iiivnDErt-rtiEuws
JOIIAMIVI^ CA1.¥IJ]V
LAV E RVI ER
izen
1509-1959
Oostenrijks
muziekgezelschap
Stellendam
naar
It
tocht
75
5chrammeljt
P. VAN DEN OUDEN
Kinderhoekje
TANDPASTA
IVOROL
MAAK BABY'S UITZET COMPLEET MET
DE HANDIGE ZWITSAL BABYSET
[blad
Vrgdag 10 april 1959
No. 2785
let Zuidf
len, weH
|en.
Juitslanil
Bam zodi
ïotterda
■zomer-
lliteit
prach-
leien
l/m 44.
gant mantel'
de allei-
■tofkwaliiei' l
l?^ met mi
Luxe
Keling.
I achter. L
leuweFtaiWj
Den.
ft/m 44.
Meneer Jacoh De natuurkun-
^gles Met reserve aangehoord.
ir zijn nog kolommen te vullen wan-
men de strijd voor de christelijke
lol wil behandelen. Wij zullen dat
doen; een kijkvenster is uit zijn
wat ongedurig, een greep hier en
snap daar.
dat krantenwerk is toch eigen-
i'ig, g^ behandelt er zaken in die
seling tegen uzelf beginnen te spre-
Dingen die lang voorbij zijn ko-
1 ineens weer boven. Soms ziet ge
vroegere onderwijzer weer voor U.
eer Jacob.
jongens onder elkander ■noemden
vaak: Jacob, maar in de school
■am dat „meneer" er voor; dat is ogk
ijk. IVEeneer Jacob vertelde nog al
eens van Medemblik, daar was hij be-
kenii. Geen wonder! Zijn vader was
daar hoofd van de Openbare School ge
weest, maar er uit gezet. Hij had zon-
^s in de lokalen van de openbare
i(50l met goedvinden van het gemeen-
istuur zondagsschool gehouden. De
inee klaagde hem daarover aan in-
ats er zich over te verheugen. Sme-
was als onderwijzer heel wat
s, maar had, zoals de dominee zei,
„geen verhelderd oordeel". Toen
hoogste instantie ook „Den Haag"
lelik ongelijk gaf, legde hij zijn werk
de Openbare School in Medemblik
:r.
melik werd nu benoemd tot hoofd
een christelijke school in Den Haag,
lOuw Lutherse Burgwal 13. Het ge-
iw is een groot herenhuis, nu niet
tr als school in gebruik, waarin mi
er van Maanen, bekend uit de tijd
in de Afgescheidenen vervolgd wer-
gewoond had. Een huis vol grote
ers, die fraaie beschilderde pla-
ds hadden. Deze heer Smelik had
een zoon, Jacob geheten, die er óók ja
ren lang onderwijzer was en die was
dan onze „meneer Jacob." Een man van
zwakke gezondheid, met donkere baard,
die heel goed met zijn jongens kon op
schieten. Meisjes waren er niet, die za
ten in aparte klassen.
Eon heel enkele maal kwam het vier
jarig zoontje van meneer Jacob in de
klas kijken; een blonde kruUebol. Dit
zoontje is de tegenwoordige Professor
J. Smelik van de Amsterdamse Univer
siteit.
Meneer Jacob was ook eens in Lon
den op bezoek geweest. Dat bleef hem
bij; hij sprak er graag over, maar zag
ik spreek over ruim 50 jaar gele
den zeker geen kans er nog eens heen
te gaan.
Elpctriciteit leerde hij ons kennen
uit een dinamo, in een mooi kistje ge
bouwd. Door aan een slinger te draaien
vsrerd de stroom opgewekt. Diverse
proeven werden genomen, aan twee
handvaten konden wij de stroom in on
ze armen voelen. Soms stonden een hele
rij jongens hand aan hand om de
stroom door zich heen te laten gaan.
Men kon de stroom versterken door
een staafje langzaam uit te trekken.
Toen eens een jongen de handvatten
beet hield en een ondeugd met een ruk
het staafje finaal uittrok zodat het nog
onder de bank rolde ook, ontstond groot
tumult en lag ook de jongen die de
proef onderging, schreeuwend over de
grond te rollen. Toen zwaaide er wat.
Want dan was meneer Jacob niet ge
makkelijk.
Hel ging dus bij de Smelikfamilie om
hel -cht en de plicht het kind uit Gods
te onderwijzen. Dat gebeurde
)k. Toch was er, achteraf over-
niet de sfeer die aan de scholen
gereformeerde origine eigen was.
«i kwamen wel eens thuis met ver
en en beschouwingen die door vader
moeder werden gewezen van de
Ifend. Ook omgekeerd werd wat wij als
'""pderen op school te berde brachten,
lar met reserve aangehoord. Men was
"kbaar nergens zo bang voor als van
kinderen kleine theoloogjes te ma-
in. Dan was het vaak als met Felix:
or ditmaal ga heen en wanneer ik
ikwamer gelegenheid zal hebbon zal ik
U horen. Daarna greep men naar de
gezangenbundel en zij hieven een lied
aan
i WAARNEMER.
da
dat'
vau
Naar ik bemerk, neemt de politie ook
nauwkeurig kennis van de inhoud van
de krant.
Schrammetjes schrijfsels ontgaan hun
Argus-ogen niet. Want de redactie werd
door het Politie-bureau opgebeld in
verband met het stukje, dat ik vorige
week schreef naar aanleiding van de
onrust, die er in de dorpen heerste over
het aanranden van kinderen. De politie
deelde de redactie mee, dat hier in
derdaad „het gerucht" een grote rol
heeft gespeeld en het hele geval eigen
lijk m&i een sisser is afgelopen. Geluk
kig maar. Toch vond de politie het een
goede raad van Schram (dank U voor de
bloemen!) dat de ouders hun kinderen
goed in blijven prenten nooit met onbe
kende personen mee te gaan of zich te
laten meetronen en had dit graag nog
eens onderstreept, waarom ik het nog
weer eens ter sprake breng. Men moet
dit echter rustig en met verstand doen
en de kinderen niet in een zenuwach
tige spanning brengen. Dat doen ze el
kaar al genoeg, want ik hoorde zelfs
dat onlangs de kinderen die ter cate
chisatie gingen elkaar in verband met
„het gerucht" zó bang maakten, dat ze
niet meer alleen in 't donker naar huis
terug durfden en door anderen moesten
worden thuis gebracht. Kijk, dat is nu
ook weer overdreven. De kinderen krij
gen dan het idee, dat ze elk moment in
een auto kunnen worden getild en wie-
weet-waarheen mee naar toe genomen
kunnen worden. Daarom rustig aan het
verstand brengen wat er kan gebeuren,
maar geen sensatie er van maken!
e
Er gebeuren dagelijks méér ongeluk
ken in het verkeer. Naarmate het ge
bruik van auto's en brommers toeneemt,
is de kans op ongelukken ook zoveel te
groter. Er viel op ons eiland verleden
week ook weer een dode te betreuren.
Ary van der Voorde uit Oude Tonge
werd het slachtoffer van het steeds in
tenser wordende wegverkeer. Men kan
zélf nog zó voorzichtig zijn en nooit
iets „wagen," doch dan wordt men toch
soms de dupe van anderen, die menen:
„het gaat nog wel." Schram is over
tuigd dat als allen een een beetje kal
mer aan deden dan gaat het nog hard
genoeg! het aantal ongelukken met
sprongen zou dalen. Maar dan zoals ik
zeg: aXlemaoX wat langzamer! De haast
die de mensheid bezielt heeft in 't ver
keer al wat levens gekost. Door de ma
ximumsnelheid in steden en dorpen in
te voeren, gaf het aantal verkeersonge
vallen een daling te zien. Dat is voor
Schram een duidelijk bewijs dat daór
de schoen wringt. Nu wilde ik het daar
niet over hebben, maar een andere vraag
is bij me opgekomen. Het gebeurt n.l,
vaak dat bij ongelukken de getroffene
bewusteloos is. Men vervoert zo iemand
die raen vaak helemaal niet kent naar
een ziekenhuis, waar men al het mo
gelijke doet om het leven te behouden.
Met de lichamelijke gesteldheid van
zo'n patiënt is men helemaal niet be
kend, dus men gaat uit van het stand
punt met een overigens gezond mens
te doen te hebben. Nu zou het wel eens
kunnen voorkomen, dat men medica
menten toediende, welke juist voor zo
iemand niet geschikt zijn. Wist men van
te voren met wie men te doen had, dan
zouden er soms andere maatregelen ge
nomen worden.
Daarom kwam bij Schram de vraag
op of het niet wenselijk zou zijn, dat
iedereen iets bij zich droeg waarin de
omstandigheden zijn aangetekend waar
mee rekening gehouden dient te worden
bij een eventueel ongeval, waarbij men
bewusteloos geraakt. Dat zou naar mijn
mening in vele gevallen de taak van de
geneeskundige vergemakkelijken en
hem aanwijzingen geven wat hij wél
en wat hij niet kan doen. Ook komt
het me gewenst voor dat ieder ook het
nummer van de bloedgroep waarin hij
thuisbehoort bij zich heeft. Dan weet
men in gevallen waarbij bloedtransfu
sie moet worden toegepast direct waar
men aan toe is. Het lijkt misschien al
lemaal een beetje akelig, maar we moe
ten toch met de werkelijkheid van het
leven rekening houden. Denk nu niet
dat dit enkel voor automobolisten of
motorrijders geldt, maar terdege voor
elke weggebruiker. Want hoe vaak ge
beurt het niet, dat argeloos wandelende
voetgangers worden aangereden. Er
vliegt wel eens een auto op een trottoir,
waar tal van mensen lopen. Overal be
dreigen ons gevaren zowel van de weg
als uit de lucht! Nu zal het niet zo een
voudig zjjn om ieder te verplichten de
ze voorzorgsmaatregel te nemen, want
dan zouden we weer in het Duitse sy
steem van een „persoonsbewijs" moeten
vervallen. Ieder die echter lichamelijke
bijzonderheden heeft, waarmee een arts
rekening dient te houden, kan hierin
zelfstandig tewerk gaan.
Hij of zij mag dan hopen, dat het nooit
gebruikt behoeft te worden, maar éls
het onverhoopt nodig zou zijn, weten
de omstanders meteen wie de bewuste
loze is. De politie behoeft eerst niet uit'
te zoeken met wie men te doen heeft of
wie men moet w^aarschuwen en een dok
ter weet ook meteen alles af van de
antecedenten van de patiënt, waarop hij
zijn behandeling kan baseren. Het is
dus verstandig in jas of tas die gege
vens bij zich te dragen, waarvan in
noodgevallen een nuttig gebruik kan -
worden gemaakt.
Wat ook nog al eens ongelukken ver
oorzaakt, is het onnnadenkend openen
van een portier. Men zet de auto aan
de kant en zonder even uit te kijken
worden de portieren opengedaan. Dan
gebeurt het menigmaal dat een juist
passerende auto of fietser pardoes op
dat geopende portier vliegt, met al de
nare gevolgen daarvan. Gewonden, ja
zelfs doden zijn er al heel wat gevallen
door het nonchalante openen van por
tieren. In Duitsland werden er verleden
jaar meer dan vierduizend ongelukken
door veroorzaakt. Plus wat er dan nog
mee gebeurt, dat de politie niet aan de
weet komt. Willen de autobezitters of
liever berijders er rekening mee hou
den, dat er méér mensen op de weg zijn,
alvorens'zonder enig nadenken en ach
terom te zien uit hun auto te stappen?
Daar zit voor een ander, maar ook voor
hunzelf een zéér gevaarlijke kant aan!
SCHRAMMETJE.
Vermoedelijk is Calvijn reeds in zijn
Parij se tijd in aanraking gekomen met
Hervormingsgezinden. En zo zou hij dan
reeds toen enigermate bestraald en ver
licht zijn geworden met het licht van
Gods Evangelie. In Parijs woonde Cal
vijn immers in bij de godvrezende la-
kenkoopman een Waal, van huis uit
:Etienne de la Forge.
Maar wanneer Calvijn in 1532 een ge
schrift uitgeeft over een boek („De de
mentia", geheten; dat betekent: over de
zachtmoedigheid) van de heidens-Ro
meinse wijsgeer Seneca, geeft hij nog
weinig blijk van vertrouwde omgang
met de Heilige Schrift. Slechts een drie
tal keren haalt hij een woord aan uit
de Bijbel. Er zijn er trouwens ook, die
het ervoor houden, dat Calvijn voor het
schrijven van dit werk reeds innerlijk
vernieuwd, en bekeerd is geworden. Zo
b.v. dr. Potgieter in diens Dissertatie,
over de Filiofie volgens Calvijn.
Geheel anders is dit in het jaar 1533.
We schrijven Allerheiligen 1533.
In de stad Parijs staat de nieuwe rec
tor, der Universiteit dr. Cop, een ge
wichtige plechtigheid te wachten. Hij
zal voor een uitgelezen gezelschap van
wereldlijke en geestelijke grootheden
een rede hebben uit te spreken, waarin
hij zeker niet aan Romes gedachtenis-
feest van Allerheiligen mag voorbij
gaan. Vandaar ook de aanroeping van
de moedermaagd Maria in deze rede.
De nieuwe rector blijkt evenwel Her
vormingsgezind. Hij is ketters beïnvloed,
deze uit Bazel afkomstige medicus: Ni-
colaas Cop, die evenwel, zij het daarbij
naar alle waarschijnlijkheid geholpen
door de jonge Jean Cauvin, de bazuin
van het onvervalste Evangelie van vrije
genade aan de mond zet. De schare in
de kerk der Mathurijnen luistert met
ontzetting toe. Het is n.l. een rede over
de Zaligsprekingen uit het begin van
Jezus' Bergrede, en geen woord ter ere
van Romes heiligengalerij. Dat gaat te
ver, oordeelden enkele fanatieke Fran
ciscaner monniken, en uit protest ver
lieten zij onder veel lawaai de kerk, al
voor de tijd om is, en klaagden de bru
tale rector aan bij het parlement, opdat
deze tot gevangenneming van de ket
ter zou bewilligen.
Gelukkig werden zowel dokter Cop als
Johannes Calvijn intijds gewaarschuwd,
en konden zij de voor hen zo gevaarlijk
geworden stad, al vluchtend verlaten.
Naar men zegt, is Calvijn met een
mand uit de vensters van zijn kosthuis
aan de achterzijde! neergelaten,
terwijl aan de voordeur zich de ge
rechtsdienaars al meldden.
Uit deze rede van 1533 zou dus ten
duidelijkste de bekering van Calvijn ons
blijken, wanneer het n.l. werkelijk vast-
BELASTINGCONSULENT
Voorstraat 18 Sommelsdijk
Telefoon 01870-2737
Geen verzekeringen
staat, dat hij de eigenlijke auteur, en
opsteller ervan is. Maar zo niet, waar
toe dan die vlucht?, en dat omzwerven
daarna?
Wijlen dr. K. Sietsma heeft er inder
tijd goed aangedaan, een drietal ge
schriften van Johannes Calvijn in
1937 nl. onder de titel: „Apologie
verdediging) van de Reformatie der
Kerk" uit te geven.
Daarin is als eerste opgenomen het
„Antwoord aan Kardinaal Sadolet", uit
1539. Calvijn was toen zelf te Straats
burg, immers verbannen uit Geneve.
De bekwame kardinaal probeerde door
een brief de stad Geneve weer om te
krijgen, voorgoed van de Reformatie af,
naar Rome terug. Dr. Sietsma tekent
deze Sadoletus (op z'n Latijn) dan ook
als „een waardig en bekend scribent",
die „als secretaris van Paus Leo X, de
verlichte Paus, zich een naam had ver^
worven" (pg. 8).
Uit deze brief aan Sadolet wil ik
enkele zinsneden uit dr. Sietsma's ver
taling, aanhalen!
Calvijn deelt aan Sadolet dan mee,
hoe hij de kerk van Geneve gepoogd
heeft tot vernieuwing te brengen. Im
mers ook daar hadden „menselijke in
zettingen het graf gedolven voor de
Christelijke vrijheid" (pg. 46). Het zag
er bij Calvijns komst in Geneve niet zo
best uit: „Alleen met vreemde leringen
werd het volk aan alle zijden omringd,
en men speelde met allerlei dwaashe
den" (pg. 55). Daarbij stond Calvijn
slechts één wapen ten dienste: „Met
welk wapen en schild zal nu die jam
merlijke figuur zich te weer stellen, om
niet al aanstonds verslonden te wor
den? Slechts met één zwaard kan men
kampen, leert Paulus; miet bet zwaard
des Geestes (Eph. 6 17). Derhalve is
de ziel weerloos den duivel en het ver
derf overgeleverd, wanneer men haar
God's Woord ontrooft" (Pg. 50).
„Ten eerste laten wij den mensch
aanvangen met de zelfkennis. Niet licht
vaardig of oppervlakkig echter; maar
hij moet zijn geweten voor God's rech
terstoel brengen, en wanneer hij dan
overtuigd is van zijn zondigen toe
stand, zal hij ook de gestrengheid be
denken van het vonnis, dat over alle
zondaren geveld is. Zo valt hij, vernie
tigd en verslagen over zijn ellende, oot
moedig voor God neer, laat alle zelf
vertrouwen varen en spreekt zijn ganse
verlorenheid uit. Dan wijzen wij hem
op den eenigen grond des behouds: de
barmhartigheid Gods, zoals zij ons in
Christus is geopenbaard, want alles, wat
tot ons heil dient, is in Hem vervuld.
Zo voltrekt zich, volgens onze lee
ring, de verzoening des menschen met
God; niet door eenige verdienste, niet
door de waarde onzer werken, doch al
leen door vrije genade. Dewijl wij ech
ter Christus in het geloof omhelzen en
in gemeenschap met Hem treden, noe
men wij dat naar de wijze der Schrift:
rechtvaardiging door het geloof."
In deze schone brief stelt Calvijn al
direct het thema van de „ere Gods" aan
de orde (pg. 29). De „ijver voor de eere
Gods" wordt de mens „als grondslag
van zijn levenspractijk voorgeschre
ven". „Want wij zijn ten eerste niet voor
ons zelf, maar voor God geboren! „De
Heere zelf heeft weliswaar, zoals ik toe
geef, den ijver voor de verbreiding en
Beste jongens en meisjes!
Er zijn nog brieven van de vorige
maand, enafijn, jullie begrijpen het
al: ik moet zonder veel complimenten
aan de slag. Hier is dan het nieuwe
raadsel,
APRIL-RAADSEL 2
1
X
2
X
3
X
4
X
5 XXXXXXXXX
6 X
7 X
8 X
9 X
1. Letter. 2 Gij hebt eenmet macht,
Uw hand is sterk (Ps. 89). 3. Jozef werd
alsverkocht naar Egypte. 4. Een
kamerling van koning Herodes was-----
(Handel. 12). 5. Andere naam voor de
maand april. 6. Gij neemt weg, dat gij
niet gelegd hebt, en gij maait, dat gij
niethebt (Lucas 19). 7. En de-----
vergrimde op de vrouw, en ging henen
om krijg te voeren (Openb. 12). 8. Zo
zoudende wateren overlopen heb
ben (Ps. 124). 9. Letter.
Op de kruisjeslijn naar beneden komt
het woord te staan dat gevraagd wordt
bij 5.
Een brief van een raadselniclitje.
Ja, dat kan natuurlijk niet altijd, dat
ik een brief van een van jullie in de
krant zet, maar nu moet het toch maar
eens. De brief rijmt, maar ik zal de re
gels achter elkaar zetter want anders
heb ik zo veel plaats nodig. Hier komt
het:
„Ik heb een kwartier zitten te verzin
nen. Maar ik wist niet hoe ik moest be
ginnen. En nu doe ik het maar zo. Want
ik moest toch wat schrijven aan Oom
Ko. De raadsels waren wel wat moeilijk
maar Ik kreeg ze toch voor elkaar. Ik
heb ze opgelost van één tot vier En ge
schreven op papier, We zijn met de hele
klas bij het Ouddorpse pompstation
wezen kijken, W^aar veel reservoirs
stonden te prijken. Daar zijn we van de
week naar toe gegaan. Dat stond ons
natuurlijk wel aan. Waar wij van ma
ken moesten een opstel. Hierbij staat
natuurlijk je eer op 't spel. Het voorjaar
is weer bijna in het land. En de winter
koude aan de kant. Maar één ding is
zeker en gewis. Dat de negende mijn
zusje jarig is. Nu ga ik maar naar bed.
Daar maak ik met mijn zusje pret. Laat
mijn moeder 't maar niet horen. Anders
krijg ik klappen om mijn oren. Mijn
nieuws is op. Dus is het stop.
Nu zeg ik het zo: Dag Oom Ko"
CORRESPONDENTIE
Nellie P. Ouddorp. Dachten jullie dat
het raadsel er zo gauw zou instaan?
Dat gaat nu eenmaal niet. Ik moet ook
rekening houden met de tijdsomstan
digheden. Als er geen bizondere dingen
te herdenken zijn, kunnen er verschei
dene andere raadsels worden geplaatst.
Staan de plaatjes mooi bij het poesie-
versje?
Aria van K. Ouddorp. Jij bent dus
nogal ziek geweest. Gelukkig, dat het
niet in ernstige graad was. Vroeger was
die ziekte heel erg. Leuk, dat je Janny
en poes dikwijls op visite had. Janny
kon vertellen en poes kon spinnen van
genoegen.
Mientje v. d. S Oude Tonge. Ik zal
je raadsel goed bewaren. Misschien
krijgt het wel een plaatsje in de krant.
En voor de rest behoef ik niet veel meer
te schrijven, hè?
Bennie en Jonnie H. Goes. Het is wel
laat dat jullie antwoord krijgen op de
brief, maar ditmaal kon het echt niet
anders. Overgeslagen wordt niemand,
maar het kan wel eens een tjjdje aan
lopen. Ik heb niet altijd volop plaats.
Vonden 'uUie die prijzen zo mooi? Dat
doet me genoegen.
Ik kan best begrijpen, dat er in Goes
niet veel lezers zijn van „Eilanden-
nieuws". Het is niet zozeer een blad
voor die streken, en wanneer jullie niet
zo met Flakkee waren vergroeid, dan
zouden jullie nu ook niet raadselen.
Corrie V. Middelliamis. Klaas heeft
wel een mooi uniform aan, denk ik. Het
kan gebeuren dat je rekenen een tijd
lang goed doet, maar dat een andere tijd
taal weer gemakkelijker gaat. Daarom
schommelen de cijfers ook zo vaak. Als
de cijfers maar niet te veel naar be
neden schommelen, dan zal het wel
gaan.
Ria de W. Middelharnis. Dat was een
ziekenhuisje, hoor! Gelukkig, dat er nog
één gezond bleef. Maar voor die ene
kwam het er nu op aan! Is je moe later
toch niet ziek geworden? Het verslag
van die ouderavond heb ik gelezen.
Heb je het naar je zin gehad? Voor al
len de hartelijke groeten.
Kees V. Middelharnis. Toen je schreef
zat je nog in je maag met de repetities.
Elke dag maar opnieuw. Nu sta je daar
weer al een eind achter. Hoe is het af
gelopen? Ik denk, dat dat wel in je an
dere brief zal staan. Ik heb eerst je
oude brief maar beantwoord, zie je.
Allemaal de hartelijke groeten en tot
volgende week, zullen we hopen.
Oom Ko.
P.S. Er was geen denken aan om deze
week de prijswinners uit te zoeken.
Volgende week misschien, maar be
loven doe ik nog niet. Het is ook
wel eens goed, dat iullie geduld le
ren oefenen. I3at is voor veel din
gen erg nuttig. Geloven jullie dat
ook niet? Later misschien!
DE BESTE en niet duur.Tube 95-70-45 et
verheerlijking van Zijn naam onlosma
kelijk verbonden aan onze zaligheid,
teneinde den mensch die verheerlijking
nog meer op het hart te bindenHet
hart eens Christens moet zich derhal
ve hooger heffen dan tot het zoeken
naar en strijden om de zaligheid der
eigen ziel."
Het ging Calvijn niet om een nieuwe
kerk, maar, zegt hij, wij „zoeken ook
volstrekt niets anders, dan juist het
oude gelaat der Kerk weer te herstel
len" (pg. 33). „Wij hebben tenslotte noo-
dig een Kerk, welker hoogste streven
is, in vrome deemoedigheid op God's
Woord acht te geven en in gehoorzaam
heid zich daaraan te houden" (pg. 47).
„Men moet derhalve naar de leeraren
in de Kerk luisteren, als naar Christus
zelf doch alleen, wanneer zij het hun
opgelegde ambt vervullen" (pg. 49).
In de weg der bekering was Calvijn
over dit alles het rechte licht opge
gaan. Hij kan zich terecht tegen Sado
let verdedigen, op het punt van kette
rij en het verscheuren der kerk. Want
Calvijn zocht immer „de éénheid der
Kerk" (pg. 57), maar niet ten koste van
de waarheid Gods. Hij zegt: „Ik zou
echter den vrede met hen, die zich als
priester der Kerk en als zuilen van het
geloof uitgaven, hebben moeten koopen
met het verstooten van Uwe waarheid."
En dat kón Calvijn onmogelijk doen,
sinds de Heere hem met Zijn H. Geest
had verlicht. „Om die verderfelijke
Goddeloosheid te onderkennen, hebt Gij
mij den fakkel van Uw Woord voorge
houden. Gij hebt mijn hart onrustig ge
maakt" (pg. 56). Calvijn kreeg de ere
Gods liever dan zijn eigen leven. Zie
hier, het geheim van zijn bekering. Geen
wonder, dat Calvijns levensdevies werd:-
„Het geslachte hart bied ik God ten of
fer aan."
St. Maartensdijk.
Ds. V. d. Hr.
STELLENDAM De muziekvereni
ging „De Hoop" te Stellendam, heeft
het initiatief genomen, om de Berg Mu-
ziekcapelle te Eisenerz (Oostenrijk) uit
te nodigen, alhier een tweetal concerten
te komen geven. Dit muziekgezelschap,
dat een internationale vermaardheid
heet, is door de AVRO uitgenodigd, ter
wijl de NTS het gezelschap eveneens
heeft aangezocht voor haar camera's op
te treden. Stellendam heeft evenwel de
primeur van hun optreden, daar zij
daar het eerst zullen concentreren. Dit
muzikaal evenement zal plaats hebben
op zaterdag 16 mei a.s. Het gezelschap
beschikt over een uitgebreid repertoire,
o.a. opera's walsen etc. terwijl zij bo
vendien originele Oostenrijkse volksmu
ziek brengen, waarbij tevens een solo
zangeres optreedt. De muzikanten beho
ren voor het grootste gedeelte tot het
vak- en administratief personeel van het
mijnbedrijf. De bezetting varieert in
sterkte van 45 tot 50 man, terwijl zij
gekleed zijn in mijnwerkersuniform.
Daar dit optreden uiteraard nogal wat
kosten met zich meebrengt, en de mu
ziekvereniging „De Hoop" zelf niet ka
pitaalkrachtig is, wil men trachten ge
noemde kosten tot het uiterste te be
perken. Het bestuur zal daarom een be
roep doen op de Stellendamse bevol
king, om voorzover mogelijk aan één
of meerdere muzikanten logies te ver
schaffen.
PLAATST XJW FAMELnS-BXXCIGHTEN
IN KtLANDEN-NIEUWS
door W. Schippers
.139375-
|..Kom, kom, van dergelijke bluffende
laatjes bedienen zich zoveel jonge
]^apen. En is het wel te verwonderen,
iemand met een driftig karakter,
Js Bart nu eenmaal heeft, tot dreige-
pnten overslaat, als een goed ge
pend voorstel op beledigende wijze
Jrdt afgewezen?"
IHierraede meende Rokus Groskamp
- opwinding van moeder en dochter tot
aaren te hebben gebracht en hij
egde er tot meerdere geruststelling
g bij:
«Je moet verstandig- zijn, Marie, en
Pke gezegden niet dadelijk voor goede
unt opnemen; het zal heus zo'n vaart
lopen." De boer van Klavervier
Bm de pijp weer tussen de tanten en
B stak de duimen opnieuw in de arms-
|ten van zijrf vest, om nog een wijle
pn zijn avondrust te genieten.
"Toen moeder mij daarstraks in de
de viel, was ik nog niet uitgepraat,
per," sprak Marie. De boer fronste
I wenkbrauwen en kortaf klonk het:
vat hebt ge dan nog meer?"
„Wel, ik dacht over het dreigen van
Bart Brakkers evenals U, en ik was
zijn gezwets al bijna vergeten, doch
daareven op de polderweg is mij geble
ken, dat het wel degelijk in zijn voor
nemen ligt, om door te drijven, wat hij
gezegd heeft."
De boerin werd bleek en Rokus Gros
kamp trok enigszins driftig de duimen
uit zijn vest.
„Wat is er dan gebeurt? Heeft Bart
weer gevochten en met wie?"
„O nee, zover is het gelukkig nog niet
gekomen," luidde het antwoord, „doch
dat verandert niet veel aan zijn kwade
bedoeling. Ik was wat lang bij Mien en
Koosje Brakkers gebleven en daarom
handelde ik op het dorp bij juffrouw
Rijnberg maar gauw mijn dingen af.
Zonder mij ergens op te houden, ben ik
toen dadelijk de polderweg opgegaan.
Bijna was ik bij de Klittenhof, toen een
voorbijganger mij naar de weg vroeg.
Terwijl ik de vreemde heer opheldering
gaf omtrent de weg, kwam een wagen
in vliegende vaart ons achterop rijden.
„'t Was Bart, dat hoorde ik al, vóór
ik omkeek, aan het vloeken tegen zijn
paard; waarschijnlijk was hij weer half
beschonken.
„Denk er om, wat ik je gezegd heb.
Marie Groskamp," brulde hij mij toen
toe; en tot de vreemdeling schreeuwde
hij ook zijn onbeschofte dreigementen,
waaraan hij misschien wel getracht zou
hebben gevolg te geven, als hij niet al
zijn kracht had moeten inspannen om
zijn paard meester te blijven, dat hij
bijna dol had gemaakt door zijn slaan
en vloeken."
Inwendig was Rokus Groskamp wel
beledigd door de handelwijze, welke
Bart Brakkers zich tegenover zijn
dochter had veroorloofd, doch ander
zijds zag hij er van Barts kant de ern
stige bedoeling in, om het meisje dat
hij tot vrouw begeerde, aan iedereen,
desnoods met geweld, te betwisten.
„Je zult er toch, hoop ik, werk van
maken, dat Bart Brakkers gestraft
wordt voor zijn schandelijk optreden
tegenover Marie?" sprak de boerin ten
hoogste verontwaardigd; doch de boer
haalde enigszins minachtend de schou
ders op.
„Een stoiTO in een glas water, de sop
is de kool niet waard." En daarop zijn
dochter scherp in de ogen ziende, vroeg
hij kortaf: „Was die vreemde heer, die
jou naar de weg vroeg een jonge klant?"
„Ik heb hem niet naar zijn leeftijd
gevraagd, vader," antwoordde het meis
je, en in de klank harer stem lag iets,
wat Rokus Groskamp van haar niet ge
woon was.
Dreigend trokken zijn wenkbrauwen
samen en hard was de toon, waarop hij
sprak:
„Denk er om, dat ik een behoorlijk
antwoord verwacht, versta je!
„Was de man, die je aansprak jong,
of was hij het niet, dat vraag ik je."
„'t Was nog een jonge man, vader,
doch dat verandert niets aan de bruta
liteit van Bart Brakkers, zou ik den
ken; ik kan toch spreken met wie ik
wil, zonder dat die dronkenlap er zich
mee heeft te bemoeien?"
„Spreken met wie ik wil?" herhaalde
de boer toornig, „dat staat nog te be
zien; en ik zeg je, dat een boerendoch
ter van onze stand niet met de eerste
de beste straatslijper, die toevallig
langs de polderweg zwerft, praatjes
maken moet."
De tranen spr.ongen Marie in de ogen;
ze had gedacht, dat haar vader op zijn
gewone doortastende manier maatrege
len zou hebben genomen om te zorgen,
dat Bart Brakkers dergelijke dingen in
het vervolg niet meer zo gemakkelijk
zou doen, doch in plaats daarvan,
scheen hij de handelwijs van Bart niet
zo heel erg te vinden, veeleer nam hij
het haar kwalijk, dat ze die vreemde
heer te woord had gestaan
De sterren tintelden reeds uren lang
aan de lichte nachthemel, de eenden en
ganzen kwaakten of gaggelden niet
meer, doch sliepen met de kop onder
de vlerken vlak aan de kant van de
vijver; er heerste stilte in akker en
weide, vredige, nachtelijke stilte alom,
doch in de harten der bewoners van
Klavervier wilde de gewone rust nog
niet komen, omdat in die harten de
vrede was verstoord.
Zonder een kruimel brood meer aan
te raken, had Marie haar slaapkamertje
opgezocht en op haar goeden nacht had
slechts moeder geantwoord; vader
scheen het niet te hebben gehoord.
Neen, Marie kon niet slapen. Allerlei
gedachten woelden haar zo door het
hoofd, dat vooreerst nog geen sluime
ring die gedachten kon doen verdwij
nen.
Zou vader dan werkelijk willen, dat
ze in de speelmakker harer jeugd iets
meer zou kunnen zien dan in ieder an
der jonkman, die haar onverschillig
was?
Zou vader na al hetgeen ze vanavond
van Bart Brakkers verteld had, werke
lijk nog kunnen denken, dat het van
haar kant slechts kinderachtige over
drijving was, en dat ze de handelwijze
van de jonge boer van de Klittenhof
maar moest beschouwen als een be
wijs van zijn genegenheid voor haar?
Haar kleine, krachtige handen balden
zich op de dekens, en haar ganse ge
moed kwam in opstand bij deze ge
dachte.
Rokus Groskamp kon ook de slaap
niet vatten. Waarom moest die koppige
meid hem zo boos maken met haar na
tuurlijk erg overdreven klachten, Qver
de zoon van Tijs Brakkers, z,iix\ beste
vriend?
Was dat haar dank voor zijn toegeef
lijkheid aan haar kleine wensen en ver
langens? Was dat de gehoorzaamheid.
die zij tegenover hem in de eerste
plaats had te betrachten?
't Lag immers gans niet in zijn be
doeling om haar tot iets te dwingen
waartegen haar gemoed in opstand
kwam, doch als hij wilde, dat ze in
vrede leefde met haar naaste buren,
dan had zij daarvoor te zorgen zonder
meer.
En de boer van Klavervier woelde
om en om in zijn groot bed en de
staande klok in de huiskamer sloeg re
gelmatig bij elk half uur, dat verstreek,
maar de slaap wilde niet komen.
„Waarom maak ik het mijzelf toch zo
moeilijk?" zo dacht de boer tenslotte.
„Ze is immers nog zo jong en zolang
als die Bart zich zo woest en onbezon
nen aanstelt, zou ik zélf niet willen, dat
hij zich te veel met haar inliet. Tijs
heeft me echter gezegd, dat Marie, als
ze wü, hem gemakkelijk zou kunnen
leiden, en dat hij dan zijn dolle stre
ken vanzelf wel zou laten varen
„Als er intussen maar niet iemand
anders op haar weg verschijnt, die haar
het hoofd op hol brengt men kan
nooit weten.... En als het dan in elk
geval maar een flinke boerenzoon is.
Doch de jonge boer van de Klittenhof
zou mij toch Jhet meest welkom zijn!"
(Wordt vervolgd)