertrok naar Ba
tavia. In 1935 repatrieerde hij en werd
predikant te Beverwijk, terwijl hij in
1942 intrede deed in Scheveningen.
Vlaardingen: De predikanten van
Vlaardingen ontvangen in het vervolg
midden in het winterseizoen één week
verplichte vakantie als onderbreking
van de gespannen winterarbeid.
CHR. GEREF. KERKEN
Tweetal te Schiedam B. Bijleveld te
Bussum en J. Kievit te Noordeloos. 's
Gravenhage W. J. Brons te Bunschoten
en B. V. Smeden te Amsterdam. Haar
lem-N. I. de Bruyne te Rotterdam en
H. Eerland te Amersfoort.
Beroepen te Urk J. Brons te Bun
schoten. Enschede-O. W. Heerma te
Nunspeet.
Bedan-fct voor N. Vennep W. de Joode
te Zwaagwesteinde. Zierikzee H. Eer-
land te Amersfoort.
Ds. D. Biersma te Lisse moet voor
lopig rust houden.
Ds. J. C. Maris, europees secr. van
de I.CC.C. is voor enkele maanden ver-
Wij brengen hier een foto van het front van het nieuwe kerkorgel in de Geref.
Kerk te Middelharnis. Dit orgel is gebouwd door de fa. Ernst Leeflang te
Apeldoorn. Een verslag over de ingebruikname van dit orgel is in ons vrijdag-
nuirmier opgenomen.
trokken naar Geneve het Midden
Oosten India Ceylon Nieuw
Zeeland Australië en Amerika. Het
doel is om bestaande banden met de
I.CC.C. te versterken en nieuwe con
tacten te leggen.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te Rotterdam-Z. P. v. d. Bijl
te Genemuiden.
Bedankt voor Slilikerveer G. Schip-
aanboord te Apeldoorn.
Poortvliet: Na bevestiging door ds.
C. V. Dam, em. pred. te Werkendam
met Openb. 2 10, deed ds. A. Kok, ge
komen van Leerdam, intrede met Joh.
1 5—8.
stilgelegde zuivelfabrieken kunnen,
zo is ook in ons land gebleken, voor
vele doeleinden worden gebruikt. We
kennen bedrijven die tot slachterijen,
wasserijen, kleine industriën en zelfs
hotels zijn omgebouwd.
De meest originele metamorfose heeft
echter een zuivelfabriek in de Noorse
plaats Romerike ondergaan. Daar is er
namelijk een ziekenhuis van gemaakt,
schrijft Meieriposten.
CONSTANTE KWALITEIT - 25 STUKS f ).25
Hoofdstuk 116
RONDOM DE DOOP
Het kindje moest ook een naam heb
ben, en het kmdje moest ook gedoopt,
worden. Wat de naam betreft; daarover
hoefde men niet lang te disputeren.
Wanneer de grootouders van Weide kan-
'ten vernoemd waren, kwamen de noams
in de meutjes an de beurte. Over het
algemeen genomen, was er keus genoeg.
Men moest maar niet proberen, bewust
of onbewust, een noam, en vooral geen
meutje te passeren, want men was nog
al „naemgek", hoewel men het tegen
overgestelde iDeweerde. Er waren toen
nog geen Betty's of Johny's, Betje en
Hans, was nog wel goed. De doopnaam
Elisabeth Cornelia werd als roepnaam
Bettekee, Adriana, werd Arjanna.
Voorts eindigden de meeste meisjesna
men met tje, Besjaantje, Gerritje, Hil-
letje, Kommertje. Soms werd het 'ook
wel, Janne, Piete of Neele. Voor de man
nen was het kortweg, Hans, Hein of
Kees. Naamgeving leverde alzo geen
problemen op. „As 't een meisje is nae
meutje Betje, in is 't een joon nae noam
Korneel (Cornells).
Zo werd de naam van het kind in de
familie wel gevonden. In de kerk, bij
de doop, klonk die naam plechtig on
der de gewelven, hetzij onder de klas
sieke bogen van de Ned. Herv. kerk (of
de Voorstraete) of onder het meer be
scheiden dak van de Gereformeerde
kerk (de Nieuwstraete). Over doop en
doopsbeschouwing praten wij hier niet.
Niettemin willen wij wel een enkele
opmerking maken, in verband met de
omkleding van deze bijzondere gebeur
tenis. In de oude kerk was er nog geen
vaststaande leer over de doop. Augus-
tinus heeft op de leer van de doop gro
te invloed gehad. Reeds in die dagen
was de Kerk, in de beschouwing over
de doop in strijd gewikkeld. Thomas
van Aquinos, leerde, dat de kinderen,
die gedoopt werden, al wat hun nog ont
brak, door het geloof der Kerk ontvan
gen, zonder activiteit. Deze leer werd
door de Roomse kerk overgenomen. De
I Luthersen namen de Roomse doopsbe
schouwing met een geringe wijziging
over. Calvijn beschreef de sacramenten
als tekenen en zegelen van de beloften
Gods in Zijn Woord.
Vanzelfsprekend is er in Middelhar
nis rond de doopsplechtigheid ook bui
ten de kerk, van ouds veel te doen ge
weest. Er lagen vragen te over, van
theologische, en ook van praktische
aard. Moest men wachten tot man en
vader van de zeevaart terug was geko
men of moest men dopen, „zo spoedig
zulks mogelijk was"? Men had te ma
ken met al die vragen en men trachtte
deze, naar gelang de kerkelijke inslag
was, gewetensvol op te lossen.
Eï was eens een meisje in Middelhar
nis, een meisje van een jaar of twaalf.
Dat meisje had al veel broertjes en zus
jes. Toen, op zekere nacht had de ooie
vaar er nog twee broertjes bijgebracht.
Het kind was erg blij met de broertjes.
Wat waren die kindertjes klein. Een
grote ligstoel was voor dubbele wieg
ingericht. Het ene broertje kreeg een
rose lintje om het polsje, en het an
dere een groen. Zodoende kon men de
broertjes onderscheiden, want ze leken
als twee druppels water op elkaar. En
die polsjes, met dat lintje waren zo dun.
Wanneer het ene kindje begon te huilen
begon het andere ook. Maar dè kinder
tjes konden bijna niet huilen, ze waren
zo zwak, evenals de moeder, die in het
kraambed lag. De kindertjes werden
gevoed met een lepeltje, en soms smak
ten ze even met de lipjes. De voeding
bestond uit sterk verdunde melk, want
speciale zuigelingenmelk bestond nog
niet, wanneer de moeder het kind zelf
niet kon zogen.
Het zusje van ongeveer twaalf jaar,
was al verbazend handig in het opspel
den van luiers. Ze had in haar school
jaren de diverse jongere broertjes en
zusjes al verscheidene „droage gatjes"
gegeven. Ze was al bijna even handig
in het strooien van aardappelmeel uit
het rode pakje, het in de pak leggen, en
het „uut de pak kraauwe" als moeder
zelf, en als de baker. Als een tweede
moedertje, nam zij al heel wat werk uit
de handen, in het grote gezin. Bij het
eerste bericht was zij wel even ge
schrokken; nog twee broertjes er bij,
hoe moet dat nau? Toen mocht ze kij
ken van de baker, In de platte ligstoel,
die opgevuld was met kussens, lagen de
twee wezentjes. Op de tenen, met kou-
sevoeten, liep ze heel voorzichtig door
de schemerdonkere kamer in de rich
ting van de stoel. Ze mocht van de ba
ker ook de helderwitte, gesteven la
kentjes terug slaan. Tussen veel doe
ken kon ze heel vaag de rose kinder
kopjes onderscheiden. Ze vond de kin
dertjes erg lief, en ze was opeens heel
blij, zo blijals een kind.
„M'n haauwe twee broertjes", vertel
de ze aan haar vriendinnetje van de
overkant. „Joe mag d'r oak eentje drae-
ge as ze gedoapt worre". Toen ging ze
oefenen voor de spiegel, als moeder in
de bedstee lag, om weer op krachten te
komen. Ze nam de sprei, waarmee de
kindertjes waren bedekt, hing deze over
de schouders, en fantaseerde de kerk
gang. De sprei moest de „doapdoek"
voorstellen. Onder een grote witte doek
n.l. werden de kinderen naar de kerk
gedragen. In het grote kammenet, tus
sen de motballen bewaarde men deze
„doapdoek". Was men zelf niet in het
bezit van dit ceremoniële bedeksel, dan
was de familie of de buurt altijd bereid
tot spontane hulp. Als het doapdag was,
in de Nederlands Hervormde Kerk, zag
men de witte gedaanten, met het kindje
onder de doek, kerkwaarts gaan. Naar
wij menen, was het eenmaal per'maand
doapdag in de Ned. Herv. kerk. In de
Ger. kerk doopte men, „zo spoedig als
zulks mogelijk was"
De kindertjes uit de ligstoel, met de
lintjes om de tere polsjes, zijn niet ge
dragen onder de witte doek. Ze waren
zo zwak, zo uitermate zwak. Enkele da
gen na elkander zijn ze toch het huisje
uitgedragen. Door een zwarte man, zijn
ze in een klein kistje, bedekt door een
zwarte doek, naar het kaarkepitje ge
dragen. De moeder en de kinderen- had
den veel verdriet. De vader was op zee.
ARJAJSrUS.
per pak 1,20,
Verfrollers 1,75
Verf. en witkwasten.
WED. J, KURVINK'S DROGISTERIJ
EN FOTOHANDEL OIIDDOUP
VERVOLGVERHAAL
door D. Menkens-van der Spiegel
Copyright J, J. Groen Zn. N.V.
„Dus Tonny gaat boven mama".
Mevrouw van Overvelden vergeet het
snikken. Dit is te grof.
„Mama en Tonny, Tonny en mama,
dat zijn mijn dierbaarsten. U zou ik
nebben opgebeld. Toimy kan ik aan
school moeilijk bereiken. Maar mama,
bedenk toch eens, welk figuur ik onder
de lui sla. Hè, dat u mij niet wUt toe
staan in Leiden te wonen."
„Mama is schatrijk, hè?"
>,Nee, maar als we de wagen weg
doen, komt het niet zoveel duurder."
„En dan kon jij na de vakantie avond
aan avond dat meisje op je kamer ha
len",
„Ja, nu zal ik naar haar kamer moe
ten, als ik haar zien wil".
Het zakdoekje doet weer dienst. Edu-
ard kijkt op zijn horloge. Hij moet weg.
Maar nu hij zover is, wil hij toch even
verder doorgaan. In vredesnaam dan
niaar de mmst edele snaar aan het tril
len zien te brengen.
„Mama, ik heb u al eerder gezegd:
Tonny is van zeer respectabele familie.
Haar moeder is een Verwaal. De fa
milie Verwaal was niet minder in stand
dan wij. Dat haar vader een zaak heeft
nu ja, het is toch een eerste-klas zaak?"
„Waar ze de ene bediende na de
andere ontslaan",
„En toch op dezelfde voet kunnen
voortleven. Slapte in het bedrijf tref je
overal aan en er zijn maar weinig za
kenmensen die het zó kunnen doen als
de Kosters, De broer die op Tonny volgt
gaat medicijnen studeren. U bent wel
wat onredelijk, ma! Toen ik in lang
vervlogen tijden wat kalverliefde koes
terde voor Gré de Ridder, heette het,
dat ik liever moest uitzien naar 'een
meisje met geld en nu ik er een met
geld wil, deugt het ook niet".
„Ik had gehoopt op geld èn stand,
Eduard! In onze kringen
„Mama, houd me op over die kringen.
Dacht u, dat het prettig is, daar altijd
op een uiterst beschaafde en overwel
digend beleefde wijze te moeten horen,
dat mensen zonder kapitaal feitelijk
niet meetellen? Als jongen kon ik me
daar al aan ergeren. Wanneer u me een
dag of tien meenam naar de Rijn, gin
gen zij naar Zwitserland. Toen u een
jaar lang op alles bezuinigde, opdat we
veertien dagen naar het Vierwaudste-
denmeer konden, zei mevrouw Burger
hout, dat dit een alleraardigst uitstapje
was, voor mensen met een bescheiden
beurs. Zij gingen met het hele gezin
een maand naar St. Moritz. En daar zat
je dan als het vriendje van Ferdinand,
het vriendje dat geduld werd."
„Je maakt het te erg".
„Dat doe ik niet. De vrienden, die ik
mezelf gekozen heb, bevallen me beter
dan degene, die u voor me zocht. En u
moest eindelijk eens ophouden met dat
veroordelen zonder te kennen. U hebt
Tonny op een afstand weleens gezien,
ja, maar laat haar eens hier komen, dan
zult u merken dat ze goede manieren
heeft, dat ze een lief, beschaafd meisje
is. U doet altijd, of ik haar van achter
de toonbank lïeb weggehaald."
„Al was ze een engel, dan bekoorde
ze me nog niet, door dat onvrouwe
lijke van te willen studeren. Als de
mensen financieel zo sterk staan, waar
om sturen ze haar dan niet naar een
kostschool?"
„Liefst een in Zwitserland, hè maatje?
Dan zag uw verliefde zoon haar niet te
vaak, dan verloor hij misschien zijn
hart aan een ander. Nee, die kans is er
niet. Tonny gaat naar Leiden en daar
ben ik blij om. Maar, ma, nu moet ik
heus gaan".
Als hij langs huize „Veldzicht" rijdt,
geeft hij het bekende signaal. Tonny
heeft haar kamer aan de voorkant.
Wat? Is ze er niet? En ze zou naar
hem uitzien. Heel langzaam rijdt hij, ze
kijkt nog eens om. Ze verschijnt niet.
Dat is nog nooit gebeurd.
Een vage onrust vervult hem. 't Liefst
zou hij terug willen gaan en aanbellen.
Al te dwaas. Morgen hoort hij de reden
wel.
„Ed!"
„Tonny!"
„Wat een verrassing, zeg, dat je er
vandaag wéér bent"
„Een verrassing, die je niet hebt ver
diend. Ik moest feitelijk, als straf voor
je woordbreuk, een week lang niet naar
je omkijken".
„Maar zo sterk van karakter was de
verliefde jongeman niet",
„Oók dat nog. Stap in en 'biecht eens
op, waarom je gisteravond niet op post
was".
„'k Vond het lam genoeg, jó! 'k Had
een zeer ernstig gesprek met moeder."
„Zó ernstig dat je me zelfs niet hoor
de?"
„Ik hoorde je wel. 'k Was het liefst zó
naar je toegevlogen, om je alles te ver
tellen."
„Is het van zoveel belang?"
„Voor mij vel. 'k Ga niet studeren".
„Hè? Waarom niet?"
„De grote reden. De algemene kwaal.
Geldzorgen. Vader heeft verliezen gele
den. De zaak gaat niet meer zoals vroe
ger. We moeten bezuinigen, We gaan
van „Veldzicht" af en weer boven de
winkel wonen. Koos z'n studie gaat
door, omdat hij spoorstudent kan wor
den, maar dat vinden ze voor mij te
vermoeiend."
„En----en wat moet jij nu?"
„'k Heb de keus tussen in de huis-
houding komen of een betrekking zoe
ken'.
„Wat doe je?"
"ionny moet iets wegslikken, eer ze
zeggen kan: ,,'t Liefst zocht ik een be
trekking, maar 'k heb de Iiuishouding
gekozen".
Hij anwoordt niet. 't Is hier ook vrij
druk. Hij moet zijn aandacht bij het
stuur houden. Als hij in een stillere
straat nog geen woorden schijnt te vin
den, herneemt ze: „Je snapt zeker wel,
waarom ik de huishouding koos, hè?"
„Nou---- eigenlijknee, niet he
lemaal."
„Om je moeder. Nu kan ze me niet
meer van onvrouwelijkheid beschuldi
gen".
„Ja, ja, dat is waar."
Weet hij anders niet te zeggen?
„Je vindt het zeker knapjes beroerd,
hè?"
„Nogal",
„Zie je, ik kreeg de indruk, dat ze
vooral het wonen in Leiden te duur vin
den, 't Collegegeld zouden ze wel kun
nen betalen."
„Ja, hoeveel is dat helemaal? Een
honderd of wat per jaar".
„Was het maar niet zo ver, dan kon
ik het fietsen."
J „Stel je voor!"
„Iedereen is niet zo gelukkig als jij,
dat hij een auto heeft". Verder kan ze
niet gaan. Zou hij----nu nog niet?
,De wagen is tenslotte ook niet van
mij. Als dat zo was, dan.dan kon ik
je meenemen---- tenminste, als je ou
ders het goedvonden".
„Waarom zouden ze niet? We zijn dan
toch immers verloofd?"
„Ja, ja, dat is zo. Maar zie je, jouw
colleges zouden natuurlijk voor een
groot deel op andere uren vallen. We
zouden toch voor allerlei moeilijkheden
komen. En, zoals ik zei, de wagen is
van mama. Je kent haar begrippen".
„Nou, troost er haar dan mee, dat ik
het meest vrouwelijke beroep ga uit
oefenen, dat er bestaat".
„Maar kunnen ze dan bij je thuis
't Is toch oneerlijk, dat je broer wél
mag studeren en jij nietAls je nou
hier in de stand de een of andere cur
sus volgen ging? Als je naar een indus-
trieschool ging bij voorbeeld, of iets an
ders----Och, ik ben niet zo op de hoog
te".
Beiden zwijgen ze, teleurgesteld, ge
slagen. Tnnny heeft zich dit gesprek zo
anders voorgesteld. Nadat ze wist, heeft
ze maar één gedachte gehad: Ed. Hij
zou raad schaffen, hij zou zeggen: „Je
rijdt met mij mee". Hij zou troosten. Op
zijn minst had ze zijn waardering ver
wacht voor het feit, da ze de huishou
ding koos. Dat deed ze toch ter wille
van hèm, van zijn moeder.