pifflDEn^lllEUWS
ZIJPE-NUMANSDORP
Aciie Zwarie Zes
Neem Q R K 5 BESCHUIT punt uit!
|öe QRienöuil
R.T.M, veerdienst
per 1 okt. opgeheven
Nieuw wapen
in strijd tegen
misdaad
96-iarige enthousiast
over de brug
Vrgdag 2 oktober 1964
No. 3326
J. Keuvelaar
teiden's ontzet De Universiteit
Gomams en Arminius De
Statenvertaling:.
Ift zijn van die data, die terstond be-
lalde associaties oproepen. Wie 1 april
f, jenkt aan de verovering van Den
I' I in ISI'^. Zo zijn ook 3 oktober en
fjL al sinds 390 jaar onafscheidelijk
l.teltear verbonden. Nog altijd is de-
p datum voor de Leidenaars het hoog-
Ipjnt van het jaar, en wordt het ont-
fetvan
1574 feestelijk gevierd. Helaas
Idietiag
langzamerhand ontaard in een
nitensporige zwelgpartij en een woest
[rinfc
zodat van de dankbaarheid
de bevrijding van de Spaanse be-
kting niet veel meer te merken is.
[Leiden is een oude stad, die reeds in
3 van Floris V stadsrechten ontving.
bank zij de lakenindustrie beleefde Lei-
len in de Middeleeuwen een hoge bloei,
idat het met Amsterdam en Antwer-
«en kon wedijveren. Al vroeg waren de
Éescliriften van Maarten Luther er be
lend en werden er aanhangers van de
Iniie leere" gevonden, meest Doopsge-
Inden. De Wederdoper Jan van Leij-
i zijn naam zegt het al zag er
L levenslicht en bleek er later veel
lolgeiingen te hebben.
In 1572 koos Leiden de zijde van de
Prins van Oranje. Deze moedige keuze
rd duur betaald, want de Span jaar-
Ben sloegen het beleg voor de stad en
KS twee jaar later, op 3 oktober 1574,
ifisten de Watergeuzen de Spanjaarden
|e verdrijven. De bevolking had in die
fijd onbeschrijfelijk geleden: talloze in-
(ïoners waren bezweken aan honger en
iitputting. Als dank voor het moedig
looretane''beleg, kreeg Leiden in 1575
laar Universiteit, de eerste in Neder-
Het is deze Universiteit, die van
Jiiet te onderschatten belang is geweest
foor de geestelijke en culturele vorming
ban vele Nederlanders in de tijd van
Be Reformatie en het is nog altijd deze
Jjniversiteit, die aan Leiden een bepaald
pachet geeft.
I De Leidse Academie is geboren uit
|iet gebrek aan predikanten. Naarmate
fle Reformatie terrein won, naar die
mate ontstond er behoefte aan ambts-
Jragers, Men moest zich in die eerste
JBjd tevreden stellen met afgevallen
poorase geestelijken, gewezen school
meesters en begaafde handwerkslieden.
Ëit alles gaf echter veel moeilijkheden.
ket wetenschappelijk peil van de ex-
fcriesters lag dikwijls ontstellend laag;
[vaak ook waren ze niet geheel vrij van-
Me Roomse zuurdesem. Personen die
ponder werken aan de kost wilden ko
men, gaven zich hier en daar op als
liPredikant van elders", wat in die tijd
met z'n gebrekkige communicatiemidde
len toch niet te controleren was. De jon-
|ge gemeenten, nog zonder ervaring,
jverden soms verzorgd door ambtsdra
gers, die zelf de eerste beginselen nog
moesten leren, of ze bleven jarenlang
■verstoken van een eigen herder en le-
Iraar. De enige manier om een volwaar
dige wetenschappelijke opleiding voor
Me dienst des Woords te krijgen was
btuderen in Geneve. De weinige jonge
jrtiannen die zich dat konden permitte-
pn, vormden met elkaar slechts een
fractie van het nodige aantal predikan-
Iten. De opening van een Universiteit in
■de Noordelijke Nederlanden was dus
|een dwingende eis.
8 februari 1575 werd de Leidse
todemie ingewijd met een openings
rede door de predikant Caspar Cool-
Jiaes, die er ook de eerste colleges in de
Igodgeleerdheid gaf, hoewel hij er nooit
■professor is geweest. „De voornaamste
Ibeweghende oorsake was de theologie,
Pm geleerde ende waerdige harders te
■formeren". De Universiteit startte met
Ivier faculteiten: godgeleerdheid, wijs
begeerte, rechten en medicijnen.
In het begin wilde het niet vlotten
Itnet de theologische faculteit: het bleek
Imoeilijk, bekwame hoogleraren aan te
frekken, het bleek ook moeilijk, stu-
Iflenten te animeren. De minder bedeel-
foen konden het niet betalen, de hogere
[standen vonden het beneden hun waar
digheid een zoon voor predikant te la
ten studeren.
Tegen het einde van de 16e eeuw
kwam er verbetering, toen het drie
manschap Junius, Gomarus en Trel-
catius aan de Leidse Universiteit do
ceerden. In 1591 werd het Statencollege
opgericht, waar jonge mannen in inter-
naatsverband werden opgeleid voor de
dienst des Woords. Niemand minder
dan de latere Utrechtse hoogleraar Gis-
bertus Voetius heeft in het begin van
de 17e eeuw aan dit college z'n oplei
ding ontvangen. Met de regent van het
college. Petrus Bertius, kon de jonge
Voetsius echter niet opschieten. De ka
rakterbotsing was zo hevig, dat ze uit
liep op wegzending van Voetius!
In de vakature, ontstaan door het
overlijden van Franciscus Junius (1602)
werd de Amsterdamse predikant Jaco
bus Arminius benoemd. Het is weleens
zó voorgesteld, alsof Arminius pas als
hoogleraar in Leiden z'n afwijkende ge
voelens zou hebben bekend gemaakt.
Dit is beslist een onjuiste voorstelling
van zaken. Reeds iii Amsterdam was er
een conflict geweest tussen Arminius en
zijn collega Plancius. Geen wonder dat
zijn benoeming als hoogleraar in Lei
den talrijke tongen en pennen in bewe
ging bracht. Het was te voorzien dat
Gomarus en Arminius fel tegenover el
kaar zouden komen te staan. Beiden
wisten groepen studenten om zich heen
te verzamelen, zodat de faculteit al
spoedig in twee kampen was verdeeld:
Arminianen en Gomaristen. Toen na
verloop van tijd de studenten afgestu
deerd waren, werd de twist verder in
de Kerk uitgevochten. Arminius zelf
heeft dat niet meer beleefd: hij is voor
dat het twistvuur in alle hevigheid ont
brandde, in 1609 overleden. Gomarus
verdween eveneens uit de frontlinie:
het strijden moe vertrok hij in 1612
naar Middelburg.
De twist over de predestinatie en over
het voorgezien geloof, die we hier niet
tot in bijzonderheden, kunnen beschrij
ven, heeft tenslotte geleid tot de Synode
van Dordrecht ((1618-1619) en tot de af
zetting van ongeveer 200 predikanten
met Remonstrantse sympathieën. De
meesten van hen woonden en werkten
in Zuid-Holland, in de naaste omgeving
van de Leidse Universiteit.
Gods wegen zijn wonderlijk, ook die
van de geschiedenis van Zijn Kerk.
Want in datzelfde Leiden, waar de
waarheid scheen te zullen ondergaan,
kwam 20 jaar later, op last van de
Dordtse Synode de Statenvertaling tot
stand, het monument van het Neder
landse Calvinisme. Volgende week, D.V.
zullen we die diklce Statenbijbel eens
van de schoorsteen halen.
WAARNEMER
Zandpad Middelharnls
De 96-jarige heer M. Faasse, vroeger
visser en varende op de sloepen van
Middelharnis, thans wonende te Schie
dam, is zaterdag per auto over de Ha
ringvliet naar zijn vroegere woonplaats
op bezoek geweest.
Hij had nooit gedacht nog eens te zul
len beleven van en naar het eiland te
kunnen, zonder per vaartuig over water
te moeten.
Over de ervaringen van de 'heer M.
Faasse in het visserijleven heeft „Ar-
janus" in ons blad meermalen ge
schreven. Hij woopde vroeger in het
eerste Weistraatje te Middelharnis. De
man is nog zeer kras; te Schiedam
woont hij in zijn huisje alleen, al gaat
hij iedere dag bij zijn dochter, die vlak
bij woont, de maaltijden gebruiken.
Met ingrang van donderdag 1 oktober
1964 is de veerdienst Zijpe-Nu-
mansdorphaven voorgoed opgeheven.
Daarmee kwam dan een einde aan een
veerdienst (de langste van Europa) die
gedurende 64 jaar heeft gefunctioneerd
De mogelijkheid om in 1965 over de
Grevelingendami te gaan betekent dan
dat Schouwen Duiveland met de vaste
wal door middel van een dam en een
brug (de Haringvlietbrug) zal zijn ver
bonden en de veerdienst Zijpe-Numans-
dorphaven zou dan alleen moigelijk nog
enkele weken van< half juli tot half aug.
enige zin hebben, wanneer duizenden
toeristen per fiets naar Schouwen gaan.
Of de veerdienst dan ook weer zal
functioneren staat nog niet vast, wij
achten het niet waarschijnlijk. De on
geveer 7 kwartier durende reis, van
Zijpe naar Numansdorphaven is altijd
een tochtje over de Zeeuwsche wateren
geweest, dat toeristisch zeker tot de
mooiste behoorde, althans bij mooi
weer. Want de schepen van de veer
dienst hebben ook wel tochten gemaakt
bij storm en mist, bij ijsgang en in tij
den dat alle lichtboeien waren geloofd.
Eerste schip de Min. v. d. Sleijden
De geschiedenis begint toen de Rotter-
damsche Tramweg Maatschappij een
„eeuwig durende concessie kreeg om
veerdiensten te exploiteren tussen de
Zuid Hollandse en Zeeuwse eilanden en
voor de dienst op Rotterdam. Dat was
op het einde van de 19e eeuw en het
betekende op vervoerstechnisch gebied
voor deze eilanden een enorme verbete
ring, wie voor die tijd vanaf Schouwen
naar Rotterdam wilde was aangewezen
op de boten die de gehele tocht over
water maakten, de Zierikzeesche boot,
de Middelburgsche boot enz.
Door de door de R.T.M, geëxploiteer
de nieuwe dienst werd de reis echter
verschillende uren verkort.
Er werden z.g. tramhavens gegraven
in de Stoofpolder te Bruinisse in de
Willemspolder te Anna Jacobapolder en
bij Numansdorp,
Op Zijpe werden verscheidende huizen
gebouwd voor het personeel en ook op
andere plaatsen gebeurde hetzelfde.
Naast de veerdiensten kwamen ook de
stoomtramdiensten, langs de verschil
lende plaatsen op de eilanden.
Voor de dienst Zijpe - Numansdorp
haven, waren twee boten bestemd die
telkens om de drie maanden verwissel
den, de Minister van der Sleijden en de
Minister C. Lely die te Kinderdijk op
de werf van de firma Smit waren ge
bouwd.
We leefden toen nog in de tijd van de
liberale ministeries, de beide schepen
werden naar bekende figuren uit die
Ministeries genoemd. Op 18 april 1900
werd de Minister van der Sleijden als
eerste schip afgeleverd en de tijd van
18 april tot 1 mei 1900 de officiële datum
waarop de R.T.M, met het streekveï-
voer begon, werd gekort met het ver
richten van proefvaarten en plezier-
vaarten op de Nieuwe Maas, de Nieuwe
Waterweg en omliggende wateren,
waarbij uiteraard de naamgevende Mi
nisters en tal van andere autoriteiten
uit die dagen aanwezig waren.
Het eerste schip dat de dienst op 1
mei begon was de Minister van der
Sleijden en kapitein was toen de heer
M. van der Heijden. De tramhaven te
Numansdorp was nog niet klaar en
daarom werd, evenals de Middelburg
sche boot gevaren, van Zijpe naar Rot
terdam met als tussenstations Ooltgens-
plaat, Willemstad, Dordrecht.
Tussenstation Ooltgensplaat
Dit duurde tot oktober van datzelfde
jaar, toen officieel van Zijpe naar Nu
mansdorp werd gevoren met Ooltgens
plaat als enig tussenstation.
De geschiedenis van de veerdienst is
tevens de geschiedenis van de 20e eeuw
tat op heden, met twee wereldoorlogen,
met tijden van rampspoed en tijden van
welvaart.
Gedurende de tijd van 1900 tot kort
voor de tweede wereldoorlog werden
wekelijks honderden passagiers ver
voerd.
Reeds in de dertiger jaren kreeg het
vervoer over de weg een veel groter
betekenis, vele zakenmensen en par
ticulieren kwamen in het bezit van een
eigen auto en via een busdienst Anna
JacobapolderBergen op Zoom, later
doorgetrokken naar Roosendaal kon
men ook met de trein naar Rotterdam
en hiervan werd een steeds drukker ge
bruik gemaakt. De laatste jaren werd
de veerdienst van oktober tot mei op
geheven en ook als zij dienst deed was
het aantal passagiers gering (behalve
dan van half juli tot half augustus).
Intussen is vooral de geschiedenis van
de Minister C. Lely een zeer bewogen
geschiedenis geweest. We weten niet
meer of het de Lely of de van der Sleij
den geweest is die tijdens de 30 sept.
storm van 1911, bij het invaren van de
Tramhaven te Zijpe op de Rijksteiger
terecht kwam en bleef zitten. Men kon
toen de andere dag onder het schip
doorlopen, maar dit is nog niets met wat
in de Tweede Wereldoorlog gebeurde.
In de Meidagen van 1940 kregen alle
schepen van Schouwen Duiveland bevel
zich naar Zeeuwsch Vlaanderen te be
geven. Daarbij waren ook alle R.T.M.
schepen. In de haven van Breskens ging
toen, met vele andere schepen ook de
Minister Lely ten onder.
Toen na de Duitse invasie, het leven
zijn gewone gang begon te hernemen,
kwam ook de Minister Lely weer in de
vaart, het schip werd gelicht, hersteld
en begon weer aan zijn dagelijkse route
Tot aan die zwarte dat in 1943.
Door Engelsen gebombardeerd
Op 13 nov. werd het schip in de buurt
van Numansdorp door een Engels vlieg
tuig aangevallen, gemitrailleerd en ge
bombardeerd. Twee bemanningsleden,
de machinist A. Huisson en de boots
man S. W. Jumelet kwamen daarbij om
het leven, ook enkele passagiers wer
den gedood.
De kapitein de heer J. W. Roth zag
kans om naar achter te kruipen en on
der de reserve schroef dekking te zoe
ken. Hij kwam er met een hoofdwonde
af. De stuurman G. de Waal sprong
over boord en wachtte hangend aan een
reserve ankerketting het einde van de
beschieting en het bombardement af.
De minister C. Lely kwam op de
strekdam van de Hellegatplaten terecht
en brandde geheel uit.
Het schip werd naar de haven van
Numansdorp gesleept, de veerdienst
werd natuurlijk toen gestaakt. Spoedig
daarop zou Schouwen Duiveland op
Duits bevel worden geëvacueerd.
Maar nog kreeg het schip geen rust.
In 1944 was het opnieuw het doelwit
van Engelse vliegtuigen van het Coast
Command. Het schip werd opnieuw ge
troffen en opnieuw werd het tot zinken
gebracht, thans in de haven van Nu
mansdorp.
Het bergingsbedrijf Hoekman uit We-
meldinge werd belast met de berging.
De eerste keer mislukte dat en het voor
de Duitsers ongetwijfeld nog van
waarde zijnde schip brak doormidden,
toen het boven water kwam en er iets
mis ging.
Maar de Duitsers gaven hun pogin
gen niet op. De „Minister" kwam weer
boven water en werd naar de werf P.
Smit te Rotterdam gesleept waar het
echter gedurende de rest van de oorlog
bleef liggen.
Geheel verbouwd en gemoderniseerd
wat de bovenbouw betreft kwam het na
de oorlog weer in de vaart, een vaart,
die door de ramp van 1953 opnieuw on
derbroken werd.
Van 1900 tot 1940 was er van onder
breking eigenlijk nooit sprake. Geen
storm zo hevig, geen mist zo dik, de
veerdienst naar Numansdorp functio
neerde. Natuurlijk was dit in de eerste
plaats te danken aan de bekwaamheid
van de kapiteins die er op navigeerden.
Van 1908 tot 1936 voer het schip on
der commando van kapitein J. C. Roth
van 1936 tot aan diens dood in 1952 had
diens broer J. W. Roth het bevel en
waar het bevel uit Rotterdam altijd on
herroepelijk varen luidde werd ook ge
varen, met een nauwkeurigheid, die
thans nog spreekwoordelijk is.
Reddingen
Kapitein J. C. Roth kreeg in 1936 we
gens het redden van schipbreukelingen,
de medaille in goud verbonden aan de
orde van Oranje Nassau, want ook dat
kwam in die dagen voor vooral in de
tijd die we nu weer tegemoetgaan. Ver
schillende scheepjes met bieten, door
Een autosnelweg is een weg om op te
rijden, niet om op stil te staan. Maar
wilt u toch stoppen, bijvoorbeeld om
wat te rusten, of dwingt een technisch
gebrek aan de auto u tot stoppen, doe
dat dan op de vluchtberm. Stop nooit
op de rijbaan. Dat is levensgevaarlijk
voor het met hoge snelheid naderende
verkeer. Over snelheid gesproken. Een
autosnelweg is een snelweg. Een te
langzaam rijdende auto is daar een ob
stakel. De snelheid aanpassen aan die
van het overige verkeer, doet het ver
keer op de autosnelweg soepeler en dus
veiliger verlopen. Uitermate gevaarlijk
is het achteruitrijden op de snelweg,
bijvoorbeeld om naar een gemiste afrit
terug te keren. Verstandiger is het dat
te doen via de volgende afrit.
Te langzaam rijden, stilstaan of ach
teruitrijden vormen samen één van de
zes fouten, die Rijkspolitie en Verbond
voor Veilig Verkeer gezamenlijk in de
„Actie Zwarte Zes" bestrijden.
Te langzaam rijden, stilstaan of achteruitrijden
Een Italiaanse slotenfabrikant brengt
een combinatieslot op de markt, dat de
voordelen biedt van de ingewikkelde
sloten die men in kluisdeuren aan
brengt, maar lang niet zo kostbaar is.
Het slot vertoont, behalve de'opening
waarin de sleutel past, een eenvoudige
kiesschijf.
Ook de snoodaard, die met een valse
sleutel of zelfs met een .duplicaat van
de echte tracht zich toegang te ver
schaffen slaagt daarin niet, wanneer hij
het nummer van de combinatie niet
kent.
(Het slot wordt geleverd met een
alarmapparaat, dat reeds in werking
treedt wanneer men, na de sleutel te
hebben omgedraaid, niet aanstonds de
juiste combinatie kiest. Wie zo maar
aan het slot staat te morrelen, stelt het
apparaat aanstonds in werking. Inbre
kers krijgen het hoe langer hoe moei
lijker! (DIA)
slecht weer overvallen, kwamen op een
zandbank of aan lager wal terecht.
De Minister Lely verleende menig
keer assistentie en zo redde kapitein J.
C. Roth, die reeds van de eerste dag af,
dat de Minister ging varen aan boord
kwam (als bootsman), een periode die
slechts onderbroken werd, door enige
jaren dat hij kapitein was van de „Hel
legat" 18 mensen het leven.
Ook kapitein J. W. Roth had een ko
ninklijke onderscheiding voor het red
den van schipbreukelingen, maar dit
was niet tijdens zijn kapiteinschap van
re Minister Lely, maar van een ander
R.T.M, schip.
Na de dood van kapitein J. W; Roth
werd de dienst onder meer gevaren door
kapitein P. Quaak, na diens overlijden
opgevolgd door de tegenwoordige kapi
tein de heer J. Kik.
Verwonderlijk is zeker wel, dat ge
durende meer dan 60 jaar de Minister
C. Lely, of de Minister Ph. W. H. v. d.
Sleijden tot de snelste schepen behoor
den, op de vaarweg Antwerpen-Rotter-
dam. Alleen de laatste jaren komt het
voor, dat een z.g. hardloper, hadder
vaart, dan de veerboot Minister Lely,
wel een bewijs, dat in 1900 een „juweel
van een schip" door de firma Smit werd
afgeleverd.
Weemoed, zal ongetwijfeld de harten
van de rasechte R.T.M, mensen vervul
len nu de „Minister" voorgoed uit de
vaart wordt genomen, omdat dikwijls
van vader op zoon (door b.v. de machi
nisten familie Kok) met deze boot op de
oude vertrouwde route werd gevaren ('s
zomers drie diensten per dag). Toen de
„Grevelingen" op de dienst Zijpe Anna-
Jacobapolder werd ingezet kort na de
oorlog, heette het op de door de fol
ders die door de R.T.M, werden ver
spreid „de boot die een brug vervangt"
en de Grevelingen had toen nog niet
eens koplading.
De tijd stond niet stil, het verkeer
werd veel intensiever en de slogan moet
worden veranderd. De dam vervangt de
boot, een tijdperk wordt afgesloten. Een
nieuw tijdperk begint.
De „eeuwig durende consessie" die de
in de loop der jaren aanleiding is ge
weest tot veel „geschrijf en gewrijf"
blijkt de eeuwen niet te trotseren.
|V_Ej_V_0 LGVERHAAL
door W. SCHIPPERS
I^Wright J. J. Groen Zn. N.V.
-„„^°|ö« Tonia had zich weer in de
|wuotüenwisseling tussen vader en zoon
Idat "^j- opmerking te maken
ItP ,f- ""^wijls gezegd had dat Andries
llZ kreeg, doch dat vader
iToI Ü^^i willen horen
D M Korhof zich met een die-
- ^tit afgewend en zijn goed bedoel-
ioging om Andries tot terugkeer
ziJn gevaarlijke weg te bewegen
Pen °P een mislukking uitgelo-
len ï'nZ^t'^^'^ winter voorbijgegaan
Ide Ma rf'^°°i'.'aar 't land kwam,
ttooX ill grienden ver
fde »rf afgesneden rietgorzen
Ihad a!.. ■^^'^'^S'^s weelderig bloeiden,
f gez/"^"^® Korhof zijn buks in 't vet
|schuur^,.^°^|^'^l'ïiS opgeborgen in de
De X?". Evert Linding
iis 7mf^ w^s '^eer voorbij, spoe-
heh h,^^®".®^'*'^™ en andere watervo-
'gen om /'^^^'"^^e ïiesten in orde bren-
*s broeden. Gedurende die tijd
en tot aan de herfst zou Andries geen
schot op een vogel willen Jossen.
Toch is de onderlinge verstandhou
ding in 't huisgezin van baas Korhof er
niet veel beter op geworden. Dit vindt
ook voor een groot deel zijn oorzaak in
het feit dat men elkaar verkeerd be
oordeeld, tenminste baas Wouter, zijn
vrouw en Andries. Andries denkt dat
zijn vader hem despotisch behandelt en
dat denkbeeld prikkelt hem altijd tot
verzet. Moeder Tonia, die in de grond
van haar hart man en kinderen lief
heeft, is zelfs aanstonds met een scherp
woord of bitse opmerking bij de hand,
doch acht zich bitter gekrenkt en ver
ongelijkt als zij een stug woord terug
ontvangt.
Zij en ook Andries zijn aanstonds
weer in goede luim, maar baas Korhof
heeft het moeilijker. Hij ziet in de on
vrede van zijn huis de straf van Boven
voor zijn persoonlijke zonde en on
trouw.
Johanna echter met haar vrolijke blau
we ogen en goudblond haar is 't zon
netje van 't bazenhuis. Oiidanks de
vaak zo gedrukte en sombere stemming,
die zo dikwijls in haar ouderlijk huis de
opgeruimdheid verdrijft, blijft zij vrien
delijk en vol levenslust. Haar lied en
haar vrolijk gekeuvel verdrijven soms
de rimpels van het voorhoofd van haar
vader en doen spoedig de licht opge
wekte toorn van moeder Tpnia bedaren.
Van zijn zuster kan de driftige An
dries alles verdragen. Soms kan ze hem
geducht de mantel uitborstelen over zijn
strooptochten.
„Jij moest je schamen, Dries", voegt
ze hem soms met verontvaardiging toe,
„je moest je schamen om als een rover
met een geweer door de polder of langs
het water te sluipen. Vandaag of mor
gen krijg je een ongeluk of raak je in
de gevangenis en 't is jouw schuld dat
vader zo stil en zo somber is."
„Van jou wacht ik geen complimen
ten af, hoor, Han, denk daarom", placht
hij lachend te zeggen. Als zij dan voort
ging met hem zijn minderwaardig ge
drag voor ogen te houden, liep het op
een stoeipartij uit, waar moeder Tonia
altijd om lachen moest en waarbij de
uitwerking van Johanna's zo ernstig be
gonnen bestraffing totaal verloren ging.
't Is een prachtige aprildag en nog
vroeg in de middag, want in de bazen-
woning op „De Grienduil" heeft men
maar net het maal naar binnen. Zodra
vader Korhof de Bijbel had gesloten en
men gedankt had, was Andries naar
buiten gegaan. Reeds een paar dagen
was het evenals nu bladstil geweest,
zodat de molen niet kon malen en de
blanke zagen stilstonden in de ijzeren
zaagramen.
Met spanning had baas Korhof tel
kens naar de lucht staan turen of er
nog geen kentekenen waren van toene
mende wind. Toen hij in de vroege
morgen dacht dat er kans op winddruk
kwam en de molen op gang had gezet,
stierf het koeltje weer weg en verdrie
tig had hij die nutteloze poging om te
malen maar gestaakt. Nu staat hij even
als Jaap Stoppers de botgeworden pun
ten van gebruikte zagen weer scherp
te vijlen. Ook dit werk vergt hun vol
le aandacht.
Een paar knechts ruimen op de werf
het hier en daar verspreid liggende hout
weg door het achter een loods op te
stapelen, terwijl in het balkgat achter
de molen Evert Linding en Andries
Korhof aan de arbeid zijn.
De beide mannen werken op hun ge
mak, want ze weten dat er nu de mo
len niet kan malen door gebrek aan
wind, geen haast bij is om balken voor
de steiger te brengen, doch de baas
heeft Andries opgedragen om ruimte te
maken in het balkgat, want hij ver
wacht spoedig weer een vlot Duitse bal
ken.
't Is bijna hoog water; Andries en
Evert staan ieder op een zware denne-
stam in het balkgat en drijven die met
hun lange vaarbomen naar de door hen
gewenste plaats. Iemand die met dit
werk niet vertrouwd was zou zeer veel
kans lopen om van het glibberige hout
af te glijden en in het water terecht te
komen dat thans meer dan manshoog in
het balkgat staat. Andries of Evert zal
dit echter niet gemakkelijk overkomen,
want aan hun hoge laarzen zijn ijzeren
sporen bevestigd, zodat ze even vast
op de door het water voortschuivende
stam staan als op de vaste grond van
de molenwerf.
Nu drijven ze, vlak naast elkaar, hun
dennestam onder de brug door. EVert
maakt de opmerking dat het voor de
tijd van het jaar al werkelijk zoel is in
de lucht.
„'t Is nu wel een mooie tijd van 't
jaar Evert", meent Andries, „maar toch
verlang ik weer naar de herfst om een
boutje te kunnen schieten.
„'k Zou er maar mee ophouden. Dries
geloof me", zegt Evert trouwhartig, „het
loopt stellig mis. Er is een nieuwe veld
wachter gekomen in de plaats van Ma
joor Bilkins, die met pensioen gaat en ik
heb gehoord dat het een kerel is die als
een speurhond achter de stropers zit.
„En durf jij nou geen aaltjes of geen
visje meer te vangen, Eef?" zegt An
dries Korhof met een spotlach'. „Ruim
je nou haastig je aalkorven en verder
visgerei op?"
„Dat zal ik zo gauw misschien nog
niet doen, hoewel het feitelijk het beste
zou zijn, maar je kunt mijn poging om
zo nu en dan een zootje vis of aal te
vangen niet vergelijken bij het wild
stropen met het geweer."
„Kijk eens Eef, als je bang wordt moet
je natuurlijk thuis blijven, maar wat
mij betreft geloof ik er best kans toe
te zien, die gevreesde politieman uit de
handen te blijven".
Met een forse duw van zijn vaarboom
drijft Andries zijn den in de nauwe
opening tussen andere balken en trekt
en wringt net zo lang tot de zware
boomstam ligt waar hij hem hebben
wil.
Juist als hij hiermee gereed is trekt
het geluid van wagenwielen en paar-
degetrappel zijn aandacht. Vanaf de
rijweg draait een, met twee fraaie
zwarte paarden bespannen rijtuig de
poort van „De Grienduil" binnen, rijdt
de met het eerste lentegroen getooide
lindelaan door en zwaar dreunen dan
de paardehoeven op de stevige hou
ten brug over de ingang van het balk
gat om onder de breedgetakte kastanje
bomen halt te houden.
„'t Is het rijtuig van mijnheer", zegt
Andries. „'t Is voot het eerst dat ze van
dit jaar naar buiten komen. Je zult zien,
Eef, dat, als de familie in de tuin of op
de koepel is, mijnheer zelf de molen in
komt om alles op te nemen en zijn or
ders te geven en dan komt hij hier naar
het balkgat kijken om te zien of er nog
voorraad genoeg is".
Terwijl de mannen in het balkgat hun
arbeid voortzetten, is de koetsier van
de bok gesprongen en haast zich om het
portier van het rijtuig te openen.
Het eerst stapt een reeds bejaarde
heer uit, met grijze knevel en strenge
blik. Hij is de eigenaar van „De Griend
uil" en tevens grootgrondbezitter.
(Wordt vervolgd)