iiivnDErt-rtiEuws JOIIAMIVI^ CA1.¥IJ]V LAV E RVI ER izen 1509-1959 Oostenrijks muziekgezelschap Stellendam naar It tocht 75 5chrammeljt P. VAN DEN OUDEN Kinderhoekje TANDPASTA IVOROL MAAK BABY'S UITZET COMPLEET MET DE HANDIGE ZWITSAL BABYSET [blad Vrgdag 10 april 1959 No. 2785 let Zuidf len, weH |en. Juitslanil Bam zodi ïotterda ■zomer- lliteit prach- leien l/m 44. gant mantel' de allei- ■tofkwaliiei' l l?^ met mi Luxe Keling. I achter. L leuweFtaiWj Den. ft/m 44. Meneer Jacoh De natuurkun- ^gles Met reserve aangehoord. ir zijn nog kolommen te vullen wan- men de strijd voor de christelijke lol wil behandelen. Wij zullen dat doen; een kijkvenster is uit zijn wat ongedurig, een greep hier en snap daar. dat krantenwerk is toch eigen- i'ig, g^ behandelt er zaken in die seling tegen uzelf beginnen te spre- Dingen die lang voorbij zijn ko- 1 ineens weer boven. Soms ziet ge vroegere onderwijzer weer voor U. eer Jacob. jongens onder elkander ■noemden vaak: Jacob, maar in de school ■am dat „meneer" er voor; dat is ogk ijk. IVEeneer Jacob vertelde nog al eens van Medemblik, daar was hij be- kenii. Geen wonder! Zijn vader was daar hoofd van de Openbare School ge weest, maar er uit gezet. Hij had zon- ^s in de lokalen van de openbare i(50l met goedvinden van het gemeen- istuur zondagsschool gehouden. De inee klaagde hem daarover aan in- ats er zich over te verheugen. Sme- was als onderwijzer heel wat s, maar had, zoals de dominee zei, „geen verhelderd oordeel". Toen hoogste instantie ook „Den Haag" lelik ongelijk gaf, legde hij zijn werk de Openbare School in Medemblik :r. melik werd nu benoemd tot hoofd een christelijke school in Den Haag, lOuw Lutherse Burgwal 13. Het ge- iw is een groot herenhuis, nu niet tr als school in gebruik, waarin mi er van Maanen, bekend uit de tijd in de Afgescheidenen vervolgd wer- gewoond had. Een huis vol grote ers, die fraaie beschilderde pla- ds hadden. Deze heer Smelik had een zoon, Jacob geheten, die er óók ja ren lang onderwijzer was en die was dan onze „meneer Jacob." Een man van zwakke gezondheid, met donkere baard, die heel goed met zijn jongens kon op schieten. Meisjes waren er niet, die za ten in aparte klassen. Eon heel enkele maal kwam het vier jarig zoontje van meneer Jacob in de klas kijken; een blonde kruUebol. Dit zoontje is de tegenwoordige Professor J. Smelik van de Amsterdamse Univer siteit. Meneer Jacob was ook eens in Lon den op bezoek geweest. Dat bleef hem bij; hij sprak er graag over, maar zag ik spreek over ruim 50 jaar gele den zeker geen kans er nog eens heen te gaan. Elpctriciteit leerde hij ons kennen uit een dinamo, in een mooi kistje ge bouwd. Door aan een slinger te draaien vsrerd de stroom opgewekt. Diverse proeven werden genomen, aan twee handvaten konden wij de stroom in on ze armen voelen. Soms stonden een hele rij jongens hand aan hand om de stroom door zich heen te laten gaan. Men kon de stroom versterken door een staafje langzaam uit te trekken. Toen eens een jongen de handvatten beet hield en een ondeugd met een ruk het staafje finaal uittrok zodat het nog onder de bank rolde ook, ontstond groot tumult en lag ook de jongen die de proef onderging, schreeuwend over de grond te rollen. Toen zwaaide er wat. Want dan was meneer Jacob niet ge makkelijk. Hel ging dus bij de Smelikfamilie om hel -cht en de plicht het kind uit Gods te onderwijzen. Dat gebeurde )k. Toch was er, achteraf over- niet de sfeer die aan de scholen gereformeerde origine eigen was. «i kwamen wel eens thuis met ver en en beschouwingen die door vader moeder werden gewezen van de Ifend. Ook omgekeerd werd wat wij als '""pderen op school te berde brachten, lar met reserve aangehoord. Men was "kbaar nergens zo bang voor als van kinderen kleine theoloogjes te ma- in. Dan was het vaak als met Felix: or ditmaal ga heen en wanneer ik ikwamer gelegenheid zal hebbon zal ik U horen. Daarna greep men naar de gezangenbundel en zij hieven een lied aan i WAARNEMER. da dat' vau Naar ik bemerk, neemt de politie ook nauwkeurig kennis van de inhoud van de krant. Schrammetjes schrijfsels ontgaan hun Argus-ogen niet. Want de redactie werd door het Politie-bureau opgebeld in verband met het stukje, dat ik vorige week schreef naar aanleiding van de onrust, die er in de dorpen heerste over het aanranden van kinderen. De politie deelde de redactie mee, dat hier in derdaad „het gerucht" een grote rol heeft gespeeld en het hele geval eigen lijk m&i een sisser is afgelopen. Geluk kig maar. Toch vond de politie het een goede raad van Schram (dank U voor de bloemen!) dat de ouders hun kinderen goed in blijven prenten nooit met onbe kende personen mee te gaan of zich te laten meetronen en had dit graag nog eens onderstreept, waarom ik het nog weer eens ter sprake breng. Men moet dit echter rustig en met verstand doen en de kinderen niet in een zenuwach tige spanning brengen. Dat doen ze el kaar al genoeg, want ik hoorde zelfs dat onlangs de kinderen die ter cate chisatie gingen elkaar in verband met „het gerucht" zó bang maakten, dat ze niet meer alleen in 't donker naar huis terug durfden en door anderen moesten worden thuis gebracht. Kijk, dat is nu ook weer overdreven. De kinderen krij gen dan het idee, dat ze elk moment in een auto kunnen worden getild en wie- weet-waarheen mee naar toe genomen kunnen worden. Daarom rustig aan het verstand brengen wat er kan gebeuren, maar geen sensatie er van maken! e Er gebeuren dagelijks méér ongeluk ken in het verkeer. Naarmate het ge bruik van auto's en brommers toeneemt, is de kans op ongelukken ook zoveel te groter. Er viel op ons eiland verleden week ook weer een dode te betreuren. Ary van der Voorde uit Oude Tonge werd het slachtoffer van het steeds in tenser wordende wegverkeer. Men kan zélf nog zó voorzichtig zijn en nooit iets „wagen," doch dan wordt men toch soms de dupe van anderen, die menen: „het gaat nog wel." Schram is over tuigd dat als allen een een beetje kal mer aan deden dan gaat het nog hard genoeg! het aantal ongelukken met sprongen zou dalen. Maar dan zoals ik zeg: aXlemaoX wat langzamer! De haast die de mensheid bezielt heeft in 't ver keer al wat levens gekost. Door de ma ximumsnelheid in steden en dorpen in te voeren, gaf het aantal verkeersonge vallen een daling te zien. Dat is voor Schram een duidelijk bewijs dat daór de schoen wringt. Nu wilde ik het daar niet over hebben, maar een andere vraag is bij me opgekomen. Het gebeurt n.l, vaak dat bij ongelukken de getroffene bewusteloos is. Men vervoert zo iemand die raen vaak helemaal niet kent naar een ziekenhuis, waar men al het mo gelijke doet om het leven te behouden. Met de lichamelijke gesteldheid van zo'n patiënt is men helemaal niet be kend, dus men gaat uit van het stand punt met een overigens gezond mens te doen te hebben. Nu zou het wel eens kunnen voorkomen, dat men medica menten toediende, welke juist voor zo iemand niet geschikt zijn. Wist men van te voren met wie men te doen had, dan zouden er soms andere maatregelen ge nomen worden. Daarom kwam bij Schram de vraag op of het niet wenselijk zou zijn, dat iedereen iets bij zich droeg waarin de omstandigheden zijn aangetekend waar mee rekening gehouden dient te worden bij een eventueel ongeval, waarbij men bewusteloos geraakt. Dat zou naar mijn mening in vele gevallen de taak van de geneeskundige vergemakkelijken en hem aanwijzingen geven wat hij wél en wat hij niet kan doen. Ook komt het me gewenst voor dat ieder ook het nummer van de bloedgroep waarin hij thuisbehoort bij zich heeft. Dan weet men in gevallen waarbij bloedtransfu sie moet worden toegepast direct waar men aan toe is. Het lijkt misschien al lemaal een beetje akelig, maar we moe ten toch met de werkelijkheid van het leven rekening houden. Denk nu niet dat dit enkel voor automobolisten of motorrijders geldt, maar terdege voor elke weggebruiker. Want hoe vaak ge beurt het niet, dat argeloos wandelende voetgangers worden aangereden. Er vliegt wel eens een auto op een trottoir, waar tal van mensen lopen. Overal be dreigen ons gevaren zowel van de weg als uit de lucht! Nu zal het niet zo een voudig zjjn om ieder te verplichten de ze voorzorgsmaatregel te nemen, want dan zouden we weer in het Duitse sy steem van een „persoonsbewijs" moeten vervallen. Ieder die echter lichamelijke bijzonderheden heeft, waarmee een arts rekening dient te houden, kan hierin zelfstandig tewerk gaan. Hij of zij mag dan hopen, dat het nooit gebruikt behoeft te worden, maar éls het onverhoopt nodig zou zijn, weten de omstanders meteen wie de bewuste loze is. De politie behoeft eerst niet uit' te zoeken met wie men te doen heeft of wie men moet w^aarschuwen en een dok ter weet ook meteen alles af van de antecedenten van de patiënt, waarop hij zijn behandeling kan baseren. Het is dus verstandig in jas of tas die gege vens bij zich te dragen, waarvan in noodgevallen een nuttig gebruik kan - worden gemaakt. Wat ook nog al eens ongelukken ver oorzaakt, is het onnnadenkend openen van een portier. Men zet de auto aan de kant en zonder even uit te kijken worden de portieren opengedaan. Dan gebeurt het menigmaal dat een juist passerende auto of fietser pardoes op dat geopende portier vliegt, met al de nare gevolgen daarvan. Gewonden, ja zelfs doden zijn er al heel wat gevallen door het nonchalante openen van por tieren. In Duitsland werden er verleden jaar meer dan vierduizend ongelukken door veroorzaakt. Plus wat er dan nog mee gebeurt, dat de politie niet aan de weet komt. Willen de autobezitters of liever berijders er rekening mee hou den, dat er méér mensen op de weg zijn, alvorens'zonder enig nadenken en ach terom te zien uit hun auto te stappen? Daar zit voor een ander, maar ook voor hunzelf een zéér gevaarlijke kant aan! SCHRAMMETJE. Vermoedelijk is Calvijn reeds in zijn Parij se tijd in aanraking gekomen met Hervormingsgezinden. En zo zou hij dan reeds toen enigermate bestraald en ver licht zijn geworden met het licht van Gods Evangelie. In Parijs woonde Cal vijn immers in bij de godvrezende la- kenkoopman een Waal, van huis uit :Etienne de la Forge. Maar wanneer Calvijn in 1532 een ge schrift uitgeeft over een boek („De de mentia", geheten; dat betekent: over de zachtmoedigheid) van de heidens-Ro meinse wijsgeer Seneca, geeft hij nog weinig blijk van vertrouwde omgang met de Heilige Schrift. Slechts een drie tal keren haalt hij een woord aan uit de Bijbel. Er zijn er trouwens ook, die het ervoor houden, dat Calvijn voor het schrijven van dit werk reeds innerlijk vernieuwd, en bekeerd is geworden. Zo b.v. dr. Potgieter in diens Dissertatie, over de Filiofie volgens Calvijn. Geheel anders is dit in het jaar 1533. We schrijven Allerheiligen 1533. In de stad Parijs staat de nieuwe rec tor, der Universiteit dr. Cop, een ge wichtige plechtigheid te wachten. Hij zal voor een uitgelezen gezelschap van wereldlijke en geestelijke grootheden een rede hebben uit te spreken, waarin hij zeker niet aan Romes gedachtenis- feest van Allerheiligen mag voorbij gaan. Vandaar ook de aanroeping van de moedermaagd Maria in deze rede. De nieuwe rector blijkt evenwel Her vormingsgezind. Hij is ketters beïnvloed, deze uit Bazel afkomstige medicus: Ni- colaas Cop, die evenwel, zij het daarbij naar alle waarschijnlijkheid geholpen door de jonge Jean Cauvin, de bazuin van het onvervalste Evangelie van vrije genade aan de mond zet. De schare in de kerk der Mathurijnen luistert met ontzetting toe. Het is n.l. een rede over de Zaligsprekingen uit het begin van Jezus' Bergrede, en geen woord ter ere van Romes heiligengalerij. Dat gaat te ver, oordeelden enkele fanatieke Fran ciscaner monniken, en uit protest ver lieten zij onder veel lawaai de kerk, al voor de tijd om is, en klaagden de bru tale rector aan bij het parlement, opdat deze tot gevangenneming van de ket ter zou bewilligen. Gelukkig werden zowel dokter Cop als Johannes Calvijn intijds gewaarschuwd, en konden zij de voor hen zo gevaarlijk geworden stad, al vluchtend verlaten. Naar men zegt, is Calvijn met een mand uit de vensters van zijn kosthuis aan de achterzijde! neergelaten, terwijl aan de voordeur zich de ge rechtsdienaars al meldden. Uit deze rede van 1533 zou dus ten duidelijkste de bekering van Calvijn ons blijken, wanneer het n.l. werkelijk vast- BELASTINGCONSULENT Voorstraat 18 Sommelsdijk Telefoon 01870-2737 Geen verzekeringen staat, dat hij de eigenlijke auteur, en opsteller ervan is. Maar zo niet, waar toe dan die vlucht?, en dat omzwerven daarna? Wijlen dr. K. Sietsma heeft er inder tijd goed aangedaan, een drietal ge schriften van Johannes Calvijn in 1937 nl. onder de titel: „Apologie verdediging) van de Reformatie der Kerk" uit te geven. Daarin is als eerste opgenomen het „Antwoord aan Kardinaal Sadolet", uit 1539. Calvijn was toen zelf te Straats burg, immers verbannen uit Geneve. De bekwame kardinaal probeerde door een brief de stad Geneve weer om te krijgen, voorgoed van de Reformatie af, naar Rome terug. Dr. Sietsma tekent deze Sadoletus (op z'n Latijn) dan ook als „een waardig en bekend scribent", die „als secretaris van Paus Leo X, de verlichte Paus, zich een naam had ver^ worven" (pg. 8). Uit deze brief aan Sadolet wil ik enkele zinsneden uit dr. Sietsma's ver taling, aanhalen! Calvijn deelt aan Sadolet dan mee, hoe hij de kerk van Geneve gepoogd heeft tot vernieuwing te brengen. Im mers ook daar hadden „menselijke in zettingen het graf gedolven voor de Christelijke vrijheid" (pg. 46). Het zag er bij Calvijns komst in Geneve niet zo best uit: „Alleen met vreemde leringen werd het volk aan alle zijden omringd, en men speelde met allerlei dwaashe den" (pg. 55). Daarbij stond Calvijn slechts één wapen ten dienste: „Met welk wapen en schild zal nu die jam merlijke figuur zich te weer stellen, om niet al aanstonds verslonden te wor den? Slechts met één zwaard kan men kampen, leert Paulus; miet bet zwaard des Geestes (Eph. 6 17). Derhalve is de ziel weerloos den duivel en het ver derf overgeleverd, wanneer men haar God's Woord ontrooft" (Pg. 50). „Ten eerste laten wij den mensch aanvangen met de zelfkennis. Niet licht vaardig of oppervlakkig echter; maar hij moet zijn geweten voor God's rech terstoel brengen, en wanneer hij dan overtuigd is van zijn zondigen toe stand, zal hij ook de gestrengheid be denken van het vonnis, dat over alle zondaren geveld is. Zo valt hij, vernie tigd en verslagen over zijn ellende, oot moedig voor God neer, laat alle zelf vertrouwen varen en spreekt zijn ganse verlorenheid uit. Dan wijzen wij hem op den eenigen grond des behouds: de barmhartigheid Gods, zoals zij ons in Christus is geopenbaard, want alles, wat tot ons heil dient, is in Hem vervuld. Zo voltrekt zich, volgens onze lee ring, de verzoening des menschen met God; niet door eenige verdienste, niet door de waarde onzer werken, doch al leen door vrije genade. Dewijl wij ech ter Christus in het geloof omhelzen en in gemeenschap met Hem treden, noe men wij dat naar de wijze der Schrift: rechtvaardiging door het geloof." In deze schone brief stelt Calvijn al direct het thema van de „ere Gods" aan de orde (pg. 29). De „ijver voor de eere Gods" wordt de mens „als grondslag van zijn levenspractijk voorgeschre ven". „Want wij zijn ten eerste niet voor ons zelf, maar voor God geboren! „De Heere zelf heeft weliswaar, zoals ik toe geef, den ijver voor de verbreiding en Beste jongens en meisjes! Er zijn nog brieven van de vorige maand, enafijn, jullie begrijpen het al: ik moet zonder veel complimenten aan de slag. Hier is dan het nieuwe raadsel, APRIL-RAADSEL 2 1 X 2 X 3 X 4 X 5 XXXXXXXXX 6 X 7 X 8 X 9 X 1. Letter. 2 Gij hebt eenmet macht, Uw hand is sterk (Ps. 89). 3. Jozef werd alsverkocht naar Egypte. 4. Een kamerling van koning Herodes was----- (Handel. 12). 5. Andere naam voor de maand april. 6. Gij neemt weg, dat gij niet gelegd hebt, en gij maait, dat gij niethebt (Lucas 19). 7. En de----- vergrimde op de vrouw, en ging henen om krijg te voeren (Openb. 12). 8. Zo zoudende wateren overlopen heb ben (Ps. 124). 9. Letter. Op de kruisjeslijn naar beneden komt het woord te staan dat gevraagd wordt bij 5. Een brief van een raadselniclitje. Ja, dat kan natuurlijk niet altijd, dat ik een brief van een van jullie in de krant zet, maar nu moet het toch maar eens. De brief rijmt, maar ik zal de re gels achter elkaar zetter want anders heb ik zo veel plaats nodig. Hier komt het: „Ik heb een kwartier zitten te verzin nen. Maar ik wist niet hoe ik moest be ginnen. En nu doe ik het maar zo. Want ik moest toch wat schrijven aan Oom Ko. De raadsels waren wel wat moeilijk maar Ik kreeg ze toch voor elkaar. Ik heb ze opgelost van één tot vier En ge schreven op papier, We zijn met de hele klas bij het Ouddorpse pompstation wezen kijken, W^aar veel reservoirs stonden te prijken. Daar zijn we van de week naar toe gegaan. Dat stond ons natuurlijk wel aan. Waar wij van ma ken moesten een opstel. Hierbij staat natuurlijk je eer op 't spel. Het voorjaar is weer bijna in het land. En de winter koude aan de kant. Maar één ding is zeker en gewis. Dat de negende mijn zusje jarig is. Nu ga ik maar naar bed. Daar maak ik met mijn zusje pret. Laat mijn moeder 't maar niet horen. Anders krijg ik klappen om mijn oren. Mijn nieuws is op. Dus is het stop. Nu zeg ik het zo: Dag Oom Ko" CORRESPONDENTIE Nellie P. Ouddorp. Dachten jullie dat het raadsel er zo gauw zou instaan? Dat gaat nu eenmaal niet. Ik moet ook rekening houden met de tijdsomstan digheden. Als er geen bizondere dingen te herdenken zijn, kunnen er verschei dene andere raadsels worden geplaatst. Staan de plaatjes mooi bij het poesie- versje? Aria van K. Ouddorp. Jij bent dus nogal ziek geweest. Gelukkig, dat het niet in ernstige graad was. Vroeger was die ziekte heel erg. Leuk, dat je Janny en poes dikwijls op visite had. Janny kon vertellen en poes kon spinnen van genoegen. Mientje v. d. S Oude Tonge. Ik zal je raadsel goed bewaren. Misschien krijgt het wel een plaatsje in de krant. En voor de rest behoef ik niet veel meer te schrijven, hè? Bennie en Jonnie H. Goes. Het is wel laat dat jullie antwoord krijgen op de brief, maar ditmaal kon het echt niet anders. Overgeslagen wordt niemand, maar het kan wel eens een tjjdje aan lopen. Ik heb niet altijd volop plaats. Vonden 'uUie die prijzen zo mooi? Dat doet me genoegen. Ik kan best begrijpen, dat er in Goes niet veel lezers zijn van „Eilanden- nieuws". Het is niet zozeer een blad voor die streken, en wanneer jullie niet zo met Flakkee waren vergroeid, dan zouden jullie nu ook niet raadselen. Corrie V. Middelliamis. Klaas heeft wel een mooi uniform aan, denk ik. Het kan gebeuren dat je rekenen een tijd lang goed doet, maar dat een andere tijd taal weer gemakkelijker gaat. Daarom schommelen de cijfers ook zo vaak. Als de cijfers maar niet te veel naar be neden schommelen, dan zal het wel gaan. Ria de W. Middelharnis. Dat was een ziekenhuisje, hoor! Gelukkig, dat er nog één gezond bleef. Maar voor die ene kwam het er nu op aan! Is je moe later toch niet ziek geworden? Het verslag van die ouderavond heb ik gelezen. Heb je het naar je zin gehad? Voor al len de hartelijke groeten. Kees V. Middelharnis. Toen je schreef zat je nog in je maag met de repetities. Elke dag maar opnieuw. Nu sta je daar weer al een eind achter. Hoe is het af gelopen? Ik denk, dat dat wel in je an dere brief zal staan. Ik heb eerst je oude brief maar beantwoord, zie je. Allemaal de hartelijke groeten en tot volgende week, zullen we hopen. Oom Ko. P.S. Er was geen denken aan om deze week de prijswinners uit te zoeken. Volgende week misschien, maar be loven doe ik nog niet. Het is ook wel eens goed, dat iullie geduld le ren oefenen. I3at is voor veel din gen erg nuttig. Geloven jullie dat ook niet? Later misschien! DE BESTE en niet duur.Tube 95-70-45 et verheerlijking van Zijn naam onlosma kelijk verbonden aan onze zaligheid, teneinde den mensch die verheerlijking nog meer op het hart te bindenHet hart eens Christens moet zich derhal ve hooger heffen dan tot het zoeken naar en strijden om de zaligheid der eigen ziel." Het ging Calvijn niet om een nieuwe kerk, maar, zegt hij, wij „zoeken ook volstrekt niets anders, dan juist het oude gelaat der Kerk weer te herstel len" (pg. 33). „Wij hebben tenslotte noo- dig een Kerk, welker hoogste streven is, in vrome deemoedigheid op God's Woord acht te geven en in gehoorzaam heid zich daaraan te houden" (pg. 47). „Men moet derhalve naar de leeraren in de Kerk luisteren, als naar Christus zelf doch alleen, wanneer zij het hun opgelegde ambt vervullen" (pg. 49). In de weg der bekering was Calvijn over dit alles het rechte licht opge gaan. Hij kan zich terecht tegen Sado let verdedigen, op het punt van kette rij en het verscheuren der kerk. Want Calvijn zocht immer „de éénheid der Kerk" (pg. 57), maar niet ten koste van de waarheid Gods. Hij zegt: „Ik zou echter den vrede met hen, die zich als priester der Kerk en als zuilen van het geloof uitgaven, hebben moeten koopen met het verstooten van Uwe waarheid." En dat kón Calvijn onmogelijk doen, sinds de Heere hem met Zijn H. Geest had verlicht. „Om die verderfelijke Goddeloosheid te onderkennen, hebt Gij mij den fakkel van Uw Woord voorge houden. Gij hebt mijn hart onrustig ge maakt" (pg. 56). Calvijn kreeg de ere Gods liever dan zijn eigen leven. Zie hier, het geheim van zijn bekering. Geen wonder, dat Calvijns levensdevies werd:- „Het geslachte hart bied ik God ten of fer aan." St. Maartensdijk. Ds. V. d. Hr. STELLENDAM De muziekvereni ging „De Hoop" te Stellendam, heeft het initiatief genomen, om de Berg Mu- ziekcapelle te Eisenerz (Oostenrijk) uit te nodigen, alhier een tweetal concerten te komen geven. Dit muziekgezelschap, dat een internationale vermaardheid heet, is door de AVRO uitgenodigd, ter wijl de NTS het gezelschap eveneens heeft aangezocht voor haar camera's op te treden. Stellendam heeft evenwel de primeur van hun optreden, daar zij daar het eerst zullen concentreren. Dit muzikaal evenement zal plaats hebben op zaterdag 16 mei a.s. Het gezelschap beschikt over een uitgebreid repertoire, o.a. opera's walsen etc. terwijl zij bo vendien originele Oostenrijkse volksmu ziek brengen, waarbij tevens een solo zangeres optreedt. De muzikanten beho ren voor het grootste gedeelte tot het vak- en administratief personeel van het mijnbedrijf. De bezetting varieert in sterkte van 45 tot 50 man, terwijl zij gekleed zijn in mijnwerkersuniform. Daar dit optreden uiteraard nogal wat kosten met zich meebrengt, en de mu ziekvereniging „De Hoop" zelf niet ka pitaalkrachtig is, wil men trachten ge noemde kosten tot het uiterste te be perken. Het bestuur zal daarom een be roep doen op de Stellendamse bevol king, om voorzover mogelijk aan één of meerdere muzikanten logies te ver schaffen. PLAATST XJW FAMELnS-BXXCIGHTEN IN KtLANDEN-NIEUWS door W. Schippers .139375- |..Kom, kom, van dergelijke bluffende laatjes bedienen zich zoveel jonge ]^apen. En is het wel te verwonderen, iemand met een driftig karakter, Js Bart nu eenmaal heeft, tot dreige- pnten overslaat, als een goed ge pend voorstel op beledigende wijze Jrdt afgewezen?" IHierraede meende Rokus Groskamp - opwinding van moeder en dochter tot aaren te hebben gebracht en hij egde er tot meerdere geruststelling g bij: «Je moet verstandig- zijn, Marie, en Pke gezegden niet dadelijk voor goede unt opnemen; het zal heus zo'n vaart lopen." De boer van Klavervier Bm de pijp weer tussen de tanten en B stak de duimen opnieuw in de arms- |ten van zijrf vest, om nog een wijle pn zijn avondrust te genieten. "Toen moeder mij daarstraks in de de viel, was ik nog niet uitgepraat, per," sprak Marie. De boer fronste I wenkbrauwen en kortaf klonk het: vat hebt ge dan nog meer?" „Wel, ik dacht over het dreigen van Bart Brakkers evenals U, en ik was zijn gezwets al bijna vergeten, doch daareven op de polderweg is mij geble ken, dat het wel degelijk in zijn voor nemen ligt, om door te drijven, wat hij gezegd heeft." De boerin werd bleek en Rokus Gros kamp trok enigszins driftig de duimen uit zijn vest. „Wat is er dan gebeurt? Heeft Bart weer gevochten en met wie?" „O nee, zover is het gelukkig nog niet gekomen," luidde het antwoord, „doch dat verandert niet veel aan zijn kwade bedoeling. Ik was wat lang bij Mien en Koosje Brakkers gebleven en daarom handelde ik op het dorp bij juffrouw Rijnberg maar gauw mijn dingen af. Zonder mij ergens op te houden, ben ik toen dadelijk de polderweg opgegaan. Bijna was ik bij de Klittenhof, toen een voorbijganger mij naar de weg vroeg. Terwijl ik de vreemde heer opheldering gaf omtrent de weg, kwam een wagen in vliegende vaart ons achterop rijden. „'t Was Bart, dat hoorde ik al, vóór ik omkeek, aan het vloeken tegen zijn paard; waarschijnlijk was hij weer half beschonken. „Denk er om, wat ik je gezegd heb. Marie Groskamp," brulde hij mij toen toe; en tot de vreemdeling schreeuwde hij ook zijn onbeschofte dreigementen, waaraan hij misschien wel getracht zou hebben gevolg te geven, als hij niet al zijn kracht had moeten inspannen om zijn paard meester te blijven, dat hij bijna dol had gemaakt door zijn slaan en vloeken." Inwendig was Rokus Groskamp wel beledigd door de handelwijze, welke Bart Brakkers zich tegenover zijn dochter had veroorloofd, doch ander zijds zag hij er van Barts kant de ern stige bedoeling in, om het meisje dat hij tot vrouw begeerde, aan iedereen, desnoods met geweld, te betwisten. „Je zult er toch, hoop ik, werk van maken, dat Bart Brakkers gestraft wordt voor zijn schandelijk optreden tegenover Marie?" sprak de boerin ten hoogste verontwaardigd; doch de boer haalde enigszins minachtend de schou ders op. „Een stoiTO in een glas water, de sop is de kool niet waard." En daarop zijn dochter scherp in de ogen ziende, vroeg hij kortaf: „Was die vreemde heer, die jou naar de weg vroeg een jonge klant?" „Ik heb hem niet naar zijn leeftijd gevraagd, vader," antwoordde het meis je, en in de klank harer stem lag iets, wat Rokus Groskamp van haar niet ge woon was. Dreigend trokken zijn wenkbrauwen samen en hard was de toon, waarop hij sprak: „Denk er om, dat ik een behoorlijk antwoord verwacht, versta je! „Was de man, die je aansprak jong, of was hij het niet, dat vraag ik je." „'t Was nog een jonge man, vader, doch dat verandert niets aan de bruta liteit van Bart Brakkers, zou ik den ken; ik kan toch spreken met wie ik wil, zonder dat die dronkenlap er zich mee heeft te bemoeien?" „Spreken met wie ik wil?" herhaalde de boer toornig, „dat staat nog te be zien; en ik zeg je, dat een boerendoch ter van onze stand niet met de eerste de beste straatslijper, die toevallig langs de polderweg zwerft, praatjes maken moet." De tranen spr.ongen Marie in de ogen; ze had gedacht, dat haar vader op zijn gewone doortastende manier maatrege len zou hebben genomen om te zorgen, dat Bart Brakkers dergelijke dingen in het vervolg niet meer zo gemakkelijk zou doen, doch in plaats daarvan, scheen hij de handelwijs van Bart niet zo heel erg te vinden, veeleer nam hij het haar kwalijk, dat ze die vreemde heer te woord had gestaan De sterren tintelden reeds uren lang aan de lichte nachthemel, de eenden en ganzen kwaakten of gaggelden niet meer, doch sliepen met de kop onder de vlerken vlak aan de kant van de vijver; er heerste stilte in akker en weide, vredige, nachtelijke stilte alom, doch in de harten der bewoners van Klavervier wilde de gewone rust nog niet komen, omdat in die harten de vrede was verstoord. Zonder een kruimel brood meer aan te raken, had Marie haar slaapkamertje opgezocht en op haar goeden nacht had slechts moeder geantwoord; vader scheen het niet te hebben gehoord. Neen, Marie kon niet slapen. Allerlei gedachten woelden haar zo door het hoofd, dat vooreerst nog geen sluime ring die gedachten kon doen verdwij nen. Zou vader dan werkelijk willen, dat ze in de speelmakker harer jeugd iets meer zou kunnen zien dan in ieder an der jonkman, die haar onverschillig was? Zou vader na al hetgeen ze vanavond van Bart Brakkers verteld had, werke lijk nog kunnen denken, dat het van haar kant slechts kinderachtige over drijving was, en dat ze de handelwijze van de jonge boer van de Klittenhof maar moest beschouwen als een be wijs van zijn genegenheid voor haar? Haar kleine, krachtige handen balden zich op de dekens, en haar ganse ge moed kwam in opstand bij deze ge dachte. Rokus Groskamp kon ook de slaap niet vatten. Waarom moest die koppige meid hem zo boos maken met haar na tuurlijk erg overdreven klachten, Qver de zoon van Tijs Brakkers, z,iix\ beste vriend? Was dat haar dank voor zijn toegeef lijkheid aan haar kleine wensen en ver langens? Was dat de gehoorzaamheid. die zij tegenover hem in de eerste plaats had te betrachten? 't Lag immers gans niet in zijn be doeling om haar tot iets te dwingen waartegen haar gemoed in opstand kwam, doch als hij wilde, dat ze in vrede leefde met haar naaste buren, dan had zij daarvoor te zorgen zonder meer. En de boer van Klavervier woelde om en om in zijn groot bed en de staande klok in de huiskamer sloeg re gelmatig bij elk half uur, dat verstreek, maar de slaap wilde niet komen. „Waarom maak ik het mijzelf toch zo moeilijk?" zo dacht de boer tenslotte. „Ze is immers nog zo jong en zolang als die Bart zich zo woest en onbezon nen aanstelt, zou ik zélf niet willen, dat hij zich te veel met haar inliet. Tijs heeft me echter gezegd, dat Marie, als ze wü, hem gemakkelijk zou kunnen leiden, en dat hij dan zijn dolle stre ken vanzelf wel zou laten varen „Als er intussen maar niet iemand anders op haar weg verschijnt, die haar het hoofd op hol brengt men kan nooit weten.... En als het dan in elk geval maar een flinke boerenzoon is. Doch de jonge boer van de Klittenhof zou mij toch Jhet meest welkom zijn!" (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1959 | | pagina 5