DURE SPRONGEN VAN DE VEERBOOT Een trip door de Kruger Wildtuin HAAR WOORD GETROUW 'UIT ZUID-AFRIKA VOOR HET BETERE FOTOWERK Kantongerecht Sonnmelsdljk »5v^' Hallo, familie, vrienden en bekenden op Flakkee. Deze keer wil ik jullie eens wat ver tellen van de Kruger-Wildtuin. Dat zo- "^ïéts in Zuid-Afrika bestaat weten jullie zeker allemaal, want het is één van de grootste bezienswaardigheden van dit (f/land en de meeste toeristen willen dan P. ook eerst dat reservaat zien. Het wordt j! elk jaar drukker bezoclrt. Wij zijn er i enige maanden geleden geweest, het is Il 300 mijl bij ons vandaan dus naar de afstanden hier gerekend niet zo heel l ver. Paul Kruger heeft de Wildtuin voor dit volk bewaard, want hij zag wel I dat boeren nooit land genoeg hebben Toen het land vroeger verdeeld werd i kreeg elke boer zoveel als hij op één s dag met zijn paard kon aflopen maar ik I; weet niet .zeker of dit historisch is. In de tijd dat wij naar de Wildtuin reden ;j stonden juist de sinaasappelbomen in 5 bloei, die mijlen en mijlen ver de heer- f lljkste geuren geven. In een dorp, 30 mijl van de ingang 1 hebben we de eerste nacht geslapen en de andere morgen gingen we vol ver- v/achting de poorten binnen in het Zui- den. Toch doet het je als verre HoUan- der vreemd aan om die echte wildernis binnen te treden en onwillekeurig glijdt er een huivert je over je overigens war- i me rug. Intussen was het tux-en tussen de bomen begonnen, ieder aan z'n.kant f (met mij waren drie Afrikaners). Eerst 'l zagen we een hele troep bokken, prach- tige" diertjes, die met hun ranke hals veel op een jong hert gelijken. We heb- ,i ben er ontelbare gezien. Na een mijl of tien te zijn gevorderd reden we op een groep giraffen in, vergezeld van jongen. Je ziet ze erg gauw want ze ko- 1 men met hun koppen boven de bomen l uit en kijken je met een nieuwsgierige I blik aan, of ze je vragen willen „Wat •- doe jij hier in ons domein?" Ik vind het één der mooiste dieren en hun gang t, is gracieus. Hun voedsel bestaat uit bla- deren die ze zonder te bukken kunnen verorberen en ik denk dat het al een iJ eind verteerd is, voordat liet in hun l maag is, v/ant het zakt meters ver. ji Een eind verder kwamen we de buf- fels tegen. Die waren niet zo erg vrien- delijk, want ze kozen al brullende het '■l;|iazenpad zodat we niets anders als zwaaiende staarten te zien kregen. Voor de verandering wilden we nu graag leeuwen zien, want we hadden intussen weer mijlen gereden en niets anders dan bokken, en ook aasvogels ontdekt, wel ke laatsten naar de resten zoeken van wat andere roofdieren acliterlaten. Maar leeuwen zagen we voorlopig nog ""niet. Wel stapten er koedoc's het pad over. Dit zijn ook mooie dieren, die een beetje op een bok lijken, maar dan vele malen groter en bij het overgaan van een riviertje zagen we weer iets weg- hollen. Dit bleek een cheeta (een soort tijger) te zijn die bekend is om als boe kman te spelen. Hij valt je n.l. niet gauw ,4an in 't open veld, maar gaat rustig 'in een boom zitten en als z'n prooi bin- rien z'n springvermogen komt, springt hij bovenop het slachtoffer. Toen ze mij dat vertelden met een doodleuk gezicht ging automatisch mijn hand naar de deurknop, om zeker te 'zijn of hij wel goed dicht was, want de kunst om met wilde dieren te stoeien (■|ben ik nog steeds niet machtig. We reden al verder door het oerwoud met z'n vele verrassingen. Ondertussen ging de prikkel die dorst heet, ons pla gen. Gelukkig waren we niet ver van 'een prachtig rustkamp af, v/aar het bier ,pok best was. We zaten er heerlijk on- ;^der een grote boom met beneden ons een ïjprachtig gezicht op een rivier, waarin "enorme zeekoeien hun koppen boven water hielden. We waren er eigenlijk een beetje jaloers op, want wij raakten feitelijk te veel vocht kwijt om gezond "te blijven. Na dit intermezzo genoten ïte hebben moesten we weer verder want onze afspraak was om in het volgende -kamp de nachtrust te genieten en dat 'was nog een behoorlijk eind uit de buurt. We reden nu uren lang langs een 'rivier; in de verte zagen v/e een oli- - i'ant tussen het riet staan, maar die was te ver om te fotograferen. Verder za gen we niets dan springende bokken die zolang er geen leeuwen en beren in hun omgeving zijn, hun dartelingen maak ten. Een eindje voor ons stonden verschil lende auto's stil, daar was zelier wat te beleven. Het was de plaats waar we het meest de lachspieren hebben ge bruikt; we zaten n.l. midden in een troep bobbejanen. Voor de aanhangers van de evolutietheorie lijkt dat wel heel plezierig te zijn, want ze kunnen er heel hun voorgeslacht voor de lens krijgen. Toch is dit maar een schrale troost, want ik vind het erg lelijke die ren. Typisch is het dat je heel de ge neratie bobbejaan bij elkaar ziet; de grootvader was liet brutaalst, hij liep al snurkende om de car en ik vond het wel een beetje jammer van onze bana nen, want daar kwamen we wel wat te .goedkoop af. Ze grijpen ze zo uit je hand en gaan dan rustig op hun ach terste delen zitten, om de schil, op er varen wijze, af te pellen. (Door de di rectie vaiï de Wildtuin is het verboden om dieren enig voedsel te geven). Na deze belevenis genoten te hebben kwamen we tussen een hele groep klei ne, blauwe aapjes terecht; dese diertjes springen boven op de motorkap, ver gezeld van de baby, die in hangende houding onder aan de buik van m.a meehuppelt. Al krijsende vertellen ze je van iiun lege maag. Eindelijk een echte leeuw'. Een eind verder Iradden we geluk en zagen de koning van het oerwoud, die in gezelschap van vrouwlief, heerlijk in de schaduw zijn middagdutje genoot. Ze lagen beide plm. vier meter van ons vandaan en deden niet de minste pogin gen om weg te komen. Als het warm is, zijn ze vreselijk lui. Het is werkelijk majestieus om die prachtdieren in hun element te zien. We zagen er die mid dag bij elkaar zestien en ze gaan voor een auto nauwelijks op zij. Het vrouwtje gaat op roof uit en manlief bewaalït de buit. Ondertussen was het tijd om ons kamp op te zoeken voor enige nacht rust, v/ant je moet zes uur binnen zijn anders krijg je een boete. Precies op tijd kwamen we binnen en na eerst een heerlijk bad genomen te hebben en de inwendige mens te hebben versterkt, vroegen we om slaapplaats. Tot onze spijt was het kamp helemaal volge boekt. We liepen eens ror.d om te Icijken of er wat anders te versieren was dan de zitplaatsen uit de car weg te halen, want dat was een te grote job. Geluk kig kregen we twee bedden te pakken die ons door goedgunstige touristen werden aangeboden. V/e hebben ze tegen elkaar gezet om er daarna met z'n vieren dwars op te gaan liggen. Dit moest met de knieën opgetrokken, an ders staken onze voeten er onderuit. We droomden van leeuwen en ander ongedierte en, als we stuurboord naar bakboord wilden draaien, moest het in formatie verband! Toch hebben _we daar best geslapen onder die „groene' doring- boom." De rustkampen zijn helemaal om heind met prikkeldraad, dus ben je er behoorlijk veilig, allioewel er verleden jaar een olifant doorheen gelopen is en tussen liet tentenkamp terecht kwam met het gevolg dat hij de spantouwen stuk trapte en de slapei-s zodoende hun tent op hun gezicht kregen en de schrik 'van hun leven opliepen! Olifanten Na ons weer wat opgel^alefaterd en ontbeten te hebben, trokken we verder Noordwaarts. Het bos werd nu meer open, en overal zagen we gevelde bo men, het werk van de olifanten naar men ons vertelde. Je kunt het niet in denken, dat deze dieren zo'n kracht kunnen ontwikkelen. Ze eten de sappi ge wortels en vellen telkens een an dere boom. Een eind bij ons vandaan zagen we een groep zebra's, en wilde koeien. We hebben bijna de gehele dag gezocht om olifanten te \'inden; wel zagen we hun sporen en uitwerpselen. Zo'n hoopje is niet mis, want één zending is genoeg om een bloementuintje te bemesten! Laat in de middag kregen we ze in 't vizier, links van ons stond een groep als voorhistorische monsters onder een reus achtige boom te dromen, precies als 200 jaar geleden, toen er nog geen auto's waren, die iien stoorden. Ptechts van ons stonden er drie met hun slurf te zwaaien. We iiebben er een hele tijd bij gestaan, want ik vond het een machtig schouwspel hun grote lichamen te be wonderen, m.et een huid zo dik dat je een speciaal olifantengeweer moet helj- ben, om er door heen te schieten. De plaats om ze te raken moet je dan nog weten daar anders de kogel ketst. Als een olifant een slechte bui heeft moet je bij hem vandaan blijven, want hij speelt met een auto als wij m^et een lu ciferdoosje. Dit is een Amerikaanse Prof. met studenten overkomen. Ze wa ren tegen de regels in uit hun car ge klommen en een eind weggelopen. Toen ze weer terug kwamen was hun auto verpletterd. V/e hadden nu bijna alles gezien en zijn terug gereden door een naturellen reservaat. Dit zijn ontzaglijlte grote ge bieden dia de Regering aan die Kaf- ferstanimen toewijst. We hebben er hun hutten bewonderd die allemaal rond zijn en met klei dichtgeplalit. Toch valt waar te nemen dat deze mensen steeds meer van de blanice beschaving gaan overnemen. Het was een mooie trip en zeer nuttig om een vreemd land te leren kennen en er van te gaan houden. Hartelijke groeten van W. J. VAN DIS. Transvaal, Zuid-Afrika. Vrijdag werd de maandelijkse strafzit mr. Groeneboom te Sommelsdijk, met Rotterdam. Ook nu weer waren verkeerg gens liet een groot aantal delinquenten verschenen, die een flinke boete vrees schikking hadden willen accepteren. Dat bromfietser, die met nachtblindheid belialve content met het optreden hun het eerst straffen werden uitgesproken, veerboot zijn gesprongen. Deze konden bekendheid met het verbod, maar voor J. M. van Eek, Sommelsdijk, reed met een tractor een parkerende auto voorbij terwijl er. te weinig ruimte was en met het gevolg dat een persoon werd aan gereden. De parkerende auto was een teerwagen. Langs de weg stond prikkel draad. Volgens de gewonde trok verd. zich niets aan van de moeilijke passage. Verd. verklaarde tegen de rechter dat er voldoende ruimte was. Hij was op weg naar het land. ,,Kon U niet even wachten?" vroeg de rechter. „Daar was m.i. geen reden voor!" antwoordde verd. ,,Ik kon er goed langs en begrijp niet hoe het gebeurd is. Mis schien is die wagen achteruit gereden". Als getuige werd gehoord M. van der Kooy, Middelharnis, die op een achter de tractor gehangen zaaimachine zat. Het gespan was al gepasseerd toen er ting gehouden door de kantonrechter, als officier van justitie mr. Wendels uit delicten ver in de meerderheid. Overi- verstek gaan, zodat alleen diegenen den of die om bepaalde redenen geen was o.a. het geval met een Ouddorpse kampt. Enige overtreders bleken alles- ner verbalisanten, terwijl voorts voor tegen personen, die ontijdig van een zich nu nog enigszins beroepen op on- taan gaat dat niet meer op. geroepen werd. Get. zat tussen de wie len en zou het gezien moeten hebben als er iets of iemand aangereden werd. Verd. broer heeft vroeger mot gehad met die teerploeg. De verdediger van verd. mr. den Hol lander, begreep niet waarom die men sen niet opzij gegaan zijn. ,,De sproeimachine was toch in wer king?" dacht de officier, maar pi. noemde dat niet het geval. De officier verzocht aanhouding o.a. om de getuigen van Dongen en van Wezel te kunnen horen. Waarop de rechter aanhield tot 12 juni 10 uur. Nachtblind K. van der Bok, Ouddorp stond terecht omdat hij met een bromfiets reed, die geen behoorlijk functionerend koplicht had. VERVOLGVERHAAL door H. KINGMANS (11) „Alles in orde?" vraagt de kapitein. „Natuurlijk de buit is binnen", ant woordt Willemsz. „De ene Duitser wat een taaie niet? Maar die poeder heeft hem wel onschadelijk gemaakt" Een dof geluid weerklinkt door de ge welven van het gebouw: de vier gevan genen zijn toch niet zo dronken blijk baar, of zij vermoeden onraad. Als krankzinnigen beuken zij op de deur, die hermetisch gesloten is en ook niet geo pend zal worden vóór de dag aanbreekt. Geleidelijk houdt het bonzen op. Als de kapitein en de Sinjeur een uurtje later zich eens gaan vergewissen, ho ren zij niets meer. Vrij zeker slaapt het viertal zijn roes uit... HOOFDSTUK VI Een luide geeuw. Beweging in het duister. Dan een verbaasde stem, die hol klinkt in de ruimte: „Waar ben ik nou?" Méér beweging. De anderen ont waken geleidelijk. „Jochem", roeept Gebhard, „ben je hier ook?" „Ja hier. Waar liggen we nou? Ik ben stijf en koud". „We hebben ons gister zat gedron ken", merkt Lémand laconiek op. De ernst van het geval dringt blijkbaar nog niet tot hem door. „En toen zijn we er in gelopen. Ik kan mij wel voor mijn kop slaan", schreeuwt Waldmont. „Hadden jullie naar mij geluisterd! Ik vertrouwde die poeslieve vent niet. En nu had ik op jullie willen letten, maar ik heb toch niet zoveel gedronken, ik was zo be roerd als wat. Wat gaat er nu met ons gebeuren?" ,,Ik ga eens aan dek kijken. De boot vaart toch nog?" vraagt Goffe. „Je bent gek" geeft Gebhard bescheid „We liggen niet op een schip, 't Is, wat je zo even gezegd hebt: een kelder of zo. Waar liggen jullie eigenlijk?" Moei zaam door en door stijf is hij opgestaan en tast met de handen langs de wand. 't Is een muur, zo duidelijk als wat. Ze zitten in een kelder. Van het huis in Middelburg, waar ze gisteravond?... Of zijn ze toch nog aan boord gegaan en zijn ze door die smeerlap ergiens anders gebracht? Wat is er gebeurd? Hij denkt na, maar kan geen antwoord vin den. Opeens... „Als we onze namen maar niet gezet hebben", zegt hfl. „Namen?" vraagt Jochem. ,Wat be- doel je nou?" ,Die kapitein had het over handteke ningen. Ik zeg: ik zet mijn naam niet. Jullie wilden het wel doen, want je waren toen al dronken. Ik... En toen zei die Rotterdammer, dat het niet hoef de. Toen hebben we het niet gedaan..." ,,Nou, dan hebben we onze namen toch niet gezet", meent de Vlaming. „'k Weet niet wat er later is gebeurd, want ik ben ook onbekwaam geworden. Opeens, nu weet ik het al, werd ik zo beroerd. Lam gewoon". De Fransman informeert waarover ze het hebben en als Goffe hem op de hoogte heeft gebracht, zegt hij: „Wat betekent dat dan als we onze namen hebben gezet?" ,,Dan zijn we geronseld. Voor Indië of zo. Die vent is een ronselaar, precies, wat ik gedacht heb. Dat hele stel, de waard van die herberg, de zeelui van de bark, die Sinjeur, ze weten alles van mekaar af. We zijn er lelijk ingevlogen, nu weten jullie het". Gebhard Waldmont spreekt deze woor den uit met grote bitterheid in zijn stem. ,,Ik kan me wel voor mijn kop slaan" herhaalt hij. Jochem is verslagen. Hij weet er wel niet veel van, van idie gemene praktij ken, maar hij heeft toch wel eens ge hoord, hoe soldaten en zeelui soms wor den geprest. En je kunt er niets tegen doen, want je hebt je naam gezet en bent gebonden aan die handtekening. Maar Goffe vloekt en zegt, dat „zij er toch ook nog zijn". Je behoeft je .,U moest op het achterlicht van uw voorganger rijden!" wilde de i'echter weten. „Dat is een leugen! Ik had zelf licht maar die lichtjes helpen wel". Gehoord als getuige werd wachtm. de Vries, Ouddorp, die verklaarde dat verd. zonder licht reed, zelf verklaarde dat hij op de achterlichtjes koerste en dat hij weigerde zijn naam te noemen. Verd. verklaarde dat get. onwaarheid sprak, maar dat wilde de rechter niet aannemen. „De wachtmeester staat on der ede", bracht Z. E. onder het oog. Waarna verd. vertelde dat het lichtje wat flakkerde. De dynamo stond aan, maar was stroef. ,,U moogt niet met een sein- of knip perlicht rijden" verweet de officier. Verd. verzette zich tegen de bewerin gen. De eis was 10.of 4 d. Verd. zei zich niet met leugens te kunnen verenigen, waarna de rechter veroordeelde tot 11.of 4 d, daarmede verd. gelegenheid tot hoger beroep ge vend. „Altijd prima" J. C. Fun, Sommelsdijk, zou met zijn auto op de Zuiddijk te Nieuwe Tonge gereden hebben zonder kentekenbewijs, wat hij ontkende. Volgens de politie was het niet goed zichtbaar. „Betitaat niet! Mijn acliterlichben branden altijd prima. Ik heb de wa,clit- meester mijn auto aangeboden als hij het anders bewijzen lean!" aldus verd. ,,Ik ben met die Versaille zelfs naar hem toegegaan en heb hem dat aanbod ge daan. Die zei als je het nu niet ver diend hebt dan een andere keer wel!" ,,Kom nou!" wilde de i-echter het be toog niet aannemen. De rechter hield dan ook deze zaak aan. Dezelfde verd. zou met onjuiste verlichting bij mist gereden hebbeu. Verd. gaf toe, dat één koplicht niet brandde. Maar er branden twee mist lampen en de parkeerlichten. ,,Die bermlampen tellen niet, die zit ten niet op de voorgeschreven plaats!" bracht de officier onder de aandacht. Na. enige verdere vragen over mistlam pen en de parkeerlichten was de eis 15.— of 6 d. De rechter veroordeelde na enige per soonlijke vragen tot 11.of 4 d. Wel goed. Joh. de Jong, Dirksland, reed een bromfiets, waarvan een rem niet deugde Verd. verklaarde dat de bromfiets twee maanden oud was. De politieman wilde de brommer zelf berijden, maar dat dulde verd. niet. Volgens die slipte de rem, maar de leverancier verklaarde dat hij prima was, evenals wachtm. Mulder. Maar die wachtm. was gepi keerd! ,,Wel zijn al die wachtmeesters hier dan schavuiten?" betwijfelde de rechter. ,,'t Viel mij lelijk tegen" klaagde verd. die verder vertelde over zijn aanhouding het optreden van de verbalisant en de deugdelijkheid van de rem. De rechter iiield daarop ook deze zaak aan tot de juli-zitting. Wel en niet Joh. Mooijaart, Sommelsdijk, reed met een auto zonder behoorlijke stoplichten en bij een volgende aanhouding werkten ze niet op de bedrijfsrem. Verd. deelde mede, dat de stoplichten wel branden, doch flikkerden, omdat er een contactje haperde. „Ze deden het dus niet?" „Op het moment niet". De officier eiste 20.sub. 8 d en 10.— of 4 d. Verd. beriep zich op goede trouw. Hij is direct naar de garage gegaan. En zelfs op een nieuwe auto geeft men geen garantie voor de verlichting. De rechter veroordeelde tot 15. of 6 d en 5.of 2 d. ,,We moeten voor veilig verkeer zorgen!" bracht Z.E. onder het oog. Verd. legde er zich noodgedwongen bij neer. G. van Rijn, Gouda, reed motor zonder rijbewijs. Per zitting kon hij echter wel het rijbewijs overleggen. Hij kreeg het kort na de overtreding. Eis en uitspraak waren conform. In eigen huis. M. van Seters, Stellendam zou diep, maar volgens zijn verweer niet te diep in het glaasje gekeken hebben. Wachtm. de Vries legde getuigenis af en bleef bij zijn verbaal. „Vindt U het dan niet vreemd, dat de wachtmeester met mij mee is gelo pen en wel drie keer zei, dat ik maar op de fiets moest stappen?" vroeg verd. „En de andere dag kwam hij mij in mijn eigen huis verbaliseren". „Wees blij dat de wachtm. u thuis bracht!" vond de officier. De eis was hoger dan normaal n.l. 15.of 6 d. zo'n behandeling toch niet te laten aan leunen! „Laten we die smeerlappen eens roepen. Desnoods slaan we ze dood". Hij strompeld door de ruimte botst even tegen Jochem op ze kunnen geen hand voor ogen zien en vindt dan eindelijk de deur, waartegen hij schoppen en beuken gaat. Lémand komt hem bijstaan. Dan is het even stil. Maar van buiten dringt geen enkele geluid tot hen door. ,,Ze laten ons hier stikken of verhon geren", zegt Lémand. „Ben je gek", meent Gebhard. ,,Wat zouden ze daaraan hebben. Ze komen ons wel halen, als het hen belieft. We zijn geronseld man, geloof me nou toch" Goffe gelooft het of gelooft het niet, in elk geval: hij gaat weer timmeren op de deur. Met hetzelfde resultaat als zo even. „Zeg, als de vent komt, vallen we allen op hem aan en maken hem dood". Gebhard lacht om die voorslag: „iDacht je soms dat die vent alleen zou komen? Misschien zien we hem niet eens meer. Wacht maar, ze komen met eeu man of wat. Met wapens. Wij staan machteloos. Opzitten en pootjes geven, déit kunnen we nog. Hadden jullie maar naar mij geluisterd. Ik vertrouwde die vent voor geen oortje". ,,Ja, je had gelijk", beaamt Jochem. ,,Maar dat napraten helpt niet meer. We moeten proberen weg te komen. Niet zoals Goffe zegt. Dat helpt niets. We (22.) Wij hebben gezien, dat de leden van de kerkeraad werkelijk een zware post hebben bekleed in die goeie ouwe tijd. Een eresaluut aan ons voorgeslacht. Uit zuiver historiscli oogpunt drukken wij hier de tekst af van twee officiële stukken, die betrekking hebben op het fabelachtig omslachtig beroopingsweik. 1. Acte van beroeping'. Aisoo de kerke op Den Bornmo! op het Haringvliet door het overlijden van de Eerw. Godz. Welgeloerde Heer Cor nelius Vreeswater op den 23 Februari 1735 is komen te vaceren en de noodt der voorschreven kei-k vereyst wedorcm met een bekwaam en Godzalig predi kant versorgt te werden, soo is het dat wij onderschreven leden des l^erkeraads aldaar, na voorgaande communicatie met den Hoog Welgeboren Heer F. van Aerssen van Sommelsdijk, Heere van S'ommelsdijlï, Ooltgensplaat. den Bom mel en Spijk, vice admiraal van Holland en Westvriesland etc. etc. etc. ende vol gende approbatie onderrigt door var- scheyden loffelijke getuygenisse en ook door' eygen ondei'vindinge versekert sijnde van de geleertlieyt en de be kwaamheid van de eerw. godvrugtige en geleerden heer Leonardus a Brakel, pie- dikant te Schellinkliout, hebbende tot ons contentement en genoegen van de gansohe gemeynte l^eweesen voor te sijn met genoegsame bekwaamheden tot het predikambt gerequestreerd ten overstaan van de gedeputeerde des E. classis van Voorn en Putten ende een des naast ge- setene predikanten, met eenparigheit van stemmen beroepen en aangenomen hebben, gelijk wij beroepen en aannee- men bij desen den voornoemden Domi- nus L. a Brakel tot onse ordinaire Pre dikant om het Woord Gods regt te snij den, de Heijlige sacramenten naar chris telijke instellinge tot troost ei» verster- kinge der waare geloovige te bedienen, de kerkelijke discipline te oeffenen, de siecken te troosten, de swacken te ver sterken ende alles te verrigten, hetVi^elk tot stigtinge en opbouw van het Lichaam weesen sal, versoekende sijn E. gelieven dese beroepinge als van den Heere komende en van ons eenpariglijk en hertelijcke toegenegentheyt gedaen en aennemen met sulk een herte als wij die presenteeren, beloovende dat wij ons sijn eerw. onderwijzing' en bestraffinge uyt den Woorde Gods willig zullen on derwerpen naar behooren, biddende m.ede dat de E. Classis van Voorn en Putten gelieve dese beroepinge te ap- probeeren en dat haar desen onse ge liefde in den H. Dienst met den eersten laaten bevestigen, alsoo de noodt van onse kerke sulks is ten hoogsten verey- sende, vertrouwende dat sijn E, over komt tot ons zal strekken ter eere Gods, tot voortplantinge van sijne H, waarheyt en vele menschen zaligheyt. Aldus gedaan in onze Kerkelijke ver- De boete interesseerde verd. niet wel de behandeling door verbalisant. De rechter veroordeelde conform de eis, J. van Splunter, Goedereede, zou als hoofd van een café brandewijn en bes senjenever hebben verl-cocht. Verd. ver klaarde dat ei' nooit borreltjes verkocht worden. „Er waren anders zes verbalisanten" merkte de officier op, die 15.of 6 d eiste met vernietiging van de drank. Veroordeling geschiedde conform. Niet rechts C. Hotting, Ooltgensplaat, zou op 8 dec. j.l. gereden hebben met een tractor en aanhangwagen door de Brandewijn straat en niet voldoende rechts gereden hebben. Er liepen kinderen en daar moeten smeken en bidden om ons vrij te laten". „Ach man, hou op. We hangen, afge lopen", zegt Gebhard. Ze zijn er nu wel van overtuigd. Hn moedeloos laten ze zich weer op de kou de grond vallen, waar zij deze nacht ge slapen hebben. Jochem heeft een bar stende hoofdpijn. Hij schaamt zich, dat hij zich gister zover heeft laten gaan. Hij wist niet, wat dronkenschap was. Nu weet hij het wel en goed ook. Hij is er beroerd van. .En als,het waar is, wat Gebhard o, het is waar,.dan ziet hij Liegnitz in geen jaren... misschien helemaal niet meer... en Lize... Ze praten honderd uit en I<oraen altijd op hetzelfde terug. Je praat in een cir kel. En hun lot komen ze pas te weten, als die van buiten komen, om het hun mede te delen. Wie weet, hoe lang het duurt. „Misschien moeten we hier een paar dagen zitten. Om ons nog meer murw te maken", oppert Gebhard. ,,'t Is tuig. Ze moesten die kerels..." ,,St, st", zegt Jochem opeen. ,,Ik lioor wat", Goffe die nu de v/eg weet, snelt naar de deur en gaat weer bonzen. „Houdt op, kerel. Het helpt niets en dan horen we helemaal niets", zegt Lémand. Het is nu weer stil. Duidelijk horen ze voetstappen. Ook stemmen. De deur wordt behoedzaam geopend en een ohfce gewo'onelijke handteekeningen >in- dïïrtèekelid. f Jan 'Gerritse Bakker Jaques Teeuwisse Braber Krijn Jacobse Koert, ouderlin.r;pn David Mijsse Jan Lodder, diaconen Jan Kardux oud ouderling Jan Zuyddijk oud-diaken Bovendien was deze beroepsbric" r.og voor goedgekeurd getekend door do af gevaardigden van de classis, en ilr.or een predikant ener naburige gemeente. Vervolgens ook nog door de Ambachts heer. Z, Acte van Approbatie. De classis van Voorn en Putten, ver gadert binnen de stad Briel op den 21 Juni 1735, gesien hebbende de boven staande beroepinge des kerkenraads van Den Bommel op Ds Leonardus a 'Brakel uytgebracht en geteekent den 3 Mei l'iSS, m_itsgaders de apporbatie van den Hoogwelgebooren Heer F. van Aerssen van Sommelsdijk, Ooltgensplaat, den Bommel, Spijk etc. etc. etc, sijnde desel- ve gedateerd in Den Hage den 12 Mei 1735, heeft deselve geapprobeerd, gelijk wij approbeeren mits desen. Aldus gedaan ter plaatse en dag als boven en uyt naem des E. Classis van Voorn en Putten. Herm. van Houten scriba, Bankenkwestie De nieuvre predikant was hier nog geen veertien dagen op het anders zo rustige Bommeltje, goedkerks en goed- geefs, of er was een taraelijlï iioog lo pende kwestie over een banlv in de kerk, In 1929 heb ik dit uitvoerig beschre ven aan de hand van de uitgebreide no tulen. Wij zullen de zaak een beetje be- korten. Op 18 augustus 1735 had de kerke- raad bij aanplakbiljetten doen vragen of lernand nog aanspraak maken wilde op da zog'anaamde gezv/oren banken. Deze stond aan do zuidelijke muur. Zij had 5 zitplaatsen. Drie personen hadden elk een, en de heer van Weel tv/ee zitplaat sen. De vier heren lieten hun recht op de bank gelden en gaven daarvan schriftelijk kennis. Maar de kerkeraad vond de motivering onvoldoende. De he ren moesten de bank maar uit de kerk halen en zo zij dit niet deden, dan zou de kerkeraad hern er uit laten zetten. Daar was geen woord frans bij. Wilden zij echter de bank aan de kerk schen ken, dan mochten zij een jaar voor een „civiele" prijs zitten. Verder zou de ker keraad naar eer en geweten handelen. Predikant en kerkmeester brachten de boodschap over. De heren gingen er niet mee akkoord waarop de kerkeraad hun acht dagen bedenktijd gaf en zo zij er niet op ingingen dan ging de bank op straat. Toen kwam er een afgevaardigde die klaagde over de te hoge huur. Ook hierover was de kerkeraad niet te spre ken. De zaak bleef zo zij was. Men kwam dan eindelijk overeen, dat de huurprijs gelijk zou zijn aan de bank va,n Bigge. Nu gingen predikant en David Mijs op pad. Dit had resultaat. De heren konden blijven zitten en de kerkeraad mocht aan de bank verande ren wat hem geliefde. Echter werden de zitplaatsen erfelijk verklaard tegen be taling volgens tarief van 1735 zonder dat dit ooit verhoogd zou mogen worden Mocht iemand in gebreke blijven te be talen, dan was de plaats vervallen ver klaard. Dit zou ingaan 1 Jan. 1737. Dit voorstel werd aangenomen. Maar 20 jaar later tekent ds Bonte er bij aan: Wat is aangenomen? Dat zij betalen zouden. Welnu, zij betalen niet. In 1929 was er nog 'n plaats, n.l. van de toen nog in leven zijnde heer van Weel, nazaat van de oude schoolmees ter. De kerkeraad vond het een scheve toestand, v/aaraan dan eindelijk een eind is gekomen. Maarssen. Ds G, van der Zee (Wordt vervolgd) moest verd. voor uitwijken. Maar hij reed ze toch aan. „Die aanrijding is U niet verweten alleen het links rijden", merkte de of ficier op. De eis was 5.of 2 d. Uit spraak idem, Jac. Jonker, Oude Tonge, bromfietste over een voetpad. De schikking was 10.en dat had verd. veel gevonden. Hij lioopte op minder, Verd, gaf de overtreding' toe. De officier maakte er 7.50 van de rechter hield het daarbij. C. F. van Dijlc, Sommelsdijk, verliet een autobus op het Havenhoofd door de nooddeur aan de linkerzijde. Verd, gaf het feit toe, maar achtte de schikking van 5.veel te hoog. De rechter vond dat eigenwijs en hield het op 5. (Vervolg pag. 3) flauwe liclitstraal glipt naar binnen: er staat een ms-n, die een lantaarn cin- hoog houdt. Jochem ontdekt hij is het dichts!: bij de deur dat vier gewapende man nen de toegang bezet houden. Er is geen dóórkomen aan. Dan klinkt opeens de stem van Sinjeur Willemsz. Zij be hoeven zioii geen enkele illusie te mxaken als zij dat soms nog gedaan mochten hebben. De vriendelijkheid is uit die stem radicaal verdwenen. Kort en bij tend laat hij zich horen. „Jullie hebben gisteravond voor zes jaar getekend. Als soldaat of matroos van de Oost-Indische Compagnie, Als het niet goedschiks wil, dan maar kwaadschiks. Verzet helpt niet, vluch ten is onmogelijk. Mocht dat soms nog gelukken, jullie worden onmiddellijk ge pakt en doodgeschoten. Want dat is de sertie. Jullie namen verbinden jullie. Weest nu verstandig. Gedraagt je lot ais inannen. Dat lot is heel goed, ik be- loof het jullie. Behoorlijk eten en be hoorlijke gage. In Indië kun je vooruit komen. Dat ligt alleen aan jullie. Hier is eten in overvloed. Verhongeren zullen jullie niet. Een voorschot op jullie gage wordt verstrekt. Kleren en andere din gen ontvangen juUie ook. Zes jaar zijn gauw genoeg om". (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1957 | | pagina 2