DURE SPRONGEN VAN
DE VEERBOOT
Een trip door de Kruger
Wildtuin
HAAR WOORD
GETROUW
'UIT ZUID-AFRIKA
VOOR HET BETERE FOTOWERK
Kantongerecht Sonnmelsdljk
»5v^'
Hallo, familie, vrienden en bekenden
op Flakkee.
Deze keer wil ik jullie eens wat ver
tellen van de Kruger-Wildtuin. Dat zo-
"^ïéts in Zuid-Afrika bestaat weten jullie
zeker allemaal, want het is één van de
grootste bezienswaardigheden van dit
(f/land en de meeste toeristen willen dan
P. ook eerst dat reservaat zien. Het wordt
j! elk jaar drukker bezoclrt. Wij zijn er
i enige maanden geleden geweest, het is
Il 300 mijl bij ons vandaan dus naar de
afstanden hier gerekend niet zo heel
l ver. Paul Kruger heeft de Wildtuin
voor dit volk bewaard, want hij zag wel
I dat boeren nooit land genoeg hebben
Toen het land vroeger verdeeld werd
i kreeg elke boer zoveel als hij op één
s dag met zijn paard kon aflopen maar ik
I; weet niet .zeker of dit historisch is. In
de tijd dat wij naar de Wildtuin reden
;j stonden juist de sinaasappelbomen in
5 bloei, die mijlen en mijlen ver de heer-
f lljkste geuren geven.
In een dorp, 30 mijl van de ingang
1 hebben we de eerste nacht geslapen en
de andere morgen gingen we vol ver-
v/achting de poorten binnen in het Zui-
den. Toch doet het je als verre HoUan-
der vreemd aan om die echte wildernis
binnen te treden en onwillekeurig glijdt
er een huivert je over je overigens war-
i me rug. Intussen was het tux-en tussen
de bomen begonnen, ieder aan z'n.kant
f (met mij waren drie Afrikaners). Eerst
'l zagen we een hele troep bokken, prach-
tige" diertjes, die met hun ranke hals
veel op een jong hert gelijken. We heb-
,i ben er ontelbare gezien. Na een mijl of
tien te zijn gevorderd reden we op
een groep giraffen in, vergezeld van
jongen. Je ziet ze erg gauw want ze ko-
1 men met hun koppen boven de bomen
l uit en kijken je met een nieuwsgierige
I blik aan, of ze je vragen willen „Wat
•- doe jij hier in ons domein?" Ik vind
het één der mooiste dieren en hun gang
t, is gracieus. Hun voedsel bestaat uit bla-
deren die ze zonder te bukken kunnen
verorberen en ik denk dat het al een
iJ eind verteerd is, voordat liet in hun
l maag is, v/ant het zakt meters ver.
ji Een eind verder kwamen we de buf-
fels tegen. Die waren niet zo erg vrien-
delijk, want ze kozen al brullende het
'■l;|iazenpad zodat we niets anders als
zwaaiende staarten te zien kregen. Voor
de verandering wilden we nu graag
leeuwen zien, want we hadden intussen
weer mijlen gereden en niets anders dan
bokken, en ook aasvogels ontdekt, wel
ke laatsten naar de resten zoeken van
wat andere roofdieren acliterlaten.
Maar leeuwen zagen we voorlopig nog
""niet. Wel stapten er koedoc's het pad
over. Dit zijn ook mooie dieren, die een
beetje op een bok lijken, maar dan vele
malen groter en bij het overgaan van
een riviertje zagen we weer iets weg-
hollen. Dit bleek een cheeta (een soort
tijger) te zijn die bekend is om als boe
kman te spelen. Hij valt je n.l. niet gauw
,4an in 't open veld, maar gaat rustig
'in een boom zitten en als z'n prooi bin-
rien z'n springvermogen komt, springt
hij bovenop het slachtoffer.
Toen ze mij dat vertelden met een
doodleuk gezicht ging automatisch mijn
hand naar de deurknop, om zeker te
'zijn of hij wel goed dicht was, want de
kunst om met wilde dieren te stoeien
(■|ben ik nog steeds niet machtig.
We reden al verder door het oerwoud
met z'n vele verrassingen. Ondertussen
ging de prikkel die dorst heet, ons pla
gen. Gelukkig waren we niet ver van
'een prachtig rustkamp af, v/aar het bier
,pok best was. We zaten er heerlijk on-
;^der een grote boom met beneden ons een
ïjprachtig gezicht op een rivier, waarin
"enorme zeekoeien hun koppen boven
water hielden. We waren er eigenlijk
een beetje jaloers op, want wij raakten
feitelijk te veel vocht kwijt om gezond
"te blijven. Na dit intermezzo genoten
ïte hebben moesten we weer verder want
onze afspraak was om in het volgende
-kamp de nachtrust te genieten en dat
'was nog een behoorlijk eind uit de
buurt. We reden nu uren lang langs een
'rivier; in de verte zagen v/e een oli-
- i'ant tussen het riet staan, maar die was
te ver om te fotograferen. Verder za
gen we niets dan springende bokken die
zolang er geen leeuwen en beren in hun
omgeving zijn, hun dartelingen maak
ten.
Een eindje voor ons stonden verschil
lende auto's stil, daar was zelier wat te
beleven. Het was de plaats waar we
het meest de lachspieren hebben ge
bruikt; we zaten n.l. midden in een
troep bobbejanen. Voor de aanhangers
van de evolutietheorie lijkt dat wel
heel plezierig te zijn, want ze kunnen
er heel hun voorgeslacht voor de lens
krijgen. Toch is dit maar een schrale
troost, want ik vind het erg lelijke die
ren. Typisch is het dat je heel de ge
neratie bobbejaan bij elkaar ziet; de
grootvader was liet brutaalst, hij liep al
snurkende om de car en ik vond het
wel een beetje jammer van onze bana
nen, want daar kwamen we wel wat te
.goedkoop af. Ze grijpen ze zo uit je
hand en gaan dan rustig op hun ach
terste delen zitten, om de schil, op er
varen wijze, af te pellen. (Door de di
rectie vaiï de Wildtuin is het verboden
om dieren enig voedsel te geven).
Na deze belevenis genoten te hebben
kwamen we tussen een hele groep klei
ne, blauwe aapjes terecht; dese diertjes
springen boven op de motorkap, ver
gezeld van de baby, die in hangende
houding onder aan de buik van m.a
meehuppelt. Al krijsende vertellen ze je
van iiun lege maag.
Eindelijk een echte leeuw'.
Een eind verder Iradden we geluk en
zagen de koning van het oerwoud, die in
gezelschap van vrouwlief, heerlijk in de
schaduw zijn middagdutje genoot. Ze
lagen beide plm. vier meter van ons
vandaan en deden niet de minste pogin
gen om weg te komen. Als het warm is,
zijn ze vreselijk lui. Het is werkelijk
majestieus om die prachtdieren in hun
element te zien. We zagen er die mid
dag bij elkaar zestien en ze gaan voor
een auto nauwelijks op zij. Het vrouwtje
gaat op roof uit en manlief bewaalït de
buit.
Ondertussen was het tijd om ons
kamp op te zoeken voor enige nacht
rust, v/ant je moet zes uur binnen zijn
anders krijg je een boete. Precies op
tijd kwamen we binnen en na eerst een
heerlijk bad genomen te hebben en de
inwendige mens te hebben versterkt,
vroegen we om slaapplaats. Tot onze
spijt was het kamp helemaal volge
boekt. We liepen eens ror.d om te Icijken
of er wat anders te versieren was dan
de zitplaatsen uit de car weg te halen,
want dat was een te grote job. Geluk
kig kregen we twee bedden te pakken
die ons door goedgunstige touristen
werden aangeboden. V/e hebben ze
tegen elkaar gezet om er daarna met
z'n vieren dwars op te gaan liggen. Dit
moest met de knieën opgetrokken, an
ders staken onze voeten er onderuit.
We droomden van leeuwen en ander
ongedierte en, als we stuurboord naar
bakboord wilden draaien, moest het in
formatie verband! Toch hebben _we daar
best geslapen onder die „groene' doring-
boom."
De rustkampen zijn helemaal om
heind met prikkeldraad, dus ben je er
behoorlijk veilig, allioewel er verleden
jaar een olifant doorheen gelopen is en
tussen liet tentenkamp terecht kwam
met het gevolg dat hij de spantouwen
stuk trapte en de slapei-s zodoende hun
tent op hun gezicht kregen en de schrik
'van hun leven opliepen!
Olifanten
Na ons weer wat opgel^alefaterd en
ontbeten te hebben, trokken we verder
Noordwaarts. Het bos werd nu meer
open, en overal zagen we gevelde bo
men, het werk van de olifanten naar
men ons vertelde. Je kunt het niet in
denken, dat deze dieren zo'n kracht
kunnen ontwikkelen. Ze eten de sappi
ge wortels en vellen telkens een an
dere boom.
Een eind bij ons vandaan zagen we
een groep zebra's, en wilde koeien. We
hebben bijna de gehele dag gezocht om
olifanten te \'inden; wel zagen we hun
sporen en uitwerpselen. Zo'n hoopje is
niet mis, want één zending is genoeg
om een bloementuintje te bemesten!
Laat in de middag kregen we ze in
't vizier, links van ons stond een groep als
voorhistorische monsters onder een reus
achtige boom te dromen, precies als 200
jaar geleden, toen er nog geen auto's
waren, die iien stoorden. Ptechts van ons
stonden er drie met hun slurf te
zwaaien. We iiebben er een hele tijd bij
gestaan, want ik vond het een machtig
schouwspel hun grote lichamen te be
wonderen, m.et een huid zo dik dat je
een speciaal olifantengeweer moet helj-
ben, om er door heen te schieten. De
plaats om ze te raken moet je dan nog
weten daar anders de kogel ketst. Als
een olifant een slechte bui heeft moet
je bij hem vandaan blijven, want hij
speelt met een auto als wij m^et een lu
ciferdoosje. Dit is een Amerikaanse
Prof. met studenten overkomen. Ze wa
ren tegen de regels in uit hun car ge
klommen en een eind weggelopen. Toen
ze weer terug kwamen was hun auto
verpletterd.
V/e hadden nu bijna alles gezien en
zijn terug gereden door een naturellen
reservaat. Dit zijn ontzaglijlte grote ge
bieden dia de Regering aan die Kaf-
ferstanimen toewijst. We hebben er hun
hutten bewonderd die allemaal rond
zijn en met klei dichtgeplalit. Toch valt
waar te nemen dat deze mensen steeds
meer van de blanice beschaving gaan
overnemen.
Het was een mooie trip en zeer nuttig
om een vreemd land te leren kennen en
er van te gaan houden.
Hartelijke groeten van
W. J. VAN DIS.
Transvaal, Zuid-Afrika.
Vrijdag werd de maandelijkse strafzit
mr. Groeneboom te Sommelsdijk, met
Rotterdam. Ook nu weer waren verkeerg
gens liet een groot aantal delinquenten
verschenen, die een flinke boete vrees
schikking hadden willen accepteren. Dat
bromfietser, die met nachtblindheid
belialve content met het optreden hun
het eerst straffen werden uitgesproken,
veerboot zijn gesprongen. Deze konden
bekendheid met het verbod, maar voor
J. M. van Eek, Sommelsdijk, reed met
een tractor een parkerende auto voorbij
terwijl er. te weinig ruimte was en met
het gevolg dat een persoon werd aan
gereden. De parkerende auto was een
teerwagen. Langs de weg stond prikkel
draad. Volgens de gewonde trok verd.
zich niets aan van de moeilijke passage.
Verd. verklaarde tegen de rechter dat
er voldoende ruimte was. Hij was op
weg naar het land.
,,Kon U niet even wachten?" vroeg
de rechter.
„Daar was m.i. geen reden voor!"
antwoordde verd. ,,Ik kon er goed langs
en begrijp niet hoe het gebeurd is. Mis
schien is die wagen achteruit gereden".
Als getuige werd gehoord M. van der
Kooy, Middelharnis, die op een achter
de tractor gehangen zaaimachine zat.
Het gespan was al gepasseerd toen er
ting gehouden door de kantonrechter,
als officier van justitie mr. Wendels uit
delicten ver in de meerderheid. Overi-
verstek gaan, zodat alleen diegenen
den of die om bepaalde redenen geen
was o.a. het geval met een Ouddorpse
kampt. Enige overtreders bleken alles-
ner verbalisanten, terwijl voorts voor
tegen personen, die ontijdig van een
zich nu nog enigszins beroepen op on-
taan gaat dat niet meer op.
geroepen werd. Get. zat tussen de wie
len en zou het gezien moeten hebben
als er iets of iemand aangereden werd.
Verd. broer heeft vroeger mot gehad
met die teerploeg.
De verdediger van verd. mr. den Hol
lander, begreep niet waarom die men
sen niet opzij gegaan zijn.
,,De sproeimachine was toch in wer
king?" dacht de officier, maar pi.
noemde dat niet het geval.
De officier verzocht aanhouding o.a.
om de getuigen van Dongen en van
Wezel te kunnen horen. Waarop de
rechter aanhield tot 12 juni 10 uur.
Nachtblind
K. van der Bok, Ouddorp stond terecht
omdat hij met een bromfiets reed, die
geen behoorlijk functionerend koplicht
had.
VERVOLGVERHAAL
door H. KINGMANS
(11)
„Alles in orde?" vraagt de kapitein.
„Natuurlijk de buit is binnen", ant
woordt Willemsz. „De ene Duitser wat
een taaie niet? Maar die poeder heeft
hem wel onschadelijk gemaakt"
Een dof geluid weerklinkt door de ge
welven van het gebouw: de vier gevan
genen zijn toch niet zo dronken blijk
baar, of zij vermoeden onraad. Als
krankzinnigen beuken zij op de deur, die
hermetisch gesloten is en ook niet geo
pend zal worden vóór de dag aanbreekt.
Geleidelijk houdt het bonzen op. Als
de kapitein en de Sinjeur een uurtje
later zich eens gaan vergewissen, ho
ren zij niets meer. Vrij zeker slaapt het
viertal zijn roes uit...
HOOFDSTUK VI
Een luide geeuw. Beweging in het
duister. Dan een verbaasde stem, die
hol klinkt in de ruimte: „Waar ben ik
nou?" Méér beweging. De anderen ont
waken geleidelijk.
„Jochem", roeept Gebhard, „ben je
hier ook?"
„Ja hier. Waar liggen we nou? Ik
ben stijf en koud".
„We hebben ons gister zat gedron
ken", merkt Lémand laconiek op. De
ernst van het geval dringt blijkbaar nog
niet tot hem door.
„En toen zijn we er in gelopen. Ik
kan mij wel voor mijn kop slaan",
schreeuwt Waldmont. „Hadden jullie
naar mij geluisterd! Ik vertrouwde die
poeslieve vent niet. En nu had ik op
jullie willen letten, maar ik heb toch
niet zoveel gedronken, ik was zo be
roerd als wat. Wat gaat er nu met ons
gebeuren?"
,,Ik ga eens aan dek kijken. De boot
vaart toch nog?" vraagt Goffe.
„Je bent gek" geeft Gebhard bescheid
„We liggen niet op een schip, 't Is, wat
je zo even gezegd hebt: een kelder of
zo. Waar liggen jullie eigenlijk?" Moei
zaam door en door stijf is hij opgestaan
en tast met de handen langs de wand.
't Is een muur, zo duidelijk als wat. Ze
zitten in een kelder. Van het huis in
Middelburg, waar ze gisteravond?... Of
zijn ze toch nog aan boord gegaan en
zijn ze door die smeerlap ergiens anders
gebracht? Wat is er gebeurd? Hij
denkt na, maar kan geen antwoord vin
den. Opeens...
„Als we onze namen maar niet gezet
hebben", zegt hfl.
„Namen?" vraagt Jochem. ,Wat be-
doel je nou?"
,Die kapitein had het over handteke
ningen. Ik zeg: ik zet mijn naam niet.
Jullie wilden het wel doen, want je
waren toen al dronken. Ik... En toen
zei die Rotterdammer, dat het niet hoef
de. Toen hebben we het niet gedaan..."
,,Nou, dan hebben we onze namen toch
niet gezet", meent de Vlaming.
„'k Weet niet wat er later is gebeurd,
want ik ben ook onbekwaam geworden.
Opeens, nu weet ik het al, werd ik zo
beroerd. Lam gewoon".
De Fransman informeert waarover ze
het hebben en als Goffe hem op de
hoogte heeft gebracht, zegt hij: „Wat
betekent dat dan als we onze namen
hebben gezet?"
,,Dan zijn we geronseld. Voor Indië
of zo. Die vent is een ronselaar, precies,
wat ik gedacht heb. Dat hele stel, de
waard van die herberg, de zeelui van
de bark, die Sinjeur, ze weten alles van
mekaar af. We zijn er lelijk ingevlogen,
nu weten jullie het".
Gebhard Waldmont spreekt deze woor
den uit met grote bitterheid in zijn stem.
,,Ik kan me wel voor mijn kop slaan"
herhaalt hij.
Jochem is verslagen. Hij weet er wel
niet veel van, van idie gemene praktij
ken, maar hij heeft toch wel eens ge
hoord, hoe soldaten en zeelui soms wor
den geprest. En je kunt er niets tegen
doen, want je hebt je naam gezet en
bent gebonden aan die handtekening.
Maar Goffe vloekt en zegt, dat „zij
er toch ook nog zijn". Je behoeft je
.,U moest op het achterlicht van uw
voorganger rijden!" wilde de i'echter
weten.
„Dat is een leugen! Ik had zelf licht
maar die lichtjes helpen wel".
Gehoord als getuige werd wachtm. de
Vries, Ouddorp, die verklaarde dat verd.
zonder licht reed, zelf verklaarde dat hij
op de achterlichtjes koerste en dat hij
weigerde zijn naam te noemen.
Verd. verklaarde dat get. onwaarheid
sprak, maar dat wilde de rechter niet
aannemen. „De wachtmeester staat on
der ede", bracht Z. E. onder het oog.
Waarna verd. vertelde dat het lichtje
wat flakkerde. De dynamo stond aan,
maar was stroef.
,,U moogt niet met een sein- of knip
perlicht rijden" verweet de officier.
Verd. verzette zich tegen de bewerin
gen.
De eis was 10.of 4 d.
Verd. zei zich niet met leugens te
kunnen verenigen, waarna de rechter
veroordeelde tot 11.of 4 d, daarmede
verd. gelegenheid tot hoger beroep ge
vend.
„Altijd prima"
J. C. Fun, Sommelsdijk, zou met zijn
auto op de Zuiddijk te Nieuwe Tonge
gereden hebben zonder kentekenbewijs,
wat hij ontkende. Volgens de politie was
het niet goed zichtbaar.
„Betitaat niet! Mijn acliterlichben
branden altijd prima. Ik heb de wa,clit-
meester mijn auto aangeboden als hij
het anders bewijzen lean!" aldus verd.
,,Ik ben met die Versaille zelfs naar hem
toegegaan en heb hem dat aanbod ge
daan. Die zei als je het nu niet ver
diend hebt dan een andere keer wel!"
,,Kom nou!" wilde de i-echter het be
toog niet aannemen.
De rechter hield dan ook deze zaak
aan. Dezelfde verd. zou met onjuiste
verlichting bij mist gereden hebbeu.
Verd. gaf toe, dat één koplicht niet
brandde. Maar er branden twee mist
lampen en de parkeerlichten.
,,Die bermlampen tellen niet, die zit
ten niet op de voorgeschreven plaats!"
bracht de officier onder de aandacht.
Na. enige verdere vragen over mistlam
pen en de parkeerlichten was de eis
15.— of 6 d.
De rechter veroordeelde na enige per
soonlijke vragen tot 11.of 4 d.
Wel goed.
Joh. de Jong, Dirksland, reed een
bromfiets, waarvan een rem niet deugde
Verd. verklaarde dat de bromfiets
twee maanden oud was. De politieman
wilde de brommer zelf berijden, maar
dat dulde verd. niet. Volgens die slipte
de rem, maar de leverancier verklaarde
dat hij prima was, evenals wachtm.
Mulder. Maar die wachtm. was gepi
keerd!
,,Wel zijn al die wachtmeesters hier
dan schavuiten?" betwijfelde de rechter.
,,'t Viel mij lelijk tegen" klaagde verd.
die verder vertelde over zijn aanhouding
het optreden van de verbalisant en de
deugdelijkheid van de rem.
De rechter iiield daarop ook deze
zaak aan tot de juli-zitting.
Wel en niet
Joh. Mooijaart, Sommelsdijk, reed met
een auto zonder behoorlijke stoplichten
en bij een volgende aanhouding werkten
ze niet op de bedrijfsrem.
Verd. deelde mede, dat de stoplichten
wel branden, doch flikkerden, omdat er
een contactje haperde.
„Ze deden het dus niet?"
„Op het moment niet".
De officier eiste 20.sub. 8 d en
10.— of 4 d.
Verd. beriep zich op goede trouw. Hij
is direct naar de garage gegaan. En
zelfs op een nieuwe auto geeft men
geen garantie voor de verlichting.
De rechter veroordeelde tot 15.
of 6 d en 5.of 2 d. ,,We moeten
voor veilig verkeer zorgen!" bracht
Z.E. onder het oog. Verd. legde er zich
noodgedwongen bij neer.
G. van Rijn, Gouda, reed motor zonder
rijbewijs. Per zitting kon hij echter wel
het rijbewijs overleggen. Hij kreeg het
kort na de overtreding.
Eis en uitspraak waren conform.
In eigen huis.
M. van Seters, Stellendam zou diep,
maar volgens zijn verweer niet te diep
in het glaasje gekeken hebben. Wachtm.
de Vries legde getuigenis af en bleef bij
zijn verbaal.
„Vindt U het dan niet vreemd, dat
de wachtmeester met mij mee is gelo
pen en wel drie keer zei, dat ik maar
op de fiets moest stappen?" vroeg verd.
„En de andere dag kwam hij mij in mijn
eigen huis verbaliseren".
„Wees blij dat de wachtm. u thuis
bracht!" vond de officier. De eis was
hoger dan normaal n.l. 15.of 6 d.
zo'n behandeling toch niet te laten aan
leunen! „Laten we die smeerlappen eens
roepen. Desnoods slaan we ze dood".
Hij strompeld door de ruimte botst
even tegen Jochem op ze kunnen
geen hand voor ogen zien en vindt
dan eindelijk de deur, waartegen hij
schoppen en beuken gaat. Lémand komt
hem bijstaan. Dan is het even stil. Maar
van buiten dringt geen enkele geluid tot
hen door.
,,Ze laten ons hier stikken of verhon
geren", zegt Lémand.
„Ben je gek", meent Gebhard. ,,Wat
zouden ze daaraan hebben. Ze komen
ons wel halen, als het hen belieft. We
zijn geronseld man, geloof me nou toch"
Goffe gelooft het of gelooft het niet,
in elk geval: hij gaat weer timmeren
op de deur. Met hetzelfde resultaat als
zo even.
„Zeg, als de vent komt, vallen we
allen op hem aan en maken hem dood".
Gebhard lacht om die voorslag:
„iDacht je soms dat die vent alleen zou
komen? Misschien zien we hem niet
eens meer. Wacht maar, ze komen met
eeu man of wat. Met wapens. Wij staan
machteloos. Opzitten en pootjes geven,
déit kunnen we nog. Hadden jullie maar
naar mij geluisterd. Ik vertrouwde die
vent voor geen oortje".
,,Ja, je had gelijk", beaamt Jochem.
,,Maar dat napraten helpt niet meer.
We moeten proberen weg te komen. Niet
zoals Goffe zegt. Dat helpt niets. We
(22.)
Wij hebben gezien, dat de leden van
de kerkeraad werkelijk een zware post
hebben bekleed in die goeie ouwe tijd.
Een eresaluut aan ons voorgeslacht.
Uit zuiver historiscli oogpunt drukken
wij hier de tekst af van twee officiële
stukken, die betrekking hebben op het
fabelachtig omslachtig beroopingsweik.
1. Acte van beroeping'.
Aisoo de kerke op Den Bornmo! op
het Haringvliet door het overlijden van
de Eerw. Godz. Welgeloerde Heer Cor
nelius Vreeswater op den 23 Februari
1735 is komen te vaceren en de noodt
der voorschreven kei-k vereyst wedorcm
met een bekwaam en Godzalig predi
kant versorgt te werden, soo is het dat
wij onderschreven leden des l^erkeraads
aldaar, na voorgaande communicatie
met den Hoog Welgeboren Heer F. van
Aerssen van Sommelsdijk, Heere van
S'ommelsdijlï, Ooltgensplaat. den Bom
mel en Spijk, vice admiraal van Holland
en Westvriesland etc. etc. etc. ende vol
gende approbatie onderrigt door var-
scheyden loffelijke getuygenisse en ook
door' eygen ondei'vindinge versekert
sijnde van de geleertlieyt en de be
kwaamheid van de eerw. godvrugtige en
geleerden heer Leonardus a Brakel, pie-
dikant te Schellinkliout, hebbende tot
ons contentement en genoegen van de
gansohe gemeynte l^eweesen voor te sijn
met genoegsame bekwaamheden tot het
predikambt gerequestreerd ten overstaan
van de gedeputeerde des E. classis van
Voorn en Putten ende een des naast ge-
setene predikanten, met eenparigheit
van stemmen beroepen en aangenomen
hebben, gelijk wij beroepen en aannee-
men bij desen den voornoemden Domi-
nus L. a Brakel tot onse ordinaire Pre
dikant om het Woord Gods regt te snij
den, de Heijlige sacramenten naar chris
telijke instellinge tot troost ei» verster-
kinge der waare geloovige te bedienen,
de kerkelijke discipline te oeffenen, de
siecken te troosten, de swacken te ver
sterken ende alles te verrigten, hetVi^elk
tot stigtinge en opbouw van het
Lichaam weesen sal, versoekende sijn E.
gelieven dese beroepinge als van den
Heere komende en van ons eenpariglijk
en hertelijcke toegenegentheyt gedaen
en aennemen met sulk een herte als wij
die presenteeren, beloovende dat wij ons
sijn eerw. onderwijzing' en bestraffinge
uyt den Woorde Gods willig zullen on
derwerpen naar behooren, biddende
m.ede dat de E. Classis van Voorn en
Putten gelieve dese beroepinge te ap-
probeeren en dat haar desen onse ge
liefde in den H. Dienst met den eersten
laaten bevestigen, alsoo de noodt van
onse kerke sulks is ten hoogsten verey-
sende, vertrouwende dat sijn E, over
komt tot ons zal strekken ter eere Gods,
tot voortplantinge van sijne H, waarheyt
en vele menschen zaligheyt.
Aldus gedaan in onze Kerkelijke ver-
De boete interesseerde verd. niet wel
de behandeling door verbalisant.
De rechter veroordeelde conform de
eis,
J. van Splunter, Goedereede, zou als
hoofd van een café brandewijn en bes
senjenever hebben verl-cocht. Verd. ver
klaarde dat ei' nooit borreltjes verkocht
worden.
„Er waren anders zes verbalisanten"
merkte de officier op, die 15.of
6 d eiste met vernietiging van de drank.
Veroordeling geschiedde conform.
Niet rechts
C. Hotting, Ooltgensplaat, zou op 8
dec. j.l. gereden hebben met een tractor
en aanhangwagen door de Brandewijn
straat en niet voldoende rechts gereden
hebben. Er liepen kinderen en daar
moeten smeken en bidden om ons vrij te
laten".
„Ach man, hou op. We hangen, afge
lopen", zegt Gebhard.
Ze zijn er nu wel van overtuigd. Hn
moedeloos laten ze zich weer op de kou
de grond vallen, waar zij deze nacht ge
slapen hebben. Jochem heeft een bar
stende hoofdpijn. Hij schaamt zich, dat
hij zich gister zover heeft laten gaan.
Hij wist niet, wat dronkenschap was.
Nu weet hij het wel en goed ook. Hij is
er beroerd van. .En als,het waar is, wat
Gebhard o, het is waar,.dan ziet
hij Liegnitz in geen jaren... misschien
helemaal niet meer... en Lize...
Ze praten honderd uit en I<oraen altijd
op hetzelfde terug. Je praat in een cir
kel. En hun lot komen ze pas te weten,
als die van buiten komen, om het hun
mede te delen. Wie weet, hoe lang het
duurt.
„Misschien moeten we hier een paar
dagen zitten. Om ons nog meer murw
te maken", oppert Gebhard. ,,'t Is tuig.
Ze moesten die kerels..."
,,St, st", zegt Jochem opeen. ,,Ik lioor
wat",
Goffe die nu de v/eg weet, snelt naar
de deur en gaat weer bonzen.
„Houdt op, kerel. Het helpt niets en
dan horen we helemaal niets", zegt
Lémand.
Het is nu weer stil. Duidelijk horen
ze voetstappen. Ook stemmen. De deur
wordt behoedzaam geopend en een
ohfce gewo'onelijke handteekeningen >in-
dïïrtèekelid. f
Jan 'Gerritse Bakker
Jaques Teeuwisse Braber
Krijn Jacobse Koert, ouderlin.r;pn
David Mijsse
Jan Lodder, diaconen
Jan Kardux oud ouderling
Jan Zuyddijk oud-diaken
Bovendien was deze beroepsbric" r.og
voor goedgekeurd getekend door do af
gevaardigden van de classis, en ilr.or
een predikant ener naburige gemeente.
Vervolgens ook nog door de Ambachts
heer.
Z, Acte van Approbatie.
De classis van Voorn en Putten, ver
gadert binnen de stad Briel op den 21
Juni 1735, gesien hebbende de boven
staande beroepinge des kerkenraads van
Den Bommel op Ds Leonardus a 'Brakel
uytgebracht en geteekent den 3 Mei
l'iSS, m_itsgaders de apporbatie van den
Hoogwelgebooren Heer F. van Aerssen
van Sommelsdijk, Ooltgensplaat, den
Bommel, Spijk etc. etc. etc, sijnde desel-
ve gedateerd in Den Hage den 12 Mei
1735, heeft deselve geapprobeerd, gelijk
wij approbeeren mits desen.
Aldus gedaan ter plaatse en dag als
boven en uyt naem des E. Classis van
Voorn en Putten.
Herm. van Houten
scriba,
Bankenkwestie
De nieuvre predikant was hier nog
geen veertien dagen op het anders zo
rustige Bommeltje, goedkerks en goed-
geefs, of er was een taraelijlï iioog lo
pende kwestie over een banlv in de kerk,
In 1929 heb ik dit uitvoerig beschre
ven aan de hand van de uitgebreide no
tulen. Wij zullen de zaak een beetje be-
korten.
Op 18 augustus 1735 had de kerke-
raad bij aanplakbiljetten doen vragen of
lernand nog aanspraak maken wilde op
da zog'anaamde gezv/oren banken. Deze
stond aan do zuidelijke muur. Zij had
5 zitplaatsen. Drie personen hadden elk
een, en de heer van Weel tv/ee zitplaat
sen. De vier heren lieten hun recht op
de bank gelden en gaven daarvan
schriftelijk kennis. Maar de kerkeraad
vond de motivering onvoldoende. De he
ren moesten de bank maar uit de kerk
halen en zo zij dit niet deden, dan zou
de kerkeraad hern er uit laten zetten.
Daar was geen woord frans bij. Wilden
zij echter de bank aan de kerk schen
ken, dan mochten zij een jaar voor een
„civiele" prijs zitten. Verder zou de ker
keraad naar eer en geweten handelen.
Predikant en kerkmeester brachten de
boodschap over. De heren gingen er niet
mee akkoord waarop de kerkeraad hun
acht dagen bedenktijd gaf en zo zij er
niet op ingingen dan ging de bank op
straat. Toen kwam er een afgevaardigde
die klaagde over de te hoge huur. Ook
hierover was de kerkeraad niet te spre
ken. De zaak bleef zo zij was. Men
kwam dan eindelijk overeen, dat de
huurprijs gelijk zou zijn aan de bank
va,n Bigge. Nu gingen predikant en
David Mijs op pad. Dit had resultaat.
De heren konden blijven zitten en de
kerkeraad mocht aan de bank verande
ren wat hem geliefde. Echter werden de
zitplaatsen erfelijk verklaard tegen be
taling volgens tarief van 1735 zonder
dat dit ooit verhoogd zou mogen worden
Mocht iemand in gebreke blijven te be
talen, dan was de plaats vervallen ver
klaard. Dit zou ingaan 1 Jan. 1737. Dit
voorstel werd aangenomen. Maar 20
jaar later tekent ds Bonte er bij aan:
Wat is aangenomen? Dat zij betalen
zouden. Welnu, zij betalen niet.
In 1929 was er nog 'n plaats, n.l. van
de toen nog in leven zijnde heer van
Weel, nazaat van de oude schoolmees
ter. De kerkeraad vond het een scheve
toestand, v/aaraan dan eindelijk een
eind is gekomen.
Maarssen. Ds G, van der Zee
(Wordt vervolgd)
moest verd. voor uitwijken. Maar hij
reed ze toch aan.
„Die aanrijding is U niet verweten
alleen het links rijden", merkte de of
ficier op. De eis was 5.of 2 d. Uit
spraak idem,
Jac. Jonker, Oude Tonge, bromfietste
over een voetpad. De schikking was
10.en dat had verd. veel gevonden.
Hij lioopte op minder, Verd, gaf de
overtreding' toe.
De officier maakte er 7.50 van de
rechter hield het daarbij.
C. F. van Dijlc, Sommelsdijk, verliet
een autobus op het Havenhoofd door de
nooddeur aan de linkerzijde. Verd, gaf
het feit toe, maar achtte de schikking
van 5.veel te hoog. De rechter vond
dat eigenwijs en hield het op 5.
(Vervolg pag. 3)
flauwe liclitstraal glipt naar binnen: er
staat een ms-n, die een lantaarn cin-
hoog houdt.
Jochem ontdekt hij is het dichts!:
bij de deur dat vier gewapende man
nen de toegang bezet houden. Er is
geen dóórkomen aan. Dan klinkt opeens
de stem van Sinjeur Willemsz. Zij be
hoeven zioii geen enkele illusie te mxaken
als zij dat soms nog gedaan mochten
hebben. De vriendelijkheid is uit die
stem radicaal verdwenen. Kort en bij
tend laat hij zich horen.
„Jullie hebben gisteravond voor zes
jaar getekend. Als soldaat of matroos
van de Oost-Indische Compagnie, Als
het niet goedschiks wil, dan maar
kwaadschiks. Verzet helpt niet, vluch
ten is onmogelijk. Mocht dat soms nog
gelukken, jullie worden onmiddellijk ge
pakt en doodgeschoten. Want dat is de
sertie. Jullie namen verbinden jullie.
Weest nu verstandig. Gedraagt je lot
ais inannen. Dat lot is heel goed, ik be-
loof het jullie. Behoorlijk eten en be
hoorlijke gage. In Indië kun je vooruit
komen. Dat ligt alleen aan jullie. Hier
is eten in overvloed. Verhongeren zullen
jullie niet. Een voorschot op jullie gage
wordt verstrekt. Kleren en andere din
gen ontvangen juUie ook. Zes jaar zijn
gauw genoeg om".
(Wordt vervolgd)