IIMfDEn-rflEUWS
OM. HET
ilm
De staatsgreep van
Mr. P. J. Troelsira
ur
Public Relations
inzake de landbouw
Vrijdag 7 november 1958
No. 2429
229^
|!}ouw
achtl
)nge
lums
)ING
Ian de
Iondën
het
receptie
:!jymmmil^^uMtli'wEok;mTÉ»
Verdergaande ontvolking
van het platteland
Bil de oen is het vocM,
bü auder kou o£ tocht
Er komt een vogel show
te Middeiharnis
verdwijnt door
Iharst
m
blad
ISANT
165 tot
Idkope,
aij ons
pij ons
pUetjes
dellen.
in te
bortviief
femeenfe
60 care.
bhe be-
|te aan-
13 no-
ling.
kensdijk
trekt.
Credietverschaffing Afbeta-
jjgg „Achteraf sparen" Ra-
aio, Luther en de Paus in 1958
Afremmen maar!
jM nu twee grote banken die aan
*|l£^lieren een persoonlijk crediet
ijn verlenen, variërend van 500 tot
gulden. Er zijn veel liefhebbers;
rfden er ook veel afgewezen. Men
y redelijk geregelde inkomsten heb-
en ook twee personen voor infor-
tie kunnen aanwijzen. De rente is
[vooruit te voldoen van het geleen
de looptijd is hoogstens 2
in Oude
[het
jje Amsterdamse Politierechter heeft
fin de Telegraaf niet mooi over ge-
L Hij kan het weten. Want het is
en in alle grote steden wekelijks
met al de ellende van de afbeta-
Bzaken. Men kan de aflossing niet
fangen en verkoopt dan het gekoch-
'toestel of meubel, en dat is straf-
f, Een deel van ons volk leeft bo-
(5 zijn stand, zegt mr. de Blécourt.
h koopt maar omdat men voor de
jien niet onder wil doen. Tot zover
/woorden van de Politierechter.
In veler woningen is het toch zo ge-
dat een blind paard er geen
ade kan doen. Nog erger, de vele
etalingen zijn zó zwaar, dat man,
oaiv en kinderen veel te weinig voed-
■1 krijgen, er is geen geld voor een
Liijkse stevige maaltijd. Is het niet
Hebt U er geen medelijden mede?
,wat denkt U van de jeugd, die in
like gezinnen groot wordt? Wat ma-
tozij al niet mede; veel verdrietigs.
(Be grote banken lenen nu maar niet
k rijp en groen, maar toch brengen
Leid in de gezinnen, dat weer terug-
teven moet worden en dat vaak zal
lenen voor dingen die niet strikt no-
fjzijn. En we weten maar niet wat er
or de deur staat. In plaats van enige
„Jd is het beter iets op de spaar-
Tuk te hebben. Sparen en dan kopen.
[zoudt U het geloven dat men zelfs
1 de kringen van het maatschappelijk
[erk spreekt over „Sparen achteraf?"
lat is dan dit „op afbetaling kopen".
Is heel onsolide. En waarom al die
kchik, b.v. wanneer de jongelui trou-
len? Laag bij de grond is het beste en
let eerlijkste.
]Er zit in dat overmatig kopen nog
p groot gevaar voor 's lands midde-
K, TOor de waarde van de gulden.
iogen de beursmannen en de regering
[e gulden aan dat gevaar bloot stellen?
[u kon in Eilandennieuws lezen dat
Il in september 11079 radiotoestellen
Ijn verkocht plus 11251 televisietoestel-
In, Of er ook iets omgezet wordt! Als
k maar goed afloopt. Want de toe-
feilen kosten veel en er komt kijk- en
liistergeld bovenop. Er zijn 2V2 mil-
,oen radio-ontvangtoestellen en 35700
jelevisietoestellen in ons land. Er zit
jloop" in. De jaarcijfers van televisie-
oestellen zijn:
1954 9000
1955 41000
1956 99000
1957 239000
Sokt. 1958 356855
J Het is weer 31 oktober geweest; Her-
ioimingsdag, Lutherdag. Is de grote re-
loimator er deze keer niet wat sober
ll6ekomen? Die indruk krijgt men er
Étt van. Misschien horen wij op zondag
oktober ter kerke nog iets.
jHet mag ook wel. Protestanten, let
p uw zaak! De radio luisteraars heb-
1 in deze niets voor, want de chr.
io-vereen. kan Luther niet herden
ken. Bien heeft die uren geruild met
e roomse radio omdat zijwijlen de
Jfaus moesten herdenken! Nu zal de
ffe radio-vereen, er a.s. zondag iets
Tver zeggen. Over de hervorming na-
wüjk. Luther treft het dus na zijn
lood nog slecht; de overleden paus is
JMm voor. O, gij christelijke radiohe-
l'ffl, voelt gij het niet aan? Luther moet
Iffltmaal zijn gemak maar eens houden.
p geleende uren hoopt men in 1959 te
ISwuiken om Calvijn te gedenken. Die
l*as 10 juli 1509 geboren. Als er dan
|!naar weer niet iets in Rome gebeurt,
je weet maar nooit.
Nu weer een ander onderwerp. Er is
iverontrusting ontstaan. Over de bevol-
lytoename, het gaat veel te hard.
moet dat heen in ons land, per
jaar worden 233000 kinderen geboren.
En de mensen leven langer dan voor
heen het geval was. Ge zoudt zeggen:
wel wat een gezegend land, veel men
sen, lange levenstijd, voor allen is er
broodMaar neen, men zegt dat de
gezinnen tegroot zijn, en een ieder daar
toch eens over moet nadenken. Er is
nu een stichting opgericht onder de
naam „Volk en ruimte". Afgedacht van
de bestaansmogelijkheden is de stich
ting ook bezorgd over onze ontspan
ning, er is straks geen ruimte meer om
sport en spel, kortom om recreatie te
genieten! Het nederlandse volk, zegt
prof. Fahrenfort, voorzitter van de
stichting, moet zich beraden over de
wenselijkheid zijn snelle groei af te
remmen. Ja heus, dat staat er. Daar
staat echter niets van in de Bijbel. Het
is schandelijk goddeloos.
D.V. volgende week nog iets daar
over.
Waarnemer
FL. 6.45 PER FLES
VOOR DE HANDEL: H. VAN TOOR IZ. VIAAROINGEN
De trek van het platteland naar de
steden is een veel voorkomende ver
schijning. Frankrijk staat er voor be
kend. Gehele districten op het platte
land zijn verlaten. Lege dorpen en ver
laten boerderijen, ook in ons land doet
zich het verschijnsel voor. De trek van
het platteland naar de stad. De laatste
tien jaar zijn 100.000 plattelanders ver
trokken naar de steden. Deze cijfers
gaf ir. G. J. ten Brugge in een rede
voor de Zuid-Hollandse afdeling van
de Plattelandsvrouwen te Rotterdam.
Vooral in Friesland en Groningen komt
de trek van het platteland naar de stad
veelvuldig voor. Dat het in die pro
vincies tot een moeilijk probleem is
geworden blijkt wel waar men zelfs
spreekt van leeglopende dorpen.
Het mag in die provincies grotere af
metingen hebben aangenomen dan el
ders toch komt het over het gehele land
in beduidende mate voor. Ook op onze
Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden
kan men spreken van een trek naar de
steden. Niet alleen in de laatste jaren
maar zeker wel gedurende de laatste
vijftig jaar. Neen van absolute ontvol
king, van leeglopende dorpen kan op
onze eilanden niet gesproken worden.
IVIaar toch is de trek naar de steden
goed merkbaar. De bevolking van de
dorpen gaat niet vooruit. Van bevol
kingstoename is, enkele uitzonderingen
daargelaten, geen sprake. De aanwas
van de bevolking staat zo goed als stil.
Vergelijkt men de bevolkingscijfers van
nu met die van vijftig jaar geleden,
dan ziet men dat de bevolking in een
halve eeuw vrijwel stationair is geble
ven, terwijl de cijfers van het gehele
land vrijwel verdubbeld zijn. Dat wijst
op een teruggang. Op een wegtrekking
van de bevolking.
Daardoor komt het platteland in
steeds ongunstiger conditie. Raakt het
platteland meer en meer ten achter,
waardoor de aanleidingen om weg te
trekken vergroot worden. Hoe verder
het platteland in economische zin ten
achter raakt, hoe meer aanleiding er
komt om naar de steden te trekken of
naar de centra van handel en industrie.
IV.
Hoe belangrijk de parlementaire ge
beurtenissen ook waren, ook buiten de
Volksvertegenwoordiging was het land
in grote beroering. Tal van Manifes
ten verschenen er. Ie. een Manifest der
Christelijke Sociale Actie; 2e een Ma
nifest der rechtse partijen; 3e een Ma
nifest van de Orde der Vrijmetselaars;
4e een Manifest van de Chr. Militaire
Bonden enz. en vooral niet te vergeten
de Regeringsproclamatie, die een uit
stekende indruk maakte in heel het
land.*
Nadat de Regering in deze proclama
tie de algemene toestand van het land
toelicht en een spoedige verbetering
van de levensmiddelenvoorziening aan
kondigt, doet Zij een dringend beroep
op het gezond verstand van de over
grote meerderheid van onze bevolking
opdat vooral de minder bedeelden be
waard zullen blijven voor de naamloze
ellende, welke haar deel zal zijn als de
geregelde gang van zaken wordt ver
stoord.
„Volk van Nederland" zegt de Rege
ring in haar proclamatie, „gij hebt uw
positie zelf in handen! Tegenover de
aankondiging, dat een minderheid naar
de macht zal grijpen, heeft de Rege
ring besloten in het belang van de rech
ten en vrijheden van het ganse volk,
het gezag en de orde te handhaven."
Vooral van maandag 11 t.m. vrijdag
15 november 1918 was het zeer rumoe
rig in de binnenstad van Den Haag.
Een sterke politie- en militaire macht
was vooral in de omgeving van de Ko
ninklijke Paleizen en Regeringsgebou
wen steeds paraat om desnoods met ge
weld de orde te handhaven. Dit verhin
derde echter niet dat er vrij belangrijke
materiële schade in de binnenstad
werd aangericht.
Vrijdag 15 november 1918 werd in
de meeste kerken bidstond gehouden
in verband met de revolutionnaire
woelingen. In Den Haag heb ik bijge
woond een volksbijeenkomst in de Wil-
lemskerk. Een bezielend woord werd
daar gesproken door Prof. dr. J. R. Slo-
temaker de Bruïne.
Reeds zaterdag 16 november 1918 be
gon men zich te- tooien met Oranje en
vooral in Den Haag leefden de nationa
le gevoelens krachtig op.
Zondagmorgen 17 november 1918
gingen wij wederom naar de Willems-
kerk. Ds. Welter leidde de dienst. Ook
het gehele Koninklijk gezin was aan
wezig. Als tekst koos ds. Welter, Jesaja
54 10 „Want bergen zullen wijken en
heuvelen wankelen, maar mijne goe
dertierenheid zal van U niet wijken
en het Verbond mijns Vredes zal niet
wankelen, zegt de Heere Uw Ontfer-
mer." Na het uitspreken van de zegen
zongen de aanwezigen Hare Majesteit
de Koningin spontaan twee coupletten
van het Wilhelmus toe, hetgeen op
Hare Majesteit en alle aanwezigen een
diepe indruk maakte.
Maandag 18 november 1918 is er niet
gewerkt in Den Haag, want het was
feest. De Burgemeester van Den Haag,
mr. J. Patijn, had een proclamatie uit
gevaardigd dat op die dag, des namid
dags één uur een huidebetoging aan
H.M. de Koningin zou plaats hebben op
het Malieveld. De Koningin verscheen
precies om één uur. Het hofrijtuig,
waarin de gehele Koninklijke familie
was gezeten, was bespannen met twee
paarden. Maar bij het Malieveld ston
den soldaten van de Vrijwillige Land
storm enz., die de paarden voor het
Koninklijk rijtuig afspanden en onder
groot enthousiasme van de dicht opeen
gepakte omgeving zelf het rijtuig met
de Koninklijke familie naar het Ma
lieveld reden. Een onbeschrijfelijk
enthousiasme maakte zich van de dui
zenden meester. De Koninklijke Mili
taire Kapel zette het Wilhelmus in, dat
door duizenden werd medegezongen.
Diep ontroerd nam Koningin Wilhel-
mina, met de arm geslagen om haar
Dochter, de grootse hulde in ontvangst.
Volwassen mannen hebben tranen
geschreid van ontroering, toen zij onze
Oranjevorstin in een orkaan van ge
jubel zagen voorttrekken door die zelf-,
de soldaten, aan wie sommigen een,
boze rol hadden toegedacht. Zelfs bui
tenlandse toeschouwers hebben iets ge
voeld van de wondere historische tril
ling, die hier door de massa ging. Een
vreemdeling, die toevallig in Den Haag
vertoefde, terwijl de betoging op het
Malieveld plaats had en daar getuige
van was, barstte bij zijn gastheer thuis
gekomen, in snikken uit en zei: „O, ik
gun het U zo van harte, deze onmete
lijke zegen, maar hoezeer is uw volk
bevoorrecht boven liet onze."
De gehechtheid aan ons Vorstenhuis
en vooral aan onze Koningin persoon
lijk hebben de novemberdagen van 1918
getoond, toen de duistere revolutiewolk
wel dreigend aan onze Staatkundige
horizon opkwam, maar tenslotte door
de warme uitstraling der Oranjezon in
vage nevelen werd opgelost.
Mr. Troelstra had zich vergist in de
tekenen der tijden. Hij moest berusten
in de royalistische gezindheid van het
volk.
Een van de voornaamste oorzaken dat
Troelstra's staatsgreep mislukte, was
m.i, dat de Kerken hun vat vooral op
de jeugd nog niet hadden verloren.
Persoonlijk heb ik ondervonden dat
de Kerk in Den Haag de jeugd ook 40
jaar geleden trachtte op te vangen en
op verantwoordde wijze vormde, niet
alleen in geestelijk opzicht, maar ook
voor het staatkundig en maatschappe
lijk leven.
Al het werk, dat de Kerk onder de
jeugd verricht is van enorme grote be
tekenis. Want de jeugd is de groene,
de levende tak, waarop straks Staat en
Maatschappij zal rusten.
Heeft de Staatsgreep van Troelstra
in 1918 ons in 1958 nog iets te zeggen?
Inderdaad! Wij zijn verblijd dat het
revolutionnair element hier te lande
thans alleen maar aanhangers heeft in
de betrekkelijk kleine communistische
partij hier te lande. Maar al heeft de
C.P.N, in Nederland niet zo'n grote
aanhang, men mag de internationale
betekenis van het communisme niet on
derschatten.
Het steekt trots het hoofd omhoog
om de Staatkundige verhoudingen,
vooral geschoeid op christelijke leest,
omver te werpen. De internationale
communistische invloed komt meer en
meer aan het licht en heeft door zijn
koude oorlog van de laatste jaren al
heel wat terrein gewonnen, vooral in
het Midden-Oosten. Er gloort geestdrift
er bloeit sterkte van wilskracht in het
revolutionnair element.
Wij zijn er tot in het diepst der ziel
van overtuigd dat het revolutionnaire
element zoals dat zich in de dagen van
mr. Troelstra ook hier te lande gelden
deed en zoals dat in onze dagen door
het communisme in praktijk wordt ge
bracht, een pest is waardoor duizenden
mensen niet alleen geestelijk, maar ook
maatschappelijk ten gronde gaan. Het
is een groot geestelijk gevaar voor de
moraliteit van alle volkeren.
Waar geijverd wordt om de gods
dienstzin in de volksziel uit te bran
den, moet het moreel en maatschappe
lijk peil der bevolking sterk dalen. Die
immoraliteit is een kwaad, dat op de
duur de ondergang van de Staat berei
den zal.
Er wordt beweert dat landen waar
een krachtige middenstand ontbreekt,
zoals b.v. in Spanje, zeer spoedig een
prooi van het communisme kunnen
worden. In deze bewering schuilt wel
een zeer grote kern van waarheid.
Maar niet de middenstand is het krach
tigste bolwerk tegen het communisme.
Men heeft de leus van Groen van Prin-
sterer: „Tegen de revolutie het Evan
gelie" een verouderde leus genoemd.
Ten onrechte. Het Evangelie, het Woord
Gods blijft ook voor deze tijd wat be
treft het staatkundig leven zijn onver
gankelijke kracht behouden. Het roept
ook thans ons volk op te wandelen in
de rechte paden. En het maant niet
alleen af van verkeerde wegen, maar
spoort ook aan tot het betonen van
recht en gerechtigheid, tot reformatori
sche arbeid onder het opkomend ge
slacht, waardoor de jeugd door de
moeilijkheden van deze tijd kan komen
op een hoger plan.
Ooltgensplaat
10 november 1958.
P. Bom
die Rhesmatische pijnen
verccr^aakt. Klaar in legio gevallen
zit de oorzaak heel ergens anders.
Onzuiver bloed, onzuiverheden die zich
vastzetten in gewrichten en ledematen,
zijn oorzaak van veler lijden.
Als dan de bloedzuiverende organen -
met de jaren trager geworden in hun
werking - met Kruschen's minerale
zouten jeugdige energie krijgen toege
voegd, dan gaan deze allengs weer
krachtiger werken; het bloed gaat snel
ler stromen, de onzuiverheden worden
afgevoerd langs natuurlijke weg en
daarmee is dan ook de oorzaak van die
slopende pijnen er niet meer. Wie nog
niet die verlossende werking van Kru-
schen aan den lijve ondervonden heeft,
neme de proef!
De Flakkeese afd. van de Bond van
Vogelliefhebbers in Nederland organi
seert weer een Vogelshow, die gehou
den zal worden op 13, 14 en 15 novem
ber a.s. in hotel Zaayer te Middelharnis.
Er zullen vele soorten vogels te zien
zijn, o.a. kardinalen, agaporniden, ka
naries, zebra-vinken in diverse kleu
ren, Japanse meeuwtjes, Indische rijst-
vogels, Chinese dwergkwartels, par
kieten en nog veel andere meer.
De vogelliefhebbers zullen er hun
hart kunnen ophalen.
Ook zij, die zelf geen vogels houden
kunnen er veel genieten. De opening
geschiedt donderdagmiddag 13 nov. a.s.
door burgemeester P. W. Hordijk. Men
zie verder de advertentie.
Veel later dan de andere bevolkings
groepen en bedrijfstakken is de land
bouw zich bewust geworden van de
waarde der openbare mening.
Dit is enerzijds verwonderlijk, omdat
een afzonderlijke plaats inneemt. De
oorzaken hiervan zijn voornamelijk: de
de landbouw in de openbare mening
financiële doorzichtigheid van de land
bouwpolitiek; de dagelijkse confronta
tie van de consument met de prijzen
der levensmiddelen; de weinig specta
culaire verschijningsvorm van de eco
nomische activiteit van de landbouw;
de overheersende positie gedurende
enkele eeuwen van Holland over de
andere gewesten, terwijl Holland deze
positie te danken had aan zijn nijver
heid, handel en scheepvaart; de rela
tieve achteruitgang van de agrarische
beroepsbevolking van 43,7"/o in 1849 tot
12«/o in 1955.
Anderzijds is dit verschijnsel begrij
pelijk, omdat de boer tot voor kort ge
leefd heeft als Koning op zijn erf, die
van niemand afhankelijk was en dus
de openbare mening niet nodig had.
Dit heeft een mentaliteit aangekweekt,
die nog niet verdwenen is. Daarnaast
bestond door het isolement ook een ze
kere vrees voor de openbare mening.
De eerste confrontatie met de open
bare mening heeft plaats gehad in de
jaren dertig, toen wegens crisismaatre
gelen de landbouw veelvuldig aandacht
kreeg in de volksvertegenwoordiging en
in de pers. Deze aandacht was niet al
tijd welwillend.
Juist door de uitlatingen in de pers
tijdens de crisisjaren begreep de land
bouw na de oorlog, dat hij moest trach
ten door te dringen in de gedachten van
de niet-agrarische bevolking. De tijd
hiervoor was gunstig, omdat de bevol
king in de magere jaren de onmisbaar
heid van de boer aan den lijve had
ondervonden. Toen echter de overheid
haar garantiepolitiek had geformuleerd
meende de landbouw dat de openbare
mening in de brede zin van het woord
van minder belang werd. De Stichting
van de Landbouw ging zich dientenge
volge meer bezig houden met de voor
lichting aan de boeren over haar werk.
dan met voorlichting over de landbouw
aan de niet-agrarische bevolking.
De verklaring hiervoor is gedeeltelijk
te vinden in het verleden. Tussen 1930
en 1940 hebben de boeren hun belan
gen moeten bepleiten op het politieke
vlak. Ze hebben wel contact gezocht
met de leidende gsoepen, maar niet de
waarde beseft van de mening van het
grote publiek, de consumenten. Ook na
de oorlog hebben noch de intellectuele
leiders van de landbouw noch de boe
ren zelf zich gerealiseerd hoe belang
rijk de mening van de achterban is.
Op de langeduur bepaalt de open
bare mening, de mening van de consu
ment en de belastingbetaler, de land
bouwpolitiek. Daarom is het zaak, dat
de landbouw niet alleen de leidende
groepen voor zijn standpunt wint, maar
ook de achterban. Dit klemt te meer,
omdat de huidige leidende groepen
veelal afkomstig zijn uit het organisa-
tieleven en omdat men van hen rede
lijkerwijze niet kan verlangen, dat ze
aan hun achterban voorlichting geven
over de landbouw. Dit moet de land
bouw zelf doen.
Bij de landbouw begint dit inzicht
baan te breken. Waarschijnlijk meer
door de moeilijke situatie ten aanzien
van produktie, afzet en garantieprijzen,
dan door een wezenlijke verandering
van mentaliteit. Daarom is de vrees ge
rechtvaardigd, dat de landbouw zich
nog niet de juiste geesteshouding heeft
eigen gemaakt, die nodig is voor de pu
blic relations, over welke activiteit in
landbouwkringen thans veel wordt ge
sproken en geschreven.
Public relations eist de mentaliteit:
niet zichzelf te projecteren op de bui
tenwereld en deze dan te beoordelen
naar het geprojecteerde beeld, maar te
trachten de buitenwereld te projecteren
op zichzelf en naar dit beeld de eigen
activiteit te beoordelen. Metende aan
deze maatstaf valt het moeilijk aan te
nemen dat de landbouw het juiste in
zicht heeft en de juiste houding weet
aan te nemen. Nog te veel beschouwt
de landbouw de stedeling alsiemand
die zonder werken zoveel mogelijk geld
wil bijeen garen om te kunnen uitge
ven aan frivole vermaken en die de
boer geen redelijk bestaan gunt en dus
de kostprijzen van de produkten niet
wil betalen. Nog teveel trekt de land
bouw de scherpe scheidingslijn tussen
de slechte stad en het goede platteland.
Hij mist besef van de werkelijkheid als
hij Nederland nog als een agrarisch
land beschouwt en als hij boos wordt
over resultaten van een „opinie onder
zoek over „stedeling en boer", dat min
der vleiend voor de boer is uitgeval
len. Wel zijn er symptomen vooral
bij de jongeren dat ze een beter in
zicht hebben in de verhoudingen, dat ze
de bestaande verhoudingen aanvaar
den als een feitelijk gegeven en dat ze
op deze basis van de werkelijkheid
willen ijveren voor een beter begrip
omtrent de landbouw.
Bij de activiteit voor een beter be
grip omtrent de landbouw zal de land
bouw het Nederlandse volk als één ge
heel moeten zien. De landbouworgani
saties hebben iets teveel de neiging om
bij de vorming van de openbare mening
omtrent algemene landbouw vraag
stukken dezelfde scheidingslijnen te
gaan aanhouden als men ziet bij de
maatschappelijke en politieke groepe
ringen. De verklaring hiervoor is waar
schijnlijk dat in de afgelopen dertig ja
ren de landbouw zijn doeleinden heeft
moeten bereiken door besprekingen
met leiders van politieke en maat
schappelijke groeperingen. Het is nodig
zoveel mogelijk als eenheid naar bui
ten op te treden.
Om die reden zullen de organisaties
bij de voorlichting omtrent niet-prin-
cipiële aangelegenheden voor een deel
afstand moeten doen van hun souve-
reiniteit. Daarnaast moet de landbouw
de nodige organisatiediscipline opbren
gen om de eenheid van optreden niet
in gevaar te brengen. Ook de indivi
duele boer en tuinder zal moeten op
letten, dat hij door zijn persoonlijk op
treden in het maatschappelijk leven het
optreden van de landbouw in zijn ge
heel niet schaadt of de landbouw in
opspraak brengt.
De belangrijkste taak van de land
bouw zal zijn het geven van voorlich
ting over de bijzondere aard van zijn
werk met levend materiaal en de af
hankelijkheid van het klimaat, over het
peil der landbouwwetenschap en het
technische ontwikkelingspeil der agra
rische bevolking, over de economische
en sociale diensten, die hij aan de sa
menleving bewijst. Bij dit alles moet hij
uitgaan van de idee dat hij een gelijk
waardige partner van de andere bevol
kingsgroepen is. Met betrekking tot de
voorlichting over de landbouwweten
schap kan Wageningen een taak ver
vullen, zo het zijn dubbele isolement
dat van de boer en dat van de weten
schap weet te doorbreken.
Bij deze voorlichting moet de land
bouw er rekening mee houden, dat vor
ming der openbare mening tijd vraagt
en dat hij niet in enkele jaren kan her
stellen wat hij gedurende enkele gene
raties verwaarloosd heeft.
In de Landbouwweek 1958 van 24
juni27 juni hield W. J. P. van Eyck,
Hoofd afd. Voorlichting van het Land
bouwschap te 's-Gravenhage een voor
dracht over: Landbouw en openbare
mening. In het Landbouwkundig Tijd
schrift van oktober 1958, troffen we
bovenstaande samenvatting van deze
voordracht aan, die zeker de belang
stelling zal wekken van vele boeren op
ons eiland.
^cember
Gede-
I januari
uitge-
eder ter
tot en
len be-
tzwaren
rnoemd,
hoed. Ze
faglines,
1.35, 2.95
toordeel
ieubelf
.1, ^-..^wi^^^
Hoe
graag hij ook Lomans visie op
Ifc lïow- "'J
lk...r ?'"S-affaire zou vernemen, hij
beste wil niet zover
lliii rt^t" 'brengen. Noodgedwongen zal
Iml u- later moeten uitstellen, wat
jea r niet zo erg is want op stel
Iwet zal ook deze geen oplossing
Ifiptf"' middag neemt hij zijn
Ibii peddelt naar het dorp, waar hij
Ij' f weduwe Berends, onmiddelijk
leen! aanbelt. Het zal hem wel
|.p'verwonderen of hij hier nog iets
|waar wordt.
ien n ^^- geopend wordt, ziet hij
Üedm ^^"S'^iSe verschijning in rouw-
I stelt ^i^h staan en veronder-
I "met ten onrechte, dat dit de echt-
'6 van zijn .vermoorde voorganger
I opjj., j^^l, Beverink, de nieuwe jacht-
[tnet II^egt hij, „en kom eens even
Lt ^™^s maken."
hCnen"'* ik prettig," zegt ze, „komt
„Eigenlijk heb ik er tegenop gezien,
bij U te komen, om de herinnering ziet
U, ik begrijp best, dat
„Dat ik alles nog eens opnieuw mee
maak, bedoelt U?"
Beverink knikt toestemmend en is
enigszins met zijn figuur verlegen, om
dat hij min of meer in de zin bleef ste
ken. Anderzijds heeft hij bewondering
voor de wijze waarop de weduwe Be
rends haar leed draagt.
„Ik heb het heel moeilijk gehad,"
zegt ze na een kort stilzwijgen, „maar
het ergste is, geloof ik, voorbij. Ik be
doel niet, dat het verdriet minder is,
maar ik kan mij nu beter beheersen en
dat is heel wat waard."
„Ja, het zal in het begin Voor U wel
niet te verwerken zijn geweest."
„In geen enkel opzicht; ik was totaal
radeloos. Gelukkig had ik mijn kinde
ren U ziet ze daar tegen het huis in
de zandbak spelen en die hebben mij
over veel heengeholpen. Ook het mede
leven van veel anderen is mij tot grote
steun geweest. Ik wil overigens geen
namen noemen, maar ik mag toch niet
nalaten te zeggen, dat de oude dominé
hiernaast en mevrouw niet minder
mij als hun kind behandelen. Wat
ik aan hen te danken heb, kan ik niet
onder woorden brengen."
„Dat is mooi," zegt Beverink, maar
verder komt hij niet. Dat valt niet
mee, denkt hij om hier de juiste woor
den te vinden, als ik dit geweten had,
zou ik me nog wel eens ernstig heb
ben beraden. In plaats van een door en
door verslagen mens, is de weduwe Be
rends allerminst iemand, die met het
leven heeft afgedaan.
„Weet U, wat ik het is wel van
ondergeschikt belang, dat geef ik toe
nu zo vervelend vindt? Dat is de om
standigheid, dat de dader nog nimmer
kon worden opgespoord, hoewel toch
niets onbeproefd werd gelaten. Ik moet
toestemmen, dat het in deze omgeving
nooit meevalt een spoor te ontdekken,
omdat de grens een volledig onderzoek
bemoeilijkt; dat is nu ook weer geble
ken en daardoor gingen kostbare uren
verloren."
Zo denkt Beverink, dat loopt boven
verwachting af, want ze brengt zelf ter
sprake, waartegen ik zo heb opgezien.
Wie weet, wat ik nog meer te horen
krijg. Maar daarin vergist hij zich, want
nu hij de vrijmoedigheid bezit om naar
eventuele motieven te vragen, welke de
dader aanleiding zouden kunnen heb
ben gegeven, moet zij het antwoord
schuldig blijven.
„Ik begrijp er niets van," zegt ze,
„want mijn man stond, voorzover mij
bekend, met iedereen op goede voet.
Ook heb ik nooit kunnen ontdekken,
dat hij moeilijkheden had, die voor mij
verborgen werden gehouden."
„Eigenaardig," zegt Beverink, „dat Ik
nog nooit iemand in de hele omgeving
getroffen heb, die ook maar de gering
ste aanwijzing heeft kunnen geven.
Overal heb ik mijn licht pogen op te
steken, maar nog steeds tevergeefs."
De weduwe Berends heeft inmiddels
thee gezet en hoewel Beverink op hete
kolen zit, enerzijds omdat het toch geen
zin heeft om langer te blijven en an
derzijds omdat hij nog het veld in moet
wil hij niet zo onheus zijn nu te ver
trekken. Zo drinken ze dan samen een
kopje en ook nog een tweede. Daarna
maakt Beverink aanstalten om te ver
trekken, maar eerst moet hij de beide
kinderen nog even zien, hoewel hij
daarbij misschien niet bijzonder geïn
teresseerd is, omdat hij, zoals zij wel
vernomen heeft, nog ongetrouwd is.
Veel verstand heeft Beverink niet van
kinderen, maar dat het een leuk stel
is, ziet hij zo.
„Als ik deze kinderen niet had", zegt
ze, maar verder komt ze niet, want ze
hoort hoe de kleinste van twee jaar
„Vati" stamelt, nu het Beverink :die in
uniform gekleed is, ontdekt. Ze slaat de
handen voor het gezicht, zodat Beve
rink, die niet zo gauw begrepen heeft
wat het kind zei, niet weet, wat hij er
van denken moet.
„Maar dat is Vati niet," zegt de oud
ste en nu dringt het pas tot hem door,
wat de moeder zo uit haar evenwicht
bracht. Weer is Beverink met zijn fi
guur verlegen.
„Het kwam zo plotseling," zegt ze.
Ook de jachtopzichter voelt zich ont
roerd, zodat het hoog tijd wordt, dat hij
wegkomt, anders wordt de toestand
hem nog te machtig. Volkomen begrij
pelijk, als ik dat had kunnen vermoe
den, was ik in elk geval in burger ge
komen."
Dan drukt hij haar de hand en is blij
dat hij uit het gezicht verdwenen is.
Wat een leed, ontzettend! Hij had er
beter niet heen kunnen gaan, want op
geschoten is hij niets en daarnaast heeft
hij het er naar gemaakt, dat de we
duwe Berends in elk geval voor het
verdere van de dag weer volkomen uit
haar lood is geslagen.
Zo snel mogelijk trapt hij het dorp
door en Loman, die juist van de nota
ris komt, moet tweemaal roepen, voor
hij gehoor krijgt.
„Man, man, wat heb je een haast,"
zegt hij, als Beverink zonder ongeluk
ken van de fiets is gekomen, zo snel
ging alles in zijn werk, „je lijkt wel
doof en blind, want je hoort en ziet
totaal niets. Toch geen liefde in het
spel? Dan gaat het met jongelui
meestal zo."
„Nee, dit keer sla je de plank vol
komen mis," antwoordt Beverink.
„Nu was is er dan aan de hand?"
„Gelukkig niets maar ik was juist
even bij de weduwe Berends." En dan
vertelt hij, wat hem daar overkomen is.
„Dan is het geen wonder, dat je de
kluts kwijt was, want als je iemand
van vlees en bloed bent en een meele
vend hart bezit, gaat zoiets je niet in
de koude kleren zitten."
„Fiets je óok op huis aan?" vraagt
Beverink. „We zouden dan samen kun
nen gaan, gedeeltelijk tenminste."
„Dat is jammer, maar ik moet me
nog minstens een uur plagen met din
gen, die wel niet mijn bijzondere be
langstelling hebben, maar die toch
moeten worden afgewerkt."
„Zo, dat spijt me, want ik zou nog
graag eens even met je gepraat heb
ben."
„Ja, daar is niets aan te doen. Maar
daar weet ik wel raad op. Truida is
vanavond toch weg, zodat mijn vrouw
en ik het heel mooi zouden vinden, als
je bij ons kwam om een kopje koffie
te drinken. De laatste weken heb je de
drempel niet plat gelopen, dus kom
maar gerust."
„Bepaald kwaad lijkt me dat voorstel
niet. Als er dan niets tussen beide komt
kunnen jullie op mij rekenen."
„Afgesproken, tot vanavond dus."
Dat kon niet beter treffen, denkt Be
verink, die zich nu, haast je, rep je,
naar huis spoedt. 't Zal me wel eens
verwonderen of dit bezoek nog iets op
levert. Misschien is het het beste, dat
vrouw Bruinink vanavond dan naar
haar dochter gaat, anders zit ze zich
weer te vervelen.
(Wordt vervolgd)