EIIMIDEn-niEUWi
Kaptein
Mobylette
TRAPPEN
AFGESCHAFT
Firma WITVLIET
,,Een schadelijke
wederdopers" te
samenrottlng der
St. Maartensdijk
ROTfiMA
HAAR WOORD
GETROUW
428,50
De nieuwe Amerikaanse
automodellen
N.V. Slavenburg's Bank
2de blad
Vrijdag 23 augustus 1957
No. 2623
UIT HEÏ
De nieuwe fantastische,
100 pCt. automatische
Mobylette in prijzen vanaf
Gratis proefrit toegestaan
Middelhaxnis Telef. 20Z3
Zeehondenstand
beschermd
■eeziel
VOOR HET BETERE FOTOWERK
Als 't vuur hoog opschiet
in de keel -
oplaaiend vanuit de maag
Hoeveel kijkers en luisteraars
telt Nederland
Hoeveel letters telt
de Bijbel
Herftsweer en Herftsgeluiden
Roekeloosheid in de bergen De
landsgeldmiddelen Muntont-
waarding.
Precies zoals de tekening hierboven
aangeeft ziet het kijkvenster er uit, er
is een ruim uitzicht, het raam kan open,
dat sluit in dat het ook dicht kan. Bij
deze regendagen en regennachten gaat
het venster dicht, het is herfstachtig ge
worden! Spijtig voor allen die nu met
vakantie waren of nog met vakantie
zijn.
De afgelopen week bracht ook veel
sombere dingen. Laten wij die echter
niet verzwijgen, maar elkander er op
attent maken. Wij kortzichtige mensen
hebben telkens weer nodig even stilge
zet te worden om onze gebreken en
dwaasheden te overdenken.
De bergbeklimmerij heeft deze zomer
veel mensenlevens geëist en dat nog wel
onder zeer aangrijpende omstandighe
den. Het is heel erg zo onverwacht te
sterven en dubbel erg wanneer wij ver
van huis in een onherbergzaam oord
door roekeloosheid een vreselijk einde
vinden. Elk land heeft zijn eigen struc
tuur, eigen schoonheid en eigen geva
ren. De bewoner van onze lage vlak
ke provincies, van neder-land, is zo
maar niet thuis in een land van bergen
en afgronden. Dat beklimmen van een
berg is niet ieders werk; de vreemde
ling moest maar niet zo met zijn leven
spelen. En zoals dat met ongelukken
gaat: anderen worden weer geroepen
hun leven in de waagschaal te stellen
om het onze te redden, om soms ons
levenloos lichaam nog te bergen.
Wij „moeten" allen vakantie hebben
en het geld om op reis te gaan „moet"
er ook wezen, maar worden wij niet
wat de dupe van de tot baldadigheid
aangroeiende onbestendigheid? Van de
onrust die allen zo aangrijpt, nu er zó
veel mogelijk wordt dat eerst niet uit
voerbaar was? Was er niet een heel
goede zijde aan onze vroegere sober
heid?
Als 't dan zo regenten septem
ber komt in 't zicht, en de krant doet
zo somber over de geldmiddelen
dan wordt je zelf ook somber.... De
ouderen onder ons kennen nog de cri
sisjaren onder Colijn, de val van het
engelse Pond en de devaluatie van de
gulden in de jaren rond 1936.
Motor starten, alleen gasgeven.
Geen koppeling te bedienen en
geen andere handelingen. Dat
hebben alleen de duurste auto's
ende
Nu gaan er weer geruchten van de
valuatie en evenals toen worden zij
weer, zo als bijvoorbeeld in Frankrijk
gebeurt door de franse minister van fi-
nantiën, tegengesproken. De ervaring
(ja 't is toch wat: ervaring in het ont
waarden van het geld), de ervaring leert
dat juist zulk neen-zeggen „ja" bete
kent. Mogen wij ons ditmaal er in ver
gissen! Maar 't is wel heel ernstig dat
onze middelen (goud en deviezen) waar
mede wij in het buitenland moeten ko
pen, in één week met honderd miljoen
gulden zijn teruggelopen. En wanneer
deze krant onder uw ogen komt moet
er alwéér een geduchte som in één week
zijn afgegaan. Zo luiden de laatste be
richten.
Het is wel heel jammer dat wij de
welvaart niet lang mogen behouden.
Er zal van veel weelde moeten worden
afstand gedaan. Ons komt het voor dat
de overheid veel te veel heeft mogelijk
gemaakt. Men had veel meer „neen"
moeten zeggen tegen allerlei eisen van
het volk. De onderdanen zijn heus als
kinderen; vader moet op critieke mo
menten eenlvoudig iets weigeren. En
daarmede: uit! Daaraan heeft veel ont
broken. Het volk had meer moeten spa
ren, dan ware er geld geweest voor de
bedrijven en voor woningbouw. Aller
lei loonronden hebben maar tot hogere
prijzen geleid en de mensen zonder of
met klein inkomen worden dan aller
eerst het kind van de rekening. On
danks allerlei regeringsbeloften krijgen
wij de ene prijsverhoging na de andere.
Wat deze regering tot heden te zien
gegeven heeft past precies bij de socia
listische staat. De democratie op zijn
slechtst. De instanties die de regering
adviseren, houden hun advies zo onge
veer voor een wet en publiceren dat
gauw in de bladen; de vakbeweging
heeft daar ook 'n handje van.
Nu, de tijd zal ons spoedig uit de
droom helpen. September heeft nog wel
iets in petto! Wij zullen dingen horen
over de landsmiddelen die een Itind
Met ingang van 15 april 1957 is een
beschikking van de Minister van Land
bouw, Visserij en Voedselvoorziening in
werking getreden, welke ten doel heeft
de zeehondenstand te beschermen. De
jacht op zeehonden zal voortaan in prin
cipe het gehele jaar gesloten zijn en
alleen mogen worden uitgeoefend door
degenen die voor het jagen op zeehon
den een vergunning hebben verkregen.
Elke geschoten zeehond moet worden
voorzien van een van rijkswege ver
strekt merk, dat slechts éénmaal ge
bruikt mag worden. Het vervoer van
een zodanig gemerkte dode zeehond is
slechts toegestaan indien het is gedekt
door een vergunning tot het schieten
van zeehonden, dan wel door een ge
leidebiljet, afgegeven door een hande
laar in pelterijen, of door een houder
van een vergunning. Handelaren in pel
terijen dienen de ontvangst van de zee
honden aan te tekenen in een register.
Het vorenstaande betreffende het ver
voer en het onder zich hebben van zee
honden geldt eveneens voor huiden van
zeehonden, voor zover die huiden niet
zijn bewerkt of geen andere bewerking
hebben ondergaan dan dat zij zijn ge
prepareerd ter vrijwaring van bederf.
Met dit systeem van het verlenen van
individuele vergunningen, het merken
en registreren beoogt men voorts de
stroperij op zeehonden tegen te gaan.
verleden jaar reeds kon zien aankomen.
Het lijkt mij geen mooi debuut voor de
partij die deze regering hebben ge
vormd. Zij zullen er de vruchten van
moeten plukken. De Hillegersbergse ge
reformeerde predikant dr. Hommes
heeft daarover rake dingen gezegd in
een pas verschenen brochure. Een eer
ste vereiste is dat er onverbloemd ope
ning van zaken gegeven wordt door de
minister van finantiën en dat wij dan
alle pogingen steunen om eendrachtig
de lasten van versobering te dragen. Het
inzicht komt misschien laat. Echter bet
ter laat dan nooit. Als 't dan ook maar
helpen mag.
WAARNEMER.
Dominee d'Herde van St. Maartensd^k
en dominee Doomick van PoortvUet in
volle actie tegen enige doopsgezinde
gemeenten op liet eiland Tliolen
Gelijk op zoveel andere plaatsen in de
lande, had ook Menno Simons, de gees
telijke vader der Doopsgezinden, op het
eiland Tholen z'n volgelingen gekre
gen. Groot was hun aantal 1630 niet
Men vermoedt dat het vluchtelingen om
des geloofs wille uit Vlaanderen waren,
die op hun beurt weer nakomelingen
der Waldenzen bleken te zijn. Van de
liefelijke dalen van Piëmont tot deze
lage landen bij de zee was een enorme
afstand en de Thoolse nakomelingen
van Petrus Waldus zouden al spoedig
ervaren dat het eiland Tholen ook voor
hei), het land der ruste niet was.
Ze waren niet in aanzien bij de pre
dikanten der niet lang geleden gestich
te Hervormde gemeente op dit Zeeuw£(
eiland.
Zolang deze wederdopers in het ver
borgen hun godsdienstoefeningen hiel
den liet men hen nog begaan, maar
toen 1630 in St. Maartensdijk een
Doopsgezinde gemeente ontstond, om-
vatend al de op het eiland Tholen
woonachtige wederdopers moest men
wel in conflict komen met de officiële
kerk.
Jaques van Maldeghem, de doopsge
zinde vermaner (Predikant) kreeg al
spoedig moeilijkheden met de Hervorm
de kerkeraad van St. Maartensdijk.
Ds Jacobus d'Herde bracht op de
kerkeraads vergadering van 30 juli
1633 z'n ibezwaren naar voren. Hij
sprak van de schadelijke samenrottlng
der wederdopers, welke hier begint te
geschieden. En naarmate het de schul
dige plicht is van opzieners der gemeen
te Christi, goede wacht te houden te
gen de grqpende wolven welke de scha
pen Christi zouden kunnen beledigen, zo
is 't mjj goedgedacht intijds In de weer
te zijn en met alle behoorlijke midde
len dezelve tegen t© gaan en te stuiten.
Daarom heeft het de kerkeraad goed-
gedacht, dat zo wanneer de wederdopers
zullen komen om haar godsdienst hier
te doen, dat dan enige van de kerke
raad nevens den Leraar alhier haar
zuUen laten vinden in haar vergadering
om haar zelf af te eisen rekenschap
haars geloofs of anderzins in haar sa
menrottlng te stuiten."
Maar vooraf had men aan de drost
(soort rechter) Cornells Liens reeds ge
vraagd of hij er aan wilde medewerken
deze onwettige samenkomsten te ver
bieden. Immers de Hervormde kerk wtis
de wettige kerk dier dagen. Vandaar
dit verzoek. Maar Mr. Comelis Liens
was een andere mening toegedaan en
liet de zaak voor wat ze was.
Dominee d'Herde en ouderling An-
dries Craen verscheen dan ook telkens
in de bijeenkomsten der wederdopers.
Deze ziende' dat ze in St. Maartensdijk
getolereerd werden, wendden zich nu tot
de genoemde mr. Liens met het verzoek
om vredig te mogen vergaderen.
De heren bestuurders van St. Maar
tensdijk werden ook in deze kwestie be
trokken en op 2 januari 1634 adviseer
de „Burgemeester" J. Piggen de kerke
raad der Herv. Gem. om de Doopsge
zinden met rust te laten.
Maar dit was te veel voor een man
als ds d'Herde. Samen met z'n Poort-
vlietse collega Doomick besloot men de
Staten van Zeeland om hulp te vra
gen terwijl ook de Prins van Oranje,
als Heer van St. Maartensdijk van een
en ander op de hoogte werd gebracht.
De Magistraat van dit dorp ging nu toch
wel uit een ander vaatje tappen, want
op 4 maart 1635 beloofde men, met alle
vlijt en van herten genegen te zijn de
voortplanting van Gods kerk binnen
Maartensdijk te helpen handhaven.
Telkens verscheen de Herv. Predi
kant in de samenkomsten der Doops
gezinden. 10 april van het jaar 1635 ver
schenen er zelfs twee waarbij een van
hen naast de Doopsgezinde ds v. Malde-
gen was gaan staan en een gebed had
gedaan, een tekst had voorgelezen en
zelfs het plan had opgevat hierover te
gaan preken. Ben en ander was hem
onder veel rumoer belet.
Nu mengden de Staten van Zeeland
zich in deze kwestie. Zij hakten de
knoop meteen door en verboden de
Herv. Predikant zich in de zaken der
Doopsgezinde gemeente te mengen. Men
moest in St. Maartensdijk net als in alle
andere Zeeuwse steden „de vergadering
der Doopsgezinden tot naderorder ver
dragen".
En wat zien we nu Langzaam maar
zeker gaat de Doopsgezinde gemeente
van St. Maartensdijk achteruit.
Zo 1660 horen we weinig meer van
Wanneer dit nummer van de krant
onder uw ogen komt, behoren de vakan
ties van de metselaars en ook van de
drukkers weer tot het verleden. Ze
hebben beide een week uitgeblazen
of zich misschien ook wel extra inge
spannen hoe het zij, de normale gang
van zaken is weer hervat. Een mens is
'n raar wezen, want in de vakantie ver
laat hij vrijwillig zijn eigen vertrouw
de en gerieflijke woning en ruilt die
met een bekrompen hut of zelfs met een
aartsvaderlijke tent. Men wil nu een
maal eens anders dan anders doen en
neemt genoegen met dingen, waarover
men thuis vast niet heen zou stappen.
De een verlaat het wijde polderland om
de steden te erkennen en de andere
ontvlucht de massale steenmassa van
de stad om zich te vermeien in de ge
neugten die het platteland hem biedt.
We zijn allen on
ze eigen omgeving
zo gewoon, dat
we het schone er
van niet meer op
merken. Voor ve
le duizenden is
zelfs ons eigen
land te eng om er rustig de luttele va
kantiedagen door te brengen: men moet
de grenzen over en tracht in een paar
dagen de halve wereld rond te toeren.
Doodversleten komt men dan weer
thuis met moede hersenen, die veel te
veel indrukken in zo korte tijd te ver
werken kregen. Ik lees ook in de krant
dat er mensen zijn, die trachten hoge,
besneeuwde bergtoppen te „overwin
nen" en daarbij hun leven in de waag
schaal stellen, ja, zelfs met de dood
moeten betalen. Zoiets is niet een kwes
tie om eens te kijken hoe het er boven
op zo'n bergtop uitziet en welk verge
zicht je- daar wel naar beneden hebt,
nee, het komt me voor meer een jacht
naar roem te zijn. En al zouden ze hun
doel bereiken, dan is het nog waar wat
zeker geleerde eens gezegd heeft, dat
de roem welke iemand behaalt nimmer
beantwoordt aan de moeite welke men
zich er voor getroost heeft. Hoe het ook
zij, ieder heeft zijn vakantie op eigen
wijze doorgebracht maar één ding staat
vast: we hebben het verleden week niet
bijster best met het weer getroffen. Be
wolkte luchten, harde winden en buien
bij de vleet hebben de vakantiestem
ming maar in mineur gehouden. De ve
le honderden vakantiegangers te Oud-
dorp hebben weinig aan het strand kun
nen toeven en zo ze er al waren was er
slechts te genieten van een brullende
branding, wat op zichzelf genomen ook
een machtig schouwspel is. Ondanks de
stevige bries die dag aan dag waaide,
hebben toch heel wat mensen de moed
gehad om de vaste wal te verlaten en
zich aan boord van een fragiele Lo-
dewijk te begeven om de Delta-werken
in hun aanvang te gaan bekijken. Het
zat allen niet even lekker, want buiten
de Stellendamse pieren kan een vaartuig
springen als een jong geitje en dan
willen de magen wel eens onklaar ra
ken, met alle nare gevolgen van dien.
Krijgt men last van zeeziekte, dan is
het pleizier van 't varen en de Delta
werken af en heeft men absoluut geen
oog voor de machtige dijk, die daar zo
midden in het Haringvliet uit zee
wordt gestampt. Het wonderlijke is, dat
de een wél last van zeeziekte heeft en
de ander niet. Sommigen raken bij de
minste deining al van streek, terwijl an
deren het juist fijn vinden wanneer een
vaartuig op de golven danst. Nu heb
ben de mensen die goed tegen varen
kunnen bij ruw weer nog al eens de
gewoonte om met de vinger naar een
zeeziek geworden kennis te wijzen en
spottende te zeggen: „hie wier zeeziek,
mar wiele wiste nergens van, oor!" Of
ze zeggen willen: dat kan alleen hém
maar overkomen, flauwe vent als hij
is. Toch ligt die zaak anders, want men
kan er niets aan doen, als men zeeziek
haar. Menno Simson's volgelingen op
Tholen zijn waarschijnlijk allen overge
gaan tot de Hervormde kerk. Want na
dien worden in Zeeland alleen maar ver
meld de Doopsgezinde gemeenten te
Aardenburg, Cadzand, Vlissingen, Vere
Middelburg, Brouwershaven, Goes, Som-
melsdijk en Goeree.
M. J.
Maandag zijn de zeilwedstrijden in het kader van de Sneekweek vervolgd onder
ideale weersomstandigheden voor zeilwedstrijden.
Foto: De 16 m^ puntWasse Is actie t^dens de wedstryden op het Sneeker-
meer.
wordt. Dat is geen kwestie van angst,
zo er wel eens gezegd wordt. Men kan
angstig zijn voor de ruwe zee zonder
zeeziek te worden en men kan zeeziek
worden zonder angstig te zijn. Heb je
er last van, dan krijg je het op de tram-
boot even goed als op het bootje dat
naar de Delta-werken vaart. En denk je
er last van te hebben, welnu, stel dan
het tochtje uit tot het water spiegel-
glad is. Ik weet niet of ik het hier al
eens meer verteld heb, naaar in dit ver
band mag ik het dan wel even herhalen,
dat een reder te Middelhamis in vroe
ger jaren een brief gaf aan een jong
maatje, dat voor 't eerst naar zee ging.
„Jongen, zei de reder, in deze brief
staat een middel tegen zeeziekte, zo je
daar last van mocht krijgen, maar.
je mag deze brief niet openmaken vóór
je zeeziek bent." Het kwam zover toen
die jongen op zee zwalkte en vanzelf
scheurde hij de envelop bij de eerste
gevoelens van onbehagen al open, om
het recept van zijn baas te lezen. Hij
ontvouwde de brief, waarin hij in één
woord het verbaasde middel tegen zee
ziekte las: „Thuisblijven!'' Als het U
eens overkomt dat U last krijgt op een
slingerend schip, geef U dan met het
schip mee en vang er de bewegingen
van op. Blijf lichamelijk en geestelijk
in beweging, dan valt het nog wel mee.
In elk geval hebben in de vakantie
week verschillende mensen kennis ge
maakt met dit verschijnsel.
Laten we ook aan de boeren denken,
die vanwege het natte weer hoege
naamd niet konden qpgsten. En dat,
terwijl er nog zoveel binnen te halen
is. Schram heeft onlangs, toen hij een
karweitje op een stee moest doen, het
drukke beweeg van de klinkende en
blinkende sikkelso, nee, van de
daverende combines eens gadegeslagen.
Wat is het menselijk vernuft toch groot.
Voor elk bedrijf heeft men ingenieus
uitgedachte machines die de mens be
hulpzaam zijn. Ik dacht aan de groot
vaders van die mensen die zich tussen
het geklepper van drijfriemen en het
lawaai van zo'n indrukwekkende com
bine bevonden. Die grootouders sneden
op datzelfde stuk land het graan met de
„zekel" er af. Ze tippelden heen en te
rug, want een fiets was er toen nog
niet bij. Toch kwamen ze ook klaar met
de oogst. Nu gaat alles machinaal; er
rollen een paar honderd mud graan per
dag uit de machines en nog is het jach
ten om klaar te komen. Het gaat alles
wel twintig maal zo vlug als vroeger
en toch nog tijd tekort. Als nu het
land ook twintig maal meer opbracht,
dan in vroeger jaren zou het te verkla
ren zijn, maar nu vat ik het als metse
laar niet. Wel heb ik opgemerkt, dat al
die oogstwerktuigen zichzelf in enkele
weken per jaar moeten verdienen. Geen
wonder dat er dan als 't ware dag en
nacht mee gedraaid wordt.
Schrammetje hoopt dat de uitkom
sten voor de landbouwers dit jaar beter
zullen zijn dan het vorige. De vruch
ten zijn goed, maar de prijzen beïnvloe
den het eindresultaat. Het onkostencij-
fer is in de landbouw ook aan de hoge
kant. Om een redelijke winst over te
houden mogen de produkten wel een
goede prijs opbrengen. Zo heeft ieder
zijn zorgen. Wanneer men op een mooie,
stille zomermorgen het wijde polderland
inblikt heeft men er geen erg in, dat
er aan al dat schoons nog zoveel pro
blemen vast zitten. Gelukkig dat het er
niet aan te zien is. Anders zou men niet
meer kunnen genieten van de natuur,
die om het met zeker geleerde te zeg
gen als een schoon boek elk jaar een
nieuwe herdruk beleeft. Een herdruk,
die waard is ook telkens weer gelezen
te worden om er de schrijver door te
leren kennen.
SCHRAMMETJE.
(Dat Is geen kwaal die ge nog langer
hoeft te dragen. Neem Rennies die
blussen de brandende pijn. Voetstoots
Renniss neutraliseren alle overtollig
maagzuur en nemen zo de oorzaak weg
van die snerpend brandende pijn.
DETROIT, MICHIGAN Deze week
leggen de automobiel-fabrikanten de
laatste hand aan hun plannen, die aan
het uitbrengen van de nieuwe model
len voorafgaan. Naar verluidt is de on
derlinge wedijver ten opzichte van het
model-1958 groter dan ooit.
De belangrijkste veranderingen heb
ben zich in het uiterlijk van de_ meeste
auto's voltrokken. Een van de "grotere
wagens wordt vijf inch langer, een an
dere heeft een motorkap gekregen, die
lager is dan de voorspatborden een
concessie aan de smaak van het publiek
dat voorkeur geeft aan een „sportieve"
wagen. Alle modellen zullen dubbele
koplampen hebben met een extra verr
lichting voor donkere buitenwegen en
de meeste auto's zullen ook over meer
PK beschikken, een betere elektrische
installatie en krachtiger remmen. Er
komt ook een volkomen nieuwe wagen,
de „Edsel", van de Fordfabrieken, die
voor het eerst op 4 september zal wor
den getoond. Eén fabrikant zal trach
ten tegemoet te komen aan de toene
mende vraag naar kleinere auto's en
een model op de markt brengen dat
korter en smaller is dan de normale
Amerikaanse auto.
Het aantal aangegeven radiotoestellen
bedroeg op 1 aug. 1957: 2.309.041 tegen
2.300.710 op 1 juli 1957.
Op 1 aug. 1957 waren er 532.341 aan
geslotenen op het draadomroepnet tegen
534.496 op 1 juli 1957.
Het aantal geregistreerde televisie
toestellen steeg in hetzelfde tijdvak van
159.998 tot 168.762.
In de 17e eeuw heeft een zekere
Claas Comers van der Mark alles ge
teld, wat er zo al in de Bijbel te tellen
valt. Volgens hem bevatte het O.T.
2728100 letters; het N.T. 838580 letters.
De naam „Jehovah'' kwam in het O.T.
6855 maal voor. En zelfs zonder-telma
chine heeft deze man het gepresteerd
uit te zoeken, dat het woordje „ende"
(en) 35543 maal in de Bijbel staat. Dat
was ook een kwestie van vrije tijds
besteding. Iemand maakte op deze man
een gedichtje, als volgt:
Die zoveel schreef, en sulke telling
heeft bestaan,
Heeft veel gewerkt, veel tijds gespild
en.niets gedaan;
Had hij sle'chts zoveel tijd aan
Bijbelzin gesleten.
Veel min had hij gewurmd, en nog
veel meer geweten.
VERVOLGVERHAAL
door H. KINGMANS
(28)
„Neen!" is het korte antwoord van
Jochem, in wie alles in opstand komt.
„Laat mij het dan doen. Wees zo goed,
even op te staan, opdat ik kan knielen
voor mijn Heer en God".
Het verzoek is zó dringend en zó
smekend, dat Jochems stugge hart er
door vertederd wordt.
Zonder een woord te spreken staat hij
op, tegelijk met de ander, die dan knie
len gaat. Tegen wil en dank moet Jo
chem dit voorbeeld nu wel volgen. Zijn
lotgenoot bidt niet stil voor zich heen.
Hij stort in welgekozen bewoordingen,
die zijn afkomst, opvoeding en intelli
gentie verraden, zijn hart uit. Jochem
moet dit alles wel aanhoren.
Aanvankelijk luistert hij met tegen
zin. Maar dan dringen de woorden tot
hem door en.hij gaat geboeid luis
teren. Een gevoel, dat hij zich niet kan
realiseren, besluipt hem.
„Na zo'n gebed ben ik voor uren ge
sterkt," zegt de ander. „We kunnen nu
weer gaan liggen. Misschien geeft God
ons slaap. Misschien ook niet. Ons ge
bed moet altijd eindigen met: Uw wil
geschiede. Wij weten niet, wat God met
ons voor heeft. Ik weet alleen, dat Hij
ons laat lijden, om tot Zijn eer te ko
men. Eenmaal komt aan ons lijden een
eind''.
„Als we dood zijn zeker," mort Jo
chem.
„Dan zeker, als we in Jezus geloofd
hebben. Want dan openen zich voor ons
de poorten van de eeuwige heerlijkheid.
God zij geloofd in Jezus Christus, onze
Heiland!"
Als ze weer liggen de slaap komt
niet, daarvoor zorgen de insecten wel!
is het geruime tijd stil. Opeens zegt
de Duitser: „Zou je mij je levensgeschie
denis willen vertellen? Het is waar
schijnlijk, dat we veel met elkaar zullen
omgaan, gekluisterd als we zijn, en dan
is het aardiger, als we weten, wie we
zijn. Ik zal dan ook vertellen".
Wat doet Jochem? Hij heeft zich voor
genomen, deze kameraad links te laten
liggen, ook al zitten ze aan elkaar vast.
Maar hij volhardt niet in dit voorne
men; hoe en waarom kan hij niet ver
klaren. Deze jonge man, niet ouder
dan hij, vermoedt hij, neemt toch voor
zich in
En vóór hij weet, wat hij doet, ver
telt hij zijn levensgeschiedenis tot op
het ogenblik.
Dan is de beurt aan de ander.
„Ik heet Arthur Lemarque", zegt hij
„en kom uit Hessen"
Nu gaat Jochem een licht op: daar
zijn de bekende trekken; die van de ta
pijtfabrikant te Hessen! Dit is die zoon!
Tot stomme verbazing van Arthur
Lemarque valt hij deze in de rede: „Ik
heb verleden jaar je vader en moeder
gesproken!''
HOOFDSTUK XIV.
Van Nebukadnezar, de koning van
Babel, wordt verhaald, hoe hij werd als
de dieren des velds en, als zij, gras at.
Het verschil tussen het lot van die ko
ning en van Jochem en zijn medeslaven
is niet groot. Alleen zijn deze laatste
goed bij hun zinnen en maken zij be
wust mede het helleleven, dat zij te lij
den hebben. Het is het leven van een
beest
„Opstaan! Kom er uit!" is hen tegen
het krieken van de dageraad in het hun
onbekende taaltje toegeschreeuwd, na
dat de deur was opengeworpen, zoals
een koeienstal wordt geopend.
Strompelend, zij moeten nog wennen
aan hun ijzeren ballast, hebben zij zich
begeven naar een hen aangewezen
plaats, niet ver van de hutten verwij
derd, waar zij als een beest, hun be
hoeften kunnen doen.
Jochem versmachtte van dorst en zag,
dat dit met anderen ook het geval was.
De oplossing was gevonden, mogelijk
was het die anderen reeds beduid, dat
zij voortaan zó te handelen hadden: op
zijn buik liggend, kan hij water slorpen
uit een soort sloot, die blijkbaar de
plantage omgeeft of doorsnijdt. Het
vocht is drabbig en van de smaak walgt
hij.
Hetzelfde eten als de vorige avond
krijgen zij te veroberen, waarna 't werk
een aanvang neemt.
Uit de verte heeft Jochem de Vlaar-
dinger gezien. Hem bereiken is niet mo
gelijk, want diens kameraad in de
boeien schijnt geen lust te hebben,
Cornelisz. te vergezellen. En dan moet
je blijven staan, waar^je staat. Dus kan
Jochem alleen stomme hand ten groet
voldoende zeggen. Het blijkt, dat de
opzichters met kennis van zaken hun
mannetjes hebben uitgezocht, om bij el
kaar gevoegd te worden; de jongen bij
de jongen, de ouderen nevens de oude
ren. De makker van Cornelisz. is even
oud ongeveer, als de ATlaardinger. De
bedoeling is weldra duidelijk: twee jon
ge mensen trekken harder dan een
oudere en een jongere.
Want dit wordt hun dagelijks werk:
voor een ploeg, die door een opzichter,
de onmisbare zweep in de vuist, be
stuurd wordt, worden twaalf slaven ge
spannen. De „ossen'' zijn klaar voor
het zware werk. Eén uitroep enze
trekken voor na voor, uur na uur lang.
Zo goed als nooit wordt er gerust. Het
gemor en gemopper is niet van de lucht.
Tot het verstomt en ze als redeloze
dieren hun moeizaam werk verrichten.
„Je kunt stikken!" roept opeens een
Duitser van de groep van Jochem en
Lemarque. En hij weigert pertinent ver
dere dienst.
Ach, de stakkerd weet niet, wat hij
doet en zegt. De ploeg is even in ver
warring: inderdaad, als één weigert,
staan de anderen ook. Maar de opzich
ter springt bedaard van zijn ploeg en
laat de zweep knallen. Onbarmhartig
striemen de slagen op de blote rug van
de dienstweigeraar, die spoedig bloedt
uit vele wonden. Het is een verschrik
kelijk gezicht. Bijna allen zouden de
slaguitdeler voor de mond willen slaan,
zo niet afmaken. Maar zij staan mach
teloos toe te zien. De Duitser is weldra
uitgeput. Met straaltjes loopt het bloed
van zijn rug. En zonder dat iemand
hem behoeft aan te sporen, gaat hij
weer trekken. De opzichter heeft het
natuurlijk gewonnen. Als een willoze
doet de verzetpleger zijn werk. En de
anderen hebben ingezien, dat verzet in
geen enkel opzicht baat.
De zweep is niet vaak in rust. Want
bij elke inzinking van een of andere
trekker, die opgemerkt wordt, striemt
het lange voorwerp. In enkele uren
heeft Jochem reeds vier slagen te pak
ken.
Intussen rijst de zon al hoger en ho
ger. De hitte wordt op de duur ondra-
VOORSTRAAT 9
SOMMELSDIJK OTBLEF. 2138
Alle Bank- «o Eüf ectenzaken
Bels- en Zahen-deTlecen
gelijk. Geen straaltjes, doch stralen
zweet vloeien van de lichamen omlaag.
Als ze de blikken muts niet op het
hoofd hadden, zouden ze er bij neer
vallen. Aan de opzichters is niets te
merken. Wel zijn ze luchtig gekleed en
hebben ook zij een doelmatig hoofddek
sel, maar overigens verdragen ze de
warmte. Blijkbaar zijn ze er aan ge
wend.
Ongeveer op het midden van de dag
wordt een rustpauze gegeven, die even
wel niet mag worden doorgebracht in
de hutten. Ze blijven op het veld, dat
geschroeid wordt door de zon. En op de
plaats, waar ze zich bevinden, wordt
het eten gebracht en kunnen zij drinken
uit de sloot. Het is een redeloze, wil
loze hoop mensen, die daar liggen of
hurken. Vaak is er ruzie, althans ver
schil van mening. Want als de één niet
wil liggen is zijn kameraad gedwongen
om te "blijven staan.
(Wordt vervolgd)