ÉiiAnDEn-niEuws
Vijftig jaar geleden kwam de tram op ons eiland
LAVE RVI ER
Opstelwedstrijd
Stichting
Drinkwaterleiding
Feestelijke intocht
Belangrijke redevoeringen
Tram stel met z.g. „bakken-locomotief"
blad
Vrijdag 1 mei 1959
No. 2791
56
d.
)IT HEI
JLast van zenuwen?
Het grote moment
Triomftocht over het eiland
Naar Goeree en Ouddorp
Feest in de remise
De Dom te Utrecht Dissonan
ten aldaar? Vrees voor overbe
volking en oud praatje.
In de drukte en veelzijdigheid van
bns tegenwoordig maatschappelijk le-
Ln treden, zoals te begrijpen is, wel
Lns dissonanten op. Een dissonant is
Ln vals klinkend akkoord in de mu
ziek of in de zang. Het instrument kan
Iets mankeren of wel de speler of de
langer doet het verkeerd.
Nu via de kranten een dissonant ge
hoord. Er zijn er uiteraard dagelijks
neerdere, maar deze zit toch helemaal
verkeerd. Nog wel uit de Domkerk te
Wecht. 't Behoeft nog niet direct uit
^en preek te zijn; men houdt in dat
eerbiedwaardige kerkgebouw ook wel
lezingen of andere samenkomsten. Daar
Is zo men zegt in zulk een oud, majes-
lieus gebouw geschiedenis in steen. De
^oge zuilen en ramen zien op U neer
pan eeuwen; hier hebben al duizenden
Be voet gezet die niet meer zijn----hodi
"mihi, eras tibi.... heden ik, morgen
**gij.... de mens gaat naar zijn eeuwig
huishier ging ook vader als kind
ter kerkewèl hem wie 't Godsge
bouw tot voorportaal van de hemel
mocht zijn, want dat is hier ook ge
beurd. En welke beroemde godzalige
Dienaren hebben in deze kathedraal al
de stem verhevenhoort, en Uwe ziel
zal leven!----
Rondom de Dom van Utrecht is dan
•nog de oude kloostergang. Wat al voe-
■ten hebben hier getreden! Hier liepen
de monniken al biddend heen en weer.
19 Vensters met mooie bogen geven uit
zicht op de binnenplaats. Boven de ra
men fraai beeldhouwwerk. Ja, het
voorgeslacht was heel wat mans, meer
dan 't nageslacht. Eén raam is met een
dik touw vastgeknoopt, 't zit er zeker
al lang, het touw is oud, maar neen,
als ge goed kijkt ziet ge dat het touw.
van steen is. Zó heeft de olijke bouwer
het toen gemaaktalsof het al dade
lijk kapot was.
En voorts begrijpt nog niemand hoe
jUtrecht zo'n fraaie hogetoren kreeg,
lioe men er in slaagde, toen amper
iiijswerktuigen bekend waren, de enor-
ne blokken steen zó hoog aan te bren
gen.
Maar nu de dissonant. Het Centraal
3ureau voor Evangelisatie houdt in de
Dom korte Bedrijfsdiensten voor de wer
kenden, in het pauze-uurtje. Nu heeft
Prof. Kruijt van de Rijks Univ. te
Jtrecht, daar gezegd dat er overbevol
king dreigt in de wereld maar ook in
Nederland.
Dat wordt me nu kriebelig van bin
nen. De prof. wees er op dat vroeger
^onlangs besprak ik dit in deze rubriek
bok) wel de helft van het aantal gebo
ren kindgren stierf. Thans is dat veel
Verbeterd, ons geboortecijfer is 21,2 per
1000 inw. en het sterftecijfer laag, ge
zoudt zeggen: dat hadden onze groot
ouders nooit kunnen dromen. Of mis
schien, ja grootmoeder droomde er wel
eens van, dat alle kinderen bleven le
ven maar achdie werkelijkheid
die zo vaak terugkerende verliezen
Toch loopt het geboortecijfer achter-
J"uit; de laatste 5 jaren is het resp. 21,7,
21,5, 21.3, 21,2, 21,2 per 1000 inwoners.
In 1901-1905 was het 31,6.
Kort samengevat, prof. Kruijt vindt,
dat de jonge gezinnen moeten worden
TOorgelicht. Alleen door begrip en
averleg kan Nederland voor het gevaar
ran overbevolking beveiligd worden,
ildus de professor.
Nu vraag ik UEn dat wordt ten
Jeste gegeven in een opendeurdienst in
jnze vermaarde oude Dom. Daar is wel
eens betere taal gehoord.
Dankbaar moet erkend dat onze zui
gelingensterfte daalt. De kraamzorg is
zeer verbeterd, dat heeft God ons ge
geven. Er is geld onder de mensen, nie
mand heeft meer honger daar moet
U de grootmoeders eens naar vragen
wat er afgeworsteld werd in vorige tijd
als er weer een kind geboren was in
een kleine donkere vochtige kamer
;pn onze tijd is er kindertoeslag, bedoeld
lAfoor de erg grote gezinnen, maar gege-
ïVen ook voor het éérste kind; kortom
j^er is weelde en nog is het niet goed en
Imoet het praatje van overbevolking de
-Bmensen vrees aanjagen en tot slechte
Ipraktijken brengen. Het is toch wel heel
ferg!
De professor gaf ook cijfers over de
Bvereldbevolking. Deze neemt erg toe.
In vele landen is soms voedselgebrek.
Geboorteregeling acht de hooggeleerde
volkomen geoorloofd en nodig.
Nu heeft een eeuw geleden Malthus
ook al overbevolking voorspeld. Zijn
theorieën zijn volkomen verkeerd ge
bleken. Maar zij leidden tot veel on
geoorloofde dingen in het huwelijk en
daarbuiten. Nederland is ook overal
toegankelijk voor.
Wanneer wij ons tegen zulke rede
nering verzetten, sluit dat niet in dat
wij niet geneigd zouden zijn voedsel
e.d. naar alle delen van de wereld te
zenden. Een vraag: is het niet opmer
kelijk dat wij heel de wereld omspan
nen met schip en vliegtuig en er toch
niet in slagen met alle landen af te
spreken voldoende voedsel naar de lij
dende oosterse volken te brengen? Het
is of onze wetenschap en rijkdom ons
toch hier in de steek laten.
Dat een mens ter wereld komt ge
schiedt naar 's Heeren Raad en ordi-
nantie. God schiep de mens naar Zijn
beeld en gelijkenis. Hij is met verstand
en een onsterfelijke ziel bedeeld. Moe
ten wij zeggen: wij willen niet zoveel
van zulke wezens op aarde hebben? Zal
God over deze dingen geen recht doen?
Het spijt mij dat zelfs de christelijke
krant zoveel ruimte aan 's professors
lezing geeft. En voor de komende 50
jaar geeft professor ook prognoses, dat
zijn op berekening of ervaring berus
tende voorspellingen. Het zal in het
jaar 2000 helemaal erg zijn met al die
miljoenen mensen.
Nu, de aarde brengt gelukkig nog erg
veel voort. Zoveel dat wij herhaaldelijk
de produkten vernietigen. De wereld is
Gods wereld. Hij zal er zeker een oog
op houden. Als men op voorzeggingen
gesteld is dan zij aanbevolen maar veel
in de profeten en in het Boek Openba
ringen te lezen. Daar wordt de zonde en
wordt het ongeloof in karakter en ge
volg getekend. Het beest en de valse
profeet worden gegrepen en in de poel
des vuurs geworpen. Er mocht van de
daken (en zeker van elke preekstoel)
wel een luid protest tegen zulke voor
lichting als van prof. Kruijt, gegeven
worden.
In Uwe trouw, zo gunstig toegezeid,
zal elk geslacht, ja 't eind der eeuwen
delen. Deez' aard is hecht, door Uwe
hand bereid. Haar stand blijft vast, al
wiss'len haar tonelen. (Ps. 119 45).
Waarnemer.
Mijnhardt's Zenuwtabletten
helpen U et overheen.
Anke de Ruiter, leerlinge van de
O.L. school te Dirksland, behaalde de
eerste prijs in de opstelwedstrijd uitge
schreven door „De Stichting Drinkwa
terleiding" in verband met haar 25-jarig
bestaan.
Er zijn ongeveer 1900 opstellen voor
deze wedstrijd ingezonden.
Belangrijke gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit. Zo was het ook met
de opening van de stoomtramlijnen op ons eiland. De bevolking had met be
langstelling het vorderen en de afbouw van alles wat met de indienststelling
der tram te maken had, gevolgd. Uitgebreide proefritten met de tram wer
den gehouden, om te controleren of de baan aan alle te stellen eisen voldeed.
Deze baan blikkerde in de voorjaarszon en trok als het ware een zilver lint
door de vruchtbare polders. Allemaal gloednieuw wat tot stand was gekomen,
zowel de trambaan als het rollend materieel; het beste uit die tijd werd inge
zet. Dit zou de trots van Flakkee worden: een eigen heuse stoomtram, die de
welvaart van ons eiland zou doen toenemen. Bejubeld door haar komst in
woord en geschrift, zoals uit het verdere relaas hieronder zal blijken. De ope
ning was vastgesteld op 30 april 1909, doch Nederland van die dagen leefde
in de roes van de aanstaande geboorte van een Oranjetelg, dus zou deze da
tum nog verschoven kunnen worden naar later. Doch de R.T.M, was op die
datum met de voltooiing van haar net op ons eiland gereed.
Het werd inderdaad een latere datum,
want 30 april had de met spanning ver
wachte geboorte van Prinses Juliana
plaats. De opening van de tramlijn kon
wel wachten. Men had zich trouwens
de eeuwen door niet veel zorg gemaakt
over een vaste verbinding met de „over
kant", dus een dag later maakte voor
het geslacht van het begin onzer eeuw
niet zoveel uit. Telegraaf en telefoon
werkten op hoogspanning om het
nieuws van de geboorte van de Prinses
wereldkundig te maken en zo kwamen
in de Rosestraat no. 3 te Rotterdam de
berichten van verhindering om de offi
ciële opening van de tramdiensten op
Flakkee bij te wonen aan de lopende
band binnen. De toenmalige directie
nam het besluit de opening op 1 mei
te doen plaatshebben. Zo zien we dan
op die morgen een grote schare belang
stellenden aan het Havenhoofd te Mid-
delharnis staan, wachtend op de veer
boot „Min. Ph. W. van der Sleijden",
speciaal ingelegd voor het overbrengen
van de autoriteiten en genodigden voor
deze gebeurentis.
De trams voor de richting Ouddorp
en Ooltgensplaat waren inmiddels ge
arriveerd om de feestelijke rit over het
eiland straks aan te vangen. Het mu
ziekkorps „Sempre Crescendo" had zich
aan het begirt van de aanlegplaats voor
de boot opgesteld. De burgemeester van
•Middelharnis, de heer Ulbo J. Mijs zou
namens alle gemeentebesturen op het
eiland bij aankomst de autoriteiten en
genodigden begroeten. De wachtenden
aan het Havenhoofd troffen het echter
niet met het weer: we lezen daarover
dat het een sombere en koude ochtend
was met zware regenvlagen uit donke
re wolkenbanken.
Intussen is de veerboot afgemeerd en
stappen de autoriteiten aan de wal. De
eerste officiële vaartocht heeft de „Mi
nister" volbracht. „Sempre Crescendo"
is de eerste, die allen met haar muziek
welkom heet en vrolijk klonken de to
nen van ons oude „Wilhelmus".
Als eerste spreker trad naar voren,
de heer Ulbo J. Mijs, die namens het
gehele eiland een woord van welkom
sprak tot de autoriteiten. Dit welkom
vond plaats in de open lucht voor het
wachthuisje van de pontonknecht, juist
tussen enkele buien door. Hetgeen deze
spreker zei was er echter niet minder
belangrijk om. Eén passage uit diens
welkomstwoord nemen wij hier over,
omdat het ons laat zien dat ook in
vroeger tijden geijverd werd voor een
De fraai versierde remise, waar het feest van de openstelling der tramlijnen
in werd gevierd. Het gebouw er naast is onlangs uitgebrand.
goede verbinding met het vasteland.
Deze pasgage luidt als volgt:
„Lang en met ongeduld hebben wij
gewacht op dezen dag. Niet minder
dan dertig jaren zijn heengegaan se
dert het denkbeeld van den aanleg
dezer verbinding voor Flakkee het
eerst ter sprake kwam. Maar op dezen
dag zien wij onze wenschen in ver
vulling gaan en onze blik ziet thans
naar de toekomst."
Uit bovenstaande kan men conclu
deren, dat reeds in het jaar 1879 de ge
dachte bij de Flakkeeënaars leefde van
een verbinding met Rotterdam. Men
heeft toen natuurlijk (in 1879 n.l.) niet
gedacht aan een stoomtramverbinding,
daar deze in feite nog uitgevonden
moest worden, althans voor massaal
vervoer. Typisch is echter, dat in 1878
de R.T.M, werd opgericht, als zuiver
Rotterdamse aangelegenheid, voor het
exploiteren van paardetramdiensten
binnen het stadsgebied. Men dacht toen
niet aan de uitvoering van stoomtram
diensten op de eilanden, doch een jaar
na de oprichting der R.T.M, ging op
Flakkee de gedachte aan een verbinding
met Rotterdam leven. De gedachten van
hun zullen zich echter wel bewogen
hebben in de richting van een stoom
bootverbinding. Hoewel, de heer Ulbo
J. Mijs sprak in zijn rede als boven
vermeld toch over dertig jaren en deze
verbinding. Wie geeft hier de oplossing.
Na dit intermezzo keren wij terug
naar de officieële ontvangst op het
„Hoofd". De rede van de heer Mijs
werd beantwoord door mr. J. Knotten
belt, voorzitter van de Raad van Com
missarissen der R.T.M., welke het ver
dere deel van de dag als gastheer op
trad. In zijn dankwoord „roemde hij
Flakkee als een land van toekomst, dat
velen onzer betreden met een Colum-
busachtig gevoel, nochthans van een
groot verleden." Verder deelde hij mede,
dat de totale kosten van de totstandko
ming dezer tramlijnen de maatschappij
Jkwam te staan op ongeveer 2 miljoen
gulden.
Na de ontvangst en toespraken aan
het „Hoofd" stapten de hooggehoede
heren in de gereedstaande feestelijk
versierde trams, om haar zegetocht over
het eiland te beginnen. Inderdaad, ze
getocht!
Alle stations langs de route van de
trams waren versierd, erepoorten met
een welkom aan de tram waren over
de trambaan geplaatst. Aangekomen te
Middelharnis stonden op het station de
kinderen van alle lagere scholen opge
steld, die in hun lied de komst van de
tram als volgt bezongen:
Hoezee, hoezee, de tram rijdt op
Flakkee
Kyk, kijk, daar komt ze aan.
Ze blijft hier even staan.
Stap in, stap in en rij maar mee!
Na afhandeling van de officieële ont
vangst te Middelharnis, het hoofdstati
on voor Flakkee, zette de tram haar
feestrit voort, één in de richting van
Ooltgensplaat en no. twee in de richting
Ouddorp, welke laatste tram wij op haar
tocht in het kort zullen volgen.
Te Dirksland was het burgemeester
Zaayer die autoriteiten en de feesttram
ontving. Het muziekkorps liet vrolijke
muziek over het station schallen. De
schoolkinderen zouden zingen, doch tot
aller verwondering waren deze nog niet
aanwezig. Moesten waarschijnlijk uit
slapen en bijkomen van de vermoeienis
sen van de vorige dag, waar ze zich
hadden ingespannen ter gelegenheid van
de geboorte van Prinses Juliana.
„Dirksland zal alles doen wat mogelijk
is, om het welvaren van de tram te
bevorderen en te dienen", was de be
lofte van deze gemeente aan de directie
van de R.T.M.
>^-.
Op deze foto ziet U de tram te Ouddorp op welke foto is te zien dat zij werd
genomen tijdens de wereldoorlog 1914-1918. Militairen, toentertijd te Ouddorp
gelegerd, staan op het punt in de tram te stappen. Let ook op de eigenaardige
vorm van de locomotief, de z.g. „bakkenlocomotief", waarvan de R.T.M, er
korte tijd twee op ons eiland in dienst had. U ziet de uitstekende bak aan de
voorzijde van de locomotief.
Zoals op alle stations waar de feest
tram aankwam, stond ook te Melissant
het muziekkorps opgesteld om de tram
te ontvangen. Nog onder de indruk
waarschijnlijk van de geboorte van de
Prinses, werd eerst het Wilhelmus in
gezet; de hoge hoeden gingen daarbij
van het hoofd, alles wat uniform droeg
nam de houding aan. Daarna was het
de beurt van de jeugd om in haar lied
de tram welkom toe te zingen.
Te Stellendam speelde zich het zelfde
af als in de vorige plaatsen: zang, mu
ziek, toespraken van plaatselijke auto
riteiten, waarin deze wezen op het gro
te belang van de tram voor Stellendam,
vooral met het oog op een snelle afvoer
van vis en garnalen naar Rotterdam.
Ongekende mogelijkheden zag Stellen
dam voor haar visserij door deze snelle
verbinding.
Reeds van verre afstand was het
welkom van Goedereede aan de tram
te zien: de dom van het oude stadje
was opzeldzaam prachtige wijze ver
sierd. In alle verslagen uit die tijd
wordt dit feit als iets bijzonders ver
meld. „Goeree met zijn prachtige ver
sierden dom en zeldzame „vlaggentooi",
lezen wij daar.
Tenslotte het eindstation Ouddorp.
Ook deze gemeente had veel werk er
van gemaakt om de tram op feestelijke
wijze te ontvangen. Leest U maar wat
de verslaggever van die tijd er over
schrijft:
„Moet gezegd: Ouddorp had er werk
van gemaakt; mooie eerepoorten van
Welkom en Hulde sierden het dorp.
Na vriendelijke groeten en plichtple
gingen, werden de oranjestrikjes op
de jassen der autoriteiten bewonderd,
want ze wisten in Ouddorp nog niet
dat er een prinses was geboren en de
klok had om 2 uur ook niet geluid,
volgens beweren."
(Zou het inderdaad zo geweest zijn',
dat men te Ouddorp in de namiddag
van 1 mei 1909 nog niet wist, dat er op
30 april een prinses was geboren? Wij
kunnen ons dat in onze tijd moeilijk
voorstellen, doch misschien zijn er on
der onze oudere lezers te Ouddorp nog
personen, die ons daarover kunnen in
lichten).
Het welkom aan de tram te Ouddorp
werd uitgesproken door de heer J.
Voogd. Ook hier weer zang van school
kinderen en muziek van het fanfare
korps.
Mr. Knottenbelt was op ieder station
de tolk van de R.T.M., om de inwoners
van de diverse gemeenten te danken
voor de schitterende ontvangst van de
eerste tram op Flakkee. Het laatste ge
deelte van zijn dankwoord te Ouddorp
uitgesproken luidde als volgt:
„Als alle wenschen, die vandaag over
de R.T.M, zijn uitgesproken in ver
vulling komen, gaan we waarlijk een
schitterende toekomst tegemoet.
Vriendelijk steek ik de Ouddorpers
een pluim op den hoed; uw dorp is
voor ons van groote beteekenis, want
het geeft ons water voor stoom, want
wat zou een stoomtram zonder stoom
zijn?'
Het merendeel der bronnen, die
wij geraadpleegd hebben voor het
samenstellen van deze artikelen,
vermelden als datum van ope
ning der tramlijnen op Flakkee
1 mei 1909. Ook wijlen de heer
Roerade, chef-machinist te Rot
terdam, die de eer te beurt viel
de feesttram naar Ouddorp te
mogen rijden, heeft ons indertijd
meermalen meegedeeld, dat de
opening van 30 april werd ver
schoven naar 1 mei.
Voor reacties uit onze lezerskring
hierop betrekking hebbend, hou
den wij ons gaarne aanbevolen.
C. M. K.
Op de terugweg naar Middelharnis
werd te Dirksland nog even gestopt,
om de daar inmiddels gearriveerde
schoolkinderen alsnog gelegenheid te
geven hun liedjes voor de tram te zin
gen.
De rit naar Ooltgensplaat verliep zo
ongeveer in dezelfde geest als die naar
Ouddorp. Te Nieuwe Tonge had de be
volking een bord aan een boom gespij
kerd met het opschrift: „Hulde aan de
Tram s.v.p."
Te Ooltgensplaat was de gehele be
volking uitgelopen om de tram te be-,
groeten. De welkomstrede werd hier
uitgesproken door de heer L. J. Wolters
voorzitter van Alg. Belang, Boerenbe-
lang en Schuttevaer. In een kletterende
hagelbui gingen veel van zijn woorden
verloren
Nadat de trams uit beide richtingen
te middelharnis waren teruggekeerd
van de glorietocht over ons eiland, be
gaf een groot gezelschap zich naar de
remise, waar de opening der stoom
tramlijn op Flakkee op feestelijke wijze
gevierd zou worden. Voor deze gele
genheid was de remise omgetoverd in
een lustoord, kosten noch moeite wa
ren gespaard om van dit feest iets te
maken, waarover men na jaren nog zou
spreken. De beste koks waren ingezet
om het feestdiner te verzorgen, de fijn
ste dranken werden geserveerd. De ver
siering van de remise was verzorgd door
de firma Allan te Rotterdam, welke fir
ma ook de leverancier was van een
groot gedeelte van het rollend materi
eel voor de R.T.M.
Vele toasten en goede wensen wer
den er uitgebracht op het welzijn en
bloei voor de tram in het algemeen en
op die van Flakkee in het bijzonder.
In alle redevoeringen kwam de naam
van de heer Guichart weer naar voren,
als de grote man van de R.T.M., onder
wiens leiding de totstandkoming van de
stoomtramlijnen op ons eiland werke
lijkheid kon worden.
Ir. van 't Hoogerhuis werd geprezen
voor de wijze waarop hij na het aan
vaarden van het directeurschap der
R.T.M. in 1907 het werk van diens
voornganger voortzette.
(Vervolg pag. 2 Ie kolom,)
door W. Schippers
Soms werd ze boos op zichzelf. Wat
laü ze toch uit te staan met die wild-
Teemde jongeman, met wie ze ternau-
'Wernood enkele woorden gewisseld had
aoch over wie ze genoeg gehoord had
van tante Dalmer? Want die was steeds
- TOJ lof over hem. Allereerst, omdat hij
ich zo geheel en al het lot van Wulfert
laa aangetrokken en met hem omging
us ware hij zijn jongere broer. Overal
wm hl] de onnozele jongen mee heen.
steeds wist hij iets te vinden, waarmee
de ongelukkige klompenmaker een
genoegen kon doen.
7=n w'^f'^ hadden de bewoonsters
an het doodgravershuisje zo met hun
rpttT.^ kostganger op, omdat hij zo
•ir:l\^^ gemakkelijk was in de om-
S; u godvruchtige jongeman
rfpml-^^ ^^^^"swijze in overeen-
rere^pw'^t' ^^tSeen hij bij ze
ere gelegenheid zo krachtig in woor-
MlanH t^'ï.^u'^'^"^^' <^at zijn hart de
ust^l.°?®^°°'^<^e' <^at hij vrede en
"l^^^^nden had aan de voet van het
•ruis en dat zijn leven in dienst stond
van Hem, die zoveel voor hem had ge
daan.
Van Limmen was behulpzaam en
wist in zijn vrije tijd telkens weer een
karweitje ter hand te nemen, waarmede
hij zijn kostjuffrouw een genoegen deed.
Het tuintje achter het huis had er
altijd keurig netjes uitgezien, ook toen
Wulfert er geheel alleen, of soms door
zijn moeder geholpen, voor zorgde,
maar thans was het een kleine lusthof
en op een nieuw aangelegd ovaalvor-
mig bloembed groeiden en bloeiden
bloemen, welke in het dorp totnogtoe
onbekend waren geweest.
Van alles en nog wat had juffrouw
Dalmer aan Marie verteld en zo was
ze ook te weten gekomen, dat de op
zichter niet, zoals ze had gedacht, een
stadsmens was, doch dat hij afkomstig
was uit Friesland, waar zijn vader een
flinke bezitting had en zich met zijn
vijf andere zoons geheel wijdde aan
landbouw en veeteelt.
Het dorp, waar van Limmen was ge
boren, had zo'n vreemde naam, dat men
die in het doodgravershuisje niet kon
uitspreken, laat staan onthouden.
Het was al weer een paar maanden
geleden, dat Marie al dat nieuws ver
nomen had, en in die tijd had ze reeds
meer dan eens de jonge opzichter over
wie juffrouw Dalmer zoveel te babbe
len had, ontmoet.
't Leek toevallig, doch wanneer twee
jonge mensen, wier harten voor elkan
der beginnen te kloppen, elkaar ont
moeten, dan schijnen die eerste ont
moetingen doorgaans zonder opzet te
zijn, doch van beide zijden wordt dan
nogal eens een handje geholpen.
In dit geval was het nogal vanzelf
sprekend. Rokus Groskamp had name
lijk nog één zuster in leven, die een
paar jaren ouder was dan de boer van
Klavervier. Zij was op later leeftijd met
een boer getrouwd, die een goed uur
verderop in een geliucht woonde.
Haar man was door een ongeval hulp
behoevend geworden en van dit ogen
blik af had tante Barbara, zoals men
haar op Klavervier noemde, de leiding
der boerderij op zich genomen.
Tante Barabara had in haar manier
van optreden wel iets van haar broer
Rokus weg en ook uiterlijk leken ze
veel op elkaar, doch al was ze schijn
baar wat kortaf en bars, allen, die haar
goed kenden, waren het er over eens,
dat tante Barbara een hart van goud
had.
Rokus had haar aangeraden, de zaken
maar aan kant te doen en stil te gaan
leven. Zelfs had hij haar aangeboden,
om haar intrek bij hem, op Klavervier
te nemen.
Tante Barbara had echter zijn goed
gemeende voorstel van de hand gewe
zen, ze wilde niemand tot last zijn en
bovenal vrij wezen in haar beweging;
buitendien was ze gehecht aan maar
boerderij, ondanks alle beslommeringen,
verbonden aan het beheer van een der
gelijk bedrijf.
Zo was tante Barbara op dezelfde
voet blijven doorgaan als toen haar man
nog leefde.
Marie was van jongsaf tante Barba
ra's lieveling geweest en toen ze wat
ouder geworden was, ging er bijna geen
week voorbij, dat ze niet een poosje
doorbracht op Langeveld, zoals de hoe
ve genoemd werd.
De laatste jaren echter, toen Marie
meer voor haar moeder in de huishou
ding was gaan doen, werden die veel
vuldige bezoeken op Langeveld uit de
aard der zaak wat minder, doch des
zondagsmiddags bleef ze haar gewoonte
getrouw vaak naar tante Barbara te
wandelen en er tot het vallen van de
avond te vertoeven.
Het was in het laatste van juli, dat
Marie des middags aan tafel zei:
„Vader, hebt U soms nog een bood
schap voor tante Barbara; ik wilde
straks naar Langeveld gaan."
Een ogenblik trommelde de boer van
Klavervier gedachteloos met de vingers
op tafel.
Tenslotte sprak hij: „Ja, dat is waar
ook. Zeg maar aan tante Barbara, dat
ik, indien ze lust heeft, enige kalveren
te verkopen, aanstaande donderdag ze
zal laten halen. Vrijdag komt er een
veekoper op Klavervier en dan gaat
het in één moeite door. Ze behoeft ze
dan niet over een paar weken naar de
markt te zenden."
„'k Zal er voor zorgen vader," ant
woordde Marie, en zo ging ze op deze
mooie zondagmiddag op weg naar de
hoeve van tante Barbara. Reeds vroeg
in de middag kwam ze op Langeveld
en toen ze de zware ijzeren poort open
duwde en weer zorgvuldig sloot, zag
ze de boerin van Langeveld reeds in de
deuropening staan.
„Zo kind, benje daar eindelijk? Hoe
komt het, dat je'in geen vier weken bij
me geweest bent? Is het, omdat je het
saai gaat vinden bij je oude tante, of
kan je niet best de weg meer vinden
naar Langeveld?"
Met deze, op luide, ietwat harde toon
uitgesproken woorden, werd Marie Gros
kamp door de meesteres van Langeveld
ontvangen, doch het meisje wist wel,
dat tante Barbara blij was, dat ze haar
weerzag, en daarom sloeg ze lachend
de arm om de forse nek van de boerin
en kuste haar op de wang.
„Ik vind het nooit saai op Langeveld,
dat weet U ook wel, tante, maar ik heb
lang zo veel gelegenheid niet meer als
vroeger om voor een paar uurtjes weg
te snappen voor een bezoek aan tante
Barbara."
Even namen de nog scherpe ogen van
tante Marie goed op, toen zei ze: „Laten
we hier gaan zitten onder de oude ap
pelboom, dan hebben we schaduw; ik
vind het tamelijk warm."
Zodra ze samen in de schaduw van
de appelboom gezeten waren, riep tan
te Barbara met een stem als die van
een kommanderend gezagvoerder: „Bet!
zorg voor thee, en breng een tafeltje
hier!"
Een stevige dienstmeid met blozende
wangen en dikke, rode armen, bracht
een tamelijk zware tafel, groette met
een vrolijke lach en een vertrouwelijk
„dag Marie" de pas aangekomene, en
verdween dan weer in de keuken om
voor de thee te zorgen.
„En vertel me nu eens, wat je hebt;
het gaat in de laatste tijd lang niet zo
als het gaan moet daar bij jullie op
Klavervier."
Marie aarzelde even voor ze antwoord
gaf op die vraag van tante Barbara.
„O ja, laat ik eerst de boodschap
doen, die vader me heeft opgedragen.
Als U misschien kalveren wilt verko
pen, zal vader ze donderdag laten ha
len; aanstaande vrijdag zou er een vee
koper op Klavervier komen."
Even dacht tante Barbara na, doch
dan fronste ze de zware wenkbrauwen.
„Neen, zeg maar tegen je vader, dat
ik wel kalvers te koop heb, maar dat
ik geen zin heb, ze te verhandelen aan
die verkopers. De lui zijn me door
gaans te onbarmhartig voor het stom
me goed, en dat kan ik niet best heb
ben; neen, dan laat ik ze liever door een
van mijn eigen volk naar de markt
brengen met de opdracht, ze zo mo
gelijk aan een boer te verkopen.