EIIArtDEIt-niEUWS
K
,,Rheiorclub Flakkee" hield
zeer geslaagde openbare les
balm
Ds. H. C. V. d. Ent (Chr. Geref. pred.)
sprak voor de S.G.P. te Melissant
LAVE RVI ER
ichi
Schapenvierling in Overijsel
jelink
in-
sn
lakkee
gVrijdag 6 m^art 1959
No. 2776
Cursisten blei<en het woord
prima te beheersen
flh^ èèhfnacfit-
iüwlfiarttlBri
!^aafenv zacht
M ene krijgt
Brandend Ma
bij wijze van toetje
It U de
pren op
Jiig voor
len met
lettings-
lüIS
ISLAND
De man was niet thuis De Ne
derlandse taal is rijk Weer een
proeve van psalmberijming
Psalm 91.
- Ja, dat was weer een pijnlijk momen-
Itie op het sociale bureau. Een der amb-
Itenaren had opdracht gekregen een be-
Izoek te brengen bij en een rapport te
Imaken over een man die hulp gevraagd
■had. De ambtenaar rapporteerde: „de
Iman was uit. Neen, zei de chef, het
Inioet zijn: „de man was niet thuis."
iHm, repuiceerde de rapporteur, de ne-
Iderlandse taal is rijk! Nu, voor die op-
Imerking kreeg de goede man toch nog
leen beetje straf.
I De nederlandse taal is njk. Daar
•dachten wij aan toen wij voor 't eerst
Ikennis namen van de nieuwe Bijbelver-
Italing en wij dachten er ook weer aan
Inu wij toegezonden kregen de proeve
■van nieuwe berijming van 110 psalmen
Ivan de Interkerkelijke Stichting. Daar
lis nu heel wat op gezwoegd en heel wat
Ivergaderd eer die 110 psalmen nu op
papier staan. Hadden wij daaraan, zo
■Vraag ik allereerst, nu behoefte? Zijn
ionze psalmen nu zo onbegrijpelijk dat
|et nodig wat anders moet komen?
I De taal leeft. En ze kan dus ook ver-
louderen. Boeken uit de 17e eeuw kun-
Inen wij nog lezen, maar b.v. met die uit
|de 14e eeuw gaat het niet meer. Da-
ïtheen's psalmen zijn kostelijk mooi, zij
I hebben veler hart tot lof en dank ge-
iroerd. Maar er staan ook woorden in
[waarvan wij nu de betekenis niet meer
(weten. Dan zingen wij dus wel eens een
[regel die wij niet begrijpen. Zoals de
I roomsen het latijn horen zingen. Waar-
Imede ik maar bewijzen wil, dat een
Iboek of vers niet in dezelfde woorden
[voor elk gebruik vele eeuwen mede
Ikan, Al is b.v. onze statenbijbel een be
lwijs dat men zulk een heerlijk gewrocht
look maar nooit terzijde moet leggen. Ik
Ivraag dus: was onze bijbel zo wij die
lalle hebben, nu zo oud en zo vol on-
I duidelijke woorden dat wij een nieuwe
[vertaling moesten hebben? Gezwegen
[maar van de verwarring in het citeren
f van een tekst.
Maar nu de psalmen. Er zijn al 3 of
14 nieuwe berijmingen. Op vele scholen
I geeft het reeds de grootste verwarring
len men grijpt er, om met wijlen ds.
{Fransen te spreken, maar naar de ge-
I zangenbundel. Arme jongens en meis-
I jes, nu wordt je dat kostelijke psalmen-
Iboek nog afgenomen ook; de heren zul-
llen eerst eens wat nieuws maken. Nu
\'t is er ook naar. Het lust mij niet er
Iveel woorden aan te besteden. Er zou
[heel wat aan te halen zijn. Ik wijs nu
fmaar op die kostelijke 91e psalm, vers
i2, in mijn psalmboek:
Hij zal uit 's vogelvangers net
U veilig doen ontkomen;
Hij is het die uw leven redt.
Gij hebt geen pest te schromen.
Hij zal, in lijfs- en zielsgevaar
U met zijn vleug'len dekken.
Zijn waarheid U ten beukelaar,
en ter rondas verstrekken.
Nu, wat mankeert er aan? Niets.
I Ieder begrijpt dat de beukelaar en rond-
ias tot de uitrusting van de krijgsman
[behoorden. Er zijn er dus van Gods
1 gunstgenoten tot wie God persoonlijk
|zegt dat Hij hen uit het vogelvangers-
|net zal uitvoeren, dat Hij hun leven
[redt, gij hebt geen pest te schromen.
I Daar moet ge nu in uw leven eens iets
[mede te maken gekregen hebben, dan
wordt zo'n vers U dierbaar en zoet tot
uw dood toe. En dan bijvoorbeeld vers
4: Gij zult aan d'een en d'andre hand,
Tienduizenden zien vallen, terwijl gij in
[geruste stand, bewaard blijft boven
lallen. In veler leven is dat voorge-
vallen, bevestigd.
Nu echter de heren in hun versjes,
I over dat vogelvangersnet: (hebt U daar
al eens ingezeten?)
God heeft uw ziel van nood en dood
Gered en aangenomen.
Een vogel die ternauwernood
Is aan de strik ontkomen.
Zijn vleuglen dekken U; gestild
is al uw angst en vrezen
Zijn trouw beschermt U als een
schild
Hij doet U veilig wezen.
Daar kan men van zeggen dat er vele
mooie liederen bestaan. En dat. de ne
derlandse taal rijk is. Maar ook dat het
niet haalt bij dat vogelvangersnet en
dat gerust zijn op het uitbreken zelfs
van de pest. Het geloof doet de ziel
rusten in God als op een onverstelbare
rots. Het haalt de beloften Gods met
vaste hand naar zich toe.
Nu ook nog vers 4 uit dat boekje de
eerste vier regels:
Al vallen duizenden in 't rond
Door ongeziene handen.
De Heer wil niet dat het U wondt
Dat het U aan zal randen.
Ach ja, 'n mens wil wel eens iets
anders, We zijn nu eenmaal rusteloos
Maar voor het berijmen van de psalmen
is het nodig dat de dichter de taal van
de Heilige Geest uit ervaring kent, an
ders wordt het maar rijmelarij van
mensen. En zo ik al zei, prematuur,
zeer voorbarig. Wat mankeert er nu
b.v. aan dat hijgend hert, de jacht ont
komen? Nu wordt het in dit boekje:
„evenals een moede hinde, naar het
klare water smacht." Ik vraag, waar
dient dat nu voor om de hand aan zo
heilig werk te slaan en het volk ook
hierin van een voorgeslacht los te ma
ken? 't Ziet er nog al mooi uit in de
kerken om zich tot nieuw geestelijk
werk te zetten! Men mocht liever eens
een algemene boetedag uitschrijven
van alle kerken samen om onze kerk-
zonden te bewenen en te klagen over de
intrekking van Gods Geest, die zo
merkbaar is.
En mi doet het mij vreugde dat de
nederlandse taal zo rijk is, maar men
moet de-etaleringszucht maar niet op
onze psalmen botvieren, want al zijn zij
ook door mensen gerijmd, achter elk
regeltje is een zaak verborgen.
Waarnemer
Zwaarmoedige gedachten, tobberijen
en angstgevoel worden verdreven door
MIJNHARDT'S ZENUWTABLETTEN
Versterken hel zelfvertrouwen en
•temmen U weer moedig en rustig.
Dinsdag 24 febr. hield de „Rhetorclub" Flakkee haar openbare eindles in de
zaal van hotel Spee. De voorzitter de heer M. Verolme opende deze bijeen
komst met een welkomstwoord en verheugde zich er over dat wederom een
openbare eindles kon worden gegeven. De voorzitter noemde de docent dhr.
Fousert uit Delft een man wiens ijver ontembaar is en bovendien een figuur
die langzamerhand voor velen op dit eiland geen onbekende meer is. Deze
avond hopen wij weer eens opnieuw te kunnen constateren wat onder uw lei
ding tot stand is gebracht en gepresteerd en dat in 8 lessen, aldus de voorz.
Jammer is het dat velen door ziekte deze avond moeten verzuimen, mede
daardoor is de opkomst niet zo groot als werd verwacht. Op zijn eigen wijze
vertolkte de voorz. echter de gedachte dat de kwaliteit de kwantiteit zou doen
vergeten. Door de goede zorgen van de heer Wesdijk zouden de speeches op
de band worden opgenomen, zodat ook de zieken het resultaat van deze cursus
thuis zouden kunnen beluisteren. Na nog gewezen te hebben op de grote
betekenis van het vrije woord en het nut van de Rhetorclub Flakkee gaf de
voorzitter het woord aan de heer Fousert. Deze hield een inleiding waarin
hij de grote betekenis van het vrije spreken en denken uiteenzette, met als
slotconclusie de gedachte: Machtig is hij, die zijn gedachten via het gespro
ken woord op de juiste wijze weet te dragen. Dan kwam het grote moment
waarop velen deze avond hadden uitgezien n.l. de spreekbeurten der cursis
ten.
Als eerste werd uitgenodigd de heer
L. van Dijk uit Middelharnis. Genoem
de heer had als onderwerp gekozen „De
Geschiedenis", Verdeeld in tijdvakken
en in Vaderlandse en Algemene geschie
denis, ging spreker in op het ontstaan
en de verdere ontwikkeling hiervan. Op
uitstekende wijze belichtte hij hoe eerst
alleen door mondelinge overlevering de
geschiedenis werd bewaard, doch later
het geschrvene historie werd, en zo
doende ook betrouwbaarder.
De heer L. Taaie uit Middelharnis
vroeg een onderwerp uit de zaal. Uit
deze koos hij Televisie, Spreker ver
diepte zich er in wat televisie beteken
de voor het huiselijk leven. Hij vond
dit medium een prachtig iets voor hen
die b.v. door invaliditeit aan huns zijn
gekluisterd en zag ook de schaduwzijde
van televisie niet over het hoofd.
Dan kwam de enige dame uit deze
cursus aan het woord, n.l. mevr. van
Putten uit Dirksland die het onderwerp
„Gezelligheid" besprak. Zij schetste op
uitstekende wijze de gezelligheid door
de diverse tijden heen en liet haar toe-
Zaterdagavond j.l. sprak ds H. C. van
der Ent, Chr. Geref. predt. te Eotter-
dam-W. voor de kiesvereniging der
Staatk. Geref. Partij te Melissant. De
voorzitter der kiesvereniging dhr. A.
Mans, heette alle aanwezigen hartelijk
welkom, verzocht te zingen Ps. 119 vers
69 en las Jacobus 5. Ds. v. d. Ent ging
dan voor in gebed. Vervolgens werd
gezongen Ps. 72 vers 1 en 2.
De tijden die wij beleven, aldus spr.
zijn hoogst ernstig. De massa gelooft
dit helaas alet en vooral de jongeren
niet. Het „carpe diem", d.w.z. „pluk de
dag" beheerst veelal onze tijd. De in
ternationale toestand geeft het beeld
van voortdurende spanning. Oost en
West wedijveren wie de sterkste zal
zijn. Kunstmaan, aardsatelliet, atoom-
en waterstofbommen zijn beangstigende
begrippen geworden. Beziet men de toe
stand in het nationale vlak, dan moeten
we ook hier grote spanningen constate
ren, waarvan we noemen de nog steeds
heersende woningnood, de hoge belas
tingen enz. Tot overmaat van ramp is
onze regering ook nog uit elkaar gegaan
En wat is hier de oorzaak van? Niet in
de allereerste plaats dat de ministers
het niet meer met elkander konden vin
den, neen, de eerste oorzaak is dat naar
des Heeren Woord en Wet schier niet
gevraagd wordt. En daarom is onze re
gering met verblindheid geslagen; zij
hebben Mij verlaten en hebben zichzelf
bakken uitgehouwen, gebroken bakken
die geen water houden. De Heere zelf
heeft geboden toch acht te geven op de
tekenen der tijden, die Hij zelf noemt:
oorlogen en geruchten van oorlogen,
pestilentiën en aardbevingen. Al deze
dingen prediken ons de wederkomst
des Heeren ten oordeel.
Spreker nam tot uitgangspunt Jaco
bus 5 9b:
„Zie de Rechter staat voor de deur",
onderverdeeld in 4 pimten, n.l. 1. de
Persoon van de Rechter; 2. de nabijheid
van de Rechter; 3. de rechtspraak van
de Rechter; 4. de les van de Rechter.
Spreker ontvouwde dan zijn tekst
naar aanleiding van de 4 genoemde
punten en wees op de overeenkomst
van Jacobus' tijd en onze tijd. Immers,
de gemeenten hadden verdrukking van
buitenaf maar ondaiiks dat kwamen er
toch vechterijen, nijd, twist en twee
dracht voor. Zo ook in onze tijd. On
danks de verdrukking die de Kerk te
ondergaan heeft is er allerwege ver
deeldheid waar te nemen, getuige de
veelheid van kerken. Spreker vergeleek
de kerk met een huisgezin bestaande
uit vader, moeder en kinderen. De kin
deren kibbelen onder elkaar, tot plots
vader roept: de rechter staat voor de
deur. Nu zou het mogelijk zijn dat de
vader dit dreigde, maar dat het niet
waar was.
De apostel Jacobus kreeg echter te
schrijven: „De Rechter staat voor de
deur". Het is werkelijkheid. De persoon
des Rechters is niemand anders dan de
Heere Jezus Christus, die eenmaal ten
jongsten dage zal komen op de wolken
des hemels om te oordelen de levenden
en de doden. Spreker noemde vervol
gens de kwaliteiten van de Rechter als
Zijn almacht, alom tegenwoordigheid en
eeuwigheid. Ook in 's lands vergader
zalen en in de raadszalen is Hij aanwe
zig al wordt door zeer velen hier geen
rekening mede gehouden. Hij staat voor
de deur. Hij heeft slechts de deur van
de wereld, van de Kerk, van uw gezin,
ja van U zelf persoonlijk te openen!
Stelt toch deze dag niet al te ver van
U. Hij zal komen als een dief in de
nacht, ja. Hij zal zeker komen! Dan
zullen de zee en de graven hun doden
weergeven en dan zullen de boeken ge
opend worden. Dan zullen daar alle
mensen die geleefd hebben en dan nog
zullen leven worden geoordeeld. Alles
zal dan ordelijk worden voorgesteld,
beide de zonden van bedrijf en nala
tigheid. Ja, het gaat zeer nauw uit. Van
elk woord zal men rekenschap moeten
geven. Men zal rekenschap hebben af
te leggen óók hoe we gestemd hebben.
We leven echter nu nog in het heden
der genade. O, gij allen, die nog niet
geborgen bent in Christus, val die
Rechter nog te voet met de bede uit
Ps. 51 1 Zalig, wie in deze tijd met de
Rechter in aanraking mogen komen. O,
niet dat dit op zichzelf zalig is. Wie zijn
schuldbrief thuis kreeg weet dit wel
anders. Maar op de bede o, God, wees
mij zondaar genadig, zullen zij zeker de
scepter van genade toegericht worden.
Zalig, die geschreven zijn in het Boek
des Levens, des Lams. Zij zullen eeuwig
verlost van zonde, wereld, duivel en
hoorders b.v. als het ware een schilderij
zien van Jan Steen. De gezelligheid in
de Hollandse huiskamers was volgens
spreekster typerend, hetwelk zij met
verschillende voorbeelden aantoonde.
Naast het nuttige en leerzame op de
avonden van de Rhetorclub, vond mevr.
van Putten de gezelligheid en team
geest die hier werd gekweekt een aan
beveling waardig, deze avonden te be
zoeken. Een daverend applaus was haar
verdiende beloning.
„De mens en de techniek". Over dit
onderwerp gaf de heer L. Diepenhorst
uit Stad aan 't Haringvliet zijn ziens
wijze. Levende in een tijd van techniek,
kunnen wij ons nauwelijks voorstellen
dat deze op het gebied van motoren etc,
nog zo jong is, aldus spreker. Hij wees
op de enorme voordelen voor de mens,
doch verloor ook de grote gevaren van
de techniek niet uit het oog. Al met al
zal de techniek steeds onder controle
van de mens dienen te blijven, om de
welvaart hierdoor mogelijk te kunnen
behouden.
Na een korte pauze, waarin een con
sumptie werd aangeboden kwam het
jongste lid, de heer van Oostenbrugge
uit Stellendam achter de sprekerstafel.
Deze jongeman behandelde het onder
werp „Het Reddingswezen".
Op keurige wijze schetste hij het ont
staan en de verdere groei hiervan. Met
treffende voorbeelden kreeg ieder een
duidelijk beeld van het doel en nut van
dze organisatie. Spreker vergat hierbij
niet warme hulde te brengen aan die
mannen welke weer en wind trotseren
om mensen in nood te redden.
Organisatie. Hierin dook de heer A,
E Struyk te Stellendam en besprak de
verschillende vormen daarvan en woog
de grote belangrijkheid af van 't orga-
nisatieleven. Met prachtige voorbeelden
bewees hij het grote nut van de orga
nisaties en wekte een ieder op zijn taak
in welke organisatie dan ook, met ijver
eii toewijding te vervullen.
Het Roode Kruis, Over deze instelling
gaf de heer J, v, Markestein uit Mid
delharnis een uiteenzetting, waarbij hij
het grote nut en het prachtige werk
door deze vereniging verricht, op uit
stekende wijze naar voren liet komen.
Hij nam zijn gehoor in gedachten mee
naar het Henri Dunant Huis, waar al
eigen vlees. Hem dienen, nacht en dag.
Voor de zulken is de wederkomst des
Heeren, naar art, 37 der Ned. Gel. bel.,
zeer troostrijk.
En dan de les van die Rechter! Het
was een opwekking aan het adres van
de gelovigen in Jacobus' dagen, die ook
nu nog niet overbodig is. Het is een
opwekking om Hem biddende en wa
kende te verwachten.
Het is echter slechts een kleine min
derheid die dit gelooft. Zie naar de
S.G.P., een stem des roependen in de
woestijn. Waardeloos, zo zegt men van
bepaalde zijde. Brengt daarom Uw stem
niet uit op hen, die U veel beloven,
maar breng uw stem uit op diegenen
die nog voor de Naam en zaak des
Heeren wensen uit te komen.
Ziet, de Rechter staat voor de deur.
Zo waakt dan. Maranatha -^ Jezus
komt! Kom, Heere Jezus, ja, kom haas-
telijk.
Na het zingen van Ps. 98 4 eindigde
ds. V. d. Ent met dankzegging.
Een schaap van de heer H. Bolk op de erve „'t Reestman" te Weerselo bij
Borne heeft het leven geschonken aan vier lammeren, twee vrouwtjes en twee
mannetjesdieren. De zeldzame familie trekt in de streek veel belangstelling.
Een zeldzaamheid is, dat het moederdier ook alle vier haar kinderen zoogt.
De foto laat zien dat moeder en kinderen in beste welstand verkeren.
zo vele invaliden nog iets van de zon
zijde van het leven hebben mogen ge
nieten. Ook het werk tijdens de ramp
dagen riep hij in herinnering en stelde
zo het bewijs, wat het Roode Kruis
voor de lijdende mensheid deed en nog
steeds doet. Spreker wekte elkeen op
om zijn steentje bij te dragen ter ver
zachting van de nood der lijdende
mensheid.
De heer M. v. Driel uit Nieuwe Tonge
gaf zijn visie over „Tucht". Ieder heeft
zich in zijn leven te onderwerpen aan
tucht, en aan de hand van diverse voor-
btelden maakte spreker dit duidelijk.
Tucht is een noodzakelijk onderdeel in
de vorming van de mens en eenmaal
volwassen dient een ieder er zich re
kenschap van te geven wat zelftucht
voor hem kan betekenen, zo besloot de
heer van Driel zijn interessante speech.
De heer A. Wagner te Stad aan 't Ha
ringvliet had zich als onderwerp geko
zen „de kritiek". Kritiek vloeit voort uit
een beoordeling van wat men goed of
verkeerd vindt en kan in verschillende
vormen worden gegeven, n.l. afbrekend
en opbouwend. Afbrekende kritiek is
van weinig nut en bovendien gemakke
lijk te geven. Opbouwende kritiek ech
ter is iets schoons, waarvan de mens
die van goede wil is zijn voordeel kan
trekken. „Met dergelijke opbouwende
kritiek heeft onze docent ons cursisten
steeds geholpen verder te komen op de
weg van het spreken in het openbaar."
Zo besloot de heer Wagner zijn speech.
Over „de jacht" sprak vervolgens de
heer R. van Putten uit Dirksland. Spre
ker stond even stil bij de tijd dat de
jacht nog een noodzaak was om in de
behoefte aan voedsel te voorzien. Op
boeiende wijze schetste spreker de jacht
in de middeleeuwen en legde de na
druk op het feit dat langzamerhand de
noodzaak verdween en jacht meer en
meer bedreven werd uit sportief oog
punt. Op sublieme wijze beschreef de
heer van Putten de manier waarop een
goed jager te werk dient te gaan. Hij
gewaagde ook van de grote fantasie van
sommige jagers en kreeg hiermee de
lachers op zijn hand.
Als laatste cursist kwam vervolgens
de heer W. J. C. Diepenhorst uit Stad
aan 't Haringvliet aan de beurt, met als
onderwerp „Röntgenstralen".
Duidelijk besprak hij hoe de heer
Röntgen tot deze ontdekking was ge
komen, en van welk groot belang deze
ontdekking werd voor de medische we
tenschap. Niet alleen deze wetenschap,
doch ook de industrie heeft vele voor
delen van deze ontdekking, en met
voorbeelden toonde spreker deze aan,
waardoor zijn beschouwing een boeiend
karakter kreeg.
Inhakend op het onderwerp van de
laatste spreker merkte de heer Ver
olme op dat het ziekenhuis op ons
eiland binnenkort 25 jaar zal bestaan.
Spreker had vernomen, dat een comi
té was gevormd cm bij dit jubileum
een geschenk aan te bieden in de
vorm van een nieuwe Röntgen in
stallatie. De voorzitter was er van
overtuigd dat allen beseffen welke
grote betekenis bet ziekenhuis voor
ons heeft en hij illustreerde dit met
enkele voorbeelden. Hij wekte de
aanwezigen op allen met milde hand
te geven voor dit uitzonderlijk nuttig
geschenk. „Wanneer wij allen besef
fen wat het ziekenhuis in Dirksland
voor dit eiland betekent is een aan
moediging hiertoe niet eens nodig",
aldus de heer Verolme.
Nadat alle cursisten hun spreekbeurt
hadden vervuld gaf de docent ieder
apart de nodige kritiek en toonde de
kleine tekortkomingen aan. Er was
merkbare waardering voor de wijze
waarop de docent met zijn cursisten
weet om te gaan, gezien het succes dat
zij door zijn aanwijzingen weten te be
halen.
De diverse onderwerpen deze avond
naar voren gebracht, liet weer eens
overduidelijk zien, welk een groot nut
de Rhetorclub Flakkee voor onze eiland
gemeenschap heeft.
Andere sprekers.
Gewoontegetrouw werden nog enke
le personen die reeds een of meerdere
cursussen in het verleden hadden ge
volgd achter de groene tafel te ver
schijnen. Als eerste werd uitgenodigd
mevr. Dekker-Struik uit Nieuwe Tonge.
Deze dame gaf een prachtige uiteen
zetting over het ontstaan van sneeuw.
(Vervolg pag. 2 Ie kolom)
de ander zijn lijden begint al na de
eerste hap. Maar in beide gevallen is 't
schrijnend vuur te blussen op het mo
ment dat de eerste steekvlam zich doet
voelen. Een of twee Rennies nemen; het
vuur is gedoofd en ge kunt pijriloos
genieten van Uw kostelijk maal.
Steek steevast een paar Rennies bij U.
Ze zijn stuk voor stuk verpakt, smaak
vol en hygiënisch en ge kunt ze nemen
zonder dat iemand er weet van heeft.
Daarbij zijn ze nog lekker óók.
Ï987,'
1500.'
1
357
door W. Schippers
't Was verwonderlijk met hoeveel be
hendigheid Nardus Rijnberg zich met
zijn rechterhand en de linkerarmstomp
wist te behelpen in het klompenma-
kershandwerk, en de schuur op het erf
kreeg hoe langer hoe meer bezoek van
klanten, die klompen kwamen passen,
want Nard was op het dorp spoedig
gezien.
Toen het voorjaar in 't land kwam,
^B begon er echter enige verandering in
^B de leefwijze van de voormalige ser-
H geant te komen.
■P Geruime tijd had Nard Rijnberg in
r» Indië gediend onder een reeds bejaar-
I de luitenant, en deze man, die zwijgend
en somber zijn weg ging en slechts voor
de dienst scheen te leven, was in zijn
omgeving niet erg bemind.
Doch om' een reden, die Nard eerst
later duidelijk werd, scheen de offi
cier tegen hem spraakzamer dan tegen
iemand anders. Eens had hij aan ser
geant Rijnberg gevraagd:
„Kom jij niet uit de omtrek van D?'
„Jawel luitenant, mijn dorp ligt er
maar een paar uur gaans vandaan," i
Na die tijd placht luitenant Renkers 1
wel meer een praatje met Rijnberg te j
maken, dat altijd betrekking had op
de stad D,, waar hij, zoals hij tot Nard
Rijnberg had gezegd, geruime tijd had
gewoond.
Kort daarop werd de luitenant in een
schermutseling dodelijk gewond en op
zijn sterfbed liet hij Rijnberg bij zich
roepen,
„Sergeant," sprak hij, „ik zal je in 't
kort zeggen, waarom ik je heb ontbo
den. Het is je natuurlijk opgevallen,
dat ik, die hier geen vrienden had en ze
ook niet begeerde, zo nu en dan met je
sprak,
„Ik voelde mij tot je aangetrokken,
vooral, omdat je uit de omtrek van D,
geboortig bent,"
Even had de gewonde officier gezwe
gen, hij sloot de ogen en een dof ge
kreun verried de pijn, die zijn wonden
hem veroorzaakten, doch met ijzeren
wil bedwong hij zich en sneller spre
kend, vervolgde hij:
„Mijn jeugd is voorbijgegaan, zoals
die van zovele jongelieden van mijn
stand, namelijk met het najagen van
allerlei genoegens. Na mijn huwelijk
werd het er al niet beter op,
„Ik heb mij beestachtig gedragen, het
vermogen van mijn vrouw verspeeld en
verbrast, nam tenslotte dienst bij het
Indische leger, en heb hier nog jaren
lang het slechte leven, dat ik in het va
derland leidde, voortgezet. Eerst in de
laatste jaren is er verandering geko
men, hoe..,, maar de tijd ontbreekt
me, ik moet kort zijn."
Weer zweeg hij en de wondkoorts,
die hem door de aderen woelde, deed
zijn tanden klapperen.
Even later vervolgde hij: „Jij gaat
straks terug naar het vaderland, ser
geant, wil je een stervende een dienst
bewijzen?"
Zonder een antwoord af te wachten,
ging hij voort:
„Sergeant, als je in Holland komt,
zoek dan in D. het adres op, dat je zult
vinden op de brief met het gele couvert
die zich in deze portefuille bevindt.
„Als je mijn vrouw en dochter ge
vonden hebt, overhandig haar dan deze
portefeuille en vertel haar, dat je mij
hebt zien sterven.
„,In de portefeuille bevindt zich een
som gelds, gebruik daarvan, wat je
voor mogelijke nasporing nodig hebt.
Als je haar of misschien één van beiden
moogt vinden en ze verkeren in kom
mervolle omstandigheden, kan mijn
jammerlijke nalatenschap haar mis
schien nog te pas komen en zijn ze ge
storven, of onvindbaar, dan behoort al
les aan jou."
Zijn stem stierf weg en een ogenblik
dacht zelfs de dokter, dat de doodsstrijd
was begonnen. Maar nog eens opende
hij de ogen en zag de bij zijn bed staan
de mannen aan, terwijl hij stamelde:
„Als een beest geleefd, jaren lang ge
spot met God. Maar als je mijn
vrouw of mijn kind ontmoet zeg
haar dan dat ik diep berouw heb en
God om genade gesmeekt heb. Jezus
Christus heeft ook voor mij
Het klamme zweet parelde op het ge
laat van de stervende. Een dof gerochel
steeg op uit zijn borst, nog een zucht,
een snik toen was het afgelopen!
Na enige moeite was het sergeant
Rijnberg gelukt, om het adres te vin
den van de dochter van de luitenant.
Diens vrouw was reeds enkele jaren
geleden overleden. Hij overhandigde
haar de portefeuille en vertelde haar,
in tegenwoordigheid van de juffrouw
bij wie ze inwoonde een en ander uit
het leven van haar vader en vooral ook
van zijn laatste uren.
De kennismaking van de vroegere
sergeant met de oficiersdochter, die
thans hard moest werken om haar
brood te verdienen, was van die aard,
dat het niet bij een eerste bezoek bleef.
Herhaaldelijk ontmoetten de beide jon
ge mensen elkander en toen de zomer
in 't land kwam, kreeg Nellie Renkers
een brief van de doodgraverszoon,
waarin hij haar rondborstig vroef of zij
hem, een man met één arm en van ne
derige afkomst, hoop kon geven om
zijn vrouw te worden.
De doodgraver en zijn vrouw had
den nogal tegen de ontmoeting met dat
stadsjuffertje opgezien.
„'k Wilde maar, dat het een meisje
van 't platte land was," had moeder tot
Nard gezegd, maar deze lachte. „Als
Nel een week hier is, wilt U ze voor
geen goud ter wereld meer missen,
moedertje," had hij gezegd.
En Nellie Renkers was gekomen en
't ging precies zoals Nard had voor-
Speld.
Nog geen uur was ze in 't aardige
oude huisje bij het kerkhof, of zowel
Wulfert Rijnberg als zijn vrouw waren
volkomen op hun gemak met de aan
staande vrouw van hun zoon.
Het deed de oude lieden goed, dat ze
klaarblijkelijk hun huis en zijn omge
ving met zulk een belangstelling en in
genomenheid in ogenschouw nam.
„Zult ge het hier niet stil vinden, ge
zijt zo aan die drukke stad gewoon!"
had moeder Rijnberg tot het meisje ge-
gezegd, toen ze een uurtje gekeuveld
hadden.
„Zeker zal ik dat, maar gij kunt U
niet indenken, hoe heerlijk ik die stilte
vind."
„Maar ik heb nog al eens iemand ho
ren zeggen, die hier uit ons venster
keek, dat het zo'n akelig gezicht is, al
tijd op die graven te kijken, hoewel wij
doordat we het gewoon zijn, het zo niet
merken," merkte de doodgraver op.
Nellie Renkers had het hoofd geschud,
„Neen, neen, het uitzicht op dit kerk
hof stemt mij niet somber, daarvoor
heb ik reeds, al ben ik nog jong, te veel
met de ernst van het leven kennis ge
maakt. Ik was immers nog maar een
kind, toen vader ons verliet en moeder
en mij hulpbehoevend achterliet!
„Met fijn naaldwerk wist moeder in
ons levensonderhoud te voorzien en la
ter ging ik werken op een atelier.
„Met Gods hulp waren we enige ja
ren fatsoenlijk en zonder vreemde hulp
door de wereld gekomen, doch toen
v/erd moeder van mij weggenomen en
na die tijd heb ik wel weer een goede
vriendin gevonden in juffrouw Dal
mer, in wier huis ik een paar kamertjes
bewoon, doch feitelijk sta ik alleen op
de wereld, en nu kunt U wel begrijpen
dat 's levens strijd en 's levens ernst
mij niet vreemd zijn, en dat het gezicht
op die stille graven mij niet somber
stemt!"
„Er zijn mensen, die beweren, dat
daar," en Wulfert Rijnberg wees naar
het kerkhof, „voor de mens alles ein
digt; dat daar de rust te vinden is, die
men op de wereld zo vaak tevergeefs
zoekt; rust voor de goede, zowel als
voor de kwadehoe denkt gij over
die dingen?"
Met enige spanning wachtten man en
vrouw op het antwoord van haar, die
straks deel zou uitmaken van hun ge
zin. Ook Nellie Renkers gevoelde het
gewicht van haar antwoord.
Ze aarzelde echter niet en op zachts
toon sprak ze:
(Wordt vervolgd)