ÉiiAnDEn-niEuws Vijftig jaar geleden kwam de tram op ons eiland LAVE RVI ER Opstelwedstrijd Stichting Drinkwaterleiding Feestelijke intocht Belangrijke redevoeringen Tram stel met z.g. „bakken-locomotief" blad Vrijdag 1 mei 1959 No. 2791 56 d. )IT HEI JLast van zenuwen? Het grote moment Triomftocht over het eiland Naar Goeree en Ouddorp Feest in de remise De Dom te Utrecht Dissonan ten aldaar? Vrees voor overbe volking en oud praatje. In de drukte en veelzijdigheid van bns tegenwoordig maatschappelijk le- Ln treden, zoals te begrijpen is, wel Lns dissonanten op. Een dissonant is Ln vals klinkend akkoord in de mu ziek of in de zang. Het instrument kan Iets mankeren of wel de speler of de langer doet het verkeerd. Nu via de kranten een dissonant ge hoord. Er zijn er uiteraard dagelijks neerdere, maar deze zit toch helemaal verkeerd. Nog wel uit de Domkerk te Wecht. 't Behoeft nog niet direct uit ^en preek te zijn; men houdt in dat eerbiedwaardige kerkgebouw ook wel lezingen of andere samenkomsten. Daar Is zo men zegt in zulk een oud, majes- lieus gebouw geschiedenis in steen. De ^oge zuilen en ramen zien op U neer pan eeuwen; hier hebben al duizenden Be voet gezet die niet meer zijn----hodi "mihi, eras tibi.... heden ik, morgen **gij.... de mens gaat naar zijn eeuwig huishier ging ook vader als kind ter kerkewèl hem wie 't Godsge bouw tot voorportaal van de hemel mocht zijn, want dat is hier ook ge beurd. En welke beroemde godzalige Dienaren hebben in deze kathedraal al de stem verhevenhoort, en Uwe ziel zal leven!---- Rondom de Dom van Utrecht is dan •nog de oude kloostergang. Wat al voe- ■ten hebben hier getreden! Hier liepen de monniken al biddend heen en weer. 19 Vensters met mooie bogen geven uit zicht op de binnenplaats. Boven de ra men fraai beeldhouwwerk. Ja, het voorgeslacht was heel wat mans, meer dan 't nageslacht. Eén raam is met een dik touw vastgeknoopt, 't zit er zeker al lang, het touw is oud, maar neen, als ge goed kijkt ziet ge dat het touw. van steen is. Zó heeft de olijke bouwer het toen gemaaktalsof het al dade lijk kapot was. En voorts begrijpt nog niemand hoe jUtrecht zo'n fraaie hogetoren kreeg, lioe men er in slaagde, toen amper iiijswerktuigen bekend waren, de enor- ne blokken steen zó hoog aan te bren gen. Maar nu de dissonant. Het Centraal 3ureau voor Evangelisatie houdt in de Dom korte Bedrijfsdiensten voor de wer kenden, in het pauze-uurtje. Nu heeft Prof. Kruijt van de Rijks Univ. te Jtrecht, daar gezegd dat er overbevol king dreigt in de wereld maar ook in Nederland. Dat wordt me nu kriebelig van bin nen. De prof. wees er op dat vroeger ^onlangs besprak ik dit in deze rubriek bok) wel de helft van het aantal gebo ren kindgren stierf. Thans is dat veel Verbeterd, ons geboortecijfer is 21,2 per 1000 inw. en het sterftecijfer laag, ge zoudt zeggen: dat hadden onze groot ouders nooit kunnen dromen. Of mis schien, ja grootmoeder droomde er wel eens van, dat alle kinderen bleven le ven maar achdie werkelijkheid die zo vaak terugkerende verliezen Toch loopt het geboortecijfer achter- J"uit; de laatste 5 jaren is het resp. 21,7, 21,5, 21.3, 21,2, 21,2 per 1000 inwoners. In 1901-1905 was het 31,6. Kort samengevat, prof. Kruijt vindt, dat de jonge gezinnen moeten worden TOorgelicht. Alleen door begrip en averleg kan Nederland voor het gevaar ran overbevolking beveiligd worden, ildus de professor. Nu vraag ik UEn dat wordt ten Jeste gegeven in een opendeurdienst in jnze vermaarde oude Dom. Daar is wel eens betere taal gehoord. Dankbaar moet erkend dat onze zui gelingensterfte daalt. De kraamzorg is zeer verbeterd, dat heeft God ons ge geven. Er is geld onder de mensen, nie mand heeft meer honger daar moet U de grootmoeders eens naar vragen wat er afgeworsteld werd in vorige tijd als er weer een kind geboren was in een kleine donkere vochtige kamer ;pn onze tijd is er kindertoeslag, bedoeld lAfoor de erg grote gezinnen, maar gege- ïVen ook voor het éérste kind; kortom j^er is weelde en nog is het niet goed en Imoet het praatje van overbevolking de -Bmensen vrees aanjagen en tot slechte Ipraktijken brengen. Het is toch wel heel ferg! De professor gaf ook cijfers over de Bvereldbevolking. Deze neemt erg toe. In vele landen is soms voedselgebrek. Geboorteregeling acht de hooggeleerde volkomen geoorloofd en nodig. Nu heeft een eeuw geleden Malthus ook al overbevolking voorspeld. Zijn theorieën zijn volkomen verkeerd ge bleken. Maar zij leidden tot veel on geoorloofde dingen in het huwelijk en daarbuiten. Nederland is ook overal toegankelijk voor. Wanneer wij ons tegen zulke rede nering verzetten, sluit dat niet in dat wij niet geneigd zouden zijn voedsel e.d. naar alle delen van de wereld te zenden. Een vraag: is het niet opmer kelijk dat wij heel de wereld omspan nen met schip en vliegtuig en er toch niet in slagen met alle landen af te spreken voldoende voedsel naar de lij dende oosterse volken te brengen? Het is of onze wetenschap en rijkdom ons toch hier in de steek laten. Dat een mens ter wereld komt ge schiedt naar 's Heeren Raad en ordi- nantie. God schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis. Hij is met verstand en een onsterfelijke ziel bedeeld. Moe ten wij zeggen: wij willen niet zoveel van zulke wezens op aarde hebben? Zal God over deze dingen geen recht doen? Het spijt mij dat zelfs de christelijke krant zoveel ruimte aan 's professors lezing geeft. En voor de komende 50 jaar geeft professor ook prognoses, dat zijn op berekening of ervaring berus tende voorspellingen. Het zal in het jaar 2000 helemaal erg zijn met al die miljoenen mensen. Nu, de aarde brengt gelukkig nog erg veel voort. Zoveel dat wij herhaaldelijk de produkten vernietigen. De wereld is Gods wereld. Hij zal er zeker een oog op houden. Als men op voorzeggingen gesteld is dan zij aanbevolen maar veel in de profeten en in het Boek Openba ringen te lezen. Daar wordt de zonde en wordt het ongeloof in karakter en ge volg getekend. Het beest en de valse profeet worden gegrepen en in de poel des vuurs geworpen. Er mocht van de daken (en zeker van elke preekstoel) wel een luid protest tegen zulke voor lichting als van prof. Kruijt, gegeven worden. In Uwe trouw, zo gunstig toegezeid, zal elk geslacht, ja 't eind der eeuwen delen. Deez' aard is hecht, door Uwe hand bereid. Haar stand blijft vast, al wiss'len haar tonelen. (Ps. 119 45). Waarnemer. Mijnhardt's Zenuwtabletten helpen U et overheen. Anke de Ruiter, leerlinge van de O.L. school te Dirksland, behaalde de eerste prijs in de opstelwedstrijd uitge schreven door „De Stichting Drinkwa terleiding" in verband met haar 25-jarig bestaan. Er zijn ongeveer 1900 opstellen voor deze wedstrijd ingezonden. Belangrijke gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit. Zo was het ook met de opening van de stoomtramlijnen op ons eiland. De bevolking had met be langstelling het vorderen en de afbouw van alles wat met de indienststelling der tram te maken had, gevolgd. Uitgebreide proefritten met de tram wer den gehouden, om te controleren of de baan aan alle te stellen eisen voldeed. Deze baan blikkerde in de voorjaarszon en trok als het ware een zilver lint door de vruchtbare polders. Allemaal gloednieuw wat tot stand was gekomen, zowel de trambaan als het rollend materieel; het beste uit die tijd werd inge zet. Dit zou de trots van Flakkee worden: een eigen heuse stoomtram, die de welvaart van ons eiland zou doen toenemen. Bejubeld door haar komst in woord en geschrift, zoals uit het verdere relaas hieronder zal blijken. De ope ning was vastgesteld op 30 april 1909, doch Nederland van die dagen leefde in de roes van de aanstaande geboorte van een Oranjetelg, dus zou deze da tum nog verschoven kunnen worden naar later. Doch de R.T.M, was op die datum met de voltooiing van haar net op ons eiland gereed. Het werd inderdaad een latere datum, want 30 april had de met spanning ver wachte geboorte van Prinses Juliana plaats. De opening van de tramlijn kon wel wachten. Men had zich trouwens de eeuwen door niet veel zorg gemaakt over een vaste verbinding met de „over kant", dus een dag later maakte voor het geslacht van het begin onzer eeuw niet zoveel uit. Telegraaf en telefoon werkten op hoogspanning om het nieuws van de geboorte van de Prinses wereldkundig te maken en zo kwamen in de Rosestraat no. 3 te Rotterdam de berichten van verhindering om de offi ciële opening van de tramdiensten op Flakkee bij te wonen aan de lopende band binnen. De toenmalige directie nam het besluit de opening op 1 mei te doen plaatshebben. Zo zien we dan op die morgen een grote schare belang stellenden aan het Havenhoofd te Mid- delharnis staan, wachtend op de veer boot „Min. Ph. W. van der Sleijden", speciaal ingelegd voor het overbrengen van de autoriteiten en genodigden voor deze gebeurentis. De trams voor de richting Ouddorp en Ooltgensplaat waren inmiddels ge arriveerd om de feestelijke rit over het eiland straks aan te vangen. Het mu ziekkorps „Sempre Crescendo" had zich aan het begirt van de aanlegplaats voor de boot opgesteld. De burgemeester van •Middelharnis, de heer Ulbo J. Mijs zou namens alle gemeentebesturen op het eiland bij aankomst de autoriteiten en genodigden begroeten. De wachtenden aan het Havenhoofd troffen het echter niet met het weer: we lezen daarover dat het een sombere en koude ochtend was met zware regenvlagen uit donke re wolkenbanken. Intussen is de veerboot afgemeerd en stappen de autoriteiten aan de wal. De eerste officiële vaartocht heeft de „Mi nister" volbracht. „Sempre Crescendo" is de eerste, die allen met haar muziek welkom heet en vrolijk klonken de to nen van ons oude „Wilhelmus". Als eerste spreker trad naar voren, de heer Ulbo J. Mijs, die namens het gehele eiland een woord van welkom sprak tot de autoriteiten. Dit welkom vond plaats in de open lucht voor het wachthuisje van de pontonknecht, juist tussen enkele buien door. Hetgeen deze spreker zei was er echter niet minder belangrijk om. Eén passage uit diens welkomstwoord nemen wij hier over, omdat het ons laat zien dat ook in vroeger tijden geijverd werd voor een De fraai versierde remise, waar het feest van de openstelling der tramlijnen in werd gevierd. Het gebouw er naast is onlangs uitgebrand. goede verbinding met het vasteland. Deze pasgage luidt als volgt: „Lang en met ongeduld hebben wij gewacht op dezen dag. Niet minder dan dertig jaren zijn heengegaan se dert het denkbeeld van den aanleg dezer verbinding voor Flakkee het eerst ter sprake kwam. Maar op dezen dag zien wij onze wenschen in ver vulling gaan en onze blik ziet thans naar de toekomst." Uit bovenstaande kan men conclu deren, dat reeds in het jaar 1879 de ge dachte bij de Flakkeeënaars leefde van een verbinding met Rotterdam. Men heeft toen natuurlijk (in 1879 n.l.) niet gedacht aan een stoomtramverbinding, daar deze in feite nog uitgevonden moest worden, althans voor massaal vervoer. Typisch is echter, dat in 1878 de R.T.M, werd opgericht, als zuiver Rotterdamse aangelegenheid, voor het exploiteren van paardetramdiensten binnen het stadsgebied. Men dacht toen niet aan de uitvoering van stoomtram diensten op de eilanden, doch een jaar na de oprichting der R.T.M, ging op Flakkee de gedachte aan een verbinding met Rotterdam leven. De gedachten van hun zullen zich echter wel bewogen hebben in de richting van een stoom bootverbinding. Hoewel, de heer Ulbo J. Mijs sprak in zijn rede als boven vermeld toch over dertig jaren en deze verbinding. Wie geeft hier de oplossing. Na dit intermezzo keren wij terug naar de officieële ontvangst op het „Hoofd". De rede van de heer Mijs werd beantwoord door mr. J. Knotten belt, voorzitter van de Raad van Com missarissen der R.T.M., welke het ver dere deel van de dag als gastheer op trad. In zijn dankwoord „roemde hij Flakkee als een land van toekomst, dat velen onzer betreden met een Colum- busachtig gevoel, nochthans van een groot verleden." Verder deelde hij mede, dat de totale kosten van de totstandko ming dezer tramlijnen de maatschappij Jkwam te staan op ongeveer 2 miljoen gulden. Na de ontvangst en toespraken aan het „Hoofd" stapten de hooggehoede heren in de gereedstaande feestelijk versierde trams, om haar zegetocht over het eiland te beginnen. Inderdaad, ze getocht! Alle stations langs de route van de trams waren versierd, erepoorten met een welkom aan de tram waren over de trambaan geplaatst. Aangekomen te Middelharnis stonden op het station de kinderen van alle lagere scholen opge steld, die in hun lied de komst van de tram als volgt bezongen: Hoezee, hoezee, de tram rijdt op Flakkee Kyk, kijk, daar komt ze aan. Ze blijft hier even staan. Stap in, stap in en rij maar mee! Na afhandeling van de officieële ont vangst te Middelharnis, het hoofdstati on voor Flakkee, zette de tram haar feestrit voort, één in de richting van Ooltgensplaat en no. twee in de richting Ouddorp, welke laatste tram wij op haar tocht in het kort zullen volgen. Te Dirksland was het burgemeester Zaayer die autoriteiten en de feesttram ontving. Het muziekkorps liet vrolijke muziek over het station schallen. De schoolkinderen zouden zingen, doch tot aller verwondering waren deze nog niet aanwezig. Moesten waarschijnlijk uit slapen en bijkomen van de vermoeienis sen van de vorige dag, waar ze zich hadden ingespannen ter gelegenheid van de geboorte van Prinses Juliana. „Dirksland zal alles doen wat mogelijk is, om het welvaren van de tram te bevorderen en te dienen", was de be lofte van deze gemeente aan de directie van de R.T.M. >^-. Op deze foto ziet U de tram te Ouddorp op welke foto is te zien dat zij werd genomen tijdens de wereldoorlog 1914-1918. Militairen, toentertijd te Ouddorp gelegerd, staan op het punt in de tram te stappen. Let ook op de eigenaardige vorm van de locomotief, de z.g. „bakkenlocomotief", waarvan de R.T.M, er korte tijd twee op ons eiland in dienst had. U ziet de uitstekende bak aan de voorzijde van de locomotief. Zoals op alle stations waar de feest tram aankwam, stond ook te Melissant het muziekkorps opgesteld om de tram te ontvangen. Nog onder de indruk waarschijnlijk van de geboorte van de Prinses, werd eerst het Wilhelmus in gezet; de hoge hoeden gingen daarbij van het hoofd, alles wat uniform droeg nam de houding aan. Daarna was het de beurt van de jeugd om in haar lied de tram welkom toe te zingen. Te Stellendam speelde zich het zelfde af als in de vorige plaatsen: zang, mu ziek, toespraken van plaatselijke auto riteiten, waarin deze wezen op het gro te belang van de tram voor Stellendam, vooral met het oog op een snelle afvoer van vis en garnalen naar Rotterdam. Ongekende mogelijkheden zag Stellen dam voor haar visserij door deze snelle verbinding. Reeds van verre afstand was het welkom van Goedereede aan de tram te zien: de dom van het oude stadje was opzeldzaam prachtige wijze ver sierd. In alle verslagen uit die tijd wordt dit feit als iets bijzonders ver meld. „Goeree met zijn prachtige ver sierden dom en zeldzame „vlaggentooi", lezen wij daar. Tenslotte het eindstation Ouddorp. Ook deze gemeente had veel werk er van gemaakt om de tram op feestelijke wijze te ontvangen. Leest U maar wat de verslaggever van die tijd er over schrijft: „Moet gezegd: Ouddorp had er werk van gemaakt; mooie eerepoorten van Welkom en Hulde sierden het dorp. Na vriendelijke groeten en plichtple gingen, werden de oranjestrikjes op de jassen der autoriteiten bewonderd, want ze wisten in Ouddorp nog niet dat er een prinses was geboren en de klok had om 2 uur ook niet geluid, volgens beweren." (Zou het inderdaad zo geweest zijn', dat men te Ouddorp in de namiddag van 1 mei 1909 nog niet wist, dat er op 30 april een prinses was geboren? Wij kunnen ons dat in onze tijd moeilijk voorstellen, doch misschien zijn er on der onze oudere lezers te Ouddorp nog personen, die ons daarover kunnen in lichten). Het welkom aan de tram te Ouddorp werd uitgesproken door de heer J. Voogd. Ook hier weer zang van school kinderen en muziek van het fanfare korps. Mr. Knottenbelt was op ieder station de tolk van de R.T.M., om de inwoners van de diverse gemeenten te danken voor de schitterende ontvangst van de eerste tram op Flakkee. Het laatste ge deelte van zijn dankwoord te Ouddorp uitgesproken luidde als volgt: „Als alle wenschen, die vandaag over de R.T.M, zijn uitgesproken in ver vulling komen, gaan we waarlijk een schitterende toekomst tegemoet. Vriendelijk steek ik de Ouddorpers een pluim op den hoed; uw dorp is voor ons van groote beteekenis, want het geeft ons water voor stoom, want wat zou een stoomtram zonder stoom zijn?' Het merendeel der bronnen, die wij geraadpleegd hebben voor het samenstellen van deze artikelen, vermelden als datum van ope ning der tramlijnen op Flakkee 1 mei 1909. Ook wijlen de heer Roerade, chef-machinist te Rot terdam, die de eer te beurt viel de feesttram naar Ouddorp te mogen rijden, heeft ons indertijd meermalen meegedeeld, dat de opening van 30 april werd ver schoven naar 1 mei. Voor reacties uit onze lezerskring hierop betrekking hebbend, hou den wij ons gaarne aanbevolen. C. M. K. Op de terugweg naar Middelharnis werd te Dirksland nog even gestopt, om de daar inmiddels gearriveerde schoolkinderen alsnog gelegenheid te geven hun liedjes voor de tram te zin gen. De rit naar Ooltgensplaat verliep zo ongeveer in dezelfde geest als die naar Ouddorp. Te Nieuwe Tonge had de be volking een bord aan een boom gespij kerd met het opschrift: „Hulde aan de Tram s.v.p." Te Ooltgensplaat was de gehele be volking uitgelopen om de tram te be-, groeten. De welkomstrede werd hier uitgesproken door de heer L. J. Wolters voorzitter van Alg. Belang, Boerenbe- lang en Schuttevaer. In een kletterende hagelbui gingen veel van zijn woorden verloren Nadat de trams uit beide richtingen te middelharnis waren teruggekeerd van de glorietocht over ons eiland, be gaf een groot gezelschap zich naar de remise, waar de opening der stoom tramlijn op Flakkee op feestelijke wijze gevierd zou worden. Voor deze gele genheid was de remise omgetoverd in een lustoord, kosten noch moeite wa ren gespaard om van dit feest iets te maken, waarover men na jaren nog zou spreken. De beste koks waren ingezet om het feestdiner te verzorgen, de fijn ste dranken werden geserveerd. De ver siering van de remise was verzorgd door de firma Allan te Rotterdam, welke fir ma ook de leverancier was van een groot gedeelte van het rollend materi eel voor de R.T.M. Vele toasten en goede wensen wer den er uitgebracht op het welzijn en bloei voor de tram in het algemeen en op die van Flakkee in het bijzonder. In alle redevoeringen kwam de naam van de heer Guichart weer naar voren, als de grote man van de R.T.M., onder wiens leiding de totstandkoming van de stoomtramlijnen op ons eiland werke lijkheid kon worden. Ir. van 't Hoogerhuis werd geprezen voor de wijze waarop hij na het aan vaarden van het directeurschap der R.T.M. in 1907 het werk van diens voornganger voortzette. (Vervolg pag. 2 Ie kolom,) door W. Schippers Soms werd ze boos op zichzelf. Wat laü ze toch uit te staan met die wild- Teemde jongeman, met wie ze ternau- 'Wernood enkele woorden gewisseld had aoch over wie ze genoeg gehoord had van tante Dalmer? Want die was steeds - TOJ lof over hem. Allereerst, omdat hij ich zo geheel en al het lot van Wulfert laa aangetrokken en met hem omging us ware hij zijn jongere broer. Overal wm hl] de onnozele jongen mee heen. steeds wist hij iets te vinden, waarmee de ongelukkige klompenmaker een genoegen kon doen. 7=n w'^f'^ hadden de bewoonsters an het doodgravershuisje zo met hun rpttT.^ kostganger op, omdat hij zo •ir:l\^^ gemakkelijk was in de om- S; u godvruchtige jongeman rfpml-^^ ^^^^"swijze in overeen- rere^pw'^t' ^^tSeen hij bij ze ere gelegenheid zo krachtig in woor- MlanH t^'ï.^u'^'^"^^' <^at zijn hart de ust^l.°?®^°°'^<^e' <^at hij vrede en "l^^^^nden had aan de voet van het •ruis en dat zijn leven in dienst stond van Hem, die zoveel voor hem had ge daan. Van Limmen was behulpzaam en wist in zijn vrije tijd telkens weer een karweitje ter hand te nemen, waarmede hij zijn kostjuffrouw een genoegen deed. Het tuintje achter het huis had er altijd keurig netjes uitgezien, ook toen Wulfert er geheel alleen, of soms door zijn moeder geholpen, voor zorgde, maar thans was het een kleine lusthof en op een nieuw aangelegd ovaalvor- mig bloembed groeiden en bloeiden bloemen, welke in het dorp totnogtoe onbekend waren geweest. Van alles en nog wat had juffrouw Dalmer aan Marie verteld en zo was ze ook te weten gekomen, dat de op zichter niet, zoals ze had gedacht, een stadsmens was, doch dat hij afkomstig was uit Friesland, waar zijn vader een flinke bezitting had en zich met zijn vijf andere zoons geheel wijdde aan landbouw en veeteelt. Het dorp, waar van Limmen was ge boren, had zo'n vreemde naam, dat men die in het doodgravershuisje niet kon uitspreken, laat staan onthouden. Het was al weer een paar maanden geleden, dat Marie al dat nieuws ver nomen had, en in die tijd had ze reeds meer dan eens de jonge opzichter over wie juffrouw Dalmer zoveel te babbe len had, ontmoet. 't Leek toevallig, doch wanneer twee jonge mensen, wier harten voor elkan der beginnen te kloppen, elkaar ont moeten, dan schijnen die eerste ont moetingen doorgaans zonder opzet te zijn, doch van beide zijden wordt dan nogal eens een handje geholpen. In dit geval was het nogal vanzelf sprekend. Rokus Groskamp had name lijk nog één zuster in leven, die een paar jaren ouder was dan de boer van Klavervier. Zij was op later leeftijd met een boer getrouwd, die een goed uur verderop in een geliucht woonde. Haar man was door een ongeval hulp behoevend geworden en van dit ogen blik af had tante Barbara, zoals men haar op Klavervier noemde, de leiding der boerderij op zich genomen. Tante Barabara had in haar manier van optreden wel iets van haar broer Rokus weg en ook uiterlijk leken ze veel op elkaar, doch al was ze schijn baar wat kortaf en bars, allen, die haar goed kenden, waren het er over eens, dat tante Barbara een hart van goud had. Rokus had haar aangeraden, de zaken maar aan kant te doen en stil te gaan leven. Zelfs had hij haar aangeboden, om haar intrek bij hem, op Klavervier te nemen. Tante Barbara had echter zijn goed gemeende voorstel van de hand gewe zen, ze wilde niemand tot last zijn en bovenal vrij wezen in haar beweging; buitendien was ze gehecht aan maar boerderij, ondanks alle beslommeringen, verbonden aan het beheer van een der gelijk bedrijf. Zo was tante Barbara op dezelfde voet blijven doorgaan als toen haar man nog leefde. Marie was van jongsaf tante Barba ra's lieveling geweest en toen ze wat ouder geworden was, ging er bijna geen week voorbij, dat ze niet een poosje doorbracht op Langeveld, zoals de hoe ve genoemd werd. De laatste jaren echter, toen Marie meer voor haar moeder in de huishou ding was gaan doen, werden die veel vuldige bezoeken op Langeveld uit de aard der zaak wat minder, doch des zondagsmiddags bleef ze haar gewoonte getrouw vaak naar tante Barbara te wandelen en er tot het vallen van de avond te vertoeven. Het was in het laatste van juli, dat Marie des middags aan tafel zei: „Vader, hebt U soms nog een bood schap voor tante Barbara; ik wilde straks naar Langeveld gaan." Een ogenblik trommelde de boer van Klavervier gedachteloos met de vingers op tafel. Tenslotte sprak hij: „Ja, dat is waar ook. Zeg maar aan tante Barbara, dat ik, indien ze lust heeft, enige kalveren te verkopen, aanstaande donderdag ze zal laten halen. Vrijdag komt er een veekoper op Klavervier en dan gaat het in één moeite door. Ze behoeft ze dan niet over een paar weken naar de markt te zenden." „'k Zal er voor zorgen vader," ant woordde Marie, en zo ging ze op deze mooie zondagmiddag op weg naar de hoeve van tante Barbara. Reeds vroeg in de middag kwam ze op Langeveld en toen ze de zware ijzeren poort open duwde en weer zorgvuldig sloot, zag ze de boerin van Langeveld reeds in de deuropening staan. „Zo kind, benje daar eindelijk? Hoe komt het, dat je'in geen vier weken bij me geweest bent? Is het, omdat je het saai gaat vinden bij je oude tante, of kan je niet best de weg meer vinden naar Langeveld?" Met deze, op luide, ietwat harde toon uitgesproken woorden, werd Marie Gros kamp door de meesteres van Langeveld ontvangen, doch het meisje wist wel, dat tante Barbara blij was, dat ze haar weerzag, en daarom sloeg ze lachend de arm om de forse nek van de boerin en kuste haar op de wang. „Ik vind het nooit saai op Langeveld, dat weet U ook wel, tante, maar ik heb lang zo veel gelegenheid niet meer als vroeger om voor een paar uurtjes weg te snappen voor een bezoek aan tante Barbara." Even namen de nog scherpe ogen van tante Marie goed op, toen zei ze: „Laten we hier gaan zitten onder de oude ap pelboom, dan hebben we schaduw; ik vind het tamelijk warm." Zodra ze samen in de schaduw van de appelboom gezeten waren, riep tan te Barbara met een stem als die van een kommanderend gezagvoerder: „Bet! zorg voor thee, en breng een tafeltje hier!" Een stevige dienstmeid met blozende wangen en dikke, rode armen, bracht een tamelijk zware tafel, groette met een vrolijke lach en een vertrouwelijk „dag Marie" de pas aangekomene, en verdween dan weer in de keuken om voor de thee te zorgen. „En vertel me nu eens, wat je hebt; het gaat in de laatste tijd lang niet zo als het gaan moet daar bij jullie op Klavervier." Marie aarzelde even voor ze antwoord gaf op die vraag van tante Barbara. „O ja, laat ik eerst de boodschap doen, die vader me heeft opgedragen. Als U misschien kalveren wilt verko pen, zal vader ze donderdag laten ha len; aanstaande vrijdag zou er een vee koper op Klavervier komen." Even dacht tante Barbara na, doch dan fronste ze de zware wenkbrauwen. „Neen, zeg maar tegen je vader, dat ik wel kalvers te koop heb, maar dat ik geen zin heb, ze te verhandelen aan die verkopers. De lui zijn me door gaans te onbarmhartig voor het stom me goed, en dat kan ik niet best heb ben; neen, dan laat ik ze liever door een van mijn eigen volk naar de markt brengen met de opdracht, ze zo mo gelijk aan een boer te verkopen.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1959 | | pagina 5