iiiunDEn-niEuws
li.T.M. op Flakkee
GLADIOLEN
LAVE RVI ER
jiT m
ERM
Van stoomtram, dieseltram tot autobus
Stoomtram
dieseltram
autobus
blad
Vrijdag 15 mei 1959
No. 2795
fa. DJ
196
[LAAR VOOR BABY'S
ONTVANGST MET EEN
BABYSET
UIT DE KERKEN
Hulde aan personeel
Hulp bij drinkwaternood
Alle merken
camera's en toebehoren
Fotohandel l. Zandstra
Einde van de tram op Flakkee
Moeilijke periode
Psycho-somatische therapie
Een Jan Bart-complex Miene
Cathariene.
l Precies, zo is dat. Men vroeg op een
Jeestmaal aan een gast, die echt genoot:
Iwel, hoe smaakt het U?" En toen kwa
llen die wijze woorden: „Ja, wat zal ik
igggen, dat laat zich beter proeven
|an beschrijven!"
Wat zit 'n mens toch ingewikkeld in
llkaar. Juist had ik mij verdiept in de
Isycho-somatische ervaringen die de
bens opdoet, meest in zieke dagen of
Jfrel dagen van ziekte. Dan komen er
ixtra-belevingen. In de geneeskunde
1 men al enige jaren tot de conclusie
lekomen, dat een mens een gevoelige
*el heeft en dat de .mankementen van
lijn lichaam, zijn „Soma", een grieks
[J-oord voor lichaam, niet buiten zijn
iinerlijk „ik", zijn persoon, zijn ziel
Imgaan. Die ziel wordt aangeduid met
Isyche, dus krijgen we de psycho-so-
hatische inrichting in de geneeskunde.
Dver de ziel kunt ge zoveel kostelijks
^zen in de Bijbel, hij is er geheel aan
lewijd, maar ik geloof dat dit Boek
liet het allereerste is dat de genees-
Jeren openslaan. De goeden kom ik niet
Re na. Maar allen zouden dan toch van
Bun kindsgebeente die ziel ontdekt moe-
>n hebben. Zij komen er wel een beet-
I laat mede.
"hans bezoek van de dokter gekre-
len. Had nu over psycho-somatisch
Irillen praten er kwam niets van. Al
Inderzoekende gezellig gepraat en di-
lerse kwaaltjes ontdekt. Aan enige spe-
lialisten zal een bezoek gebracht moe
ten worden, welzeker, die mensen zijn
er voor. Nu niet er om lachen en je
groot houden, gehoorzaam er heen!
_In het peinzen over het verleden ko
men de voorbije dingen toch steeds
weer in ander licht te staan. In de
psychologie noemt men dat een patiënt
met een „Jan Bart-complex". Er is een
lied over Jan Bart, die als jongen in
Vlissingen aan Cathariene vraagt:
„wees miene vrouwe, maar Catha
riene zegt: nee Jan, je bin me nie m'
neer enog." (niet mijnheer genoeg!)
Nou, adjé dan, zegt Jan; trekt ter zee
en behaalt als schipper grote overwin
ningen op de engelsen. Hij moet bij
Louis Quatorze komen en die maakt
hem Groot-Admiraal.
Hij had Cathariene wel vergeten,
maar nu ineens verlangt hij terug naar
Vlissingen, naar de oude plek met het
oude hek. Cathariene zit er weer; twee
kindertjes spelen om haar heen.
Hij groet ze lachend en nog eenmaal:
„Cathariene, ik bin noe Giroöt-
Admérael,
Cathariene, waarom bin-je nie meê
me 'gaen?"
„Jae, ak 't weten a ak 't 'daen."
Jan Bart is nu man geworden, berus
tend, uitgegroeid, niet onstuimig jong
meer, hij gaat nu als man verder door
't leven. Catharien zet hem niet meer
in vuur en vlam.
O, hoe gelukkig, al meer dan veertig
Jaren aan de zijde van mijn Cathariene
doorgebracht. En nog al 't een en an
der medegemaakt. Ik weet van geen Jan
Barts-complex. Wel van een hoop on
geloof, dat^ altijd beschaamd moest
vluchten. In de gevangenis van een be
legerd Jeruzalem koopt Jeremia ,(hfdst.
32) velden buiten Jeruzalem. Daar
stonden voor het geloof de deuren van
de gevangenis al open, al was hij er
nog niet uit. Door het geloof zijn de
muren van Jericho zelfs gevallen. Wel
hem en haar die er iets van weet.
Waarnemer.
NED. HERV. KERK
Beroepen te Hardinxveld A. J. Tim
ber te Huizen; Nieuw Lekkerland W.
Tukker te Rotterdam.
Bedankt voor Waddinxveen T. Lan-
erak te Vinkeveen; Scherpenzeel A.. L.
d. Smit te Maarssen; Oosterwolde J.
«huurman te Bleskensgraaf.
Kockengen. Na bevestiging door ds.
Klein Kranenburg vari Hilversum,
elke het Woord bediende uit Joh. 1
'ers 6, 7, deed kand. H. Zethof van Put-
ïen, intrede met een predikatie over
oh. 16 33. Aanwezig waren o.m. de
iredikanten v. d. Smit, Vermaas, La-
ens, van Bart, Kerekes, Kamstra, Zijl-
itra en Meyers.
Reeuwflk. Gezien een vrij plotselinge
bename der bevolking bij Reeuwijk-
rug, is men genoodzaakt daar kerk
diensten te beleggen. Voorlopig vinden
deze plaats in de Geref. kerk, welke
welwillend is afgestaan. Het ligt in de
bedoeling hier een nieuwe kerk te bou
wen, zodat men de Herv. gezinnen, on
der de 5 a 6000 inwoners, die zich hier
binnenkort hopen te bestigen, zal kun
nen opvangen.
Wie hier met giften helpen wil en
kan, kan zijn gaven storten op giro
1438 t.n.v. ds. J. Kooien te Reeuwijk.
Ds. S. Gaverts te Zeist, herdacht dat
ij voor 45 jaar in het ambt werd ge-
|teld. Hij diende de gemeenten Hellouw,
"ttoland. Oosten Nijkerk, Lexmond,
ildebroek. Gameren, Bergsenhoek,
alburg en Linschoten. Op 1 mei 1954
ling hij met emeritaat.
Ds. J. J. Poart: Het „Ger. Weekblad"
lericht, dat de redaktie van alle kanten
[5 geïnformeerd naar de persoon van
is. J. J. Poort, legerpredikant te Tilburg
■elke zich aanbiedt om in Herv. Geref.
:emeenten en Evangelisaties voor te
laan, maar zich niet ontzien heeft om
op zondag 19 april j:l. voor te gaan in
een jeugddienst in de Nieuwe Badkapel
"e Scheveningen, met het volgende pro-
;ramma: Interoïtas: Koor „Rijst op, rijst
p voor Jezus." Ontmoeting: Votum en
;roet; gemeente: Gezang 164. Veroot-
oediging: Gezang 91 3 en Gezang
i 2, terwijl de dienst des Woords met
Borzang en gemeentezang van diverse
'salmen en Gezangen.
CHK. GEREF. KERKEN
Tweetal te Haarlem J. Rebel te Mur-
merwoude en S. v. ZwoU te Kampen.
Beroepen te Doornspijk M. Roos te
Alphen a. d. Rijn; Steenwijk A. Schip
pers te Hillegom.
Opperdoes: Na bevestiging door ds.
S. Wijnsma te Broek op Langendijk met
een prediking over Joh. 1 43a, deed ds
H. v. d. Schaaf, gekomen van De Krim,
intrede met Psalm 20 8.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te Dirksland H. Rijksen te
Vlaatdingen.
Bedankt voor Slikkerveer H. Rijksen
te Vlaardingen.
Capelle a. d. IJssel. De bevestiging en
intrede van ds. G. Zijderveld zal D.V.
plaats vinden op 3 juni resp. om 3 uur
's middags en 7.30 uur 's avonds. Be-
vestiger is ds. A. Vergunst te Rotter
dam-C.
Breda: Ook te Breda is thans een ge
meente geïnstitueerd. De eerste samen
komst vond plaats in 1951. Ds. H. Rijk
sen van Vlaardingen ging thans in de
eerste officiële kerkdienst voor, spre
kende over Joh. 20 19b „Vrede zij
Ulieden."
Inaugurale rede. SUedrecht. Op zater
dag 6 juni a.s. 's middags om vier uur
zal in het kerkgebouw der Geref. Ge
meente (H.V.) aan de Middeldiepstraat
31 te SUedrecht een academische plech
tigheid plaats hebben, waarin de nieuw
benoemde hoogleraar aan de Academia
Theologiae Reformatae te Sliedrecht,
Prof. dr. J. C. Hooykaas zijn inaugurale
rede zal houden getiteld „Calvijn's Leer
van het Huwelijk".
GEREF. KERKEN
Beroepen te Nijmegen J. Bloemkolk
te Ede; Ferwerd A. IJkema te 2e Ex-
loërmond; Garijp A. v. Egmond te Oos
terbeek.
Aang. naar Taber en Vauxhall (Cana-
na) H. Bade te Valthermond; Zutphen
A. J. Dondorp te Domburg;
Bedankt voor. Klundert A. J. Don-
dorp te Domburg; Oude Pekela F. v.
d. Wal te Erica; Oegstgeest A. Janse de
Jonge te Oostvoorne; Beverwijk K.
Ubels te Zwartebroek.
Verkeersslachtoffers: Ds. mr. dr. J.
Ozinga te Lunteren werd bij een auto
ongeval licht-; de beide predikanten
van Ommen J. Boumlolk en H. Hor-
In dit slotartikel willen wij het trampersoneel eens naar voren halen, voor
de wijze waarop het altijd klaar stond om het publiek te dienen. Niets was hun
ooit te veel om het reizend publiek te helpen waar en voorzover dat mogelijk
was. Stond de tram op het punt van vertrek en er kwam in de verte iemand
aanhollen om te trachten de tram te halen, welnu, er werd even op hen
gewacht. De machinist gooide er wel een extra schepje op om de verloren'
tijd in te halen. Was er een moeder metj een schaar kleine kinderen om haar
heen om een daagje in Meneerse te gaan winkelen en tegelijk even bij haar
getrouwde broer of zus aan te gaan, dé conducteur was haar behulpzaam bij
het „inladen" van haar kroost. Tevens droeg hij er zorg voor dat de kinderwa
gen netjes in de goederenwagen kwam. En zo waren er meer dingen die er toe
meewerkten dat er een goede verstandhouding ontstond tussen trampersoneel
en publiek.
ten op haar locomotieven te plaatsen,
die werden aangedreven met stoom van
de locomotief. Uit was het met de his
torische petroleumverlichting. De wa
gens baadden in een zee van elektrisch
licht, de locomotieven doorboorden met
hun felle koplampen tientallen meters
ver in het nachtelijk duister! Tot na
deel echter voor de hazen. Werd er
voorheen nogal eens een haas het haas
je, de felle verlichting trok de dieren
nog meer naar de trambaan, waar ze
zo lang bleven zitten, totdat de tramj
vlak bij hen was. En het dan op een
lopen zetten! Rennen voor hun leven,
De machinist zette de stoomregulateur
tot het uiterste open en eindelijk raakte
de haas uitgeput, kreeg dan meestal een
tik van de laag op de rails liggende
buitenkast der locomotief en de haas
was er geweest en werd door de machi
nist of stoker tot buit verklaard. Passa
giers staken hun hoofden buiten de ra
men en informeerden bij de conducteur
waarom dat de tram zo midden in de
polder stopte. „Zeker een schop of iets
dagelijks van de machinist gevallen",
was diens antwoord. Doch voor wie
goed oplette zag in de verte de stoker
of machinist met een haas in dehand
komen aanhollen
Doch niet alleen het personeel op de
tram zorgde er voor, dat alles naar be
horen functioneerde, niet vergeten mo
gen worden zij, die door weer eri wind,
met hun „pompelorrie" er dagelijks op
uittrokken om de trambaan in goed be-
reidbare conditie te houden. Dat was
vóór de laatste wereldoorlog een van de
eerste taken van de R.T.M.: de baan
werd op regelmatige wijze door een
vaste ploeg lijnwerkers vakkundig on
derhouden. Daarnaast mogen wij- noe
men het remisepersoneel te Middelhar-
nis, waar gevestigd was de centrale
werkplaats van de tram op Flakkee.
Vakkundig personeel zorgde hier dat
alles op rolletjes liep. Na opheffing der
tram is deze remise, althans wat er na
de brand vorig jaar van over is geble
ven, centrale werkplaats voor autobus
sen gekorden.
Wij brengen ook in herinnering de
moeiiykheden die zich voor het loco
motiefpersoneel voordeden tijdens de
oorlog 1914-1918. Meermalen gebeur
de het, dat men ergens in de polder
niet verder kon, omdat de locomotief
geen stoom kon maken. Oorzaak:
slechte kwaliteit kolen. Van alles
hebben die machinisten in de vuur-
kist „gestookt"; steenkolen, cokes,
schelpen met asfalt vermengd, ja
zelfs is het met turf geprobeerd
Een regelmatig lopende dienst was
dan ook niet uit te voeren. Tot erger
nis uiteraard van trampersoneel en
publiek. Toch is zij die jaren doorge
komen, zij het m.et ontzettend veel
moeite en inspanning.
Nu we toch herinneringen aan het
ophalen zijn, willen wij ook nog wijzen,
op het feit, dat de R.T.M, in tijde van
weinig regenval zorgde voor goed
drinkwater voor de burgers. Waterlei
ding kende Flakkee nog niet en de tram
bezat in Ouddorp een onuitputtelijk
waterreservoir.
Als bij de burgers de „tras" (regen
waterput) de bodem liet zien, kon men
bij de „kerketras" (de regenwaterput
van het kerkgebouw) terecht, waar men
voor enkele centen een emmer water
kon kopen. Doch bij langdurige droogte^
raakte ook deze leeg en in dat geval
werd een beroep op de R.T.M, gedaan.
Deze zorgde ervoor dat op het gewenste
stationsemplacement een „waterwagen"
met drinkwater werd afgeleverd, de
orhroeper in het betreffende dorp maak
te dit luidkeels bekend en velen togen
naar het station om één of twee emmers
water voor twee centen per emmer te
halen. Ook op het eiland Voorne en
Putten heeft men van deze service van
de R.T.M, geprofiteerd, alleen met dit
verschil, dat men daar water kreeg uit
de waterleiding van de gemeente Rot
terdam.
Naast de waterleiding was de R.T.M,
ook de eerste die elektriciteit op Flak
kee invoerde,, zij het dan niet voor al
gemeen gebruik. Jarenlang had men
zich beholpen met petroleumverlichting
zowel voor de passagierswagens als
voor de locomotieven. Velen van ons
zullen zich nog de schaarse verlichting
herinneren in de wagens, bij welke ver
lichting men elkaar nauwelijks kon on
derscheiden en de conducteur de groot
ste moeite had zijn reisbiljetten naar
behoren te behandelen. In de twintiger
jaren ging de tram er toe over agrega^
Sommelsdiilc
tensius, met hun vrouwen werden
zwaar gewond in een ziekenhuis opge
nomen.
Het zou mij niet moeilijk vallen nog
bladzijden vol te schrijven met herin
neringen aan die oude, goede tram.
Doch dit zou te ver voeren. De tram als
vervoermiddel heeft op Flakkee haar
vijftig jaren niet mogen volmaken. Op
22 november 1956 maakte zij haar laat
ste tocht op Flakkeese bodem. Niet,
zoals bij haar komst in 1909, bejubeld
en bezongen in woord en geschrift, doch
met een zucht van verlichting zag men
haar gaan.
Aanleiding tot haar heengaan was de
ontsporing van een tramstel aan de
Dordtsestraatweg te Rotterdam, een
gevolg van de slechte toestand waarin
de baan in de groep Hoeksche Waard
verkeerde. Een verbod tot ryden werd
de tram daar opgelegd. Dit opende
ook de ogen van de Flakkeeënaars.
Een wethouder te Stellendam ging
speuren langs de trambaan en vond
losse bouten en moeren. Dit waren de
stille getuigen dat ook de baan op
Flakkee in desolate toestand ver
keerde.
Gevolg: de tram op ons eiland mocht
niet sneller rijden dan 20 km per uur.
Met deze snelheid was voor de RTM
geen regelmatige dienst meer uit te
voeren. Dr. van Zuylen als directeur
der tram nam een resoluut besluit:
plotseling zagen wij op ons eiland auto
bussen verschijnen en ging de mare on
der de bevolking rond dat de tram als
vervoermiddel had opgehouden te be
staan. Geen sensationeel einde, zoals
WTJ dat b.v. bij de Ned. Spoorwegen
meermalen hebben gezien, waar een
laatste rit van een op te heffen stoom-
traject met veel tam-tam gepaard ging,
want honderden reizigers wilden' zo'n
laatste historische rit meemaken. Flak-^
kee kreeg daarvoor niet de kans
Jarenlang was er geijverd om een
tram op Flakkee te krijgen. Wij mogen
constateren, dat er ook jarenlang is ge
ijverd om de tram op Flakkee te doen
verdwijnen. In de eerste jaren van haar
bestaan floreerde en voldeed zij aardig.
Het was alles nog nieuw en mooi. De
RTM had de moeilijke oorlogsjaren 1914
-1918 doorgeworsteld, ten koste van een
achterstand aan materieel. Dit diende
ingehaald te worden en de gelden hier
voor moesten hoofdzakelijk uit eigen
inkomsten gevonden worden. Doch die
inkomsten liepen achteruit; de concur
rentie van de autobus kondigde zich
aan, iedereen kon naar believen een
autobusdienst exploiteren, ten koste
van de bona fide vervoersondernemin
gen. Ook Flakkee heeft dit wilde auto-
busvervoer gekend in de jaren vóór
1926. In dat jaar greep de regering in,
door een wettelijke regeling voor het
personenenvervoer met auto's in het le
ven te roepen. De RTM ging daarna
zelf enkele autobuslijnen exploiteren.
Doch de strijd om een betere verbin
ding van Flakkee met de rest van het
land was ontbrand. Talloze artikelen
in kranten zijn hierover verschenen.
Verscheidene malen zijn afgevaardig
den van ons eiland wezen praten bij de
directie van de RTM in Rotterdam,
doch het ging allemaal even stroef. Er
kwam geen verbetering. De interne
moeilijkheden bij de tram speelden
hierin mede een rol. Stakingen in 1919
de roep om hogere lonen voor het per
soneel, concurrentie van autobussen.
Flakkee klopte aldoor aan dovemans
oren. Wel werd getracht door uitbrei
ding van de diensten Flakkee meer ge
legenheid te geven zich van het eiland
naar Rotterdam vice versa te verplaat
sen.
Maken wij tenslotte de sprong van
vóór de laatste wereldoorlog naar 1945,
dan zien wij dat er een andere wind
gaat waaien bij de RTM. Men trachtte
de verouderd stoomlocomotieven te ver
vangen door moderne tractie, de diesel
tram deed intrede. Als in 1949 dr. van
Zuylen als directeur de teugels van de
RTM in handen neemt, staat deze voot
de schier hopeloze taak de maatschap
pij weer een gezicht te geven. Tijdens
de laatste wereldoorlog was tengevolge
van beschietingen, inundaties, het tot
zinken brengen van schepen enz. veel
materieel verloren gegaan. Geschoold
trampersoneel was bij beschietingen
van trams om het leven gekomen. Ook
Flakkee kent deze slachtoffers van hun
plicht. Een en ander moest weer in
goede banen worden geleid. Met krach
tige en deskundige hand heeft dr. van
Zuylen dit alles aangepakt, Flakkee zag
de dieseltram verschijnen. Een voor
uitgang, inderdaad.
Doch de tegenslagen voor de RTM
waren nog niet aan een eind gekomen:
Midden in de opbouw trof deze maat
schappij de watersnoodramp van febr.
1953. Het grootste gedeelte van de
trambaan kwam onder water te staan
zelfs waren hier en daar de spoorsta
ven door het water weggeslagen.
Tramdijken werden uit elkaar gesla
gen doch men mag bewondering heb
ben voor de wijze waarop ook de
RTM zich van deze ramp herstelde.
Het herstel aan trambanen werd na
het droogvallen daarvan energiek
aangepakt, spoedig daarna vervulde
hier ziet U afgebeeld de laatste
aanwinst en trots van de R.T.M.,
een gelede autobus op het station
te Blaakschedijk. Het vervoer
middel van de toekomst, ook
voor Flakkee?
zq haar functie weer in onze samen
leving, al viel deze periode samen
met het begin van het einde van de
tram op het eiland
Overzien wij het net van stoomtram-
lijnen, wat door de RTM in 1909 werd
geëxploiteerd en vergelijken -wij dat
met anno 1959, dan valt het op, dat de
meeste der stoomtramdiensten is ver
vangen door autobusdiensten. Niemand
zal daar over treuren. Wat nog rest van
de vroegere glorie, zijn de dieseltram-
verbindingen Rotterdam-Hellevoetsluis
Oostvoorne. Niet ontkent kan worden
dat deze lijnen een belangrijke functie
vervullen in het onderling verkeer met
ons eiland en voor Oostvoorne als bad
plaats in het bijzonder, doch letten wij
op de stormachtige ontwikkeling op in
dustrieel gebied met name op het eiland
Voorne en Putten, dan vragen wij ons
of, hoe lang het nog zal duren dat wij
ons laatste kaartje kunnen kopen voor
een rit per tram naar Rotterdam vice
versa
Niemand is in staat in de toekomst
te kijken, wij zijn echter van mening
dat bij de totstandkoming van de dam
door het Haringvliet ook dan de RTM
nog een belangrijke taak op vervoers
gebied zal blijven vervullen.
C. M. KOSTER
IJsclubstraat 30b
Rotterdam-16
Voor het samenstellen van deze ar
tikelen hebben .wij van verschillende
zijden medewerking ondervonden waar
voor wij onze dank betuigen. Het fo
tomateriaal in deze artikelenreeks af
gedrukt, werd ons voor het grootste
gedeelte ter beschikking gesteld door
de directie der R.T.M.
Een ieder zal het met on!'-.eens zijn,
dat de gladiolen-cultuur op de eilan
den dermate intensief en met zorg
wordt beoefend, dat men in „de oude
bollenstreek" spoedig niet meer de
eilanden kan aanduiden met „de bui
tengewesten".
Terwijl de cultuur-technische kwes
ties als plantwijze, bemesting, ziekten-
bestrijding enz. in vele vergaderingen
zijn besproken en nu vele kwekers de
teelt reeds dermate beheersen, dat een
prima afgewerkt produkt vrij algemeen
is, is het zeker voor velen interessant te
vernemen, hoe en waarom zo vele nieu-
w esoorten van gladiolen worden ge
wonnen.
De gebruikelijke vermenigvuldiging,
knollen geven kralen en kralen geven
knollen, is U allen bekend. Dit is de
vegetatieve vermenigvuldiging.
De generatieve vermenigvuldiging of
wel de geslachtelijke vermeerdering
vormt een geheel apart hoofdstuk in de
kwekerij van gladiolen.
Een soort heeft een betrekkelijk kor
te, soms zeer korte levensduur. Wan
neer een soort 25 jaar met succes te
kweken is, behoort dit tot de uitzonde
ringen. J. S. Bach (inmiddels uitgeteeld)
Picardy en Sneeu-wprinces behoren tot
deze sterke oudjes, waarvan Picardy
met selectie-spuitjes op de been ge
bleven is. Eioemfontein, Acca.Layren-
tia, AUard Pierson en meerdere heb
ben inmiddels ook al de leeftijd der
sterken bereikt, hoewel bij enige soor
ten zich ook al ouderdomsgebreken
(degeneratie) gaan vertonen.
Wil ons hoogstaande sortiment der
halve op peil blijven, dan zal men
moeten trachten door kruising soorten
te produceren, welke de oude degene
rees spoedig kunnen vervangen. Het
winnen van nieuwe soorten is zeer ge
makkelijk. Wij komen hierop later te
rug. Het uitkiezen, het selecteren der
halve van de nieuwe zaailingen is bui
tengewoon moeilijk. Niemand kan met
zekerheid een soort „uittekenen"' ofwel
aanhouden met zekerheid van succes.
De waarde van een soort is afhanke
lijk van vele factoren als groei, gezond
heid, voortplanting, afgesneden in knop
en dan goed openlopen, sterke steel,
lange veer, maar vooral marktwaarde
in het buitenland, en het uitkiezen van
een soort is derhalve de gewichtigste
kwestie voor de winnaar.
Hoe dit alles zich afspeelt en welke
gevolgen een bepaalde keuze kan heb
ben kunt U vernemen in volgende uit
gaven van Eilanden-nieuws. C. M. J.
door W. Schippers
24
„Wat ben jij stil, Mien!" sprak Marie
jen slotte; dat ben ik niet van je ge
hoon, je krijgt toch nog geen slaap?"
„Neen Marie, slaap heb ik niet, doch
veet je waarover ik zit te denken?
pen we daarstraks bij juffrouw Rijn-
erg waren, trok het zo mijn aandacht
at de onnozele Wulfert zo schoorvoe
tend naar binnen kwam, omdat er
yreemden in huis waren, voor wie hij
Jltijd een weinig schuw is.
I „Als een kind stond hij met het geld
|Q de hand en blij als een kind was hij,
|oen zijn moeder hem prees, omdat hij
felf al klompen kon verkopen.
„'t Sneed me door de ziel. Marie, toen
de arme jongen aankeek. Sterk als
|en jonge stier, knapper van persoon
|an de meeste jongens van het dorp, en
aan te weten, dat het de steenworp van
mijn broer was, die het verstand krenk
te in dat hoofd."
Marie wilde iets zeggen, doch Mien
vervolgde: „Jij zult het toch ook wel
gezien hebben, hoe vertrouwelijk hij
naar de opzichter ging en hoe hij met
vreemde, afgebroken klanken, dat men
toch geen praten noemen kan, zacht
wat scheen te vragen.
„Niemand kan hem verstaan dan zijn
moeder en vroeger zijn grootvader.
Maar de opzichter verstaat hem ook, en
de onnozele, die op de vorige kostgan
ger van zijn moeder nooit acht sloeg,
maar altijd deed, alsof hij hem niet zag,
hangt van Limmen aan als een oudere
broer, en alles wat deze van hem heb
ben wil, dóet hij, juffrouw Dalmer heeft
het mij zelf verteld.
„En is het niet verschrikkelijk. Marie"
ging Mien heftig voort,, „dat het weer
mijn broer is, die niet aarzelen zal, als
hij de kans krijgt, om ook van Limmen
in het ongeluk te storten?"
't Gebeurde -waarlijk niet dikwijls,
dat de luchthartige Mien Brakkers som
bere gedachten had, en Marie, die zelf
zich uit de aard der zaak al bezwaard
genoeg voelde, meende toch, dat haar
vriendin de dingen nu wel heel donker
inzag.
„Maar Mien," zei ze op zachte toon,
„nu moet ik toch eerlijk bekemien, dat
^ik niets van je begrijp. Nog geen twee
uur geleden, terwijl ik zat te klapper
tanden van de uitgestane schrik, kon
jij uitbundig gaan staan lachen om het
dwaze figuur, dat je broer vertoonde,
toen hij tegen de kant opkroop, en nu
zie je de toekomst zo somber in, alsof
Bart beslist Albert van Limmen ver
moorden wil.
„Me dunkt," ging Marie niet zonder
een zweem van trots voort, „dat Bart
zich nog wel tweemaal bedenken zal,
vóór hij een man aanvalt, die het bewijs
geleverd heeft, dat het hem niet ont
breekt aan moed en kracht."
„Ik hoop, dat jij gelijk mag hebben.
Marie, maar als je gezien had, met wel
ke ogen Bart ons nakeek, toen van
Limmen was ingestapt en wij wegre
den, dan geloof ik wel, dat je nog meer
ongerust zoudt zijn dan ik.
„Evenwel", ging ze voort, „moet jij
van Limmen waarschuwen, dat hij zo
min mogelijk alleen op s-tille wegen
loopt, op straat in het dorp zal Bart
niets tegen hem durven ondernemen."
Op dit ogenblik hield Dirk het paard
in. De tentwagen stond stil voor de
Klittenhof en terwijl Mien Brakkers
uitstapte, zei ze nog: „Denk er aan,
Marie, dat je goed uit de ogen kijkt, als
je soms met Albert op stille paadjes
kuiert; dan is het gevaar het grootst."
De tentwagen reed weg, nadat de
dochter van Tijs Brakkers was uitge
stapt, maar toen deze in de huiskamer
kwam, waar juist Koosje de lamp had
opgestoken, had zij met een enkele blik
gezien, dat Bart er niet was en dat men
dus op de Klittenhof nog niets wist van
wat er daarstraks op de landweg was
voorgevallen.
„Zo, zo. Mien je hebt het uitgehouden
op Langeveld," sprak haar vader en
Koosje voegde er enigszins spijtig aan
toe:
„Je moest maar even met Marie mee
naar tante Barbara, doch 't is op het
kantje af, dat je thuis bent voor de
koffieboterhamZo doe jij nu altijd."
„Mopper maar niet zus," lachte Mien,
en dadelijk voegde ze er bij
„Waar zit Bart toch, dat ik hem niet
zie?"
„Ja", merkt thans boer Brakkers op,
„waar hij blijft, begrijp ik ook niet; hij
is reeds kort na de middag met de pols-
stok bij zich het land ingegaan om naar
het vee te gaan kijken, dat in de polder
loopt, maar hij had al wel een uur ge
leden thuis kunnen zijn."
„Hij zal wel weer op Klavervier aan
geland zijn," meende Koosje, „hij,schijnt
tegenwoordig nog al goed met buurman
Rokus te kunnen opschieten."
„Aanmerkelijk beter dan met diens
dochter," voegde Mien er lachend bij,
doch toen ze gestommel aan de achter
deur hoorde, lachte ze niet meer, en
zodra ze de zware tred van Bart op de
stenen vloer van het achterhuis hoorde,
kon ze niet beletten, dat haar lippen
begonnen te trillen.
De binendeur werd opengeworpen en
Bart stak even het hoofd naar binnen.
„Mien," riep hij kortaf, „geef mij eens
droog goed, ik ben in de sloot gespron
gen, mijn polsstok'gleed uit."
Mien begreep, dat hij opzettelijk zo
lang in het veld gebleven was, totdat
het donker werd, en met een: „Och
jongen, jij hebt altijd wat," stak ze een
lampje aan en ging naar boven om
droog goed te halen.
Bart sprak geen enkel woord, ter-wijl
zij uit een grote kast de nodige kleren
voor de dag haalde, en toen ze het
lampje op een tafel zette en het droge
goed op een stoel er naast legde, zei hij
nog niets.
Toen ze echter met een: „Ziedaar Bart,
alles wat je nodig hebt," dé kamer -wil
de uitgaan, omklemde even zijn grote
hand haar schouder en met hese stem
fluisterde hij haar in 't oor:
„Vertel niets van hetgeen tussen de
opzichter en mij is voorgevallen van
middag; beloof je het? Of heb je al ge
babbeld?" Dreigend klonk zijn stem,
doch rustig antwoordde het meisje:
„Neen, gebabbeld heb ik nog niet, en ik
zal wel zwijgen ook, doch zal Dirk
zwijgen, zal Marie er niet over spreken
en wie zegt je, dat de opzichter zijn
mond houdt?"
Bart bromde en mompelde iets tussen
de tanden en ging dan voort: „vraag jij
aan Marie, of ze zwijgen wil, ik zal van
avond Dirk nog gaan opzoeken. Wil je
dat dan voor me doen, Mien?"
„Als jij belooft,, dat je de opzichter
niets meer in de weg zult leggen, hij
deed het jou ook nooit dan wil ik zor
gen, dat noch Marie noch de opzichter
iets vertellen van je ellendig gedrag, en
je dubbel en dwars verdiende straf."
„Die voorwaarde neem ik aan. Mien",
riep Bart met ruwe lach; „je zult zien,
dat de opzichter en ik nog de beste
vrinden worden, let maar eens op,"
voegde hij er bij.
Mien keek hem aan, en weer schrok
ze van zijn uiterlijk; zijn lach was on
natuurlijk en in zijn ogen fonkelde
woeste haat.
„Breng het lampje mee, als je klaar
bent, Bart!" riep Mien nog en begaf
zich daarop naar de huiskamer.
Bart ontdeed zich van de natte kleren
en. toen hij een blik geworpen had op
zijn ontblote borst, knarsten zijn tanden
Waar de laars van de opzichter hem
had getroffen, tekende zich een grote,
zwartblauwe vlek op het roze vlees af.
„Als een hond heeft hij mij in de
sloot getrapt en Marie Groskamp en hij
hebben er hartelijk om gelachen, toen
ze wegreden," mompelde hij.
Dan drukte de jonge boer van de
Klittenhof de gebalde vuist op de pijn
lijke plek.
„Die vlek kan maar op één manier
worden uitgewist en dat zal gebeuren,
al mqet ik er ook jaren voor brommen."
(Wordt vervolgd)