deh
Kaptein
Uit de oertijd van de RTM
HAAR WOORD
GETROUW
TRAPPEN
AFGESCHAFT l
Firma WITVLIET
Herinneringen van een
paardetramconducteur
WINTERTIJD
DIATIJD
.y
Ulïrii:
f 428,50
2de blad
Vrijdag 4 oktober 1957
No. 2635
)e nieuwe fantastische,
100 pCt. automatische
'Mobylette in prijzen vanaf
Gratis proefrit toegestaan
Middelharnis Telef. 2073
Een kl^in stukje historie
Wie was er het eerst?
^l^ï^SJliSSi^^^ü^l ^^Mi
De tol bij de Kleiweg
Naar de uitspanning
„Zet de koffie maar klaar!...
Uit een oude dienstregeling
TRAMWEGEN EOTTEEDAM.
De contra-memorie in Amsterdam
De deurwaarders in actie
De kluis op slot Distel en mirt
i Nog een enkgl pennekrasje alvorens
[afscheid te nemen van het historische
5 Amsterdam. In kerkelijke conflicten ont-
staan altijd heel verdrietige dingen. Het
is ongeveer als wanneer ge twee elek-
ftrische draden tegen elkander houdt; er
ontstaan vonken soms een vuurstraaltje
Isoms een harde klap. Ook worden de
[draden wel eens erg warm. (Verder
1 Strekt zich ondergetekende's kiennis van
I de elektriciteit niet uit) Daar in Am-
I sterdam was dus in 1886 een lang drei-
gend conflict uitgebarsten in de grote
I Hervormde Gemeente. Daar hadden de
moderne dominees schuld aan omdat zij
i de Belijdenis der oude vaderlandse kerk
i geweld aandeden. En dr. Abraham Kuij-
I per kreeg ook de schuld, ofschoon hij er
top attent maakte dat reeds vóór hij op
[s aug. 1870 in Amsterdam kwam, strijd
I was ontstaan, onder meer over het Vrij
l Beheer der kerkelijke bezittingen,
f Op 1 februari 1886, nadat dus i^e „do
leantie" de uittreding als klagende
I kerke aangevangen was, na de afzet-
Iting van zo'n 80 ambtsdragers, besloot
[het Classicaal Bestuur de gang van za-
f ken aan de gemeente bekend te maken
t in een Memorie, 26 foliobladzijden groot.
De geschorsten droegen liu aan dr. T.
[L. Rutgers en dr. A- Knijper op daar-
l tegen een woordje van verweer op te
(maken. Dat geschiedde; er kwam van
I de pers een Contra-Memorie inzake het
f Amsterdamsche confUcU óók folio for-
Imaat, tellende 75 bladzijden die ik nu
I gelezen heb.
I Daarin wordt nqg al iets overhoop
[gehaald en recht geszet. Zo was b.v. de
Idlaken Seefat wel degelijk bereid de
ideur van de kluis van de diaconie open
fte doen (en weer te sluiten; hij had de
Isleutels nog) mits hem dit niet ge-
Ivraagd werd namen het class, bestuur
Idoch door de broeders zelve. Hij zou de
Ideur ontsluiten, zij zouden er „de ver-
I langde stukken" uitnemen hij de deur
Iweer op slot doen en dan weg gaan.
IKen en ander onder ,voorbehoud van
falie rechten", want de zaak liep immers
asp een proces uit. Te voren was al ge-
Itracht met behulp van een smid. dé
Wuls te openen maar dat gelukte niet.
ïa, in zulke kerktwisten is alles dubbel
jjgnlïik. En wij weten het verloop, het
ps nooit meer goed gekomen. Althans
Motor starten, alleen gasgeven.
Geen koppeling te bedienen en
geen andere handelingen. Dat
hebben alleen de duurste auto's
ende
tot heden niet. En de vele hiooie oude,
hervormde kerkgebouwen, die konden
niet weglopen, en zij staren ons maar
weemoedig aan.
Op de klacht dat de afgezétten de
kerkelijke boeken niet wilden afgeven,
antwoordt de contra-memorie ook. Zij
wilden dat wel, mits zij niet genoemd
werden ,gewezen" scriba en gewezen"
archivaris. Ook al met het oog op het
vasthouden aan hunhe rechten in een ci
viele procedure.
Ach hoe pijnlijk En was dat nu in
1886 maar voor 't laatst geweest dat
men elkander voor de rechten roept! En
toen kwam de deurwaarder weer in het
strijdperk. Want de ouderlingen Goed-
huijs en dr. Rutgers laten 8 jan. 1886
een explooit uitbrengen door deurwaar
der Beuningh aan ds Westhoff, in de
2e Bilderdijkstraat no 40 „aldaar mijn
exploit doende aan en sprekende met
Z. Ed. dienstbode Aaltje Het com
plete exploit met namen en adressen
en alles is in de contra-memorie afge
drukt. Aaltje zal wel raar gekeken
hebben. En misschien heeft ze het stuk
ook niet direct begrepen toen ze 't be
keek. Want het ging alleen daS,rover,
dat de deurwaarder in opdracht yan
zijn lastgevers „contra-geïnsinueerd en
aangezegd had op de insinuatie ten ver
zoeke van de contra-geïnsinueerden
aan mijne requiranten den zevenden Ja-
nuari 1800 zes en tachtig door deur
waarder Stadig beteekend..." laat mij
het maar bekorten: zij, de afgezette
ouderlingen ontkenden per deurwaarder
dat zij „gewezen" functionarissen wa
ren (zie boven) en verklaarden zich be
reid alle stukken tegen kwitantie af te
geven en bij het vervoer de behulpzame
hand te bieden „protesteerende dus
mijne requiranten dat zij niet in mora
zijn". Volgt ondertekening, inschrijving
bij de ontvanger „betaald een gulden
tvrintig cents, 1.20".
Zij waren dus huns inziens in mora"
dat is zoiets als van goede zeden wat
het recht aangaat.
Wij weten dat deze kerkelijke proce
dure naar alle zijden verloren werd. Het
heeft velen altijd verwonderd dat men
in 1886 de Afscheiding van 1834 terzij
de liet liggen. Dr. Kuijper wilde de kerk
in de kerk reformeren maar dat ging
niet. Hij was een machtige figuur, schier
in alle wetenschappen thuis. Prof. Hugo
Visscher, die hem zeer goed gekend
heeft, noemt hem: een religieus intel
lectualist (Ger. W. bl. 6 nov. 1937) En
men krijgt in Kuijpers werken lezende
dan ook een sterke indruk van logica,
van een denksysteem, zijn boeken kon
den het godvrezende eenvoudige volk
uit de gescheiden en de oud-gerefor-
meerde kringen niet voeden; men kan
in den gelove niet bij, conclusies leven.
Deze trek is toch altijd de Geref. ker
ken eigen geweest en gebleven.
In 70 jaar is er ook veel veranderd
en er is een grote oppervlakkigheid ont
staan die rechtstreeks volgt uit Kujji
per's leer van wedergeboorte en Ver
bond.
Voor een distel een mirt. Onder deze
titel schreef Kuijper een reeks schone
meditaties op Jes. 55 vers 13. De ouder
lingen (hoe ijverig waren zij in het
begin dezer eeuw nog om een ieder
deelgenoot van deze grote dingen te
maken) zij kwamen getweeën bij een
oude,juffrouw die ik kende en lieten
ter kennisneming bedoeld boekje achter.
Het gesprek was al niet zo erg vlottend
gelopen, maar met de distel en mirt liep
het helemaal fout. Zij kon er maar drie
blaadjes in lezen en zei toen: „zo wil ik
niet bekeerd worden". De broeders kwa
men terug hoorden deze beoordeling
aan en verklaarden dat zij wel was een
zuster in de genade, maar dwalende.
Het oude mens liet ze stil praten. Er
zijn toen niet over en weer deurwaar-
dersexploiteh. uitgebracht. Ondanks dat
er in die tijden veel vuur der ijveringen
brandde.
Waarnemer
I
Dr. T. L. Rutgers woonde Keizers
gracht 192; mr. Th. Heemskerk, advo
caat en procureur, die er in gehaald was
had zijn adres aan de Falckstraat no. 4.
In Eilanden-nieuws ivan 36 juli stond een artikel over 1de Ibelevenissen ivan de
heer B. P. Koster in Australië. |Wg drukten daarbq ook ^n foto af, iwaarin
we ,de iheer Koster zien In zyn .uniform als paardetrmn-coinducte«r te Botter-
dam rond de eeuwwisseling. Dat bracht z\jn zoon, de heer C. jM. Koster te Rot
terdam ertoe voor ons ©en artikel te schrijven over Jhetgeen jzijn vader in. die
tijd [meemaakte top en |m©t die yoorhistorische tram, iherinneringen, die de
oude paardetram-conducteur in vroeger jaren ïn ^ijn gezin rondom het haard
vuur vertelde, onder het ivei-tellen ^vaarvan wij (net grote [spanning naar %ya
verhalen luisterden, aldluis de, schrijver van dit lartikel. (Hoewel er onder de
lezeps van Eilanden-nieuws niet velen zullen zijn, die zich de paardetram her
inneren, Jflkt het fny (niet !onwaarschynl<jk, dat Ssij )toch Swel IbelangsteUing in
hetgeen er zich rond de jaren 190Ö op dit gebied afspeelde en' ferifgt men te
vens een ]blik jop dé gemoedelijke toestanden van die tfld. Als imen het Kot-
terdara van (nu observeert een jstad vol van [bruisend ^even (en vooral van mo
dern, gehaast Verkeer, waar iedere minuut wachten voor lèen stopsein van de
weggebruikers het'uiterste van hun geduld en zenuwen isch\jnt te vergen; dan
vraagt men zich ed |of het nog jnoaar vyftlg jaar geleden is, dat het lieven jn
die stad zo rustig (voortrolde, gemoedelijk ,onidat /de iconductaur |van de paar-
detram zün klanten nog kende en t^d had een praatje met hen te maken,
waarby het woord „haast" nog geen' opgeld deed.
Allereerst moeten wij een onjuistheid
rechtzetten. Dhr. Koster ging als con
ducteur van de paardetram niet over
naar" de Rotterdamsche Tramweg Maat
schappij zoals zou blijken uit het onder
schrift bij de foto in ons artikel van 26
juli. De R.T.M, verkreeg in 1878 conces
sie voor het exploiteren van een paar
detram in Rotterdam, verleend aan eni
ge Betuwnaren, die deze concessie in
bovengenoemde maatschappij onder
brachten en werd opgericht op 12 no
vember van dat jaar. De eerste werke
lijke directeur was de heer Guichart, die
van 1881 tot 1907 de leiding in handen
had. In de drie jaar, dat de maatschap
pij bestond, voordat hij het roer in han
den nam, waren er niet minder dan
vijf directeuren geweest... Drie werden
al spoedig op straat gezet en twee kre
gen een lagere functie.
Het zal zeker niet algemeen bekend
zijn, dat er behalve paarden, ook enige
muildieren,^ als wij ons niet vergissen
waren het er negen, in dienst werden
genomen. Rotterdaan was de eerste stad
althans in Nederland, waar muildieren
voor de trams draafden. Hét was een
proefneming, maar die is niet geslaagd,
zodat de proefdieren reeds spoedig door
paarden werden vervangen.
Doch niet alleen in Rotterdam exploi
teerde de R.T.M, de paardetram. Ook te
Schiedam, Leiden, Dordrecht, ja zelfs
op een lijn Hoorn-Enkhuizen kon men
in die dagen een ritje per tram van deze
maatschappij maken. Wel een bewijs,
dat ze reeds in het begin van haar be
staan zocht naar een groot vervoersge
bied. Toen dan ook in het jaar 1905 de
eerste elektrische tram in de stad haar
intrede deed, trok zij zich uit de stad
Rotterdam terug en ging zich geheel
toeleggen op de exploitatie van stoom-
tramwegen en veerdiensten op de Zuid-
Hollandse en Zeeuwse eilanden, het
stadsverkeer overlatende aan een nieuw
opgerichte maatschappij, n.l. de toen
malige R.E.T.M., welke werd opgericht
in het jaar 1904.
En dan nu over die paardetramlijn,
waarop dhr. Koster dienst heeft gedaan
als conducteur. Deze tram had haar be
ginpunt op het Slagveld, liep aan de lin
kerkant langs de Sohiekade (waar toen
nog water was) naar^de Heulbrug, boog
daarna rechtsaf de Bergweg op en ver
volgde zo haar tocht naar het dorp Hil-
ligersberg. Ziet U in gedachten de tram
daar bij het beginpunt staan?
Het paard staat al te trappelen van
ongeduld om te gaan draven. De con
ducteur geeft het sein tot vertrek. De
koetsier laat een paar maal de bel bo
ven zijn hoofd klingelen en daar zet het
gerij zich in beweging. Maar wat is dat
De tram stopt niet aan de eerstvolgen
de halte, waar passagiers staan te wach
ten om in te stappen. In plaats daarvan
legt de koetsier de zweep over de rug
van het paard om het tot meer spoed
aan te zetten! Op het laatst loopt het
niet meer voor de wagen, maar springt
en hotst het beest.' Voetgangers, die in
die tijd nog rustig op d6 rijweg liepen,
stoven in paniek uiteen, kinderen met
zichmeesleurend voor het naderende
gevaar. Luid belgeklingel en blaffende
straathonden completeren het spektakel
door met de tram mee te rennen!
Wat de oorzaak van dit alles mag
zijn? Om dit te ontdekken, behoeft U
de blik slechts even naar links te wen
den, naar de overzijde van het water
n.l. de andere zijde van de Schie, want
daar speelt zich eenzelfde tafereel af
als aan de rechterzijde van de Schie.
Ook daar ziet men een hollend paard
voor een tramwagen, door de koetsier
tot uiterste spoed aangemaand.
Om één en ander te begrijpen, moet
U weten, dat de tramlijn naar Overschie
ook haar beginpunt op het Slagveld had
en gelijktijdig met de tram naar Hilli-
gersberg vertrok. Nu was hfet een sport
van de koetsiers, wie het eerst de Heul
brug had bereikt. En om die eer te be
halen, liet men de passagiers onderweg
maar staan, doch erg was dat niet, want
aan de brug wachtte'liïen wel even tot
allen die mee wilden de tram hadden
ingehaald.
Daarna ging het in rustig tempo de
Bergweg op. Stelt U echter die Berg
weg niet voor zoals die er op het ogen
blik uitziet en tot één der drukste ver
keerswegen van Rotterdam behoort. In
die tijd was het een rustige laan, met
aan weerskanten daarvan brede sloten,
begroeid met schaduwrijke bomen. Hier
en daar stond een mooi landhuis, waar
de betere stand van Rotterdam woonde.
Waar nu het Station R' danx-Noord
staat, kwam men zo ongeveer op het
grondgebied van het dorp Hilligersberg.
Het was in die tijd een fraai, rustig
dorp. Aan het begin van de Straatweg
bij de Kleiweg, was een tol gevestigd,
Als wij daar met onze tram aankwamen
zo herinner ik mij het verhaal, waren
er altijd wel een paar paardewagens,
die zich achter de tram aansloten.
Waarom ze dit deden? Als de tolgaar
der de tram zag aankomen, ging de tol-
boonx omhoog, daar de tram vrij mocht
passeren. Ander verkeer moest echter
tolgeld betalen dus waren er altijd wel,
personen, die probeerden achter de
tram gelijk mee door de tol te gaan.
Doch het zat ze niet altijd mee, want
de tolgaarder was op zijn hoede. Het
gebeurde meermalen, dat hij clandestien
voetgangers tot in de weilanden achter
na zat, de zorg voor de tol intussen aan
zijn vrouw overlatend. En dat allemaal
voor één cent, de tol die een voetganger
verschuldigd was... Doch in die dagen
had een cent nog waarde!
Het eindpunt van de paardetram was
daar, waar de Straatweg overgaat tn
de Bergse Dorpsstraat, toendertijd alles
nog even landelijk met ongerept natuur
schoon. Maar toch was 'daar wel het
één en ander te beleven, vooral in de zo
mermaanden. Men had daar n.l. een uit
spanning of, zoals men het tegenwoor
dig noemt, speeltuin, waarvan eigenaar
was de heer G. A. Freericks, welke tuin
de deftige naam droeg van „Jardin de
Plaisance", wat zoveel vsril zeggen als
lusthof of buitentuin, doch door de
Rotterdammers populair met „Free
ricks" of nog later met ,vrouw Romijn"
werd aangeduid.
Het kon in de zomer bij mooi weer
ontzettend druk zijn in die speeltuin en
wij als conducteur op de paardetram
kregen daar ons deel van gaat de heer
Koster in zijn relaas verder. Het was
niet zoals tegenwoordig, dat men even
tjes een trammetje pikte om ergens
heen te gaan. Neen, dat was in die tijd
een hele gebeurtenis.
Verder dan „Freericks" of de dier
gaarde kwam de jeugd van toen niet.
Schoolreisjes e.d. waren nog onbekend.
Dagen tevoren werden de plannen al met
vader en moeder besproken en leefde de
jeugd in het blijde vooruitzicht van een
daagje naar de speeltuin in het dorp
Hilligersberg.
Daar kwamen ze dan aangestapt, da
vaders en moeders met hun kroost, de
jeugd uitgelaten, met het vooruitzicht
op een heerlijke dag buiten. De ouders
op z'n zondags gekleed, vader compleet
met een garribaldihoed op het hoofd en
moeder met aan haar arm bengelend
de onmisbare karbies, waarin van alles
zat wat men die dag nodig kon hebben.
Het was een dringen van de jeugd van
heb-ik-jou-daar, om een plaatsje naast
de koetsier te bemachtigen, want als ze
daar kon(^en staan, mochten ze ook de
leidsels van het paard wel eens even in
de hand houden, wat voor hen altijd
een bijzondere attractie was. Eenmaal
bij de speeltuin aangekomen, liep de
tram spoedig leeg en was het een ge
zwaai en gedag-geroep tot de conduc
teur en de koetsier van jewelste! De
jeugd was niet meer te houden en holde
de speeltuin in! Voor één gulden per
dag per persoon kon men toentertijd'
heel wat genieten. Kom er nu eens om.
Op de hoek van de Bergweg en Schie
had men in die tijd het koffiehuis „De
Rustende Jager". Als mijn vader, zo
herinner ik mij het verhaal van het be
ginpunt der tram om een uur of 10
hierlangs kwam, riep hij in het voor
bijgaan de waard toe. .„Zet de koffie
naaar klaar!" De waard die wel wist
hoe laat ze ongeveer terug zouden zijn,
zorgde er voor dat de koffie ook werke
lijk klaar stond, want die van de tram
waren goede klanten. Dan werd er op de
terugweg gestopt, de wagen werd vast
gezet met de handrem) en uitgestapt om
van een bakje troost te genieten. Het
paard wist dit al en deed zich ondertus
sen tegoed aan het malse gras aan do
kant van de vreig. En de passagiers?
Och, die wachtten ook wel even, die
gunden het personeel van de tram hun
bakje troost wel.
Mopperen deed men niet. Wie had er
haast in die tijd? Als men maar op zijn
bestemming kwam, was het al goed. Na
dat conducteur en koetsier hun koffie
genuttigd hadden, ging het trammetje
weer in een sukkeldrafje verder. Haast
hadden conducteur en koetsier alleen,
wanneer het er om ging, wie het eerst
aan de Heulbrug zou zijn en op... oude
jaarsavond, want dan ging het er om
vóór 12 uur 's nachts thuis te zijn, om
de jaarwisseling te kunnen vieren in
het gezin. Dan ging de zweep over het
paard en werden er wel eens een paar
haltes vergeten om dit te bereiken. Ook
dat ging nog in die tijd...
Tot zover wat de herinneringen be-
treft aan hetgeen mijn vader rond da
eeuwwisseling al zo meemaakte op gijn
paardetrammetje. Ik ben in het bezit
van een dienstregeling van de tram uit
die tijd Het lijkt mij interessant één van
de bladzijden van deze, uit 1902 dateren
de, dienstregeling hier af te drukken. In
dat jaar voerde tn het stadsverkeer de
paardetram nog de boventoon. Bijzonder
gemoedelijk is de toevoeging op deze
bladzijde, die als volgt luidt:
„Deze laatste trams rqden slechts
voor zooverre zij passagiers hebben
zoodat op haar komst niet kan vvor-
dea gerekend".
DUg kwam er met de trein geen paiS-
sagiers mee die van de tram gebruik
wensten te maken ,dan kon de rest van
de tramklanten, die aan de haltes ston
den uit te zien naar de tram, na lang
wachten de benenwagen nemen. Ook dat
vond men in die tijd iets heel gewoons...
(Avisierdamsche Tijd).
Lyn Eotterdam (Oldenbarneveldstraat)—
DelfshavenSchiedam.
Vertrek Oldenbamoveldafcraat 8.— uut v.m., voorta iedere 20 min.
tot 11.num.ra., daarna 11.30 nat n.m.; Zondags 11.20uur n.ni.
en 11.40 in ploata 11.30 nur n.m.
Vertrefe Schiedam 8.uur v.m. Voorta iedere 20 miuuteu tot
1Ó.40 uur B.m. Zondaga bovendien 11.uur n.m.
Bovendien dag'elijks
van Delf ehavQu Remise) naar Rotterdam en Schiedam 7.30 uur T.m.
en 7.45 uut v.m., van Schiedam'naar Delfshaveu (KemiBe)^
11.—, 11.20, 11.50 en 12 5 unr zj.in. -Zondags li.20, 11.40^
12.— en 13.15 uur n.m.
ZSaandog ea Dinsdag Slarkttveiu.
Ootobor 6.30 uut v.m. Novembt?rFebruari 7.nor v.m.
Maart 6.30 uur v.m. April 5.30 uur v.m.
Nog rijden op het godeelta OldenbarneveldstraatDelfaliavon:
öBonibneseU) van Oldonbarneveldstraat 8.15, 8.30 uur v.m. ott
voorta allo 15 min. totl0.45uurn.m. (Zondags tot 11.15 uur n.m.),
van Delfahavon 8.8, 8.23, 8,38 uur v.m. en voorts alle 15 min.
tot 10.23 uur n.m. (Zondaga tot 10.53 uur n.m.)
Lijn CentraalstationBeurspleinFegenoord
IsDgs StatlonBweg, Coolsingel, Nourdblank, Benrsplcin, Cel-
dersche Kade, Tan der Takstraat, l'rlus Hendrikkade,
Vertrek Centraalatation 7.50 uur v.m. en voorta alle 5 minuten.
toÈ 10.30 uar n.m
Vertrok Prinaenhoofd 7.50 uur v.m. en voorta alle 5 minaten.
tot 10.47 nar n.m,
Soveudien in aansluiting op treinen:
7,32 nur v.m., 10.49 uur n.m., 11.13 uur n.m., 11.54 en 12.13 'enaehta.
DezQ laait^ iroma r^'den slechts voor zooverre zij passagiers hebban.
loadat op hare komst nieL kan gerekend ifordeit.
Lyn SclieepstimraermaiislaanDolfshaven
(Havenstraat).
Vertrek Dolfahavon (Havenstraat) 7.35 uur v.m., 8.— uur v.m. on-
voorta alle 20 minuten tot 10.— uur n.m
Vertrek Soheepatimmermanslaan 8.uur v.m, en voorta alls^
20 minuten tot 10.20 uur n.m
lyn Berg-wegBeursplein—Boompjes.
Boompjes, Bolwerk, Ottldcrsche Kade, Beursplein, West-
Nlenwland, Steiger, Binnenrotte, He'ercustraat,
JonkcrfraDSStraat, Noordslngel, Itcr^weg.
Vertrek Bwgwog8,uur v.m., voorta allo 5 minuten tot 10.30 n.m..
voorta 10.35, 10.40, 10.45, Ï0.50 en 10.55 uur n.m. tot Jonker-
franeatraat (CrooswükBche Kade).
Vertrek Boompjaa 8.uur v.m., voorts alle 5 min. tot 10.30 uur n.m-
voorta 10.35, 10.40, 10.45, 10.50 en 10.55 uur n.m. tot Jon-
korfransstraat (CrooawijkBcbe Kade).
(Cliché R'damsch Nieuwsblad)
-^
Hoeveel kostte nu zo'n rit met de
paardetram Het antwoord daarop vond
ik in de in mijn bezit zijnde „Geïllus
treerde GMdg voor Rotterdam en Omstre
ken" van 1895. Hierin staat:
„Tramways"
„Prijs per rit 7^^ ets. of 1 abonne
mentencoupon (couponboekjes van 20
stuks zijn verkrijgbaar tegen betaling
van 1.25), zodat de prijs per rit dan
slechts 6% ets. bedraagt".
Voor de stations stonden vigelantes.
Daarvoor waren de tarieven: 60 cent
per half en 90 cent per heel uur. Elk
kwartier daarboven 25 ets. Bagage vrij.
Deze vigelantes zijn te vergelijken
met de tegenwoordige taxi's althans
wat hun taak betreft. Maar U ziet de
tram was, zoals ook nu nog het geval
is, héél wat voordeliger!
Rotterdam
C. M. Koster
OOK THUIS KUNT U
KLEUREN DIA'S
MAKEN.
FLITSAPPAKATEN
IN VELE PRIJZEN.
BLAUWE FLITS
LAMPEN 0.37 p. St.
Projectoren voor kleinbeeld vanaf
134.35
Bescherm vw dia's goed.
Diaraampjes 20 st. voor 4.20'
Dekglaasjes 100 st. voor 3.90
Plakband in U-vopm
per 30 meter 0.80
<xesaeden plakband 1.40
Dia plakklem 15.
Dia opbergdozen vanaf 10.50
VERHUREN PROJECTOREN
VOOR DIA'S EN 8 mm.
VERVOLGVERHAAL
door H. KINGMANS
(40)
,Wees over mij niet bekommerd Weis-
haupt. Als ik onderweg sterven moet
en dat voorvoel ik dan is het goed.
Met één slag is dan ook aan dit lijden
een einde gekomen. Je kunt als zij nog
in leven zijn aan mijn vader en moeder
gaan zeggen hoe het met mij gegaan is
en dat wij elkaar eenmaal zullen weder-
Öen".
,Maar zou je dan liever niet thuis
Vvillen komen?" vraagt Jochem, die wel
beter weet. Hij kan deze tragiek niet
Verwerken. Dit lijkt hem van God on
rechtvaardig gezien.
„Wat God doet, is alleen goed, Jochem
Heb je vanmorgen goed geluisterd?
„Gods weg is in het heiligdom" werd
er gelezen. Zó is het. We moeten de vin-
ger op de mond leggen en alle feoze
overleggingen in de kiem smoren. We
mogen niet w^'zer willen zijn dan God".
Elke morgen verzameld Coppoolse de
bemanning, voorzover die gemist kan
worden en er ontbreekt slecht een enke
le, op het tussendek en dan leest hij een
gedeelte uit de bijbel voor.
Sinjeur Persij doet het ook wel eens.
Daarop doelt Lemarque als hij over het
opgevangen tekstwoord spreekt.
Aan boord van de „Wilhelmina" is
een voorbeeldige orde en discipline. Jo
chem herinnert zich levendig hoe het
op „De Arend" toeging. Van strenge
scheepswetten is hier geen sprake. Er
is een geest van grote kameraadschap,
die de discipline in geen enkel opzicht
te kort doet. Goppoolse is als een vader
voor de jongens en „Stuur" Cornelisz
wordt op de handen gedragen. Nu moet
worden toegegeven, dat deze beman
ning een heel andere is dan die op „De
Arend", dat samengeraapte zoodje!
Een ziekentrooster is niet aan boord,
doch dat gemis wordt ruimschoots ver
goed door de schipper, die ook wel met
de zieken spreekt, als die er zijn. De
,Wilhelmina" vaart op deze reis ook in
dit opzicht gelukkig. Op de heenreis zijn
er enkele zieken geweest, thans ig er
niet één, behalve dan die Duitse slaaf,
voor vrie de bemanning uiteraard niet
een grote belangstelling heeft.
Anders staat het met Sinjeur Persij,
die vaak op het tussendek vertoeft en
praat met Lemarque, wiens geloofsver
trouwen hem met jaloesie vervult. Wie
nu nog zeggen durft dat Gods Geest
hier niet heeft gewerkt! Van Jochem is
hij een en ander te weten gekomen. Men
beweert, dat niemand tevergeefs leeft
op aarde, hoe vreemd dat ook ten aan
zien van sommige mensen ook moge
lijken, maar van deze jonge man kan
dat in elk geval niet worden gezegd.
Het lijden heeft hem gelouterd. Als een
volrijpe aar wordt hij straks de hemel
se schuren binnengedragen. Hij is het
middel geweest, dat Jochem Weishaupt
van de dwaalweg teruggebracht. En
wie zal zeggen, welk een invloed ten
goede Lemarque heeft uitgeoefend in
Bijn groep slaven op de plantage van
Alimed Pasja. Neen, hij heeft zeker niet
tevergeefs geleefd!
Op zekere middag, de zon schijnt
heerlijk over het blauwe wateroppervlak
slechts een gering briesjes stuwt de
„Wilhelmina" voort, zitten Persij, Jo
chem en Lemarque te praten.
Ze weten nu wel het standpunt van
Persij ten aanzien van de slavenhandel.
Hg verfoeit het met zijn gehele hart.
De ttjd zal komen dat dit algemeen
wordt ingezien. Dat lijden zal dan ten
minste eèn einde nemen.
„Ik had mij al tot de verdoemden ge
rekend" zegt Jochem dan plotseling.
„Dat leven is ook een hel. Je meent van
God verlaten te zijn. 't Is een vreselijke
toestand".
„Maar de zon van Gods genade schijnt
altijd, mijn jonge vriend. Tot in de don
kerste schuilhoeken. Je hebt het zelf on
dervonden Jezus Christus heeft Zijn
bloed gestort, laat ons dat nooit verge
ten. Wie in Hem gelooft is niet ver
doemd, in der eeuwigheid niet".
„Ze noemen de slaven wel het legioen
der verdoemden. Is dat niet waar?"
vraagt Jochem.
,Je bewijst het tegendeel", glimlacht
Persij. „Jij en de anderen. In dat leven
dat je verdoemd noemde heeft Gods vin
ger je immers aangeraakt?"
,Het bloed van Jezus Christus reinigt
van alle zonde", fluistert Lemarque.
,Het waren de laatste woorden die we
hoorden van Barnstein" herinnert Jo
chem zacht.
„Dat bloed heft de .verdoemden" op
jongen" zegt Persij opgewekt. ,Zie nooit
op de omstandigheden, waarin je ver
keert of kunt komen te verkeren hoe
,hels" die overigens mogen zijn. Kijk
ook niet op mensen, die ontzettende
dingen kunnen uithalen; die het ons zo
kunnen benauwen, jullie hebben het on
dervonden. Alleen het oog op God ge
richt, dan zijn we veilig".
Zo spreken zij door. Weer wint de in
vloed van Lemarque het: Jochem raakt
meer en meer verzoend met het denk
beeld, dat zijn vriend voor goed op aar
de zijn ogen zal sluiten. Zijn taak is af
gelopen. Hij heeft het leven geleefd,
zoals God dat met hem voor heeft ge
had. En -^ waarom zou hij zijn vriend
de eeuwige rust misgunnen?
Sterker nog: er komen momenten,
waar in Jochem begeert, óók ontbonden
te zijn. Hij heeft nu zijn vrijheid. Maar
wat wacht hem, als hij straks in Duits
land, in Sïlezië is terug gekeerd? Men
acht hem daar natuurlijk dood. Men zal
hem nauwelijks herkennen. Hoevelen van
de zijnen zal hij nog levend vinden Als
hij Lize mocht ontmoeten als de vrouw
van een ander, hij verwacht dat en hij
kan het billijken, zal zijn hart dan niet
vajiéén scheuren van pijn En wat moet
hij gaan uitvoeren? Is hij nog wel in
staat tot werken na al de ellende, die hij
negen jaar lang heeft ondervonden?
Wel voelt hij zich met de dag sterker
worden maar hg is nog lang de oude niet
wordt dat vermoedelijk nooit. Zal hij
wel ooit zijn brood kunnen verdienen?
Hg is Persij dankbaar geweest en is dat
nog yoor zijn bevrijding, maar zou het
niet beter geweest zijn als hij daarginds
gebleven was? Niemand verwacht hem
meer terug. Wie weet welke gevoelens
hij bij Lize zal opwekken als die de
vrouw van een ander hem ontmoeten
mocht. De vreugde over zijn bevrgding
wordt wel eens getemperd door al deze
overwegingen.
In brokstukken deelt hij zijn gevoe
lens aan Lemarque mede, die hem be
straft.
Het lijkt wel alsof je nog meent tot
de verdoemden te behoren. Je bent vrij
gemaakt door 't bloed van Jezus Chris
tus. En je bent ook vrij man. Met jou
heeft God ook een bedoeling, we weten
niet welke. Ik weet alleen, dat Hij mij
gaat opnemen ii^ Zijn heerlijkheid. Jij
hebt nog een taak te vervullen, voor zo
ver wij dat kunnen zien. Je moet mijn
ouders op de hoogte brengen. Je moet
naar Hamburg, de familie van Barn
stein opzoeken, dat hebben we hem be
loofd. En dan moet je naar huis. Je zult
straks wel weer kunnen werken. Mis
schien kom je voor moeilijkheden te
staan, maar God zal je er doorheen hel
pen. Jezus heeft gezegd: Mijn last is
licht en Mijn juk is zacht. Hebben wij
dat zelf niet ondervonden, Jochem daar
ginds? En wou jij het nu weer beter
weten dan God?"
Dan zwijgt Jochem, beschaamd. Hij
moet de Juistheid van Lemarques woor
den erkennen. Zijn redenering is grof
ondankbaar.
Het is de laatste maal geweest, dat
Arthur een vrij. geregeld gesprek heeft
kunnen voeren. v
De volgende morgen blijft hij in de
hut liggen, die hij deelt met Weishaupt.
Van meet af aan is dat zo geregeld. Hij
behoefde niet in het volksverblijf. Cor
nelisz heeft trouwens zijn vader ook
apart.
En nu loopt het snel bergafwaarts
met Lemarque.
- Twee dagen later komt het einde.
Jochem, Persij eu Coppoolse staan er
bij, als Lemarque de benige hand uit
strekt die lijkt de hand van een tach
tigjarige inplaats van iemand van vijf
en twintig naar omhoog. Dan richt
hij het brekende oog nog eenmaal op het
drietal.
,,Het is gedaan" fluistert hij: „Ik ga
naar Jezus". (Wordt vervolgd)