iiiunDEn-niEuws li.T.M. op Flakkee GLADIOLEN LAVE RVI ER jiT m ERM Van stoomtram, dieseltram tot autobus Stoomtram dieseltram autobus blad Vrijdag 15 mei 1959 No. 2795 fa. DJ 196 [LAAR VOOR BABY'S ONTVANGST MET EEN BABYSET UIT DE KERKEN Hulde aan personeel Hulp bij drinkwaternood Alle merken camera's en toebehoren Fotohandel l. Zandstra Einde van de tram op Flakkee Moeilijke periode Psycho-somatische therapie Een Jan Bart-complex Miene Cathariene. l Precies, zo is dat. Men vroeg op een Jeestmaal aan een gast, die echt genoot: Iwel, hoe smaakt het U?" En toen kwa llen die wijze woorden: „Ja, wat zal ik igggen, dat laat zich beter proeven |an beschrijven!" Wat zit 'n mens toch ingewikkeld in llkaar. Juist had ik mij verdiept in de Isycho-somatische ervaringen die de bens opdoet, meest in zieke dagen of Jfrel dagen van ziekte. Dan komen er ixtra-belevingen. In de geneeskunde 1 men al enige jaren tot de conclusie lekomen, dat een mens een gevoelige *el heeft en dat de .mankementen van lijn lichaam, zijn „Soma", een grieks [J-oord voor lichaam, niet buiten zijn iinerlijk „ik", zijn persoon, zijn ziel Imgaan. Die ziel wordt aangeduid met Isyche, dus krijgen we de psycho-so- hatische inrichting in de geneeskunde. Dver de ziel kunt ge zoveel kostelijks ^zen in de Bijbel, hij is er geheel aan lewijd, maar ik geloof dat dit Boek liet het allereerste is dat de genees- Jeren openslaan. De goeden kom ik niet Re na. Maar allen zouden dan toch van Bun kindsgebeente die ziel ontdekt moe- >n hebben. Zij komen er wel een beet- I laat mede. "hans bezoek van de dokter gekre- len. Had nu over psycho-somatisch Irillen praten er kwam niets van. Al Inderzoekende gezellig gepraat en di- lerse kwaaltjes ontdekt. Aan enige spe- lialisten zal een bezoek gebracht moe ten worden, welzeker, die mensen zijn er voor. Nu niet er om lachen en je groot houden, gehoorzaam er heen! _In het peinzen over het verleden ko men de voorbije dingen toch steeds weer in ander licht te staan. In de psychologie noemt men dat een patiënt met een „Jan Bart-complex". Er is een lied over Jan Bart, die als jongen in Vlissingen aan Cathariene vraagt: „wees miene vrouwe, maar Catha riene zegt: nee Jan, je bin me nie m' neer enog." (niet mijnheer genoeg!) Nou, adjé dan, zegt Jan; trekt ter zee en behaalt als schipper grote overwin ningen op de engelsen. Hij moet bij Louis Quatorze komen en die maakt hem Groot-Admiraal. Hij had Cathariene wel vergeten, maar nu ineens verlangt hij terug naar Vlissingen, naar de oude plek met het oude hek. Cathariene zit er weer; twee kindertjes spelen om haar heen. Hij groet ze lachend en nog eenmaal: „Cathariene, ik bin noe Giroöt- Admérael, Cathariene, waarom bin-je nie meê me 'gaen?" „Jae, ak 't weten a ak 't 'daen." Jan Bart is nu man geworden, berus tend, uitgegroeid, niet onstuimig jong meer, hij gaat nu als man verder door 't leven. Catharien zet hem niet meer in vuur en vlam. O, hoe gelukkig, al meer dan veertig Jaren aan de zijde van mijn Cathariene doorgebracht. En nog al 't een en an der medegemaakt. Ik weet van geen Jan Barts-complex. Wel van een hoop on geloof, dat^ altijd beschaamd moest vluchten. In de gevangenis van een be legerd Jeruzalem koopt Jeremia ,(hfdst. 32) velden buiten Jeruzalem. Daar stonden voor het geloof de deuren van de gevangenis al open, al was hij er nog niet uit. Door het geloof zijn de muren van Jericho zelfs gevallen. Wel hem en haar die er iets van weet. Waarnemer. NED. HERV. KERK Beroepen te Hardinxveld A. J. Tim ber te Huizen; Nieuw Lekkerland W. Tukker te Rotterdam. Bedankt voor Waddinxveen T. Lan- erak te Vinkeveen; Scherpenzeel A.. L. d. Smit te Maarssen; Oosterwolde J. «huurman te Bleskensgraaf. Kockengen. Na bevestiging door ds. Klein Kranenburg vari Hilversum, elke het Woord bediende uit Joh. 1 'ers 6, 7, deed kand. H. Zethof van Put- ïen, intrede met een predikatie over oh. 16 33. Aanwezig waren o.m. de iredikanten v. d. Smit, Vermaas, La- ens, van Bart, Kerekes, Kamstra, Zijl- itra en Meyers. Reeuwflk. Gezien een vrij plotselinge bename der bevolking bij Reeuwijk- rug, is men genoodzaakt daar kerk diensten te beleggen. Voorlopig vinden deze plaats in de Geref. kerk, welke welwillend is afgestaan. Het ligt in de bedoeling hier een nieuwe kerk te bou wen, zodat men de Herv. gezinnen, on der de 5 a 6000 inwoners, die zich hier binnenkort hopen te bestigen, zal kun nen opvangen. Wie hier met giften helpen wil en kan, kan zijn gaven storten op giro 1438 t.n.v. ds. J. Kooien te Reeuwijk. Ds. S. Gaverts te Zeist, herdacht dat ij voor 45 jaar in het ambt werd ge- |teld. Hij diende de gemeenten Hellouw, "ttoland. Oosten Nijkerk, Lexmond, ildebroek. Gameren, Bergsenhoek, alburg en Linschoten. Op 1 mei 1954 ling hij met emeritaat. Ds. J. J. Poart: Het „Ger. Weekblad" lericht, dat de redaktie van alle kanten [5 geïnformeerd naar de persoon van is. J. J. Poort, legerpredikant te Tilburg ■elke zich aanbiedt om in Herv. Geref. :emeenten en Evangelisaties voor te laan, maar zich niet ontzien heeft om op zondag 19 april j:l. voor te gaan in een jeugddienst in de Nieuwe Badkapel "e Scheveningen, met het volgende pro- ;ramma: Interoïtas: Koor „Rijst op, rijst p voor Jezus." Ontmoeting: Votum en ;roet; gemeente: Gezang 164. Veroot- oediging: Gezang 91 3 en Gezang i 2, terwijl de dienst des Woords met Borzang en gemeentezang van diverse 'salmen en Gezangen. CHK. GEREF. KERKEN Tweetal te Haarlem J. Rebel te Mur- merwoude en S. v. ZwoU te Kampen. Beroepen te Doornspijk M. Roos te Alphen a. d. Rijn; Steenwijk A. Schip pers te Hillegom. Opperdoes: Na bevestiging door ds. S. Wijnsma te Broek op Langendijk met een prediking over Joh. 1 43a, deed ds H. v. d. Schaaf, gekomen van De Krim, intrede met Psalm 20 8. GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Dirksland H. Rijksen te Vlaatdingen. Bedankt voor Slikkerveer H. Rijksen te Vlaardingen. Capelle a. d. IJssel. De bevestiging en intrede van ds. G. Zijderveld zal D.V. plaats vinden op 3 juni resp. om 3 uur 's middags en 7.30 uur 's avonds. Be- vestiger is ds. A. Vergunst te Rotter dam-C. Breda: Ook te Breda is thans een ge meente geïnstitueerd. De eerste samen komst vond plaats in 1951. Ds. H. Rijk sen van Vlaardingen ging thans in de eerste officiële kerkdienst voor, spre kende over Joh. 20 19b „Vrede zij Ulieden." Inaugurale rede. SUedrecht. Op zater dag 6 juni a.s. 's middags om vier uur zal in het kerkgebouw der Geref. Ge meente (H.V.) aan de Middeldiepstraat 31 te SUedrecht een academische plech tigheid plaats hebben, waarin de nieuw benoemde hoogleraar aan de Academia Theologiae Reformatae te Sliedrecht, Prof. dr. J. C. Hooykaas zijn inaugurale rede zal houden getiteld „Calvijn's Leer van het Huwelijk". GEREF. KERKEN Beroepen te Nijmegen J. Bloemkolk te Ede; Ferwerd A. IJkema te 2e Ex- loërmond; Garijp A. v. Egmond te Oos terbeek. Aang. naar Taber en Vauxhall (Cana- na) H. Bade te Valthermond; Zutphen A. J. Dondorp te Domburg; Bedankt voor. Klundert A. J. Don- dorp te Domburg; Oude Pekela F. v. d. Wal te Erica; Oegstgeest A. Janse de Jonge te Oostvoorne; Beverwijk K. Ubels te Zwartebroek. Verkeersslachtoffers: Ds. mr. dr. J. Ozinga te Lunteren werd bij een auto ongeval licht-; de beide predikanten van Ommen J. Boumlolk en H. Hor- In dit slotartikel willen wij het trampersoneel eens naar voren halen, voor de wijze waarop het altijd klaar stond om het publiek te dienen. Niets was hun ooit te veel om het reizend publiek te helpen waar en voorzover dat mogelijk was. Stond de tram op het punt van vertrek en er kwam in de verte iemand aanhollen om te trachten de tram te halen, welnu, er werd even op hen gewacht. De machinist gooide er wel een extra schepje op om de verloren' tijd in te halen. Was er een moeder metj een schaar kleine kinderen om haar heen om een daagje in Meneerse te gaan winkelen en tegelijk even bij haar getrouwde broer of zus aan te gaan, dé conducteur was haar behulpzaam bij het „inladen" van haar kroost. Tevens droeg hij er zorg voor dat de kinderwa gen netjes in de goederenwagen kwam. En zo waren er meer dingen die er toe meewerkten dat er een goede verstandhouding ontstond tussen trampersoneel en publiek. ten op haar locomotieven te plaatsen, die werden aangedreven met stoom van de locomotief. Uit was het met de his torische petroleumverlichting. De wa gens baadden in een zee van elektrisch licht, de locomotieven doorboorden met hun felle koplampen tientallen meters ver in het nachtelijk duister! Tot na deel echter voor de hazen. Werd er voorheen nogal eens een haas het haas je, de felle verlichting trok de dieren nog meer naar de trambaan, waar ze zo lang bleven zitten, totdat de tramj vlak bij hen was. En het dan op een lopen zetten! Rennen voor hun leven, De machinist zette de stoomregulateur tot het uiterste open en eindelijk raakte de haas uitgeput, kreeg dan meestal een tik van de laag op de rails liggende buitenkast der locomotief en de haas was er geweest en werd door de machi nist of stoker tot buit verklaard. Passa giers staken hun hoofden buiten de ra men en informeerden bij de conducteur waarom dat de tram zo midden in de polder stopte. „Zeker een schop of iets dagelijks van de machinist gevallen", was diens antwoord. Doch voor wie goed oplette zag in de verte de stoker of machinist met een haas in dehand komen aanhollen Doch niet alleen het personeel op de tram zorgde er voor, dat alles naar be horen functioneerde, niet vergeten mo gen worden zij, die door weer eri wind, met hun „pompelorrie" er dagelijks op uittrokken om de trambaan in goed be- reidbare conditie te houden. Dat was vóór de laatste wereldoorlog een van de eerste taken van de R.T.M.: de baan werd op regelmatige wijze door een vaste ploeg lijnwerkers vakkundig on derhouden. Daarnaast mogen wij- noe men het remisepersoneel te Middelhar- nis, waar gevestigd was de centrale werkplaats van de tram op Flakkee. Vakkundig personeel zorgde hier dat alles op rolletjes liep. Na opheffing der tram is deze remise, althans wat er na de brand vorig jaar van over is geble ven, centrale werkplaats voor autobus sen gekorden. Wij brengen ook in herinnering de moeiiykheden die zich voor het loco motiefpersoneel voordeden tijdens de oorlog 1914-1918. Meermalen gebeur de het, dat men ergens in de polder niet verder kon, omdat de locomotief geen stoom kon maken. Oorzaak: slechte kwaliteit kolen. Van alles hebben die machinisten in de vuur- kist „gestookt"; steenkolen, cokes, schelpen met asfalt vermengd, ja zelfs is het met turf geprobeerd Een regelmatig lopende dienst was dan ook niet uit te voeren. Tot erger nis uiteraard van trampersoneel en publiek. Toch is zij die jaren doorge komen, zij het m.et ontzettend veel moeite en inspanning. Nu we toch herinneringen aan het ophalen zijn, willen wij ook nog wijzen, op het feit, dat de R.T.M, in tijde van weinig regenval zorgde voor goed drinkwater voor de burgers. Waterlei ding kende Flakkee nog niet en de tram bezat in Ouddorp een onuitputtelijk waterreservoir. Als bij de burgers de „tras" (regen waterput) de bodem liet zien, kon men bij de „kerketras" (de regenwaterput van het kerkgebouw) terecht, waar men voor enkele centen een emmer water kon kopen. Doch bij langdurige droogte^ raakte ook deze leeg en in dat geval werd een beroep op de R.T.M, gedaan. Deze zorgde ervoor dat op het gewenste stationsemplacement een „waterwagen" met drinkwater werd afgeleverd, de orhroeper in het betreffende dorp maak te dit luidkeels bekend en velen togen naar het station om één of twee emmers water voor twee centen per emmer te halen. Ook op het eiland Voorne en Putten heeft men van deze service van de R.T.M, geprofiteerd, alleen met dit verschil, dat men daar water kreeg uit de waterleiding van de gemeente Rot terdam. Naast de waterleiding was de R.T.M, ook de eerste die elektriciteit op Flak kee invoerde,, zij het dan niet voor al gemeen gebruik. Jarenlang had men zich beholpen met petroleumverlichting zowel voor de passagierswagens als voor de locomotieven. Velen van ons zullen zich nog de schaarse verlichting herinneren in de wagens, bij welke ver lichting men elkaar nauwelijks kon on derscheiden en de conducteur de groot ste moeite had zijn reisbiljetten naar behoren te behandelen. In de twintiger jaren ging de tram er toe over agrega^ Sommelsdiilc tensius, met hun vrouwen werden zwaar gewond in een ziekenhuis opge nomen. Het zou mij niet moeilijk vallen nog bladzijden vol te schrijven met herin neringen aan die oude, goede tram. Doch dit zou te ver voeren. De tram als vervoermiddel heeft op Flakkee haar vijftig jaren niet mogen volmaken. Op 22 november 1956 maakte zij haar laat ste tocht op Flakkeese bodem. Niet, zoals bij haar komst in 1909, bejubeld en bezongen in woord en geschrift, doch met een zucht van verlichting zag men haar gaan. Aanleiding tot haar heengaan was de ontsporing van een tramstel aan de Dordtsestraatweg te Rotterdam, een gevolg van de slechte toestand waarin de baan in de groep Hoeksche Waard verkeerde. Een verbod tot ryden werd de tram daar opgelegd. Dit opende ook de ogen van de Flakkeeënaars. Een wethouder te Stellendam ging speuren langs de trambaan en vond losse bouten en moeren. Dit waren de stille getuigen dat ook de baan op Flakkee in desolate toestand ver keerde. Gevolg: de tram op ons eiland mocht niet sneller rijden dan 20 km per uur. Met deze snelheid was voor de RTM geen regelmatige dienst meer uit te voeren. Dr. van Zuylen als directeur der tram nam een resoluut besluit: plotseling zagen wij op ons eiland auto bussen verschijnen en ging de mare on der de bevolking rond dat de tram als vervoermiddel had opgehouden te be staan. Geen sensationeel einde, zoals WTJ dat b.v. bij de Ned. Spoorwegen meermalen hebben gezien, waar een laatste rit van een op te heffen stoom- traject met veel tam-tam gepaard ging, want honderden reizigers wilden' zo'n laatste historische rit meemaken. Flak-^ kee kreeg daarvoor niet de kans Jarenlang was er geijverd om een tram op Flakkee te krijgen. Wij mogen constateren, dat er ook jarenlang is ge ijverd om de tram op Flakkee te doen verdwijnen. In de eerste jaren van haar bestaan floreerde en voldeed zij aardig. Het was alles nog nieuw en mooi. De RTM had de moeilijke oorlogsjaren 1914 -1918 doorgeworsteld, ten koste van een achterstand aan materieel. Dit diende ingehaald te worden en de gelden hier voor moesten hoofdzakelijk uit eigen inkomsten gevonden worden. Doch die inkomsten liepen achteruit; de concur rentie van de autobus kondigde zich aan, iedereen kon naar believen een autobusdienst exploiteren, ten koste van de bona fide vervoersondernemin gen. Ook Flakkee heeft dit wilde auto- busvervoer gekend in de jaren vóór 1926. In dat jaar greep de regering in, door een wettelijke regeling voor het personenenvervoer met auto's in het le ven te roepen. De RTM ging daarna zelf enkele autobuslijnen exploiteren. Doch de strijd om een betere verbin ding van Flakkee met de rest van het land was ontbrand. Talloze artikelen in kranten zijn hierover verschenen. Verscheidene malen zijn afgevaardig den van ons eiland wezen praten bij de directie van de RTM in Rotterdam, doch het ging allemaal even stroef. Er kwam geen verbetering. De interne moeilijkheden bij de tram speelden hierin mede een rol. Stakingen in 1919 de roep om hogere lonen voor het per soneel, concurrentie van autobussen. Flakkee klopte aldoor aan dovemans oren. Wel werd getracht door uitbrei ding van de diensten Flakkee meer ge legenheid te geven zich van het eiland naar Rotterdam vice versa te verplaat sen. Maken wij tenslotte de sprong van vóór de laatste wereldoorlog naar 1945, dan zien wij dat er een andere wind gaat waaien bij de RTM. Men trachtte de verouderd stoomlocomotieven te ver vangen door moderne tractie, de diesel tram deed intrede. Als in 1949 dr. van Zuylen als directeur de teugels van de RTM in handen neemt, staat deze voot de schier hopeloze taak de maatschap pij weer een gezicht te geven. Tijdens de laatste wereldoorlog was tengevolge van beschietingen, inundaties, het tot zinken brengen van schepen enz. veel materieel verloren gegaan. Geschoold trampersoneel was bij beschietingen van trams om het leven gekomen. Ook Flakkee kent deze slachtoffers van hun plicht. Een en ander moest weer in goede banen worden geleid. Met krach tige en deskundige hand heeft dr. van Zuylen dit alles aangepakt, Flakkee zag de dieseltram verschijnen. Een voor uitgang, inderdaad. Doch de tegenslagen voor de RTM waren nog niet aan een eind gekomen: Midden in de opbouw trof deze maat schappij de watersnoodramp van febr. 1953. Het grootste gedeelte van de trambaan kwam onder water te staan zelfs waren hier en daar de spoorsta ven door het water weggeslagen. Tramdijken werden uit elkaar gesla gen doch men mag bewondering heb ben voor de wijze waarop ook de RTM zich van deze ramp herstelde. Het herstel aan trambanen werd na het droogvallen daarvan energiek aangepakt, spoedig daarna vervulde hier ziet U afgebeeld de laatste aanwinst en trots van de R.T.M., een gelede autobus op het station te Blaakschedijk. Het vervoer middel van de toekomst, ook voor Flakkee? zq haar functie weer in onze samen leving, al viel deze periode samen met het begin van het einde van de tram op het eiland Overzien wij het net van stoomtram- lijnen, wat door de RTM in 1909 werd geëxploiteerd en vergelijken -wij dat met anno 1959, dan valt het op, dat de meeste der stoomtramdiensten is ver vangen door autobusdiensten. Niemand zal daar over treuren. Wat nog rest van de vroegere glorie, zijn de dieseltram- verbindingen Rotterdam-Hellevoetsluis Oostvoorne. Niet ontkent kan worden dat deze lijnen een belangrijke functie vervullen in het onderling verkeer met ons eiland en voor Oostvoorne als bad plaats in het bijzonder, doch letten wij op de stormachtige ontwikkeling op in dustrieel gebied met name op het eiland Voorne en Putten, dan vragen wij ons of, hoe lang het nog zal duren dat wij ons laatste kaartje kunnen kopen voor een rit per tram naar Rotterdam vice versa Niemand is in staat in de toekomst te kijken, wij zijn echter van mening dat bij de totstandkoming van de dam door het Haringvliet ook dan de RTM nog een belangrijke taak op vervoers gebied zal blijven vervullen. C. M. KOSTER IJsclubstraat 30b Rotterdam-16 Voor het samenstellen van deze ar tikelen hebben .wij van verschillende zijden medewerking ondervonden waar voor wij onze dank betuigen. Het fo tomateriaal in deze artikelenreeks af gedrukt, werd ons voor het grootste gedeelte ter beschikking gesteld door de directie der R.T.M. Een ieder zal het met on!'-.eens zijn, dat de gladiolen-cultuur op de eilan den dermate intensief en met zorg wordt beoefend, dat men in „de oude bollenstreek" spoedig niet meer de eilanden kan aanduiden met „de bui tengewesten". Terwijl de cultuur-technische kwes ties als plantwijze, bemesting, ziekten- bestrijding enz. in vele vergaderingen zijn besproken en nu vele kwekers de teelt reeds dermate beheersen, dat een prima afgewerkt produkt vrij algemeen is, is het zeker voor velen interessant te vernemen, hoe en waarom zo vele nieu- w esoorten van gladiolen worden ge wonnen. De gebruikelijke vermenigvuldiging, knollen geven kralen en kralen geven knollen, is U allen bekend. Dit is de vegetatieve vermenigvuldiging. De generatieve vermenigvuldiging of wel de geslachtelijke vermeerdering vormt een geheel apart hoofdstuk in de kwekerij van gladiolen. Een soort heeft een betrekkelijk kor te, soms zeer korte levensduur. Wan neer een soort 25 jaar met succes te kweken is, behoort dit tot de uitzonde ringen. J. S. Bach (inmiddels uitgeteeld) Picardy en Sneeu-wprinces behoren tot deze sterke oudjes, waarvan Picardy met selectie-spuitjes op de been ge bleven is. Eioemfontein, Acca.Layren- tia, AUard Pierson en meerdere heb ben inmiddels ook al de leeftijd der sterken bereikt, hoewel bij enige soor ten zich ook al ouderdomsgebreken (degeneratie) gaan vertonen. Wil ons hoogstaande sortiment der halve op peil blijven, dan zal men moeten trachten door kruising soorten te produceren, welke de oude degene rees spoedig kunnen vervangen. Het winnen van nieuwe soorten is zeer ge makkelijk. Wij komen hierop later te rug. Het uitkiezen, het selecteren der halve van de nieuwe zaailingen is bui tengewoon moeilijk. Niemand kan met zekerheid een soort „uittekenen"' ofwel aanhouden met zekerheid van succes. De waarde van een soort is afhanke lijk van vele factoren als groei, gezond heid, voortplanting, afgesneden in knop en dan goed openlopen, sterke steel, lange veer, maar vooral marktwaarde in het buitenland, en het uitkiezen van een soort is derhalve de gewichtigste kwestie voor de winnaar. Hoe dit alles zich afspeelt en welke gevolgen een bepaalde keuze kan heb ben kunt U vernemen in volgende uit gaven van Eilanden-nieuws. C. M. J. door W. Schippers 24 „Wat ben jij stil, Mien!" sprak Marie jen slotte; dat ben ik niet van je ge hoon, je krijgt toch nog geen slaap?" „Neen Marie, slaap heb ik niet, doch veet je waarover ik zit te denken? pen we daarstraks bij juffrouw Rijn- erg waren, trok het zo mijn aandacht at de onnozele Wulfert zo schoorvoe tend naar binnen kwam, omdat er yreemden in huis waren, voor wie hij Jltijd een weinig schuw is. I „Als een kind stond hij met het geld |Q de hand en blij als een kind was hij, |oen zijn moeder hem prees, omdat hij felf al klompen kon verkopen. „'t Sneed me door de ziel. Marie, toen de arme jongen aankeek. Sterk als |en jonge stier, knapper van persoon |an de meeste jongens van het dorp, en aan te weten, dat het de steenworp van mijn broer was, die het verstand krenk te in dat hoofd." Marie wilde iets zeggen, doch Mien vervolgde: „Jij zult het toch ook wel gezien hebben, hoe vertrouwelijk hij naar de opzichter ging en hoe hij met vreemde, afgebroken klanken, dat men toch geen praten noemen kan, zacht wat scheen te vragen. „Niemand kan hem verstaan dan zijn moeder en vroeger zijn grootvader. Maar de opzichter verstaat hem ook, en de onnozele, die op de vorige kostgan ger van zijn moeder nooit acht sloeg, maar altijd deed, alsof hij hem niet zag, hangt van Limmen aan als een oudere broer, en alles wat deze van hem heb ben wil, dóet hij, juffrouw Dalmer heeft het mij zelf verteld. „En is het niet verschrikkelijk. Marie" ging Mien heftig voort,, „dat het weer mijn broer is, die niet aarzelen zal, als hij de kans krijgt, om ook van Limmen in het ongeluk te storten?" 't Gebeurde -waarlijk niet dikwijls, dat de luchthartige Mien Brakkers som bere gedachten had, en Marie, die zelf zich uit de aard der zaak al bezwaard genoeg voelde, meende toch, dat haar vriendin de dingen nu wel heel donker inzag. „Maar Mien," zei ze op zachte toon, „nu moet ik toch eerlijk bekemien, dat ^ik niets van je begrijp. Nog geen twee uur geleden, terwijl ik zat te klapper tanden van de uitgestane schrik, kon jij uitbundig gaan staan lachen om het dwaze figuur, dat je broer vertoonde, toen hij tegen de kant opkroop, en nu zie je de toekomst zo somber in, alsof Bart beslist Albert van Limmen ver moorden wil. „Me dunkt," ging Marie niet zonder een zweem van trots voort, „dat Bart zich nog wel tweemaal bedenken zal, vóór hij een man aanvalt, die het bewijs geleverd heeft, dat het hem niet ont breekt aan moed en kracht." „Ik hoop, dat jij gelijk mag hebben. Marie, maar als je gezien had, met wel ke ogen Bart ons nakeek, toen van Limmen was ingestapt en wij wegre den, dan geloof ik wel, dat je nog meer ongerust zoudt zijn dan ik. „Evenwel", ging ze voort, „moet jij van Limmen waarschuwen, dat hij zo min mogelijk alleen op s-tille wegen loopt, op straat in het dorp zal Bart niets tegen hem durven ondernemen." Op dit ogenblik hield Dirk het paard in. De tentwagen stond stil voor de Klittenhof en terwijl Mien Brakkers uitstapte, zei ze nog: „Denk er aan, Marie, dat je goed uit de ogen kijkt, als je soms met Albert op stille paadjes kuiert; dan is het gevaar het grootst." De tentwagen reed weg, nadat de dochter van Tijs Brakkers was uitge stapt, maar toen deze in de huiskamer kwam, waar juist Koosje de lamp had opgestoken, had zij met een enkele blik gezien, dat Bart er niet was en dat men dus op de Klittenhof nog niets wist van wat er daarstraks op de landweg was voorgevallen. „Zo, zo. Mien je hebt het uitgehouden op Langeveld," sprak haar vader en Koosje voegde er enigszins spijtig aan toe: „Je moest maar even met Marie mee naar tante Barbara, doch 't is op het kantje af, dat je thuis bent voor de koffieboterhamZo doe jij nu altijd." „Mopper maar niet zus," lachte Mien, en dadelijk voegde ze er bij „Waar zit Bart toch, dat ik hem niet zie?" „Ja", merkt thans boer Brakkers op, „waar hij blijft, begrijp ik ook niet; hij is reeds kort na de middag met de pols- stok bij zich het land ingegaan om naar het vee te gaan kijken, dat in de polder loopt, maar hij had al wel een uur ge leden thuis kunnen zijn." „Hij zal wel weer op Klavervier aan geland zijn," meende Koosje, „hij,schijnt tegenwoordig nog al goed met buurman Rokus te kunnen opschieten." „Aanmerkelijk beter dan met diens dochter," voegde Mien er lachend bij, doch toen ze gestommel aan de achter deur hoorde, lachte ze niet meer, en zodra ze de zware tred van Bart op de stenen vloer van het achterhuis hoorde, kon ze niet beletten, dat haar lippen begonnen te trillen. De binendeur werd opengeworpen en Bart stak even het hoofd naar binnen. „Mien," riep hij kortaf, „geef mij eens droog goed, ik ben in de sloot gespron gen, mijn polsstok'gleed uit." Mien begreep, dat hij opzettelijk zo lang in het veld gebleven was, totdat het donker werd, en met een: „Och jongen, jij hebt altijd wat," stak ze een lampje aan en ging naar boven om droog goed te halen. Bart sprak geen enkel woord, ter-wijl zij uit een grote kast de nodige kleren voor de dag haalde, en toen ze het lampje op een tafel zette en het droge goed op een stoel er naast legde, zei hij nog niets. Toen ze echter met een: „Ziedaar Bart, alles wat je nodig hebt," dé kamer -wil de uitgaan, omklemde even zijn grote hand haar schouder en met hese stem fluisterde hij haar in 't oor: „Vertel niets van hetgeen tussen de opzichter en mij is voorgevallen van middag; beloof je het? Of heb je al ge babbeld?" Dreigend klonk zijn stem, doch rustig antwoordde het meisje: „Neen, gebabbeld heb ik nog niet, en ik zal wel zwijgen ook, doch zal Dirk zwijgen, zal Marie er niet over spreken en wie zegt je, dat de opzichter zijn mond houdt?" Bart bromde en mompelde iets tussen de tanden en ging dan voort: „vraag jij aan Marie, of ze zwijgen wil, ik zal van avond Dirk nog gaan opzoeken. Wil je dat dan voor me doen, Mien?" „Als jij belooft,, dat je de opzichter niets meer in de weg zult leggen, hij deed het jou ook nooit dan wil ik zor gen, dat noch Marie noch de opzichter iets vertellen van je ellendig gedrag, en je dubbel en dwars verdiende straf." „Die voorwaarde neem ik aan. Mien", riep Bart met ruwe lach; „je zult zien, dat de opzichter en ik nog de beste vrinden worden, let maar eens op," voegde hij er bij. Mien keek hem aan, en weer schrok ze van zijn uiterlijk; zijn lach was on natuurlijk en in zijn ogen fonkelde woeste haat. „Breng het lampje mee, als je klaar bent, Bart!" riep Mien nog en begaf zich daarop naar de huiskamer. Bart ontdeed zich van de natte kleren en. toen hij een blik geworpen had op zijn ontblote borst, knarsten zijn tanden Waar de laars van de opzichter hem had getroffen, tekende zich een grote, zwartblauwe vlek op het roze vlees af. „Als een hond heeft hij mij in de sloot getrapt en Marie Groskamp en hij hebben er hartelijk om gelachen, toen ze wegreden," mompelde hij. Dan drukte de jonge boer van de Klittenhof de gebalde vuist op de pijn lijke plek. „Die vlek kan maar op één manier worden uitgewist en dat zal gebeuren, al mqet ik er ook jaren voor brommen." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1959 | | pagina 5