EIIMIDEn-niEUWi Kaptein Mobylette TRAPPEN AFGESCHAFT Firma WITVLIET ,,Een schadelijke wederdopers" te samenrottlng der St. Maartensdijk ROTfiMA HAAR WOORD GETROUW 428,50 De nieuwe Amerikaanse automodellen N.V. Slavenburg's Bank 2de blad Vrijdag 23 augustus 1957 No. 2623 UIT HEÏ De nieuwe fantastische, 100 pCt. automatische Mobylette in prijzen vanaf Gratis proefrit toegestaan Middelhaxnis Telef. 20Z3 Zeehondenstand beschermd ■eeziel VOOR HET BETERE FOTOWERK Als 't vuur hoog opschiet in de keel - oplaaiend vanuit de maag Hoeveel kijkers en luisteraars telt Nederland Hoeveel letters telt de Bijbel Herftsweer en Herftsgeluiden Roekeloosheid in de bergen De landsgeldmiddelen Muntont- waarding. Precies zoals de tekening hierboven aangeeft ziet het kijkvenster er uit, er is een ruim uitzicht, het raam kan open, dat sluit in dat het ook dicht kan. Bij deze regendagen en regennachten gaat het venster dicht, het is herfstachtig ge worden! Spijtig voor allen die nu met vakantie waren of nog met vakantie zijn. De afgelopen week bracht ook veel sombere dingen. Laten wij die echter niet verzwijgen, maar elkander er op attent maken. Wij kortzichtige mensen hebben telkens weer nodig even stilge zet te worden om onze gebreken en dwaasheden te overdenken. De bergbeklimmerij heeft deze zomer veel mensenlevens geëist en dat nog wel onder zeer aangrijpende omstandighe den. Het is heel erg zo onverwacht te sterven en dubbel erg wanneer wij ver van huis in een onherbergzaam oord door roekeloosheid een vreselijk einde vinden. Elk land heeft zijn eigen struc tuur, eigen schoonheid en eigen geva ren. De bewoner van onze lage vlak ke provincies, van neder-land, is zo maar niet thuis in een land van bergen en afgronden. Dat beklimmen van een berg is niet ieders werk; de vreemde ling moest maar niet zo met zijn leven spelen. En zoals dat met ongelukken gaat: anderen worden weer geroepen hun leven in de waagschaal te stellen om het onze te redden, om soms ons levenloos lichaam nog te bergen. Wij „moeten" allen vakantie hebben en het geld om op reis te gaan „moet" er ook wezen, maar worden wij niet wat de dupe van de tot baldadigheid aangroeiende onbestendigheid? Van de onrust die allen zo aangrijpt, nu er zó veel mogelijk wordt dat eerst niet uit voerbaar was? Was er niet een heel goede zijde aan onze vroegere sober heid? Als 't dan zo regenten septem ber komt in 't zicht, en de krant doet zo somber over de geldmiddelen dan wordt je zelf ook somber.... De ouderen onder ons kennen nog de cri sisjaren onder Colijn, de val van het engelse Pond en de devaluatie van de gulden in de jaren rond 1936. Motor starten, alleen gasgeven. Geen koppeling te bedienen en geen andere handelingen. Dat hebben alleen de duurste auto's ende Nu gaan er weer geruchten van de valuatie en evenals toen worden zij weer, zo als bijvoorbeeld in Frankrijk gebeurt door de franse minister van fi- nantiën, tegengesproken. De ervaring (ja 't is toch wat: ervaring in het ont waarden van het geld), de ervaring leert dat juist zulk neen-zeggen „ja" bete kent. Mogen wij ons ditmaal er in ver gissen! Maar 't is wel heel ernstig dat onze middelen (goud en deviezen) waar mede wij in het buitenland moeten ko pen, in één week met honderd miljoen gulden zijn teruggelopen. En wanneer deze krant onder uw ogen komt moet er alwéér een geduchte som in één week zijn afgegaan. Zo luiden de laatste be richten. Het is wel heel jammer dat wij de welvaart niet lang mogen behouden. Er zal van veel weelde moeten worden afstand gedaan. Ons komt het voor dat de overheid veel te veel heeft mogelijk gemaakt. Men had veel meer „neen" moeten zeggen tegen allerlei eisen van het volk. De onderdanen zijn heus als kinderen; vader moet op critieke mo menten eenlvoudig iets weigeren. En daarmede: uit! Daaraan heeft veel ont broken. Het volk had meer moeten spa ren, dan ware er geld geweest voor de bedrijven en voor woningbouw. Aller lei loonronden hebben maar tot hogere prijzen geleid en de mensen zonder of met klein inkomen worden dan aller eerst het kind van de rekening. On danks allerlei regeringsbeloften krijgen wij de ene prijsverhoging na de andere. Wat deze regering tot heden te zien gegeven heeft past precies bij de socia listische staat. De democratie op zijn slechtst. De instanties die de regering adviseren, houden hun advies zo onge veer voor een wet en publiceren dat gauw in de bladen; de vakbeweging heeft daar ook 'n handje van. Nu, de tijd zal ons spoedig uit de droom helpen. September heeft nog wel iets in petto! Wij zullen dingen horen over de landsmiddelen die een Itind Met ingang van 15 april 1957 is een beschikking van de Minister van Land bouw, Visserij en Voedselvoorziening in werking getreden, welke ten doel heeft de zeehondenstand te beschermen. De jacht op zeehonden zal voortaan in prin cipe het gehele jaar gesloten zijn en alleen mogen worden uitgeoefend door degenen die voor het jagen op zeehon den een vergunning hebben verkregen. Elke geschoten zeehond moet worden voorzien van een van rijkswege ver strekt merk, dat slechts éénmaal ge bruikt mag worden. Het vervoer van een zodanig gemerkte dode zeehond is slechts toegestaan indien het is gedekt door een vergunning tot het schieten van zeehonden, dan wel door een ge leidebiljet, afgegeven door een hande laar in pelterijen, of door een houder van een vergunning. Handelaren in pel terijen dienen de ontvangst van de zee honden aan te tekenen in een register. Het vorenstaande betreffende het ver voer en het onder zich hebben van zee honden geldt eveneens voor huiden van zeehonden, voor zover die huiden niet zijn bewerkt of geen andere bewerking hebben ondergaan dan dat zij zijn ge prepareerd ter vrijwaring van bederf. Met dit systeem van het verlenen van individuele vergunningen, het merken en registreren beoogt men voorts de stroperij op zeehonden tegen te gaan. verleden jaar reeds kon zien aankomen. Het lijkt mij geen mooi debuut voor de partij die deze regering hebben ge vormd. Zij zullen er de vruchten van moeten plukken. De Hillegersbergse ge reformeerde predikant dr. Hommes heeft daarover rake dingen gezegd in een pas verschenen brochure. Een eer ste vereiste is dat er onverbloemd ope ning van zaken gegeven wordt door de minister van finantiën en dat wij dan alle pogingen steunen om eendrachtig de lasten van versobering te dragen. Het inzicht komt misschien laat. Echter bet ter laat dan nooit. Als 't dan ook maar helpen mag. WAARNEMER. Dominee d'Herde van St. Maartensd^k en dominee Doomick van PoortvUet in volle actie tegen enige doopsgezinde gemeenten op liet eiland Tliolen Gelijk op zoveel andere plaatsen in de lande, had ook Menno Simons, de gees telijke vader der Doopsgezinden, op het eiland Tholen z'n volgelingen gekre gen. Groot was hun aantal 1630 niet Men vermoedt dat het vluchtelingen om des geloofs wille uit Vlaanderen waren, die op hun beurt weer nakomelingen der Waldenzen bleken te zijn. Van de liefelijke dalen van Piëmont tot deze lage landen bij de zee was een enorme afstand en de Thoolse nakomelingen van Petrus Waldus zouden al spoedig ervaren dat het eiland Tholen ook voor hei), het land der ruste niet was. Ze waren niet in aanzien bij de pre dikanten der niet lang geleden gestich te Hervormde gemeente op dit Zeeuw£( eiland. Zolang deze wederdopers in het ver borgen hun godsdienstoefeningen hiel den liet men hen nog begaan, maar toen 1630 in St. Maartensdijk een Doopsgezinde gemeente ontstond, om- vatend al de op het eiland Tholen woonachtige wederdopers moest men wel in conflict komen met de officiële kerk. Jaques van Maldeghem, de doopsge zinde vermaner (Predikant) kreeg al spoedig moeilijkheden met de Hervorm de kerkeraad van St. Maartensdijk. Ds Jacobus d'Herde bracht op de kerkeraads vergadering van 30 juli 1633 z'n ibezwaren naar voren. Hij sprak van de schadelijke samenrottlng der wederdopers, welke hier begint te geschieden. En naarmate het de schul dige plicht is van opzieners der gemeen te Christi, goede wacht te houden te gen de grqpende wolven welke de scha pen Christi zouden kunnen beledigen, zo is 't mjj goedgedacht intijds In de weer te zijn en met alle behoorlijke midde len dezelve tegen t© gaan en te stuiten. Daarom heeft het de kerkeraad goed- gedacht, dat zo wanneer de wederdopers zullen komen om haar godsdienst hier te doen, dat dan enige van de kerke raad nevens den Leraar alhier haar zuUen laten vinden in haar vergadering om haar zelf af te eisen rekenschap haars geloofs of anderzins in haar sa menrottlng te stuiten." Maar vooraf had men aan de drost (soort rechter) Cornells Liens reeds ge vraagd of hij er aan wilde medewerken deze onwettige samenkomsten te ver bieden. Immers de Hervormde kerk wtis de wettige kerk dier dagen. Vandaar dit verzoek. Maar Mr. Comelis Liens was een andere mening toegedaan en liet de zaak voor wat ze was. Dominee d'Herde en ouderling An- dries Craen verscheen dan ook telkens in de bijeenkomsten der wederdopers. Deze ziende' dat ze in St. Maartensdijk getolereerd werden, wendden zich nu tot de genoemde mr. Liens met het verzoek om vredig te mogen vergaderen. De heren bestuurders van St. Maar tensdijk werden ook in deze kwestie be trokken en op 2 januari 1634 adviseer de „Burgemeester" J. Piggen de kerke raad der Herv. Gem. om de Doopsge zinden met rust te laten. Maar dit was te veel voor een man als ds d'Herde. Samen met z'n Poort- vlietse collega Doomick besloot men de Staten van Zeeland om hulp te vra gen terwijl ook de Prins van Oranje, als Heer van St. Maartensdijk van een en ander op de hoogte werd gebracht. De Magistraat van dit dorp ging nu toch wel uit een ander vaatje tappen, want op 4 maart 1635 beloofde men, met alle vlijt en van herten genegen te zijn de voortplanting van Gods kerk binnen Maartensdijk te helpen handhaven. Telkens verscheen de Herv. Predi kant in de samenkomsten der Doops gezinden. 10 april van het jaar 1635 ver schenen er zelfs twee waarbij een van hen naast de Doopsgezinde ds v. Malde- gen was gaan staan en een gebed had gedaan, een tekst had voorgelezen en zelfs het plan had opgevat hierover te gaan preken. Ben en ander was hem onder veel rumoer belet. Nu mengden de Staten van Zeeland zich in deze kwestie. Zij hakten de knoop meteen door en verboden de Herv. Predikant zich in de zaken der Doopsgezinde gemeente te mengen. Men moest in St. Maartensdijk net als in alle andere Zeeuwse steden „de vergadering der Doopsgezinden tot naderorder ver dragen". En wat zien we nu Langzaam maar zeker gaat de Doopsgezinde gemeente van St. Maartensdijk achteruit. Zo 1660 horen we weinig meer van Wanneer dit nummer van de krant onder uw ogen komt, behoren de vakan ties van de metselaars en ook van de drukkers weer tot het verleden. Ze hebben beide een week uitgeblazen of zich misschien ook wel extra inge spannen hoe het zij, de normale gang van zaken is weer hervat. Een mens is 'n raar wezen, want in de vakantie ver laat hij vrijwillig zijn eigen vertrouw de en gerieflijke woning en ruilt die met een bekrompen hut of zelfs met een aartsvaderlijke tent. Men wil nu een maal eens anders dan anders doen en neemt genoegen met dingen, waarover men thuis vast niet heen zou stappen. De een verlaat het wijde polderland om de steden te erkennen en de andere ontvlucht de massale steenmassa van de stad om zich te vermeien in de ge neugten die het platteland hem biedt. We zijn allen on ze eigen omgeving zo gewoon, dat we het schone er van niet meer op merken. Voor ve le duizenden is zelfs ons eigen land te eng om er rustig de luttele va kantiedagen door te brengen: men moet de grenzen over en tracht in een paar dagen de halve wereld rond te toeren. Doodversleten komt men dan weer thuis met moede hersenen, die veel te veel indrukken in zo korte tijd te ver werken kregen. Ik lees ook in de krant dat er mensen zijn, die trachten hoge, besneeuwde bergtoppen te „overwin nen" en daarbij hun leven in de waag schaal stellen, ja, zelfs met de dood moeten betalen. Zoiets is niet een kwes tie om eens te kijken hoe het er boven op zo'n bergtop uitziet en welk verge zicht je- daar wel naar beneden hebt, nee, het komt me voor meer een jacht naar roem te zijn. En al zouden ze hun doel bereiken, dan is het nog waar wat zeker geleerde eens gezegd heeft, dat de roem welke iemand behaalt nimmer beantwoordt aan de moeite welke men zich er voor getroost heeft. Hoe het ook zij, ieder heeft zijn vakantie op eigen wijze doorgebracht maar één ding staat vast: we hebben het verleden week niet bijster best met het weer getroffen. Be wolkte luchten, harde winden en buien bij de vleet hebben de vakantiestem ming maar in mineur gehouden. De ve le honderden vakantiegangers te Oud- dorp hebben weinig aan het strand kun nen toeven en zo ze er al waren was er slechts te genieten van een brullende branding, wat op zichzelf genomen ook een machtig schouwspel is. Ondanks de stevige bries die dag aan dag waaide, hebben toch heel wat mensen de moed gehad om de vaste wal te verlaten en zich aan boord van een fragiele Lo- dewijk te begeven om de Delta-werken in hun aanvang te gaan bekijken. Het zat allen niet even lekker, want buiten de Stellendamse pieren kan een vaartuig springen als een jong geitje en dan willen de magen wel eens onklaar ra ken, met alle nare gevolgen van dien. Krijgt men last van zeeziekte, dan is het pleizier van 't varen en de Delta werken af en heeft men absoluut geen oog voor de machtige dijk, die daar zo midden in het Haringvliet uit zee wordt gestampt. Het wonderlijke is, dat de een wél last van zeeziekte heeft en de ander niet. Sommigen raken bij de minste deining al van streek, terwijl an deren het juist fijn vinden wanneer een vaartuig op de golven danst. Nu heb ben de mensen die goed tegen varen kunnen bij ruw weer nog al eens de gewoonte om met de vinger naar een zeeziek geworden kennis te wijzen en spottende te zeggen: „hie wier zeeziek, mar wiele wiste nergens van, oor!" Of ze zeggen willen: dat kan alleen hém maar overkomen, flauwe vent als hij is. Toch ligt die zaak anders, want men kan er niets aan doen, als men zeeziek haar. Menno Simson's volgelingen op Tholen zijn waarschijnlijk allen overge gaan tot de Hervormde kerk. Want na dien worden in Zeeland alleen maar ver meld de Doopsgezinde gemeenten te Aardenburg, Cadzand, Vlissingen, Vere Middelburg, Brouwershaven, Goes, Som- melsdijk en Goeree. M. J. Maandag zijn de zeilwedstrijden in het kader van de Sneekweek vervolgd onder ideale weersomstandigheden voor zeilwedstrijden. Foto: De 16 m^ puntWasse Is actie t^dens de wedstryden op het Sneeker- meer. wordt. Dat is geen kwestie van angst, zo er wel eens gezegd wordt. Men kan angstig zijn voor de ruwe zee zonder zeeziek te worden en men kan zeeziek worden zonder angstig te zijn. Heb je er last van, dan krijg je het op de tram- boot even goed als op het bootje dat naar de Delta-werken vaart. En denk je er last van te hebben, welnu, stel dan het tochtje uit tot het water spiegel- glad is. Ik weet niet of ik het hier al eens meer verteld heb, naaar in dit ver band mag ik het dan wel even herhalen, dat een reder te Middelhamis in vroe ger jaren een brief gaf aan een jong maatje, dat voor 't eerst naar zee ging. „Jongen, zei de reder, in deze brief staat een middel tegen zeeziekte, zo je daar last van mocht krijgen, maar. je mag deze brief niet openmaken vóór je zeeziek bent." Het kwam zover toen die jongen op zee zwalkte en vanzelf scheurde hij de envelop bij de eerste gevoelens van onbehagen al open, om het recept van zijn baas te lezen. Hij ontvouwde de brief, waarin hij in één woord het verbaasde middel tegen zee ziekte las: „Thuisblijven!'' Als het U eens overkomt dat U last krijgt op een slingerend schip, geef U dan met het schip mee en vang er de bewegingen van op. Blijf lichamelijk en geestelijk in beweging, dan valt het nog wel mee. In elk geval hebben in de vakantie week verschillende mensen kennis ge maakt met dit verschijnsel. Laten we ook aan de boeren denken, die vanwege het natte weer hoege naamd niet konden qpgsten. En dat, terwijl er nog zoveel binnen te halen is. Schram heeft onlangs, toen hij een karweitje op een stee moest doen, het drukke beweeg van de klinkende en blinkende sikkelso, nee, van de daverende combines eens gadegeslagen. Wat is het menselijk vernuft toch groot. Voor elk bedrijf heeft men ingenieus uitgedachte machines die de mens be hulpzaam zijn. Ik dacht aan de groot vaders van die mensen die zich tussen het geklepper van drijfriemen en het lawaai van zo'n indrukwekkende com bine bevonden. Die grootouders sneden op datzelfde stuk land het graan met de „zekel" er af. Ze tippelden heen en te rug, want een fiets was er toen nog niet bij. Toch kwamen ze ook klaar met de oogst. Nu gaat alles machinaal; er rollen een paar honderd mud graan per dag uit de machines en nog is het jach ten om klaar te komen. Het gaat alles wel twintig maal zo vlug als vroeger en toch nog tijd tekort. Als nu het land ook twintig maal meer opbracht, dan in vroeger jaren zou het te verkla ren zijn, maar nu vat ik het als metse laar niet. Wel heb ik opgemerkt, dat al die oogstwerktuigen zichzelf in enkele weken per jaar moeten verdienen. Geen wonder dat er dan als 't ware dag en nacht mee gedraaid wordt. Schrammetje hoopt dat de uitkom sten voor de landbouwers dit jaar beter zullen zijn dan het vorige. De vruch ten zijn goed, maar de prijzen beïnvloe den het eindresultaat. Het onkostencij- fer is in de landbouw ook aan de hoge kant. Om een redelijke winst over te houden mogen de produkten wel een goede prijs opbrengen. Zo heeft ieder zijn zorgen. Wanneer men op een mooie, stille zomermorgen het wijde polderland inblikt heeft men er geen erg in, dat er aan al dat schoons nog zoveel pro blemen vast zitten. Gelukkig dat het er niet aan te zien is. Anders zou men niet meer kunnen genieten van de natuur, die om het met zeker geleerde te zeg gen als een schoon boek elk jaar een nieuwe herdruk beleeft. Een herdruk, die waard is ook telkens weer gelezen te worden om er de schrijver door te leren kennen. SCHRAMMETJE. (Dat Is geen kwaal die ge nog langer hoeft te dragen. Neem Rennies die blussen de brandende pijn. Voetstoots Renniss neutraliseren alle overtollig maagzuur en nemen zo de oorzaak weg van die snerpend brandende pijn. DETROIT, MICHIGAN Deze week leggen de automobiel-fabrikanten de laatste hand aan hun plannen, die aan het uitbrengen van de nieuwe model len voorafgaan. Naar verluidt is de on derlinge wedijver ten opzichte van het model-1958 groter dan ooit. De belangrijkste veranderingen heb ben zich in het uiterlijk van de_ meeste auto's voltrokken. Een van de "grotere wagens wordt vijf inch langer, een an dere heeft een motorkap gekregen, die lager is dan de voorspatborden een concessie aan de smaak van het publiek dat voorkeur geeft aan een „sportieve" wagen. Alle modellen zullen dubbele koplampen hebben met een extra verr lichting voor donkere buitenwegen en de meeste auto's zullen ook over meer PK beschikken, een betere elektrische installatie en krachtiger remmen. Er komt ook een volkomen nieuwe wagen, de „Edsel", van de Fordfabrieken, die voor het eerst op 4 september zal wor den getoond. Eén fabrikant zal trach ten tegemoet te komen aan de toene mende vraag naar kleinere auto's en een model op de markt brengen dat korter en smaller is dan de normale Amerikaanse auto. Het aantal aangegeven radiotoestellen bedroeg op 1 aug. 1957: 2.309.041 tegen 2.300.710 op 1 juli 1957. Op 1 aug. 1957 waren er 532.341 aan geslotenen op het draadomroepnet tegen 534.496 op 1 juli 1957. Het aantal geregistreerde televisie toestellen steeg in hetzelfde tijdvak van 159.998 tot 168.762. In de 17e eeuw heeft een zekere Claas Comers van der Mark alles ge teld, wat er zo al in de Bijbel te tellen valt. Volgens hem bevatte het O.T. 2728100 letters; het N.T. 838580 letters. De naam „Jehovah'' kwam in het O.T. 6855 maal voor. En zelfs zonder-telma chine heeft deze man het gepresteerd uit te zoeken, dat het woordje „ende" (en) 35543 maal in de Bijbel staat. Dat was ook een kwestie van vrije tijds besteding. Iemand maakte op deze man een gedichtje, als volgt: Die zoveel schreef, en sulke telling heeft bestaan, Heeft veel gewerkt, veel tijds gespild en.niets gedaan; Had hij sle'chts zoveel tijd aan Bijbelzin gesleten. Veel min had hij gewurmd, en nog veel meer geweten. VERVOLGVERHAAL door H. KINGMANS (28) „Neen!" is het korte antwoord van Jochem, in wie alles in opstand komt. „Laat mij het dan doen. Wees zo goed, even op te staan, opdat ik kan knielen voor mijn Heer en God". Het verzoek is zó dringend en zó smekend, dat Jochems stugge hart er door vertederd wordt. Zonder een woord te spreken staat hij op, tegelijk met de ander, die dan knie len gaat. Tegen wil en dank moet Jo chem dit voorbeeld nu wel volgen. Zijn lotgenoot bidt niet stil voor zich heen. Hij stort in welgekozen bewoordingen, die zijn afkomst, opvoeding en intelli gentie verraden, zijn hart uit. Jochem moet dit alles wel aanhoren. Aanvankelijk luistert hij met tegen zin. Maar dan dringen de woorden tot hem door en.hij gaat geboeid luis teren. Een gevoel, dat hij zich niet kan realiseren, besluipt hem. „Na zo'n gebed ben ik voor uren ge sterkt," zegt de ander. „We kunnen nu weer gaan liggen. Misschien geeft God ons slaap. Misschien ook niet. Ons ge bed moet altijd eindigen met: Uw wil geschiede. Wij weten niet, wat God met ons voor heeft. Ik weet alleen, dat Hij ons laat lijden, om tot Zijn eer te ko men. Eenmaal komt aan ons lijden een eind''. „Als we dood zijn zeker," mort Jo chem. „Dan zeker, als we in Jezus geloofd hebben. Want dan openen zich voor ons de poorten van de eeuwige heerlijkheid. God zij geloofd in Jezus Christus, onze Heiland!" Als ze weer liggen de slaap komt niet, daarvoor zorgen de insecten wel! is het geruime tijd stil. Opeens zegt de Duitser: „Zou je mij je levensgeschie denis willen vertellen? Het is waar schijnlijk, dat we veel met elkaar zullen omgaan, gekluisterd als we zijn, en dan is het aardiger, als we weten, wie we zijn. Ik zal dan ook vertellen". Wat doet Jochem? Hij heeft zich voor genomen, deze kameraad links te laten liggen, ook al zitten ze aan elkaar vast. Maar hij volhardt niet in dit voorne men; hoe en waarom kan hij niet ver klaren. Deze jonge man, niet ouder dan hij, vermoedt hij, neemt toch voor zich in En vóór hij weet, wat hij doet, ver telt hij zijn levensgeschiedenis tot op het ogenblik. Dan is de beurt aan de ander. „Ik heet Arthur Lemarque", zegt hij „en kom uit Hessen" Nu gaat Jochem een licht op: daar zijn de bekende trekken; die van de ta pijtfabrikant te Hessen! Dit is die zoon! Tot stomme verbazing van Arthur Lemarque valt hij deze in de rede: „Ik heb verleden jaar je vader en moeder gesproken!'' HOOFDSTUK XIV. Van Nebukadnezar, de koning van Babel, wordt verhaald, hoe hij werd als de dieren des velds en, als zij, gras at. Het verschil tussen het lot van die ko ning en van Jochem en zijn medeslaven is niet groot. Alleen zijn deze laatste goed bij hun zinnen en maken zij be wust mede het helleleven, dat zij te lij den hebben. Het is het leven van een beest „Opstaan! Kom er uit!" is hen tegen het krieken van de dageraad in het hun onbekende taaltje toegeschreeuwd, na dat de deur was opengeworpen, zoals een koeienstal wordt geopend. Strompelend, zij moeten nog wennen aan hun ijzeren ballast, hebben zij zich begeven naar een hen aangewezen plaats, niet ver van de hutten verwij derd, waar zij als een beest, hun be hoeften kunnen doen. Jochem versmachtte van dorst en zag, dat dit met anderen ook het geval was. De oplossing was gevonden, mogelijk was het die anderen reeds beduid, dat zij voortaan zó te handelen hadden: op zijn buik liggend, kan hij water slorpen uit een soort sloot, die blijkbaar de plantage omgeeft of doorsnijdt. Het vocht is drabbig en van de smaak walgt hij. Hetzelfde eten als de vorige avond krijgen zij te veroberen, waarna 't werk een aanvang neemt. Uit de verte heeft Jochem de Vlaar- dinger gezien. Hem bereiken is niet mo gelijk, want diens kameraad in de boeien schijnt geen lust te hebben, Cornelisz. te vergezellen. En dan moet je blijven staan, waar^je staat. Dus kan Jochem alleen stomme hand ten groet voldoende zeggen. Het blijkt, dat de opzichters met kennis van zaken hun mannetjes hebben uitgezocht, om bij el kaar gevoegd te worden; de jongen bij de jongen, de ouderen nevens de oude ren. De makker van Cornelisz. is even oud ongeveer, als de ATlaardinger. De bedoeling is weldra duidelijk: twee jon ge mensen trekken harder dan een oudere en een jongere. Want dit wordt hun dagelijks werk: voor een ploeg, die door een opzichter, de onmisbare zweep in de vuist, be stuurd wordt, worden twaalf slaven ge spannen. De „ossen'' zijn klaar voor het zware werk. Eén uitroep enze trekken voor na voor, uur na uur lang. Zo goed als nooit wordt er gerust. Het gemor en gemopper is niet van de lucht. Tot het verstomt en ze als redeloze dieren hun moeizaam werk verrichten. „Je kunt stikken!" roept opeens een Duitser van de groep van Jochem en Lemarque. En hij weigert pertinent ver dere dienst. Ach, de stakkerd weet niet, wat hij doet en zegt. De ploeg is even in ver warring: inderdaad, als één weigert, staan de anderen ook. Maar de opzich ter springt bedaard van zijn ploeg en laat de zweep knallen. Onbarmhartig striemen de slagen op de blote rug van de dienstweigeraar, die spoedig bloedt uit vele wonden. Het is een verschrik kelijk gezicht. Bijna allen zouden de slaguitdeler voor de mond willen slaan, zo niet afmaken. Maar zij staan mach teloos toe te zien. De Duitser is weldra uitgeput. Met straaltjes loopt het bloed van zijn rug. En zonder dat iemand hem behoeft aan te sporen, gaat hij weer trekken. De opzichter heeft het natuurlijk gewonnen. Als een willoze doet de verzetpleger zijn werk. En de anderen hebben ingezien, dat verzet in geen enkel opzicht baat. De zweep is niet vaak in rust. Want bij elke inzinking van een of andere trekker, die opgemerkt wordt, striemt het lange voorwerp. In enkele uren heeft Jochem reeds vier slagen te pak ken. Intussen rijst de zon al hoger en ho ger. De hitte wordt op de duur ondra- VOORSTRAAT 9 SOMMELSDIJK OTBLEF. 2138 Alle Bank- «o Eüf ectenzaken Bels- en Zahen-deTlecen gelijk. Geen straaltjes, doch stralen zweet vloeien van de lichamen omlaag. Als ze de blikken muts niet op het hoofd hadden, zouden ze er bij neer vallen. Aan de opzichters is niets te merken. Wel zijn ze luchtig gekleed en hebben ook zij een doelmatig hoofddek sel, maar overigens verdragen ze de warmte. Blijkbaar zijn ze er aan ge wend. Ongeveer op het midden van de dag wordt een rustpauze gegeven, die even wel niet mag worden doorgebracht in de hutten. Ze blijven op het veld, dat geschroeid wordt door de zon. En op de plaats, waar ze zich bevinden, wordt het eten gebracht en kunnen zij drinken uit de sloot. Het is een redeloze, wil loze hoop mensen, die daar liggen of hurken. Vaak is er ruzie, althans ver schil van mening. Want als de één niet wil liggen is zijn kameraad gedwongen om te "blijven staan. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1957 | | pagina 3