iiiynDEn-iiiEuws balm Rede van de heer A. Vlasblom (S.G.P.) ONS VOLK" Kerkgeschiedenis van Den Bommel rtus Laanveld 2de blad Vrijdag 8 februari 1957 No. 2571 UIÏHtï VOOR HET BETERE FOTOWERK in één nacht Uw handen gaaf en zacht Kind erhoekj e Prov, Staten van Zuid-Holland Kopen op afbetaling Indonesië, de gordel van smaragd Revolutie in Indonesië en in Busland Ambon en de Ambon- nezen De brochure van prof. mr. Gerbrandy Het is niet onze gewoonte het venster te openen naar de zijde „Buitenland". Wij hebben binnenslands voldoende stof tot overwegren en leren en dan blijjft er voor 't buitenland niet veel ruimte meer over. Onder 't buitenland moeten wij sedert december 1949 ook Indië rekenen thans Indonesië geheten. Ge kunt er echter maar niet los van komen. Wtj hebben er zoveel goed werk gedaan, 't Was een gordel van smaragd. Nu is het er een revolutionaire bende, zoals te voorspellen was. Maar 't gaat je als Nederlander toch aan het hart. Ook zit ten er miljoenen nederlands geld in de cultures. En dat schone eilandenrijk is zo ver weg en wij zijn er uitgerangeerd. In 1917 kwam in Rusland de revolutie op; er waren bolsjewiki en mensjewiki. Weet U het nog Men kan dit jaar het 40 jarig jubileum vieren. Dan moeten de russen maar niet denken aan de tal loze doden... aan al het leed en de tra nen! Welnu, heel wat nederlanders had den hun geld geheel of voor een groot deel in russische effecten belegd, russi- sche sporen b.v. Toen kwamen de com munisten aan het roer en zq gaven een schrap door al die schulden, zij erkenden geen effectenschuld. Daardoor is menig gezin tot de bedelstaf gebracht. Te sterk uitgedrukt? Voor de oude mensen die hun kapitaaltje zagen wegzinken was het de genadeslag, zij werden de „nieuwe armen" genoemd. Over de be weegredenen om toen zijn geld aan rus land te lenen spreken wij nu niet; het feit ligt er. Zal het met Indonesië ook zo gaan? Naar mijn persoonlijke mening is dit al weer een van de vele gevaren en nadelen die ons land bedreigen en die de tijden zo somber maken. De Heere kan het verhoeden, maar er staan m.i. vele moei lijkheden vlak voor de deur van Neder land. Dan ziet een volk naar zijn rege ring op, maar die kenmerkt zich ook al niet door een fors beleid. En het volk zelf leeft in een roes, is als de kinderen die op straat spelen; die dragen ge lukkig geen vraagstukken mee. In zulke bewogen tijden hebben'wrij flinke staatslieden nodig, bekwame, ernstige mensen. Die zijn al heel dun ge zaaid; wij lopen meest maar achter de feiten aan. 1957 zal ons nog heel wat te zien geven. Waar niet is verliest de keizer zijn recht. Dat zegt het spreekwoord. Maar de oude notaris maakte mfl er op at tent, dat dat recht in zulk een geval juist het enige is dat de keizer over houdt. Ja 't is waar. Het recht kan ver drongen worden, maar het blijft om ge hoor roepen. Wij hebben nu al enkele jaren de kwestie-Ambon. In enkele kampen heb ben wij de Ambonnezenfamilies gehuis vest, nadat nederland niet geneigd was de demobiliserende ambonezen, die altijd trouw voor nederland hadden gevochten tegen de japanners, naar Ambon terug te laten gaan. Zij eisen zelfstandigheid in Ambon. De regering acht dat niet mogelijk, tenzij men er een oorlog om riskeert. Aan deze zaak is weer nieuwe aandacht geschonken door een pittige brochure van het A.R.-Kamerlid en oud- minister te Londen, prof. mr. P. S. Ger brandy. Daar aan moet een artikeltje gewijd worden. Besluiten wij thans met de erkenning, dat de houding van de ambonezen in het kamp te West-Kapelle op Walcheren, zeer onbehoorlijk is. Men wil niet werken wil ook geen steun van de regering ont vangen, weigert de kinderen melk, die gebracht wordt, te geven en zo al meer. Dat is een hopeloos verzet. Met geweld zal daar verandering in gebracht moeten worden. De burgemeester van West-Ka pelle meent te weten, dat zij met geld gesteund en gestijfd worden door de Stichting „door de eeuvren trouw", die voor het recht der ambonezen opkomt. Is dat vermoeden juist, dan kan ik dat niet prijzen. Men kan volkomen zijn recht behouden, maar op zeker moment het niet tot gelding kunnen brengen, door wiens schuld dan ook. Maar dan mag niemand recalcitrant zön, hoeveel onrecht er ook in 't verleden ligt. Wij zullen echter uit prof. Gerbrandy's brochure iets mededelen. Hem ligt het recht van Ambon zwaar op het hart. En vele rechtsgeleerden mt en buiten de antirev. kring stencunen met hem in. De schrijver was door het Ant. rev. partyblad Nederl. Gedachten om een ar tikel over Ambon gevraagd. Toen hij het artikel inzond werd het geweigerd om dat het te lang was en omdat de redac tie het er niet mede eens was. Daarom Het prof. Gerbrandy het nu als brochure by Kok in Kampen verschonen. Waarnemer. Beste jongens en meisjes! Hier zijn we dan weer met ons we kelijks „hoekje". Deze week komt er een raadsel, dat werd ingezonden door Wim en Nelie Muye, Den Haag. FEBRUARI-RAADSEL 2 Het geheel bestaat uit 28 letters en vormt een tekst uit Matth. 3. Al de vra gen zijn te vinden in het genoemde Bij belboek. 1 En in die dagen kwam Johannes de Doper, predikende in de 23, 24, 15, 4, 20, 25. 2 Hij predikte de 16, 17, 18, 19 der bekering tot vergeving der zonden. 3 Hij was bekleed met kemelshaar en met een lederen 14, 6, 25, 26, 27, e, om zijn lendenen. 4 En hij zeide: Na 1, 2 komt die ster ker Is dan ik, wien ik niet 23, 11, 11, 25, 7, 8, 9 ben, nederbukkende, de riem zijner schoenen 21, 22 ont binden. 5 En zij werden van Hem gedoopt in de Jordaan, belijdende hunne zon den. Toen kwam Jezus van Gali- lea naar de Jordaan om 10, 11, 12 hem gedoopt te worden. 6 Doch Johannes weigerde Hem zeer. Maar Jezus antwoordende, zeide tot hem: Laat 12, 13 af, want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. 7 Hij moet wassen en ik moet 1, 3, 28, 7, 22, 25 worden. CORRESPONDENTIE. Deze week begin ik met twee nieuwe lingen; To V. d. M., Dirksland. Hartelijk wel kom. To! Misschien ben je het al eer der van plan geweest om mee te gaan doen, maar het kwam er maar niet van. Nu sta je dan in de krant en ik hoop van nog vele keren. Heb je de oplossin gen goed bekeken? Dan zal je wel ge zien hebben hoe het moest. De einduit komst was goed. Hannie de B., Ouddorp. Ook hartelijk welkom, Hannie! Wij kennen elkander al, nietwaar? Dat kunnen niet veel nichtjes en neefjes zeggen, hoor! Ja, jij schrijft heel anders dan EUy. Dat vind je mooier? Duidelijker is dat van je oudere zus, vind je niet? Knap, dat je de raadsels haast helemaal alleen hebt opgelost! Jaap en Leen Af., Dordrecht. Einde lijk gaat het er dan toch van komen: In L. horen jullie nu toch thuis, niet waar? Ik denk dat allen wel blij zijn. Het nieuwe adres is nog al bekend. Ja, op school zal het wel verandering ge ven; dat is in het begin wel lastig, maar daar moeten jullie doorheen. Roep niet te hard van „geen winter meer", want in februari kan er nog een heel strenge winter komen opzetten. Hans D., Barendrecht. Best hoor, dat je nog mee doet. Te oud ben je niet gauw. Ik heb van beide sterfgevallen gelezen. Ja, als het onze familie betreft, dan spreekt het meer tot ons. Het nieu we jaar is nog maar enkele weken be gonnen en er zijn op vele plaatsen weer al gezinnen en families in rouw gedom peld. Wij krijgen waarschuwende stem men genoeg; als ze ons maar eens aan spraken! EUy de B., Ouddorp. Leuk, dat ik jul lie allebei nu heb! Dat was een pret tige verjaardag, met die cadeaus. Zo'n zangkaft heb ik óók nog nodig, dus je ziet wel dat je die lange tijd kunt ge bruiken. Je roept zo hard „dadg", dat ik het haast uit Ouddorp zou horen! Arie N., Middelhamis. Wat is groot moeder oud geworden! En wat heeft ze veel jaren van een goede gezondheid mogen genieten! Maar tochhet ein de is gekomen en voor jullie is het ver lies er. Wij kunnen ze niet missen, hé? Je broer is deze week vertrokken, niet waar? Zag hij er niet tegen op? Gerrit v. d. B., Den Bommel. IJspret is er nog niet geweest voor je, hè? Toch kan dat nog heel goed, hoor! Dat je ook samen werkte met de organist van de kerk, wist ik niet. Waarom schaffen ze geen elektro-motor aan? Hoe ging het bij de nieuwe dominee? Jaantje v. d. S., Herkingen. Nog har telijk gefeliciteerd met je verjaardag, al is het een week geleden. Is het gezel lig geweest? Wat een verschil met het vorige jaar op je verjaardag, hè? Toen was het ongeveer twintig graden kou der. Nu heb je geen schaatsen kunnen gebruiken. Adri V. d. B., Den Bommel. Je album is zodoende al een heel eind gevuld. Uit Meerkerk kwam er wel een bladzij bij, denk ik. Waren er mooie bij? Had je in M. willen blijven? Het is nu weer al vier jaar geleden; kun je je dat voor stellen? Kees V. d. W., Ooltgensplaat. Dat was toch dom van Daan, want het had heel wat erger kunnen aflopen. Of was het geen opzet? Zit jij bij de nieuwe mees ter? Hoe gaat het? Jan L., Nieuwe Tonge. Ja, dat is al een poosje geleden. Jan. Al is je werk niet allemaal af, dan moet je toch maar inzenden. Niet iedereen heeft alles. De namen Willibrord en Willebrord wor den allebei gebruikt, dus was dat niet fout. In Westkapelle heten nu nog men sen Willeboordse naar de evangeliepre diker. Kees J., Middelhamis. Je hebt dus de vertelling van Wim wel met aandacht gelezen! Jij kan wel zeggen of hij alles naar waarheid heeft geschreven. Dat het er mooi is, kan ik me voorstellen. Gelukkig, dat jullie toch liever in M. wonen, hè? Aria V., Middelhamis. Dat zal Gerda wel leuk gevonden hebben! Waren de raadsels echte fijne, zoals je schreef? Dat doet me genoegen; dat wordt niet altijd gezegd, hoor! Er zijn kinderen, die ze erg moeilijk vonden! Enkele van die boeken ken ik wel. Dat schaatsen zal wellicht nog wel komen; de winter is nog niet voorbij. Allemaal de hartelijke groeten van OOM KO. II Heeft het vorige jaar voor de S.G.P. dhr. H. van Rossimi het woord gevoerd bij de behandeling van de begroting, thans voerde dhr. A. Vlasblom van Delft het woord, uit wiens rede wq thans het een en ander voor onze lezers aan stippen. Spr. begon, er op te wijzen, dat hij namens ons volk wenste te spreken dat in overeenstemming is en moet zijn met onze landsgeboorte. Dit was naar aanleiding van een op merking die door een der C.H. leden van het College was gedaan, dat hij steeds sprak van „ons volk", terwijl dit in feite maar een kleine fractie daarvan was. Aan de hand van een verkiezingsblad „Binding", dat btj de verkiezing door de C.H. Unie was uitgegeven, wees spre ker er op, dat ook daar was geschreven en gesproken over ons volk en dat ge heel ons volk zich moest onderwerpen aan Gods Woord. Welnu daarbtj sloot de spreker zich aan, maar wenste dit dan ook ten uit voer te zien gebracht in het college van G.S. Deze gedachte moet worden gere aliseerd en de S.G.P. wil die poging gaarne steunen, om die gedachte nader uit te werken. In een opbouwende rede werd be toogd, dat op dit standpimt velen in ons land hebben gestaan, wat met een keur van citaten werd aangetoond. Dat met name de voornamen, van hen die ons thans tegenstaan, destijds een geheel ander geluid hebben doen horen, doch waarbij de S.G.P. zich kan aan sluiten. Mannen als Hoedemaker, Groen, Keuchenius en zovele anderen. Groen sprak van ons Nederlandse volk en hij protesteerde steeds er tegen dat men ons volk een beginsel opdrong, dat met de oorsprong van Nederland in strfld was. Wij hebben, zegt'Groen, altijd rekening te houden met het historisch gewordene, met onze oorsprong, welke hgt in de Reformatie. Dat is het begin sel onzer kracht geweest, wtf zijn voort gekomen uit het Geneve van Calvin. En nu Is het het Calvinisme, het Pu ritanisme geweest, dat in zijn onvoor waardelijke onderwerping aan het Woord des Heeren daarin zijn kracht vond voor haar strijd. Daarom wil de S.G.P. die 'n eigen beginsel bekleed in aansluiting met die der Vaderen, dit standpunt nooit loslaten door er anders geen grond over blijft om als partij te blijven bestaan. Met dr. Hoedemaker was hij er van overtuigd, uit wiens geschriften werd geciteerd, dat er in Nederland, naast de andere Óhr. partijen een plaats over blijft voor een partij, dat handhaaft art. 36 van onze Nederlandse geloofsbelfl- denis, maar dan op zijn Dordtsch. Prin cipieel stelde hij, evenals dr. Hoedema ker aan de orde, op staatkundig gebied dat heel ons volk, als een eenheid, zich boog voor het Woord des Heeren. Niet zonder rede was er derhalve door hem gesproken van „ons volk", zoals hij het zag en gezien moest worden en dat derhalve een grondslag moet worden ge legd, dat een steun vindt bij de helft plus één maar in de H. Schrift. Toen dit beginsel werd gehandhaafd, ging het ons volk goed. Daarom Is dit de preliminaire kwestie die altijd aan de orde moet blijven ge steld, handhaving van de belijdenis, op de manier van Dordt. En zolang wij het daarover niet eens z^jn, kunnen wij niet gaan zitten aan dezelfde tafel. Toch kan een kleine partij sterk zijn, omdat in kerk en school en maatschap- pij die beginselen vatbaar zijn, die rust en vrede brengen in het hart, en tot heil zijn voor ons volk. Maar dan moeten wtj onverzwakt handhaven die beginse len, die daaraan ten grondslag leggen, welke gelden voor iedere Overheid. Niet het standpunt huldigen, dat in onze da gen weer opgeld is gaan doen, en nader is beUcht, dat de Decaloog, de wet der tien geboden, voor ons volk niet geldt, omdat wrig niet persoonlijk niet uit Egjrp- te uitgeleid zijn. Och, och, wat een so- phisme. Maar dan verdienen zij het zelf de verwijt dat ds. v. d. Kemp in zijn Catechismus de wetsbestrijders toevoegt waarbfl zij worden ingedeeld, ds. v. d. Kemp zegt, dat het grote dwaasheid is van hen, om te besluiten, dat de wet van Mozes ons niet aangaat, daar toch die wet, die uit Gods Opperwezen, dat Hij de JEHOVA is, vloeit Geciteerd werd, wat dr. Kuijper en dr. Bavinck hebben neergeschreven, te dien aanzien en tevens vastgesteld, dat voor alle tijden en alle volken die Deca loog geldende is. Vastgesteld werd, dat het Gods eer te na komen zou, indien men nu stellen zou, dat God Zijn wil niet zo duidelijk had bekend gemaakt, dat zijn denares- se de Overheid, in de zaken, die haar regarderen, diens wil uit Zijn Woord en Wet zou kunnen te weten komen. Subsidies De begroting spreekt van een reeks ingewikkelde verschijnselen, waarop na der een antwoord zal worden gegeven. Door G.S. zijn richtlijnen vastgesteld ten aanzien van de subsidies, die worden verstrekt. Reeds voor de oorlog was door dhr. A. J. Kersten daarop aange drongen en spr. heeft G.S. steeds daar op gewezen. Eindelijk zijn zij gekomen en nu moet spreker zeggen, dat deze richtlijnen hem teleurstellen. Met name worden die punten genoemd, die voor ons onaannemelijk zijn. Stukken, die niet behoren tot de taak van de overheid, zoals toneel, ballet, muziek, orkesten, cultuurverheerlöklng, kampeerraad, openbare leeszalen, jeugdherbergen, enz. Reeds heeft spr. in den brede voorheen hierbfl stilgestaan en het ontoelaatbare aangetoond en gewezen daarop, dat dit dingen zijn, die ons volk niet zullen ver hogen, doch haar op doet gaan in de ijdele dingen van deze wereld. De vraag is gesteld, moeten onze mensen daarvoor hun zuurverdiende pen ningen opbrengen aan belastingen, om die met name op den Dag des Heeren te zien doorgebracht. Is dit geen aan klacht tegen deze Overheid. G.S. zullen dit nooit kunnen verantwoorden. Zij heeft in deze een roeping. Groter waar den zijn er in het menselijk leven, nood zakelijker dan al deze dingen. Wij moeten iedere aanraking met deze wereld die in het boze hgt, vermijden, om des be ginselen wil. En dan zijn wij niet dopersch, wel Dordtsch, dat bewijst onze aanwezigheid op deze plaats. Heilloos wordt dit pad genoemd, om alles wat zich om steun aanbied te gaan steunen, zonder te vra gen, of dit in overeenstemming is met Gods Woord, en in het belang der Pro vincie. Veelal zijn het voordrachten, on derwerpen en zaken, waarbij Gods Dag VAEIA De kerkbouw en zijn voorbereidingen vormen een afgerond hoofdstuk. Nu krq- gen wij weer allerlei gegevens die wq maar Varia noemen. Over het jaar 1654 is er een uitvoerige rekening en dat wel voor het eerst. Het blijkt, dat hij het H. Avondmaal dan ge middeld 24.wordt gecollecteerd. Het sacrament stond in ere en de deelname was zeer bevredigend. Er was geloof en vrgmoedigheid. De doden werden in de kerk begraven. De kosten waren 6.voor volwasse nen en 3.voor kinderen. Toen de ruimte te klein werd, ging men een kerkhof aanleggen. Het begraven werd gezien als een kerkelijke aangelegen heid. De Staten van Holland bepaalden omstreeks 1786 dat men niet meer in de kerkgebouwen begraven mocht. De graven die er waren werden gesloten verklaard. Onder invloed der Franse re volutie kwam hierin grondige verande ring. Huwelijk, begrafenis, onderwijs enz. werden als burgerlijke aangelegen heden beschouwd. Zo kwam er een wet op de begraafplaatsen anno 1 januari 1829, waarbij bepaald werd, dat de be- graafrechten aan de burgerlijke plaatse lijke overheid vervielen. Echter tegen schadeloosstelling. Later zullen wij zien hoe het hier gegaan is. Voor het gebruik van het kerkedoodkleed betaalde men 1.—. Om het H. Avondmaal aan te richten was er ook het benodigde materiaal aan te schaffen, hetgeen 13.kostte. Was er een grote som geld nodig, dan kon men op het dorp nog niet terecht. (Boerenleenbanken zijn van later da tum) dan reisde men naar de stad. Daar waren wisselbanken, zo genoemd naar de ontzaglijk veel soorten geld, die in om loop waren. De gulden was vrijwel al gemeen, doch bijna elke provincie had zijn eigen munten. Oortjes, penningen, duiten, stuivers, stoters, zesthalven, schellingen, daalders, kronen, reyers, du- caten enz. Dit duurde tot 1820. Bankpa- pier was er ook nog niet, zodat men ge regeld zat met een zware buidel geld in de kerkelijke kassen. Kwajongens be snoeiden de grote stukken geld door er een brok rand af te snijden en die schil fers op te smelten, ten einde daar weer geld van te maken. Vandaar dat als het al te bar werd de kerkeraad er eens genoegen meenam en btj betaling van een grote som het geld liet wegen. Dan ontbrak er wel eens een aantal ducaten aan. Een ducaat is f 3.50. Onder de oude munten waren er ook kerkhalfblanken. Daarbij nog zorenode- len. Dit geld werd betaald als een soort polderbelasting. De polderkamer heette de Radout. Zij diende bij uitermate hoog water tot toevluchtsoord. De kerk moest dat gebouw onderhouden, gelijk ook blijkt uit de rekening: Aan kalck van een fries schip op den Bommel voor de Radout, 16 en 10 stuivers. Ook sloot men nog een lening van 1000.bij joffrou Praem, die met 8%% genoegen nam. Ons dunkt zo kan het wel. Ttjdens de geldinzameling voor de kerkbouw zond de kerkeraad ver zoekschriften rond in bladkoper door heel de classis heen. Dit lijkt mfl uiter mate deftig. Het oortje was de kleinste mimt, veel minder waard dan de oude halve cent. Welnu, oortjesgeld was een soort belasting, die de kerk gerechtigd was te heffen. De predikant deed eens verantwoording, dat hij 15.had uit gegeven aan passanten (bedelaars) uit de oortjespot, „daertoe van de Staten geordineert". Om de kerk heen werd een kerkhof aangelegd met brugje en hekwerk, dat 17.85 kostte. Ook legde de kerk beslag op het visrecht, gelflk het oude plaatje van Den Bommel vermeldt: Het dorp waarop uw oog hier staart Is om zijn visserq vermaard. Over de loonstandaard valt ook iets te zeggen. Twee metselaars verdienen in twee weken S6.83en een timmerman in een week 9.60. Zy dronken gratis bier welke rekening tijdens de bouw 200. beliep. Koffie en thee waren nog min of meer onbekende dranken. Toen ds. van der Poel overleden was bleef de we duwe hier nog enige jaren en heeft in 1654 eigenhandig de rekening onderte kend met Elizabeth van der Poel. De dijkgraaf had 1000.aan de kerk geleend. In 1649 werd 400.af gelost. Om de resterende 600,te kwijten riep men de oude en nieuwe kerkeraad bijeen. Alle tien personen schoten 60.voor en wel met dien verstande, dat ieder het gaf ten name van zijn kind met naam vermeld. De kerk mocht het bedrag te allen tijde af lossen, doch stierf het kind, dan was de kerk vrü, bleef de kerk ingebreke, dan moest zolang het kind leefde en de schuld niet afgelost was, de kerk een rente geven van 10%. In de loop der jaren is alles afgelost. Met de rentestandaard wist men wel raad. Het was geen peulschilletje. Daar om ging de kerk over tot aflossing van de schuld aan de goede juffrouw Praem, die bijna 9% kreeg. De kerk leende nu tegen de nog hoge rentevoet van 6%. Daar de kassen nog niet gescheiden wa ren hielp de diaconie de kerk in de ja ren 1649-'53 met 540.Voorzeker een mooi bedrag en dat zonder veel om haal met kerkelijke bepalingen. De ge meente was vrö hierin. Een boek met jaarrekeningen van de diaconie is er niet De inkomsten werden per jaar vermeld in het notulenboek. Ook onderhield de kerk de dorpswegen, die in deze jaren 250.vergden. In die tijd is de Voor straat werkelflk belegd met stenen, waartoe de overheid een subsidie gaf. Langzamerhand kwam er meer model in de notulen. Er staat niet veel meer in dan jaarverslag van de rekening, ver kiezing en aanstelling van een kerk meester. Deze kerkmeester was de boekhouder. In 1656 treedt als zodanig op Jacob Jacobse Mooyaart, een oude Bommelse naam. Het boekjaar was toen nog niet een ka lenderjaar. Men deed afrekening nu eens per 10 maanden, ook over 14 of 16 maanden. Zo krap namen ze het niet, maar vergaderden als men lust en tijd had. De kerkmeester was nu geen ou derling ot diaken, maar woonde wel de vergadering bfl als hfl daartoe nodig was. Hij droeg op last van de kerke raad de zorg voor de stoffelijke belan gen. Zo b.v. 7 oktober 1657, waar Jan Arendse Pover, diaken, toegestaan werd een graf te hebben voor zijn overleden vrouw in de tuin van de kerk, links van de kansel aan de zuidzijde voor 30. terwijl hijzelf daarbij begraven mocht worden, mits terstond na zijn overlijden 100.aan de kerk werd betaald. Maarssen. Ds. G. v. d. Zee (Wordt vervolgd) is gemoeid, waarbij de beginselen In het gedrang raken. Ondanks de voorlichting door G.S. gegeven, varen wfl nog in de mist, en komen er op deze vsrijze nooit uit. Rapporten en commentaren op het af betalingssysteem zijn niet van de lucht. Dezer dagen werd zelfs nog weer een gloednieuwe commissie ingesteld, die op de commentaren weer nieuw commen taar moet geven. Het boekje Kopen op afbetaling" van het Gezins-BegTotings-Instituut tapt echter uit het vaatje Aet algemene be schouwingen. Dit boekje is een gesprek van mens tot mens; vooral tot de mens die voor de vraag staat, zal ik dit of dat op afbetaling kopen of niet? Die vraag is in zijn algemeenheid niet zon der meer te beantwoorden. Het ant woord hangt af van de individuele om standigheden. Men zal tot een juister antwoord komen, naar mate men zich eerst eens rustig op die omstandigheden bezint en over de consequenties nadenkt Dan zal men in de meest letterlijke zin niet meer tot „onbezonnen" aanschaf fingen overgaan. Daarom ia het in dit boekje te doen. Want het zijn vooral on bezonnen aankopen, waarvan de gevol gen vaak lange tijd als een loden last op het gezin drukken. Afbetaling is nu eenmaal een muisje met een staartje, zoals Dick de Wilde in het omslag tot uiting brengt. Het gesprek in dit boekje wordt gevoerd door mevr. E. J. Wilzen- Bruins. Het boekje is 15 cent plaatselijk ver krijgbaar bij de spaarbanken, boeren leenbanken en commissies voor huishou delijke en gezinsvoorlichting; landelijk bij de Rijkspostspaarbank In Amsterdam OF EOANOES-KmWfS VERVOLGVERHAAL DE VROUW VAN door HERMAN NOORMAN (11) „En je hebt toch zeker „neen" gezegd Sjouk?" ^„Ik... ik heb „ja" gezegd" antwoordt öjouk bedremmeld. Dan barst Lemaire in een lachbui los. En zijn vrouw lacht even hard mee. „'t Is in orde, hoor, kind. Vader kletst maar wat. We hebben het al lang zien aankomen. Het verbaasde ons, dat Ber- tus nog niet gepraat heeft met jou. Je houdt van hem?" Sjoukje knikt sprakeloos en zegt dan: „Bertus dacht: de zoon van een landar beider..." „Nu wat zou dat?" stuift Lemaire op, "Is hij daarom soms minder? Een or dentelijk gezin, dat van Jelle Laanveld. Niets op aan te merken. Op Bertus ook niet. Ieder vader mocht zo'n schoonzoon Krijgen..Jammer, dat hij niet meegeko men is. Konden we een glas op drinken. Dan maar, als je eens uit Den Haag komt overwaaien". „'k Heb niks geen zin meer om naar Den Haag te gaan", zegt Sjouk. „Ha, wat heeft zq het te pakken. moeder! Maar dat gaat toch door, Sjouk. Het is goed voor je. Zo eens in de maand kom je dan een paar dagen over. En Bertus kan jou ook weleens opzoeken. Dat bepraten we morgen wel. Wel, wel, die Bertus! Heb ik in eens een goede opvolger in de zaak". De wereld gelukkig, stevent Bertus terug naar huis. Hij is daar door het dolle heen, zodat moeder verbaasd op kijkt. Jelle is al naar bed. „Waarom ben je niet naar Arnhem gegaan?" vraagt zij. „Moest dat voor de zaak?" „Dat kon ook morgen wel" antwoordt Bertus. „Ik had niet veel trek". „Kom je dan nu vaii Lemaire af? Je bent laat". „'t Is laat, zonder dat je er erg in hebt", meent Bertus die nog niet praten wil, alvorens zekerheid van de Lemaires te hebben, HiJ heeft met Sjouk afgespro ken, dat hfl morgen met haar vader en moeder praten zal niet vermoedend, dat Sjouk de weg voor hem effenen zou. Daarvan heeft ze niets gezegd. Piet komt binnen. Die is sinds zfln diensttijd nog forser en breder gewor den, een kerel als een boom, veel groter dan zijn vader. Aan 'n meisje dacht hij nog niet blijkbaar, althans ze merken er niets van. Het is heel wat waard, dat moeder Liaanveld er zo'n jongen bi) heeft die voor zijn doen aardig wat inbrengt. Hö geeft alles af, wat Bertus vast niet doet, naar zü'nu wel weet. Die verdient meer bij Lemaire dan hij zegt. Overi gens hij betaalt behoorlijk, meer dan Piet verdient. Materieel is het niet min der geworden bij de Laanvelds. AUeen... Bertus moest niet zo onverschillig ziJn. Er ziJn zondagen, dat hij niet in de kerk komt de laatste tijd. „Ik ga naar bed", zegt Plet, Bertus denkt er ook zo over. Dus stevenen de beide broers naar de zolder, waar zij nog steeds slapen. ,,Ik heb je wat te vertellen", zegt Ber tus, terwijl zij zich ontkleden. „Maar spreek er met niemand nog over, want ik moet morgen eerst zekerheid hebben. Het komt wel In orde denk Ik, maar je kunt toch niet weten..." De toon, waarop hij spreekt, overtuigt Piet ervan, dat er iets bijzonders is dit keer. Bertus kan wel eens meer zwam men over onderwerpen, die Piet niet in het minst interesseren. Maar nu... „Hc heb me vanavond verloofd". „Hè", merkt Piet stom verwonderd op. „Ik wist niet, dat jij... Een meisje In Arnhem?" „Neen, hier in het dorp. Met Sjouk..." „Wat!" roept Plet. „St, st. De muren hebben oren. 't Is zo Vanavond. Vóór ziJ naar Den Haag ging wilde ik zekerheid van haar hebben. Ik dacht het wel, we kennen mekaar al Zjp lang". „Doe je dat om de zaak van Lemaire of om Sjouk?," vraagt Piet dan opeens heel scherp. „Om Sjouk. Ik houd al jaren van haar. Maar ik was bang: de zoon van een landarbeider en zfl zijn toch geze ten burgers enfin ik zag er tegen op. Maar dat was helemaal verkeerd gezien We hebben ons verloofd. Morgen praat ik met Lemaire en dan hoor je er wel nader van". „Lemaire zal geen bezwaar hebben. Hij is een eenvoudige vent en hij mag jou wel, d^t weten we allemaal Maar het spijt me toch, dat het Sjouk Is..." „Wat heb jfl tegen Sjouk?" vraagt Bertus, nijdig wordend. „Niets man. Zij Is een lief meisje. Moeder mag haar ook graag. En vader ook wel. Ma.ar... zij Is ongelovig. Hoe kon je dat toch doen, Bert?" „We houden veel van elkaar, dat is voldoende", meent Bertus, die nog niet zover heeft doorgedacht. Waarom zal hij dat doen De kerk heeft bij hem ook niet een centrale plaats. „Dat is niet voldoende. Jij bent een gedoopte. Je moet straks belijdenis doen tenminste, als..." „Wat, als...?" „Als je daar tenminste behoefte aan hebt. Soms denk ik, dat het jou niet kan schelen. Maar dat is toch niet goed, Bertus. Jongen, jij moet beter weten". „Ach, ga nou niet preken. Ik ben niet zoals jullie, dat is waar. Kan ik niet helpen, hoor. Sjouk is een lief meisje. We houden van elkaar en we hebben ons verloofd". Piet ziet wel In, dat met Bertus op dit pimt niet te praten valt. „Je felicleert me niet eens", zegt Ber tus iets later. Er klinkt spijt in zijn stem. Hij heeft met Piet gepraat, omdat er toch één moest zijn, tot wie hfl spre ken kon van zijn geheim en zijn geluk. „'k Had liever gezien, dat je een ge lovig meisje genomen had. Dat was voor jou ook heel wat beter geweest. Ik vrees, dat je nu helemaal afdwaalt". Bertus geeft geen antwoord. Op dat chapitre moet men niet bij hem aanko men. Ze kunnen veel van hem gedaan krij gen, maar ze moeten hem niet dwingen tot dingen, waarin hij geen lust heeft. Ietwat gramstorig wendt hij zich om, om. te gaan slapen. Maar hij is zo ver vuld van zijn geluk, dat de slaap niet spoedig komt. De volgende morgen haast hij zich naar de zaak, waar hij Lemaire reeds op het kantoor vindt. Die doet net, alsof Sjouk nog niets heeft verteld en spreekt over het werk van die dag. Dan komt Bertus schoorvoetend met zijn verzoek voor de dag. Geveinsd ver wonderd kijkt Lemaire hem aan. ,,Dat is me ook wat op mijn nuchtere maag! Kon dat niet anders?" Tja, het kon wel anders misschien. Maar Sjouk gaat nu naar Den Haag straks en... nou ja, hij houdt van haar, hij zou graag zien... „Hoor eens, Bertus, je vraagt mij niet maar Sjouk, als ik het goed begrepen heb. Dus je moet bij haar zijn, niet? Nu kan ik haar wel vragen, jou te ont vangen, maar over een paar uur gaat zij, zoals je weet, voor ik-weet-nlet hoe lang naar Den Haag. Je komt er wel mee op het laatste nippertje, zeg!" Lemaire's ogen twinkelen. Bertus merkt het niet. „Ik heb Sjouk gisteravond al gespro ken. Wij zijn het eens, maar..." „Ha, ha, staan de zaken zo? Als het vijfde rad aan de wagen wordt de va der gevraagd, of die het goed vindt. En als Ik er nu niet mee akkoord ga?" „Ik hoop, dat U dat wel doet, want we houden van elkaar, al heel lang......" Lemaire schudt het hoofd, ,'t Is een rare bedoening, hoor. Weet je wat, loop mee naar binnen, zou ik zeggen. De jon gedame is al present. Dan kunnen we even praten. Dat gaat zó maar niet. Ik heb toch zeker ook 'n stem in 't kapit tel?" Nu gaat Bertus,hoofdzakeliJk,omdat de stem van Lemaire opgewekt klinkt, inzien, dat die hem in spanning wil hou den, maar zijn antwoord, een toestem mend, al lang gereed heeft. Hij begint te lachen. En dan doet Lemaire dat ook. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1957 | | pagina 3