pifflDEn^lllEUWS ZIJPE-NUMANSDORP Aciie Zwarie Zes Neem Q R K 5 BESCHUIT punt uit! |öe QRienöuil R.T.M, veerdienst per 1 okt. opgeheven Nieuw wapen in strijd tegen misdaad 96-iarige enthousiast over de brug Vrgdag 2 oktober 1964 No. 3326 J. Keuvelaar teiden's ontzet De Universiteit Gomams en Arminius De Statenvertaling:. Ift zijn van die data, die terstond be- lalde associaties oproepen. Wie 1 april f, jenkt aan de verovering van Den I' I in ISI'^. Zo zijn ook 3 oktober en fjL al sinds 390 jaar onafscheidelijk l.teltear verbonden. Nog altijd is de- p datum voor de Leidenaars het hoog- Ipjnt van het jaar, en wordt het ont- fetvan 1574 feestelijk gevierd. Helaas Idietiag langzamerhand ontaard in een nitensporige zwelgpartij en een woest [rinfc zodat van de dankbaarheid de bevrijding van de Spaanse be- kting niet veel meer te merken is. [Leiden is een oude stad, die reeds in 3 van Floris V stadsrechten ontving. bank zij de lakenindustrie beleefde Lei- len in de Middeleeuwen een hoge bloei, idat het met Amsterdam en Antwer- «en kon wedijveren. Al vroeg waren de Éescliriften van Maarten Luther er be lend en werden er aanhangers van de Iniie leere" gevonden, meest Doopsge- Inden. De Wederdoper Jan van Leij- i zijn naam zegt het al zag er L levenslicht en bleek er later veel lolgeiingen te hebben. In 1572 koos Leiden de zijde van de Prins van Oranje. Deze moedige keuze rd duur betaald, want de Span jaar- Ben sloegen het beleg voor de stad en KS twee jaar later, op 3 oktober 1574, ifisten de Watergeuzen de Spanjaarden |e verdrijven. De bevolking had in die fijd onbeschrijfelijk geleden: talloze in- (ïoners waren bezweken aan honger en iitputting. Als dank voor het moedig looretane''beleg, kreeg Leiden in 1575 laar Universiteit, de eerste in Neder- Het is deze Universiteit, die van Jiiet te onderschatten belang is geweest foor de geestelijke en culturele vorming ban vele Nederlanders in de tijd van Be Reformatie en het is nog altijd deze Jjniversiteit, die aan Leiden een bepaald pachet geeft. I De Leidse Academie is geboren uit |iet gebrek aan predikanten. Naarmate fle Reformatie terrein won, naar die mate ontstond er behoefte aan ambts- Jragers, Men moest zich in die eerste JBjd tevreden stellen met afgevallen poorase geestelijken, gewezen school meesters en begaafde handwerkslieden. Ëit alles gaf echter veel moeilijkheden. ket wetenschappelijk peil van de ex- fcriesters lag dikwijls ontstellend laag; [vaak ook waren ze niet geheel vrij van- Me Roomse zuurdesem. Personen die ponder werken aan de kost wilden ko men, gaven zich hier en daar op als liPredikant van elders", wat in die tijd met z'n gebrekkige communicatiemidde len toch niet te controleren was. De jon- |ge gemeenten, nog zonder ervaring, jverden soms verzorgd door ambtsdra gers, die zelf de eerste beginselen nog moesten leren, of ze bleven jarenlang ■verstoken van een eigen herder en le- Iraar. De enige manier om een volwaar dige wetenschappelijke opleiding voor Me dienst des Woords te krijgen was btuderen in Geneve. De weinige jonge jrtiannen die zich dat konden permitte- pn, vormden met elkaar slechts een fractie van het nodige aantal predikan- Iten. De opening van een Universiteit in ■de Noordelijke Nederlanden was dus |een dwingende eis. 8 februari 1575 werd de Leidse todemie ingewijd met een openings rede door de predikant Caspar Cool- Jiaes, die er ook de eerste colleges in de Igodgeleerdheid gaf, hoewel hij er nooit ■professor is geweest. „De voornaamste Ibeweghende oorsake was de theologie, Pm geleerde ende waerdige harders te ■formeren". De Universiteit startte met Ivier faculteiten: godgeleerdheid, wijs begeerte, rechten en medicijnen. In het begin wilde het niet vlotten Itnet de theologische faculteit: het bleek Imoeilijk, bekwame hoogleraren aan te frekken, het bleek ook moeilijk, stu- Iflenten te animeren. De minder bedeel- foen konden het niet betalen, de hogere [standen vonden het beneden hun waar digheid een zoon voor predikant te la ten studeren. Tegen het einde van de 16e eeuw kwam er verbetering, toen het drie manschap Junius, Gomarus en Trel- catius aan de Leidse Universiteit do ceerden. In 1591 werd het Statencollege opgericht, waar jonge mannen in inter- naatsverband werden opgeleid voor de dienst des Woords. Niemand minder dan de latere Utrechtse hoogleraar Gis- bertus Voetius heeft in het begin van de 17e eeuw aan dit college z'n oplei ding ontvangen. Met de regent van het college. Petrus Bertius, kon de jonge Voetsius echter niet opschieten. De ka rakterbotsing was zo hevig, dat ze uit liep op wegzending van Voetius! In de vakature, ontstaan door het overlijden van Franciscus Junius (1602) werd de Amsterdamse predikant Jaco bus Arminius benoemd. Het is weleens zó voorgesteld, alsof Arminius pas als hoogleraar in Leiden z'n afwijkende ge voelens zou hebben bekend gemaakt. Dit is beslist een onjuiste voorstelling van zaken. Reeds iii Amsterdam was er een conflict geweest tussen Arminius en zijn collega Plancius. Geen wonder dat zijn benoeming als hoogleraar in Lei den talrijke tongen en pennen in bewe ging bracht. Het was te voorzien dat Gomarus en Arminius fel tegenover el kaar zouden komen te staan. Beiden wisten groepen studenten om zich heen te verzamelen, zodat de faculteit al spoedig in twee kampen was verdeeld: Arminianen en Gomaristen. Toen na verloop van tijd de studenten afgestu deerd waren, werd de twist verder in de Kerk uitgevochten. Arminius zelf heeft dat niet meer beleefd: hij is voor dat het twistvuur in alle hevigheid ont brandde, in 1609 overleden. Gomarus verdween eveneens uit de frontlinie: het strijden moe vertrok hij in 1612 naar Middelburg. De twist over de predestinatie en over het voorgezien geloof, die we hier niet tot in bijzonderheden, kunnen beschrij ven, heeft tenslotte geleid tot de Synode van Dordrecht ((1618-1619) en tot de af zetting van ongeveer 200 predikanten met Remonstrantse sympathieën. De meesten van hen woonden en werkten in Zuid-Holland, in de naaste omgeving van de Leidse Universiteit. Gods wegen zijn wonderlijk, ook die van de geschiedenis van Zijn Kerk. Want in datzelfde Leiden, waar de waarheid scheen te zullen ondergaan, kwam 20 jaar later, op last van de Dordtse Synode de Statenvertaling tot stand, het monument van het Neder landse Calvinisme. Volgende week, D.V. zullen we die diklce Statenbijbel eens van de schoorsteen halen. WAARNEMER Zandpad Middelharnls De 96-jarige heer M. Faasse, vroeger visser en varende op de sloepen van Middelharnis, thans wonende te Schie dam, is zaterdag per auto over de Ha ringvliet naar zijn vroegere woonplaats op bezoek geweest. Hij had nooit gedacht nog eens te zul len beleven van en naar het eiland te kunnen, zonder per vaartuig over water te moeten. Over de ervaringen van de 'heer M. Faasse in het visserijleven heeft „Ar- janus" in ons blad meermalen ge schreven. Hij woopde vroeger in het eerste Weistraatje te Middelharnis. De man is nog zeer kras; te Schiedam woont hij in zijn huisje alleen, al gaat hij iedere dag bij zijn dochter, die vlak bij woont, de maaltijden gebruiken. Met ingrang van donderdag 1 oktober 1964 is de veerdienst Zijpe-Nu- mansdorphaven voorgoed opgeheven. Daarmee kwam dan een einde aan een veerdienst (de langste van Europa) die gedurende 64 jaar heeft gefunctioneerd De mogelijkheid om in 1965 over de Grevelingendami te gaan betekent dan dat Schouwen Duiveland met de vaste wal door middel van een dam en een brug (de Haringvlietbrug) zal zijn ver bonden en de veerdienst Zijpe-Numans- dorphaven zou dan alleen moigelijk nog enkele weken van< half juli tot half aug. enige zin hebben, wanneer duizenden toeristen per fiets naar Schouwen gaan. Of de veerdienst dan ook weer zal functioneren staat nog niet vast, wij achten het niet waarschijnlijk. De on geveer 7 kwartier durende reis, van Zijpe naar Numansdorphaven is altijd een tochtje over de Zeeuwsche wateren geweest, dat toeristisch zeker tot de mooiste behoorde, althans bij mooi weer. Want de schepen van de veer dienst hebben ook wel tochten gemaakt bij storm en mist, bij ijsgang en in tij den dat alle lichtboeien waren geloofd. Eerste schip de Min. v. d. Sleijden De geschiedenis begint toen de Rotter- damsche Tramweg Maatschappij een „eeuwig durende concessie kreeg om veerdiensten te exploiteren tussen de Zuid Hollandse en Zeeuwse eilanden en voor de dienst op Rotterdam. Dat was op het einde van de 19e eeuw en het betekende op vervoerstechnisch gebied voor deze eilanden een enorme verbete ring, wie voor die tijd vanaf Schouwen naar Rotterdam wilde was aangewezen op de boten die de gehele tocht over water maakten, de Zierikzeesche boot, de Middelburgsche boot enz. Door de door de R.T.M, geëxploiteer de nieuwe dienst werd de reis echter verschillende uren verkort. Er werden z.g. tramhavens gegraven in de Stoofpolder te Bruinisse in de Willemspolder te Anna Jacobapolder en bij Numansdorp, Op Zijpe werden verscheidende huizen gebouwd voor het personeel en ook op andere plaatsen gebeurde hetzelfde. Naast de veerdiensten kwamen ook de stoomtramdiensten, langs de verschil lende plaatsen op de eilanden. Voor de dienst Zijpe - Numansdorp haven, waren twee boten bestemd die telkens om de drie maanden verwissel den, de Minister van der Sleijden en de Minister C. Lely die te Kinderdijk op de werf van de firma Smit waren ge bouwd. We leefden toen nog in de tijd van de liberale ministeries, de beide schepen werden naar bekende figuren uit die Ministeries genoemd. Op 18 april 1900 werd de Minister van der Sleijden als eerste schip afgeleverd en de tijd van 18 april tot 1 mei 1900 de officiële datum waarop de R.T.M, met het streekveï- voer begon, werd gekort met het ver richten van proefvaarten en plezier- vaarten op de Nieuwe Maas, de Nieuwe Waterweg en omliggende wateren, waarbij uiteraard de naamgevende Mi nisters en tal van andere autoriteiten uit die dagen aanwezig waren. Het eerste schip dat de dienst op 1 mei begon was de Minister van der Sleijden en kapitein was toen de heer M. van der Heijden. De tramhaven te Numansdorp was nog niet klaar en daarom werd, evenals de Middelburg sche boot gevaren, van Zijpe naar Rot terdam met als tussenstations Ooltgens- plaat, Willemstad, Dordrecht. Tussenstation Ooltgensplaat Dit duurde tot oktober van datzelfde jaar, toen officieel van Zijpe naar Nu mansdorp werd gevoren met Ooltgens plaat als enig tussenstation. De geschiedenis van de veerdienst is tevens de geschiedenis van de 20e eeuw tat op heden, met twee wereldoorlogen, met tijden van rampspoed en tijden van welvaart. Gedurende de tijd van 1900 tot kort voor de tweede wereldoorlog werden wekelijks honderden passagiers ver voerd. Reeds in de dertiger jaren kreeg het vervoer over de weg een veel groter betekenis, vele zakenmensen en par ticulieren kwamen in het bezit van een eigen auto en via een busdienst Anna JacobapolderBergen op Zoom, later doorgetrokken naar Roosendaal kon men ook met de trein naar Rotterdam en hiervan werd een steeds drukker ge bruik gemaakt. De laatste jaren werd de veerdienst van oktober tot mei op geheven en ook als zij dienst deed was het aantal passagiers gering (behalve dan van half juli tot half augustus). Intussen is vooral de geschiedenis van de Minister C. Lely een zeer bewogen geschiedenis geweest. We weten niet meer of het de Lely of de van der Sleij den geweest is die tijdens de 30 sept. storm van 1911, bij het invaren van de Tramhaven te Zijpe op de Rijksteiger terecht kwam en bleef zitten. Men kon toen de andere dag onder het schip doorlopen, maar dit is nog niets met wat in de Tweede Wereldoorlog gebeurde. In de Meidagen van 1940 kregen alle schepen van Schouwen Duiveland bevel zich naar Zeeuwsch Vlaanderen te be geven. Daarbij waren ook alle R.T.M. schepen. In de haven van Breskens ging toen, met vele andere schepen ook de Minister Lely ten onder. Toen na de Duitse invasie, het leven zijn gewone gang begon te hernemen, kwam ook de Minister Lely weer in de vaart, het schip werd gelicht, hersteld en begon weer aan zijn dagelijkse route Tot aan die zwarte dat in 1943. Door Engelsen gebombardeerd Op 13 nov. werd het schip in de buurt van Numansdorp door een Engels vlieg tuig aangevallen, gemitrailleerd en ge bombardeerd. Twee bemanningsleden, de machinist A. Huisson en de boots man S. W. Jumelet kwamen daarbij om het leven, ook enkele passagiers wer den gedood. De kapitein de heer J. W. Roth zag kans om naar achter te kruipen en on der de reserve schroef dekking te zoe ken. Hij kwam er met een hoofdwonde af. De stuurman G. de Waal sprong over boord en wachtte hangend aan een reserve ankerketting het einde van de beschieting en het bombardement af. De minister C. Lely kwam op de strekdam van de Hellegatplaten terecht en brandde geheel uit. Het schip werd naar de haven van Numansdorp gesleept, de veerdienst werd natuurlijk toen gestaakt. Spoedig daarop zou Schouwen Duiveland op Duits bevel worden geëvacueerd. Maar nog kreeg het schip geen rust. In 1944 was het opnieuw het doelwit van Engelse vliegtuigen van het Coast Command. Het schip werd opnieuw ge troffen en opnieuw werd het tot zinken gebracht, thans in de haven van Nu mansdorp. Het bergingsbedrijf Hoekman uit We- meldinge werd belast met de berging. De eerste keer mislukte dat en het voor de Duitsers ongetwijfeld nog van waarde zijnde schip brak doormidden, toen het boven water kwam en er iets mis ging. Maar de Duitsers gaven hun pogin gen niet op. De „Minister" kwam weer boven water en werd naar de werf P. Smit te Rotterdam gesleept waar het echter gedurende de rest van de oorlog bleef liggen. Geheel verbouwd en gemoderniseerd wat de bovenbouw betreft kwam het na de oorlog weer in de vaart, een vaart, die door de ramp van 1953 opnieuw on derbroken werd. Van 1900 tot 1940 was er van onder breking eigenlijk nooit sprake. Geen storm zo hevig, geen mist zo dik, de veerdienst naar Numansdorp functio neerde. Natuurlijk was dit in de eerste plaats te danken aan de bekwaamheid van de kapiteins die er op navigeerden. Van 1908 tot 1936 voer het schip on der commando van kapitein J. C. Roth van 1936 tot aan diens dood in 1952 had diens broer J. W. Roth het bevel en waar het bevel uit Rotterdam altijd on herroepelijk varen luidde werd ook ge varen, met een nauwkeurigheid, die thans nog spreekwoordelijk is. Reddingen Kapitein J. C. Roth kreeg in 1936 we gens het redden van schipbreukelingen, de medaille in goud verbonden aan de orde van Oranje Nassau, want ook dat kwam in die dagen voor vooral in de tijd die we nu weer tegemoetgaan. Ver schillende scheepjes met bieten, door Een autosnelweg is een weg om op te rijden, niet om op stil te staan. Maar wilt u toch stoppen, bijvoorbeeld om wat te rusten, of dwingt een technisch gebrek aan de auto u tot stoppen, doe dat dan op de vluchtberm. Stop nooit op de rijbaan. Dat is levensgevaarlijk voor het met hoge snelheid naderende verkeer. Over snelheid gesproken. Een autosnelweg is een snelweg. Een te langzaam rijdende auto is daar een ob stakel. De snelheid aanpassen aan die van het overige verkeer, doet het ver keer op de autosnelweg soepeler en dus veiliger verlopen. Uitermate gevaarlijk is het achteruitrijden op de snelweg, bijvoorbeeld om naar een gemiste afrit terug te keren. Verstandiger is het dat te doen via de volgende afrit. Te langzaam rijden, stilstaan of ach teruitrijden vormen samen één van de zes fouten, die Rijkspolitie en Verbond voor Veilig Verkeer gezamenlijk in de „Actie Zwarte Zes" bestrijden. Te langzaam rijden, stilstaan of achteruitrijden Een Italiaanse slotenfabrikant brengt een combinatieslot op de markt, dat de voordelen biedt van de ingewikkelde sloten die men in kluisdeuren aan brengt, maar lang niet zo kostbaar is. Het slot vertoont, behalve de'opening waarin de sleutel past, een eenvoudige kiesschijf. Ook de snoodaard, die met een valse sleutel of zelfs met een .duplicaat van de echte tracht zich toegang te ver schaffen slaagt daarin niet, wanneer hij het nummer van de combinatie niet kent. (Het slot wordt geleverd met een alarmapparaat, dat reeds in werking treedt wanneer men, na de sleutel te hebben omgedraaid, niet aanstonds de juiste combinatie kiest. Wie zo maar aan het slot staat te morrelen, stelt het apparaat aanstonds in werking. Inbre kers krijgen het hoe langer hoe moei lijker! (DIA) slecht weer overvallen, kwamen op een zandbank of aan lager wal terecht. De Minister Lely verleende menig keer assistentie en zo redde kapitein J. C. Roth, die reeds van de eerste dag af, dat de Minister ging varen aan boord kwam (als bootsman), een periode die slechts onderbroken werd, door enige jaren dat hij kapitein was van de „Hel legat" 18 mensen het leven. Ook kapitein J. W. Roth had een ko ninklijke onderscheiding voor het red den van schipbreukelingen, maar dit was niet tijdens zijn kapiteinschap van re Minister Lely, maar van een ander R.T.M, schip. Na de dood van kapitein J. W; Roth werd de dienst onder meer gevaren door kapitein P. Quaak, na diens overlijden opgevolgd door de tegenwoordige kapi tein de heer J. Kik. Verwonderlijk is zeker wel, dat ge durende meer dan 60 jaar de Minister C. Lely, of de Minister Ph. W. H. v. d. Sleijden tot de snelste schepen behoor den, op de vaarweg Antwerpen-Rotter- dam. Alleen de laatste jaren komt het voor, dat een z.g. hardloper, hadder vaart, dan de veerboot Minister Lely, wel een bewijs, dat in 1900 een „juweel van een schip" door de firma Smit werd afgeleverd. Weemoed, zal ongetwijfeld de harten van de rasechte R.T.M, mensen vervul len nu de „Minister" voorgoed uit de vaart wordt genomen, omdat dikwijls van vader op zoon (door b.v. de machi nisten familie Kok) met deze boot op de oude vertrouwde route werd gevaren ('s zomers drie diensten per dag). Toen de „Grevelingen" op de dienst Zijpe Anna- Jacobapolder werd ingezet kort na de oorlog, heette het op de door de fol ders die door de R.T.M, werden ver spreid „de boot die een brug vervangt" en de Grevelingen had toen nog niet eens koplading. De tijd stond niet stil, het verkeer werd veel intensiever en de slogan moet worden veranderd. De dam vervangt de boot, een tijdperk wordt afgesloten. Een nieuw tijdperk begint. De „eeuwig durende consessie" die de in de loop der jaren aanleiding is ge weest tot veel „geschrijf en gewrijf" blijkt de eeuwen niet te trotseren. |V_Ej_V_0 LGVERHAAL door W. SCHIPPERS I^Wright J. J. Groen Zn. N.V. -„„^°|ö« Tonia had zich weer in de |wuotüenwisseling tussen vader en zoon Idat "^j- opmerking te maken ItP ,f- ""^wijls gezegd had dat Andries llZ kreeg, doch dat vader iToI Ü^^i willen horen D M Korhof zich met een die- - ^tit afgewend en zijn goed bedoel- ioging om Andries tot terugkeer ziJn gevaarlijke weg te bewegen Pen °P een mislukking uitgelo- len ï'nZ^t'^^'^ winter voorbijgegaan Ide Ma rf'^°°i'.'aar 't land kwam, ttooX ill grienden ver fde »rf afgesneden rietgorzen Ihad a!.. ■^^'^'^S'^s weelderig bloeiden, f gez/"^"^® Korhof zijn buks in 't vet |schuur^,.^°^|^'^l'ïiS opgeborgen in de De X?". Evert Linding iis 7mf^ w^s '^eer voorbij, spoe- heh h,^^®".®^'*'^™ en andere watervo- 'gen om /'^^^'"^^e ïiesten in orde bren- *s broeden. Gedurende die tijd en tot aan de herfst zou Andries geen schot op een vogel willen Jossen. Toch is de onderlinge verstandhou ding in 't huisgezin van baas Korhof er niet veel beter op geworden. Dit vindt ook voor een groot deel zijn oorzaak in het feit dat men elkaar verkeerd be oordeeld, tenminste baas Wouter, zijn vrouw en Andries. Andries denkt dat zijn vader hem despotisch behandelt en dat denkbeeld prikkelt hem altijd tot verzet. Moeder Tonia, die in de grond van haar hart man en kinderen lief heeft, is zelfs aanstonds met een scherp woord of bitse opmerking bij de hand, doch acht zich bitter gekrenkt en ver ongelijkt als zij een stug woord terug ontvangt. Zij en ook Andries zijn aanstonds weer in goede luim, maar baas Korhof heeft het moeilijker. Hij ziet in de on vrede van zijn huis de straf van Boven voor zijn persoonlijke zonde en on trouw. Johanna echter met haar vrolijke blau we ogen en goudblond haar is 't zon netje van 't bazenhuis. Oiidanks de vaak zo gedrukte en sombere stemming, die zo dikwijls in haar ouderlijk huis de opgeruimdheid verdrijft, blijft zij vrien delijk en vol levenslust. Haar lied en haar vrolijk gekeuvel verdrijven soms de rimpels van het voorhoofd van haar vader en doen spoedig de licht opge wekte toorn van moeder Tpnia bedaren. Van zijn zuster kan de driftige An dries alles verdragen. Soms kan ze hem geducht de mantel uitborstelen over zijn strooptochten. „Jij moest je schamen, Dries", voegt ze hem soms met verontvaardiging toe, „je moest je schamen om als een rover met een geweer door de polder of langs het water te sluipen. Vandaag of mor gen krijg je een ongeluk of raak je in de gevangenis en 't is jouw schuld dat vader zo stil en zo somber is." „Van jou wacht ik geen complimen ten af, hoor, Han, denk daarom", placht hij lachend te zeggen. Als zij dan voort ging met hem zijn minderwaardig ge drag voor ogen te houden, liep het op een stoeipartij uit, waar moeder Tonia altijd om lachen moest en waarbij de uitwerking van Johanna's zo ernstig be gonnen bestraffing totaal verloren ging. 't Is een prachtige aprildag en nog vroeg in de middag, want in de bazen- woning op „De Grienduil" heeft men maar net het maal naar binnen. Zodra vader Korhof de Bijbel had gesloten en men gedankt had, was Andries naar buiten gegaan. Reeds een paar dagen was het evenals nu bladstil geweest, zodat de molen niet kon malen en de blanke zagen stilstonden in de ijzeren zaagramen. Met spanning had baas Korhof tel kens naar de lucht staan turen of er nog geen kentekenen waren van toene mende wind. Toen hij in de vroege morgen dacht dat er kans op winddruk kwam en de molen op gang had gezet, stierf het koeltje weer weg en verdrie tig had hij die nutteloze poging om te malen maar gestaakt. Nu staat hij even als Jaap Stoppers de botgeworden pun ten van gebruikte zagen weer scherp te vijlen. Ook dit werk vergt hun vol le aandacht. Een paar knechts ruimen op de werf het hier en daar verspreid liggende hout weg door het achter een loods op te stapelen, terwijl in het balkgat achter de molen Evert Linding en Andries Korhof aan de arbeid zijn. De beide mannen werken op hun ge mak, want ze weten dat er nu de mo len niet kan malen door gebrek aan wind, geen haast bij is om balken voor de steiger te brengen, doch de baas heeft Andries opgedragen om ruimte te maken in het balkgat, want hij ver wacht spoedig weer een vlot Duitse bal ken. 't Is bijna hoog water; Andries en Evert staan ieder op een zware denne- stam in het balkgat en drijven die met hun lange vaarbomen naar de door hen gewenste plaats. Iemand die met dit werk niet vertrouwd was zou zeer veel kans lopen om van het glibberige hout af te glijden en in het water terecht te komen dat thans meer dan manshoog in het balkgat staat. Andries of Evert zal dit echter niet gemakkelijk overkomen, want aan hun hoge laarzen zijn ijzeren sporen bevestigd, zodat ze even vast op de door het water voortschuivende stam staan als op de vaste grond van de molenwerf. Nu drijven ze, vlak naast elkaar, hun dennestam onder de brug door. EVert maakt de opmerking dat het voor de tijd van het jaar al werkelijk zoel is in de lucht. „'t Is nu wel een mooie tijd van 't jaar Evert", meent Andries, „maar toch verlang ik weer naar de herfst om een boutje te kunnen schieten. „'k Zou er maar mee ophouden. Dries geloof me", zegt Evert trouwhartig, „het loopt stellig mis. Er is een nieuwe veld wachter gekomen in de plaats van Ma joor Bilkins, die met pensioen gaat en ik heb gehoord dat het een kerel is die als een speurhond achter de stropers zit. „En durf jij nou geen aaltjes of geen visje meer te vangen, Eef?" zegt An dries Korhof met een spotlach'. „Ruim je nou haastig je aalkorven en verder visgerei op?" „Dat zal ik zo gauw misschien nog niet doen, hoewel het feitelijk het beste zou zijn, maar je kunt mijn poging om zo nu en dan een zootje vis of aal te vangen niet vergelijken bij het wild stropen met het geweer." „Kijk eens Eef, als je bang wordt moet je natuurlijk thuis blijven, maar wat mij betreft geloof ik er best kans toe te zien, die gevreesde politieman uit de handen te blijven". Met een forse duw van zijn vaarboom drijft Andries zijn den in de nauwe opening tussen andere balken en trekt en wringt net zo lang tot de zware boomstam ligt waar hij hem hebben wil. Juist als hij hiermee gereed is trekt het geluid van wagenwielen en paar- degetrappel zijn aandacht. Vanaf de rijweg draait een, met twee fraaie zwarte paarden bespannen rijtuig de poort van „De Grienduil" binnen, rijdt de met het eerste lentegroen getooide lindelaan door en zwaar dreunen dan de paardehoeven op de stevige hou ten brug over de ingang van het balk gat om onder de breedgetakte kastanje bomen halt te houden. „'t Is het rijtuig van mijnheer", zegt Andries. „'t Is voot het eerst dat ze van dit jaar naar buiten komen. Je zult zien, Eef, dat, als de familie in de tuin of op de koepel is, mijnheer zelf de molen in komt om alles op te nemen en zijn or ders te geven en dan komt hij hier naar het balkgat kijken om te zien of er nog voorraad genoeg is". Terwijl de mannen in het balkgat hun arbeid voortzetten, is de koetsier van de bok gesprongen en haast zich om het portier van het rijtuig te openen. Het eerst stapt een reeds bejaarde heer uit, met grijze knevel en strenge blik. Hij is de eigenaar van „De Griend uil" en tevens grootgrondbezitter. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1964 | | pagina 5