IIMfDEn-rflEUWS OM. HET ilm De staatsgreep van Mr. P. J. Troelsira ur Public Relations inzake de landbouw Vrijdag 7 november 1958 No. 2429 229^ |!}ouw achtl )nge lums )ING Ian de Iondën het receptie :!jymmmil^^uMtli'wEok;mTÉ» Verdergaande ontvolking van het platteland Bil de oen is het vocM, bü auder kou o£ tocht Er komt een vogel show te Middeiharnis verdwijnt door Iharst m blad ISANT 165 tot Idkope, aij ons pij ons pUetjes dellen. in te bortviief femeenfe 60 care. bhe be- |te aan- 13 no- ling. kensdijk trekt. Credietverschaffing Afbeta- jjgg „Achteraf sparen" Ra- aio, Luther en de Paus in 1958 Afremmen maar! jM nu twee grote banken die aan *|l£^lieren een persoonlijk crediet ijn verlenen, variërend van 500 tot gulden. Er zijn veel liefhebbers; rfden er ook veel afgewezen. Men y redelijk geregelde inkomsten heb- en ook twee personen voor infor- tie kunnen aanwijzen. De rente is [vooruit te voldoen van het geleen de looptijd is hoogstens 2 in Oude [het jje Amsterdamse Politierechter heeft fin de Telegraaf niet mooi over ge- L Hij kan het weten. Want het is en in alle grote steden wekelijks met al de ellende van de afbeta- Bzaken. Men kan de aflossing niet fangen en verkoopt dan het gekoch- 'toestel of meubel, en dat is straf- f, Een deel van ons volk leeft bo- (5 zijn stand, zegt mr. de Blécourt. h koopt maar omdat men voor de jien niet onder wil doen. Tot zover /woorden van de Politierechter. In veler woningen is het toch zo ge- dat een blind paard er geen ade kan doen. Nog erger, de vele etalingen zijn zó zwaar, dat man, oaiv en kinderen veel te weinig voed- ■1 krijgen, er is geen geld voor een Liijkse stevige maaltijd. Is het niet Hebt U er geen medelijden mede? ,wat denkt U van de jeugd, die in like gezinnen groot wordt? Wat ma- tozij al niet mede; veel verdrietigs. (Be grote banken lenen nu maar niet k rijp en groen, maar toch brengen Leid in de gezinnen, dat weer terug- teven moet worden en dat vaak zal lenen voor dingen die niet strikt no- fjzijn. En we weten maar niet wat er or de deur staat. In plaats van enige „Jd is het beter iets op de spaar- Tuk te hebben. Sparen en dan kopen. [zoudt U het geloven dat men zelfs 1 de kringen van het maatschappelijk [erk spreekt over „Sparen achteraf?" lat is dan dit „op afbetaling kopen". Is heel onsolide. En waarom al die kchik, b.v. wanneer de jongelui trou- len? Laag bij de grond is het beste en let eerlijkste. ]Er zit in dat overmatig kopen nog p groot gevaar voor 's lands midde- K, TOor de waarde van de gulden. iogen de beursmannen en de regering [e gulden aan dat gevaar bloot stellen? [u kon in Eilandennieuws lezen dat Il in september 11079 radiotoestellen Ijn verkocht plus 11251 televisietoestel- In, Of er ook iets omgezet wordt! Als k maar goed afloopt. Want de toe- feilen kosten veel en er komt kijk- en liistergeld bovenop. Er zijn 2V2 mil- ,oen radio-ontvangtoestellen en 35700 jelevisietoestellen in ons land. Er zit jloop" in. De jaarcijfers van televisie- oestellen zijn: 1954 9000 1955 41000 1956 99000 1957 239000 Sokt. 1958 356855 J Het is weer 31 oktober geweest; Her- ioimingsdag, Lutherdag. Is de grote re- loimator er deze keer niet wat sober ll6ekomen? Die indruk krijgt men er Étt van. Misschien horen wij op zondag oktober ter kerke nog iets. jHet mag ook wel. Protestanten, let p uw zaak! De radio luisteraars heb- 1 in deze niets voor, want de chr. io-vereen. kan Luther niet herden ken. Bien heeft die uren geruild met e roomse radio omdat zijwijlen de Jfaus moesten herdenken! Nu zal de ffe radio-vereen, er a.s. zondag iets Tver zeggen. Over de hervorming na- wüjk. Luther treft het dus na zijn lood nog slecht; de overleden paus is JMm voor. O, gij christelijke radiohe- l'ffl, voelt gij het niet aan? Luther moet Iffltmaal zijn gemak maar eens houden. p geleende uren hoopt men in 1959 te ISwuiken om Calvijn te gedenken. Die l*as 10 juli 1509 geboren. Als er dan |!naar weer niet iets in Rome gebeurt, je weet maar nooit. Nu weer een ander onderwerp. Er is iverontrusting ontstaan. Over de bevol- lytoename, het gaat veel te hard. moet dat heen in ons land, per jaar worden 233000 kinderen geboren. En de mensen leven langer dan voor heen het geval was. Ge zoudt zeggen: wel wat een gezegend land, veel men sen, lange levenstijd, voor allen is er broodMaar neen, men zegt dat de gezinnen tegroot zijn, en een ieder daar toch eens over moet nadenken. Er is nu een stichting opgericht onder de naam „Volk en ruimte". Afgedacht van de bestaansmogelijkheden is de stich ting ook bezorgd over onze ontspan ning, er is straks geen ruimte meer om sport en spel, kortom om recreatie te genieten! Het nederlandse volk, zegt prof. Fahrenfort, voorzitter van de stichting, moet zich beraden over de wenselijkheid zijn snelle groei af te remmen. Ja heus, dat staat er. Daar staat echter niets van in de Bijbel. Het is schandelijk goddeloos. D.V. volgende week nog iets daar over. Waarnemer FL. 6.45 PER FLES VOOR DE HANDEL: H. VAN TOOR IZ. VIAAROINGEN De trek van het platteland naar de steden is een veel voorkomende ver schijning. Frankrijk staat er voor be kend. Gehele districten op het platte land zijn verlaten. Lege dorpen en ver laten boerderijen, ook in ons land doet zich het verschijnsel voor. De trek van het platteland naar de stad. De laatste tien jaar zijn 100.000 plattelanders ver trokken naar de steden. Deze cijfers gaf ir. G. J. ten Brugge in een rede voor de Zuid-Hollandse afdeling van de Plattelandsvrouwen te Rotterdam. Vooral in Friesland en Groningen komt de trek van het platteland naar de stad veelvuldig voor. Dat het in die pro vincies tot een moeilijk probleem is geworden blijkt wel waar men zelfs spreekt van leeglopende dorpen. Het mag in die provincies grotere af metingen hebben aangenomen dan el ders toch komt het over het gehele land in beduidende mate voor. Ook op onze Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden kan men spreken van een trek naar de steden. Niet alleen in de laatste jaren maar zeker wel gedurende de laatste vijftig jaar. Neen van absolute ontvol king, van leeglopende dorpen kan op onze eilanden niet gesproken worden. IVIaar toch is de trek naar de steden goed merkbaar. De bevolking van de dorpen gaat niet vooruit. Van bevol kingstoename is, enkele uitzonderingen daargelaten, geen sprake. De aanwas van de bevolking staat zo goed als stil. Vergelijkt men de bevolkingscijfers van nu met die van vijftig jaar geleden, dan ziet men dat de bevolking in een halve eeuw vrijwel stationair is geble ven, terwijl de cijfers van het gehele land vrijwel verdubbeld zijn. Dat wijst op een teruggang. Op een wegtrekking van de bevolking. Daardoor komt het platteland in steeds ongunstiger conditie. Raakt het platteland meer en meer ten achter, waardoor de aanleidingen om weg te trekken vergroot worden. Hoe verder het platteland in economische zin ten achter raakt, hoe meer aanleiding er komt om naar de steden te trekken of naar de centra van handel en industrie. IV. Hoe belangrijk de parlementaire ge beurtenissen ook waren, ook buiten de Volksvertegenwoordiging was het land in grote beroering. Tal van Manifes ten verschenen er. Ie. een Manifest der Christelijke Sociale Actie; 2e een Ma nifest der rechtse partijen; 3e een Ma nifest van de Orde der Vrijmetselaars; 4e een Manifest van de Chr. Militaire Bonden enz. en vooral niet te vergeten de Regeringsproclamatie, die een uit stekende indruk maakte in heel het land.* Nadat de Regering in deze proclama tie de algemene toestand van het land toelicht en een spoedige verbetering van de levensmiddelenvoorziening aan kondigt, doet Zij een dringend beroep op het gezond verstand van de over grote meerderheid van onze bevolking opdat vooral de minder bedeelden be waard zullen blijven voor de naamloze ellende, welke haar deel zal zijn als de geregelde gang van zaken wordt ver stoord. „Volk van Nederland" zegt de Rege ring in haar proclamatie, „gij hebt uw positie zelf in handen! Tegenover de aankondiging, dat een minderheid naar de macht zal grijpen, heeft de Rege ring besloten in het belang van de rech ten en vrijheden van het ganse volk, het gezag en de orde te handhaven." Vooral van maandag 11 t.m. vrijdag 15 november 1918 was het zeer rumoe rig in de binnenstad van Den Haag. Een sterke politie- en militaire macht was vooral in de omgeving van de Ko ninklijke Paleizen en Regeringsgebou wen steeds paraat om desnoods met ge weld de orde te handhaven. Dit verhin derde echter niet dat er vrij belangrijke materiële schade in de binnenstad werd aangericht. Vrijdag 15 november 1918 werd in de meeste kerken bidstond gehouden in verband met de revolutionnaire woelingen. In Den Haag heb ik bijge woond een volksbijeenkomst in de Wil- lemskerk. Een bezielend woord werd daar gesproken door Prof. dr. J. R. Slo- temaker de Bruïne. Reeds zaterdag 16 november 1918 be gon men zich te- tooien met Oranje en vooral in Den Haag leefden de nationa le gevoelens krachtig op. Zondagmorgen 17 november 1918 gingen wij wederom naar de Willems- kerk. Ds. Welter leidde de dienst. Ook het gehele Koninklijk gezin was aan wezig. Als tekst koos ds. Welter, Jesaja 54 10 „Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar mijne goe dertierenheid zal van U niet wijken en het Verbond mijns Vredes zal niet wankelen, zegt de Heere Uw Ontfer- mer." Na het uitspreken van de zegen zongen de aanwezigen Hare Majesteit de Koningin spontaan twee coupletten van het Wilhelmus toe, hetgeen op Hare Majesteit en alle aanwezigen een diepe indruk maakte. Maandag 18 november 1918 is er niet gewerkt in Den Haag, want het was feest. De Burgemeester van Den Haag, mr. J. Patijn, had een proclamatie uit gevaardigd dat op die dag, des namid dags één uur een huidebetoging aan H.M. de Koningin zou plaats hebben op het Malieveld. De Koningin verscheen precies om één uur. Het hofrijtuig, waarin de gehele Koninklijke familie was gezeten, was bespannen met twee paarden. Maar bij het Malieveld ston den soldaten van de Vrijwillige Land storm enz., die de paarden voor het Koninklijk rijtuig afspanden en onder groot enthousiasme van de dicht opeen gepakte omgeving zelf het rijtuig met de Koninklijke familie naar het Ma lieveld reden. Een onbeschrijfelijk enthousiasme maakte zich van de dui zenden meester. De Koninklijke Mili taire Kapel zette het Wilhelmus in, dat door duizenden werd medegezongen. Diep ontroerd nam Koningin Wilhel- mina, met de arm geslagen om haar Dochter, de grootse hulde in ontvangst. Volwassen mannen hebben tranen geschreid van ontroering, toen zij onze Oranjevorstin in een orkaan van ge jubel zagen voorttrekken door die zelf-, de soldaten, aan wie sommigen een, boze rol hadden toegedacht. Zelfs bui tenlandse toeschouwers hebben iets ge voeld van de wondere historische tril ling, die hier door de massa ging. Een vreemdeling, die toevallig in Den Haag vertoefde, terwijl de betoging op het Malieveld plaats had en daar getuige van was, barstte bij zijn gastheer thuis gekomen, in snikken uit en zei: „O, ik gun het U zo van harte, deze onmete lijke zegen, maar hoezeer is uw volk bevoorrecht boven liet onze." De gehechtheid aan ons Vorstenhuis en vooral aan onze Koningin persoon lijk hebben de novemberdagen van 1918 getoond, toen de duistere revolutiewolk wel dreigend aan onze Staatkundige horizon opkwam, maar tenslotte door de warme uitstraling der Oranjezon in vage nevelen werd opgelost. Mr. Troelstra had zich vergist in de tekenen der tijden. Hij moest berusten in de royalistische gezindheid van het volk. Een van de voornaamste oorzaken dat Troelstra's staatsgreep mislukte, was m.i, dat de Kerken hun vat vooral op de jeugd nog niet hadden verloren. Persoonlijk heb ik ondervonden dat de Kerk in Den Haag de jeugd ook 40 jaar geleden trachtte op te vangen en op verantwoordde wijze vormde, niet alleen in geestelijk opzicht, maar ook voor het staatkundig en maatschappe lijk leven. Al het werk, dat de Kerk onder de jeugd verricht is van enorme grote be tekenis. Want de jeugd is de groene, de levende tak, waarop straks Staat en Maatschappij zal rusten. Heeft de Staatsgreep van Troelstra in 1918 ons in 1958 nog iets te zeggen? Inderdaad! Wij zijn verblijd dat het revolutionnair element hier te lande thans alleen maar aanhangers heeft in de betrekkelijk kleine communistische partij hier te lande. Maar al heeft de C.P.N, in Nederland niet zo'n grote aanhang, men mag de internationale betekenis van het communisme niet on derschatten. Het steekt trots het hoofd omhoog om de Staatkundige verhoudingen, vooral geschoeid op christelijke leest, omver te werpen. De internationale communistische invloed komt meer en meer aan het licht en heeft door zijn koude oorlog van de laatste jaren al heel wat terrein gewonnen, vooral in het Midden-Oosten. Er gloort geestdrift er bloeit sterkte van wilskracht in het revolutionnair element. Wij zijn er tot in het diepst der ziel van overtuigd dat het revolutionnaire element zoals dat zich in de dagen van mr. Troelstra ook hier te lande gelden deed en zoals dat in onze dagen door het communisme in praktijk wordt ge bracht, een pest is waardoor duizenden mensen niet alleen geestelijk, maar ook maatschappelijk ten gronde gaan. Het is een groot geestelijk gevaar voor de moraliteit van alle volkeren. Waar geijverd wordt om de gods dienstzin in de volksziel uit te bran den, moet het moreel en maatschappe lijk peil der bevolking sterk dalen. Die immoraliteit is een kwaad, dat op de duur de ondergang van de Staat berei den zal. Er wordt beweert dat landen waar een krachtige middenstand ontbreekt, zoals b.v. in Spanje, zeer spoedig een prooi van het communisme kunnen worden. In deze bewering schuilt wel een zeer grote kern van waarheid. Maar niet de middenstand is het krach tigste bolwerk tegen het communisme. Men heeft de leus van Groen van Prin- sterer: „Tegen de revolutie het Evan gelie" een verouderde leus genoemd. Ten onrechte. Het Evangelie, het Woord Gods blijft ook voor deze tijd wat be treft het staatkundig leven zijn onver gankelijke kracht behouden. Het roept ook thans ons volk op te wandelen in de rechte paden. En het maant niet alleen af van verkeerde wegen, maar spoort ook aan tot het betonen van recht en gerechtigheid, tot reformatori sche arbeid onder het opkomend ge slacht, waardoor de jeugd door de moeilijkheden van deze tijd kan komen op een hoger plan. Ooltgensplaat 10 november 1958. P. Bom die Rhesmatische pijnen verccr^aakt. Klaar in legio gevallen zit de oorzaak heel ergens anders. Onzuiver bloed, onzuiverheden die zich vastzetten in gewrichten en ledematen, zijn oorzaak van veler lijden. Als dan de bloedzuiverende organen - met de jaren trager geworden in hun werking - met Kruschen's minerale zouten jeugdige energie krijgen toege voegd, dan gaan deze allengs weer krachtiger werken; het bloed gaat snel ler stromen, de onzuiverheden worden afgevoerd langs natuurlijke weg en daarmee is dan ook de oorzaak van die slopende pijnen er niet meer. Wie nog niet die verlossende werking van Kru- schen aan den lijve ondervonden heeft, neme de proef! De Flakkeese afd. van de Bond van Vogelliefhebbers in Nederland organi seert weer een Vogelshow, die gehou den zal worden op 13, 14 en 15 novem ber a.s. in hotel Zaayer te Middelharnis. Er zullen vele soorten vogels te zien zijn, o.a. kardinalen, agaporniden, ka naries, zebra-vinken in diverse kleu ren, Japanse meeuwtjes, Indische rijst- vogels, Chinese dwergkwartels, par kieten en nog veel andere meer. De vogelliefhebbers zullen er hun hart kunnen ophalen. Ook zij, die zelf geen vogels houden kunnen er veel genieten. De opening geschiedt donderdagmiddag 13 nov. a.s. door burgemeester P. W. Hordijk. Men zie verder de advertentie. Veel later dan de andere bevolkings groepen en bedrijfstakken is de land bouw zich bewust geworden van de waarde der openbare mening. Dit is enerzijds verwonderlijk, omdat een afzonderlijke plaats inneemt. De oorzaken hiervan zijn voornamelijk: de de landbouw in de openbare mening financiële doorzichtigheid van de land bouwpolitiek; de dagelijkse confronta tie van de consument met de prijzen der levensmiddelen; de weinig specta culaire verschijningsvorm van de eco nomische activiteit van de landbouw; de overheersende positie gedurende enkele eeuwen van Holland over de andere gewesten, terwijl Holland deze positie te danken had aan zijn nijver heid, handel en scheepvaart; de rela tieve achteruitgang van de agrarische beroepsbevolking van 43,7"/o in 1849 tot 12«/o in 1955. Anderzijds is dit verschijnsel begrij pelijk, omdat de boer tot voor kort ge leefd heeft als Koning op zijn erf, die van niemand afhankelijk was en dus de openbare mening niet nodig had. Dit heeft een mentaliteit aangekweekt, die nog niet verdwenen is. Daarnaast bestond door het isolement ook een ze kere vrees voor de openbare mening. De eerste confrontatie met de open bare mening heeft plaats gehad in de jaren dertig, toen wegens crisismaatre gelen de landbouw veelvuldig aandacht kreeg in de volksvertegenwoordiging en in de pers. Deze aandacht was niet al tijd welwillend. Juist door de uitlatingen in de pers tijdens de crisisjaren begreep de land bouw na de oorlog, dat hij moest trach ten door te dringen in de gedachten van de niet-agrarische bevolking. De tijd hiervoor was gunstig, omdat de bevol king in de magere jaren de onmisbaar heid van de boer aan den lijve had ondervonden. Toen echter de overheid haar garantiepolitiek had geformuleerd meende de landbouw dat de openbare mening in de brede zin van het woord van minder belang werd. De Stichting van de Landbouw ging zich dientenge volge meer bezig houden met de voor lichting aan de boeren over haar werk. dan met voorlichting over de landbouw aan de niet-agrarische bevolking. De verklaring hiervoor is gedeeltelijk te vinden in het verleden. Tussen 1930 en 1940 hebben de boeren hun belan gen moeten bepleiten op het politieke vlak. Ze hebben wel contact gezocht met de leidende gsoepen, maar niet de waarde beseft van de mening van het grote publiek, de consumenten. Ook na de oorlog hebben noch de intellectuele leiders van de landbouw noch de boe ren zelf zich gerealiseerd hoe belang rijk de mening van de achterban is. Op de langeduur bepaalt de open bare mening, de mening van de consu ment en de belastingbetaler, de land bouwpolitiek. Daarom is het zaak, dat de landbouw niet alleen de leidende groepen voor zijn standpunt wint, maar ook de achterban. Dit klemt te meer, omdat de huidige leidende groepen veelal afkomstig zijn uit het organisa- tieleven en omdat men van hen rede lijkerwijze niet kan verlangen, dat ze aan hun achterban voorlichting geven over de landbouw. Dit moet de land bouw zelf doen. Bij de landbouw begint dit inzicht baan te breken. Waarschijnlijk meer door de moeilijke situatie ten aanzien van produktie, afzet en garantieprijzen, dan door een wezenlijke verandering van mentaliteit. Daarom is de vrees ge rechtvaardigd, dat de landbouw zich nog niet de juiste geesteshouding heeft eigen gemaakt, die nodig is voor de pu blic relations, over welke activiteit in landbouwkringen thans veel wordt ge sproken en geschreven. Public relations eist de mentaliteit: niet zichzelf te projecteren op de bui tenwereld en deze dan te beoordelen naar het geprojecteerde beeld, maar te trachten de buitenwereld te projecteren op zichzelf en naar dit beeld de eigen activiteit te beoordelen. Metende aan deze maatstaf valt het moeilijk aan te nemen dat de landbouw het juiste in zicht heeft en de juiste houding weet aan te nemen. Nog te veel beschouwt de landbouw de stedeling alsiemand die zonder werken zoveel mogelijk geld wil bijeen garen om te kunnen uitge ven aan frivole vermaken en die de boer geen redelijk bestaan gunt en dus de kostprijzen van de produkten niet wil betalen. Nog teveel trekt de land bouw de scherpe scheidingslijn tussen de slechte stad en het goede platteland. Hij mist besef van de werkelijkheid als hij Nederland nog als een agrarisch land beschouwt en als hij boos wordt over resultaten van een „opinie onder zoek over „stedeling en boer", dat min der vleiend voor de boer is uitgeval len. Wel zijn er symptomen vooral bij de jongeren dat ze een beter in zicht hebben in de verhoudingen, dat ze de bestaande verhoudingen aanvaar den als een feitelijk gegeven en dat ze op deze basis van de werkelijkheid willen ijveren voor een beter begrip omtrent de landbouw. Bij de activiteit voor een beter be grip omtrent de landbouw zal de land bouw het Nederlandse volk als één ge heel moeten zien. De landbouworgani saties hebben iets teveel de neiging om bij de vorming van de openbare mening omtrent algemene landbouw vraag stukken dezelfde scheidingslijnen te gaan aanhouden als men ziet bij de maatschappelijke en politieke groepe ringen. De verklaring hiervoor is waar schijnlijk dat in de afgelopen dertig ja ren de landbouw zijn doeleinden heeft moeten bereiken door besprekingen met leiders van politieke en maat schappelijke groeperingen. Het is nodig zoveel mogelijk als eenheid naar bui ten op te treden. Om die reden zullen de organisaties bij de voorlichting omtrent niet-prin- cipiële aangelegenheden voor een deel afstand moeten doen van hun souve- reiniteit. Daarnaast moet de landbouw de nodige organisatiediscipline opbren gen om de eenheid van optreden niet in gevaar te brengen. Ook de indivi duele boer en tuinder zal moeten op letten, dat hij door zijn persoonlijk op treden in het maatschappelijk leven het optreden van de landbouw in zijn ge heel niet schaadt of de landbouw in opspraak brengt. De belangrijkste taak van de land bouw zal zijn het geven van voorlich ting over de bijzondere aard van zijn werk met levend materiaal en de af hankelijkheid van het klimaat, over het peil der landbouwwetenschap en het technische ontwikkelingspeil der agra rische bevolking, over de economische en sociale diensten, die hij aan de sa menleving bewijst. Bij dit alles moet hij uitgaan van de idee dat hij een gelijk waardige partner van de andere bevol kingsgroepen is. Met betrekking tot de voorlichting over de landbouwweten schap kan Wageningen een taak ver vullen, zo het zijn dubbele isolement dat van de boer en dat van de weten schap weet te doorbreken. Bij deze voorlichting moet de land bouw er rekening mee houden, dat vor ming der openbare mening tijd vraagt en dat hij niet in enkele jaren kan her stellen wat hij gedurende enkele gene raties verwaarloosd heeft. In de Landbouwweek 1958 van 24 juni27 juni hield W. J. P. van Eyck, Hoofd afd. Voorlichting van het Land bouwschap te 's-Gravenhage een voor dracht over: Landbouw en openbare mening. In het Landbouwkundig Tijd schrift van oktober 1958, troffen we bovenstaande samenvatting van deze voordracht aan, die zeker de belang stelling zal wekken van vele boeren op ons eiland. ^cember Gede- I januari uitge- eder ter tot en len be- tzwaren rnoemd, hoed. Ze faglines, 1.35, 2.95 toordeel ieubelf .1, ^-..^wi^^^ Hoe graag hij ook Lomans visie op Ifc lïow- "'J lk...r ?'"S-affaire zou vernemen, hij beste wil niet zover lliii rt^t" 'brengen. Noodgedwongen zal Iml u- later moeten uitstellen, wat jea r niet zo erg is want op stel Iwet zal ook deze geen oplossing Ifiptf"' middag neemt hij zijn Ibii peddelt naar het dorp, waar hij Ij' f weduwe Berends, onmiddelijk leen! aanbelt. Het zal hem wel |.p'verwonderen of hij hier nog iets |waar wordt. ien n ^^- geopend wordt, ziet hij Üedm ^^"S'^iSe verschijning in rouw- I stelt ^i^h staan en veronder- I "met ten onrechte, dat dit de echt- '6 van zijn .vermoorde voorganger I opjj., j^^l, Beverink, de nieuwe jacht- [tnet II^egt hij, „en kom eens even Lt ^™^s maken." hCnen"'* ik prettig," zegt ze, „komt „Eigenlijk heb ik er tegenop gezien, bij U te komen, om de herinnering ziet U, ik begrijp best, dat „Dat ik alles nog eens opnieuw mee maak, bedoelt U?" Beverink knikt toestemmend en is enigszins met zijn figuur verlegen, om dat hij min of meer in de zin bleef ste ken. Anderzijds heeft hij bewondering voor de wijze waarop de weduwe Be rends haar leed draagt. „Ik heb het heel moeilijk gehad," zegt ze na een kort stilzwijgen, „maar het ergste is, geloof ik, voorbij. Ik be doel niet, dat het verdriet minder is, maar ik kan mij nu beter beheersen en dat is heel wat waard." „Ja, het zal in het begin Voor U wel niet te verwerken zijn geweest." „In geen enkel opzicht; ik was totaal radeloos. Gelukkig had ik mijn kinde ren U ziet ze daar tegen het huis in de zandbak spelen en die hebben mij over veel heengeholpen. Ook het mede leven van veel anderen is mij tot grote steun geweest. Ik wil overigens geen namen noemen, maar ik mag toch niet nalaten te zeggen, dat de oude dominé hiernaast en mevrouw niet minder mij als hun kind behandelen. Wat ik aan hen te danken heb, kan ik niet onder woorden brengen." „Dat is mooi," zegt Beverink, maar verder komt hij niet. Dat valt niet mee, denkt hij om hier de juiste woor den te vinden, als ik dit geweten had, zou ik me nog wel eens ernstig heb ben beraden. In plaats van een door en door verslagen mens, is de weduwe Be rends allerminst iemand, die met het leven heeft afgedaan. „Weet U, wat ik het is wel van ondergeschikt belang, dat geef ik toe nu zo vervelend vindt? Dat is de om standigheid, dat de dader nog nimmer kon worden opgespoord, hoewel toch niets onbeproefd werd gelaten. Ik moet toestemmen, dat het in deze omgeving nooit meevalt een spoor te ontdekken, omdat de grens een volledig onderzoek bemoeilijkt; dat is nu ook weer geble ken en daardoor gingen kostbare uren verloren." Zo denkt Beverink, dat loopt boven verwachting af, want ze brengt zelf ter sprake, waartegen ik zo heb opgezien. Wie weet, wat ik nog meer te horen krijg. Maar daarin vergist hij zich, want nu hij de vrijmoedigheid bezit om naar eventuele motieven te vragen, welke de dader aanleiding zouden kunnen heb ben gegeven, moet zij het antwoord schuldig blijven. „Ik begrijp er niets van," zegt ze, „want mijn man stond, voorzover mij bekend, met iedereen op goede voet. Ook heb ik nooit kunnen ontdekken, dat hij moeilijkheden had, die voor mij verborgen werden gehouden." „Eigenaardig," zegt Beverink, „dat Ik nog nooit iemand in de hele omgeving getroffen heb, die ook maar de gering ste aanwijzing heeft kunnen geven. Overal heb ik mijn licht pogen op te steken, maar nog steeds tevergeefs." De weduwe Berends heeft inmiddels thee gezet en hoewel Beverink op hete kolen zit, enerzijds omdat het toch geen zin heeft om langer te blijven en an derzijds omdat hij nog het veld in moet wil hij niet zo onheus zijn nu te ver trekken. Zo drinken ze dan samen een kopje en ook nog een tweede. Daarna maakt Beverink aanstalten om te ver trekken, maar eerst moet hij de beide kinderen nog even zien, hoewel hij daarbij misschien niet bijzonder geïn teresseerd is, omdat hij, zoals zij wel vernomen heeft, nog ongetrouwd is. Veel verstand heeft Beverink niet van kinderen, maar dat het een leuk stel is, ziet hij zo. „Als ik deze kinderen niet had", zegt ze, maar verder komt ze niet, want ze hoort hoe de kleinste van twee jaar „Vati" stamelt, nu het Beverink :die in uniform gekleed is, ontdekt. Ze slaat de handen voor het gezicht, zodat Beve rink, die niet zo gauw begrepen heeft wat het kind zei, niet weet, wat hij er van denken moet. „Maar dat is Vati niet," zegt de oud ste en nu dringt het pas tot hem door, wat de moeder zo uit haar evenwicht bracht. Weer is Beverink met zijn fi guur verlegen. „Het kwam zo plotseling," zegt ze. Ook de jachtopzichter voelt zich ont roerd, zodat het hoog tijd wordt, dat hij wegkomt, anders wordt de toestand hem nog te machtig. Volkomen begrij pelijk, als ik dat had kunnen vermoe den, was ik in elk geval in burger ge komen." Dan drukt hij haar de hand en is blij dat hij uit het gezicht verdwenen is. Wat een leed, ontzettend! Hij had er beter niet heen kunnen gaan, want op geschoten is hij niets en daarnaast heeft hij het er naar gemaakt, dat de we duwe Berends in elk geval voor het verdere van de dag weer volkomen uit haar lood is geslagen. Zo snel mogelijk trapt hij het dorp door en Loman, die juist van de nota ris komt, moet tweemaal roepen, voor hij gehoor krijgt. „Man, man, wat heb je een haast," zegt hij, als Beverink zonder ongeluk ken van de fiets is gekomen, zo snel ging alles in zijn werk, „je lijkt wel doof en blind, want je hoort en ziet totaal niets. Toch geen liefde in het spel? Dan gaat het met jongelui meestal zo." „Nee, dit keer sla je de plank vol komen mis," antwoordt Beverink. „Nu was is er dan aan de hand?" „Gelukkig niets maar ik was juist even bij de weduwe Berends." En dan vertelt hij, wat hem daar overkomen is. „Dan is het geen wonder, dat je de kluts kwijt was, want als je iemand van vlees en bloed bent en een meele vend hart bezit, gaat zoiets je niet in de koude kleren zitten." „Fiets je óok op huis aan?" vraagt Beverink. „We zouden dan samen kun nen gaan, gedeeltelijk tenminste." „Dat is jammer, maar ik moet me nog minstens een uur plagen met din gen, die wel niet mijn bijzondere be langstelling hebben, maar die toch moeten worden afgewerkt." „Zo, dat spijt me, want ik zou nog graag eens even met je gepraat heb ben." „Ja, daar is niets aan te doen. Maar daar weet ik wel raad op. Truida is vanavond toch weg, zodat mijn vrouw en ik het heel mooi zouden vinden, als je bij ons kwam om een kopje koffie te drinken. De laatste weken heb je de drempel niet plat gelopen, dus kom maar gerust." „Bepaald kwaad lijkt me dat voorstel niet. Als er dan niets tussen beide komt kunnen jullie op mij rekenen." „Afgesproken, tot vanavond dus." Dat kon niet beter treffen, denkt Be verink, die zich nu, haast je, rep je, naar huis spoedt. 't Zal me wel eens verwonderen of dit bezoek nog iets op levert. Misschien is het het beste, dat vrouw Bruinink vanavond dan naar haar dochter gaat, anders zit ze zich weer te vervelen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1958 | | pagina 5