iiiynDEn-iiiEuws
balm
Rede van de heer A. Vlasblom (S.G.P.)
ONS VOLK"
Kerkgeschiedenis
van Den Bommel
rtus Laanveld
2de blad
Vrijdag 8 februari 1957
No. 2571
UIÏHtï
VOOR HET BETERE FOTOWERK
in één nacht
Uw handen
gaaf en zacht
Kind erhoekj e
Prov, Staten van Zuid-Holland
Kopen op afbetaling
Indonesië, de gordel van smaragd
Revolutie in Indonesië en in
Busland Ambon en de Ambon-
nezen De brochure van prof.
mr. Gerbrandy
Het is niet onze gewoonte het venster
te openen naar de zijde „Buitenland".
Wij hebben binnenslands voldoende stof
tot overwegren en leren en dan blijjft er
voor 't buitenland niet veel ruimte meer
over. Onder 't buitenland moeten wij
sedert december 1949 ook Indië rekenen
thans Indonesië geheten. Ge kunt er
echter maar niet los van komen. Wtj
hebben er zoveel goed werk gedaan, 't
Was een gordel van smaragd. Nu is het
er een revolutionaire bende, zoals te
voorspellen was. Maar 't gaat je als
Nederlander toch aan het hart. Ook zit
ten er miljoenen nederlands geld in de
cultures. En dat schone eilandenrijk is
zo ver weg en wij zijn er uitgerangeerd.
In 1917 kwam in Rusland de revolutie
op; er waren bolsjewiki en mensjewiki.
Weet U het nog Men kan dit jaar het
40 jarig jubileum vieren. Dan moeten
de russen maar niet denken aan de tal
loze doden... aan al het leed en de tra
nen! Welnu, heel wat nederlanders had
den hun geld geheel of voor een groot
deel in russische effecten belegd, russi-
sche sporen b.v. Toen kwamen de com
munisten aan het roer en zq gaven een
schrap door al die schulden, zij erkenden
geen effectenschuld. Daardoor is menig
gezin tot de bedelstaf gebracht. Te
sterk uitgedrukt? Voor de oude mensen
die hun kapitaaltje zagen wegzinken
was het de genadeslag, zij werden de
„nieuwe armen" genoemd. Over de be
weegredenen om toen zijn geld aan rus
land te lenen spreken wij nu niet; het
feit ligt er.
Zal het met Indonesië ook zo gaan?
Naar mijn persoonlijke mening is dit al
weer een van de vele gevaren en nadelen
die ons land bedreigen en die de tijden
zo somber maken. De Heere kan het
verhoeden, maar er staan m.i. vele moei
lijkheden vlak voor de deur van Neder
land. Dan ziet een volk naar zijn rege
ring op, maar die kenmerkt zich ook al
niet door een fors beleid. En het volk
zelf leeft in een roes, is als de kinderen
die op straat spelen; die dragen ge
lukkig geen vraagstukken mee. In
zulke bewogen tijden hebben'wrij flinke
staatslieden nodig, bekwame, ernstige
mensen. Die zijn al heel dun ge
zaaid; wij lopen meest maar achter de
feiten aan. 1957 zal ons nog heel wat
te zien geven.
Waar niet is verliest de keizer zijn
recht. Dat zegt het spreekwoord. Maar
de oude notaris maakte mfl er op at
tent, dat dat recht in zulk een geval
juist het enige is dat de keizer over
houdt. Ja 't is waar. Het recht kan ver
drongen worden, maar het blijft om ge
hoor roepen.
Wij hebben nu al enkele jaren de
kwestie-Ambon. In enkele kampen heb
ben wij de Ambonnezenfamilies gehuis
vest, nadat nederland niet geneigd was
de demobiliserende ambonezen, die altijd
trouw voor nederland hadden gevochten
tegen de japanners, naar Ambon terug
te laten gaan. Zij eisen zelfstandigheid
in Ambon. De regering acht dat niet
mogelijk, tenzij men er een oorlog om
riskeert. Aan deze zaak is weer nieuwe
aandacht geschonken door een pittige
brochure van het A.R.-Kamerlid en oud-
minister te Londen, prof. mr. P. S. Ger
brandy. Daar aan moet een artikeltje
gewijd worden.
Besluiten wij thans met de erkenning,
dat de houding van de ambonezen in het
kamp te West-Kapelle op Walcheren,
zeer onbehoorlijk is. Men wil niet werken
wil ook geen steun van de regering ont
vangen, weigert de kinderen melk, die
gebracht wordt, te geven en zo al meer.
Dat is een hopeloos verzet. Met geweld
zal daar verandering in gebracht moeten
worden. De burgemeester van West-Ka
pelle meent te weten, dat zij met geld
gesteund en gestijfd worden door de
Stichting „door de eeuvren trouw", die
voor het recht der ambonezen opkomt.
Is dat vermoeden juist, dan kan ik dat
niet prijzen. Men kan volkomen zijn
recht behouden, maar op zeker moment
het niet tot gelding kunnen brengen,
door wiens schuld dan ook. Maar dan
mag niemand recalcitrant zön, hoeveel
onrecht er ook in 't verleden ligt.
Wij zullen echter uit prof. Gerbrandy's
brochure iets mededelen. Hem ligt het
recht van Ambon zwaar op het hart. En
vele rechtsgeleerden mt en buiten de
antirev. kring stencunen met hem in.
De schrijver was door het Ant. rev.
partyblad Nederl. Gedachten om een ar
tikel over Ambon gevraagd. Toen hij het
artikel inzond werd het geweigerd om
dat het te lang was en omdat de redac
tie het er niet mede eens was. Daarom
Het prof. Gerbrandy het nu als brochure
by Kok in Kampen verschonen.
Waarnemer.
Beste jongens en meisjes!
Hier zijn we dan weer met ons we
kelijks „hoekje". Deze week komt er
een raadsel, dat werd ingezonden door
Wim en Nelie Muye, Den Haag.
FEBRUARI-RAADSEL 2
Het geheel bestaat uit 28 letters en
vormt een tekst uit Matth. 3. Al de vra
gen zijn te vinden in het genoemde Bij
belboek.
1 En in die dagen kwam Johannes
de Doper, predikende in de 23, 24,
15, 4, 20, 25.
2 Hij predikte de 16, 17, 18, 19 der
bekering tot vergeving der zonden.
3 Hij was bekleed met kemelshaar
en met een lederen 14, 6, 25, 26,
27, e, om zijn lendenen.
4 En hij zeide: Na 1, 2 komt die ster
ker Is dan ik, wien ik niet 23, 11,
11, 25, 7, 8, 9 ben, nederbukkende,
de riem zijner schoenen 21, 22 ont
binden.
5 En zij werden van Hem gedoopt in
de Jordaan, belijdende hunne zon
den. Toen kwam Jezus van Gali-
lea naar de Jordaan om 10, 11, 12
hem gedoopt te worden.
6 Doch Johannes weigerde Hem zeer.
Maar Jezus antwoordende, zeide
tot hem: Laat 12, 13 af, want aldus
betaamt ons alle gerechtigheid te
vervullen.
7 Hij moet wassen en ik moet 1, 3,
28, 7, 22, 25 worden.
CORRESPONDENTIE.
Deze week begin ik met twee nieuwe
lingen;
To V. d. M., Dirksland. Hartelijk wel
kom. To! Misschien ben je het al eer
der van plan geweest om mee te gaan
doen, maar het kwam er maar niet van.
Nu sta je dan in de krant en ik hoop
van nog vele keren. Heb je de oplossin
gen goed bekeken? Dan zal je wel ge
zien hebben hoe het moest. De einduit
komst was goed.
Hannie de B., Ouddorp. Ook hartelijk
welkom, Hannie! Wij kennen elkander
al, nietwaar? Dat kunnen niet veel
nichtjes en neefjes zeggen, hoor! Ja, jij
schrijft heel anders dan EUy. Dat vind
je mooier? Duidelijker is dat van je
oudere zus, vind je niet? Knap, dat je
de raadsels haast helemaal alleen hebt
opgelost!
Jaap en Leen Af., Dordrecht. Einde
lijk gaat het er dan toch van komen:
In L. horen jullie nu toch thuis, niet
waar? Ik denk dat allen wel blij zijn.
Het nieuwe adres is nog al bekend. Ja,
op school zal het wel verandering ge
ven; dat is in het begin wel lastig, maar
daar moeten jullie doorheen. Roep niet
te hard van „geen winter meer", want
in februari kan er nog een heel strenge
winter komen opzetten.
Hans D., Barendrecht. Best hoor, dat
je nog mee doet. Te oud ben je niet
gauw. Ik heb van beide sterfgevallen
gelezen. Ja, als het onze familie betreft,
dan spreekt het meer tot ons. Het nieu
we jaar is nog maar enkele weken be
gonnen en er zijn op vele plaatsen weer
al gezinnen en families in rouw gedom
peld. Wij krijgen waarschuwende stem
men genoeg; als ze ons maar eens aan
spraken!
EUy de B., Ouddorp. Leuk, dat ik jul
lie allebei nu heb! Dat was een pret
tige verjaardag, met die cadeaus. Zo'n
zangkaft heb ik óók nog nodig, dus je
ziet wel dat je die lange tijd kunt ge
bruiken. Je roept zo hard „dadg", dat ik
het haast uit Ouddorp zou horen!
Arie N., Middelhamis. Wat is groot
moeder oud geworden! En wat heeft ze
veel jaren van een goede gezondheid
mogen genieten! Maar tochhet ein
de is gekomen en voor jullie is het ver
lies er. Wij kunnen ze niet missen, hé?
Je broer is deze week vertrokken, niet
waar? Zag hij er niet tegen op?
Gerrit v. d. B., Den Bommel. IJspret
is er nog niet geweest voor je, hè? Toch
kan dat nog heel goed, hoor! Dat je
ook samen werkte met de organist van
de kerk, wist ik niet. Waarom schaffen
ze geen elektro-motor aan? Hoe ging
het bij de nieuwe dominee?
Jaantje v. d. S., Herkingen. Nog har
telijk gefeliciteerd met je verjaardag, al
is het een week geleden. Is het gezel
lig geweest? Wat een verschil met het
vorige jaar op je verjaardag, hè? Toen
was het ongeveer twintig graden kou
der. Nu heb je geen schaatsen kunnen
gebruiken.
Adri V. d. B., Den Bommel. Je album
is zodoende al een heel eind gevuld. Uit
Meerkerk kwam er wel een bladzij bij,
denk ik. Waren er mooie bij? Had je in
M. willen blijven? Het is nu weer al
vier jaar geleden; kun je je dat voor
stellen?
Kees V. d. W., Ooltgensplaat. Dat was
toch dom van Daan, want het had heel
wat erger kunnen aflopen. Of was het
geen opzet? Zit jij bij de nieuwe mees
ter? Hoe gaat het?
Jan L., Nieuwe Tonge. Ja, dat is al
een poosje geleden. Jan. Al is je werk
niet allemaal af, dan moet je toch maar
inzenden. Niet iedereen heeft alles. De
namen Willibrord en Willebrord wor
den allebei gebruikt, dus was dat niet
fout. In Westkapelle heten nu nog men
sen Willeboordse naar de evangeliepre
diker.
Kees J., Middelhamis. Je hebt dus de
vertelling van Wim wel met aandacht
gelezen! Jij kan wel zeggen of hij alles
naar waarheid heeft geschreven. Dat
het er mooi is, kan ik me voorstellen.
Gelukkig, dat jullie toch liever in M.
wonen, hè?
Aria V., Middelhamis. Dat zal Gerda
wel leuk gevonden hebben! Waren de
raadsels echte fijne, zoals je schreef?
Dat doet me genoegen; dat wordt niet
altijd gezegd, hoor! Er zijn kinderen,
die ze erg moeilijk vonden! Enkele van
die boeken ken ik wel. Dat schaatsen
zal wellicht nog wel komen; de winter
is nog niet voorbij.
Allemaal de hartelijke groeten van
OOM KO.
II
Heeft het vorige jaar voor de S.G.P.
dhr. H. van Rossimi het woord gevoerd
bij de behandeling van de begroting,
thans voerde dhr. A. Vlasblom van
Delft het woord, uit wiens rede wq thans
het een en ander voor onze lezers aan
stippen.
Spr. begon, er op te wijzen, dat hij
namens ons volk wenste te spreken dat
in overeenstemming is en moet zijn met
onze landsgeboorte.
Dit was naar aanleiding van een op
merking die door een der C.H. leden van
het College was gedaan, dat hij steeds
sprak van „ons volk", terwijl dit in feite
maar een kleine fractie daarvan was.
Aan de hand van een verkiezingsblad
„Binding", dat btj de verkiezing door de
C.H. Unie was uitgegeven, wees spre
ker er op, dat ook daar was geschreven
en gesproken over ons volk en dat ge
heel ons volk zich moest onderwerpen
aan Gods Woord.
Welnu daarbtj sloot de spreker zich
aan, maar wenste dit dan ook ten uit
voer te zien gebracht in het college van
G.S. Deze gedachte moet worden gere
aliseerd en de S.G.P. wil die poging
gaarne steunen, om die gedachte nader
uit te werken.
In een opbouwende rede werd be
toogd, dat op dit standpimt velen in ons
land hebben gestaan, wat met een keur
van citaten werd aangetoond.
Dat met name de voornamen, van hen
die ons thans tegenstaan, destijds een
geheel ander geluid hebben doen horen,
doch waarbij de S.G.P. zich kan aan
sluiten. Mannen als Hoedemaker, Groen,
Keuchenius en zovele anderen.
Groen sprak van ons Nederlandse volk
en hij protesteerde steeds er tegen dat
men ons volk een beginsel opdrong, dat
met de oorsprong van Nederland in
strfld was. Wij hebben, zegt'Groen, altijd
rekening te houden met het historisch
gewordene, met onze oorsprong, welke
hgt in de Reformatie. Dat is het begin
sel onzer kracht geweest, wtf zijn voort
gekomen uit het Geneve van Calvin.
En nu Is het het Calvinisme, het Pu
ritanisme geweest, dat in zijn onvoor
waardelijke onderwerping aan het
Woord des Heeren daarin zijn kracht
vond voor haar strijd. Daarom wil de
S.G.P. die 'n eigen beginsel bekleed in
aansluiting met die der Vaderen, dit
standpunt nooit loslaten door er anders
geen grond over blijft om als partij te
blijven bestaan.
Met dr. Hoedemaker was hij er van
overtuigd, uit wiens geschriften werd
geciteerd, dat er in Nederland, naast de
andere Óhr. partijen een plaats over
blijft voor een partij, dat handhaaft art.
36 van onze Nederlandse geloofsbelfl-
denis, maar dan op zijn Dordtsch. Prin
cipieel stelde hij, evenals dr. Hoedema
ker aan de orde, op staatkundig gebied
dat heel ons volk, als een eenheid, zich
boog voor het Woord des Heeren.
Niet zonder rede was er derhalve door
hem gesproken van „ons volk", zoals hij
het zag en gezien moest worden en dat
derhalve een grondslag moet worden ge
legd, dat een steun vindt bij de helft
plus één maar in de H. Schrift.
Toen dit beginsel werd gehandhaafd,
ging het ons volk goed.
Daarom Is dit de preliminaire kwestie
die altijd aan de orde moet blijven ge
steld, handhaving van de belijdenis, op
de manier van Dordt. En zolang wij het
daarover niet eens z^jn, kunnen wij niet
gaan zitten aan dezelfde tafel.
Toch kan een kleine partij sterk zijn,
omdat in kerk en school en maatschap-
pij die beginselen vatbaar zijn, die rust
en vrede brengen in het hart, en tot heil
zijn voor ons volk. Maar dan moeten
wtj onverzwakt handhaven die beginse
len, die daaraan ten grondslag leggen,
welke gelden voor iedere Overheid. Niet
het standpunt huldigen, dat in onze da
gen weer opgeld is gaan doen, en nader
is beUcht, dat de Decaloog, de wet der
tien geboden, voor ons volk niet geldt,
omdat wrig niet persoonlijk niet uit Egjrp-
te uitgeleid zijn. Och, och, wat een so-
phisme. Maar dan verdienen zij het zelf
de verwijt dat ds. v. d. Kemp in zijn
Catechismus de wetsbestrijders toevoegt
waarbfl zij worden ingedeeld, ds. v. d.
Kemp zegt, dat het grote dwaasheid is
van hen, om te besluiten, dat de wet van
Mozes ons niet aangaat, daar toch die
wet, die uit Gods Opperwezen, dat Hij
de JEHOVA is, vloeit
Geciteerd werd, wat dr. Kuijper en
dr. Bavinck hebben neergeschreven, te
dien aanzien en tevens vastgesteld, dat
voor alle tijden en alle volken die Deca
loog geldende is.
Vastgesteld werd, dat het Gods eer
te na komen zou, indien men nu stellen
zou, dat God Zijn wil niet zo duidelijk
had bekend gemaakt, dat zijn denares-
se de Overheid, in de zaken, die haar
regarderen, diens wil uit Zijn Woord en
Wet zou kunnen te weten komen.
Subsidies
De begroting spreekt van een reeks
ingewikkelde verschijnselen, waarop na
der een antwoord zal worden gegeven.
Door G.S. zijn richtlijnen vastgesteld ten
aanzien van de subsidies, die worden
verstrekt. Reeds voor de oorlog was
door dhr. A. J. Kersten daarop aange
drongen en spr. heeft G.S. steeds daar
op gewezen. Eindelijk zijn zij gekomen
en nu moet spreker zeggen, dat deze
richtlijnen hem teleurstellen. Met name
worden die punten genoemd, die voor
ons onaannemelijk zijn. Stukken, die niet
behoren tot de taak van de overheid,
zoals toneel, ballet, muziek, orkesten,
cultuurverheerlöklng, kampeerraad,
openbare leeszalen, jeugdherbergen, enz.
Reeds heeft spr. in den brede voorheen
hierbfl stilgestaan en het ontoelaatbare
aangetoond en gewezen daarop, dat dit
dingen zijn, die ons volk niet zullen ver
hogen, doch haar op doet gaan in de
ijdele dingen van deze wereld.
De vraag is gesteld, moeten onze
mensen daarvoor hun zuurverdiende pen
ningen opbrengen aan belastingen, om
die met name op den Dag des Heeren
te zien doorgebracht. Is dit geen aan
klacht tegen deze Overheid. G.S. zullen
dit nooit kunnen verantwoorden. Zij
heeft in deze een roeping. Groter waar
den zijn er in het menselijk leven, nood
zakelijker dan al deze dingen. Wij moeten
iedere aanraking met deze wereld die
in het boze hgt, vermijden, om des be
ginselen wil.
En dan zijn wij niet dopersch, wel
Dordtsch, dat bewijst onze aanwezigheid
op deze plaats. Heilloos wordt dit pad
genoemd, om alles wat zich om steun
aanbied te gaan steunen, zonder te vra
gen, of dit in overeenstemming is met
Gods Woord, en in het belang der Pro
vincie. Veelal zijn het voordrachten, on
derwerpen en zaken, waarbij Gods Dag
VAEIA
De kerkbouw en zijn voorbereidingen
vormen een afgerond hoofdstuk. Nu krq-
gen wij weer allerlei gegevens die wq
maar Varia noemen.
Over het jaar 1654 is er een uitvoerige
rekening en dat wel voor het eerst. Het
blijkt, dat hij het H. Avondmaal dan ge
middeld 24.wordt gecollecteerd. Het
sacrament stond in ere en de deelname
was zeer bevredigend. Er was geloof en
vrgmoedigheid.
De doden werden in de kerk begraven.
De kosten waren 6.voor volwasse
nen en 3.voor kinderen. Toen de
ruimte te klein werd, ging men een
kerkhof aanleggen. Het begraven werd
gezien als een kerkelijke aangelegen
heid. De Staten van Holland bepaalden
omstreeks 1786 dat men niet meer in
de kerkgebouwen begraven mocht. De
graven die er waren werden gesloten
verklaard. Onder invloed der Franse re
volutie kwam hierin grondige verande
ring. Huwelijk, begrafenis, onderwijs
enz. werden als burgerlijke aangelegen
heden beschouwd. Zo kwam er een wet
op de begraafplaatsen anno 1 januari
1829, waarbij bepaald werd, dat de be-
graafrechten aan de burgerlijke plaatse
lijke overheid vervielen. Echter tegen
schadeloosstelling. Later zullen wij zien
hoe het hier gegaan is. Voor het gebruik
van het kerkedoodkleed betaalde men
1.—.
Om het H. Avondmaal aan te richten
was er ook het benodigde materiaal aan
te schaffen, hetgeen 13.kostte.
Was er een grote som geld nodig, dan
kon men op het dorp nog niet terecht.
(Boerenleenbanken zijn van later da
tum) dan reisde men naar de stad. Daar
waren wisselbanken, zo genoemd naar de
ontzaglijk veel soorten geld, die in om
loop waren. De gulden was vrijwel al
gemeen, doch bijna elke provincie had
zijn eigen munten. Oortjes, penningen,
duiten, stuivers, stoters, zesthalven,
schellingen, daalders, kronen, reyers, du-
caten enz. Dit duurde tot 1820. Bankpa-
pier was er ook nog niet, zodat men ge
regeld zat met een zware buidel geld in
de kerkelijke kassen. Kwajongens be
snoeiden de grote stukken geld door er
een brok rand af te snijden en die schil
fers op te smelten, ten einde daar weer
geld van te maken. Vandaar dat als het
al te bar werd de kerkeraad er eens
genoegen meenam en btj betaling van
een grote som het geld liet wegen. Dan
ontbrak er wel eens een aantal ducaten
aan. Een ducaat is f 3.50.
Onder de oude munten waren er ook
kerkhalfblanken. Daarbij nog zorenode-
len. Dit geld werd betaald als een soort
polderbelasting. De polderkamer heette
de Radout. Zij diende bij uitermate hoog
water tot toevluchtsoord. De kerk moest
dat gebouw onderhouden, gelijk ook
blijkt uit de rekening: Aan kalck van
een fries schip op den Bommel voor de
Radout, 16 en 10 stuivers.
Ook sloot men nog een lening van
1000.bij joffrou Praem, die met
8%% genoegen nam. Ons dunkt zo kan
het wel. Ttjdens de geldinzameling voor
de kerkbouw zond de kerkeraad ver
zoekschriften rond in bladkoper door
heel de classis heen. Dit lijkt mfl uiter
mate deftig. Het oortje was de kleinste
mimt, veel minder waard dan de oude
halve cent. Welnu, oortjesgeld was een
soort belasting, die de kerk gerechtigd
was te heffen. De predikant deed eens
verantwoording, dat hij 15.had uit
gegeven aan passanten (bedelaars) uit
de oortjespot, „daertoe van de Staten
geordineert".
Om de kerk heen werd een kerkhof
aangelegd met brugje en hekwerk, dat
17.85 kostte. Ook legde de kerk beslag
op het visrecht, gelflk het oude plaatje
van Den Bommel vermeldt:
Het dorp waarop uw oog hier staart
Is om zijn visserq vermaard.
Over de loonstandaard valt ook iets
te zeggen. Twee metselaars verdienen in
twee weken S6.83en een timmerman in
een week 9.60. Zy dronken gratis bier
welke rekening tijdens de bouw 200.
beliep. Koffie en thee waren nog min
of meer onbekende dranken. Toen ds.
van der Poel overleden was bleef de we
duwe hier nog enige jaren en heeft in
1654 eigenhandig de rekening onderte
kend met Elizabeth van der Poel.
De dijkgraaf had 1000.aan de
kerk geleend. In 1649 werd 400.af
gelost. Om de resterende 600,te
kwijten riep men de oude en nieuwe
kerkeraad bijeen. Alle tien personen
schoten 60.voor en wel met dien
verstande, dat ieder het gaf ten name
van zijn kind met naam vermeld. De
kerk mocht het bedrag te allen tijde af
lossen, doch stierf het kind, dan was de
kerk vrü, bleef de kerk ingebreke, dan
moest zolang het kind leefde en de
schuld niet afgelost was, de kerk een
rente geven van 10%. In de loop der
jaren is alles afgelost.
Met de rentestandaard wist men wel
raad. Het was geen peulschilletje. Daar
om ging de kerk over tot aflossing van
de schuld aan de goede juffrouw Praem,
die bijna 9% kreeg. De kerk leende nu
tegen de nog hoge rentevoet van 6%.
Daar de kassen nog niet gescheiden wa
ren hielp de diaconie de kerk in de ja
ren 1649-'53 met 540.Voorzeker
een mooi bedrag en dat zonder veel om
haal met kerkelijke bepalingen. De ge
meente was vrö hierin. Een boek met
jaarrekeningen van de diaconie is er niet
De inkomsten werden per jaar vermeld
in het notulenboek. Ook onderhield de
kerk de dorpswegen, die in deze jaren
250.vergden. In die tijd is de Voor
straat werkelflk belegd met stenen,
waartoe de overheid een subsidie gaf.
Langzamerhand kwam er meer model
in de notulen. Er staat niet veel meer
in dan jaarverslag van de rekening, ver
kiezing en aanstelling van een kerk
meester.
Deze kerkmeester was de boekhouder. In
1656 treedt als zodanig op Jacob Jacobse
Mooyaart, een oude Bommelse naam.
Het boekjaar was toen nog niet een ka
lenderjaar. Men deed afrekening nu
eens per 10 maanden, ook over 14 of
16 maanden. Zo krap namen ze het niet,
maar vergaderden als men lust en tijd
had. De kerkmeester was nu geen ou
derling ot diaken, maar woonde wel de
vergadering bfl als hfl daartoe nodig
was. Hij droeg op last van de kerke
raad de zorg voor de stoffelijke belan
gen. Zo b.v. 7 oktober 1657, waar Jan
Arendse Pover, diaken, toegestaan werd
een graf te hebben voor zijn overleden
vrouw in de tuin van de kerk, links van
de kansel aan de zuidzijde voor 30.
terwijl hijzelf daarbij begraven mocht
worden, mits terstond na zijn overlijden
100.aan de kerk werd betaald.
Maarssen. Ds. G. v. d. Zee
(Wordt vervolgd)
is gemoeid, waarbij de beginselen In het
gedrang raken. Ondanks de voorlichting
door G.S. gegeven, varen wfl nog in de
mist, en komen er op deze vsrijze nooit
uit.
Rapporten en commentaren op het af
betalingssysteem zijn niet van de lucht.
Dezer dagen werd zelfs nog weer een
gloednieuwe commissie ingesteld, die op
de commentaren weer nieuw commen
taar moet geven.
Het boekje Kopen op afbetaling" van
het Gezins-BegTotings-Instituut tapt
echter uit het vaatje Aet algemene be
schouwingen. Dit boekje is een gesprek
van mens tot mens; vooral tot de mens
die voor de vraag staat, zal ik dit of
dat op afbetaling kopen of niet? Die
vraag is in zijn algemeenheid niet zon
der meer te beantwoorden. Het ant
woord hangt af van de individuele om
standigheden. Men zal tot een juister
antwoord komen, naar mate men zich
eerst eens rustig op die omstandigheden
bezint en over de consequenties nadenkt
Dan zal men in de meest letterlijke zin
niet meer tot „onbezonnen" aanschaf
fingen overgaan. Daarom ia het in dit
boekje te doen. Want het zijn vooral on
bezonnen aankopen, waarvan de gevol
gen vaak lange tijd als een loden last
op het gezin drukken. Afbetaling is nu
eenmaal een muisje met een staartje,
zoals Dick de Wilde in het omslag tot
uiting brengt. Het gesprek in dit boekje
wordt gevoerd door mevr. E. J. Wilzen-
Bruins.
Het boekje is 15 cent plaatselijk ver
krijgbaar bij de spaarbanken, boeren
leenbanken en commissies voor huishou
delijke en gezinsvoorlichting; landelijk
bij de Rijkspostspaarbank In Amsterdam
OF EOANOES-KmWfS
VERVOLGVERHAAL
DE VROUW VAN
door HERMAN NOORMAN
(11)
„En je hebt toch zeker „neen" gezegd
Sjouk?"
^„Ik... ik heb „ja" gezegd" antwoordt
öjouk bedremmeld.
Dan barst Lemaire in een lachbui los.
En zijn vrouw lacht even hard mee.
„'t Is in orde, hoor, kind. Vader kletst
maar wat. We hebben het al lang zien
aankomen. Het verbaasde ons, dat Ber-
tus nog niet gepraat heeft met jou. Je
houdt van hem?"
Sjoukje knikt sprakeloos en zegt dan:
„Bertus dacht: de zoon van een landar
beider..."
„Nu wat zou dat?" stuift Lemaire op,
"Is hij daarom soms minder? Een or
dentelijk gezin, dat van Jelle Laanveld.
Niets op aan te merken. Op Bertus ook
niet. Ieder vader mocht zo'n schoonzoon
Krijgen..Jammer, dat hij niet meegeko
men is. Konden we een glas op drinken.
Dan maar, als je eens uit Den Haag
komt overwaaien".
„'k Heb niks geen zin meer om naar
Den Haag te gaan", zegt Sjouk.
„Ha, wat heeft zq het te pakken.
moeder! Maar dat gaat toch door, Sjouk.
Het is goed voor je. Zo eens in de maand
kom je dan een paar dagen over. En
Bertus kan jou ook weleens opzoeken.
Dat bepraten we morgen wel. Wel, wel,
die Bertus! Heb ik in eens een goede
opvolger in de zaak".
De wereld gelukkig, stevent Bertus
terug naar huis. Hij is daar door het
dolle heen, zodat moeder verbaasd op
kijkt. Jelle is al naar bed.
„Waarom ben je niet naar Arnhem
gegaan?" vraagt zij. „Moest dat voor
de zaak?"
„Dat kon ook morgen wel" antwoordt
Bertus. „Ik had niet veel trek".
„Kom je dan nu vaii Lemaire af? Je
bent laat".
„'t Is laat, zonder dat je er erg in
hebt", meent Bertus die nog niet praten
wil, alvorens zekerheid van de Lemaires
te hebben, HiJ heeft met Sjouk afgespro
ken, dat hfl morgen met haar vader en
moeder praten zal niet vermoedend, dat
Sjouk de weg voor hem effenen zou.
Daarvan heeft ze niets gezegd.
Piet komt binnen. Die is sinds zfln
diensttijd nog forser en breder gewor
den, een kerel als een boom, veel groter
dan zijn vader. Aan 'n meisje dacht hij
nog niet blijkbaar, althans ze merken er
niets van. Het is heel wat waard, dat
moeder Liaanveld er zo'n jongen bi) heeft
die voor zijn doen aardig wat inbrengt.
Hö geeft alles af, wat Bertus vast niet
doet, naar zü'nu wel weet. Die verdient
meer bij Lemaire dan hij zegt. Overi
gens hij betaalt behoorlijk, meer dan
Piet verdient. Materieel is het niet min
der geworden bij de Laanvelds. AUeen...
Bertus moest niet zo onverschillig ziJn.
Er ziJn zondagen, dat hij niet in de kerk
komt de laatste tijd.
„Ik ga naar bed", zegt Plet, Bertus
denkt er ook zo over. Dus stevenen de
beide broers naar de zolder, waar zij
nog steeds slapen.
,,Ik heb je wat te vertellen", zegt Ber
tus, terwijl zij zich ontkleden. „Maar
spreek er met niemand nog over, want
ik moet morgen eerst zekerheid hebben.
Het komt wel In orde denk Ik, maar je
kunt toch niet weten..."
De toon, waarop hij spreekt, overtuigt
Piet ervan, dat er iets bijzonders is dit
keer. Bertus kan wel eens meer zwam
men over onderwerpen, die Piet niet in
het minst interesseren. Maar nu...
„Hc heb me vanavond verloofd".
„Hè", merkt Piet stom verwonderd op.
„Ik wist niet, dat jij... Een meisje In
Arnhem?"
„Neen, hier in het dorp. Met Sjouk..."
„Wat!" roept Plet.
„St, st. De muren hebben oren. 't Is zo
Vanavond. Vóór ziJ naar Den Haag ging
wilde ik zekerheid van haar hebben. Ik
dacht het wel, we kennen mekaar al
Zjp lang".
„Doe je dat om de zaak van Lemaire
of om Sjouk?," vraagt Piet dan opeens
heel scherp.
„Om Sjouk. Ik houd al jaren van
haar. Maar ik was bang: de zoon van
een landarbeider en zfl zijn toch geze
ten burgers enfin ik zag er tegen op.
Maar dat was helemaal verkeerd gezien
We hebben ons verloofd. Morgen praat
ik met Lemaire en dan hoor je er wel
nader van".
„Lemaire zal geen bezwaar hebben.
Hij is een eenvoudige vent en hij mag
jou wel, d^t weten we allemaal Maar
het spijt me toch, dat het Sjouk Is..."
„Wat heb jfl tegen Sjouk?" vraagt
Bertus, nijdig wordend.
„Niets man. Zij Is een lief meisje.
Moeder mag haar ook graag. En vader
ook wel. Ma.ar... zij Is ongelovig. Hoe
kon je dat toch doen, Bert?"
„We houden veel van elkaar, dat is
voldoende", meent Bertus, die nog niet
zover heeft doorgedacht. Waarom zal
hij dat doen De kerk heeft bij hem ook
niet een centrale plaats.
„Dat is niet voldoende. Jij bent een
gedoopte. Je moet straks belijdenis doen
tenminste, als..."
„Wat, als...?"
„Als je daar tenminste behoefte aan
hebt. Soms denk ik, dat het jou niet kan
schelen. Maar dat is toch niet goed,
Bertus. Jongen, jij moet beter weten".
„Ach, ga nou niet preken. Ik ben niet
zoals jullie, dat is waar. Kan ik niet
helpen, hoor. Sjouk is een lief meisje.
We houden van elkaar en we hebben ons
verloofd".
Piet ziet wel In, dat met Bertus op dit
pimt niet te praten valt.
„Je felicleert me niet eens", zegt Ber
tus iets later. Er klinkt spijt in zijn
stem. Hij heeft met Piet gepraat, omdat
er toch één moest zijn, tot wie hfl spre
ken kon van zijn geheim en zijn geluk.
„'k Had liever gezien, dat je een ge
lovig meisje genomen had. Dat was voor
jou ook heel wat beter geweest. Ik
vrees, dat je nu helemaal afdwaalt".
Bertus geeft geen antwoord. Op dat
chapitre moet men niet bij hem aanko
men.
Ze kunnen veel van hem gedaan krij
gen, maar ze moeten hem niet dwingen
tot dingen, waarin hij geen lust heeft.
Ietwat gramstorig wendt hij zich om,
om. te gaan slapen. Maar hij is zo ver
vuld van zijn geluk, dat de slaap niet
spoedig komt.
De volgende morgen haast hij zich
naar de zaak, waar hij Lemaire reeds op
het kantoor vindt. Die doet net, alsof
Sjouk nog niets heeft verteld en spreekt
over het werk van die dag.
Dan komt Bertus schoorvoetend met
zijn verzoek voor de dag. Geveinsd ver
wonderd kijkt Lemaire hem aan.
,,Dat is me ook wat op mijn nuchtere
maag! Kon dat niet anders?"
Tja, het kon wel anders misschien.
Maar Sjouk gaat nu naar Den Haag
straks en... nou ja, hij houdt van haar,
hij zou graag zien...
„Hoor eens, Bertus, je vraagt mij niet
maar Sjouk, als ik het goed begrepen
heb. Dus je moet bij haar zijn, niet?
Nu kan ik haar wel vragen, jou te ont
vangen, maar over een paar uur gaat
zij, zoals je weet, voor ik-weet-nlet hoe
lang naar Den Haag. Je komt er wel
mee op het laatste nippertje, zeg!"
Lemaire's ogen twinkelen. Bertus merkt
het niet.
„Ik heb Sjouk gisteravond al gespro
ken. Wij zijn het eens, maar..."
„Ha, ha, staan de zaken zo? Als het
vijfde rad aan de wagen wordt de va
der gevraagd, of die het goed vindt. En
als Ik er nu niet mee akkoord ga?"
„Ik hoop, dat U dat wel doet, want
we houden van elkaar, al heel lang......"
Lemaire schudt het hoofd, ,'t Is een
rare bedoening, hoor. Weet je wat, loop
mee naar binnen, zou ik zeggen. De jon
gedame is al present. Dan kunnen we
even praten. Dat gaat zó maar niet. Ik
heb toch zeker ook 'n stem in 't kapit
tel?"
Nu gaat Bertus,hoofdzakeliJk,omdat
de stem van Lemaire opgewekt klinkt,
inzien, dat die hem in spanning wil hou
den, maar zijn antwoord, een toestem
mend, al lang gereed heeft. Hij begint
te lachen. En dan doet Lemaire dat ook.
(Wordt vervolgd)